Toelichting ontwerpbestemmingsplan

Pastoor Van De Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
ontwerp bestemmingsplan
Projectnr. 265971
Revisie 01
Datum 28 oktober 2014
Auteur(s):
ir. M.L.M. Stabel
ing. M. Winkel-Bootsma
datum vrijgave
28 oktober 2014
beschrijving revisie
ontwerp
goedkeuring
M. Winkel-Bootsma
vrijgave
M.L.M. Stabel
Copyright © 2014 Antea Nederland B.V.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk,
fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Inhoudsopgave
Toelichting
blad 2 van 40
3
Hoofdstuk 1
1.1
1.2
1.3
1.4
Doel en opzet
Aanleiding
Ligging en begrenzing plangebied
Doel
Leeswijzer
Hoofdstuk 2
2.1
2.2
2.3
2.4
Beleidskader
Rijksbeleid
Provinciaal beleid
Gemeentelijk beleid
Conclusie
7
7
9
10
13
Hoofdstuk 3
3.1
3.2
Gebiedsprofiel
Ruimtelijke structuur
Functionele structuur
15
15
16
Hoofdstuk 4
4.1
4.2
Projectprofiel
Planbeschrijving
Ruimtelijke aspecten
17
17
17
Hoofdstuk 5
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
5.6
5.7
5.8
5.9
Realiserings- en uitvoeringsaspecten
Archeologie
Bodem
Weg- en railverkeerslawaai
Externe veiligheid
Trillingshinder
Water
Ecologie
Luchtkwaliteit
Kabels en Leidingen
21
21
21
22
24
26
27
30
31
32
Hoofdstuk 6
6.1
6.2
6.3
Juridische planbeschrijving
Bestemmingsregeling
Toelichting op de verbeelding
Toelichting op de regels
35
35
35
35
Hoofdstuk 7
7.1
7.2
Uitvoerbaarheid
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
39
39
39
Ruimte - Antea Nederland B.V.
5
5
5
6
6
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Toelichting
blad 3 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
blad 4 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Hoofdstuk 1
1.1
Doel en opzet
Aanleiding
De gemeente Oisterwijk is voornemens om aan de Pastoor van de Meijdenstraat in
Oisterwijk - tussen de spoorlijn Tilburg-Eindhoven en de Tilburgseweg (zie figuur 1.1) maximaal 32 woningen te realiseren. In het kader van de ontsluiting van deze nieuwbouw
zal de Pastoor van de Meijdenstraat worden doorgetrokken. De nieuwbouwplannen geven
een kwaliteitsimpuls aan de huidige rommelige situatie.
De voorgenomen ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan ter plaatse. Het
gaat om het bestemmingsplan 'Woongebied-West' (vastgesteld 16 december 1999 en
goedgekeurd op 27 juni 2000). Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te
maken, is dit bestemmingsplan opgesteld.
Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te regelen, is eerder een herziening van het
bestemmingsplan 'Woongebied west, 1e herziening' opgesteld. Dit bestemmingsplan is op 2
juli 2009 vastgesteld. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft
het vaststellingsbesluit voor de bestemming 'Woondoeleinden' op 11 augustus 2010 deels
vernietigd. De ABRvS achtte het bestemmingsplan 'Woongebied west, 1e herziening'
onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Dit had te maken met het feit dat de realisatie van dove
gevels in het bestemmingsplan niet was geregeld en dat niet was onderzocht of de woningen
vanwege de spoorweg onaanvaardbare trillingshinder zouden ondervinden.
In dit bestemmingsplan is het laatste ontwerp voor het plangebied meegenomen en zijn de
onderwerpen die de ABRvS als onvoldoende onderbouwd heeft gevonden nader gemotiveerd.
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied bevindt zich ten westen van het centrum van Oisterwijk en wordt globaal
begrensd door de spoorlijn aan de noordzijde, de woningen langs de Tilburgseweg aan de
zuidzijde, de Moergestelseweg aan de oostzijde en de Pastoor van de Meijdenstraat aan de
westzijde. Het plangebied bestaat uit braakliggende gronden waar de woningbouw is
voorzien. Tevens maakt het bestaande detailhandelsbedrijf aan de Tilburgseweg 8 deel uit
van het plangebied.
blad 5 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Figuur 1.1: Ligging plangebied Pastoor van de Meijdenstraat
1.3
Doel
Het doel van voorliggend bestemmingsplan is het juridisch-planologisch mogelijk maken
van de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied 'Pastoor van de Meijdenstraat' te
Oisterwijk. Met de ontwikkeling is sprake van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit
van het gebied aansluitend op de Pastoor van de Meijdenstraat. De ruimtelijke kwaliteit
wordt verbeterd door het saneren van een braakliggend terrein in het stedelijk gebied, dat in
het verleden onder meer als vuilstort diende. Door de sanering wordt het mogelijk om in
totaalmaximaal 32 woningen te realiseren, waarvan minimaal 14 woningen bestemd voor
starters op de woningmarkt. Door een gebied binnen het stedelijk gebied geschikt te maken
voor woningbouw, is sprake van inbreiding, herstructurering en zuinig ruimtegebruik.
1.4
Leeswijzer
De opzet van voorliggende herziening is als volgt:
in hoofdstuk 2 wordt het relevante ruimtelijke beleidskader besproken. Hierbij wordt
aandacht besteed aan het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid;
in hoofdstuk 3 is het gebiedsprofiel van het plangebied aangegeven;
in hoofdstuk 4 wordt specifiek op het projectprofiel van de woningbouwlocatie
ingegaan;
in hoofdstuk 5 zijn de realiserings- en uitvoeringsaspecten beschreven die van belang
zijn voor de voorgenomen ontwikkeling;
hoofdstuk 6 bevat de juridische planbeschrijving;
in hoofdstuk 7 zijn de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van dit
bestemmingsplan beschreven.
blad 6 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Hoofdstuk 2
2.1
Beleidskader
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. De
Structuurvisie vervangt de Nota Ruimte (2006). In de Structuurvisie staan de plannen voor
ruimte en mobiliteit van nationaal belang. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in
welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de
bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de
plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
Het kabinet richt zich bij de verbetering van het vestigingsklimaat vooral op de regio's die
zorgen voor de meeste economische groei. Dat zijn de haven van Rotterdam en de luchthaven
Schiphol (mainports), de top technologieregio zuidoost Nederland (brainport) en de greenports
(tuinbouwclusters) Westland/Oostland, Venlo, Aalsmeer, Duin- en Bollenstreek en Boskoop.
Het Rijk zet met de ontwerp structuurvisie het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een
concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen
om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange
termijn (2028):
het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de
ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij
de gebruiker voorop staat;
het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en
cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Door het nationale karakter van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de kleine schaal
van onderhavig bestemmingsplan, heeft dit bestemmingsplan nauwelijks raakvlak met dit
nationaal beleid. Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het onderhavige
plan in overeenstemming is met de Structuurvisie.
Barro
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale
belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de
juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17
december 2011 in werking getreden. Per 1 oktober 2012 is een wijziging van het Barro in
werking getreden. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in
gemeentelijke bestemmingsplannen. In het Barro zijn 13 nationale belangen opgenomen die
juridische borging vereisen.
Op de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan wordt voorzien, zijn geen nationale belangen
in het geding. Het Barro is daarmee niet van invloed.
blad 7 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6 lid 2 Bro)
Ingevolge artikel 3.1.6 lid 2 Bro dient de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe
stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, te voldoen aan een drietal voorwaarden, ook wel
'treden' genoemd. De definitie van 'stedelijke ontwikkeling' is: 'ruimtelijke ontwikkeling van een
bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of
andere stedelijke voorzieningen'. Dit plan beoogt de functiewijziging van een woning naar een
bedrijfsbestemming (planologisch-juridisch) mogelijk te maken.
Voor de onderbouwing van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de
ruimtelijke inpassing wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De 'treden
van de ladder' worden is artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
1.
2.
3.
voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte.
kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden
voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie
of anderszins.
wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied
kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op
locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend
ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (met andere woorden zorgen voor
optimale inpassing en bereikbaarheid).
De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de uitgangspunten van de 'ladder voor duurzame
verstedelijking':
1.
2.
3.
De ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 32 woningen, waarvan 14
starterswoningen. Binnen de gemeentelijke woningbouwprogrammering, welke is
vastgelegd in de woonvisie, zijn deze woningen meegenomen.
De ontwikkeling vindt plaats binnen 'bestaand stedelijk gebied' dat ligt ingeklemd
tussen de spoorlijn en de woningen langs de Tilburgseweg. In de huidige situatie is
sprake van braakliggende gronden die deels in gebruik zijn als stortplaats.
Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied,
waarmee trede 3 van de 'ladder' niet aan de orde is.
De herontwikkeling van het plangebied Pastoor van de Meijdenstraat voldoet aan de eisen
van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Modernisering Monumentenzorg (MoMo)
Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als
gevolg van MoMo wijzigt het Bro (artikel 3.6.1. lid 2). Wat voor archeologie geldt, gaat voor
al het cultureel erfgoed gelden. De volgende regel is van kracht:
"In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van
de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond
aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van
het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet
archeologie. Ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen te
worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet
formeel beschermde objecten en structuren."
Dit betekent dat gemeenten verantwoordelijkheid zijn voor het betrekken van
cultuurhistorische waarden bij de bestemmingsplannen. Dat kan op verschillende manieren
blad 8 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
en kan van het wettelijk verplichte minimum tot en met uitgebreide eigen beleid. Het
plangebied bevat geen cultuurhistorische waarden, die van invloed zijn op de voorgenomen
herontwikkeling van de gronden.
2.2
Provinciaal beleid
Structuurvisie Noord-Brabant, 'Brabant in ontwikkeling'
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze
structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke
beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar
zorgvuldige veehouderij in Brabant.
De SVRO van de provincie Noord-Brabant schetst de hoofdlijnen van het provinciaal
ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het
ruimtelijk handelen van de provincie.
Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet
ruimtelijke ordening biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale
beleidsterreinen. In de SVRO staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat
wil doen. Daarin is voor de doelen en ambities die bereikt moeten worden per onderwerp
aangegeven welke instrumenten de provincie wil inzetten. In een beperkt aantal gevallen is
gekozen voor het instrument 'planologische verordening'.
In de SVRO is het plangebied aangeduid als 'kernen in het landelijk gebied'. De kernen in het
landelijk gebied, met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, voorzien in de
opvang van de lokale verstedelijkingsbehoefte (wonen, werken, voorzieningen).
Met de realisatie van de woningen wordt invulling gegeven aan de lokale woningbehoefte
van Oisterwijk. De ontwikkeling past daarmee binnen de in de SVRO uiteengezette
beleidsuitgangspunten.
Figuur 2.1: uitsnede Structuurvisie Noord-Brabant
blad 9 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Verordening ruimte 2014
In de Verordening ruimte vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het
provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke)
bestemmingsplannen. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze
dat wil doen. De Verordening is daarbij een uitvoeringsinstrument om die provinciale
belangen veilig te stellen.
Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben in hun vergaderingen van 7 februari 2014 en
14 maart 2014 de Verordening ruimte 2014 vastgesteld. Daarnaast hebben Gedeputeerde
Staten in hun vergadering van 18 maart 2014 besloten de Verordening ruimte 2014 op
onderdelen te wijzigen. De Verordening ruimte 2014 stelt eisen aan door de gemeenten in
Noord-Brabant op te stellen bestemmingsplannen en andere planologische maatregelen.
Het plangebied is op grond van provinciale kaartbeelden gelegen in 'Bestaand stedelijk
gebied - kern in landelijk gebied'. Bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke
ontwikkeling zijn uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied. De toelichting bij een
bestemmingsplan dat voorziet in nieuwbouw van woningen dient een verantwoording te
bevatten over de wijze waarop de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal
ruimtelijk overleg worden nagekomen (1) en hoe de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de
beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw (2).
De ontwikkeling van het plangebied vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied en past
binnen de woningbouwopgaven van de gemeente Oisterwijk. De plannen vallen onder de
afspraken zoals gemaakt in het Regionaal Ruimtelijk Overleg Midden-Brabant. De
ontwikkeling past daarmee binnen de voorwaarden zoals gesteld in de Verordening ruimte
2014.
2.3
Gemeentelijk beleid
Vigerende bestemmingsplannen
Bestemmingsplan Woongebied West (1999)
De bestemming van de gronden waarop de woningen en het nieuw aan te leggen gedeelte van
de Pastoor van de Meijdenstraat zijn gelegen, zijn geregeld in het bestemmingsplan
Woongebied West (vastgesteld 16 december 1999 en goedgekeurd 27 juni 2000). De
gronden hebben de bestemming Woondoeleinden met de nadere aanwijzing vrijstaand en
aaneen en de aanduiding voor het maximaal toegestane aantal woningen, W6(a)(7). Het
maximaal aantal van 7 woningen betreft het huidige aantal aanwezige woningen. De
realisatie van 32 nieuwe woningen en de aanleg van een nieuw gedeelte van de Pastoor van
de Meijdenstraat is gelet op het vorenstaande strijdig met het vigerende bestemmingsplan.
blad 10 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Figuur 2.2: uitsnede bestemmingsplan 'Woongebied West'
In het bestemmingsplan was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, gericht op het benutten
van het gebied voor woningbouw (zie arcering in figuur 2.2). Als gevolg van het ontbreken
van een hogere grenswaarde voor geluid, werd de wijzigingsbevoegdheid niet goedgekeurd.
Het gemeentelijk beleid voorzag desondanks reeds in het bestemmingsplan in woningbouw
ter plaatse.
Woongebied West, 1e herziening
Op 2 juli 2009 is de herziening van het bestemmingsplan Woongebied West (1999)
'Woongebied West, 1e herziening' vastgesteld. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad
van State heeft het vaststellingsbesluit voor de bestemming 'Woondoeleinden' op de
verbeelding aangeduid als 'W 7,3 /10(a)(pd)(3)', 'W 7,3 /10(a)(pd)(13)' en 'W 7,3
/10(a)(pd)(6)' op 11 augustus 2010 vernietigd.
De ABRvS achtte het bestemmingsplan 'Woongebied West, 1e herziening' onvoldoende
zorgvuldig voorbereid. De volgende twee aspecten lagen aan deze uitspraak ten grondslag:
om de beoogde woningbouw mogelijk te maken, is uitvoering van de gevels aan de
noordzijde, westzijde en oostzijde als dove gevels noodzakelijk. Dit is echter niet
geregeld in het bestemmingsplan;
niet is onderzocht of de woningen vanwege de spoorweg onaanvaardbare
trillingshinder zullen ondervinden.
In onderhavig bestemmingsplan is invulling gegeven aan de uitspraak van de ABRvS door de
dove gevels in het plan te verankeren en onderzoek te doen naar trillingshinder als gevolg
van de spoorlijn.
Voor de in figuur 2.3 aangegeven vernietigde plandelen van de 1e herziening geldt nu de
bestemming Woondoeleinden (met bijbehorende plankaart) zoals opgenomen in het
bestemmingsplan Woongebied West (1999).
blad 11 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Figuur 2.3: verbeelding 'Woongebied West, 1e herziening'
Woonvisie Oisterwijk 2011-2021 (2011)
Het woonbeleid van de gemeente Oisterwijk is beschreven in deze Woonvisie 2011-2021. In
de woonvisie wordt een brede schets van het woonbeleid gegeven: er wordt zowel ingegaan
op de bestaande voorraad en de bestaande kernen als op het bouwen van nieuwe woningen.
Groepen met een bijzondere positie of specifieke woonwensen, zoals starters en ouderen,
krijgen aandacht in deze woonvisie. Ook de uitvoering van het beleid komt aan de orde in
deze woonvisie.
De hoofddoelstelling van het woonbeleid in Oisterwijk is zorgdragen voor een zodanig groot
en gedifferentieerd aanbod van woningen dat dit aansluit bij primair de vraag van de
Oisterwijkse woonconsument en secundair de vraag van woonconsumenten elders uit de
regio. De gemeente streeft naar een evenwichtige samenstelling van de bevolking, een hierop
afgestemd woningaanbod met ruimte voor jong en oud en specifieke doelgroepen.
Oisterwijk, Moergestel en Heukelom moeten hun eigen identiteit behouden.
De nieuwbouwproductie van Oisterwijk is gebaseerd op de regionale woningbouwafspraken
en de ambities geformuleerd in het Collegeprogramma, maar houdt rekening met de
marktomstandigheden in de komende periode.
Woningbouw moet bijdragen aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De
herontwikkeling van binnenstedelijke locaties kan hieraan bijdragen. De groep huishoudens
met een inkomen onder de richtlijn voor woningtoewijzing door woningcorporaties
(primaire doelgroep) is een belangrijke aandachtsgroep in het woonbeleid. Dat geldt ook
voor de groep huishoudens met een inkomen boven deze grens die door hun inkomen niet
makkelijk op de koopmarkt terecht kan (secundaire doelgroep). Binnen deze primaire en
secundaire doelgroepen verdienen starters, senioren en bijzondere doelgroepen extra
aandacht.
blad 12 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Verduurzaming van de bestaande woningvoorraad is een belangrijke doelstelling van het
woonbeleid, zowel vanwege milieudoelstellingen als vanwege beperking van de woonlasten.
De uitvoering van het woonbeleid wordt gewaarborgd door een nauwe samenwerking tussen
de gemeente en de partners in het woonbeleid.
In de woonvisie is een referentieprogramma voor de komende periode opgenomen. In dit
programma wordt aangegeven dat er een latente behoefte is aan betaalbare (max. €
185.000) grondgebonden woningen. Dit project voorziet in belangrijke mate in deze behoefte
en draagt daarmee bij aan het tot uitvoer brengen van het referentieprogramma. Vanuit de
herprogrammering in juni 2012 is dan ook gesteld dat dit project door moet gaan.
Bovendien kan gesteld worden dat betaalbare grondgebonden woningen onder de huidige
marktomstandigheden een kansrijk segment zijn. De herontwikkellocatie aan de Pastoor van
de Meijdenstraat is in kwalitatieve zin een belangrijke aanvulling, aangezien het een locatie
betreft waar grondgebonden woningen kunnen worden gerealiseerd in de lagere prijsklasse.
Beleidsregels woningbouw binnen strakke contouren
Met de pilot 'bouwen binnen strakke contouren' kon de gemeente Oisterwijk voor
inbreidings- en herstructureringslocaties woningbouwplannen indienen bij de provincie
Noord-Brabant, zonder dat door de provincie wordt getoetst op het aantal woningen.
Voor de gemeente Oisterwijk zijn in het kader van de pilot 10 specifieke locaties genoemd
alsmede algemene locaties. Door deelname aan de pilot heeft de gemeente Oisterwijk zich
verzekerd van een bouwvolume van 1.500 woningen in de periode tot 2020. De provinciale
richtcijfers tonen dat er in dezelfde periode behoefte is aan slechts 800 woningen. Met
andere woorden: de gemeente Oisterwijk bouwt de komende jaren boven de eigen behoefte.
In kwantitatieve zin zijn in Oisterwijk dus ruim voldoende locaties aangewezen voor
woningbouw. Er zijn echter weinig (pilot) locaties geschikt voor grondgebonden woningen.
Dit blijkt uit de nieuwe woonvisie die de raad eind 2011 heeft vastgesteld met daarin een
referentieprogramma voor de komende tien jaar. In dit programma wordt aangegeven dat er
een latente behoefte is aan betaalbare (max. € 185.000) grondgebonden woningen. Dit
project voorziet in belangrijke mate in deze behoefte en draagt daarmee bij aan het tot
uitvoer brengen van het referentieprogramma. Vanuit de herprogrammering in juni 2012 is
dan ook gesteld dat dit project door moet gaan. Bovendien kan gesteld worden dat
betaalbare grondgebonden woningen onder de huidige marktomstandigheden een kansrijk
segment zijn.
De ontwikkellocatie aan de Pastoor van de Meijdenstraat is in kwalitatieve zin een
belangrijke aanvulling op het woningaanbod, aangezien het een locatie betreft waar
grondgebonden woningen kunnen worden gerealiseerd in de lagere prijsklasse.
2.4
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt het volgende geconcludeerd.
Rijksbeleid
In de structuurvisie infrastructuur en ruimte is geen concreet beleid op nationaal niveau
geformuleerd dat direct van belang is voor het voorliggende bestemmingsplan.
Provinciaalbeleid
Het provinciaal beleid legt vanuit de hoofddoelstelling van zuiniger ruimtegebruik, een
blad 13 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
sterker accent op het benutten van mogelijkheden voor herstructurering en inbreiding. Van
groot belang is dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden om bestaande
bebouwde ruimte (opnieuw) en beter te benutten. Rekening moet worden gehouden met
specifieke ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten ter plaatse.
Gemeentelijk beleid
Het gebruik van de gronden tot woondoeleinden (exclusief bebouwing), komt overeen met de
woonbestemming zoals opgenomen in het bestemmingsplan Woongebied-West (vastgesteld
16 december 1999). De ontwikkeling van 32 woningen past binnen het gemeentelijk beleid,
gericht op het benutten van aanvaardbare verdichtingsmogelijkheden (inbreidingslocaties).
Het programma bestaat voor een deel uit starterwoningen, een doelgroep die conform de
woonvisie extra aandacht behoeft.
blad 14 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Hoofdstuk 3
3.1
Gebiedsprofiel
Ruimtelijke structuur
Oisterwijk kent een lineaire ruimtelijke opbouw. Kenmerkend voor de ruimtelijke structuur
van de kern Oisterwijk is de oostwest-richting van langgerekte lijnvormige elementen als de
Voorste Stroom / Achterste Stroom, de spoorlijn Tilburg-Eindhoven, wegen en het dorpshart
met het langgerekte marktplein (De Lind). Deze herkenbare lineaire ruimtelijke opbouw van
de kern is weer nader verdeeld door de noord-zuid-gerichte oude uitvalswegen zoals de
Moergestelseweg, Pannenschuurlaan en Gemullehoekenweg. Hierdoor is er sprake van min
of meer homogene deelgebieden die ieder, mede door een afgeronde ontwikkeling in
verschillende perioden, ook specifieke ruimtelijke kenmerken hebben.
Deze algemene ruimtelijke karakteristiek voor de kern Oisterwijk geldt ook voor het
Woongebied-West waarbinnen de gronden van het plangebied zijn gelegen. De Voorste
Stroom, de spoorlijn Tilburg-Eindhoven, de Tilburgseweg en de plattelandsweg (nu
fietsroute) Hoog Heukelom vormen de oorspronkelijke lineaire oostwest-dragers voor de
ruimtelijke opbouw van Woongebied-West. De spoorlijn Tilburg-Eindhoven, met de
aansluitende brede groenstrook en geluidswal aan de noordzijde, fungeert daarbij duidelijk
als grens tussen het oudere (uit de jaren dertig tot en met zeventig daterende) woongebied
tussen de spoorlijn en de Voorste Stroom en de jonge uitbreiding de Pannenschuur (uit de
jaren dertig en zeventig). Ondanks dit verschil in leeftijd is bij de ruimtelijke ontwikkeling
van de verschillende woonwijken vastgehouden aan de lineaire opzet.
Figuur 3.1: ligging en begrenzing plangebied 'Pastoor van de Meijdenstraat'
Woongebied-West heeft zich ontwikkeld langs de Tilburgseweg. Ruimtelijk en
stedenbouwkundig is er een duidelijk onderscheid te maken tussen het gedeelte gelegen
binnen de spoorlijn, Tilburgseweg en Pannenschuur en het gedeelte gelegen tussen
Tilburgseweg, Willem de Zwijgerlaan en Beukendreef. Het eerstgenoemde gebied kent een
minder planmatige opzet.
blad 15 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
De bebouwing en ruimtelijke structuur worden sterk bepaald door het oorspronkelijk
dorpskarakter en het groeien van de lintbebouwingstructuur langs de uitvalsweg. Het gebied
vormt feitelijk de ruimtelijk-structurele voortzetting van de oorspronkelijke dorpsas
Tilburgseweg-Hoogstraat. Kenmerkend is de individuele bebouwing langs de diepe tuinen /
erven tussen de Tilburgseweg en de spoorlijn, in het midden onderbroken door de later
ingevoegde strakke rijenbouw van de Pastoor van de Meijdenstraat. De
ruimtelijk-functionele relatie met het dorpscentrumgebied komt ook tot uitdrukking in de
aanwezigheid van enkele winkels in het oostelijk deel van de Tilburgseweg.
3.2
Functionele structuur
Het Woongebied-West ten zuiden van de spoorlijn is een gemengd gebied. Enerzijds is er
sprake van enkele winkels, horeca- en kantoorvestigingen, met name langs de Tilburgseweg
(oostelijk deel) en Kapelaan Huyberslaan. Anderzijds is het een gebied met een belangrijke
woonfunctie. Het plangebied ligt thans grotendeels braak en heeft zodoende een negatieve
uitstraling op de omgeving. Verdere achteruitgang moet worden voorkomen. De bestaande
detailhandelvestiging aan de Tilburgseweg 8 maakt tevens onderdeel uit van het plangebied
en zal positief worden bestemd.
blad 16 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Hoofdstuk 4
4.1
Projectprofiel
Planbeschrijving
Het plangebied is geïsoleerd gelegen tussen de spoorlijn Tilburg-Eindhoven en de
Tilburgseweg. Om de ruimtelijke kwaliteit ten aanzien van de Pastoor van de Meijdenstraat
te verbeteren, is het wenselijk om de geïsoleerde ligging van deze straat op te heffen en de
woonstraat ruimtelijk-functioneel te versterken en op te nemen in de Woongebied-West. Dit
wordt gedaan met het doortrekken van de Pastoor van de Meijdenstraat richting de
Moergestelseweg en te voorzien van een tweede aansluiting op de Tilburgseweg. De
verlengde Pastoor van de Meijdenstraat zal dus geen directe aansluiting krijgen op de
Moergestelseweg.
Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om maximaal 32 woningen te realiseren,
waarvan minimaal 14 starterswoningen. In de huidige plannen is de mogelijkheid
opgenomen om aan de oostzijde een stedenbouwkundig accent te realiseren als markering
van deze bijzondere locatie en als stedenbouwkundige tegenhanger van de overzijde van de
Moergestelseweg. Dit stedenbouwkundig accent kan - in tegenstelling tot de rest van de
woningen in het plangebied - worden uitgevoerd met een plat dak. Op deze locatie zijn
gestapelde woningen voorzien.
Belangrijk voor de structuur van het gebied is de intensivering van bebouwing en de in de
toekomst beoogde doorgaande route. Hiermee wordt de ruimtelijk-functionele structuur
versterkt.
Figuur 4.1: voorlopig bouwplan locatie Pastoor van de Meijdenstraat
4.2
Ruimtelijke aspecten
Landschap en stedenbouwkundige structuur
De gronden maken deel uit van Woongebied-West. Aan de noordzijde is de spoorlijn
blad 17 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Tilburg-Eindhoven gelegen. Aan de oostzijde is de Moergestelseweg gelegen en aan de zuiden westzijde wordt het plangebied begrensd door de woningen gelegen aan respectievelijk
de Tilburgseweg en de Pastoor van de Meijdenstraat. Het gebied maakt deel uit van een
woongebied. Intensivering hiervan past binnen de structuur, zoals dit reeds enkele decennia
geleden is ingezet met de realisering van de Pastoor van de Meijdenstraat.
Verkeer
De woningen worden ontsloten via het nieuw aan te leggen gedeelte van de Pastoor van de
Meijdenstraat. Dit gedeelte van de Pastoor van de Meijdenstraat krijgt een aansluiting op
de Tilburgseweg. Op deze weg is een verplichte rijrichting ingesteld in westelijke richting. De
ontsluiting van het plangebied zal volledig via de Tilburgseweg plaatsvinden.
De verkeersintensiteit op de Tilburgseweg Oost, wegvak tussen de kruispunten met de
Monseigneur Verhoevenlaan en de Moergestelseweg, bedraagt circa 3.500 motorvoertuigen
per etmaal (mvt / etmaal). Tijdens het drukste moment van de dag (een avondspitsuur)
bedraagt de uurintensiteit ongeveer 360 mvt/uur. In publicatie 256 (oktober 2007) van het
Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de grond-, water- en Wegenbouw en de
Verkeerstechniek (CROW) is de verkeersgeneratie voor woon en werkgebieden beschreven.
Het plangebied is gelegen in het woonmilieutype 'centrum dorps' waarin wordt uitgegaan
van een verkeersproductie en –attractie van 8 mvt / etmaal voor een tussen- of hoekwoning
en 8,8 mvt / etmaal voor een vrijstaande of 2-onder-1 kap woning. Dit houdt in dat de
ontwikkeling van de locatie circa 260 motorvoertuigbewegingen per etmaal zal genereren.
Tijdens een spitsuur vindt ongeveer 10% van de totale verkeersgeneratie op een dag plaats,
dus tijdens een dergelijk uur genereert de ontwikkeling circa 26 motorvoertuigbewegingen.
De afwikkeling zal zoals eerder vermeld plaatsvinden via de Tilburgseweg. Deze
éénrichtingsweg kent een maximum snelheid van 30 km/uur. Op basis van gegevens van
gegevens van het CROW geldt voor 30 km/uur-wegen een maximale intensiteit van 5.000 tot
6.000 mvt/etmaal. Door de ontwikkeling nemen de huidige intensiteit op de Tilburgseweg
(3.500 mvt/etmaal) toe. De genoemde grenswaarde wordt echter nog niet benaderd. De
realisatie van de woningen zal derhalve geen onaanvaardbare toename van het verkeer op
de Tilburgseweg tot gevolg hebben. Ook zijn de intensiteiten op de Tilburgseweg en het
nieuwe deel van de Pastoor van de Meijdenstraat tijdens de drukste uren op een dag, niet
dermate hoog dat de verkeersafwikkeling niet gewaarborgd is. Het verkeersaspect staat de
ontwikkeling daarom niet in de weg.
Voor de bereikbaarheid van de achtererven van zowel de bestaande woningen aan de
Tilburgseweg als van de nieuw te realiseren eengezinswoningen wordt een brandgang
gerealiseerd tussen de betreffende percelen.
blad 18 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Parkeren
In het kader van een goede ruimtelijke ordening mag de parkeerdruk in de omgeving niet
worden vergroot. Er dient dus sprake te zijn van een positieve parkeerbalans. Een
parkeerbalans is een vergelijking tussen de parkeervraag en het parkeeraanbod.
De gemeente Oisterwijk heeft per type woning (goedkoop, midden en duur) de parkeernorm
bepaald:
1,6 parkeerplaatsen per woning uit het goedkope segment;
1,9 parkeerplaatsen per woning uit het midden segment;
2,1 parkeerplaatsen per woning uit het dure segment.
In het plangebied worden 32 woningen gerealiseerd. De voorschriften van het
bestemmingsplan zijn flexibel opgesteld. Dit wil zeggen dat er zowel vrijstaande,
halfvrijstaande als aaneengeschakelde woningen gerealiseerd kunnen worden. Het
maximum aantal woningen bedraagt in elk geval 32. Afhankelijk van de uitwerking van het
plan (de prijsclassificering) kan worden bepaald hoeveel parkeerplaatsen precies benodigd
zijn.
In het nieuwbouwplan is ruimte voor 64 parkeerplaatsen in het openbaar gebied. Dit is
nagenoeg voldoende indien alle woningen in het dure segment worden gerealiseerd. Omdat
het minimaal ook gaat om 14 starterswoningen – en de parkeervraag daarmee ook lager zal
zijn - is er ruim voldoende parkeergelegenheid binnen het plangebied.
blad 19 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
blad 20 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Hoofdstuk 5
5.1
Realiserings- en uitvoeringsaspecten
Archeologie
Algemeen
In 1992 heeft Nederland het Verdrag van Valetta (Malta) ondertekend. Dit verdrag bepaalt,
dat er op verantwoorde wijze dient te worden omgegaan met het archeologisch erfgoed,
onder andere in ruimtelijke planontwikkelingen. Een belangrijk uitgangspunt, is dat het
behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voorgaat op het behoud ex situ (opgraven en
bewaren in depot). Van belang is dat door middel van vooronderzoek tijdig inzicht wordt
verkregen in de archeologische waarden van een gebied, zodat deze bij beoogde
planontwikkelingen kunnen worden betrokken. Voor de ruimtelijke ordening is een belang
In november 2009 heeft de gemeenteraad het 'Beleidsplan Archeologie - gemeente
Oisterwijk' vastgesteld. Het beleidsplan gaat in op hoe de gemeente Oisterwijk kan voldoen
aan de Wet op de archeologische monumentenzorg en geeft tevens aan hoe de gemeente in
uiteenlopende omstandigheden om wil gaan met historische bodemschatten.
Voor de gehele gemeente is daarbij een verwachtingskaart opgesteld. De verwachtingskaart
geeft inzicht in het archeologisch erfgoed binnen de gemeente. Op de verwachtingskaart is
door de aanduidingen laag-, middelhoog- en hoog verwachtingsgebied aangegeven wat de
archeologische verwachtingen zijn. De verwachtingskaart is vertaald in een beleidskaart
waaraan matrixnormen zijn gekoppeld. Op de beleidskaart en in de matrixnormen is
opgenomen hoe wordt omgegaan met archeologie in de betreffende verwachtingsgebieden.
In het beleidsplan is vervolgens vastgelegd wanneer archeologisch onderzoek wel of niet
verplicht is en aan welke eisen dat onderzoek moet voldoen.
Onderzoek
Het plangebied is op de verwachtingskaart aangegeven als een bebouwd gebied. Op de
beleidskaart archeologie is dit vertaald naar een gebied met waarde-archeologie-3. Voor
waarde-archeologie-3 geldt dat zonder voorafgaand archeologisch onderzoek
grondwerkzaamheden mogen plaatsvinden tot een diepte van 0,50 meter en een oppervlakte
van ten hoogste 2.50 m2 . Omdat het plangebied niet valt binnen een signaleringsgebied is
door de monumentencommissie op 23 augustus 2006 besloten dat een verkennend
archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is (zie Bijlage 1 Archeologie).
Conclusie
Vanuit het aspect archeologie bestaan er geen beperkingen voor de voorgenomen
bestemmingswijziging. Het bestemmingsplan is vanuit dit aspect uitvoerbaar.
5.2
Bodem
Algemeen
Het beleid van de provincie Noord-Brabant gaat uit van het principe dat de bodem geschikt
dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste
bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt
voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het
historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie
blad 21 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op
bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden
uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens
worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te
nemen (functiegericht saneren).
Onderzoek
Voor de toekomstige woningbouwlocatie zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Op
basis van deze onderzoeken blijkt dat er sprake is van bodemverontreiniging binnen het
plangebied. Daarom dient de locatie te worden gesaneerd, voordat deze als woongebied in
gebruik kan worden genomen.
Uit de beoordeling van de onderzoeksresultaten blijkt dat er op basis van afwezigheid van
onaanvaardbare risico's voor de mens, het ecosysteem en verspreiding geen sprake is van
een noodzaak tot spoedige sanering als bedoeld in artikel 37 lid 1 van de Wet
bodembescherming (Wbb). De sanering dient zodanig te worden uitgevoerd, dat:
a.
b.
c.
de bodem ten minste geschikt wordt gemaakt voor de functie die hij na de sanering
krijgt waarbij de risico's voor mens, plant en dier als gevolg van de blootsteling aan de
verontreiniging zoveel mogelijk worden beperkt;
het risico van de verspreiding van verontreinigde stoffen zoveel mogelijk wordt beperkt;
de noodzaak tot het nemen van maatregelen en beperkingen in het gebruik van de
bodem zoveel mogelijk wordt beperkt.
Op 17 januari 2007 hebben gedeputeerde staten ingestemd met het saneringsplan 'Sanering
Locatie Tilburgseweg te Oisterwijk, Grontmij, referentienummer 199994.ehv.220.R002, d.d.
24 mei 2006'.
Conclusie
Voorafgaand aan de herontwikkeling van het plangebied zal het plangebied worden
gesaneerd conform het goedgekeurde saneringsplan. Na de sanering zullen er geen
belemmeringen meer zijn voor de voorgenomen bestemmingswijziging.
5.3
Weg- en railverkeerslawaai
Algemeen
Bij de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dient inzichtelijk te worden
gemaakt of de geluidsinvloed van omliggende wegen en spoorlijnen voldoet aan de
grenswaarden die zijn gesteld in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder hanteert
de volgende hoofdindeling van geluidgevoelige gebouwen:
woningen;
andere geluidsgevoelige gebouwen (onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en
verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven);
geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor
woonschepen).
Onderzoek
In het kader van de plannen voor het plangebied is een akoestisch onderzoek uitgevoerd
(Bijlage 2 Akoestiek). Het doel van het akoestisch onderzoek is te bepalen of vanwege de
geluidbelasting van de omliggende (spoor)wegen er sprake is van een aanvaardbaar woon-
blad 22 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
en leefklimaat binnen het plangebied. Op basis van de berekende geluidbelasting kan
worden beoordeeld of er hinder ontstaat ten gevolge van wegverkeers- en spoorweglawaai
en wat de wettelijke gevolgen daarvan zijn.
De berekeningsresultaten zijn getoetst aan de volgens de Wet geluidhinder (Wgh) en het
Besluit geluidhinder (Bg) geldende grenswaarden. Wanneer de in de Wgh en het Bg gestelde
grenswaarden worden overschreden, dient te worden beoordeeld of er maatregelen ter
beperking van het geluid mogelijk zijn en/of er een hogere grenswaarde moet worden
vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op de gevels van de nieuw te bouwen woningen de
geluidbelasting tengevolge van railverkeerslawaai ten hoogste 76 dB bedraagt. De
voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt hiermee overschreden, evenals de maximaal te
ontheffen geluidbelasting van 68 dB. Maatregelen zijn derhalve noodzakelijk.
Uit de berekeningen blijkt eveneens dat de geluidbelasting, inclusief aftrek ex art. 110g Wgh
vanwege het wegverkeer op de Moergestelseweg/Pannenschuurlaan ten hoogste 63 dB
bedraagt, waarmee de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximaal
te ontheffen geluidbelasting van 68 dB wordt echter niet overschreden.
De volgende maatregelen worden geadviseerd.
het toepassen van dove gevels op de noord-, west- en oostgevel.
het toepassen van een scherm van 2 meter hoog op de oostelijke plangrens (zoals
weergeven in figuur 5.1).
Figuur 5.1: locatie geluidscherm (groene lijn)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk zal zogenaamde
blad 23 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
hogere waarden vaststellen, zoals genoemd in tabel 5.1 uitgaande van het hiervoor
genoemde pakket aan geluidbeperkende maatregelen.
Tabel 5.1: te verlenen hogere waarden (betreffende woningen hebben een geluidluwe gevel
op de zuidgevel op 1,5 meter hoogte)
De cumulatieve geluidbelasting (wegverkeerslawaai + railverkeerslawaai) bedraagt ten
hoogste 60 dB. Hierbij is uitgegaan van de geluidbelasting tengevolge van
wegverkeerslawaai excl. aftrek ex art. 110g Wgh.
In het kader van de procedure hogere waarde èn gelet op de voorgenomen samenstelling van
de uitwendige scheidingsconstructie van de nieuw te realiseren bebouwing dient in het
kader van de omgevingsvergunning te worden beoordeeld of met de beoogde
(bouw)materialen kan worden voldaan aan de aanvullende eis betreffende het ten hoogst
toelaatbare binnenniveau voor de woningen.
Bij de bepaling van de noodzakelijke maatregelen dient te worden voldaan aan de eisen van
het Bouwbesluit met betrekking tot de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie
en de ventilatie.
Conclusie
Met toepassing van de genoemde maatregelen (toepassen dove gevels en plaatsen van een
scherm van 2 meter hoog aan de oostzijde van het plangebied) en het verlenen van hogere
waarden bestaan er geen belemmeringen voor de voorgenomen functiewijziging vanuit de
Wet geluidhinder. Het bestemmingsplan is op dit punt uitvoerbaar.
5.4
Externe veiligheid
Algemeen
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen
met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of
transportroutes. Bij de realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten, dient de invloed van
deze aspecten in beeld te worden gebracht.
blad 24 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het
plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang
vertonen, zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder
uitgewerkt.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten
gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief
persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied
worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met
eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen
geen bestemmingen voor kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare
objecten geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde,
waarvan alleen gemotiveerd mag worden afgeweken.
Groepsrisico (GR) en invloedsgebied
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers
valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke
ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een
risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij
anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving
komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart'
worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt
tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
Onderzoek
Er is een onderzoek (Bijlage 3 Externe veiligheid) uitgevoerd naar de relevante risicobronnen
in de omgeving van het plangebied. Het gaat daarbij om de spoorlijn ten noorden van het
plangebied. In het onderzoek is tevens een gasleiding beschreven, maar deze wordt
verwijderd.
Risicobron
Spoortraject Tilburg – Eindhoven
In de huidige situatie is geen PR 10-6 contour aanwezig. In de toekomstige situatie is wel een
PR10-6 contour van 13 meter. Het plangebied ligt echter buiten deze PR10-6 contour van de
spoorlijn. Er is sprake van een lichte stijging van het groepsrisico. De stijging is echter lager
dan 10% ten opzichte van de huidige situatie met het toekomstig vervoer.
Vervolgstappen verantwoordingsplicht groepsrisico
Vanwege de zeer beperkte toename van het groepsrisico wordt in het kader van de
verantwoordingsplicht bepaald wat de de mogelijkheden zijn tot voorbereiding van
bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Hierbij gaat het om
de bereikbaarheid van het gebied, de aanwezigheid van opstelplaatsen en of er voldoende
bluswater is in de buurt van het plangebied. Dit dient in overleg met de regionale brandweer
te worden bepaald. In het kader van eerdere planvorming binnen het plangebied is per brief
van 11 juni 2008 (Bijlage 4 Brandweeradvies) op de plannen voor de Pastoor van der
Meijdenstraat gereageerd door de brandweer. In het advies zijn bouwkundige,
organisatorische en planologische maatregelen beschreven, die bij de verdere
blad 25 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
planuitwerking het uitgangspunt vormen.
Conclusie
Er vindt nog nadere afstemming met de brandweer plaats om te toetsen of het advies uit
2008 nog geldt voor dit bestemmingsplan. Nadat overeenstemming is met de brandweer
over de te treffen maatregelen, die tevens de basis vormen bij de vergunningverlening,
bestaan er geen beperkingen voor dit bestemmingsplan vanuit het aspect externe veiligheid.
5.5
Trillingshinder
Algemeen
Treinpassages kunnen resulteren in trillingshinder in gebouwen nabij een spoorlijn. Op
basis van trillingsmetingen en overdrachtsberekeningen van de trillingsoverdracht kan
worden bepaald of er noodzaak is tot trillingbeperking. Het onderzoeksgebied van trillingen
bij spoorwegen ligt vrijwel altijd binnen een afstand van ongeveer 100 meter vanaf de bron.
Buiten dit gebied treden vrijwel nooit voelbare trillingen op. In deel B van de SBR-richtlijn
zijn specifieke richt- en streefwaarden opgenomen voor de beoordeling van trillingshinder
door weg- en railverkeer. Indien uit onderzoek blijkt dat trillingsreducerende maatregelen
noodzakelijk zijn, dan zijn in principe drie mogelijkheden tot maatregelen te weten bij de
bron, bij de overdacht en bij het gebouw. Maatregelen bij de bron en in het
overdrachtgebied zijn zeer kostbaar en moeilijk realiseerbaar. Bij het gebouw zelf kunnen
relatief eenvoudige maatregelen worden genomen. Dit kan in de vorm van het inpakken van
de fundatie of door toepassing van een trillingdempende isolatie in de fundatie, waarbij de
bodemtrillingen worden geïsoleerd van de bovenliggende constructie.
Onderzoek
Er is onderzoek (Bijlage 5 Trillingshinder) uitgevoerd naar de invloed van het spoor op het
geplande bouwplan. In het kader van dit onderzoek zijn metingen uitgevoerd in het
plangebied.
Op basis van de verrichte metingen kan worden geconcludeerd dat de in het kader van
trillinghinder in woningen na te streven waarden zoals aangegeven in de Richtlijn deel B
“Hinder voor personen in gebouwen door trillingen, Meet- en beoordelingsrichtlijn” van de
Stichting Bouwresearch (SBR) van augustus 2006 zullen worden overschreden. Hierbij wordt
opgemerkt dat de overschrijding beperkt is tot de geprojecteerde woningen aan de oostzijde
van het plangebied. In de geprojecteerde woningen aan de westzijde zullen naar
verwachting trillingniveaus optreden die voldoen aan de na te streven waarden van de SBR.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat, teneinde te voldoen
aan de gehanteerde criteria, de trillingsniveaus in de hoogste belaste woningen met een
factor van circa 3 dienen te worden gereduceerd. Op basis van ervaringscijfers dient de
situatie beoordeeld te worden als kritisch, maar zeer wel technisch oplosbaar is. De exacte
maatregelen kunnen pas in een later stadium worden gedimensioneerd. Middels deze
maatregelen kan een acceptabel woonklimaat worden gewaarborgd.
Conclusie
Bij de verdere planuitwerking in het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning
worden maatregelen gedimensioneerd, waarmee het trillingsniveau tot een acceptabel
niveau wordt gereduceerd. Met het toepassen van deze maatregelen bestaan er geen
belemmeringen vanuit het aspect trillingshinder.
blad 26 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
5.6
Water
Algemeen
Nederland is groot geworden door het leven met en de strijd tegen het water. In de 20e eeuw
is, doordat er te weinig rekening is gehouden met het waterbelang, veel ruimte aan het water
ontrokken en veel afvalwater direct geloosd op oppervlaktewater. Om de toekomst van
Nederland veilig te stellen is het nodig om te anticiperen op klimaatsveranderingen en bij
de ruimtelijke planvorming goed rekening te houden met water. De waterbeheerder heeft de
taak, kennis en kunde om daar zorg voor te dragen. Daarom is het belangrijk om hem
vroegtijdig te betrekken bij de planvorming. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied
van het waterschap De Dommel, verantwoor-delijk voor het waterkwantiteits- en
waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd
met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbe-heerder worden vervolgens
verwerkt in deze waterparagraaf.
Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de
belang-stelling. Thema's zoals 'waterveiligheid' en 'waterkwaliteit' zijn als speerpunten
aangegeven in het vigerende beleid zoals vastgelegd in het Europese Kaderrichtlijn Water
(KRW), het Na-tionaal Waterplan, het Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21), het
Nationaal Bestuursak-koord Water, de Waterwet en het Provinciaal Waterplan
Noord-Brabant 2010-2015 en het Waterbeheerplan 2010-2015 Krachtig Water (Waterschap
De Dommel). In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2016 (GRP) heeft de gemeente
Oisterwijk haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd.
Europees beleid
De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het
nationaal en Europees beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van
de water-problematiek in ruimte of tijd en stand-still (géén verdere achteruitgang in de
huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit).
Provinciaal Waterplan
Het Provinciaal Waterplan vormt de strategische basis voor het Brabantse waterbeleid en
wa-terbeheer, voor de korte en lange termijn. Het Waterplan houdt rekening met
duurzaamheid en klimaatveranderingen. De provincie wil, dat het water bijdraagt aan een
gezonde omge-ving voor mens, dier en plant, waarin we veilig kunnen wonen en waar ruimte
is voor eco-nomische, maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen. Dit is vertaald inde
volgende maatschappelijke doelen: - schoon grond- en oppervlaktewater voor iedereen; adequate bescherming van Noord-Brabant tegen overstromingen;- Noord-Brabant heeft de
juiste hoeveelheden water (niet te veel en niet te weinig).
Waterschapsbeleid
Het Waterschap De Dommel heeft het Waterbeheersplan 2010-2015 "krachtig water"
vast-gesteld op 16 december 2009 waarin de doelen en inspanningen van het Waterschap
zijn opgenomen. Het waterbeheerplan heeft de volgende speerpunten: droge voeten,
voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodems en mooi water.
Voorts geeft het Waterschap in de beleidsnota "Samen werken aan stedelijk water" inzicht
in hoe het stedelijk waterbeheer verder inhoud zal worden gegeven. In de Inrichtingsvisies
geeft het Waterschap voor de stroomgebieden de geplande ontwikkelingen weer. Dit dient
voor het Waterschap als toetsingskader voor de plannen die door derden in het
blad 27 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
stroomgebied worden opgesteld (wa-terhuishouding en ecosysteem). Tenslotte is de Keur
Oppervlaktewateren 2009 van belang. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van
watergangen geregeld (bijvoorbeeld betref-fende onderhoudsstroken) en is aangegeven
wanneer een vergunning of melding verplicht is.
Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2016
Als beleidsdoelstelling is geformuleerd dat de gemeente verantwoordelijk is voor de
kwaliteit van de openbare ruimte en het woon- en leefmilieu. De voorzieningen voor
stedelijk afval-water, regen en grondwater dragen daaraan bij. Ze waarborgen de
maatschappelijke belan-gen. Dit gebeurt op de volgende wijze. - Bescherming van de
volksgezondheid door de verwijdering van stedelijk afvalwater uit de directe leefomgeving. Droge voeten en voldoende water door de inzameling en verwerking van hemelwater (en
mogelijk grondwater) verwijdert de gemeente water uit de bebouwde omgeving of voegt de
gemeente water toe aan de omgeving. - Schoon water en een schone bodem door de aanleg
van voorzieningen voorkomt de ge-meente dat ongezuiverd stedelijk afvalwater of
verontreinigd regenwater op of in de bodem of het oppervlaktewater terechtkomt. - Mooi en
natuurlijk water door de inrichting en het onderhoud van waterpartijen zorgt de gemeente
voor een zo aantrekkelijk en natuurlijk mogelijk beeld van water in de open-bare ruimte
waardoor de belevingswaarde toeneemt of gelijk blijft. De doelstelling wordt in het GRP
uitgewerkt in beleidsdoelstellingen en de aanpak voor aan-leg, beheer en onderhoud van de
voorzieningen. Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe het
vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het
plangebied,.hoe met water in dit plan wordt omgegaan en op welke wijze de
inrichtingsmaatregelen bijdragen aan de beleidsdoelstellingen.
Onderzoek
Beschrijving van het watersysteem (huidige situatie)
Het plangebied ligt in een stedelijke omgeving, aan de westzijde van de kern Oisterwijk. De
locatie is momenteel onverhard en braakliggend. De bodem bestaat ter plaatse uit zand en
de maaiveldhoogte ligt op circa NAP +11 m. De hoogste grondwaterstand bedraagt NAP
+9,86 m, terwijl de laagste grondwaterstand NAP +7,91 m bedraagt. Het plangebied en de
omgeving wordt aangeduid als een infiltratiegebied. Het plangebied ligt in vrij afwaterend
gebied en in de omgeving bevinden zich geen waterke-ringen. In de omgeving bevindt zich
ook geen oppervlaktewater. De omgeving van het plan-gebied is aangesloten op een
gescheiden rioolstelsel.
Water in relatie tot de toekomstige situatie
Binnen het plangebied wordt de bouw van 32 woningen mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt
de aanleg van een nieuw gedeelte van de Pastoor van de Meijdenstraat mogelijk gemaakt.
De huidige en toekomstige verharding is gegeven in tabel 5.2.
Tabel 5.2. indicatie huidige en toekomstige hoeveelheid verharding
blad 28 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Voldoende water
Wateroverlast
Het voorliggende plan heeft een toename van verhard oppervlak tot gevolg, om die reden zal
er ruimte voor waterberging noodzakelijk zijn. Voor dit plan is het principe 'waterneutraal'
bouwen gevolgd . Dit wil zeggen dat als het ver-hard oppervlak toeneemt, compenserende
maatregelen worden genomen om piekafvoeren op te vangen. Dit kan door het vasthouden of
bergen van het water door het aanleggen van een waterberging of een infiltratievoorziening.
Het verhard oppervlak zal toenemen met 4.770 m². Ter compensatie zal 228 m³ (berekend
met de HNO-tool, Bijlage 6 HNO-tool) berging aangelegd worden in de vorm van
infiltratievoorzieningen achter de woningen en een ber-gingsvoorziening (waterbak) in
openbaar gebied. Voor dit gebied geldt de afvoernorm voor stedelijk gebied. De maximale
afvoer uit het gebied is daarbij 0,67 ltr / s/ ha bij een neerslagsituatie met een
herhalingstijd van 100 jaar. Waterschap de Dommel hanteert voor het bepalen van de
benodigde berging een neerslag-gebeurtenis die eens in de 10 jaar voorkomt, vermeerderd
met 10% (T=10+10%). Boven-dien dient in beeld te worden gebracht wat er gebeurt bij een
extreme neerslaggebeurtenis (T=100+10%). Rekeninghoudend met deze cijfers valt circa 228
m³ (T=10+10%) tot 342 m³ (T=100+10%) water op deze verharding. Elke woning wordt aan de
achterzijde voorzien van een bergingsvoorziening, van waaruit water in de bodem kan
infiltreren. De voorzijde van de woningen wordt afgekoppeld naar een bergingsvoorziening
(waterbak) in openbaar gebied, hier wordt de resterende berging gerealiseerd.
Goed functionerend watersysteem
De huidige afvoer van oppervlaktewater wordt niet aangepast, er ligt namelijk geen
opper-vlaktewater in de directe omgeving van het plan. Wel zal er waterberging aangelegd
worden. Het functioneren van het huidige watersysteem, (doorstroming, afwatering,
realiseren van het gewenste peil) is niet aan de orde aangezien er zich geen
oppervlaktewater in de omge-ving bevindt. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en
door (grond)water in de omgeving.
Schoon water
Goede structuur diversiteit
Bij de inrichting van het watersysteem wordt gestreefd naar het realiseren van een
ecologisch gezond watersysteem. Hiertoe worden de volgende maatregelen genomen.
Goede oppervlaktewaterkwaliteit
Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de
wa-terhuishoudkundige kunstwerken worden alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende
materialen gebruikt.
blad 29 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Goed omgaan met afvalwater
Het hemelwater wordt aan de voorkant van de woningen via een gootsysteem afgevoerd
naar het openbaar gebied. De bergings- en infiltratievoorzieningen aan de achterzijde van
de woningen krijgen een overstort op het DWA-riool. De bergingsvoorziening in openbaar
gebied wordt met een infil-tratieriolering aangesloten op het infiltratieriool dat zich onder
de Tilburgseweg bevindt. Daarmee wordt hemelwater alleen in extreme neerslagsituaties
afgevoerd naar het rioolstel-sel. Het toekomstige rioolstelsel dat deel uit maakt van het
openbaar gebied valt onder het beheer van de gemeente Oisterwijk. Het beheer van de
bergingsvoorzieningen wordt ge-voerd door de gemeente. Het beheer en onderhoud van de
infiltratiesysteem op de particu-liere percelen valt onder de verantwoordelijkheid van de
betreffende particulier. Verontreinigde bodem dient uiteraard eerst gesaneerd te worden
alvorens ter plaatse het hemelwater geïnfiltreerd mag worden. Zie hierover meer in
paragraaf 5.2.
Conclusie
De waterparagraaf wordt ter accordering voorgelegd aan het waterschap. Eventueel
benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via
daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Vanuit het aspect water is het
bestemmingsplan uitvoerbaar.
5.7
Ecologie
Algemeen
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De
Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische
kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van
natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van
plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden
gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een
tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.
Gebiedsbescherming
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling dient te worden onderzocht of het plangebied in of bij
een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt.
Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit
van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast. Er is
nagegaan of het plangebied zich in, of in directe omgeving van, beschermd natuurgebied
bevindt.
Het plangebied heeft geen beschermde status als Natura 2000-gebied en maakt geen deel uit
van de Ecologische Hoofdstructuur. Het dichtstbijzijnde EHS-gebied en tevens Natura
2000-gebied Oisterwijkse Vennen ligt op circa 1,5 kilometer van het plangebied.
Soortbescherming
Het doel van de Flora- en faunawet (1998) is het in stand houden van in het wild
voorkomende planten- en diersoorten. Beschermde soorten zijn onder andere bijna alle
zoogdieren, vogels, amfibieën en reptielen die van nature in het wild in Nederland
voorkomen. De bescherming wordt geregeld op drie manieren. Ten eerste het verbieden van
handelingen die de instandhouding van soorten direct in gevaar kunnen brengen. Ten
blad 30 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
tweede kunnen kleine objecten (bijv. grot, fort) of terreinen worden aangewezen als
beschermd gebied als het gebied van groot belang is voor het voortbestaan van een soort.
Voor ingrepen waarbij soorten of objecten die vallen onder de Flora- en faunawet zijn
betrokken, moet een ontheffing worden aangevraagd bij LASER. Bevoegd gezag is het
ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal
aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming.
Onderzoek
Er is een natuurtoets uitgevoerd ter plaatse van het plangebied (Bijlage 7 Natuur). Op basis
van de natuurtoets kan worden geconcludeerd dat het plangebied niet is gelegen in of nabij
een beschermd natuurgebied. Het dichtstbijzijnde natuurgebied is Natura 2000-gebied
Kampina & Oisterwijkse Vennen op zo'n 1,5 kilometer ten zuiden van het plangebied. De
meeste verkeersbewegingen zijn gericht op de noordzijde van het plangebied (richting en
vanuit de A65). Een kleiner deel zal naar het zuiden rijden (Rijksweg A2). Gezien de beperkte
verkeerstoenames als gevolg van het bouwplan is het aannemelijk dat er geen significant
negatieve effecten zijn te verwachten op het Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse
Vennen.
In het plangebied zijn licht beschermde soorten (zoogdieren en amfibieën) aanwezig,
waarvoor een vrijstelling geldt voor het aanvragen van ontheffing van de Flora- en
faunawet. In het plangebied zijn eveneens broedvogels aanwezig, die niet mogen worden
verstoord of aangetast. Dit is te voorkomen door buiten het broedseizoen (15 maart tot en
met 15 juli) te starten met de werkzaamheden of minimaal 20 meter rond een nest geen
werkzaamheden uit te voeren.
Conclusie
Wat de gebieds- en soortenbescherming betreft, mag worden geconcludeerd dat noch de
Natuurbeschermingswet, noch de Flora- en faunawet een beletsel vormt voor uitvoering van
deze ruimtelijke ontwikkeling. Zorgvuldig handelen is noodzakelijk.
5.8
Luchtkwaliteit
Algemeen
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen
schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van
verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te
voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe
ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk vijf
(luchtkwaliteitseisen) van de Wet milieubeheer (Wm). Het doel is het beschermen van mens
en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De implementatie van de
kaderrichtlijn en dochterrichtlijnen is primair gericht op het voorkomen van effecten op de
gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en
stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM1 0), lood, koolmonoxide en benzeen geven het
kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt.
blad 31 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in
betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen
grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen
ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2 ) en fijn stof (PM1 0)).
De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen
dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien:
de luchtkwaliteit ten gevolge van de plannen per saldo verbetert of ten minste gelijk
blijft;
de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en
PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal
Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM
bijdrage een bijdrage van minder dan 3% verstaan;
de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde;
gevoelige bestemmingen (waaronder woningen, scholen en zorginstellingen) niet binnen
300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg worden gerealiseerd
(of indien binnen deze zones geen sprake is van een (dreigende) overschrijding).
Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid
kan worden gesteld dat de 3%-grens niet wordt overschreden, te weten:
1. Woningbouw: 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 3.000
woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige
verkeersverdeling;
2. Kantoorlocaties: = 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1
ontsluitingsweg, en = 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2
ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen moet middels een
berekening worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de
grenswaarden niet worden overschreden. Tevens is in het Besluit NIBM een anticumulatie
bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving
van het projectgebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende
plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in
betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Onderzoek
De ontwikkeling van het plangebied bestaat uit de realisatie van maximaal32 woningen. De
ontwikkeling valt daarmee onder het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen'. Nader
onderzoek naar de invloed op de luchtkwaliteit is daarmee niet nodig.
Conclusie
Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen beperkingen voor de bestemmingswijziging.
5.9
Kabels en Leidingen
Algemeen
Planologisch relevante leidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd. Tevens
dienen relevante zones te worden aangegeven waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Planologisch relevante leidingen zijn: transportleidingen voor gevaarlijke stoffen,
gastransportleidingen (druk van 10 atmosfeer en hoger), leidingen met een diameter van ten
minste 50 cm en leidingen met een regionale functie. Daarnaast dienen optisch vrije paden
in het bestemmingsplan te worden opgenomen.
blad 32 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Onderzoek
In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen en / of straalpaden ten behoeve
van de telecommunicatie aanwezig. Wel zijn in de omgeving diverse niet planologische
leidingen (rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen) gesitueerd. Deze kabels en leidingen
zijn veelal aangelegd langs / in combinatie met aanwezige infrastructuur. Met deze
ondergrondse infrastructuur zal bij de werkzaamheden rekening worden gehouden.
Conclusie
Vanuit het aspect kabels en leidingen zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen
bestemmingswijziging.
blad 33 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
blad 34 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Hoofdstuk 6
Juridische planbeschrijving
De regelgeving, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, biedt de gemeente de
mogelijkheid tot het opstellen van bestemmingsplannen met een grote mate van flexibiliteit
en globaliteit. Planvormen kunnen zodanig worden gekozen dat ingespeeld kan worden op
zich wijzigende omstandigheden en op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, zodat in
veel gevallen het bestemmingsplan minder vaak aangepast hoeft te worden.
Bij de opzet van dit bestemmingsplan is gekozen voor het gebruik van een eindbestemming.
Op basis van de bepalingen van een eindbestemming kunnen direct omgevingsvergunningen
worden afgegeven, indien deze passen binnen de bestemmingsomschrijving en de
bebouwingsbepalingen. In deze gevallen is sprake van een 'directe bouwtitel'.
Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat ook bij een eindbestemming niet te allen
tijde sprake moet zijn van een zeer gedetailleerde bestemming. Afhankelijk van de situatie
kan een eindbestemming een globaal karakter hebben en meerdere functies bevatten
(bestemmingen). Een flexibel bestemmingsplan betekent overigens niet dat geen rekening
wordt gehouden met de bestaande omgeving en omliggende functies. Zo zijn onder meer
voorwaarden opgenomen voor de maximale bouwhoogtes en de maximaal te realiseren
woningen.
6.1
Bestemmingsregeling
Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een of meerdere
verbeeldingen. De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en regels vormen
tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden
de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De
regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per
bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische
opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie
tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.
6.2
Toelichting op de verbeelding
Op de verbeelding van het analoge bestemmingsplan zijn met behulp van kleuren,
letteraanduidingen en/of arceringen de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen
weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen zoveel mogelijk geografische,
topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor
een meer praktische benadering. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de
Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012). De verbeelding is opgesteld
conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen).
6.3
Toelichting op de regels
De regels bevatten de juridisch regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de
toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn
onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de
regels is aangesloten bij de SVBP2012 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke
ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De
opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP2012. Voor een
nadere uitleg wordt verwezen naar de SVBP2012, te raadplegen via de website van het
ministerie van I&M, onderdeel standaarden. Hier kan men ook terecht voor een
uitgebreidere uitleg over dubbelbestemmingen, voorlopige bestemmingen en aanduidingen.
blad 35 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
6.3.1
Indeling hoofdstukken
De regels zijn als volgt ingedeeld:
Hoofdstuk 1: Inleidende bepalingen
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begripsomschrijvingen
opgenomen en het tweede artikel bevat de wijze van meten.
Hoofdstuk 2: Regels met betrekking tot de bestemmingen
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen. Deze kennen per
bestemming globaal de volgende opzet:
Bestemmingsomschrijving;
Bouwregels;
Afwijkingen van de bouwregels;
Specifieke gebruiksregels;
Eventuele wijzigingsbevoegdheden.
In dit hoofdstuk worden de bestemmingen van gronden als eerste beschreven en daarna
gevolgd door de eventuele dubbelbestemmingen voor leidingen en waarden.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de
volgende onderwerpen:
Anti-dubbeltelregel: met deze bepaling wordt beoogd misbruik van de regels door middel
van (privaatrechtelijke) wijzigingen in de eigendomsverhoudingen van gronden te
voorkomen;
Algemene bouwregels: deze regeling regelt dat indien de bestaande maatvoering afwijkt van
hetgeen in de regels is bepaald, deze afwijkende maatvoering mag worden gehandhaafd;
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening: deze regeling stelt voorwaarden aan de
toepasbaarheid van de regels uit de bouwverordening;
Algemene afwijkingsegels: deze regeling bevat algemene regels voor het afwijken van o.a. de
opgenomen maten, afmetingen en percentages;
Algemene wijzigingsregels: deze regeling bevat algemene regels voor de wijziging ten
behoeve van de wijziging van bestemmingsgrenzen;
Overige regels: deze regels gaan in op parkeren en nadere eisen aan de plaats en de
afmetingen van de bebouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de
volgende onderwerpen:
blad 36 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Overgangsrecht: bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan
aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het
gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan
rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven;
Slotregel: in deze regel wordt aangegeven onder welke naam de regels aangehaald kunnen;
6.3.2
Beschrijving van de bestemmingen
Bestemmingen
Artikel 3: Gemengd
Deze bestemming geldt voor de gronden van de bestaande detailhandelsvestiging aan de
Tilburgseweg 8. Op de gronden is de bestaande detailhandelsfunctie toegestaan evenals
dienstverlening en een kantoor. Deze functies mogen uitsluitend op de begane grond worden
uitgeoefend. De in het vorige plan openomen mogelijkheid voor twee woningen op het
perceel is ook in dit plan meegenomen. In de specifieke gebruiksregels zijn aanvullende
regelingen gesteld ten aanzien van het gebruik. Zo zijn bepaalde vormen van detailhandel
uitgesloten (bijvoorbeeld groothandel, verkoop motorbrandstoffen en volumineuze
goederen) en is het mogelijk om in de woningen aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten uit te
voeren binnnen de regels die daarvoor gelden.
Het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te blijven. Buiten het bouwvlak is erfbebouwing
toegestaan. Voor het totale bebouwingsoppervlakte is een bebouwingspercentage
opgenomen overeenkomstig de vigerende regeling.
Artikel 4: Verkeer
Voor de ontsluitingswegen en centrale parkeervoorzieningen in het plangebied is de
bestemming 'Verkeer' opgenomen. Binnen deze bestemming kunnen ontsluitingswegen
worden gerealiseerd en mogen groenvoorzieningen en dergelijke worden aangebracht.
Ten aanzien van het bouwen is bepaald dat gebouwen niet zijn toegestaan maar
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals speelvoorzieningen en ander straatmeubilair wel
mogen.
Artikel 5: Wonen
Deze bestemming geeft aan dat deze gronden mogen worden gebruikt voor het wonen in de
vorm van ten hoogste 32 nieuwe woningen. Het gaat om grondgebonden woningen met een
bouwhoogte van maximaal 10 meter. Op de hoek met de Moergestelseweg is het eventueel
mogelijk appartementen te realiseren. De bouwhoogte blijft echter 10 meter.
In de specifieke gebruiksregels zijn aanvullende regelingen gesteld ten aanzien van het
gebruik. Zo is bepaald dat wonen in bijgebouwen niet is toegestaan. Verder is het mogelijk
om in de woningen aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten uit te voeren binnnen de regels
die daarvoor gelden. Dat geldt ook voor de mogelijkheid voor mantelzorg en logies.
In verband met het geluidsluw maken van de ruimte achter de nieuwe woningen is binnen
deze bestemming de mogelijkheid opgenomen om een geluidsscherm te realiseren op de
perceelsgrens van tenminste 2 meter hoog. Dit overeenkomstig de resultaten van het
akoestisch onderzoek.
In de bouwregels is bepaald dat de hoofdgebouwen in het bouwvlak moeten worden
blad 37 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
gebouwd. Erfbebouwing mag ook buiten het bouwvlak gerealiseerd worden achter de
voorgevel van de woning. Tevens is bepaald dat de gevels (voorgevel en de zijgevels, voor
zover het om buitengevels gaat) uitgevoerd moeten worden (en worden gehouden) als dove
gevel. Dit komt voort uit de resultaten van het akoestisch onderzoek. De geluidswerende
voorzieningen (dove gevel + het geluidscherm) aan de zijde van de Moergestelsweg dienen
op elkaar te worden aangesloten, zodat er geen geluid tussen de woning en het geluidscherm
door kan.
blad 38 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Hoofdstuk 7
7.1
7.1.1
Uitvoerbaarheid
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Inleiding
Over het conceptontwerp van dit bestemmingsplan wordt, indien van toepassing,
gelegenheid tot inspraak geboden. De resultaten van zowel het wettelijke vooroverleg ex
artikel 3.1.1. Bro met de maatschappelijke instanties, belangengroeperingen en andere
overheden, evenals indien van toepassing de inspraakresultaten, zullen in het
bestemmingsplan worden verwerkt
7.1.2
Procedure.
Vooroverleg
In het kader van het bestemmingsplanherziening van het bestemmingsplan Woongebied
West is het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro gevoerd. Onderhavig plan zal ter informatie
nogmaals worden voorgelegd aan de verschillende vooroverlegpartners.
Zienswijzen
Met de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan (voor de duur van zes weken) start
de formele vaststellingsprocedure. Gedurende de periode van de tervisielegging kan
iedereen schriftelijk of mondeling zienswijzen op het plan of onderdelen daarvan inbrengen.
De zienswijzen worden samengevat en van commentaar voorzien.
Deze zienswijzen zullen worden beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp
aanpassing behoeft. Vervolgens zal het college de raad voorstellen het bestemmingsplan al
dan niet gewijzigd vast te stellen. Gelet op dit voorstel stelt de raad het bestemmingsplan al
dan niet gewijzigd vast.
Beroep
Na vaststelling wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende
deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is
het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
7.2
7.2.1
Economische uitvoerbaarheid
Inleiding
In artikel 3.1.6, sub i van het Besluit op de ruimtelijke ordening is vastgelegd dat inzicht
gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkelingen die concreet
mogelijk gemaakt worden binnen het bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar
zijn en gerealiseerd kunnen worden. Het is bijvoorbeeld niet toegestaan om gronden te
bestemmen voor 'Wonen' als vanwege kosten woningbouw op die locatie onmogelijk is. Op
het moment dat de gronden dan bestemd worden voor 'wonen', is er sprake van een
oneigenlijke bestemming. De gronden kunnen namelijk onmogelijk worden gebruikt voor
hetgeen ze bestemd zijn. Dit is wettelijk niet toegestaan. Vandaar de noodzaak tot onderzoek
naar de economische uitvoerbaarheid.
blad 39 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.
ontwerp bestemmingsplan Pastoor van de Meijdenstraat
Gemeente Oisterwijk
Projectnummer 265971
Inmiddels is ook een ministeriële regeling vastgesteld waarbij wordt gesteld dat indien in
het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van ontwikkelingen als hiervoor bedoeld, maar
slechts sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan,
deze dan niet vallen onder de exploitatiewetgeving.
Onderhavig plan betreft de ontwikkeling van de functies wonen en detailhandel. Gelet
hierop dient de economische uitvoerbaarheid inzichtelijk gemaakt te worden.
7.2.2
Toepassing Grondexploitatiewet
In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet
stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een
exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan,
wijzigingsplan of een omgevingsvergunning. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een
exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een
bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is
omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:
de bouw van een of meer woningen;
de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² brutovloeroppervlak (bvo)
of met één of meer woningen;
de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in
gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden
gerealiseerd;
de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden
in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of
horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste
1.500 m² bvo bedraagt;
de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 bvo m².
Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of
woningcategorieën) gesteld moeten worden en het bepalen van een tijdvak of fasering
noodzakelijk is.
Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie
anderszins verzekerd is. Indien de kosten minder dan €10.000,- bedragen, kan ervoor
gekozen worden deze middels andere wijze dan een exploitatieplan te verhalen.
7.2.3
Financiële uitvoerbaarheid
De gemeente Oisterwijk en de ontwikkelaar hebben voor dit plan een anterieure
overeenkomst gesloten met betrekking tot de financiële afhandeling van het plan. In de
overeenkomst zijn afspraken gemaakt aangaande de realisatie van de plannen. Het
vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet meer nodig.
blad 40 van 40
Ruimte - Antea Nederland B.V.