Duurzame overjas voor oud kantoor

8
deVerdieping duurzaamheid & natuur
DINSDAG 11 FEBRUARI 2014
Trouw
allerlei schelpen
op het strand
natuurdagboek 11 februari 2014
S
trandschelpen zijn algemeen op het Nederlandse strand. Er zijn grote
strandschelpen, stevige,
ovale en halfgeknotte.
De grote zijn veel groter dan de
rest en dun. Ze breken zomaar. De
halfgeknotte zijn talrijk. Ze leven
niet ver van de kust op de bodem
in schelpenbanken, waar de zee
niet zo diep is. Zwarte zee-eenden
duiken en eten ze op. Ze slikken
ze helemaal in en verbrijzelen de
schelpen in hun gespierde maag.
Het gruis poepen ze weer uit.
Schelpengruis is een middel tegen allerlei kwalen, als we hocuspocushelers mogen geloven. Vooral gemalen oester is een lucratief
wondermiddel. Mensen met vage
pijnklachten slikken het maandenlang en waarachtig, de vage
klachten verdwijnen! Ik hoorde op
de radio dat oesters in Zeeland gemalen worden in koffiemolens.
Die draaien zich stuk en stomp op
de harde schelpen en moeten re-
gelmatig vervangen worden. In
heel Zeeland was geen koffiemolen meer te vinden.
Strandschelpengruis is niet zo
heilzaam, anders zouden zee-eenden het niet uitpoepen. De halfgeknotte strandschelpen lijken op
stevige en ovale strandschelpen,
die beide ovaal zijn en dus nog
meer op elkaar lijken. De stevige
is echter steviger, de ovale kun je
makkelijker breken. Als je dat
doet, weet je weliswaar dat je de
ovale hebt, maar heb je hem tegelijk niet meer. Gelukkig zien ze er
ook breekbaarder en dunner uit.
Ovale en stevige strandschelpen
zijn ook algemeen op het strand,
maar dat zijn oude kleppen. Verse
kleppen zijn schaars. Daarom was
ik verrast met een zogenoemd
doublet van een stevige strandschelp, met beide kleppen aan elkaar. Die is nog maar net aangespoeld en nog niet lang dood, anders was het slotje wel vergaan.
KOOS DIJKSTERHUIS
Duurzame
overjas voor
oud kantoor
Sloop had gekund, met dertig jaar oude
kantoorgebouwen. Maar netbeheerder
Liander koos voor duurzame renovatie.
Hun bedrijfspanden in Duiven krijgen
de hoogst mogelijke groene upgrade.
RepoRtage
Stevige strandschelp foto koos DijksteRhuis
In een ruit of een rechthoek:
samen zwemmen vissen beter
Samen zwemmen is efficiënter dan
alleen. Dat geldt in ieder geval voor
vissen die in scholen zwemmen. De
formatie van die school doet er niet
zoveel toe. Het individu verliest het
altijd van de gemeenschap.
Dat blijkt uit onderzoek van de
Groningse hoogleraar Charlotte
Hemelrijk dat onlangs in Fish and
Fisheries is gepubliceerd. Tot nu toe
werd gedacht dat de ruitvorm de
meest efficiënte is voor vissen om
zich voort te bewegen. Volgens een
gezaghebbende wiskundige theorie
zouden vissen midden in die ruit het
meest profiteren van het kielzog van
andere vissen, vermeldt het persbericht van de Rijksuniversiteit Groningen. Toch constateren de visserijbiologen dat vissen in allerlei formaties
zwemmen, zoals in lijn achter elkaar, in slagorde naast elkaar en
naast de ruit ook in een rechthoek.
Volgens Hemelrijk negeert die
theorie een aantal variabelen. Zo
wordt de vloeibaarheid van het water niet meegewogen. Ook interacties tussen de werking van het kielzog en de gedragingen van individuele vissen zijn tot nu toe buiten de
studies gebleven. Hemelrijk ont-
wierp een computersimulatiemodel
waarin deze variabelen wel zijn opgenomen. De ruitvorm is niet per se
de meest efficiënte, zo blijkt dan. De
rechthoek doet het vaak beter, aldus
de studie. “Vissen die diagonaal voor
andere vissen zwemmen verstoren
het kielzog van de vissen achter hen,
waardoor het positieve effect ervan
vervalt”, aldus Hemelrijk in het persbericht. Verder is het in een lijn achter elkaar zwemmen niet zo inefficiënt als het lijkt. De vis krijgt de
achterwaartse stroming niet recht op
zijn neus, zoals altijd gedacht. Vissen
maken een golvende zwembeweging
en bewegen daarmee ook hun kop
van links naar rechts. Zo komt de
stroming op hun flanken en profiteren ze daar juist van, aldus de studie.
REDACTIE GROEN
Cokky van Limpt
E
en gebouw is net een mens. Zoals een blitse outfit de saaiste
kantoorklerk kan oppimpen tot
he-man, bepaalt aankleding ook
de uitstraling van een gebouw.
Trek een grijze bakstenen gevel
een mooi nieuw jasje aan en je
herkent de saaie blokkendoos niet meer. Op
een bedrijventerrein in Duiven ondergaan vijf
kantoorgebouwen van elektriciteitsnetbeheerder Liander zo’n metamorfose.
De nieuwe overjas waarin de dertig jaar oude
grauwe gebouwen inmiddels zijn gestoken, is
geweven van houten latten. Niet zomaar hout,
maar gecertificeerd PEFC-hout, dat onder milieuvriendelijke omstandigheden is verduurzaamd. Een deel van de gevelbetimmering is
nog duurzamer, want bij elkaar gesprokkeld
uit afvalhout, dat letterlijk is weggesleept voor
de ovens van de even verderop gelegen vuilverbrander Sita. Piet Hein Eek maakt er meubels
van, maar hier worden muren met afvalhout
bekleed. Dat worden binnengevels, als straks
een reusachtig, iconisch dak van 8000 vierkante meter het complex overspant en je tussen
de glazen wanden van het atrium daaronder
van het ene naar het andere gebouw wandelt.
Torenhoge ambities
Duurzaam, milieuvriendelijk en recyclebaar is
alles wat er aan het gebouwencomplex wordt
verbouwd en toegevoegd. Want Liander heeft
torenhoge ambities met deze renovatie. Letterlijk voor hetzelfde geld had de netbeheerder
de gebouwen tegen de grond kunnen gooien
om er nieuwbouw neer te zetten. Maar dat is
precies wat het bedrijf niet wil. Manager huisvesting Ton Bernts is er klip en klaar over: “Wij
willen nu en in de toekomst geen nieuwe panden meer neerzetten, maar bestaande gebouwen herontwikkelen, zodat we niet onnodig
materiaal onttrekken aan die mooie aarde.
Duurzaamheid staat hoog in het vaandel van
Liander, dat als netbeheerder actief betrokken
is bij de energietransitie. Het zit in onze genen
én we zien duurzaamheid als een maatschap-
pelijke verantwoordelijkheid. Bovendien willen wij in 2023 een CO2-neutraal bedrijf zijn.
Dat is ook een van de uitgangspunten bij de renovatie van de vestiging in Duiven, die straks
niet energieneutraal maar zelfs energieleverend zal zijn.”
De aanbesteding van de renovatie was een
noviteit voor de bouwwereld. Liander legde
geen eisen en voorschriften voor aan de bouwers, architecten en vastgoedontwikkelaars,
maar formuleerde vier ‘ambities’ waaraan het
gebouwencomplex na de renovatie moet voldoen. Ten eerste moeten de gebouwen het tijden plaatsonafhankelijke ‘nieuwe werken’ mogelijk maken voor maar liefst 1550 medewerkers. Dat vraagt om vergaderruimtes, overlegplekken en gelegenheden om geconcentreerd
te werken. Ten tweede moet het een maximaal
circulair gebouw worden, dus zoveel mogelijk
hergebruik van materialen en zo weinig mogelijk uitstoot van CO2 door onder meer materiaaltransport. Als derde ambitie noteerde Liander dat het een energiepositief complex moet
worden en ten vierde dat het de relatie met het
gebied eromheen moet versterken, zowel met
de landschappelijke omgeving als met de andere bedrijven op het terrein.
Alleen ‘consortia’ konden intekenen op het
ambitielijstje van Liander: combinaties van een
architect, vastgoedontwikkelaar, bouwer, in-
Een deel van het
bouwmateriaal,
‘sprokkelhout’, is
weggesleept voor de
ovens van de nabije
vuilverbrander
Trouw
duurzaamheid & natuur deVerdieping
DINSDAG 11 FEBRUARI 2014
9
Hét keurmerk voor gebouwen: Breeam
Breeam is een uit Engeland afkomstige internationale beoordelingsmethode om de duurzaamheidsprestatie
van gebouwen en gebieden te bepalen. Het is het belangrijkste en meest
gebruikte duurzaamheidskeurmerk
voor gebouwen ter wereld. BreeamNL is de Nederlandse versie ervan,
ontwikkeld door de Dutch Green Building Council.
Op deze artist’s impression is te zien hoe het kantoor er straks uit gaat zien, met het grote golvende dak dat de gebouwen en het atrium daartussen overspant. IllustratIe allIander
stallateur en stedenbouwkundige. Twaalf consortia meldden zich aan en met drie daarvan
had Liander voldoende ‘gevoelsklik’ om ermee
om de tafel te gaan zitten. Met z’n allen wel te
verstaan, de drie concurrenten bij elkaar. “We
zijn bijna een jaar lang bezig geweest,” vertelt
Bernts, “voor de gunningsdocumenten er lagen
en de gunningsfase kon beginnen. Heel onwennig was dat overleg in het begin. Maar gaandeweg werden de architecten en bouwers steeds
enthousiaster.” Uiteindelijk koos Liander voor
het consortium van architect Thomas Rau, VolkerWessels Vastgoed en bouwonderneming
Boele & van Eesteren. “Hun invulling van onze
ambities paste het beste bij wat wij willen.”
De renovatie is een ‘co-creatief’ project. Dat
betekent, legt Bernts uit, dat de verschillende
partijen gaande de werkzaamheden steeds opnieuw bekijken of het beter, anders, nog duurzamer kan. “Zo hebben we heel laat in het proces besloten om toch een ander klimaatsysteem te nemen dan aanvankelijk de bedoeling
was, omdat dat de kwaliteit, het comfort en de
energiehuishouding ten goede zou komen.”
stoot van beton, dat in zijn eentje verantwoordelijk is voor ongeveer 2 procent van de totale,
wereldwijde CO2-uitstoot. Dat extreem vervuilende element cement is in deze nieuwe betonsoort vervangen door geopolymeer. Echt duurzaam kun je een product uit de vuilverbranding natuurlijk nog niet noemen,” erkent civiel
ingenieur Dwars, die zich van betonspecialist
in razend tempo ontwikkelt tot expert in groene oplossingen. “Maar het is een goede tussenstap voor de fase waarin we nu zitten, op weg
naar werkelijk duurzaam beton.”
Het geopolymeer beton is veel lichter dan gewoon beton en daarom niet geschikt voor dragende constructies. Maar Dwars en bouwbaas
Frans Wielemaker van Boele & van Eesteren
zien de eerste toepassingen ervan in het-project al levendig voor zich: wandelpaden van dit
beton in de kleuren van de elektrische draden
die de klanten van Liander ook in hun huizen
aantreffen: groen, oranje, geel, blauw en rood.
Voor een overtuigend bewijs van de circulaire
ambitie van het project moet je buiten zijn, op
de bouwplaats. Aan de zijkant van het terrein
staat een hele rij groene containers. Wat erin
moet, staat er buiten op geschreven: folie, gips,
isolatiemateriaal, bedrijfsafval (kantinerommel
et cetera), papier en kunststof, puin, harde
kunststof.
“Dit is ons grondstoffendepot,” zegt Dwars
trots. “Alles wat uit de oude gebouwen komt,
moet gescheiden worden ingezameld, voor
hergebruik of recycling. Het puin uit de grondstoffenbank wordt vergruisd op het terrein
zelf, dus niet getransporteerd naar elders, en
wordt weer gebruikt als verharding onder de
bestrating. Alle materialen die worden aan- en
afgevoerd, worden gemeten en gelabeld. Van
elke vrachtwagen die spullen komt brengen,
wordt kenteken en eurocode genoteerd, gevraagd waar hij vandaan komt, hoeveel kilometer hij heeft gereden, wat hij komt brengen
CO2-arm beton
Ook weer vanuit het oogpunt van duurzaamheid, staan er geen bouwketen op het terrein.
Overleggen en schaften gebeurt in een van de
gebouwen die binnen nog intact zijn. Onno
Dwars, manager duurzaamheid bij VolkerWessels Vastgoed, komt een van de overlegruimtes
binnen met een gele steen in zijn handen. Net
als bij dat andere klimaatsysteem, blijkt het
ook hier om een nieuw en duurzaam product
te gaan, dat goed past bij Lianders ambities.
Triomfantelijk legt Dwars het ding op tafel.
“Deze steen is gemaakt van beton. Geen gewoon beton maar geopolymeer beton, dat is
gemaakt van de slakken, die na verbranding
overblijven uit de afvalverwerking. Bij de productie van dit beton is de uitstoot van CO2 een
kwart van die bij het gangbare beton. Beton
wordt gemaakt van grind, cement, granulaat,
water en zand. Met name het onderdeel cement is verantwoordelijk voor de hoge CO2-uit-
Gecertificeerd hout en sprokkelhout sieren de gevels. Foto thomas heye
en hoeveel. Letterlijk alles wordt gemeten. We
hebben ons er contractueel op vastgelegd met
het ontwerp en de realisatie van het project het
Breeam-duurzaamheidslabel excellent te halen,
maar we streven naar outstanding. Ik durf te
zeggen dat dit ambitieniveau uniek is in de
vastgoedwereld.”
Luchtbellen van 22 meter
Het enorme dak, dat de gebouwen en het daartussen gelegen atrium gaat overkappen, wordt
de grote blikvanger. Het golvende dak van lichte, herbruikbare kunststof, wordt gedragen
door gerecycled staal. In het dak zitten enorme
‘bellen’ van doorzichtig folie. De bellen hebben
een diameter van 6 tot 22 meter en bevatten
kamers met lucht ertussen. De hoeveelheid
lucht tussen de kamers, en daarmee het isolerend vermogen van de bellen, kan worden gereguleerd, rekening houdend met het weer.
Om een gezonde vochtigheidsbalans te verkrijgen tussen de glazen wanden van het atrium,
wordt een van de gebouwen onder het dak helemaal met groene planten bekleed. “Dat
schept een prettig klimaat op een natuurlijke
manier. Dat gebouw ademt straks letterlijk
zuurstof,” zegt de geestdriftige Dwars. “Er komen ook echte bomen te staan in het atrium,
van dezelfde soort als buiten.”
Het is de bedoeling het buitenterrein zo in te
richten dat er zich op den duur ook gebiedseigen plant- en diersoorten kunnen vestigen. De
twee ‘hotels’ die bij de plannen waren inbegrepen, staan er al. Het zijn vleermuizentorens.
“De hotelgasten hoeven geen toeristenbelasting te betalen,” grapt Dwars.
Zuinig en slim gebruik van energie, luchtverwarming, een bodem-warmtepomp en 10.000
vierkante meter aan zonnepanelen moeten het
gebouwencomplex straks energieleverend maken. Dwars is ervan overtuigd dat het lukt. En
hij is überhaupt optimistisch over de duurzame ontwikkeling in de bouw. “Het gaat ineens
heel snel. Dankzij de opdrachtgevers. Met hun
wensen voor duurzame gebouwen brengen zij
de hele keten van de bouw in beweging.”