nadenken is een soort van ordenen.Je pakt een prul

Bart Moeyaert
nadenken is een soort van ordenen. Je pakt een prul
en je geeft het een plek. Heel soms is die plek een doos. Dan doe je
het deksel open en het deksel weer dicht en dan ben je snel klaar.
Meestal gaat het niet zo een twee drie. Doorgaans vraagt nadenken tijd.
Je pakt een prul en je herkent het niet. Je weet niet waar het vandaan komt.
Je hebt het nog nooit gezien. Je hebt geen idee waar het thuishoort. Je weet
dat het prul ergens een eigen plek heeft, maar waar? Je kijkt om je heen en je
draait om je as — en nog eens en nog eens. Meestal begint het uitgerekend
op dat moment zo’n beetje te schemeren of er breekt een onweer los
en de lamp in huis doet het niet.
Het kan met andere woorden erg lang duren voor je de doos vindt waar
het prul in past. Bleek de doos in een zak te zitten. Goed ingepakt te zijn.
Verstopt, onder in een kist, achter in de kast. Ergens drie dagen later,
in het holst van de nacht.
Sommige prullen krijgen nooit een plek. Je tast voor je uit, die ene gang in,
de andere richting op. Zit je je hele leven lang met dat onopgeborgen prul
opgescheept. Dat klinkt vervelend, maar het is geen ramp.
Nu lijkt het alsof er aan nadenken weinig plezier te beleven valt. Alsof je
maar beter stil in de zon op een krukje kunt zitten en geen rommel maakt.
Kop thee op schoot en verder la la lie. Als er ergens een prul rondslingert,
Voor Linda, Kristel, Luc en Els
laat het er dan maar een van niks zijn. Een die naast de doos ligt waar hij
net is uitgevallen. Deksel open, deksel dicht. Klaar.
Er zullen een heleboel
mensenlevens voor je liggen. Je zult
naar hun gezichten kijken
vergis je niet. Als je stil van je la la lie op een krukje in de zon zit
en geen rommel maakt, blijf je niet lang tevreden. Ten eerste hou je chaos
echt niet buiten de deur — er waait altijd stof tussen de kieren, en ten tweede
mis je heel veel, als je alleen maar in je lege kopje staart.
als in een spiegel.
Aan een schone kamer heb je weinig. Geen uitzicht is geen leven.
Ik moet het zeggen zoals het is: ik pak al eens graag een prul op. Ik zoek
al eens graag een plek voor dat prul. Ordenen vind ik meer plezier dan
karwei. Ik vind het niet onaangenaam als ik meteen de goeie doos vind, en
natuurlijk ben ik wel eens bang voor de donkerste hoeken van mijn hoofd,
maar zonder ordenen kan ik niet. Ik kan ook niet zonder ademen.
Die twee komen ongeveer op hetzelfde neer.
Je zult begrijpen wat ik bedoel, als je zometeen deze bladzijde omslaat.
Er zullen een heleboel mensenlevens voor je liggen. Je zult naar hun
gezichten kijken als in een spiegel. Misschien zul je eerst jezelf zien —
wie weet op een kruk in de zon, een kop thee op schoot. Maar ik voorspel je:
het gezicht van dat ene meisje zal je terugbrengen naar het kind dat je was.
Naar het leuke of lastige kind van toen. Het portret van die ene man
zal ervoor zorgen dat je in de toekomst kijkt, naar wie je zult worden.
Misschien word je nerveus, misschien niet.
Als je dan weer een bladzijde omslaat, en verder kijkt dan wat je ziet,
tussen de regels leest wat er staat, dan zal het ordenen echt beginnen.
Daar nodigt dit heerlijke boek van Ingrid Godon en Toon Tellegen met
open armen toe uit. En waarschijnlijk zul je van geen ophouden weten.