20140924Rvst31Nota Uitgangspunten BP

Nota van Uitgangspunten
Zevenend Postiljon 2015
Gemeente Laren
Status nota:
gereed voor besluitvorming
Datum:
07-04-2014
Contactpersoon Buro SRO:
J. van Nuland
Kenmerk Buro SRO:
SR130202
Opdrachtgever:
Gemeente Laren
Buro SRO
't Goylaan 11
3525 AA Utrecht
030-2679198
www.buro-sro.nl
BTW nummer:
KvK nummer:
Rabobank rekeningnummer:
NL8187.16.071.B01
30232281
1421.54.024 t.n.v. Buro SRO B.V. te Utrecht
2
Inhoudsopgave
1 Inleiding ................................................................................................................................................... 5
1.1 Aanleiding ........................................................................................................................................................... 5
1.2 Plangebied ........................................................................................................................................................... 6
1.3 Vigerende bestemmingsplannen ........................................................................................................................ 7
1.4 Leeswijzer ............................................................................................................................................................ 7
2 Karakter van het plangebied .................................................................................................................. 8
3 Beleidskader ............................................................................................................................................ 9
3.1 Provinciaal en regionaal beleid ........................................................................................................................... 9
4 Gebiedsverkenning ............................................................................................................................... 15
4.1 Stedenbouwkundige beschrijving ..................................................................................................................... 15
4.2 Ruimtelijke structuur......................................................................................................................................... 16
4.3 Uit te voeren onderzoeken ............................................................................................................................... 17
5 Uitgangspunten ..................................................................................................................................... 18
5.1 Wonen ............................................................................................................................................................... 18
5.2 Tuin ................................................................................................................................................................... 19
5.3 Kantoren............................................................................................................................................................ 20
5.4 Horeca ............................................................................................................................................................... 20
5.5 Bedrijven ........................................................................................................................................................... 20
5.6 Agrarische functies ............................................................................................................................................ 21
5.7 Maatschappelijk ................................................................................................................................................ 22
5.8 Detailhandel ...................................................................................................................................................... 22
5.9 Overige functie .................................................................................................................................................. 23
6 Organisatie en planning ........................................................................................................................ 24
6.1 Organisatie ........................................................................................................................................................ 24
6.2 Bestemmingsplanmethodiek ............................................................................................................................ 24
6.3 Proces ................................................................................................................................................................ 25
3
4
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Laren is bezig met de actualisatie van al haar geldende bestemmingsplannen. Voor de
gebieden Zevenend en Postiljon is een actualisatie van de twee geldende bestemmingsplannen
noodzakelijk, gezien de wettelijke termijn van 10 jaar in 2015 verstrijkt. Op deze wijze wordt voldaan aan
de actualiseringsplicht zoals deze is opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening. Met het opstellen van het
nieuwe bestemmingsplan voor Zevenend en Postiljon komt een eind aan de actualisatieslag en beschikt
de gemeente Laren over een actueel en up to date bestemmingsplannenbestand.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen wordt niet alleen het gemeentelijk beleid als beleidskader
gebruikt, maar ook de relevante beleidskaders van andere overheden. Gezien het overwegend
conserverende karakter van het op te stellen bestemmingsplan voor Zevend en Postiljon zijn er, op
voorhand, geen milieutechnische haalbaarheidsonderzoeken noodzakelijk en kan worden volstaan met
de bestaande gegevens welke binnen de gemeente (en elders) beschikbaar zijn. Er bevindt zich één, wat
grotere, herontwikkeling in het plangebied. Daarnaast kunnen zich lopende het planproces kleine
particuliere herontwikkelingsvragen voordoen welke ruimtelijke inpasbaar zijn en meegenomen kunnen
worden in de planherziening. Het betreft de herontwikkeling van de voormalige Tarcisiusschool naar
woningbouw. In hoofdstuk 4.3 wordt dit verder toegelicht.
Alvorens wordt gestart met het opstellen van het bestemmingsplan, is voorliggende Nota van
uitgangspunten opgesteld. In de Nota zijn verschillende uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn
voor het opstellen van het bestemmingsplan. De Nota van uitgangspunten wordt besproken met de
portefeuillehouder en de raadscommissie. Daarna wordt de Nota van uitgangspunten ter vaststelling
aangeboden aan de gemeenteraad van Laren. Vervolgens wordt de Nota van uitgangspunten als kader
gebruikt waarbinnen het college het nieuwe bestemmingsplan voor Zevenend en Postiljon voorbereid. Bij
de uiteindelijke vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad kan vervolgens door de
raad beoordeeld worden of het bestemmingsplan binnen de vooraf gegeven kaders is opgesteld.
5
1.2 Plangebied
Het plangebied Zevenen en Postiljon ligt aan de zuidoostkant van Laren. Het gebied wordt aan de
noordzijde begrensd door de Eemnesserweg, aan de oostzijde door de Gooiergracht, aan de zuidzijde
door de Postiljon en aan de westzijde door de Zevenenderdrift. De onderstaande afbeelding geeft globaal
het plangebied weer.
Plangebied globaal begrenst
6
1.3 Vigerende bestemmingsplannen
Voor het plangebied vigeren de bestemmingsplannen Postiljon en Zevenend. De volgende
bestemmingsplannen gelden voor het plangebied:
Plan
Bestemmingsplan
Bestemmingsplan
Postiljon
Zevenend 2004
Vastgesteld bij raadsbesluit d.d.
05 november 2009
23 maart 2005
Postiljon
Postiljon is het terrein van het voormalige sportcomplex ten zuiden van de weg Postiljon en het terrein van
de voormalige boerderij aan de Smeekweg 102. Postiljon omvat in totaal circa 148 nieuwe woningen in
diverse bebouwingscategorieën, voor diverse doelgroepen. Het plan is inmiddels gerealiseerd met
uitzondering van enkele kavels voor sociale woningbouw, eventueel met zorg en vrijstaande en
halfvrijstaande woningen.
Zevenend
Het bestemmingsplan Zevenend 2004 is grotendeels consoliderend van aard. Het plangebied Zevenend
2004 is voornamelijk een woongebied. Het overgrote deel van de woningen in het plangebied bestaat uit
laagbouw en is typologisch veelal ‘vrijstaand’ of ‘twee onder één kap’. In het oostelijk deel zijn meer
‘rijenwoningen’ gelegen. Meergezinswoningen komen voor bij de Veenen, aan Zevenend, aan het
Tabakspaadje en aan het Pastor Hendrikpark. Aan de Smeekweg ligt de voormalige Tarcisiusschool. Deze
locatie zal worden herontwikkeld naar (sociale)woningbouw.
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het huidige plangebied beknopt beschreven. In
hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante provinciale-, regionale en gemeentelijke beleid
opgenomen. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen geschetst en wordt een afweging gegeven of een
ontwikkeling vooralsnog meegenomen wordt in de actualisatie. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens de
uitgangspunten voor enkele belangrijke bestemmingen gegeven, hierdoor wordt duidelijk hoe de
verbeelding en de regels in het op te stellen document tot stand zullen komen.
7
2 Karakter van het plangebied
Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden. Het eerste deelgebied is Zevenend en het tweede
deelgebied de nieuwbouw locatie Postiljon.
Zevenend
Het deelgebied Zevenend 2004 is voornamelijk woongebied. Het overgrote deel bestaat uit laagbouw en
is veelal ‘vrijstaand’ of ‘twee onder één kap’. In het oostelijk deel zijn veel rijenwoningen gelegen.
Meergezinswoningen komen voor bij de Veenen, aan Zevenend, aan het Tabakspaadje en aan het Pastor
Hendrikpark. Parkeren vindt plaats op eigen erf of op straat. Op sommige plaatsen zijn garageboxen
geconcentreerd aanwezig.
Naast woningen komen er ook kantoren, bedrijven en winkels voor. De bedrijven concentreren zich met
name aan Zevenend, Caliskamp en Heideveldweg. Aan het Zevenend is tevens een groot
kantorenverzamelgebouw gevestigd. Aan deze weg zijn tevens enkele winkeltjes gelegen. Ook is er een
concentratie van winkeltjes aan de Kloosterweg - Schapendrift. Verder komen verspreid in het
woongebied ook nog enkele kantoren, bedrijfjes en winkeltjes voor. Dit komt de levendigheid van het
gebied ten goede. Bijzondere voorzieningen in het gebied zijn enkele scholen, kinderopvang en
nutsvoorzieningen. Het plangebied Zevenend wordt hoofdzakelijk ontsloten door de Eemnesserweg en de
Zevenenderdrift. De Eemnesserweg is een 50 km/uur weg. Op de overige wegen binnen het plangebied
geldt een maximale snelheid van 30 km/uur. Het groene karakter van de meeste wegen is karakteristiek
voor het gebied.
Postiljon
Het Postiljonplan betreft een voormalig sportcomplex. Aan de zuidkant grenst het plangebied aan het
Natuurgebied Postiljonheide. Het plan Postiljon is een kleinschalige woningbouwlocatie gelegen aan de
zuidoost kant van de kern Laren. Er komen verschillende woningtypen in het plan voor; vrijstaande
woningen, twee onder één kap woningen en rijenwoningen (zowel huur als koop). Daarnaast is er een
aantal kleinschalige appartementencomplexen gebouwd. In een gedeelte van één van de
appartementencomplexen zijn wooneenheden gebouwd voor Sherpa, een stichting voor verstandelijk en
lichamelijk beperkte mensen. Ten behoeve van de ondersteuning van deze bewoners is een
personeelsruimte aanwezig waar begeleiders kunnen overnachten.
Deelgebieden: Blauw Zevenend, Rood Postiljon
8
3 Beleidskader
Hoofdstuk 3 geeft een beknopt overzicht van het belangrijkste beleid. Hiertoe is het provinciale, regionale
en gemeentelijke beleid geïnventariseerd. Navolgend op elk beleidskader wordt kort de betekenis voor
het bestemmingsplan geschetst. De beleids- en bestemmingskeuzes in hoofdstuk 5 worden onder andere
aan de hand van deze beleidskaders onderbouwd. Een inventarisatie van het rijksbeleid heeft vooralsnog
niet plaatsgevonden. Gezien het karakter van het op te stellen bestemmingsplan, de ligging van het
plangebied en het schaalniveau van het rijksbeleid zijn er op rijksniveau geen beleidsdoelstellingen welke
concrete vertaling behoeven naar het nieuw op te stellen bestemmingsplan.
3.1 Provinciaal en regionaal beleid
3.1.1 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie 2010
De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma
van de Provinciale Structuurvisie. In de PRVS wordt voor een aantal onderwerpen regels gesteld die door
de rijksoverheid bij de provincies zijn neergelegd ter verdere uitwerking en/of aanvulling in een
provinciale verordening. Op deze wijze komen de rijksregels 'getrapt' in bestemmingsplannen terecht. Het
gaat hierbij om de volgende onderwerpen:
bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten;
rijksbufferzones;
ecologische hoofdstructuur;
nationale landschappen;
het kustfundament;
het regionale watersysteem.
De regeling die is opgesteld in de PRVS heeft betrekking op de volgende onderwerpen:
de aanwijzing van bestaand bebouwd gebied;
mogelijkheden, kwaliteitseisen en ruimte voor ruimte voor het landelijk gebied;
werkfuncties en grootschalige detailhandel in bestaand bebouwd gebied en landelijk gebied;
de groene ruimte;
de blauwe ruimte;
energie (windturbines).
Betekenis voor het op te stellen bestemmingsplan
Omdat het plangebied ziet op een juridisch planologische regeling voor bestaand bebouwd gebied,
worden er vanuit het provinciaal beleid geen bijzondere eisen gesteld aan dit bestemmingsplan.
9
3.1.2 Structuurvisie Noord-Holland 2040
De Provincie Noord-Holland heeft in het kader van de Wro een structuurvisie voor de gehele provincie
vastgesteld, de Structuurvisie Noord-Holland 2040. Hierin vormen de volgende drie thema’s gezamenlijk
de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.
Ruimtelijke kwaliteit:
Hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen,
natuurgebieden en groen om de stad.
Duurzaam ruimtegebruik:
Onder duurzaam ruimtegebruik verstaat de Provincie Noord-Holland het plaatsen van de juiste functies op de
juiste plek. Deze juiste plek wordt bepaald door verschillende factoren zoals de aanwezige milieukwaliteit, de
behoefte aan voorzieningen zoals passende huisvesting voor bewoners en bedrijven op specifieke locaties en
de bereikbaarheid van die locaties.
Klimaatbestendigheid:
Het thema klimaatbestendigheid staat voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast,
schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie. De
provincie vindt het belangrijk om de beperkte en onder druk staande ruimte goed en duurzaam te
gebruiken. Onder duurzaam verstaat men het plaatsen van de juiste functies op de juiste plekken. De
juiste plek wordt bepaald door een aantal factoren waaronder de behoefte aan voorzieningen ter plaatse
en de bereikbaarheid van de locatie. Binnenstedelijke mogelijkheden worden hierbij geprefereerd. De
provincie wil ervoor zorgen dat gemeenten en andere partijen zoveel mogelijk gebruikmaken van de
mogelijkheden voor binnenstedelijk bouwen en verdichting. Bovendien moet rekening worden gehouden
met de toenemende vergrijzing in Noord-Holland. Het aantal ouderen zal sterk toenemen waardoor ook de
woningbehoefte verandert, dit gaat gepaard met een kwalitatieve verschuiving. De woningbehoefte vindt
vooral plaats bij ouderen en één- en tweepersoonshuishoudens.
Betekenis voor het op te stellen bestemmingsplan
Omdat het plangebied ziet op een juridisch planologische regeling voor bestaand bebouwd gebied,
worden er vanuit de drie hoofdthema’s geen bijzondere eisen gesteld aan dit bestemmingsplan.
10
3.1.3 Regionale woonvisie van de 9 gemeenten uit het gewest Gooi- en Vechtstreek
2007-2020 (2008)
Op regionaal niveau is door de 9 gemeente in het Gooi- en Vechtstreekgebied een regionale woonvisie
opgesteld.
De kernambities op het gebied van wonen zijn:
1. een economisch en sociaal vitale regio, ook op de lange termijn;
2. meer beweging en meer keuze op de woningmarkt in het algemeen, en meer kansen voor mensen die
het lastig hebben op de woningmarkt, in concerto jongeren, jonge gezinnen en ouderen die zorg nodig
hebben;
3. diversiteit aan woonmilieus in de regio behouden en versterken met behoud van het groene karakter;
4. de Gooi- en Vechtstreek onderscheidt zich als regio waar ruimte is voor het zoeken naar en uitvoeren
van vernieuwende oplossingen op het gebied van wonen.
Er zijn drie strategieën onderscheiden die de regio in gaat zetten om de ambities te verwezenlijken:
1. focus op mensen met minder kansen op de woningmarkt, met name jongeren, jonge gezinnen van 3045 jaar, en mensen die wonen met zorg combineren;
2. creëren van een gedifferentieerder woonaanbod door het stimuleren van dynamiek op de
woningmarkt, zowel door innovatief bouwen en herstructureren, als door het optimaliseren van de
mogelijkheden die de bestaande voorraad biedt;
3. inzet van vernieuwende en creatieve instrumenten en ideeën.
Er zijn regionale afspraken gemaakt op het gebied van woningvoorraad, wonen, zorg en welzijn, regionaal
woningbouwprogramma, innovatie en monitoren. De woningmarkt aan de oostkant van de regio, het
bosrijke gebied van Blaricum en Laren, zit vast voor mensen die niet heel veel te besteden hebben. Hier
zijn de huizen duur, is er zeer weinig sociale voorraad en zijn er weinig kansen voor nieuwbouw en
transformatie. Gezien de (te) kleine omvang van de sociale voorraad in Laren, moet deze voorraad
minimaal gehandhaafd blijven. Kleinschalige transformaties en het aanpassen van woningen aan een
verouderende bevolking behoren wel tot de opties.
Betekenis voor het op te stellen bestemmingsplan
Omdat het plangebied ziet op een juridisch planologische regeling voor bestaand bebouwd gebied en er
binnen het plangebied niet voorzien wordt in grootschalige woningbouw is het regionaal
volkshuisvestingsplan van beperkte invloed op het bestemmingsplan.
11
3.2 Gemeentelijk beleid
3.2.1 Ruimtelijke Structuurvisie Gemeente Laren 2008-2023
De Ruimtelijke structuurvisie Gemeente Laren is op 24 april 2008 vastgesteld en bevat de visie van de
gemeente Laren tot en met het jaar 2023. Dit beleid bevat de algemene gemeentelijke
beleidsuitgangspunten op het gebied van ruimtelijke ordening waarbij het doel van de structuurvisie niet
uit het oog wordt verloren. Dit doel wordt omschreven als het “Behouden en versterken van de
beeldkwaliteit van Laren, van haar karakter en identiteit als fraai, groen en kleinschalig dorp”. Al het
beleid dient gericht te zijn op een kwalitatieve verbetering van het dorp en geen kwantitatieve verbetering
van het dorp.
Hoofduitgangspunt is dat alle nieuwe Larense bestemmingsplannen conserverend van aard zijn waarmee
de bestaande beeldkwaliteit en karakter zoveel als mogelijk wordt behouden voor de toekomst. Hoewel
de wens bestaat om maatschappelijke ontwikkelingen te ondersteunen, dient deze wens ten uitvoer te
worden gebracht met een minimum aan ruimtelijke claims.
Betekenis voor het bestemmingsplan
De ruimtelijke structuurvisie schrijft voor dat het bestemmingsplan in zijn opzet conserverend van aard
moet zijn. Nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen zijn mogelijk mits deze geen onevenredige afbreuk
doen aan de beeldkwaliteit en het karakter van het dorp. Concreet betekent dit voor het
bestemmingsplan dat de bestaande planologische regeling, met de daarin opgenomen rechten en
plichten, een belangrijk uitgangspunt vormt voor het nieuwe bestemmingsplan. Verruiming van de
ruimtelijke kaders is alleen mogelijk indien hierbij de beeldkwaliteit en het karakter niet in het geding
komt.
3.2.2 Groenbeleidsplan
Het Groenbeleidsplan is vastgesteld in mei 1998. Het plan bevat de kaders en uitgangspunten voor een
verdere uitwerking van het groenbeleid binnen de gemeente Laren. De hoofddoelstelling van het rapport
is het maken van keuzes op hoofdlijnen met betrekking tot het openbaar groen, waarmee het groenbeleid
van de gemeente Laren voor de langere termijn wordt vastgelegd. De karakteristieke ruimtelijke,
functionele, landschappelijke en ecologische kwaliteitskenmerken van het groen in het bebouwde gebied
moeten daarbij behouden en versterkt worden. De samenhang met het omliggende landschap wordt in
deze nota van bijzonder belang geacht.
3.2.3 Visiedocument Groene Vingers
In navolging op het hierboven genoemde groenbeleidsplan en naar aanleiding van veel bezitters van
particulier groen, werd het visiedocument Groene Vingers opgesteld. Dit document is opgesteld om de
mogelijkheid te bieden een goede afweging te maken tussen particuliere belangen (bouwaanvragen,
aanlegaanvragen) die mogelijk invloed hebben op de groenstructuur van Laren en de algemene
groenbeleving van Laren. Voornoemde groenstructuur wordt in kaart gebracht en geeft aan in hoeverre
deze structuur het best beschermd kan worden. Waar is eventueel wel nog wat mogelijk en waar absoluut
niet. Het is zeer van belang dat deze groenstructuur met beschermingszones wordt opgenomen in ieder
nieuw bestemmingsplan van Laren.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Groenelementen binnen het plangebied welke binnen het Groenbeleidsplan of het Visiedocument van
waarde worden geacht krijgen de bestemming Groen. Hiermee wordt middels het bestemmingsplan het
groene karakter van deze elementen planologisch geborgd en voorzien van een passende regeling.
12
3.2.4 Verkeersstructuurplan
Het Verkeersstructuurplan Laren 2009-2015 is opgesteld om sturing te kunnen geven aan de gewenste
verkeersstructuur. Binnen dit verkeersstructuurplan is gekeken naar zowel de verkeerscirculatie voor
auto, bus en fiets in het centrum.
De ambitie voor Laren is om een verkeersbeleid en een verkeers- en vervoersysteem te bieden dat
bijdraagt aan de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Laren streeft naar een overzichtelijk en goed
functionerende verkeersstructuur. De ontwikkeling van deze verkeersstructuur vindt plaats binnen de
kaders van bereikbaarheid, leefbaarheid (schoon) en veiligheid.
In het Verkeersstructuurplan is een drietal doelstellingen geformuleerd die aansluiten bij deze ambitie, te
weten:
Verbeteren van de bereikbaarheid;
Zorgen voor een verkeersveilige omgeving;
Zorgen voor een leefbaar verblijfsklimaat.
Belangrijke aandachtspunten zijn het weren van doorgaand verkeer, het verhogen van de
verkeersveiligheid door het nemen van snelheidsremmende maatregelen en meer aandacht voor fietsers
en voetgangers bij het inrichten van de verkeersgebieden.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Openbare wegen, pleinen, parkeervoorziening, straten en ‘ondergeschikt’ groen (bermen, smalle
groenstroken, geen structuurbepalend groen) krijgen binnen het bestemmingsplan de bestemming
Verkeer. Binnen deze regeling is het mogelijk snelheidsremmende maatregelen te realiseren indien hier
een noodzaak toe is.
3.2.5 Woonvisie Laren 2012-2016
Het belangrijkste doel voor de komende jaren is, zoals deze in de Woonvisie is geformuleerd, het
realiseren van betaalbare huur- en koopwoningen. Deze woningen zijn met name bestemd voor startende
jongeren op de woningmarkt en jonge gezinnen die willen doorstromen. Ook is er binnen de Woonvisie
aandacht voor de bouw van geschikte woningen voor ouderen.
De stand van zaken op het gebied van wonen in Laren is, samengevat, als volgt:
 Laren vergrijst, de jongeren trekken weg en de doorstroming voor de jonge gezinnen stagneert;
 De omvang van de sociale huurvoorraad is te klein en beperkt geschikt voor senioren;
 In het middeldure segment sluit het aanbod kwantitatief en kwalitatief niet goed aan op de
vraag vanuit de jonge gezinnen die door willen stromen.
De gemeente wil dit graag veranderen en in de goede richting bijsturen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Bijsturing conform de Woonvisie middels het bestemmingsplan is slechts zeer beperkt mogelijk. Alleen bij
nieuwbouwopgaven kunnen in lijn met de Woonvisie met de betrokken partijen prestatieafspraken of
woondoeltypen worden vastgelegd. Het op te stellen bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een reeds
bestaan woongebied. Bijsturing conform de Woonvisie is in dit gebied van Laren beperkt mogelijk.
13
3.2.6 Welstandsnota gemeente Laren 2013
De Welstandsnota geeft aan welke zaken in Laren bescherming verdienen en welke verbeterd kunnen
worden. De Welstandsnota is vooral een sturend en stimulerend hulpmiddel bij toekomstige ontwikkelen
om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Welstandsvrije gebieden zijn niet aanwezig in Laren. De
Welstandsnota bevat naast algemene welstandscriteria, ook gebiedsgerichte criteria die aan een
samenhangend gebied zijn gekoppeld. Er zijn in Laren vier gebieden te onderscheiden. Te weten:
1.
2.
3.
4.
Rond de Brinken
De Schil rond het centrum
Villa gebied
Gesloten bebouwing
Het plangebied van Zevenend en Postiljon is gelegen in een gebied wat in zijn geheel is aangemerkt als
‘Gesloten bebouwing’. Voor dit gebied geldt dat door zijn lage ligging het een lange tijd een nat en
daardoor niet ontgonnen gebied is gebleven. De bebouwing is pas rond en na de eeuwwisseling tot stand
gekomen en bestaat voornamelijk uit arbeiders- en middenstandswoningen. De erfgooierswoningen, rond
de Erfgooiersweg, zijn een apart hoofdstuk in de Larense volkshuisvesting. Deze woningen zijn
karakteristiek voor Laren en rechtvaardigen een beschermingswaardige behandeling in het
welstandsbeleid.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is in zekere zin aanvullend op de welstandsnota. De combinatie van de
welstandsnota en het bestemmingsplan bepalen in hoofdzaak de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied.
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat deze in hoofdzaak conserverend wordt opgesteld en
daarmee de bestaande ruimtelijke setting wordt vastgelegd.
3.2.7 Nota archeologiebeleid Laren 2011
In het gemeentelijk archeologiebeleid is een archeologische verwachtings- en waardenkaart opgenomen.
Voor toekomstige bestemmingsplannen in Laren kunnen de resultaten uit de beleidskaart met de
bijbehorende bestemmingsplanregels worden opgenomen. Hiermee kan elke aanvrager van een
Omgevingsvergunning - activiteiten bouwen; slopen; of aanleggen vooraf inzicht verkrijgen in de op een
perceel rustende archeologische onderzoeksplicht.
Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit gronden met geen archeologische verwachting. Wel is er een
deel met het kenmerk archeologische terrein. Dit dient opgenomen te worden in het bestemmingsplan.
Betekenis voor het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt de gangbare beschermingsregeling opgenomen voor archeologie. De
archeologische nota archeologiebeleid Laren geef aan wat een dubbelbestemming krijgt.
14
4 Gebiedsverkenning
4.1 Stedenbouwkundige beschrijving
Laren is ontstaan als esdorp op de overgang tussen de hoger gelegen Utrechtse Heuvelrug en de lager
gelegen Gelderse vallei. Op de vijf meter rooilijn (een denkbeeldige lijn vijf meter uit de kant van de weg)
ontstonden diverse agrarische bebouwingsclusters rondom een gemeenschappelijke es. Drie van deze
buurtschappen zijn uiteindelijk samengesmolten tot de kern van het dorp Laren met de Brink als de
belangrijkste centrale ruimte.
Aan het begin van de vorige eeuw vormt de Brink de kruising tussen de verschillende landwegen richting
Hilversum, Eemnes, Naarden en Huizen. Het nieuwe bestemmingsplan Zevenend Postiljon omvat het
gebied wat is gelegen tussen wegen, de Eemnesserweg, en de Zevenenderdrift. Deze laatste weg vormde
oorspronkelijk een verbinding tussen de Brink en het hoger gelegen heidegebied. De driften werden
voornamelijk gebruikt om de schaapskuddes van en naar het heidegebied te brengen.
In eerste instantie werden de percelen direct rondom de kern van Laren geschikt gemaakt voor landbouw.
Aan het begin van de vorige eeuw lag door dit proces rondom de kern een ruime krans van kleinschalige
akkers. De akkers werden omsloten door dichte houtwallen. De toenmalige fijnmazige, en meestal
ruitvormige, wegenstructuur is nog steeds goed herkenbaar in het bestaande stratenpatroon. Daarnaast
zijn binnen deze structuur nog diverse oorspronkelijke agrarische complexen aanwezig. In het plangebied
ligt deze bebouwing met name langs de Zevenenderdrift, Zevenend, het Melkpad en de Eemnesserweg.
Rond het begin van de vorige eeuw wordt het Gooi ontsloten door de trein en de tram. In de jaren hierna
volgt een sterke organische uitbreiding van de kern met onder andere villa's en atelierwoningen. Deze
ontwikkeling speelt zich in eerste instantie met name af aan de westzijde van het dorp, langs de
Naarderstraat en de Hilversumseweg. In het plangebied neemt de bebouwing in eerste instantie slechts
beperkt toe omdat het grotendeels een lager gelegen, en dus voor woningbouw ongeschikter, gebied
betreft. In 1915 wordt echter wel een woningbouwcomplex door "woningbouwvereniging voor Erfgooiers"
langs de Smeekweg ontwikkeld. In tegenstelling tot de, tot dan toe, voornamelijk perceelsgewijze
ontwikkelingen heeft dit ruim opgezette woonbuurtje een sterk geregisseerd karakter. De witte Ericawoningen, ten noorden van de Erfgooiers, is een ander voorbeeld van een vroege projectmatige
woonbuurt. In aansluiting op deze karakteristieke woongebiedjes werd in 1935 het eerste
stedenbouwkundig uitbreidingsplan gemaakt. In dit plan werden de omliggende akkers grotendeels
verkaveld.
In 1953 werd het nieuwe uitbreidingsplan opgesteld. In dit plan blijft de eerder bedachte
verkavelingsstructuur grotendeels gehandhaafd. Tegen de Gooiergracht, de oostelijke grens van het
plangebied, werd op basis van dit plan in de jaren vijftig op een relatief grote schaal een nieuw
woongebied ontwikkeld. Het programma bestond met name uit rijwoningen voor arbeiders en
middenstanders. Het tussenliggende gebied is door de jaren heen, over het algemeen in een ruimere
setting, verder verdicht met kleinschalige woningbouwontwikkelingen. Op enkele locaties zijn restanten
van de oude akkers geïntegreerd in het bebouwd gebied. Daarnaast zorgen het vloeiende beloop van
kruisende wegen, de begeleidende hagen en lage boerderijachtige bebouwing in dit gebied voor een
bijzondere beeldkwaliteit. De karakteristieke overhoeken Jordaan-Oude Kerkweg en Melkweg-Kloosterweg
zijn hier goede voorbeelden van.
Met recente woningbouwontwikkelingen wordt over het algemeen zoveel mogelijk getracht aan te sluiten
op deze sfeer. Het nieuwste woongebied, in de vorm van de woonwijk Postiljon, in het zuiden van het
plangebied kent een bochtig stratenverloop in combinatie met korte rijen, twee-onder-een-kap- en
vrijstaande woningen en enkele kleineschalige appartementengebouwen.
15
4.2 Ruimtelijke structuur
In het kader van het bestaand gemeentelijk beleid en vanuit de ruimtelijke analyse worden de volgende
opsommingen geformuleerd en dienen meegenomen in de ontwikkeling van het bestemmingsplan. Deze
punten zijn de basis voor de uitgangspunten van het bestemmingsplan:
4.2.3 Ruimtelijk opbouw
De historische structuur, brinken, driften en de kronkelige straatjes zijn duidelijk zichtbaar in het
plangebied. In het plangebied ligt tevens een monumentaal complex aan de Smeekweg. Gezien het feit
dat het een conserverend bestemmingsplan is, is het van belang dat de kwaliteiten beschermd worden. Er
worden geen ontwikkelingen verwacht die een ingrijpende verandering opleveren aan de ruimtelijke
opbouw van het plangebied.

Behoud van historische samenhang tussen gebouwen en openbare ruimte.

Behoud van de bestaande ruimtelijke hoofdstructuur en fijnmazig netwerk van wegen en paden.

Behoud van de kwaliteit van bestaande woningvoorraad in het plangebied

Terughoudendheid ten opzichte van toegangen naar ondergrondse ruimte. Geen toegangen aan de
voor- en zijkant van het gebouw toestaan.
4.2.4 Groenstructuur
Het plangebied heeft een zeer groen karakter. Dit wordt gekenmerkt door groene tuinen, veel groen in de
openbare ruimte en een begrenzing van het plangebied door natuurgebieden.

Behoud van het structurele groen en als zodanig bestemmen om de kwaliteit van het gebied te
waarborgen

Behoud en waar mogelijk versterking van het groene landelijke karakter dat gevormd wordt door het
openbaar groen en het groen op particulier terrein (waaronder erfafscheidingen in de vorm van
hagen).
4.2.5 Voorzieningen
De woonfunctie is overheersend in Laren. Wegens de lange historie van het gebied is er een aantal
ondersteunende voorzieningen ontstaan in het dorp. In het plangebied is een aantal kleine winkels en
kantoren te vinden. Dit zijn veelal bedrijven aan huis. In het zuidelijke deel bevinden zich tevens
woonvoorzieningen van Sherpa. Dit zijn woongroepen voor mensen met een geestelijke of verstandelijke
beperking.
 De bestaande voorzieningen worden in het gebied behouden.
 Er bestaat geen ambitie tot het uitbereiden van het voorzieningsniveau binnen het plangebied.
16
4.3 Uit te voeren onderzoeken
In voorgaande hoofdstukken is aandacht besteed aan onder andere het beleidskader en de ruimtelijke en
functionele analyse van het plangebied. Dit hoofdstuk gaat in op de eventuele milieu aspecten die in het
plangebied van toepassing zijn. Bestemmingsplan Zevenend en Postiljon zal overwegend conserverend
van aard zijn.
Een aantal kavels is Postiljon zijn nog niet gebouwd. Deze ontwikkeling is echter wel volledig planologisch
vastgelegd en onderbouwd. Nader onderzoek is hier niet voor nodig.
Voor zover bekend zijn er geen verdere ontwikkelingen die opgenomen moeten worden in het
bestemmingsplan. Nader onderzoek voor de milieuaspecten in het plangebied Zevenend en Postiljon is
derhalve niet noodzakelijk gezien het feit er geen ontwikkelingen opgenomen worden in het
bestemmingplan.
Wel wordt er al enige tijd gesproken over de transformatie van bedrijventerrein Caliskamp. Dit
bedrijventerrein bevind zich in een gebied met hoofdzakelijk woningbouw. De tegenstrijdige functies
werken elkaar tegen. Op termijn zal de bedrijfsbestemming van de Caliskamp plaats maken voor, ten
opzichte van de omgeving, meer passende functies. Voor deze termijn is het op dit moment moeilijk een
concrete tijd te noemen. Op 23 mei 2012 is door de gemeente Laren het stedenbouwkundig programma
van eisen voor het gebied vastgesteld. Gezien de onzekerheid van de ontwikkeling zijn milieukundige
onderzoeken nog niet relevant. Wel is het van belang de mogelijkheid tot transformatie van Caliskamp in
het bestemmingsplan op te nemen.
Hetzelfde geld voor de herontwikkeling van de Tarcisiusschool. De woningbouwverenging Laren wil deze
locatie herontwikkeling tot tien sociale huurwoningen. Gezien de kleine omvang van het project is het niet
noodzakelijk om voor het bestemmingsplan onderzoeken uit te voeren.
17
5 Uitgangspunten
Binnen het plangebied is sprake van verschillende functies. Deze functies worden hieronder weergegeven
en vervolgens voorzien van uitgangspunten voor het nieuwe plan. Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op
de nieuwe aangrenzende bestemmingsplan en de vigerende bestemmingsplannen.
5.1 Wonen
Het plangebied is ingericht met een kwalitatief hoogwaardige woningvoorraad. Vanuit het woonvisie kan
geconcludeerd worden dat deze kwaliteit gehandhaafd blijft en dat de kwantiteit hierbij minder van
belang is.
Voor het nieuwe plan gelden in het kader van “Wonen” de volgende uitgangspunten:

Er worden in principe geen nieuwe woningen toegestaan;

Dubbele bewoning is onder voorwaarden na ontheffing mogelijk;

Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten worden toelaatbaar geacht in
woningen en niet in bijgebouwen, mits de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft en er
geen parkeeroverlast ontstaat.
Bouwvlak
Om de bestaande situatie te behouden en vast te leggen zijn op de verbeelding van een
bestemmingsplan bouwvlakken opgenomen waarbinnen (hoofd-)gebouwen en bouwwerken zijn
toegelaten. Dit geldt bijvoorbeeld voor woningen. Buiten het bouwvlak is tevens bebouwing toegestaan
het gaat hier echter niet om hoofdgebouwen maar om bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld in de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De diepte en breedte van de bouwvlakken worden afgestemd op de diepte en de breedte van de
bestaande woningen, dan wel de in het nu geldende bestemmingsplan opgenomen bouwrechten middels
de daarin opgenomen bouwvlakken. De woningen krijgen in beginsel geen ruimere mogelijkheden om aan
de achterzijde of zijkant over de volledige hoogte uit te bouwen. Een woning kan alleen worden vergroot
door uitbouwen, dakopbouwen en dakkapellen. Deze zijn veelal vergunningsvrij.
Per bouwvlak worden de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Hiervoor wordt in beginsel
aangesloten bij de hoogtebepalingen van de vigerende bestemmingsplannen. Als in het vigerende
bestemmingsplan alleen een maximale goothoogte is geregeld, wordt voor de maximale bouwhoogte
aangesloten op de feitelijke bouwhoogte.
Het aantal woningen wat is toegestaan is gemaximaliseerd middels de planregels. De bestemming Wonen
beperkt zich tot het bestaande aantal woningen, met uitzondering van de nog te realiseren woningen in
het Postiljonplan en de herontwikkelingslocatie Tarcisiusschool. Door de bouwvlakken strak om de
bestaande woningen te leggen en het aantal woningen te beperken tot het bestaande aantal is de
typologie gewaarborgd.
Voor de Johanneshove wordt een specifieke bestemming Wonen - Zorg opgenomen. Naast bewoning is
ook zorgverlening t.b.v. de bewoning mogelijk, alsmede zogenaamde niet zelfstandige zorg.
18
Erfbebouwing
De maximale bebouwingsmogelijkheden van het erf zijn afhankelijk van de grootte van de kavel. Het
uitgangspunt bij de erfbebouwingsgrenzen is dat de bestaande situatie gehandhaafd blijft.
In het op te stellen bestemmingsplan moeten regels worden opgenomen voor het oprichten van
erfbebouwing bij de woningen in de vorm van bijbehorende bouwwerken (aan- of uitbouwen, bijgebouwen
en overkappingen. Dit betreft regels voor de situering, oppervlakte, hoogte en bouwvorm van
erfbebouwing, alsmede regels om een zekere verhouding bebouwd-onbebouwd zeker te stellen bij
woonpercelen.
Het oprichten van erfbebouwing is binnen en buiten het bouwvlak van de bestemming ‘Wonen’
toegestaan. Het bouwvlak bestaat uit het gehele perceel minus de gronden bestemd met de bestemming
tuin. In paragraaf 5.2 worden de bestemmingslegging van tuin uiteengezet.
De gezamenlijke oppervlakte aan erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 100 m² met dien verstande
dat niet meer dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen erf mag worden
bebouwd. De goothoogte van deze erfbebouwing bedraagt maximaal 3 m en de nokhoogte maximaal 6 m.
Conform de ‘Wet algemene bepalingen omgevingsrecht’ (Wabo) kunnen diverse bouwwerken
vergunningsvrij worden opgericht. Deze vergunningsvrije bouwwerken kunnen in enkele gevallen,
bijvoorbeeld bij de totaal te bebouwen oppervlakte, strijdig zijn aan de uitgangspunten zoals deze zijn
opgenomen in het bestemmingsplan.
Beroepen en bedrijven aan huisregeling
Binnen de bestemming ‘Wonen’ zijn aan huis verbonden beroepen en/of bedrijfsmatige activiteiten aan
huis toegestaan. De woonfunctie wordt in overwegende mate gehandhaafd, het is altijd een combinatie
van wonen en een bedrijf. Tevens moet het beroep uitgevoerd worden door de (boofd)bewoner(s).
Ten behoeve van aan huis verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn gebruiksregels
opgenomen. Zo is onder andere vastgelegd dat het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis verbonden
beroepen en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis niet meer dan 25% mag bedragen van het
gezamenlijke vloeroppervlak met een maximum van 40 m². Het gebruik mag geen grote
verkeersaantrekkende werking hebben en onevenredig nadelige invloed hebben op de normale
afwikkeling van het verkeer, waaronder parkeren en het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s)
zelf te worden uitgeoefend. Het is niet alleen mogelijk om binnen het hoofdgebouw gebruik te maken van
de beroep en bedrijven aan huis regeling maar tevens binnen de erfbebouwing.
5.2 Tuin
De tuinbestemming is gebruikt om bebouwingsvrije zones te creëren. Deze bestemming is veelal aan de
voorzijde van woningen gelegen. Er gelden zeer beperkte bouwmogelijkheden voor aan- en uitbouwen
(erkers). Op deze gronden mogen bij recht geen bouwwerken of overkappingen worden opgericht. Wel
toegestaan zijn andere bouwwerken (bouwwerken, geen gebouwen zijnde).
Door het opnemen van de bestemming ‘Tuin’ ontstaat er qua bouwmogelijkheden een duidelijke
driedeling op een woonperceel, namelijk:
1. het bouwvlak van de bestemming ‘Wonen’ waar het hoofdgebouw, de woning, mag worden
gebouwd;
2. de gronden buiten het bouwvlak maar wel binnen de bestemming ‘Wonen’, waar bijbehorende
bouwwerken in de vorm van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden opgericht;
3. de gronden met de bestemming ‘Tuin’ waar enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen
worden gebouwd.
19
Bestemmingslegging
Voor de bestemmingslegging van de bestemming ‘Tuin’ ten opzichte van de bestemming ‘Wonen’ zal
worden aangesloten bij de bestaande bestemmingsplannen. Op deze wijze worden bestaande rechten
maar ook plichten, behoudens de vergunningsvrije bouwmogelijkheden, gerespecteerd en het
stedenbouwkundig beeld, zoals nagestreefd in de nu vigerende plannen ook voor de komende
planperiode van 10 jaar geborgd.
5.3 Kantoren
In het plangebied komen kantoorbestemmingen voor met een wisselende omvang. De volgende
uitgangspunten worden als volgt weergegeven:

Nieuwe vestiging van zelfstandige kantoren en bedrijven zijn in principe niet toestaan;

Voor zelfstandige kantoren wordt een wijzigingsbevoegdheid
opgenomen naar de
woonbestemming op basis van huidige bouwmogelijkheden.
Bouwvlak en erfbebouwing
Uitgangspunt is de bestaande situatie bestemmen. Gebouwen zoals hoofdgebouwen, uit- en aanbouwen
en bijgebouwen, kunnen enkel binnen het bouwvlak worden opgericht. Voor de goot- en bouwhoogte zal,
wanneer mogelijk, aangesloten worden op de hoogtes opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen.
Indien dit niet mogelijk blijkt zullen de hoogtes conform de feitelijke situatie worden vastgelegd.
5.4 Horeca
In het gebied komt slechts één horecabestemming voor, te weten de snackbar op de hoek van
het Berkenlaantje en Zevenend/Smeekweg. Deze bestemming wordt conserverend overgenomen.
Nieuwsvestiging van een volwaardige horeca functie is niet wenselijk. Het volgende uitgangspunt is van
toepassing:

De grondhouding is om nieuwvestiging van horeca in principe niet toe te staan.
Bij de speeltuinvereniging wordt nog nagedacht ondergeschikte en functieondersteunende horeca toe te
staan.
Bouwvlak en erfbebouwing
Uitgangspunt is de bestaande situatie bestemmen. Gebouwen zoals hoofdgebouwen, uit- en aanbouwen
en bijgebouwen, kunnen enkel binnen het bouwvlak worden opgericht. Voor de goot- en bouwhoogte zal,
wanneer mogelijk, aangesloten worden op de hoogtes opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen.
Indien dit niet mogelijk blijkt zullen de hoogtes conform de feitelijke situatie worden vastgelegd.
5.5 Bedrijven
In het plangebied is een aantal kleinschalige bedrijven gevestigd. Uitgangspunt is dat de bestaande
bedrijven hun functie behouden. De bestaande bedrijven in Laren zijn geïnventariseerd en ingeschaald
naar bedrijfscategorieën op grond van de ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’. Hierbij krijgen bedrijven in de
bedrijfscategorie 1 en 2 een algemene bedrijvenbestemming. De indicatieve afstand tot woonbebouwing
varieert tussen de 10 en 30 meter. Bedrijven uit deze bedrijfscategorieën passen binnen een
woonomgeving omdat zij niet conflicteren met de woonsituatie.
In het plangebied zit tevens het bedrijventerrein ‘Caliskamp’. Voor dit terrein is een visie opgesteld dat het
terrein geleidelijk zal transformeren naar woongebied. De volgende uitgangspunten worden voorgesteld:

Huidige bedrijfsbestemmingen vooralsnog handhaven;

Nieuwe bedrijvigheid niet toestaan, mits onderdeel van het (hoofd)woongebouw en wordt
voldaan de regeling voor aan-huis-gebonden-beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;

Bedrijvigheid aan huis maximaal 25% van het oppervlakte tot 40 m2. Een ontheffing is mogelijk
tot 80m2;

Wijzigingsgebied opnemen voor het bedrijventerrein ‘Caliskamp’.
20
Bouwvlak en erfbebouwing
Op basis van de vigerende bestemmingsplannen wordt het bouwvlak en de bouw- en goothoogte bepaald.
Waar dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij reeds gerealiseerde uitbreidingen, mits hiervoor de correcte
procedure is doorlopen, of bij situaties waarbij binnen de huidige regelgeving geen bouw- en goothoogte
zijn bepaald wordt aangesloten bij de feitelijke situatie.
Op de gronden met de bestemming ‘Bedrijf’ is het niet mogelijk buiten het bouwvlak gebouwen op te
richten. Enkel bouwwerken geen bebouwen zijnde zoals erf- of terreinafscheidingen en vlaggenmasten,
zijn toegestaan.
Gebruik van de gronden voor buitenopslag wordt zoveel mogelijk uitgesloten.
Bedrijfswoningen
De noodzaak van huisvesting op of bij een bedrijf is in de huidige tijd niet zonder meer aantoonbaar. De
bedrijfsvoering noopt daar nog maar in uitzonderlijke gevallen toe; zaken als bewaking, beveiliging,
geschieden op andere wijzen. Ook bedrijfsprocessen maken huisvesting op het bedrijf niet meer nodig. In
dit kader zijn uitsluitend de bestaande bedrijfswoningen toegestaan. Deze bestaande bedrijfswoningen
worden op de verbeelding specifiek aangeduid, middels de aanduiding ‘bedrijfswoning’. Qua
erfbebouwingsregeling, bedrijven en beroepen aan huisregeling en mantelzorg wordt aangesloten bij de
bestemming ‘Wonen’.
5.6 Agrarische functies
Onder deze functies worden verstaan de agrarische randgebieden en gebieden met landschappelijke
waarde en agrarische doeleinden. Er mag worden gebouwd ten behoeve van een agrarisch bedrijf
conform de aanwijzingen op de plankaart. Een agrarisch bedrijf is in de definitie beperkt tot een
akkerbouwbedrijf. De volgende uitgangspunten zijn opgesteld:

Agrarische bedrijfsbestemmingen handhaven;
Bouwvlak en erfbebouwing
Op basis van de vigerende bestemmingsplannen zullen het bouwvlak en de bouw- en goothoogte worden
bepaald. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. De agrarische
gronden moeten behouden blijven. Bij de actualisatie van het bestemmingsplan zal gekeken moeten
worden naar de functies van de agrarische gronden. Het uitgangspunt in de bestaande situatie te
bestemmen en de agrarische bestemming te beschermen.
21
5.7 Maatschappelijk
Maatschappelijke voorzieningen is een ruim begrip; hieronder vallen educatieve, sociaal-medische (in
tegenstelling tot commercieel-medische voorzieningen), sociaalculturele (in tegenstelling tot commercieelculturele voorzieningen), levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van
openbare dienstverlening.
Het volgende uitgangspunt is opgesteld:
 Maatschappelijke bestemmingen handhaven.
Bouwvlak en erfbebouwing
Uitgangspunt is de bestaande situatie bestemmen. Gebouwen zoals hoofdgebouwen, uit- en aanbouwen
en bijgebouwen, kunnen enkel binnen het bouwvlak worden opgericht. Voor de goot- en bouwhoogte
wordt, wanneer mogelijk, aangesloten worden op de hoogtes opgenomen in de vigerende
bestemmingsplannen. Indien dit niet mogelijk blijkt worden de hoogtes conform de feitelijke situatie
worden vastgelegd.
Op de gronden met de bestemming maatschappelijk is het buiten het bouwvlak enkel mogelijk
bouwwerken geen gebouwen zijnde op te richten zoals speelvoorzieningen en erf- of terreinafscheidingen
te realiseren.
5.8 Detailhandel
In het plangebied is een aantal kleine detailhandelfuncties te vinden. De bestemming "detailhandel" heeft
mede betrekking op dienstverlening. De volgende uitgangspunten zijn opgesteld:



In beginsel mag alleen de begane grond worden gebruikt voor alleen detailhandel en/of
dienstverlening;
Ten behoeve van het behoud van het kleinschalige karakter van de kern is bepaald dat
gebouwen op verschillende bouwpercelen niet onderling met elkaar mogen worden verbonden
ten behoeve van eenzelfde bedrijfsvestiging;
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bebouwingsvlak .
Bouwvlak en erfbebouwing
Op basis van de vigerende bestemmingsplannen wordt het bouwvlak en de bouw- en goothoogte bepaalt.
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Zoals beschreven staat in het
vigerend bestemmingsplan mag enkel de begane grond gebuikt worden ten behoeve van de
detailhandelfunctie.
Ten behoeve van het behoud van het kleinschalige karakter van de kern is bepaald dat gebouwen op
verschillende bouwpercelen niet onderling met elkaar mogen worden verbonden ten behoeve van
eenzelfde bedrijfsvestiging.
Ten aanzien van de bebouwingsvoorschriften voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn
standaardbepalingen opgenomen voor de hoogte van terreinafscheidingen, vrijstaande antennemasten
en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22
5.9 Overige functie
Onder overige functies wordt verkeer, groen, natuur, en parkeren samengevoegd.
Voor groen- en natuurfuncties geldt dat het gemeentelijk beleid zoals het groenbeleidsplan en Groene
Vingers over de huidige bestemmingen heen wordt gelegd. Hierdoor ontstaat een optimale bescherming
van bestaande waarden zonder toekomstige ontwikkelingen totaal te bevriezen.
Verkeer zal via het verkeersbeleidsplan goed bekeken worden. Op deze manier wordt een optimale
verkeersveiligheid bereikt.
Voor parkeren geldt dat ondergrondse parkeergarages zodanig gesitueerd moeten worden dat de ingang
daarvan aan de zijkant van de huidige bebouwing gelokaliseerd wordt. Daarnaast wordt parkeren in
bermen toegestaan en wordt parkeren op eigen terrein bij een nieuw aan huis gebonden beroep een
plicht. De volgende uitgangspunten zijn opgesteld:


Groen, natuur en bosbestemmingen worden conserverend overgenomen;
Parkeergelegenheid dient hoofdzakelijk op eigen terrein gerealiseerd te worden bij eventuele nieuwe
ontwikkelingen.
23
6 Organisatie en planning
6.1 Organisatie
Organisatie bestuurlijk
Het college is verantwoordelijk voor de voorbereiding van het bestemmingsplan. De raad heeft haar
rol in de opstartfase (dit is de fase waarin het plan zich nu bevindt) en bij de vaststelling van het plan:
in deze laatste fase valt het horen van de indieners van zienswijzen en het nemen van het
uiteindelijke raadsbesluit. Daarnaast worden tijdens de diverse fasen informatieavonden
georganiseerd voor de raad en voor burgers.
Organisatie ambtelijk
De projectleiding van het project ligt in handen van de BEL Combinatie, het team Ruimte. Het
bestemmingsplan wordt opgesteld in overleg met een projectgroep waarin alle beleidsvelden zitting
hebben.
6.2 Bestemmingsplanmethodiek
In de Wro wordt een aantal mogelijkheden geboden voor de juridisch-planologische opzet van een
bestemmingsplan. Niet alleen mogelijkheden, ook wettelijke verplichtingen en regelgevingen geven aan
hoe aan deze opzet vorm gegeven moeten worden. De aard van het plangebied geeft aanleiding tot een
gedetailleerde bestemmingsplansystematiek, waar de bestaande ruimtelijke structuur het uitgangspunt
vormt.
Voor het nieuwe bestemmingsplan wordt gestreefd naar het beschermen van de aanwezige ruimtelijke en
functionele kwaliteiten aan de ene kant en naar voldoende flexibiliteit aan de andere kant zonder
gevestigde beleidsbelangen uit het oog te verliezen. Voorkomen moet worden dat voor iedere
functiewijziging of bouwplan, die niet op ruimtelijke bezwaren stuiten, een afwijking dan wel een wijziging
van het bestemmingsplan moet worden doorlopen. Zoals eerder aangegeven krijgt het plangebied een
consoliderend karakter. Voor het gehele plangebied is de huidige situatie in hoge mate richtinggevend
voor de wijze waarop de bestemmingen zijn gelegd. Dit betekent onder meer dat de actuele
stedenbouwkundige structuur, dat wil zeggen het patroon van wegen en straten en de daaraan gelegen
bebouwing en onbebouwde ruimten, als uitgangspunt dient.
De systematiek van het vigerend bestemmingsplan dient als uitgangspunt maar wordt vertaald naar eisen
vanuit de richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Dit heeft met name
in de opbouw van de regels en de presentatie van de verbeelding gevolgen. Het uitgangspunt is dat
bestaande rechten in principe worden gehandhaafd. De bepalingen uit het vigerend bestemmingsplan
worden vertaald in het nieuwe bestemmingsplan.
Verbeelding
De nieuwe verbeelding wordt ingericht met bestaande bouwvlakken. Voor alle gebouwen binnen het
plangebied zijn de bestaande goot- en nokhoogte geïnventariseerd en getoetst aan de vigerende
bestemmingsplannen.
24
6.3 Proces
Planning
Stap 1: startoverleg november/december
Stap 2: veldinventarisatie december;
Stap 3: opstellen beheersverordening december
Stap 4: beleidsinventarisatie en opstellen NvU december/januari;
Stap 5: bespreken NvU plus aanpassing januari/februari;
Stap 6: bespreken NvU met raadcie februari
Stap 7: opstellen 1e concept februari/maart;
Stap 8: bespreken 1e concept maart/april;
Stap 9: opstellen 2e concept april/mei;
Stap 10: opstellen voorontwerp mei
Besluitvorming college mei/juni;
Stap 11: inspraak en overleg juni/juli;
Stap 12: Nota inspraak en overleg juli;
Stap 13: Opstellen ontwerp augustus
Besluitvorming college september;
Stap 14: ter inzage legging ontwerp sept/okt;
Stap 15: opstellen Nota zienswijzen november:
Stap 16: vaststelling bestemmingsplan december/januari.
25