Beoordelingsformulier email (let op: B1 variant begint op pagina 3)

Driepunts-beoordelingsmodel MVT: Schrijven
Beoordelingsmodel Schrijven A2
Kandidaat:……………………………………………………… Beoordelaar:………………………………………………………….. Datum:……………………………………
Stap 1

Het schrijfproduct is voldoende leesbaar om te
Ja > ga verder naar stap 2
beoordelen
Nee > product niet verder beoordelen
én

Motivatie: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Het schrijfproduct is adequaat.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Stap 2
1.
Onvoldoende-Voldoende-Goed
0 – 1 – 2 punten
Opdrachtspecifieke inhoudskenmerken

Het schrijfproduct voldoet aan álle inhoudelijke eisen van de opdracht zoals beschreven in het examen (zie Beoordeling bij
Informatie voor de kandidaat).
2.
Woordgebruik en woordenschat

Standaardpatronen met uit het hoofd geleerde uitdrukkingen en kleine groepen van woorden waarmee beperkte informatie wordt
overgebracht.
3.
Grammaticale correctheid

4.
Eenvoudige constructies, echter systematisch met elementaire fouten.
Spelling en interpunctie

Korte zinnen over alledaagse onderwerpen – bijvoorbeeld een routebeschrijving – zijn correct overgeschreven. Spelling van korte
woorden die binnen het mondelinge vocabulaire van de schrijver vallen is fonetisch redelijk correct (volgt echter niet noodzakelijk
de standaard spellingsconventies).
5.
Coherentie

Groepen woorden zijn verbonden met behulp van eenvoudige voegwoorden, zoals: ‘en’, ‘maar’ en ‘omdat’.
Eindbeoordeling
Totaalscore:
Toelichting op het beoordelingsmodel A2
Beoordelingsmodel Schrijven A2
Stap 1
Niet beoordelen omdat er bijvoorbeeld sprake is van:
Precondities Leesbaarheid en

een slechte, incomplete print van de prestatie;
Adequaatheid

niet leesbaar handschrift;

vele zichtbare correcties die de toegankelijkheid van de tekst bemoeilijken;

dat de geproduceerde tekst niet voldoet aan de opdracht.
Stap 2
Kenmerken van de taakuitvoering

Stap 1
De eerste stap betreft de precondities: leesbaarheid en adequaatheid. Een taaluiting is adequaat als hij voldoet aan wat globaal in de opdracht is bedoeld. Als de kandidaat
op één van deze precondities negatief scoort, wordt de beoordeling niet verder voortgezet.

Stap 2
Doel van dit onderdeel is om te bepalen of de geleverde prestatie voldoet aan de opdrachtspecifieke kenmerken van de opdracht en passend is voor het beoogde
taalniveau.
Als eerste beoordelingsaspect zijn de opdrachtspecifieke inhoudskenmerken opgenomen. Deze zijn per toetstaak/opdracht verschillend. De eisen hieraan staan per
opdracht en per examen beschreven bij Beoordeling (Informatie voor de kandidaat). Als een kandidaat voldoet aan álle opdrachtspecifieke eisen dan krijgt hij daar 2
punten voor. Voldoet hij aan ongeveer 2/3 (tweederde) van de opdrachtspecifieke eisen dan krijgt hij 1 punt. Als minder dan 2/3 van de opdrachtspecifieke eisen zichtbaar
zijn in de taaluiting dan krijgt de kandidaat geen punten.
Daarna volgen de beoordelingsaspecten zoals deze in het Europees Referentiekader (ERK) staan. Deze aspecten zullen voor alle schrijftaken hetzelfde zijn en behoeven
geen aanpassing per taak. Wel geldt dat niet alle aspecten in elke toetsopdracht (in gelijke mate) zullen voorkomen. Er moet dus naar alle toetstaken samen gekeken
worden.
We werken in dit model met een driepuntschaal. Per aspect kan de kandidaat een goed (2 punten), een voldoende (1 punt) of een onvoldoende (0 punten) scoren.

Scoren
De kandidaat kan per opdracht maximaal 10 punten scoren. De kandidaat kan voor de A2-toets Schrijven maximaal 20 punten scoren. De kandidaat scoort voldoende als hij
9 punten of meer heeft behaald.

Van score naar cijfer
Wanneer een cijfer moet worden toegekend kan de onderstaande omrekentabel worden gebruikt. Decimalen mogen niet worden afgerond.
Aantal punten
20
19
18
17
16
15
14
13
12
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
Cijfer
10,0
9,5
9,1
8,6
8,2
7,7
7,3
6,8
6,4
5,9
5,5
5,0
4,6
4,1
3,7
3,2
2,8
2,3
1,9
1,4
1,0
Beoordelingsmodel Schrijven B1
Kandidaat:……………………………………………………… Beoordelaar:………………………………………………………….. Datum:……………………………………
Stap 1

Het schrijfproduct is voldoende leesbaar om te
Ja > ga verder naar stap 2
beoordelen
Nee > product niet verder beoordelen
én

Motivatie: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Het schrijfproduct is adequaat.
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Stap 2
1.
Onvoldoende-Voldoende-Goed
0 – 1 – 2 punten
Opdrachtspecifieke inhoudskenmerken

Het schrijfproduct voldoet aan álle inhoudelijke eisen van de opdracht zoals beschreven in het examen (zie Beoordeling bij
Informatie voor de kandidaat).
2.
Woordgebruik en woordenschat

De woordenschat is toereikend om eventueel met behulp van omschrijvingen over vertrouwde onderwerpen, zoals familie, hobby's,
werk, reizen en actuele gebeurtenissen te schrijven.
3.
Grammaticale correctheid

4.
Redelijk correct gebruik van frequente 'routines' en patronen die horen bij voorspelbare situaties.
Spelling en interpunctie

Lopende tekst die over het algemeen in het geheel begrijpelijk is. Spelling, interpunctie en lay-out zijn in de meeste gevallen
accuraat genoeg om te volgen.
5.
Coherentie

Een serie van kortere, eenvoudige afzonderlijke elementen is verbonden tot een samenhangende lineaire reeks van punten.
Eindbeoordeling
Totaalscore:
Toelichting op het beoordelingsmodel B1
Beoordelingsmodel Schrijven B1
Stap 1
Niet beoordelen omdat er bijvoorbeeld sprake is van:
Precondities Leesbaarheid en

een slechte, incomplete print van de prestatie;
Adequaatheid

niet leesbaar handschrift;

vele zichtbare correcties die de toegankelijkheid van de tekst bemoeilijken;

dat de geproduceerde tekst niet voldoet aan de opdracht.
Stap 2
Kenmerken van de taakuitvoering

Stap 1
De eerste stap betreft de precondities: leesbaarheid en adequaatheid. Een taaluiting is adequaat als hij voldoet aan wat globaal in de opdracht is bedoeld. Als de kandidaat
op één van deze precondities negatief scoort, wordt de beoordeling niet verder voortgezet.

Stap 2
Doel van dit onderdeel is om te bepalen of de geleverde prestatie voldoet aan de opdrachtspecifieke kenmerken van de opdracht en passend is voor het beoogde
taalniveau.
Als eerste beoordelingsaspect zijn de opdrachtspecifieke inhoudskenmerken opgenomen. Deze zijn per toetstaak/opdracht verschillend. De eisen hieraan staan per
opdracht en per examen beschreven bij Beoordeling (Informatie voor de kandidaat). Als een kandidaat voldoet aan álle opdrachtspecifieke eisen dan krijgt hij daar 2
punten voor. Voldoet hij aan ongeveer 2/3 (tweederde) van de opdrachtspecifieke eisen dan krijgt hij 1 punt. Als minder dan 2/3 van de opdrachtspecifieke eisen zichtbaar
zijn in de taaluiting dan krijgt de kandidaat geen punten.
Daarna volgen de beoordelingsaspecten zoals deze in het Europees Referentiekader (ERK) staan. Deze aspecten zullen voor alle schrijftaken hetzelfde zijn en behoeven
geen aanpassing per taak. Wel geldt dat niet alle aspecten in elke toetsopdracht (in gelijke mate) zullen voorkomen. Er moet dus naar alle toetstaken samen gekeken
worden.
We werken in dit model met een driepuntschaal. Per aspect kan de kandidaat een goed (2 punten), een voldoende (1 punt) of een onvoldoende (0 punten) scoren.

Scoren
De kandidaat moet in elk geval de A2-toets Schrijven hebben gehaald. De kandidaat kan voor de B1-toets Schrijven maximaal 10 punten scoren. De kandidaat scoort
voldoende als hij 5 punten of meer heeft behaald.

Van score naar cijfer
Wanneer een cijfer moet worden toegekend kan de onderstaande omrekentabel worden gebruikt. Decimalen mogen niet worden afgerond.
Aantal punten
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
Cijfer
10,0
9,1
8,2
7,3
6,4
5,5
4,6
3,7
2,8
1,9
1,0