relatie Gevlucht uit LIEFDE De vlotte, blonde Winny (26) uit Nederland valt in Griekenland als een blok voor de zorgzame Tunesische Nizar (31). Na hun huwelijk vertrekken ze naar Tunesië, waar op dat moment juist de revolutie uitbreekt en de kogels hun om de oren vliegen. Dat is pas het begin van hun ongelooflijke verhaal… Tekst: V Carry Dirkx - Fotografie: ier jaar geleden ging ik samen met mijn vader op vakantie naar Kos, in Griekenland. Ik had problemen met mijn ex-vriend. Hij liet me niet met rust: hij stuurde sms’jes en belde me voortdurend. De ene keer om me uit te schelden, de keer daarop smeekte hij me om bij hem terug te komen. Om een beetje tot rust te komen, nam mijn vader me mee op vakantie. In ons hotel leerde ik een Nederlands meisje kennen dat daar in de animatie werkte. Ik vroeg haar of ik er ook kon komen werken, want dat leek me wel wat. Dat bleek te kunnen. Na die vakantie begon het gedoe met mijn ex weer: bellen, stalken, sms’en… Ik belde dat meisje op Kos en vroeg of er echt een baan voor me was in het hotel. “Ja”, zei ze. “Kom maar hierheen.” Ik moest weg uit de situatie waar ik in zat. Mijn omgeving was vooral bang dat ik mijn ex iets zou aandoen, in plaats van andersom. Ik ben voor niemand bang en heb een sterk gevoel voor rechtvaardigheid. Ik laat absoluut niet over me lopen en krabbel nooit terug. Ik heb thuis alles opgezegd en ben naar Kos vertrokken. Het was hard werken in het hotel, voor een karig hongerloontje, maar iedereen 12 Alessio Genovese + RKK was erg vrolijk en mijn werk werd gewaardeerd. Nizar leerde ik vrij snel kennen. Hij werkte ook in de animatie, in een ander hotel. Ik kwam hem een keer tegen op straat, maar pas de tweede keer viel hij me op. Ik dacht: dat is een mooie jongen, die ziet er goed uit! Na een dag of tien op Kos kreeg ik een scooterongeluk. Nizar was toen een van de mensen die voor me zorgden. Een paar dagen na het ongeluk had ik medicijnen nodig en daarvoor moest ik naar het centrum van het dorpje. “Ik loop met je mee”, zei Nizar. Dat ging allemaal met behulp van gebarentaal, want ik sprak nog niet veel Engels. Hij betaalde mijn medicijnen. Dat was niet nodig, maar hij wilde het graag. En hij ging ook mee om een bikini te kopen. Ik zag er niet uit, met mijn grote schaafwonden en verband, maar hij schaamde zich niet en hield mijn hand vast. Hij was heel zorgzaam en dat was bijzonder voor mij. Niemand had ooit voor mij gezorgd - ik zorgde altijd voor anderen. Op dat moment was ik helemaal niet bezig met een relatie. Ik vond het gewoon gezellig, met die groep collega’s, met iedereen. Maar op een avond waren we uit met een stel, in een barretje, en toen hebben Nizar en ik gekust. Alleen ge- E Kort na hun huwelijk op het Griekse Kos reist het stel naar het vaderland van Nizar: Tunesië. Vier maanden later is Winny zwanger en breekt de Jasmijnrevolutie uit relatie Er waren rellen uitgebroken in het vluchtelingenkamp, ook Nizar was geflipt. Hij trok het niet meer dat hij niet naar mij in het ziekenhuis kon kust, want daarna ben ik naar huis gegaan. Hij vond het bijzonder dat ik gewoon wegliep. Dat maakte hij niet vaak mee. Tunesiërs hadden de naam dat ze iedere dag een ander meisje hadden. Dat wist ik wel en ik verwachtte ook niets. Ik kwam natuurlijk net uit die vreselijke relatie en wilde het rustig aan doen. Maar ik vond hem wel leuk, ja. Hij zag er goed uit, lachte altijd en maakte met iedereen een praatje. Hij was een echte gentleman en hielp me met alles. Als ik iets wilde, regelde hij het. Na die eerste kus hadden we toch wel verkering. En al vrij snel hadden we een gesprek over de toekomst: zou je willen trouwen, kinderen krijgen? Dat wilden we allebei wel. Ik heb altijd moeder willen worden en willen trouwen in een mooie jurk. Ik kan heel stoer zijn, maar wil soms ook graag een poppetje zijn. Een paar weken later gingen we uit eten met zijn broer en diens vrouw. Nizar zei: “Kleed je mooi aan.” We gingen naar een prachtig, chic restaurant. We dansten en kletsten wat. Inmiddels sprak ik aardig Engels, dat had ik snel opgepikt. Nizar en ik gingen een stukje lopen, naar een bruggetje. Daar ging hij op zijn knieën. Dat méén je niet, dacht ik, maar hij zei: “Ik wil mijn leven met je delen.” Hij klapte een doosje open, waar een ring in zat. “Wil je met me trouwen?” Ik was in shock, maar zei: “Ja.” Natuurlijk kun je iemand binnen een maand niet echt kennen, maar ik durfde het aan. En ik dacht ook: als het niks wordt, naai ik eruit. Een week later woonden we samen. We waren verloofd. Onze vrienden en collega’s begonnen te vragen om een bruiloft - half voor de grap, half serieus - en toen hebben we een datum geprikt. In september zijn we getrouwd. Nizar regelde alles: een trouwjurk, de taart, een mooie locatie. Ook mijn moeder was erbij. REVOLUTIE Nizar woonde al jaren op Kos, maar verbleef daar illegaal. Mijn schoonzus - de vrouw van zijn broer - zei: “Laat hem terug naar zijn moeder gaan, naar Tunesië.” Nizar had zijn moeder al zeven jaar niet gezien, want als je illegaal bent, kun je natuurlijk 14 niet zomaar het land in en uit. Half oktober hebben we het vliegtuig naar Tunesië gepakt, om zijn familie te bezoeken en met het idee om daar een leven op te bouwen. Zijn familie verwelkomde me hartelijk en alles ging goed. In december kwam ik erachter dat ik zwanger was. Geen probleem, maar wel een hele verrassing! En toen begon de Jasmijnrevolutie in Tunesië. Het was beangstigend. Er werd geschoten, dingen werden in de fik gezet. We zaten niet midden in de rellen, maar het geweld kwam regelmatig dichtbij. Nizar en ik gingen een keer uit eten in Sousse, toen er plotseling geschoten werd. Iedereen vluchtte naar binnen, het restaurant in, en de rolluiken gingen dicht. Zo hebben we daar een uur gezeten, tot het weer veilig was. Ik ontdekte ook dat de ziekenhuizen daar niet zo goed waren. Ik wilde in Nederland bevallen, waar ik de mensen kon verstaan en waar het veilig was. We vroegen een visum aan voor Nizar, maar dat werd afgewezen. Daar gingen we tegen in beroep. Ik wilde Nizar niet achterlaten, maar hij zei: “Jij gaat naar Nederland en ik kom achter je aan.” Intussen vertrokken alle toeristen uit Tunesië en mijn moeder zei ook: “Pak het vliegtuig, straks kom je het land niet meer uit.” Nizar had een neef met ‘connecties’: mensen die vluchtelingen op boten naar Italië brachten. Illegaal, natuurlijk. Nizar heeft mij eerst op het vliegtuig naar Nederland gezet en is daarna zelf naar Sfax gegaan, de plaats waar hij moest wachten op zo’n illegale boot naar Italië. Hij wilde niet wachten op het visum. Nizar en ik hadden continu contact: we belden of sms’ten. Na een week kreeg ik om half vijf ’s nachts een sms’je: hij ging de boot op. Ik wist dat hij een uur of veertien moest varen. Om twee uur ’s middags kreeg ik weer een sms’je: Boat is broke. Ik had geen idee wat er aan de hand was. Hij was midden op zee, op een of andere gammele boot, en ik kreeg geen contact met hem. Pas om drie uur ’s nachts belde hij: “Ik ben op Lampedusa!” Al die uren lang had er van alles door mijn hoofd gespookt: overleeft hij het wel, wat is er aan de hand? In het opvangkamp voor vluchtelingen op Lampedusa - een Italiaans eiland - heeft hij meteen verteld dat hij een zwangere vrouw had in Nederland, met het idee dat hij snel bij me zou zijn. Helaas. Na vier dagen belde hij: “Winny, ze sturen me terug. Ze zetten me op het vliegtuig naar Tunesië.” En dat gebeurde. Maar hij was vastbesloten om naar mij toe te komen en bij de bevalling van zijn kind te zijn. Dus terug in Tunesië stapte hij weer op zo’n gammele boot naar Lampedusa. Ik had inmiddels contact met mensen van het Rode Kruis in Italië. Ze zeiden dat ik papieren moest opsturen: mijn paspoort, zijn paspoort, een verklaring dat ik verantwoordelijk voor hem was, dat soort dingen. Dan kon hij weg uit het kamp, vertelden ze me. Maar ik wilde die papieren niet opsturen, want ik was bang dat ze zoek zouden raken. “Ik ga ernaartoe”, zei ik tegen mijn moeder. Ik was toen zes maanden zwanger. Ik heb het vliegtuig gepakt naar Lampedusa en ben daarna op zoek gegaan naar het vluchtelingenkamp. In eerste instantie wilden ze me niet binnenlaten, daarna gelukkig wel. Ik zag Nizar al staan, achter het hek, en dacht: o, eindelijk heb ik hem gevonden! Het was zo’n opluchting. Alle Tunesiërs begonnen te klappen. Eigenlijk had er helemaal geen probleem hoeven zijn, want alle papieren waren in orde en Nizar had zo mee kunnen gaan. Maar er moest nog één handtekening onder de papieren gezet worden en dat gebeurde maar niet. Ik dacht dat het meteen geregeld zou worden, maar vier dagen later was ik nog steeds op Lampedusa. Iedere dag ging ik naar het kamp, om Nizar te steunen. Dan bleef ik een uur of anderhalf en ging ik daarna weer weg. Ik liep te voet naar het kamp, ook om geld uit te sparen. Maar omdat ik zo veel liep, kreeg ik bandenpijn en buikkrampen. De dokter wilde me per helikopter naar Sicilië brengen, naar het ziekenhuis, omdat er op Lampedusa geen gynaecologen waren. Nizar was in paniek toen hij dat hoorde, maar hij mocht het kamp niet uit. Uiteindelijk mocht het toch: geboeid en geëscorteerd door drie busjes, twee auto’s en vijftien politiemannen mocht hij naar me toe, eventjes. Alsof hij een of andere psychopaat was. Hij wilde alleen maar bij zijn vrouw en kind zijn! In het ziekenhuis op Sicilië was het voor mij één bak ellende. Niemand sprak er Engels. Ik kreeg een infuus en ze wilden van alles met me doen, maar ik had geen idee wát. Huilend heb ik Nizar gebeld: “Ik kan het niet, ik weet niet wat er allemaal gebeurt.” Hij zei: ”Ga naar huis, naar Nederland. Ik kom.” MOORDENAARS In Nederland bleek alles goed te zijn met de baby. Drie keer per dag belde ik Nizar, maar op een dag nam iemand anders zijn telefoon op. “Nizar is er nu niet, hij komt later”, kreeg ik te horen. Pas dagen later hoorde ik wat er gebeurd was. Er waren rellen uitgebroken in het kamp. Ook Nizar was geflipt. Hij trok het niet meer: dat ik in het ziekenhuis had gelegen, dat hij niet weg kon, terwijl zijn papieren in orde waren… Uit pure frustratie heeft hij een klap uitgedeeld. Vijf bewakers hebben hem vervolgens tegen de grond gewerkt en zijn op hem in gaan slaan. Daarna moest hij zich uitkleden en hebben ze hem in de cel gegooid. De mensen van het Rode Kruis hebben hem er de volgende dag uitgehaald. Mensen huilden toen ze Nizar zagen, zo ernstig was hij toegetakeld. Vervolgens is hij overgeplaatst. Dat wil zeggen: hij werd op Sicilië in de cel gezet. Ik ben hem toen vier dagen kwijt geweest. Pas later hoorde ik wat hem overkomen was, via een advocaat die hij toegewezen had gekregen. Gelukkig is hij vrijgekomen door een vormfout, want ze wilden hem van alles in zijn schoenen schuiven. Hij is toen overgebracht naar een kamp in Trapani, op Sicilië. Dat was een illegaal vluchtelingenkamp. Zelfs de Italiaanse regering wist niet dat het er was. Nizar zat erdoorheen. “Winny, kom me halen”, zei hij aan de telefoon. “Ik zit hier tussen de moordenaars en de criminelen.” Ik ben opnieuw naar Italië gegaan, naar Trapani. Ruim zeven maanden zwanger was ik toen. Opnieuw moest ik op zoek naar een vluchtelingenkamp, dat vijfendertig kilometer verderop bleek te liggen. Ik mocht niet naar binnen, maar moest mijn papieren afgeven en de volgende dag terugkomen. Een Nederlandse advocaat had inmiddels een visum voor Nizar geregeld - eindelijk stond die stempel in zijn paspoort! En toch wilden ze Nizar niet laten gaan. Intussen hadden allerlei journalisten mij en mijn verhaal ontdekt, zowel Nederlandse als Italiaanse. Sommige journalisten hielpen me en werden vrienden. Ik stond iedere week in de krant, maar op dat moment ging dat allemaal langs me heen. Toen ik mijn hotel niet meer kon betalen, ben ik bij een vriendin van een Italiaanse journalist gaan logeren. Het bleef maar duren. Iedere dag ging ik naar het kamp, vijfendertig kilometer verderop. Het was zwaar en ik kreeg harde buiken. Maar ik moest naar Nizar toe, om hem te steunen en hem daar weg te krijgen. Mij zagen ze daar als gelijke, als Nederlands meisje, maar hem niet. Nizar zagen ze als een nummer, als een hond. Het begon zijn tol te eisen. Terwijl ik bij Nizar in het kamp was, schoot er iets in mijn buik. Nizar zag het ook. Gelukkig waren er dokters in het kamp. Het bleek dat mijn kindje gedraaid was, met zijn hoofdje naar beneden was gaan liggen. Er werd een ambulance gebeld. Eerst wilden ze Nizar wegsturen, weg van zijn eigen vrouw en kind, maar in het kamp mocht hij gelukkig bij me blijven. Toen ik per ambulance naar het ziekenhuis werd gebracht, moest Nizar echter in het kamp blijven. Terug in zijn kooi. Zo was het letterlijk. In het ziekenhuis kreeg ik weeënremmers en medicijnen E 15 om de longetjes van het kindje te laten rijpen. Ik kreeg hulp van het meisje bij wie ik gelogeerd had: zij vertaalde wat de dokters tegen me zeiden. ’s Nachts om half vier ging mijn telefoon. Het was Nizar. “Ik ben in het centrum van Trapani”, zei hij. “Niemand kan mij ervan weerhouden om bij mijn vrouw en kind te zijn.” Hij was ontsnapt en had 35 kilometer gerend van het vluchtelingenkamp naar de stad. Op dat moment stond hij bij een autogarage. Vanuit het ziekenhuis heb ik Alessio - de bevriende Italiaanse journalist - gebeld: “Nizar is ontsnapt, zou je hem kunnen ophalen? Ik heb hier zijn paspoort, papieren, en vijftig euro, kom die spullen eerst bij mij halen.” Midden in de nacht sloop ik door het ziekenhuis, naar de ingang, waar ik alles aan Alessio heb gegeven. Die heeft Nizar opgehaald en hem meegenomen naar zijn appartement. Toen ik drie dagen later ontslagen werd uit het ziekenhuis, regelde Alessio een appartement voor ons. Eindelijk waren we weer samen. Maar we moesten ook ontzettend uitkijken. Nizar was natuurlijk gevlucht en iedereen in Trapani kende mij, die hoogzwangere Nederlandse vrouw. Op maandag zouden we vertrekken naar Nederland. Alessio bracht mij naar het vliegveld. Hedwig, een bevriende Nederlandse journalist, bracht Nizar naar de bushalte. We hadden een reis per bus voor hem geboekt en verder per trein via Frankrijk naar Nederland. Voor Nizar was het spannend, terwijl daar geen reden voor was. Een conducteur kwam hem bij de grens tussen Italië en Frankrijk controleren. Alles was in orde: zijn paspoort, zijn visum. Om één uur ’s nachts zou hij in Parijs aankomen. Ik was toen al in Nederland en zei tegen mijn moeder: “Ik rij naar Parijs, dat is maar vier uurtjes rijden.” Maar dat vond mijn moeder niet goed. Ik was immers acht maanden zwanger. Mijn moeder is hem toen, samen met haar man, gaan halen. Nizar was uitgeput en heeft de hele rit naar Nederland geslapen. Om half vijf ’s nachts stond hij bij mij in de slaapkamer. Eindelijk veilig en bij elkaar. FILM We hebben zo veel meegemaakt, onvoorstelbaar. Ik heb het allemaal gewoon gedáán. Niet denken, maar doen - zo zit ik in elkaar. Het is het allemaal waard geweest. Mijn kind heeft een vader die er is. Maar ik heb nog geen minuut rust gehad sinds die tijd. Destijds moesten we zo snel mogelijk een huis regelen, want er kwam een kind aan. Gelukkig konden we via via een huis huren, net over de 16 grens in België. De geboorte van onze zoon Rafaël was natuurlijk heel speciaal. Nizar was erbij, alleen dat al maakte het bijzonder. Rafaël was een rustige baby. Nu is hij tweeënhalf en heeft hij meer aandacht nodig. Zes weken na de bevalling was ik weer aan het werk. Ik moest wel, want anders hadden we niet in België mogen blijven. Nizar zorgde het eerste halfjaar voor Rafaël. Ik heb nog steeds veel zorgen. We kunnen moeilijk rondkomen. Ik heb een baan als bloemist, maar Nizar heeft nog geen vast werk gevonden. Dat is moeilijk voor hem, want hij is geen bankzitter. Af en toe heeft hij een baantje en hij volgt een opleiding, maar de taal is moeilijk voor hem. En in zo’n klein Belgisch dorp is het sociaal gezien ook niet gemakkelijk. Soms loopt het hoog op tussen ons. We zijn allebei niet de makkelijkste. Nee, rust heb ik dus nog niet gehad. Er komt pas rust wanneer Nizar werk met een redelijk salaris vindt. Zelf zijn we niet veel bezig met ons verleden, we leven in het nu. Maar binnenkort komt er een boek uit met ons verhaal en dat wordt weer verfilmd. Dat vind ik wel leuk en bijzonder, ja. Toen ik de trailer van de film zag, had ik het moeilijk. Ik weet niet precies waarom, maar toen heb ik eventjes gehuild. Dat doe ik zelden. Ik weet dat ik veel heb meegemaakt, maar ik stop het weg. Ik moet dóór, voor mijn kind. Emoties laat ik niet toe, dat wil ik niet. Dat had ik als kind al: in mijn hoofd weet ik precies wat ik wil en hoe ik het wil, en zo ga ik maar verder. Misschien is dat niet goed, maar zo doe ik het. Anders had ik het niet gered, denk ik. Ons verhaal heeft dus nog niet helemaal een happy end. We zijn bij elkaar, we zijn samen, maar het is nog steeds vechten. We leven bij de dag. Rafaël heeft het goed, dat is belangrijk. En met mij, met ons, komt het uiteindelijk ook wel goed! L Wil je reageren op dit verhaal? Mail o.v.v. ‘1410 Winny’ naar [email protected]. Je kunt ook je eigen verhaal vertellen op www.mijngeheim.nl. WIN NU een van deze 3 exemplaren Lezeressenactie Mijn Geheim mag 3 exemplaren weggeven van het boek Rafaël, een liefdesgeschiedenis van Christine Otten, uitgeverij Atlas Contact. Meedoen aan deze boekenactie kan tot 22 mei 2014 via de nieuwsbrief. Ontvang je nog geen nieuwsbrief? Ga dan naar www.mijngeheim.nl
© Copyright 2024 ExpyDoc