| Interview | Jaap van der Spek en Eric van Eck | Het hoeft ingewikkeld Gesprek met Willem Schuddeboom en Rob de Brouwer Willem Schuddeboom 10 |10juli/augustus | juli/augustus 2014 2014 Rob de Brouwer | Interview | niet zo te zijn Hoewel er een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ligt over een nieuw financieel toetsingskader, wil de staatssecretaris in het najaar ook een discussie starten over een fundamentele herziening van ons pensioenstelsel. De adviseurs van NVOG/KNVG, Willem Schuddeboom en Rob de Brouwer, hebben daarover zo hun eigen ideeën. Die ideeën zijn inmiddels door beide koepels van organisaties van gepensioneerden omarmd en zullen worden ingebracht in de brede maatschappelijke discussie. Waar gaat het eigenlijk om? Gedrevenheid Wat opvalt is de gedrevenheid van beide heren. Gepokt en gemazeld in alles wat met pensioenen te maken heeft, steken ze nu vrijwel al hun energie in de discussie over het toekomstige pensioenstelsel. Waar komt die gedrevenheid vandaan? Willem: “Als je ziet hoeveel er over pensioenen wordt gesproken op basis van opvattingen en vooral ook misvattingen, dan kriebelt het en moet ik er iets aan doen. Ik zie het als mijn taak om berekeningen te maken, zodat je ook echt weet waarmee je bezig bent. Natuurlijk is pensioen ook emotie, maar het is wel handig als de getallen een beetje kloppen!” Rob beaamt dat: “In al die jaren, waarin ik voor de NVOG en de KNVG actief ben, heb ik gemerkt, dat er heel veel over pensioenen gesproken wordt, ook op politiek niveau, zonder dat mensen precies weten hoe de vork in de steel zit. Ook ik heb gemerkt, dat meningen worden gezien als feiten en dat er conclusies worden getrokken op basis van halve waarheden”. Behoudt het goede Willem en Rob kiezen ervoor om geen compleet nieuw stelsel op te zetten, maar hun voorkeur gaat uit naar het verbeteren van het huidige stelsel. Waarom? Als antwoord verwijzen beiden naar het simpele feit, dat het huidige stelsel thans grote problemen kent, maar in hoofdlijnen prima heeft gewerkt: “Veranderingen vinden plaats en dus moet je aanpassen, maar doe dat dan op basis van wat goed werkt en ook in de toekomst goed zal werken. Bovendien zal een compleet nieuw stelsel forse overgangsproblemen met zich meebrengen, met grote economische, financiële en psychologische consequenties. Zowel voor individuen als voor overheden en pensioenfondsen zelf. Dat moet je niet willen, maar ... het is ook niet nodig”. Weeffouten In het huidige stelsel kent de rekenrente (dus niet de rendementen van beleggingen) grote schommelingen en is daardoor geen betrouwbaar uitgangspunt voor de berekening van wat nodig is voor het uitkeren van pensioenen in de toekomst (graadmeter: de dekkingsgraad). Een andere weeffout is, dat er verschillende rentes gelden voor het vaststellen van de premie aan de ene kant en voor de waardeoverdracht (bij overgang naar een ander pensioenfonds) en de juli/augustus juli/augustus 2014 2011 | 11 | Interview | vaststelling van de dekkingsgraad aan de andere kant. Tenslotte wordt de ellende nog versterkt door het hanteren van een (schijn)zekerheid van 97,5%, waardoor bij een lage rekenrente grote buffers extra moeten worden opgebouwd. Dat gaat onmiddellijk ten koste van het indexeren en onttrekt ook nog zo’n 180 miljard euro extra aan de economie in de vorm van extra besparingen. “Dat geld kan dus niet worden uitgegeven en daarmee worden de gepensioneerden en onze economie benadeeld”. Willem en Rob vinden een ander minpunt van de huidige complexiteit: het ontstaan van problemen door onderlinge overdrachten tussen groepen deelnemers. Daardoor neemt de transparantie af en groeit het wantrouwen van de deelnemers in het stelsel. Wat te doen? “Die weeffouten moeten er dus uit. Dat is niet eens zo ingewikkeld. Uitgaande van een nastrevenswaardig pensioen met een fatsoenlijke AOW als basis, is het zaak het aanvullend pensioen goed op te zetten. Kernvraag is dan: wat is een goed pensioen? In het algemeen zal een pensioen de mogelijkheid moeten bieden ongeveer door te kunnen gaan met het leven zoals dat ook vóór de pensioendatum werd geleid. Meestal zijn de kinderen het huis uit en nemen de kosten af als er geen bijzondere (zorg-)ontwikkelingen zijn. Berekeningen wijzen uit dat 85% van het netto middelloon (het gemiddelde jaarloon gedurende het werkzame leven) een redelijke norm is, te vergelijken met 70% van het bruto middelloon. Daarbij wordt wel uitgegaan van indexeren (ter compensatie van de jaarlijkse inflatie). Zonder indexatie boet de gepensioneerde ieder jaar aan koopkracht in.” Verder baseren beide heren zich op een opbouwpercentage van 1,75% per jaar (nu vastgesteld op 1,875%), een franchise van 10/7 van de enkele AOW (alleenstaande) en een pensioenleeftijd die oploopt, naarmate de verwachte levensduur stijgt. Omdat slechts het ‘verplichten deel te nemen’ samen met de collectiviteit kunnen zorgen voor de hoogste rendementen per deelnemer en solidariteit tussen de verschillende deelnemers, gaan Willem en Rob daar ook vanuit. Werkgevers en werknemers kunnen samen kiezen voor pensioenuitvoerders en de kosten van de premie mogen niet meer bedragen dan 25% van de pensioen- 12 | juli/augustus 2014 grondslag (salaris). De werkgevers willen graag een stabiele premie, maar ... (eenstemmig): “die premie moet wel kostendekkend zijn!”. Belangrijkste aanpassingen (1) Centraal in de voorgestelde aanpak is het gebruik van een uniform en vast ‘rekenrendement’ (dus niet rekenrente) voor berekening van de premies, de verplichtingen en de waardeoverdrachten. Dat rekenrendement wordt bepaald op basis van het verwachte rendement zoals vastgesteld door een ‘beheerder’ (commissie parameters) en bewaakt over meerdere jaren. Uitgangspunt is een ruimte van circa twee procent voor het indexeren. Het vaste rekenrendement is dan het verwachte rendement (nu circa 4,7%) minus die 2%. Willem en Rob nemen dus 2,7 procent als norm. Dit normrendement is aanmerkelijk lager dan de 5,5% aan genormaliseerd beleggingsrendement, dat de pensioenfondsen gemiddeld realiseerden in de afgelopen 10 jaar. Neem je vervolgens als minimumniveau van de dekkingsgraad 105% (nu ook de graadmeter), dan is geen andere buffervorming meer nodig. Indexeren wordt betaald uit het surplus, het verschil tussen het gehaalde beleggingsrendement en het rekenrendement van 2,7%. In jaren, dat dit surplus hoger is dan de indexatieambitie, wordt het meerdere overgeboekt naar een aparte indexatievoorziening. In jaren met een te laag surplus, wordt de indexatie tot aan het ambitieniveau aangevuld uit deze voorziening, zodat bij onderdekking via een herstelplan van 5 jaren de dekkingsgraad weer op het vereiste niveau (105 procent) kan worden gebracht. Slechts als dat niet lukt, kan als laatste redmiddel (‘ultimum remedium’) op de dan bestaande (nominale) uitkering worden gekort. Belangrijkste aanpassingen (2) Willem en Rob willen ook, dat er meer inzicht komt over de besteding van de premies en de toekenning van de pensioenen. Zij willen, dat het pensioenfonds aantoont hoe de beleggingsrendementen op evenwichtige wijze aan de voorzieningen voor actieven en die voor gepensioneerden worden toegerekend en duidelijk maakt, dat de premies alleen ten goede komen aan de actieve deelnemers. Zo wordt op even- | Interview | wichtige wijze rekening gehouden met de belangen van zowel actieve als gepensioneerde deelnemers. Zij hopen en denken, dat daardoor het vertrouwen in het stelsel weer wordt hersteld. In hun voorstel krijgen alle deelnemers dezelfde indexatie op hun opgebouwde aanspraken. Indien de sociale partners besluiten om de actieve deelnemers een hogere indexatie toe te kennen, bijvoorbeeld door de loonstijging te volgen en niet de prijsstijging, dan moet deze extra indexatie uit de loonkosten worden betaald. Een andere visie op zekerheid Willem en Rob zijn er een groot voorstander van om zich voor de zekerheid niet uitsluitend te richten op het systeem met buffers. In de vakliteratuur worden andere methoden genoemd, die goed inzicht geven in de risico’s en op welke wijze deze risico’s op efficiënte wijze beheerst kunnen worden. Voorbeeld daarvan is een methode om op basis van de relevante kasstromen en de fluctuaties daarin, met name bij de inkomsten uit beleggingen, over een periode van tenminste 80 jaar, in een aantal scenario’s de financiële soliditeit van een fonds te berekenen. Indien vooraf duidelijkheid is over deze risico’s en hoe deze beperkt kunnen worden, vinden zij dat een belangrijk bezwaar om de risico’s uitsluitend bij de deelnemers neer te leggen, komt te vervallen. Essentieel is wel dat het om collectieve regelingen gaat. Bij individuele regelingen weet een deelnemer immers nooit wat de waarde zal zijn op het moment waarop hij/zij met pensioen gaat en uiteraard ontbreekt de solidariteit. Collectiviteit, risicodeling en solidariteit zijn de belangrijkste pijlers onder een ‘fatsoenlijk’ pensioenstelsel met goede uitkomsten tegen beheersbare kosten. Natuurlijk zijn overgangsmaatregelen nodig, maar die zijn goed mogelijk, omdat het slechts gaat om aanpassingen van een bestaand stelsel en niet om een fundamenteel ander systeem”. Tenslotte Het gesprek zou nog uren kunnen duren. Lang niet alles uit de gedachtenwereld van Willem en Rob is de revue gepasseerd. Hun advies ‘Naar een nastrevenswaardig pensioenstelsel’ beslaat op papier 19 pagina’s, met nog eens 22 bijlagen vol onderbouwing. Het advies is digitaal op te vragen bij de NVOG ([email protected]) en de KNVG ([email protected]). << Willem Schuddeboom was namens de BPP kandidaat voor het bestuur van PFZW en werkt als zelfstandig adviseur op pensioengebied (pensioenfondsen, ondernemingen en intermediairs). Hij is econoom, econometrist, register accountant en gespecialiseerd actuaris met veel ervaring in binnen- en buitenland. Hij adviseert ook de KNVG en de NVOG. Rob de Brouwer is van huis uit econoom, met kennis van financiën, en heeft zich ontwikkeld tot communicatiestrateeg. Gewerkt bij de overheid (Noord Brabant en het Ministerie van Economische Zaken) en in managementfuncties (binnen en buitenland) bij de Hoogovens. Hij was tot voor kort bestuurslid communicatie van de KNVG en is voorzitter van de Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen (NBP, die de belangen van o.a. ABP-gepensioneerden behartigt) en de Vereniging van Oud Hoogovens Medewerkers (VOHM). juli/augustus 2014 | 13
© Copyright 2024 ExpyDoc