Controle ondervloeren Volgens de checklist DIN 18365, parketvloeren dient men de ondervloer te controleren op de volgende punten: 1. Vlakheid : Gemeten volgens NEN 2741 middels een rei van meter waarvan de maximale afwijking 0,4 % van de rei lengte mag bedragen. Dus op 2 meter + of – 4 mm. 10. Temperatuur omgeving 2. Scheuren : Scheuren in de ondervloer worden visueel beoordeeld. 11. Relatieve Luchtvochtigheid: 3. Vochtgehalte : Meting geschiedt middels CM (Carbid) methode. Ook mogelijk met de Gann elektrode meter, echter dit wordt juridisch niet geaccepteerd. Eis zandcementdekvloer / betonvloer: < 2.0 % Eis anhydriet vloer: < 0.5 % Bij vloerverwarming: Eis zandcementdekvloer / betonvloer: < 1.8 % Eis anhydriet vloer: < 0.3 % 4. Vastheid : Gemeten middels Ri – Ri apparaat of staalborstel. 5. Ruwheid : De ruwheid wordt visueel beoordeeld. 6. Dilatatie voegen : Wordt visueel beoordeeld. 7. Verontreiniging : Wordt visueel beoordeeld. Vloer moe schoon, stof- en vetvrij zijn. 8. Hoogteverschillen : Hoogteverschillen aansluitende bouwdelen meten. 9. Temperatuur ondervloer : 12. Meten m.b.v. Gann elektronische vochtmeter voorzien van een IR-40 infrarood temperatuurvoeler. Eis: temperatuur ondervloer: > + 15 ºC 3 Vloerverwarming en leidingen : Meten m.b.v. Gann elektronische vochtmeter voorzien van een IR-40 of een RF-T-28. Eis: temperatuur omgeving: > + 15 ºC Beter 18-20 ºC Meten m.b.v. Gann elektronische vochtmeter voorzien van een RF-T-28 voeler. RLV: 50 – 65 % : De verwarmingsleidingen dienen 3 cm onder de bovenzijde van de dekvloer te liggen. Oppervlakte temperatuur ondervloer max. 28 ºC. Volg uitvoeringsprotocol.
© Copyright 2024 ExpyDoc