Nieuwe Kerk, 14 september 2014 Voorganger: ds. Johan Meijer Schriftlezing Openbaring 21, 1-7; 10-19; 21-26 liedmeditatie rond lied 737 (a=allen, k=kerkkoor, m=mannen, v=vrouwen) Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen van God, De dichter Willem Barnard, die leefde van 1920 tot 2010, vond een keer in een Engelse liedbundel een lied uit de 16e eeuw met als titel Hierusalem my happie home. Een heel lang lied met 26 coupletten, waarin de verrukking wordt beschreven van een hemels Jeruzalem. De onbekende dichter, vanwie alleen de initialen F.B.P. bekend zijn, heeft de tekst geschreven en hij maakte daarbij gebruik van beelden die kruisvaarders vertelden over de stad Byzantium, de huidige stad Istanbul, waar zij met verrukte verbazing over konden vertellen. De oriëntaalse weelde, de zeldzame kruiden, het Byzantijnse snoepgoed, je gelooft je ogen en oren niet, nee echt, zo prachtig en zo mooi is het daar, het lijkt wel hemels. Het doet me een beetje denken aan de verhalen van verschillende mensen die ik ook de afgelopen weken hoorde over hun bezoek aan de Sagrada Familia, die kathedraal in Barcelona, waar men al sinds 1882 aan bouwt en men gaat er nu van uit dat het in 2026 klaar zal zijn. Ikzelf zag deze kerk in 1998, het is bijna ongelooflijk wat je ziet... toen al, en nu nog meer, hoor ik. Als mensen er over vertellen schieten de woorden haast te kort van verwondering, zo mooi... Nou zo dus, zo die verrukte beschrijving over een stad die lijkt op Byzantium, en die Jeruzalem, Hierusalem my happie home, genoemd wordt. En Willem Barnard zag dat lied en werd er door geraakt, maar zag ook wel in dat het erg middeleeuws was en dat áls hij er iets mee zou doen, hij wel met de tekst bezig zou moeten. Bovendien vond hij dat de tekst wel iets Bijbelser kon en zo bedacht de dichter: 'wij kunnen dit lied over Jeruzalem ombuigen naar de Bijbel toe'. Hij zelf zegt: “Openbaring 21 en 22 geven een visioen van “het nieuwe Jeruzalem” en wij doen de dichter van Hierusalem my happie home geen onrecht als we van zijn tekst afwijken naar de Schrift toe”. En dus diende de originele Engelse tekst als inspiratiebron en voegde Barnard er eigen en eigentijdse elementen aan toe, vooral in het slot. En hij kwam uit op 21 coupletten, die wij vandaag allemaal zullen zingen. Omdat wij vandaag als die pelgrim zijn, die zingend onderweg is, op weg naar de stad waar het goed is, het moederhuis waar je wilt zijn, de vaderstad waar je wilt komen. Zoals pelgrims dat deden en doen, en dan zongen zij zich over berg en door dal de beelden van hun verlangen te binnen, beelden van Jeruzalem bijvoorbeeld, dat zij beminnen en hoe verheugd ze zijn over die mooie stad. Psalm 122 is zo'n pelgrims lied. En Jeruzalem mijn vaderstad ook. 21 coupletten lang. 21... en dat is geen toevalligheid, zeker niet als Willem Barnard de dichter is. 21 is 3 maal 7, en duidt een volheid aan, opgebouwd uit heilige getallen. Ieder couplet heeft 4 regels, zodat het totaal aantal regels uitkomt op 84 en dat is 7 maal 12, opnieuw de aanduiding van een volle volheid. En dat is een lied dat gebaseerd is op teksten uit Openbaring die over de maten van het nieuwe Jeruzalem zeggen dat die 12.000 stadie is (12 maal 1000, zoiets als eindeloos groot), zowel in de lengte, de breedte als de hoogte, een ongelooflijk ruime stad, afkomstig uit het onmetelijk grote hart van God. En dan: hij mat de stadsmuur: 144 el, mensenmaat die ook engelenmaat is. Laat ons als op engelenmaat het lied gaan zingen in de aangegeven wisselzang. lied 737: 1a, 2k, 3m, 4v, 5a Het lied begint met het beschrijven van wat daar in die vaderstad, dat moederhuis niet is. Een opsomming van de ellenden die mensenkinderen in dit ondermaanse hier en nu wel meemaken. Pijn, verdriet, afgunst, nijd, angst, armoe, ziekte, ongeluk, dood, boze duivel, gevaar en honger: gebrek aan brood. Al die dingen die wij dagelijks voorbij zien komen, of dingen die wij dagelijks aan den lijve ondervinden, waar de journaals mee vol zijn en ook onze kyriëgebeden en waar dus heel onze werkelijkheid mee vol is. En dat al alle tijden dat deze werkelijkheid bestaat. En dat ook overal, ook in het Jeruzalem van het hier en nu, want alles wat zo hemels en verheven wordt beschreven over het nieuwe Jeruzalem, daar lijkt het huidige hier-en-nu Jeruzalem van te zijn verstoken. En dat maakt dit lied misschien ook wel zo moeilijk, en misschien vinden sommige mensen het ook wel erg naïef, dit lied en andere liederen over een stad die ooit komen zal waar alles wel goed is, en over een Koninkrijk dat komen zal en waarover iemand zei: 'Zeg, dat koninkijk van U, komt daar nog wat van?' En een ander: 'Dat koninkrijk van U, laat maar zitten.' Begrijpelijk ook wel, met alles wat we zien om ons heen, die intens afschuwelijke beelden uit Irak, maar ook beelden en geluiden van een station hier in Borne, omwonenden geschokt door weer een, zoals de NS dat noemt, aanrijding met een persoon. Naasten in rouw gedompeld. Heer, ontferm U! En ook: God wanneer, ja wanneer gaan de tijden keren en zult U regeren?! Zijn de liederen van verlangen en hoop, de visioen-liederen, waar ons lied vandaag er één van is, zijn die dan naïef? Barnard vond de originele tekst te middeleeuws en daardoor niet meer helemaal bruikbaar, maar deze tekst dan... kan dit eigenlijk wel...? Er waren geluiden, vrij felle, die dit lied wilden verbieden vanwege vermeende discriminerende elementen erin: 'de negers met hun loftrompet, de joden met hun ster'. Stigmatiserende beelden: weg met dit lied! Maar er bleek ook een andere manier van kijken: juist zij die gestigmatiseerd zijn met een ster of een loftrompet of een roze driehoek of ga maar door, juist zij gaan met opgeheven hoofde die poort binnen, zoals we later zullen zien. Maar die beelden van een toekomst die wel gelukkig zal zijn en waar niet al die ellenden zijn, kunnen die nog wel? Zolang mensen geraakt worden door dit lied en zolang er mensen zijn voor wie dit een lievelingslied is, onze jubilaris vandaag is daar één van, zolang zingen we dit lied omdat het een oerverlangen uitdrukt en omdat het ons, soms tegen beter weten in, te binnen zingt dat het hier en nu het einde niet is, dat meer ons is beloofd, en dat naast al die haast niet uit te roeien ellenden ook hoop niet uit te roeien is, en daarom zingen we toch! Ook al is het soms tegen de stroom in... en tegen de klippen op... Pelgrims, we moeten door, kom mee en blijf zingen, houd de moed erin. lied 737: 6a, 7k, 8m, 9v We zijn binnen, de poort doorgegaan, de stad ingekomen. Dat wil zeggen:in gedachten. Johannes van de Openbaring had nog niet de mogelijkheid van een digitale virtuele toer met streetview, zoals je op Google Maps door steden en dorpen kunt toeren, of zoals je een virtuele toer door een museum of een restaurant of een kerk kunt maken reizen achter je computer. Johannes en in zijn spoor Willem Barnard staan woorden ter beschikking, geïnspireerde woorden, woorden van bij God vandaan, zou je kunnen zeggen. Woorden als een schilderij, ze geven een beeld. En dat is iets anders dan: ze beschrijven je precies hoe het zit, zoals een koophuis op Funda wordt beschreven. Overigens: ook dan is het de vraag of de beschrijving precies is wat het is, want daar moet een huis wel indruk maken en groot en ruim lijken. Maar op Funda zie je niet zo snel dat deuren van parelmoer zijn, dat vloeren zilver en goud zijn, kristal de vensters... Nou heel misschien het huis van de allerrijksten uit de Quote 500, maar dan toch niet zo heerlijk en verheven als de beelden uit Openbaring, de beelden in ons lied, die daar niet staan om precies te kloppen, maar wel om ons hart iets harder te laten kloppen en aan te geven dat dat wat je haast niet voor mogelijk houdt in beelden toch kan. Het is alleen zo jammer dat mensen dat dan zo letterlijk nemen en bouwwerken maken ter ere van God, waarvan je je oprecht kunt afvragen of je God er wel mee eert... Een bezoek aan Rome en haar kerkelijke pracht en praal deed Luther definitief afknappen op een instituut dat mensen eerder bij God vandaan haalt, een instituut dat van de hemel handel maakt en van mensen handelswaar... Was het maar bij beelden gebleven en dan niet gesneden beelden, maar visioen-beelden. Luther was ook erg kritisch op heiligen, voor zover zij als goden aanbeden worden. Maar in de stad die wij al zingend verkennen vandaag kijken de heiligen die in het licht staan honderduit: van aangezicht tot aangezicht zien ze God en zien ze zijn bruid, deze stad, deze toekomst voor mensen. En dan kunnen die heiligen ook degenen zijn die ons zijn voorgegaan en waarvan we met ontroering ook kunnen zeggen dat zij al daar zijn, waar dat daar dan ook moge zijn, maar dat zij bij God zijn en dat dat goed is. En dat iets in ons ook wel graag daar wil zijn... daar waar het niet alleen goed is, maar ook vrolijk. En hier waar wij dat goede wel moeten proberen te zoeken en ons iets van die vrolijkheid inoefenen. Dus zingen we door... lied 737: 10a, 11k, 12m, 13v, 14a Het hier en daar... hier gal en bitterheid door het zoet, geluk vermengd met schuld en spijt... maar daar: verrukking, plezier... geen schuld, geen schulden, geen schuldgevoel, geen bedorven levensfeest, maar een leven dat als een stroom vloeit, door de straten in en uit, maar het is geen overstroming, bovendien opnieuw: het is een beeld. Maar wel prachtig, dat Psalm1-perspectief van een boom aan stromen levend water, het groene levenskruid. En nee, nu geen opsomming meer van Byzantijnse kruiden, zoals in de Middeleeuwse voorvorm van dit lied, maar wel dat leven en dat groen en dat sprankelende en die hoge bomen, waar ooit een profeet over profeteerde. Over hoge bomen die niet doodgaan en over duizend jaren als een dag. Over leven dus. Leven dat kwaliteit heeft, leven dat eeuwigheidswaarde heeft. En bij alles waarin ons hier-en-nu-leven dat niet heeft, of bij alles waarin het bedreigd of soms zelfs verziekt wordt, is er het perspectief dat dat het einde niet betekent en dat vanuit Gods perspectief ons leven zoveel groter is dan het hier en nu en het vandaag de dag. Maar vandaag, deze dag, zingen we het wel, en dan zie je zomaar engelen op die boomtakken en het is niet vreemd, maar juist heel mooi, die hemelvogels die ongetwijfeld aan het zingen zijn, net als wij dat proberen te doen. Het is als in een droom, maar wel een droom die we delen, als een visioen, waarin graan groeit en wijn rijpt, brood en wijn voor allen, nectar en ambrozijn, leven dat eeuwigheidswaarde heeft, waarover we voorlopig nog niet uitgezongen raken... En dus blijven we dat doen, want nu komt ook de muziek het lied binnen. Na wat we konden zien in de stad, en wat we konden proeven, komt nu het geluid. Mijn oudste tante van 88 schreef eergisteren op Facebook: Een prachtig gezang vind ik dat. Vooral ook vanaf vers 15 tot 21. Al de pelgrims op reis naar het nieuwe Jeruzalem. Een gezegende dienst gewenst. En dan komen ze langs... David met harp en al, onze psalmenmeester, koormeester van de stad. En Maria's Magnificat... en Simeon, Mirjam, Hanna, hun cantica die de eeuwen door geklonken hebben, hun liederen van bevrijding en hoop, de Bijbelse zangers. En dan ook de groten van de vroege kerk: Ambrosius van het Te Deum Laudamus, en Johannes Chrysostomos, guldenmond betekent dat, en Gregorius van het Gregoriaans.. En dan ook Luther, jawel, ook hij. Dan toch een soort heilige, maar dan in de zin van getuige, geloofsgetuige, zingend als een zwaan, maar niet een zwanenzang, en dat op muziek van Bach, de grote Bach, zoals ook straks na deze overdenking... En hij mag de maat der engelen slaan, de lieve lange dag. En daar zien we weer een verbinding met Openbaring 21... mensenmaat (Bach was een mens, hoe hemels zijn muziek ook was), die engelenmaat is (want het is wel hemels wat hij componeerde). En dat ook vanwege een virtuoze omgang met getallen, met maten. Als iemand toch maat kon houden... dat kon hij bovenmate goed. Je zou bijna nog coupletten toevoegen na Bach. Händel, of Arvo Pärt, of Thea de Goede. Je mag ze er allen bij bedenken, allen die muziek maken voor de Heer. Ook koren, kinderkoren, protestantse kerkkoren en oratoriumverenigingen en ga maar door. En je mag ook toevoegen de projectkoren voor een startzondag, waar je ontdekt dat je toch best zingen kunt, en evengoed mag meedoen in het koor voor de Heer. Ook als je dacht dat je wat achteropkwam. Achteropgezet misschien. Ook als jouw geluid er niet mocht zijn. Zij die achteropgezet werden of zelfs uitgeroeid... in verleden en heden... gesymboliseerd in de negers met hun loftrompet en de joden met hun ster. Maar hun stem verstomde niet, hun lied klinkt door, evenals het lied van de dwaze moeders en de radeloze vaders en allen die monddood gemaakt worden of allen van wie gezegd is dat zij niet kunnen zingen. Nou en of zij dat kunnen. Ze kunnen het van alle kanten. Kijk maar, kijk je ogen uit. Lange lanen, eindeloze rijen, kinderen voorop, een groot en prachtig kinderkoor... En zo gaan wij dan... we gaan door, en zingen ons de toekomst in. En musiceren voor de Heer, die troont op onze lofzang. En die ons de volle maat van zijn liefde schenken wil, iedere dag van ons leven, iedere dag van onze reis op weg naar onze moederstad, ons vaderhuis, onze levensreis op weg naar onze Heer. Amen lied 737: 15a, 16k, 17m, 18v, 19k, 20 en 21a
© Copyright 2024 ExpyDoc