W. Hoekstra - Schatzenburg

vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 2963516 \ CV EXPL 14-3819
vonnis van de kantonrechter van 11 november 2014
inzake
BERNARD MARTINUS KOOIJ, handelend onder de naam Bungalowpark Schatzenburg,
wonende te Den Haag en zaakdoende te Menaldum, gemeente Menameradiel,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. M.M. Kroone,
tegen
WILLY CATHARINA HELENA HOEKSTRA,
wonende te Franeker,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: G. Metselaar,
Partijen zullen hierna Kooij en Hoekstra worden genoemd.
Het verdere procesverloop
1.1.Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 april 2014 waarbij in conventie en in reconventie een comparitie
van partijen is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte tot vermeerdering van eis
- de akte houdende bezwaar tegen de vermeerdering van eis
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen die heeft plaatsgevonden op 2 september
2014.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
Motivering
De feiten in conventie en in reconventie
2.1.In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
a. Kooij is sinds 2009 eigenaar van (de exploitatie van) het bungalowpark Schatzenburg te
Menaldum (hierna: het park). Hoekstra is sinds 25 maart 2013 eigenaar van een vijftal kavels
op het park. Het betreft de kavels met nummers 192 (met tuin sectie E nummer 1874), 214,
215, 216 en 217. Op de eerstbedoelde kavel bevindt zich een chalet, althans een mobiele
bungalow. De laatstbedoelde vier kavels zijn (vooralsnog) leeg, zij zijn althans niet als
kampeer-/recreatieplaats in gebruik genomen en bebouwd.
b. In de tussen partijen opgemaakte akte van levering, waarin H.J. Booisma en F.A.
Boonstra (eerstbedoelde kavel) respectievelijk de besloten vennootschap Natas B.V. (de
zaak-/rolnummer: 2963516 \ CV EXPL 14-3819
datum uitspraak: 11 november 2014
2
laatstbedoelde vier kavels) als verkopers en Hoekstra als koper worden aangeduid, is onder
meer bepaald:
"3. Erfdienstbaarheden met betrekking tot het gebruik van de mobiele bungalows.
Met het oog op de voorgenomen verkoop van de kavels met de daarop gebouwde of in
aanbouw zijnde mobiele bungalows worden reeds nu voor alsdan gevestigd ten nutte van de
gemeenschappelijke gedeelten en ten behoeve en ten laste van de resterende kavels, als
heersend erf en ten laste van het verkochte als dienend erf zulks onder de opschortende
voorwaarden van levering van de afzonderlijke kavels aan de kopers, de erfdienstbaarheden:
d. om de wegen en paden, behorende tot het gehele complex, niet te gebruiken voor
vervoermiddelen met een grotere asdruk dan tweeduizend vijfhonderd (2500 kg).
Voor elke niet-nakoming geldt dat de niet-nakomer ten behoeve van de gerechtigde tot het
heersende erf een boete verbeurt van eenduizend euro (é' 1.000,00) per overtreding en
eenduizend euro (e 1.000,00) voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, welke boete
onmiddellijk opeisbaar zal zijn door het enkele feit der niet-nakoming, zonder dat enige
ingebrekestelling of andere formaliteit in acht behoeft te worden genomen, een en ander
onverminderd de bevoegdheid daarnaast nakoming en/of schadevergoeding te vorderen."
en
"Algemene voorzieningen, vereniging van eigenaren
Artikel 14
I. Algemene voorzieningen
a. De zich in het recreatiepark, waarin het kampeermiddel is gelegen, bevindende wegen,
paden, groenstroken, speelattributen, waterpartijen en infrastructurele opstallen en
voorzieningen e.d. zijn en blijven eigendom van Schatzenburg, die verplicht is een en ander
in goede staat van onderhoud te houden.
De koper verbindt zich jegens Schatzenburg of een namens Schatzenburg nader aan te wijzen
derde en is jegens Schatzenburg of de door Schatzenburg namens hem aangewezen derde
gehouden om bij te dragen in de parkkosten/lasten van onderhoud/vervanging,
instandhouding en exploitatie van deze algemene voorzieningen, hierna tezamen te noemen:
"de parkkosten".
b. De parkkosten bedragen € 477,40 per jaar, excl. 19% BTW
Deze bestaan uit onderhoudskosten van openbare groenvoorziening/waterpartijen hetgeen
onder meer inhoud het schoonhouden van duikers, uitgraven en verwijderen van begroeiing,
het verzorgen en uitbreiden van nieuwe aanplant. Verder behoort tot deze bijdrage het
schoonhouden van het recreatiecentrum, de verzekeringen, alsmede het onderhouden en in
stand houden van alle sub a vermelde voorzieningen.
De voor het gekochte verschuldigde zakelijke lasten en overheidsheffingen en de kosten van
vuilafvoer, gas, water, elektra en kabeltelevisiezijn uitdrukkelijk niet in deze bijdrage
opgenomen en dienen derhalve door de koper naast de bijdrage, voor eigen rekening te
worden voldaan.
c. De vergoedingen sub b zullen jaarlijks aan de hand van de stijging respectievelijk daling
van de consumentenprijsindex (CPI) reeks alle huishoudens (2000 = 100), gepubliceerd
door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), worden geïndexeerd.
De jaarlijkse per de 1C januari van ieder jaar vast te stellen bijdrage zal worden berekend
door de vorige bijdrage te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller zal worden
gevormd door het maandindexcijfer van juli voorafgaande aan de datum van de herziening
van de bijdrage en de noemer door het maandindexcijfer van juli van het
daaraanvoorafgaande jaar.
d. De sub b bedoelde bijdrage is verschuldigd telkens binnen 14 dagen na opgave door
Schatzenburg van het verschuldigde bedrag.
zaak-/rolnummer: 2963516 \ CV EXPL 14-3819
datum uitspraak: 11 november 2014
3
De sub b bedoelde bijdrage is eveneens verschuldigd indien het verkochte nog niet (volledig)
is verbouwd.
Ieder beroep op compensatie of korting is uitgesloten.
Bij niet-tijdige betaling van de bijdrage of een gedeelte daarvan is de koper over de bijdrage
een rente verschuldigd gelijk aan 1% per maand waarbij een gedeelte van een maand geldt
als een volle maand. Tevens komen de buitengerechtelijke incassokosten met een minimum
van f50,00 voor rekening van de koper.
2. Vereniging van Eigenaren (VvE)
De koper verplicht zich door ondertekening van deze overeenkomst/of ondertekening van de
notariële akte van levering lid te worden en te blijven van de belangenvereniging:
Vereniging van Eigenaren Recreatiepark Schatzenburg, gevestigd te Menaldum."
c. Op de website van het park is onder meer vermeld:
"Parkkosten
Hieronder vindt u een overzicht van de totale kosten 2014. Jaarlijks ontvangt u hiervan een
factuur.
Parkkosten
C 527,97*
Kabel
6 90,85*
Vuilafvoer
6 226,58*
Internet
6 114,51*
Gas/water/elektra naar verbruik
*Ex. 21% BTW".
d. Betreffende de kavels 214 tot en met 217 heeft het park Hoekstra een viertal 22 oktober
2013 gedateerde facturen ten bedrage van telkens € 1.161,49 (inclusief BTW) doen
toekomen. Daarbij zijn Hoekstra telkens parkkosten (ad € 527,97), vuilafvoer 2014 (ad
€ 226,58), kabel-tv (ad C 90,85) en draadloos internet (ad € 114,51) over 2014 in rekening
gebracht, te vermeerderen met BTW. Hoekstra heeft van deze facturen alleen de aan
parkkosten gefactureerde bedragen van telkens € 527,97 (exclusief BTW) betaald. Daarbij is
vermeld: "onder voorbehoud van juistheid". De overige drie gefactureerde posten en
bedragen heeft Hoekstra onbetaald gelaten. De factuur betreffende kavel 192 heeft Hoekstra
wel volledig (parkkosten en bijkomende kosten) voldaan.
Het standpunt van Kooij in conventie
3.1.Kooij vordert -na vermeerdering van eis- de veroordeling van Hoekstra bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad, tot:
- betaling van de niet-betaalde factuurbedragen ad € 554,59 per factuur en voorts een bedrag
van € 1.439,90 aan eenmalige aansluitkosten energie, een en ander vermeerderd met de
contractuele rente ad 1% per maand, exploitkosten ad € 88,50 en buitengerechtelijke kosten
ad € 200,--;
- herstel van de asfaltweg door een erkend asfalt herstelbedrijf op het park met inachtneming
van het parkreglement welke hersteld moet zijn binnen 30 dagen na het te dezen te wijzen
vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag met een maximum van
€ 50.000,-- te betalen aan Kooij;
- betaling van de kosten van het rapport en de schoonmaak als gevolg van de
werkzaamheden van Hoekstra ten bedrage van € 1.623,82;
- betaling van een boete van € 1.000,-- op grond van het overtreden van het kettingbeding
van artikel 3 van de leveringsakte;
- betaling van de proceskosten.
Volgens Kooij is Hoekstra de door hem gevorderde bedragen aan hem verschuldigd.
zaak-/rolnummer 2963516 \ CV EXPL 14-3819
datum uitspraak: 11 november 2014
4
3.2. Hoekstra heeft verweer gevoerd en zij heeft geconcludeerd tot afwijzing van de
vorderingen.
Het standpunt van Hoekstra in reconventie
4.1. In reconventie vordert Hoekstra de veroordeling van Kooij:
- kavel 192 zonder kosten aan te sluiten op energie- en nutsvoorzieningen en ongestoord
aangesloten te blijven door middel van het beleveren van energie- en nutsvoorzieningen;
- tot vergoeding van de schade die Hoekstra heeft geleden als gevolg van het niet kunnen
leveren van het verhuurobject ad € 85,-- per dag, zulks vanaf 5 februari 2014 tot aan de dag
van levering van energie- en nutsvoorzieningen;
- in de kosten van juridische bijstand zijdens Hoekstra;
- in de proceskosten.
4.2. Kooij heeft verweer gevoerd en hij heeft geconcludeerd tot afwijzing van de
vorderingen.
De beoordeling van het geschil
5.1. De vorderingen in conventie en in reconventie zullen vanwege hun nauwe samenhang
gezamenlijk worden behandeld.
5.2. Hoekstra heeft bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis zijdens Kooij.
Volgens Hoekstra is haar de kans ontnomen verweer te voeren tegen de vermeerderde eis.
Geoordeeld wordt dat dit verweer onjuist is. Bij haar bezwaar tegen de vermeerdering van eis
heeft Hoekstra uitvoerig kunnen reageren en heeft zij ook daadwerkelijk gereageerd op de
vermeerderde eis. Bovendien heeft Hoekstra ter gelegenheid van de comparitie van partijen
kunnen reageren op de vermeerderde eis. Daarnaast moet worden vastgesteld dat gesteld
noch gebleken is dat de onderhavige procedure onredelijk is vertraagd als gevolg van de
vermeerdering van eis. De vermeerdering van eis is dan ook niet in strijd met de eisen van
een goede procesorde (artikel 130 Rv.), zodat zal worden uitgegaan van de vermeerderde eis.
5.3. Vooropgesteld wordt dat, uitgaande van het voren -sub 2.1.b.- bedoelde artikel 14 van
de akte van levering, tegenover de door Hoekstra te betalen parkbijdrage voor Kooij de
verplichting bestaat om de aan hem in eigendom toebehorende infrastructuur,
groenvoorziening/waterpartij en en opstallen goed te onderhouden c.q. beheren, terzake
daarvan de nodige verzekeringen in stand te houden en om het recreatiecentrum schoon te
houden.
Voorts blijkt uit het vorenbedoelde artikel 14 dat kaveleigenaren naast de parkbijdrage ook
de (jaarlijkse) kosten van vuilafvoer, gas, water, elektra en kabeltelevisie verschuldigd zijn
en dat deze kosten niet in de parkkosten zijn begrepen.
5.4. Partijen verschillen allereerst van mening over de vraag of Hoekstra over 2014
vuilafvoer, kabel-tv en draadloos internet aan Kooij verschuldigd is. Partijen zijn het erover
eens dat Hoekstra deze vier percelen niet in gebruik heeft genomen en dat deze leeg zijn.
Volgens Kooij is voor de verschuldigdheid van deze kosten niet van belang of de
kaveleigenaar zijn kavel al dan niet gebruikt, terwijl Hoekstra stelt dat zij deze kosten slechts
verschuldigd is als zij de kavels daadwerkelijk zou gebruiken.
5.4.1. Vooropgesteld wordt dat gesteld noch gebleken is dat bij het aangaan van de
onderhavige koopovereenkomst betreffende de onderhavige kavels tussen (de
rechtsvoorganger van) Hoekstra en Kooij gesproken is over de onderhavige kosten en met
zaak-/rolnummer: 2963516 \ CV EXPL 14-3819
datum uitspraak: 11 november 2014
5
name dat deze ook verschuldigd zouden zijn indien de kavels niet gebruikt worden. Evenmin
is gesteld of gebleken dat Kooij de koper van de kavels anderszins heeft kenbaar gemaakt of
gewaarschuwd dat de onderhavige kosten ook verschuldigd zouden zijn indien de kavels niet
zouden worden gebruikt. Geoordeeld wordt voorts dat in artikel 14 lid 1 sub b onderscheid
wordt gemaakt tussen de parkkosten die ook worden aangeduid als "de bijdrage" en de
onderhavige kosten waarvan thans betaling wordt gevorderd. Dit blijkt uit de tweede alinea
van dit artikellid dat als volgt luidt:
"De voor het verkochte verschuldigde zakelijke lasten en overheidsheffingen en de kosten
van vuilafvoer, gas, water, elektra en kabeltelevisie zijn uitdrukkelijk niet in deze bijdrage
opgenomen en dienen derhalve door de koper naast de bijdrage, voor eigen rekening te
worden voldaan."
Volgens het bepaalde in artikel 14 lid 1 sub d is "de sub b bedoelde bijdrage eveneens
verschuldigd indien het verkochte perceel nog niet (volledig) is bebouwd" Dat betekent dat
de bijdrage, de parkkosten dus, ook verschuldigd is als de kavel niet bebouwd is en (nog)
niet gebruikt wordt. Daar staat echter niet dat dit eveneens geldt voor de onderhavige, thans
gevorderde kosten waarop de tweede alinea van artikel 14 lid 1 sub b betrekking heeft. De
akte van levering rechtvaardigt dus niet dat Kooij aanspraak kan maken op de thans
gevorderde kosten in geval van niet gebruik van de betreffende kavel. Daar komt bij dat de
onderhavige kosten naar hun aard als typische gebruikerskosten beschouwd moeten worden
die slechts gemaakt zullen worden indien een kavel daadwerkelijk wordt gebruikt en van de
betreffende voorzieningen gebruik wordt gemaakt. Van gebruik is hier geen sprake. Gelet op
het voorgaande moet geconcludeerd worden dat Hoekstra de thans gevorderde
(gebruiks)kosten niet verschuldigd is zolang zij haar kavels niet gebruikt c.q. bebouwt.
Kooij heeft weliswaar nog naar zijn website verwezen, maar daarop is geen onderbouwing te
vinden voor zijn stelling dat de onderhavige, thans gevorderde kosten ook verschuldigd zijn
zolang de kavel niet is bebouwd, althans niet in gebruik is. Betreffende het draadloos internet
heeft Kooij voorts nog aangevoerd dat de kosten van aanleg van de internetvoorziening door
alle kaveleigenaren gezamenlijk gedragen moeten worden, maar daarmee staat nog niet vast
dat een eigenaar van een onbebouwde, niet gebruikte kavel zonder contractuele grondslag
(die is gesteld noch gebleken) gehouden zou zijn aan de instandhouding van een
internetvoorziening bij te dragen.
Het door Kooij gevorderde zal daarom in zoverre moeten worden afgewezen.
5.5. Partijen houdt voorts verdeeld de vraag of Hoekstra voor haar kavel met nummer 192
eenmalige aansluitkosten ten bedrage van € 1.190,-- exclusief BTW betreffende het
energienetwerk aan Kooij verschuldigd is. Kooij maakt aanspraak op dit bedrag nu Hoekstra
betreffende dit perceel aansluiting wenst. Ter toelichting op haar vordering heeft Kooij
gesteld dat destijds door het park kosten zijn gemaakt voor de aanleg van een infrastructuur
(waaronder een energienetwerk) en dat voor de aansluiting van een kavel op het
energienetwerk door de kaveleigenaar een eenmalige vergoeding verschuldigd is als bijdrage
aan de kosten van aanleg. Volgens Kooij heeft de vorige eigenaar van het perceel van
Hoekstra deze bijdrage niet betaald omdat deze voorganger geen aansluiting op het
energienetwerk wenste. Indien de vorige eigenaar van de kavel deze bijdrage aan de kosten
van aanleg reeds had betaald, zou Hoekstra deze niet opnieuw hoeven te betalen, aldus
Kooij. Kooij verwijst naar haar website waarop is vermeld dat de eenmalige aansluitkosten
voor energie € 1.190,-- exclusief BTW bedragen.
Hoekstra, die niet het uitgangspunt betwist dat de kaveleigenaar aansluitkosten in rekening
kunnen worden gebracht, heeft tot zijn verweer aangevoerd dat de thans gevorderde bijdrage
reeds in het kader van de eerste uitgifte van een kavel bij de akte van levering in rekening
dient te worden gebracht, zodat de voorganger van Hoekstra deze kosten zal hebben betaald.
zaak-/rolnummer: 2963516 \ CV EXPL 14-3819
datum uitspraak: 11 november 2014
6
Als deze voorganger zou hebben betaald, heeft te gelden dat de bijdrage alleen bij de eerste
uitgifte van een kavel in rekening gebracht kan worden, aldus Hoekstra. Bovendien stelt
Hoekstra dat de aansluiting op het energienetwerk een eenvoudige handeling is die geen
vergoeding van € 1.190,-- exclusief BTW rechtvaardigt.
5.5.1. Geoordeeld wordt dat nu Kooij kosten heeft moeten maken voor de aanleg van een
energienetwerk ten behoeve van het park, hij redelijkerwijs aan de aansluiting van een kavel
op dit netwerk de voorwaarde kan verbinden dat door de kaveleigenaar een (eenmalige)
bijdrage aan de aanlegkosten wordt betaald. Deze bijdrage kan hij vragen op het moment dat
de betreffende kavel voor het eerst wordt aangesloten; niet valt in te zien waarom deze
bijdrage alleen gevraagd kan worden bij de eerste uitgifte van een kavel in het kader van de
akte van levering. Weliswaar heeft Hoekstra gesteld dat in een verkoopbrochure is
aangegeven dat deze kosten bij de notaris worden verrekend, maar indien al juist staat deze
omstandigheid er niet aan in de weg dat Kooij deze bijdrage vraagt aan een latere eigenaar
van een kavel indien een eerdere eigenaar geen belang had bij aansluiting. Vastgesteld moet
voorts worden dat uit de overgelegde producties niet afgeleid kan worden dat Kooij deze
bijdrage reeds eerder in rekening heeft gebracht. De omstandigheid dat de aansluiting op het
energienetwerk een eenvoudige handeling zou zijn leidt niet tot een ander oordeel nu het gaat
om een bijdrage aan de aanlegkosten van het energienetwerk. De vordering betreffende de
aansluitkosten op het energienetwerk is dus toewijsbaar, zij het dat niet het gevorderde
bedrag van € 1.190,-- exclusief BTW toewijsbaar is, doch een bedrag van € 1.190,-- inclusief
BTW. Onweersproken heeft Hoekstra namelijk gesteld dat Kooij terzake aan anderen telkens
een bedrag van € 1.190,-- inclusief BTW in rekening heeft gebracht, terwijl Kooij heeft
nagelaten deugdelijk te onderbouwen waarom thans door Hoekstra een hoger bedrag
verschuldigd zou zijn.
5.6. Gelet op het voorgaande moet geoordeeld worden dat Kooij aan de aansluiting van de
kavel van Hoekstra op het energienetwerk en de levering van energie redelijkerwijs de
voorwaarde kon verbinden dat Hoekstra de aansluitkosten betaalde. Nu Hoekstra heeft
geweigerd deze kosten te voldoen, is er geen schadevergoedingsverplichting aan de zijde van
Kooij in verband met het feit dat Hoekstra schade heeft geleden doordat zij de kavel niet aan
derden heeft kunnen verhuren omdat geen energie beschikbaar was. Indien Hoekstra aan haar
verplichting had voldaan om de aansluitkosten te betalen, was de kavel van energie voorzien
en had Hoekstra deze kunnen verhuren. De (reconventionele) vordering tot
schadevergoeding moet dus worden afgewezen. De vordering om de kavel aan te sluiten op
het energienetwerk en tot levering van energie over te gaan treft hetzelfde lot.
5.7. Kooij heeft voorts gesteld dat Hoekstra in het kader van werkzaamheden op haar
kavel met nummer 192 met te zware materialen/voertuigen gebruik heeft gemaakt van de
(geasfalteerde) weg op het park. Als gevolg daarvan is het asfalt zichtbaar verzakt, zijn
kuilen ontstaan, is de toplaag van het asfalt er af gereden en zijn randen van de weg
afgebroken. Kooij verwijst naar een in zijn opdracht opgemaakt rapport van Prisma-advies
van 28 april 2014 (waarvan de kosten een bedrag van € 897,82 belopen). In verband hiermee
vordert Kooij de veroordeling van Hoekstra tot herstel van de (asfalt)weg. Het gevolg van
het vorenbedoelde gebruik van de weg door Hoekstra was verder dat deze vol met modder,
zand en steengruis lag. Het verzoek van Kooij om de weg binnen 5 dagen schoon te maken is
door Hoekstra genegeerd, waarna Kooij een bedrijf de weg heeft laten schoonmaken hetgeen
€ 726,-- heeft gekost. In verband hiermee vordert Kooij voorts op grond van artikel 3 zoals
hiervoor bij de feiten geciteerd, een boete van € 1.000,--.
Hoekstra heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij betwist dat zij de (asfalt)weg heeft
zaak-/rolnummer: 2963516 \ CV EXPL 14-3819
datum uitspraak: 11 november 2014
7
beschadigd of dat zij daarvoor verantwoordelijk is. Verder wijst zij er op dat door anderen
met zwaar materiaal of zware vervoersmiddelen van de weg gebruik is gemaakt en zij
betwist dat zij de weg heeft vervuild. Nu Kooij zijn vordering in zoverre voldoende heeft
onderbouwd en Hoekstra de vordering gemotiveerd heeft betwist, zal Kooij worden
toegelaten tot bewijslevering. Geoordeeld wordt dat Kooij met de thans door hem in het
geding gebrachte bescheiden, en dan met name het rapport van Prisma-advies, onvoldoende
bewijs van zijn stellingen heeft bijgebracht.
5.8. Voor zover hiervoor geoordeeld is dat een vordering wordt afgewezen of toewijsbaar
is, zal deze beslissing bij eindvonnis in het dictum worden genomen. In afwachting van de
bewijslevering wordt overigens iedere beslissing aangehouden.
Beslissing
De kantonrechter:
laat Kooij toe tot het bewijs van feiten of omstandigheden, waaruit kan worden afgeleid, dat
Hoekstra de ten processe bedoelde weg heeft beschadigd en in het bevestigende geval welke
schade aan de weg daarvan het gevolg is en dat Hoekstra de ten processe bedoelde weg heeft
vervuild als gevolg waarvan opruimwerlczaamheden noodzakelijk waren;
bepaalt indien Kooij dit bewijs wenst te leveren door middel van het doen horen van getuigen,
dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in het Gerechtsgebouw te Leeuwarden, Zaailand 102,
voor mr. R. Giltay, kantonrechter;
verwijst de zaak naar de rol van 25 november 2014 voor uitlating aan de zijde van Kooij:
a. of hij van de gelegenheid tot bewijslevering door getuigen gebruik zal maken;
b. zo ja, hoeveel getuigen hij zal voorbrengen, en
aan de zijde van beide partijen:
c. welke verhinderdata beide partijen in dat geval hebben voor de periode van 3 maanden na
genoemde roldatum, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden bepaald, dan wel zal
worden voortgeprocedeerd;
bepaalt dat Kooij, indien hij het bewijs niet (enkel) door getuigen wil leveren maar door
overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, Kooij dit uiterlijk ter
rolzitting van 25 november 2014 aan rechtbank en aan de wederpartij moet opgeven;
bepaalt dat beide partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle
beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. R. Giltay, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van 11 november 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
zaak-/rolnummer: 2963516 \ CV EXPL 14-3819
datum uitspraak: 11 november 2014
c389.
De griffier,
8