Groep 7 doet een twitterquiz over frisdrank Reportage Sociale media Twitter en Facebook zorgen vaak voor overlast in de klas. Maar sommige leraren gebruiken ze juist in hun les. D e elfjarige Silke Pluk drukt verwoed op de toetsen van haar iPad. „Meneer”, roept ze, „het werkt niet!” Meester Koen kijkt over haar schouder mee. „Ik zie het al”, zegt hij, „heb je de twitterapp wel geïnstalleerd?” Silke schudt van nee, waarbij haar blonde vlechten wild in het rond zwiepen. „Even doen dan.” Dat gaat snel: drie keer swipen en het blauwe vogeltje verschijnt. Silke glundert. Net op tijd, want de eerste opdracht staat al op het digibord. ‘Welke twee ingrediënten van energiedrink zijn slecht voor kinderen?’ Het is donderdagmorgen, kwart over elf. Groep 7 van basisschool ’t Startblok in Cuijk haalt de mobieltjes, tablets en laptops uit de laatjes. Leraar Koen Steeman houdt vandaag een twitterquiz met het thema ‘frisdrank’. In de quiz krijgen leerlingen, via tweets, een handvol opdrachten. Antwoorden doen ze met een reply. Steeman, die het twitteraccount @StartblokGroep7 aanvankelijk vooral voor de buitenwereld gebruikte, grijpt in de klas inmiddels regelmatig naar het medium. „Eerst dacht ik: handig voor ouders. Die kunnen zo zien wat er in de klas gebeurt. Nu houd ik ook quizzen.” Leerlingen moeten online taalproblemen oplossen, inwoneraantallen vinden of prijzen uitrekenen. Steeman: „Ik laat hen gericht zoeken naar informatie. Zo maak ik het thema levendig.” Niet alle docenten durven zo’n stap te zetten. Volgens de ‘Vier in balans monitor 2013’, een onderzoek van onderwijsstichting Kennisnet, betrekt slechts 26 procent van de basisschoolleraren weleens Twitter of Facebook bij de lessen. Op middelbare scholen ligt dat percentage iets hoger: daar gebruikt 29 procent van de docenten af en toe sociale media in de klas. Zonde, vindt Casper Hulshof, docent Onderwijskunde aan de Universiteit Utrecht. „Meestal hebben scholen wel ideeën over het gebruik ervan, maar daar komt weinig van terecht. Ze zien het als iets dat eigenlijk niet bedoeld is voor het onderwijs.” Dat blijkt ook uit telefoontjes met basis- en middelbare scholen. Sommige hebben een (inactief ) twitteraccount, andere zetten voorzichtig wat foto’s van een werkweek op Facebook. Maar sociale media in de les? Daarvoor zijn veel docenten nog huiverig. Vaak lijkt dezelfde gedachte te heersen: leerlingen gebruiken het, dus wij moeten mee. Maar hoe? „Voor veel scholen is het een grote ontdekkingstocht”, zegt Hulshof. „Ze weten helemaal niet hoe ze met dat getwitter en gefacebook in de klas moeten omgaan.” Dat zou resulteren in harde maatregelen. „In schoolgidsen zie je dat terug: telefoons moeten in de klas op zwart.” Basisschoolleraar FOTO MERLIN DALEMAN Door Sterre van der Hee Groep 7-leerlingen Aya Torqui (10), Filiz Koçak (10) en Demi Verwoert (11) zijn verdiept in de Twitterquiz van meester Koen Steeman Steeman: „Voor leerlingen is dat telefoongebruik normaal. Kijk als docent wat je daarmee kunt, en gebruik het.” Economiedocent Evelien Hoekman gooide, net als Steeman, het roer om. Ze geeft les op het Etty Hillesum Lyceum in Deventer, en ook bij haar is twitteren in de klas geoorloofd. Op gezette tijden, dan. „De leerlingen hoeven bijvoorbeeld even geen boek door te spitten, maar vatten in tien tweets een paragraaf samen. Zo dwing ik ze om het kort te houden.” Flink wat gepling en gebliep in de klas, dus. Leren tussen oplichtende schermpjes en met de constante verleiding van Candy Crush? Het lijkt een uitdaging. Maar dat valt mee, zegt leraar Koen Steeman. „Tijdens de twitterquiz mogen alle mobieltjes aan. Dat noem ik ‘doelmatig gebruik’. Buiten die uren om mogen ze hun telefoon best meenemen, maar ik wil er geen last van hebben.” Dat beaamt Demi Verwoert (11), die zich achterin de klas concentreert op haar Samsung Galaxy SIII Mini – de La Fleur-editie. „Als de meester ziet dat we ermee spelen, moet hij uit of in de la.” Volgens economiedocent Hoekman is PRIVÉ OF OPENBAAR Binnen de veilige muren van het online klaslokaal „Vandaag sportdag in het zwembad!” meldt een klassen-update op Twitter. Informatie bedoeld voor de klas. Maar alles wat online staat, is ook openbaar. Kunnen we dat wat binnen de veilige schoolmuren gebeurt, wel zomaar het web op slingeren? vindt het een terechte vraag. „Eigenlijk zou zoiets alleen mogen als docenten toestemming vragen aan de ouders. De privacy van de kinderen is belangrijk . We weten hoe graag eigenaren van sociale media hun gegevens doorverkopen aan derden.” Paul Kirschner, hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit, Economiedocent Hoekman maakt zich daar weinig zorgen over. „We doen geen rare dingen; we maken opdrachten. Tegelijkertijd is het een brug naar een lesje over mediawijsheid. ” Basisschoolleraar Koen Steeman beaamt dit. „Daar is niets verkeerds aan. In deze wereld verandert privacy meer en meer in publicity. Ik ga er bewust mee om; als ik een foto van de klas online zet, vraag ik eerst of leerlingen dat wel goed vinden.” Steeman denkt dat groep 7 zo juist leert om voorzichtig te zijn op het web. „Een leerling zette eens op Twitter dat de Jumbo een ‘klotewinkel’ is. Daar hebben we het dan over. Wat als je daar later wil werken? Leerlingen kunnen sociale media beter in de klas ontdekken, dan alleen, terwijl niemand weet wat ze doen. Dat vinden veel ouders ook.” ‘ordeverstoring’ inderdaad een grote angst van collega’s. „Je moet het reguleren. Bij de uitleg gaan ze uit. Af en toe moeten er nou eenmaal saaie sommen uitgelegd worden”, zegt ze stellig. „Of je dan hokjes tekent of je telefoon pakt: ik vind het allebei onbeleefd. Sociale media hebben daar weinig mee te maken. Ze maken het onderwijs gewoon interactiever.” Voordat het zover is, moet op de Nederlandse scholen nog wel wat veranderen, zegt onderwijskundige Hulshof. Bij docenten, maar óók bij leerlingen. „Die staan er niet allemaal om te springen.” Daarom zijn accounts in de klas van Steeman niet verplicht. „Ze mogen kiezen. Wel of geen account? Wel of niet afgeschermd? We bespreken het, maar ik oordeel niet. Leerlingen kunnen het zo zelf uitvinden.” Dat doet ook Yusuf Aslaner (11). Tussen het opgewonden geroezemoes prutst hij wat aan zijn laptop, waarop het Google-scherm niet wil laden. „Vaak is de quiz leuk, maar soms ook onhandig.” Bedenkelijk kijkt hij naar zijn klasgenootje, die fanatiek door een Wikipediapagina scrollt. „Dan doe ik liever gewoon spelling.”
© Copyright 2024 ExpyDoc