Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle V O O R O N T W E R P

Bes te m mi ngs p l an Ef t er wei 33
te R ot tev a l le
VOO R ON TW E R P
Bes te m mi ngs p l an Ef t er wei 33
te R ot tev a l le
VOO R ON TW E R P
Inhoud
Toelichting + bijlagen
Regels
Verbeelding
30 april 2014
Projectnummer 232.00.13.05.00
O v e r z i c h t s k a a r t
T o e l i c h t i n g
232.00.13.05.00.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
2
3
Inleiding
5
1.1
Aanleiding
5
1.2
Plangebied
5
1.3
Vigerend bestemmingsplan
6
1.4
Leeswijzer
6
Huidige situatie
7
2.1
Ruimtelijke situatie
7
2.2
Functionele situatie
7
Beleidskader
9
3.1
9
3.2
Provinciaal beleid
3.1.1
Streekplan Fryslân
3.1.2
Provinciale Verordening Romte Fryslân
Gemeentelijk beleid
10
3.2.1
Woonplan Nieuwe Stijl
10
3.2.2
Partiële herziening Wonen – werken en werk aan
huis, 2013
3.2.3
3.3
11
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP),
2013
11
3.2.4
Welstandsnota Smallingerland, 2004
12
3.2.5
Toezicht en Handhavingsbeleid Wabo 2012-2016
13
3.2.6
Kwaliteitsarrangement
13
Waterbeleid
14
3.3.1
Nationaal beleid
14
3.3.2
Regionaal waterbeleid
15
3.3.3
Keur, (beleids)regels en legger
16
3.3.4
Watertoets
16
3.3.5
Waterplan Smallingerland, Smelne’s Wetterwrâld
(2007)
3.3.6
4
9
10
17
Gemeentelijk Waterplan Smallingerland 2013-2016 18
Planologische randvoorwaarden
19
4.1
Inleiding
19
4.2
Archeologisch onderzoek
19
4.3
Wegverkeerslawaai
19
4.4
Luchtkwaliteit
21
4.5
Externe veiligheid
22
4.6
Ecologisch onderzoek
23
4.7
Bedrijven en (milieu)hinder
24
4.8
Water
24
4.9
Bodem
25
232.00.13.05.00.toe
5
6
Juridische toelichting
27
5.1
Inleiding
27
5.2
Plansystematiek
27
5.3
Bestemming
29
Uitvoerbaarheid
31
6.1
Economische uitvoerbaarheid
31
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
31
Bijlagen
232.00.13.05.00.toe
1
I n l e i d i n g
1.1
Aanleiding
Op het perceel aan de Efterwei 33, waar voorheen een agrarisch bedrijf gevestigd was, zijn de bedrijfsactiviteiten enige jaren terug beëindigd. De bedrijfswoning is in gebruik gebleven als woning, maar de stallen achter het huis hebben hun functie verloren. In de daaropvolgende jaren zijn de stallen in verval
geraakt, wat de uitstraling van het erf en de directe omgeving niet ten goede
komt. Sloop van de bedrijfsbebouwing is echter kostbaar, mede door de grote
hoeveelheid asbest die in de daken is verwerkt.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om toevoeging van individuele nieuwe
KWALITEITSARRANGEMENT
woningen aan het buitengebied tegen te gaan. Onder normale omstandigheden
is woningbouw in het buitengebied doorgaans niet bespreekbaar. Van deze
algemene beleidslijn kan in individuele (unieke) situaties worden afgeweken
wanneer er sprake is van een zogenaamd 'kwaliteitsarrangement'. Hieronder
wordt ruwweg verstaan het inruilen van een minder gunstige ruimtelijke situatie tegen een betere. Hiertoe behoort bijvoorbeeld het verwijderen van beeldverstorende gebouwen in het landschap waarbij de mogelijkheid wordt geboden om de sloop van deze bebouwing te financieren via compenserende woningbouw.
In deze situatie wordt van het ‘kwaliteitsarrangement’ gebruik gemaakt. Met
de sloop van de bestaande agrarische opstallen wordt ruimte gecreëerd voor
de bouw van twee vrijstaande woningen, aan iedere zijde van de bestaande
woning één.
1.2
Plangebied
De Efterwei 33 is gelegen ten zuidwesten van de kern Rottevalle. Het is gelegen buiten de dorpskern, in een bebouwingslint met woningen en agrarische
bedrijven.
De noordoostgrens van het plangebied wordt gevormd door de Efterwei. De
andere zijden van het plangebied worden gevormd door de perceelsgrenzen
met de naastgelegen woningen, met opgaande beplanting, bestaande sloten en
weilanden.
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
5
Figuur 1. Ligging van het plangebied Efterwei 33
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Buitengebied van de
gemeente Smallingerland dat is vastgesteld in 2013. Het plangebied heeft
in dit bestemmingsplan de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Besloten
gebied’ en is voorzien van een bouwvlak.
De bestaande bedrijfswoning en de twee nieuw te realiseren woningen passen
na beëindiging van het bestaande agrarische bedrijf niet binnen de agrarische
bestemming. De drie woningen zullen alle drie een woonbestemming dienen te
krijgen. Om dit te realiseren dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld.
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie in en om het plangebied.
In hoofdstuk 3 komt het relevante provinciaal en gemeentelijk beleid aan bod.
In hoofdstuk 4 worden de planologische randvoorwaarden behandeld. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische vorm van het plan en in hoofdstuk 6 op
de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
6
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
H u i d i g e
2
s i t u a t i e
2.1
Ruimtelijke situatie
Als er binnen de gemeente Smallingerland zou moeten worden gezocht naar
een locatie waarop de 'ruimte voor ruimte' regeling zou moeten worden toegepast, dan komt het perceel aan de Efterwei 33 al snel naar voren. Op het perceel staat ongeveer 2.700 m² aan voormalig agrarische opstallen, die niet
meer worden gebruikt. Vanwege deze omvang en de slechte staat hebben de
opstallen een beeldverstorende werking voor de omgeving.
Figuur 2. Aanzichten van het perceel Efterwei 33
2.2
Functionele situatie
Het lint waar de bestaande woning aan de Efterwei aan gelegen is kenmerkt
zich door een diversiteit aan bebouwing. In nabijheid zijn een enkele agrarische bedrijven gelegen, als ook vrijstaande woningen. Voorheen was het agrarische bedrijf aan de Efterwei passend tussen de andere functies in de omgeving. Met het beëindigen van het agrarische bedrijf ging deze functie verloren,
waarmee een steeds grotere discrepantie ontstond tussen de uitstraling van
het perceel en het eigenlijke gebruik.
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
7
3
B e l e i d s k a d e r
3.1
Provinciaal beleid
3 . 1 . 1
Streekplan Fryslân
Op 13 december 2006 is het Streekplan Fryslân 2007 door Provinciale Staten
vastgesteld. Hierin zet de provincie haar ruimtelijk beleid voor de periode tot
2015 uiteen. In het Streekplan wordt gestreefd naar een verhoging van de
ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de
ruimte. In het streekplan wordt gesteld dat ruimtelijke kwaliteit niet alleen
een economische factor is voor de toekomst, maar ook sociale, ecologische en
culturele belangen dient en daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel is.
In het Streekplan wordt gekozen voor zes stedelijke centra, waaronder het
BUNDELINGSGEBIED
stedelijk centrum Drachten, die samen het stedelijk netwerk Fryslân vormen.
DRACHTEN
Efficiënt ruimtegebruik staat hierbij centraal. Concentratie van woningbouw
zal plaats moeten vinden in de bundelingsgebieden rond de zes stedelijke
centra in de provincie. Hiermee wordt voldoende schaal en massa voor sterke
steden en een voldoende draagvlak voor de stedelijke voorzieningen nagestreefd. Het plangebied valt binnen het stedelijk bundelingsgebied Drachten.
In de bundelingsgebieden dient een breed en divers aanbod aan woningtypen
en woonmilieus beschikbaar te zijn.
Het Streekplan gaat in op het hergebruik van vrijkomende agrarische bebou-
‘RUIMTE VOOR RUIMTE’-
wing en benoemt onder andere de mogelijkheid tot sloop van beeldverstorende
REGELING
bebouwing. Deze ‘ruimte voor ruimte’-regeling kan op verschillende manieren
worden bevorderd. Voor de grotere knelpunten biedt het streekplan de mogelijkheid om sloop van beeldverstorende bebouwing te financieren via compenserende woningbouw. Compenserende woningbouw dient bij voorkeur plaats te
vinden in bestaande bebouwingslinten en -clusters in het landelijk gebied.
In de ‘ruimte voor ruimte’-regeling wordt uitgegaan van de verhouding van één
extra bouwtitel voor een (vrijstaande) woning per sloop van in totaal 1.000 m²
aan (agrarische) bebouwing wanneer compenserende woningbouw plaatsvindt
in bestaande bebouwingslinten- of clusters in het landelijk gebied.
De provincie heeft aangegeven dat het in principe akkoord is met de toepassing van de ‘ruimte voor ruimte’-regeling.
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
9
3 . 1 . 2
Provinciale Verordening Romte
Fryslân
Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten van Fryslân de Verordening Romte
Fryslân vastgesteld. In de Verordening Romte Fryslân geeft de provincie
Fryslân de regels aan die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke
belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het plangebied
ligt niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de kern Rottevalle, zoals in
figuur 3 is te zien. Het provinciaal beleid is er op gericht onder andere wonen
en werken zoveel mogelijk te bundelen in bestaand stedelijk gebied omzo
zorgvuldig ruimtegebruik te bewerkstelligen. Echter, aangezien het voorliggende plan past binnen de ‘ruimte voor ruimte’-regeling van de provincie
Fryslân (zie paragraaf 3.1.1) is de ligging van het plangebied ten opzichte van
het bestaand stedelijk gebied minder van toepassing.
Figuur
3. Ligging van het plangebied en het bestaand stedelijk
gebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
3.2
Gemeentelijk beleid
3 . 2 . 1
Woonplan Nieuwe Stijl
De gemeente Smallingerland heeft haar woningbouwambities vastgelegd in het
Woonplan Nieuwe Stijl. Dit Woonplan vormt de basis van het woonbeleid en
bevat een woningbouwprogramma waarin nieuwbouwplannen en plannen voor
de wijkvernieuwing en sloop zijn opgenomen. Periodiek wordt dit woningbouwprogramma geactualiseerd om te zien of het aanbod van plannen zowel
kwantitatief als kwalitatief nog aansluit bij de vraag.
Bij het opstellen van het woningbouwprogramma is rekening gehouden met incidentele
toevoegingen van woningen. Dit betreft per saldo ongeveer 30 woningen tot 2020. De
locatie aan de Efterwei is hierin niet met naam genoemd, er is echter nog
ruimte binnen het aantal van 30 woningen.
10
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
3 . 2 . 2
Partiële herziening Wonen
–
werken en
werk aan huis, 2013
Het is de verwachting dat in 2014 een partiële herziening ten aanzien van wonen – werken en werk aan huis zal worden vastgesteld door de gemeenteraad.
Deze partiële herziening zal van toepassing zijn op een groot aantal bestemmingsplannen in de gemeente. De regeling is bedoeld om de verhuurbaarheid
en/of verkoopbaarheid van woon-werkkavels te verbeteren en om mogelijke
leegstand te voorkomen.
Werk is een speerpunt uit het collegeprogramma 2010-2014. Verschillende
WONEN - WERKEN
bestemmingsplannen bieden ruimte aan woon-werklocaties. Er is echter een
mismatch tussen enerzijds de mogelijkheden die bestemmingsplannen bieden
en anderzijds de behoefte uit de markt, hetgeen blijkt uit de slechte verkoopbaarheid van deze kavels. De verkoopbaarheid zou verbeteren als er op deze
locaties ook uitsluitend gewoond mag worden, zonder de verplichte combinatie
met ‘werk’. De partiële herziening past de woon-werkregeling aan in die zin
dat uitsluitend wonen ook toegestaan wordt.
De werk-aan-huis regeling behoefde actualisatie. Er bestond geen regeling voor
WERK AAN HUIS
webwinkels. Dit is nu opgenomen in de werk-aan-huisregeling. Hierin is ook
een aanvulling opgenomen dat de hoofdbewoner het beroep aan huis uitoefent
en dat hij bij recht geen personeel in dienst mag hebben. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het in dienst hebben van personeel, onder
voorwaarde dat de activiteiten geen onevenredige belastende invloed op de
woonomgeving hebben.
3 . 2 . 3
Gemeentelijk Verkeers-
en Vervoersplan
(GVVP), 2013
Het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Smallingerland is vastgelegd
in het ‘Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan’ (GVVP) dat op 1 oktober 2013
door de gemeenteraad is vastgesteld. Niet het gemotoriseerde verkeer, maar
de mens moet de maat vormen voor de inrichting van de openbare ruimte. In
dit kader heeft de gemeente in de jaren ’90 van de vorige eeuw het “shared
space” concept geïntroduceerd. Het doel hiervan is om de openbare ruimte
zodanig in te richten dat er weer (meer) interactie is tussen de verschillende
weggebruikers. Hierbij worden verkeersregels en meer in het bijzonder verkeersborden en typische verkeerskundige elementen vervangen om menselijke
maat terug te brengen in het verkeer en daarmee de leefbaarheid en de leefkwaliteit te vergroten. Het GVVP maakt onderscheid in wegen met een verkeersfunctie (de stroomwegen en de gebiedsontsluitingswegen) en wegen met
een verblijfsfunctie (de erftoegangswegen). De Efterwei behoort tot deze laatste categorie.
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
11
De erftoegangsweg buiten de bebouwde kom wordt gezien als de laatste
schakel in de wegencategorisering. Het betreft hier het grootste deel van de
wegen. Via de stroomweg verplaatst het gemotoriseerde verkeer zich via de
ontsluitingsweg naar de erftoegangsweg. Deze wegen bieden toegang tot de
uiteindelijke bestemming. Vanwege de vele bestemmingen, percelen, woningen, scholen enz. langs dit type weg, staat het verblijven hier centraal. De
vormgeving en geldende maximumsnelheid van 60 km/uur dragen hieraan bij.
3 . 2 . 4
Welstandsnota Smallingerland,
2004
Het doel van het welstandstoezicht is, om in alle openheid, een bijdrage te
leveren aan de belevingswaarde van de gemeente. Het welstandsbeleid van de
gemeente Smallingerland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale
overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met
de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Smallingerland.
Het welstandsbeleid geeft de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig
zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente
de belangrijkste karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat
nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen.
De gehele gemeente is in een groot aantal gebieden opgedeeld, met elk hun
eigen toepasselijke welstandskader. Er zijn 31 verschillende welstandskaders
in de welstandsnota opgenomen. Nieuw- en verbouwplannen dienen zich te
voegen binnen de betreffende welstandskaders. Voor grotere bouwplannen
worden nieuwe beeldkwaliteitseisen opgesteld, maar voor een enkele woning
zoals het voorliggende bouwplan, biedt de welstandsnota het kader waarbinnen gebouwd mag worden.
Het plangebied is gelegen in deelgebied 1, het ‘Buitengebied coulisselandschap’ (zie figuur 4). Het coulisselandschap is het gebied waarbinnen vrijwel
alle streekdorpen zijn ontstaan. Deze dorpen zijn ontstaan langs een weg of
dijk van waaruit het gebied door middel van stroken ontgonnen werd. De langgerekte verkavelingsvorm is ontstaan doordat boeren het recht van ‘opstrek’
hadden: het gebied in het verlengde van hun zwetsloten binnen de dorpsgrenzen konden ze ontginnen. Het bebouwingsbeeld wordt overwegend bepaald
door een traditioneel ambachtelijke architectuur uit de 19e en 20e eeuw. Gedurende de tweede helft van de vorige eeuw zijn daar diverse jongere invullingen bijgekomen.
12
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
In de loop van de tijd hebben (mede door de van oorsprong kleinschalige bebouwing en de daarmee conflicterende tendens naar groter wonen en de
schaalvergroting in de landbouw) vele verbouwingen plaatsgevonden, waarbij
vaak nieuwe bouwmassa’s aan de reeds aanwezige bebouwing zijn toegevoegd.
Voor het buitengebied is een bijzonder ambitieniveau van kracht. De nadruk
WELSTANDSAMBITIENIVEAU
ligt hierbij op het behoud en waar mogelijk het versterken van de bestaande
en/of gewenste kwaliteit. De klemtoon ligt daarbij op handhaven en respecteren.
Figuur 4. Detail van de welstandskaart, met het plangebied rood
omcirkeld
3 . 2 . 5
Toezicht en Handhavingsbeleid Wabo
2012-2016
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is de plicht voor het
opstellen van handhavingsbeleid en een uitvoeringsprogramma vastgelegd. Dit
handhavingsbeleid en het uitvoeringsprogramma zijn grotendeels gebaseerd op
de uitvoeringsprogramma’s “Milieu en bouwen” en de opgedane ervaringen van
voorgaande jaren. Het beleid en programma bevat de gemeentelijke taken
met betrekking tot het omgevingsrecht. Dit betreft vooral de aandachtspunten
met betrekking tot bouwen, brandveilig gebruik, milieu, bestemmingsplannen,
de kap- en inritvergunningen. Het accent van de werkzaamheden ligt bij de
afdeling Publiek, eenheid Vergunningen en handhaving. Het doel hiervan is om
helder te maken wat het college, de gemeenteraad, de burgers en bedrijven
ten aanzien van de uitvoering en handhaving mogen verwachten.
3 . 2 . 6
Kwaliteitsarrangement
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om toevoeging van individuele nieuwe
woningen aan het buitengebied tegen te gaan. Onder normale omstandigheden
is woningbouw in het buitengebied dan ook onbespreekbaar. Van deze algemene beleidslijn kan in individuele (unieke) situaties worden afgeweken wanneer
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
13
er sprake is van een zogenaamd 'kwaliteitsarrangement'. Hieronder wordt ruwweg verstaan het inruilen van een minder gunstige ruimtelijke situatie tegen
een betere. Hiertoe behoort ook het verwijderen van beeldverstorende gebouwen in het landschap waarbij de mogelijkheid wordt geboden om de sloop
van deze bebouwing te financieren via compenserende woningbouw.
3.3
Waterbeleid
3 . 3 . 1
Nationaal beleid
WATERWET
Op 22 december 2009 is de Waterwet van kracht geworden. De Waterwet
regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de
samenhang tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening.
In artikel 2.1 van de Waterwet is het doel verankerd: voorkomen en waar nodig
beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang
met bescherming en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van
watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Hiermee is het kader voor de uitvoering van de wet gegeven. Dat kader
wordt vervolgens aangevuld met meer concrete normen voor waterkeringen,
waterkwantiteit, functievervulling en de chemische en ecologische kwaliteit
van watersystemen. De normen worden vaak geconcretiseerd in uitvoeringsmaatregelen die zich richten tot de beheerders. Deze moeten hun beleid op
deze normen afstemmen.
De Waterwet beschrijft het planstelsel op het terrein van het waterbeheer.
In de plannen op grond van de Waterwet moeten de doelstellingen van
de Waterwet die verband houden met waterveiligheid, droogte en waterschaarste, chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en maatschappelijke functies worden afgewogen en uitgewerkt.
NATIONAAL WATERPLAN
Het Nationaal Waterplan legt de hoofdlijnen vast van het nationale waterbeleid en de bijbehorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid. De
hoofdlijnen zijn:
-
Een aanduiding van de gewenste ontwikkeling, werking en bescherming
van de watersystemen.
-
Een uitzetting van de maatregelen en voorzieningen die daarvoor nodig
zijn.
-
De te verwachten financiële en economische gevolgen van het te voeren
beleid.
-
Een visie op de gewenste ontwikkelingen in verband met voorkoming en
waar nodig beperking van overstromingen en waterschaarste.
14
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
In het Nationaal Waterplan beschrijft het Rijk haar strategie voor een duurzaam waterbeheer. Speerpunten daarbij zijn:
-
Meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden
waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten. Het is belangrijk water voldoende ruimte te geven en mee te bewegen met en
gebruik te maken van natuurlijke processen. Wateropgaven moeten
maximaal worden gekoppeld aan andere opgaven en problemen moeten
zo min mogelijk worden afgewenteld.
-
Met een adaptieve aanpak anticiperen op toekomstige ontwikkelingen.
-
Samenwerking binnen en buiten het waterbeheer. Betrokkenheid van
alle relevante partijen, zowel publiek als privaat, bij het definiëren van
de opgaven en het vinden van oplossingen, vindt het kabinet van groot
belang.
-
Solidariteit, flexibiliteit en duurzaamheid zijn basiswaarden die in het
waterbeleid in algemene zin gevolgd worden. Solidariteit is terug te
vinden in de wijze van financiering en het voorkomen van afwenteling.
Flexibiliteit is nodig om mee te kunnen bewegen met onder andere ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening en klimaatveranderingen. Duurzaamheid wordt ingevuld door bij de keuze en uitwerking van alle
doelen en maatregelen te streven naar grote lokale betrokkenheid en
verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving, verbetering van de
kwaliteit van ecosystemen en kansen voor het bedrijfsleven.
3 . 3 . 2
Regionaal waterbeleid
In het Waterhuishoudingsplan Fryslân 2010-2015 (WHP) ‘Wiis mei Wetter’ staan
WATERHUISHOUDINGS-
de doelen die de provincie in de planperiode wil bereiken. Wetterskip Fryslân
PLAN FRYSLÂN 2010-2015
ontvangt het WHP als kader voor het waterbeheer in Fryslân. Daarnaast geeft
het WHP de kaders aan voor het rioleringsbeheer van de gemeenten en voor
het eigen provinciale beleid. Het WHP is de schakel tussen het ruimtelijke en
economische beleid van de provincie en het waterbeheer. Hoofddoelstelling
voor het waterbeleid in Fryslân is: het hebben en houden van een veilige en
bewoonbare provincie en het in stand houden en versterken van gezonde en
veerkrachtige watersystemen, zodat een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. De doelstellingen zijn ingedeeld in de volgende thema’s:
-
Waterveiligheid;
-
Voldoende Water;
-
Schoon Water.
Het WHP gaat ook in op de watertoets. Het WHP is een structuurvisie voor
ruimtelijk beleid. Het plan heeft op de onderdelen die hierop betrekking hebben, waaronder de watertoets, dezelfde status als het Streekplan. Over de
watertoets staat in het WHP het volgende:
-
Locatiekeuze: bij locatiekeuze gaat het om het vinden van optimale
locaties voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
15
-
Inrichting voor waterveiligheid: gestreefd wordt naar het voorkomen van
overstromingen vanuit de buitenwateren (Noordzee, Waddenzee en IJsselmeer) en de boezem, zowel nu als in de toekomst. Aandachtspunten
hierbij zijn:
-
de exacte reserveringszones van de primaire waterkeringen, die door
de gemeenten worden vastgelegd in hun bestemmingsplannen;
-
de regionale waterkeringen, die door de gemeenten (als waterstaatkundige werken) op de plankaart in hun bestemmingsplannen worden
vastgelegd.
3 . 3 . 3
Keur, (beleids)regels
en legger
Elk waterschap stelt een Keur vast waarin de gebods- en verbodsbepalingen
zijn opgenomen die het waterschap nodig oordeelt ter uitvoering van zijn taak:
de waterstaatkundige verzorging van het beheersgebied. De Keur dient om
waterstaatswerken zoals oppervlaktewateren, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken te beschermen door bepaalde activiteiten en werkzaamheden in, op, onder of aan die waterstaatswerken en bijbehorende beschermingszones te verbieden, tenzij er een watervergunning voor is verleend. De
Keur vormt een onlosmakelijk geheel met de legger, het vergunningenbeleid
en de algemene regels.
Het vergunningenbeleid beschrijft onder welke voorwaarden een watervergunning verleend kan worden. Bovendien kan het waterschap naar het vergunningenbeleid verwijzen ter motivering van op grond van de Keur te nemen besluiten.
Voor een aantal regelmatig voorkomende activiteiten en werkzaamheden, die
weinig invloed hebben op de staat van oppervlaktewaterlichamen en/of waterkeringen in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân, zijn algemene regels
opgesteld. Hierdoor zijn de betreffende activiteiten en werkzaamheden niet
langer vergunningplichtig, maar moeten ze wel worden gemeld.
De legger geeft aan welke waterstaatswerken onder de bescherming van de
Keur vallen, waar de grenzen van de verschillende in de Keur genoemde zones
liggen en wie de onderhoudsplichtigen zijn. In de legger is verder vastgelegd
wat de minimaal benodigde afmetingen van keringen zijn om aan de vastgestelde veiligheidsnormen te voldoen en wat voor wateren de minimale afmeting is om een goede wateraan- en -afvoer te garanderen.
3 . 3 . 4
Watertoets
Doel van het watertoetsproces is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze worden meegewogen bij alle
ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.
16
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
Hoe eerder de initiatiefnemer de waterbeheerder erbij betrekt – dus al in de
ideefase, als het formele proces nog niet is gestart – des te gemakkelijker is
het om het waterbelang meegenomen te krijgen in een ontwerp (Werkgroep
Watertoets, 2009).
De watertoets is geen afzonderlijke procedure. Het maakt onderdeel uit van
de procedure die wordt doorlopen om het ruimtelijke plan tot stand te laten
komen. Daarnaast is de watertoets géén toets achteraf, maar een proces dat
wordt doorlopen parallel aan het proces van de totstandkoming van het ruimtelijke plan. Wetterskip Fryslân maakt gebruik van de digitale watertoets. Op
de website www.dewatertoets.nl kan de initiatiefnemer, of degene die namens de initiatiefnemer een ruimtelijk plan opstelt, een watertoets voor een
plan aanvragen. De aanvrager moet enkele vragen over het plan beantwoorden
en het plangebied intekenen. Op basis van de ingevulde gegevens en de locatie
van het plangebied bepaald de applicatie welke procedure van toepassing is
(geen, korte procedure of normale procedure).
3 . 3 . 5
Waterplan Smallingerland, Smelne’s
Wetterwrâld (2007)
In 2007 is het Waterplan van de gemeente Smallingerland gereed gekomen.
Het plan is opgesteld in nauwe samenwerking met het Wetterskip Fryslân. De
gemeente en het Wetterskip hebben een samenhangend pakket van maatregelen opgesteld:
1.
Meer betrokkenheid, efficiënter waterbeheer (creëren van interne betrokkenheid en draagvlak.
2.
Stedelijke wateropgave in beeld (maatregelen om wateroverlast te
voorkomen).
3.
Geld als water (financieren door werk met werk te maken, externe middelen, het verbreed rioolrecht en subsidies).
4.
Van streefbeeld naar maatregel (opstellen van een maatregelenprogramma met een omschrijving per project.
Vervolgens gaat het Waterplan in op de 4 pijlers van het maatregelenprogramma:
1.
Droge plantsoenen en tuinen: meer ruimte voor het watersysteem
creëren, volgens het principe van vasthouden – bergen – afvoeren.
2.
Bewustwording: afstemming met andere organisaties en een goede informatievoorziening naar burgers.
3.
Europese Kaderrichtlijn Water (EKW) en het waterleven: het naleven
van de Europese richtlijnen om een goede waterkwaliteit te waarborgen.
4.
Recreatie: creëren van mogelijkheden voor recreatie, zichtbaar maken
van water en het verbeteren van de wateroevers en –kwaliteit.
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
17
Op basis van het voorgaande wordt verreweg het grootste deel van het Waterplan besteed aan de lijst met concrete projecten. Dit betreft bijvoorbeeld het
opstellen van een grondwaterplan, het opstellen van diverse waterstructuurplannen voor wijken in Drachten, het verrijken van de begroeiing bij waterpartijen en oevers in het Fennepark en de Singels, voorlichting aan burgers over
duurzaam waterbeheer en de monitoring van de uitvoering van plannen. Ieder
project is uitgewerkt volgens dezelfde opzet, waarbij aspecten als ‘eindresultaat’, ‘einddatum’ en ‘projectstructuur’ worden benoemd.
In de laatste hoofdstukken gaat het plan in op de kosten en de organisatie.
3 . 3 . 6
Gemeentelijk Waterplan Smallingerland
2013-2016
De gemeente heeft een nieuw waterplan opgesteld (vastgesteld op 4 december
2012). Doel van het waterplan is het oude waterplan te actualiseren (zowel
visie als maatregelenprogramma), waarbij ook een grondwaterplan hoort en
daarnaast afstemming te zoeken met andere beleidsplannen. Het waterplan
dient als basis voor de voortzetting van het beleid op het gebied van duurzaam
waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
18
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
4
P l a n o l o g i s c h e
r a n d v o o r w a a r d e n
4.1
Inleiding
Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang dat inzicht wordt
verschaft in de invloed van de verschillende functies op elkaar binnen het
plangebied. Planologisch gezien mogen die verschillende functies elkaar niet
negatief beïnvloeden.
4.2
Archeologisch onderzoek
Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg is het noodzakelijk in ruimtelijke plannen aandacht te besteden aan mogelijk aanwezige
archeologische waarden in het betreffende plangebied. De provincie heeft op
haar website een kaart (Friese Archeologische MonumentenKaart Extra, FAMKE)
geplaatst, waarop staat aangegeven in welke gebieden een bepaald soort
onderzoek dient te worden uitgevoerd en in welke gevallen dit onderzoek achterwege kan blijven.
Voor het onderhavige plangebied is op de archeologische kaart van de provin-
STEENTIJD-BRONSTIJD
cie aangegeven dat er voor de periode steentijd-bronstijd alleen onderzoek
nodig is bij ingrepen groter dan 2,5 hectare.
Voor de periode ijzertijd-middeleeuwen is een onderzoek helemaal niet nodig.
IJZERTIJD-MIDDELEEUWEN
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke grootschalige
CONCLUSIE
ingrepen. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde. De uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan wordt niet belemmerd door de
aanwezigheid van archeologische waarden.
4.3
Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder is langs elke weg een geluidzone van kracht.
Deze verplichte zonering heeft een tweeledige functie. Enerzijds worden de
gebieden afgeperkt waarbinnen de ondervonden geluidhinder moet worden
teruggedrongen. Anderzijds bieden de geluidszones de gemeente de mogelijk-
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
19
heid te voorkomen dat in de toekomst geluidhinderlijke situaties ontstaan. De
breedte van de geluidszones hangt samen met de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk). In principe heeft elke weg een zone, met uitzondering
van wegen:
ONDERZOEK
1.
die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
2.
waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/uur.
Op verzoek van de gemeente heeft de FUMO in 2014 onderzoek gedaan naar de
ligging van de grenswaardecontouren met betrekking tot wegverkeerslawaai op
de Efterwei. Daarbij is gebruik gemaakt van de volgende uitgangspunten:
-
De berekening is uitgevoerd met het rekenprogramma Geomilieu 2.30.
-
De invoergegevens zijn afkomstig van tellingen van de gemeente.
-
Er is uitgegaan van het jaar 2025. De intensiteit in dat jaar is berekend
op 400 mvt/etmaal.
-
Het wegdektype is DAB 0/11.
-
Op de Efterwei geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur.
-
Maaiveldhoogte bedraagt 0 meter, waarneemhoogten geluidscontouren
bedragen 1,5 en 4,5 meter boven het maaiveld.
-
De bodem is grotendeels zacht (bodemfactor 0,8).
Met bovenstaande uitgangspunten is vervolgens berekend wat de ligging is van
de 48 dB- en 53 dB-geluidscontour (Lden-waarde) ten gevolge van wegverkeerslawaai op de zoneplichtige weg voor het jaar 2025.
Vanwege de relatief lage verkeersintensiteit is de 53 dB-contour (dit is de
maximaal vast te stellen hogere waarde voor nieuwbouw in het buitenstedelijk
gebied) niet binnen het plangebied gelegen, deze ligt op de weg zelf. De
48 dB-contour (dit betreft de voorkeursgrenswaarde) kan worden weergegeven
en is gelegen in het plangebied, zoals te zien op onderstaande afbeelding. De
gemiddelde afstand van de 48 dB-contour ten opzichte van de weg bedraagt op
beide waarneemhoogten (1,5 meter en 4,5 meter) ongeveer 10 meter.
CONCLUSIE
De nieuw te bouwen woningen zijn gelegen op geruime afstand van de weg en
liggen ruim buiten de 48 dB-contour zoals deze is berekend. Voorliggend bestemmingsplan mag daarom wat betreft wegverkeerslawaai uitvoerbaar worden geacht.
Het akoestisch onderzoek is opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting.
20
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
Figuur 5. 48 en 53 dB-contour van de Efterwei, voor het jaar 2025
bij een maximumsnelheid van 60 km/uur, waarneemhoogte 1,5
meter en 4,5 meter (contour is gelijk)
4.4
Luchtkwaliteit
In de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit (96/62/EG) uit 1996 zijn de
grondbeginselen van het Europese luchtkwaliteitsbeleid vastgelegd. Nederland
heeft de Europese regels met ingang van 15 november 2007 vastgelegd in een
wijziging van de Wet Milieubeheer (Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van
de Wet Milieubeheer Stb. 2007, 414).
Op grond van artikel 5.16, lid 1 Wet milieubeheer dient de gemeente bij de
uitoefening van haar bevoegdheden die invloed kunnen hebben op de luchtkwaliteit, rekening te houden met deze normen. Als aannemelijk is dat aan
één of een combinatie van de volgende voorwaarden is voldaan, behoeft geen
verder onderzoek plaats te vinden naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit en
behoeft niet getoetst te worden aan de grenswaarden.
-
Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de
grenswaarde.
-
Een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van
de luchtkwaliteit.
-
Een project draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie
van een stof.
-
Een project is genoemd of past binnen het NSL of binnen een regionaal
programma van maatregelen.
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
21
Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie ingestemd met het Nederlandse
verzoek tot uitstel voor het voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen (derogatie
EC). Daarmee heeft de Commissie te kennen gegeven vertrouwen te hebben in
de Nederlandse aanpak en in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Met de derogatie wordt het tijdstip waarop aan de normen voor fijn stof (PM10)
moet worden voldaan uitgesteld tot 11 juni 2011 (3 jaar na inwerkingtreding
van de nieuwe richtlijn) en voor de jaargrenswaarde voor stikstofdioxide (NO2)
tot 1 januari 2015.
Door de wijziging van de Wet Milieubeheer per 1 augustus 2009 (implementatie
en derogatie luchtkwaliteitseisen), is het NSL-programma in werking getreden.
ONDERZOEK
In het Besluit “niet in betekenende mate” (luchtkwaliteitseisen) is op grond
van artikel 5.16, lid 4 Wm bepaald in welke omstandigheden de uitoefening
van een bevoegdheid, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, niet in
betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, zodat ook niet getoetst
hoeft te worden aan de normen voor luchtkwaliteit. In het genoemde besluit
is bepaald dat activiteiten waardoor de toename van verontreinigende concentraties van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) minder dan 3% van de
grenswaarde is, niet in betekenende mate bijdragen aan afname van de luchtkwaliteit.
In bijlage 3a.2 van de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen’ staat de
volgende omschrijving: “Aangewezen ingevolge artikel 4, eerste lid, worden
woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval
van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto
niet meer dan 3000 woningen omvat.”
CONCLUSIE
Aangezien het in onderhavig plan gaat om de bouw van slechts twee woningen,
zal dit plan zeker niet in betekenende mate bijdragen.
4.5
Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een
ernstig ongeval voor de omgeving door:
-
inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden;
-
transportroutes van gevaarlijke stoffen;
-
buisleidingen.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de
burger door bovengenoemde activiteiten. Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. Dat betreft:
22
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
-
Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS);
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
Binnen of buiten dit plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig waarvan de
CONCLUSIE
risicocontouren of de invloedsgebieden over het plangebied lopen. De wet- en
regelgeving voor externe veiligheid heeft dan ook geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.
4.6
Ecologisch onderzoek
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de
Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Volgens de
Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te verwijderen of
te beschadigen (artikel 8), beschermde dieren te doden, te verwonden, te
vangen (artikel 9) of opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en voortplantingsof vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen (artikel 11). Ook het rapen of
beschadigen van eieren van beschermde dieren is verboden (artikel 12).
In aanvulling op de bestemmingsplanprocedure moet voor de uitvoering van
alle ruimtelijke plannen worden onderzocht welke natuurwaarden aanwezig
zijn en of er verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zullen worden overtreden. Als aan de voorwaarden voor de verlening van die ontheffingen kan
worden voldaan, moet voor de aanvang van de werkzaamheden een ontheffing
zijn verleend. Daartoe moet tijdig een aanvraag worden ingediend via de
Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken (EZ).
Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische in-
ONDERZOEK
ventarisatie van de natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd door Buro
Elodea. Het plangebied is bezocht op 14 juni. Het rapport dat hierna is opgesteld, is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting. Uit het onderzoek blijkt
dat er geen externe werking is op beschermde gebieden. Ook zijn er geen
zeldzame soorten (flora of fauna) aangetroffen. De soorten die zijn aangetroffen vallen onder het lichte beschermingsregime, waardoor ontheffing niet
nodig is.
Werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen (half maart tot half augustus)
te worden uitgevoerd. Verder wordt in het rapport aanbevolen struiken te
planten en meer reliëf te creëren, waardoor een aangename plaats voor dagvlinders en andere insecten kan worden gemaakt. Een houtwal tussen de woningen en het achtergelegen grasland zorgt voor een geschikte foerageerlocatie voor vleermuizen.
Vanuit het oogpunt van ecologie mag het plan uitvoerbaar worden geacht.
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
CONCLUSIE
23
4.7
Bedrijven en (milieu)hinder
Bedrijven (of andere milieubelastende bedrijvigheid) in de directe omgeving
van woningen (of (andere) milieugevoelige gebieden) kunnen daar (milieu)hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet
ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen
bedrijven en woningen noodzakelijk. Adviesafstanden hiervoor zijn opgenomen
in de publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009) van de VNG.
Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van bedrijvigheid in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat
het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies. In de nabijheid van het voorliggende plangebied liggen geen functies die mogelijke hinder
veroorzaken voor de te bouwen woning. Aan de oostzijde van het plangebied
(de Efterwei 31) is een stratenmakerij gesitueerd. De agrarische activiteiten
die hier plaatsvonden zijn eerder al beëindigd, met uitzondering van het hobbymatig houden van paarden. Voor deze laatste functie is op het perceel ook
een mestplaat aanwezig. Hiervoor geldt een afstand van 50 meter, waarmee in
het voorliggende plan rekening is gehouden.
Aan de Efterwei 22 (aan de overzijde van de weg) is een kuikenhouderij gevestigd. Dit bedrijf moet voldoen aan de normen die gelden op grond van het
Activiteitenbesluit. Deze normen zijn anders voor gebieden binnen de bebouwde kom dan voor gebieden buiten de bebouwde kom. Ook met de nieuw te
realiseren woningen wordt de betreffende omgeving beoordeeld als een gebied
dat buiten de bebouwde kom ligt. Hiermee wordt ruim voldaan aan de geldende normen uit het Activiteitenbesluit.
CONCLUSIE
Vanuit het oogpunt van hinder van bedrijvigheid mag het plan uitvoerbaar
worden geacht.
4.8
Water
In 2012 is door de gemeente Smallingerland met het Wetterskip Fryslân een
Waterplan opgesteld. In paragraaf 3.3 is hier op ingegaan. Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een bestemmingsplan betreft dat geen nieuwe
grootschalige ontwikkelingen mogelijk maakt, is de digitale watertoets aangevraagd bij het Wetterskip Fryslân. Dit wateradvies is als bijlage 3 opgenomen
en verwerkt in het bestemmingsplan.
24
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
De sloot en de vijverpartij die in het plangebied gelegen zijn, zullen worden
gedempt. Het waterschap concludeert dat de vijver en de sloot onderdeel uitmaken van het watersysteem, waardoor de demping volledig gecompenseerd
moet worden in hetzelfde peilgebied.
Verdere watercompensatie is voor dit plan niet nodig, aangezien het verhard
oppervlak in de nieuwe situatie zal afnemen ten opzichte van de bestaande
situatie.
Voorliggend bestemmingsplan mag wat betreft het aspect water uitvoerbaar
CONCLUSIE
worden geacht.
4.9
Bodem
In 2011 is door het bureau Enviso een verkennend en nader bodemonderzoek
uitgevoerd in het plangebied. Dit onderzoek is als bijlage 4 opgenomen in de
toelichting. Er is geen sprake van een ernstige bodemverontreiniging. In het
plangebied zijn twee verontreinigingssituaties vastgesteld. Het ene geval betreft de locatie van de bovengronds olieopslagplaats. Indien hier herinrichtings- of saneringsactiviteiten worden uitgevoerd, zal rekening gehouden moeten worden met een saneringsprocedure. Het tweede geval betreft het in het
plangebied aangetroffen puin en de stapels asbesthoudende golfplaten. Wanneer een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aangevraagd, zal hierbij
een bodemonderzoek moeten worden aangeleverd.
Voor het overige wordt verwezen naar het in de bijlage 4 opgenomen onderzoek.
Vanuit het oogpunt van bodemkwaliteit mag, mits voldaan wordt aan de ver-
CONCLUSIE
eisten wat betreft sanering, het plan uitvoerbaar worden geacht.
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
25
5
J u r i d i s c h e
t o e l i c h t i n g
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het juridische deel van het bestemmingsplan; de verbeelding en de planregels. Allereerst zal kort worden ingegaan op
de plansystematiek die door de gemeente wordt gehanteerd. Daarna komen de
verschillende bestemmingen, die op de verbeelding en in de planregels voorkomen, aan bod. Ten slotte wordt kort ingegaan op het gemeentelijk beleid
betreffende de handhaving van de in het bestemmingsplan opgenomen planregels. Het plan is zodanig opgesteld dat is aangesloten op de systematiek van de
gemeente.
5.2
Plansystematiek
Algemeen
Wat betreft de opzet van de planregels en de verbeelding, heeft de gemeente
aansluiting gezocht bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012
(SVBP 2012). De standaardopzet betreft onder meer de opbouw van de planregels en de verbeelding, de benaming van bestemmingen en een aantal standaardbegripsbepalingen.
Digitaal en analoog
De planregels zijn zodanig opgesteld dat deze kunnen fungeren in zowel een
digitaal bestemmingsplan als in een analoog bestemmingsplan. Het digitale
bestemmingsplan is weliswaar het bindende plan, maar het is nog steeds mogelijk een analoge versie van het bestemmingsplan te raadplegen. Het plan
voldoet daarmee aan de Wet ruimtelijke ordening.
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
27
Vaste hoofdstukindeling planregels
De hoofdstukindeling van de planregels van het bestemmingsplan is als volgt
ingericht:
Inleidende regels:
-
Begrippen.
-
Wijze van meten.
Bestemmingsregels:
-
Bestemmingen.
Algemene regels:
-
Anti-dubbeltelregel.
-
Algemene gebruiksregels.
-
Algemene afwijkingsregels.
-
Algemene wijzigingsregels.
Overgangs- en slotregels:
-
Overgangsrecht.
-
Slotregel.
Inrichting bestemmingsregels
De bestemmingsregels zijn als volgt ingericht:
1.
Bestemmingsomschrijving.
2.
Bouwregels.
3.
Afwijken van de bouwregels.
4.
Specifieke gebruiksregels.
5.
Wijzigingsbevoegdheid.
Bestemmingsomschrijving
In de planregels is uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen een
bestemming functioneel is toegestaan.
Ondergronds bouwen
Binnen een bouwvlak is ondergronds bouwen in beginsel toegestaan als het
gebruiksdoel niet in strijd is met de aan de gronden toegekende bestemming.
Erf- en terreinafscheidingen
De toegelaten hoogte van erf- en terreinafscheidingen is in de planregels opgenomen.
Criteria bij afwijken of wijziging
Bij de afwijkingen bij omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden worden
in de planregels algemene criteria genoemd. In een bestemmingsplan dienen
deze geconcretiseerd te worden, in de eerste plaats in de planregels en voorts
in de toelichting bij het bestemmingsplan.
28
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
Algemene regels
De algemene gebruiksregels zijn voor de overzichtelijkheid in het hoofdstuk
“Algemene regels” opgenomen. Slechts in enkele gevallen bestaat er noodzaak
om specifieke gebruiksregels te formuleren. De specifieke gebruiksregels zijn
in de desbetreffende bestemmingsregels opgenomen.
Dit geldt ook voor de afwijkingen bij omgevingsvergunning en de wijzigingsbevoegdheden; deze zijn in de algemene regels opgenomen en, voor zover nodig,
als specifieke regel in de desbetreffende bestemmingsregels.
Overgangs- en slotregels
Overeenkomstig de algemene regels zijn ook de overgangs- en slotregels gezamenlijk in een hoofdstuk opgenomen.
5.3
Bestemming
Wonen – 1
De systematiek van de gemeente Smallingerland verdeeld woningen onder in
drie verschillende woonbestemmingen op basis van de ruimtelijke verschijningsvorm van de woning (vrijstaand, halfvrijstaand, rijen).
De woningen in het voorliggende bestemmingsplan zijn vrijstaande woningen
en vallen onder de bestemming ‘Wonen – 1’.
Het aantal woningen is als maximum vastgelegd. Op de percelen is onder
voorwaarden werk aan huis en/of bêd en brochje mogelijk in combinatie met
het wonen.
De woningen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak zoals dat is
weergegeven op de verbeelding. Het bouwvlak is zodanig ingetekend dat een
afstand van 50 meter wordt gehandhaafd tussen de nieuw te bouwen woning
op de oostzijde van het perceel en de bestaande mestplaat van het naastgelegen agrarische bedrijf.
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
29
6
U i t v o e r b a a r h e i d
6.1
Economische uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan is een actualiserend plan waarin twee nieuwe woningen
mogelijk worden gemaakt en de bestemming van één bestaande woning wordt
gewijzigd. Dit houdt in dat de bestaande situatie veranderd. Het betreft een
particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn
verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen voor omgevingsvergunning. Deze kosten worden
door middel van leges gedekt.
Na vaststelling van het bestemmingsplan zijn planschadekosten de enige kosten die verder nog uit dit bestemmingsplan kunnen voortkomen. Planschadekosten zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente heeft daarom met de
belanghebbende aanvrager een overeenkomst gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de
planschadekosten moet betalen die gemaakt worden in het belang van de aanvrager.
Bij dit plan kan verder opgemerkt worden dat de sloop van de bestaande opstallen die hoorden bij het agrarische bedrijf dat op het perceel gevestigd was,
bekostigd worden met de bouw en verkoop van de twee nieuwe woningen die
aan weerszijden van de bestaande woning gebouwd mogen worden.
Voorgaande betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestem-
CONCLUSIE
mingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Nadat inspraak en overleg ex artikel 3.1.1 Bro heeft plaatsgevonden, zullen de
binnengekomen reacties hier opgenomen en beantwoord worden.
232.00.13.05.00.toe - Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle - 30 april 2014
31
B i j l a g e n
B i j l a g e
1 :
A k o e s t i s c h
o n d e r z o e k
Akoestisch onderzoek ligging grenswaardecontouren t.g.v.
wegverkeer locatie Efterwei 33 Rottevalle
Auteur
: Johan Dreijer
Datum
: 15 april 2014
Ons kenmerk
: JD/2014-FUMO-0000909/2014/0139
Status
: Gecontroleerd
Versie
: 01
In opdracht van:
Gemeente Smallingerland
Postbus 10000
9200 HA Drachten
Contactpersoon: R. Zondervan
Uitgevoerd door:
Fumo
Postbus 3347
8901 DH Leeuwarden
Bezoekadres:
J.W. de Visserwei 10, Grou
Tel:
0566-750300
E-mail: [email protected]
Website: www.fumo.nl
Projectnummer: 2014-FUMO-0000909/2014/0139
Datum: 15 april 2014
Contactpersoon: J. Dreijer
Tel:
0566-750447
Inhoudsopgave
1
Inleiding ............................................................................................................. 3
1.1
Locatie ................................................................................................................ 3
2
Normstelling...................................................................................................... 4
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
Wet geluidhinder................................................................................................. 4
Wettelijk kader .................................................................................................... 4
Aftrek wegverkeer conform artikel 110g Wgh. / artikel 3.4 RMG2012 ............... 4
Aftrek banden conform artikel 3.5 RMG2012 ..................................................... 5
Bouwbesluit ........................................................................................................ 5
3
Gegevens en uitgangspunten ......................................................................... 6
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
Wijze van onderzoek .......................................................................................... 6
Rekenmodel ....................................................................................................... 6
Poldercontouren ................................................................................................. 6
Verkeersgegevens ............................................................................................. 6
Wegdekken / snelheden ..................................................................................... 6
Algemene uitgangspunten .................................................................................. 7
4
Berekeningsresultaten ..................................................................................... 8
4.1
Geluidscontouren Efterwei ................................................................................. 8
5
Bespreking ........................................................................................................ 8
Bijlagen
1. Situatietekening
2. Computerplot 1; 48/53 dB-contouren Lden jaar 2025 t.g.v. Efterwei, wnh.1,5 m + maaiveld inclusief
aftrek 110g Wgh.
3. Computerplot 2: 48/53 dB-contouren Lden jaar 2025 t.g.v. Efterwei, wnh 4,5 m + maaiveld inclusief
aftrek 110g Wgh.
4. Rekenmodel / invoergegevens
JD/2014-FUMO-0000909/2014/0139
Pagina 1
JD/2014-FUMO-0000909/2014/0139
Pagina 2
1
Inleiding
Op verzoek van de gemeente Smallingerland heeft de FUMO onderzoek gedaan naar de ligging van
de grenswaardecontouren met betrekking tot wegverkeerslawaai op de Efterwei te Rottevalle.
Ter hoogte van de locatie Efterwei 33 heeft de gemeente het plan opgevat om de bestemming te
wijzigen en een verkaveling mogelijk te maken voor de bouw van twee woningen.
De locatie is gelegen binnen de wettelijke zonebreedte van de Efterwei.
Omdat de ligging en invulling van het plan nog niet definitief is, heeft de gemeente gevraagd de ligging
van de relevante geluidscontouren aan te geven teneinde een inschatting te kunnen geven hoe het
plan kan worden uitgevoerd waarbij kan worden voldaan aan de voorwaarden van de Wet
geluidhinder.
1.1
Locatie
JD/2014-FUMO-0000909/2014/0139
Pagina 3
2
2.1
Normstelling
Wet geluidhinder
Sinds juli 2012 geldt een nieuwe wijziging van de Wet geluidhinder en is ook het reken- en
meetvoorschrift geluidhinder gewijzigd in het nieuwe Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012
(RMG2012).
Voor wegverkeerslawaai geldt de gevelbelasting Lden in dB (Europese dosismaat). Deze Lden is het
resultaat van het gemiddelde van de berekende waarden in de dagperiode, de avondperiode en de
nachtperiode e.e.a. berekend conform de richtlijn nr. 2002/49/EG.
De berekening is uitgevoerd conform de nieuwe wijziging van de Wgh. en de daarop gebaseerde
regelgeving.
2.2
Wettelijk kader
Een zoneplichtige weg heeft aan weerszijden conform artikel 74 Wgh. een wettelijke zonebreedte.
Deze is zodanig bepaald dat er buiten de zone in het algemeen geen geluidsniveaus voorkomen van
meer dan de voorkeurswaarde van 48 dB.
De wegen waarvoor een 30 km-regime geldt zijn conform artikel 74 van de Wgh. zonevrij.
Voor een zoneplichtige binnenstedelijke weg met één of twee rijstroken geldt een zonebreedte van
200 m. Voor een buitenstedelijke weg met één of twee rijstroken geldt een zonebreedte van 250 m.
De afstand van de wettelijke zonebreedte is onafhankelijk van de verkeersintensiteit en
verkeerssnelheid op de betrokken weg en het wegdektype ervan.
Het ligt voor de hand dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor een weg met maar een
verkeersintensiteit van 2.500 mvt/etmaal veel dichter bij de weg is gelegen dan voor een weg met een
verkeersintensiteit van bijvoorbeeld 10.000 mvt/etmaal.
De voorkeursgrenswaarde van nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone van
wegen is 48 dB.
B&W kunnen overeenkomstig het “Besluit geluidhinder” een hogere waarde vaststellen, met dien
verstande, dat deze, in de situatie van nieuw te bouwen woningen gelegen in een stedelijk gebied niet
meer bedraagt dan maximaal 63 dB (artikel 83, lid 2 Wgh). Voor woningen in buitenstedelijk gebied
bedraagt de maximaal vast te stellen hogere waarde 53 dB. Voor nieuw te bouwen woningen welke
dienen ter vervanging van bestaande woningen, geldt conform artikel 83 lid 7 in buitenstedelijk gebied
een maximale hogere waarde van 58 dB.
Voor woningen die een geluidsbelasting ondervinden van meer dan de voorkeursgrenswaarde, is een
aanvaardbare geluidsbelasting van 48 dB of lager op tenminste één gevel aan te bevelen.
Bij geluidsbelastingen boven de 53 dB dienen de verblijfruimten evenals de tot de woning behorende
buitenruimte zoveel als mogelijk aan de zijde van de woning te worden gesitueerd waar niet de
hoogste geluidsbelasting optreedt.
Indien er een hogere waarde wordt vastgesteld, dienen voor wat betreft de geluidwering van de gevels
zonodig maatregelen te worden getroffen, welke er voor zorg dragen dat de geluidsbelasting binnen
de woning in het verblijfsgebied bij gesloten ramen niet meer bedraagt dan 33 dB.
2.3
Aftrek wegverkeer conform artikel 110g Wgh. / artikel 3.4 RMG2012
Op grond van de verwachting dat de geluidsproductie van motorvoertuigen in de toekomst zal
afnemen, mogen de berekende geluidsbelastingen op de gevels worden gereduceerd. De berekende
geluidsbelastingen mogen worden gereduceerd met 2 dB bij wegen met een rijsnelheid van 70 km/uur
en hoger en met 5 dB bij wegen met een rijsnelheid van minder dan 70 km/uur.
JD/2014-FUMO-0000909/2014/0139
Pagina 4
2.4
Aftrek banden conform artikel 3.5 RMG2012
Bij de berekening van het geluidsniveau van een weg mag een aftrek worden toegepast vanwege
stillere banden. Deze aftrek mag worden toegepast op de wegdekcorrectie en is afhankelijk van de
representatieve snelheid van de lichte motorvoertuigen en het wegdek.
De aftrek bedraagt in eerste instantie 2 dB in geval van lichte motorvoertuigen met een rijsnelheid van
70 km/uur en hoger.
De aftrek bedraagt echter 1 dB ingeval de rijsnelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur en hoger
is, en het wegdek bestaat uit een van de volgende wegdekken:
• elementenverharding
• Zeer Open Asfalt Beton
• tweelaags Zeer Open Asfalt Beton, met uitzondering van tweelaags Zeer Open Asfalt Beton fijn.
• uitgeborsteld beton
• geoptimaliseerd uitgeborsteld beton
• oppervlaktebewerking.
2.5
Bouwbesluit
Enkele wijzigingen als gevolg van het nieuwe Bouwbesluit 2012 voor geluid van buiten voor
nieuwbouw zijn:
• Er worden geen eisen meer gesteld aan kantoorfuncties.
• Er vindt alleen toetsing plaats voor verblijfgebieden.
• Er geldt altijd een basiseis van 20 dB betreffende de minimale karakteristieke geluidwering van
een uitwendige scheidingsconstructie voor een woonfunctie / gezondheidszorgfunctie /
bijeenkomstfunctie kinderopvang / onderwijsfunctie.
• Indien een hogere waarde is vastgesteld in het kader van de Wgh., is de karakteristieke
geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied niet kleiner dan het
verschil tussen de hoogst toelaatbare geluidsbelasting voor industrie-, weg- of spoorweglawaai en
35 dB(A) bij industrielawaai, of 33 dB bij weg- of spoorweglawaai. Ingeval van een bedgebied 30
dB(A) industrielawaai en 28 dB bij weg- of spoorweglawaai.
• Indien er geen hogere waarde is vastgesteld of de functies zijn gelegen aan een 30 km weg, geldt
voor de karakteristieke geluidwering van de gevel alleen de basiseis van 20 dB.
JD/2014-FUMO-0000909/2014/0139
Pagina 5
3
3.1
Gegevens en uitgangspunten
Wijze van onderzoek
Omdat er sprake is van een complexe berekening, is het onderzoek uitgevoerd met behulp van
computerprogrammatuur Geomilieu 2.30 gebaseerd op RMG2012. In dit rekenprogramma wordt de
aftrek conform artikel 3.5 RMG2012 automatisch toegepast.
Op verzoek van de gemeente is voor de berekening uitgegaan van het toekomstig maatgevend jaar
2025. (Conform het reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012 geldt als maatgevende jaar minimaal
het tiende jaar na het akoestisch onderzoek).
3.2
Rekenmodel
Voor de berekening van de geluidscontouren is een rekenmodel gemaakt waarbij is uitgegaan van
gegevens van de gemeente. In dit rekenmodel is de ligging van de bestaande weg ingevoerd.
3.3
Poldercontouren
De in onderhavige rapport berekende geluidscontouren zijn de zogenaamde “poldercontouren”. Bij
deze berekende geluidscontour is het afschermend of reflecterend effect van direct langs de weg
gelegen bebouwing en woonwijken niet in de ligging van de geluidscontour verdisconteerd. In een
later stadium, bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van plannen in het bestemmingsplan, kan een meer
specifieke ligging van de geluidscontour en hoogte van de gevelbelasting worden gewenst. In dat
geval dienen dan ook alle objecten (qua ligging, hoogte en reflectie) te worden geïnventariseerd en
ingevoerd.
Voor de planvorming en het beoogde doel (helderheid voor gemeente en burgers en globale toetsing
door Bouwtoezicht), zijn de getoonde “poldercontouren” echter voldoende.
Door in het bestemmingsplan uit te gaan van de verkeersintensiteiten in de toekomstige periode en
daarbij met name de voorkeursgrenswaarde als “poldercontour” te presenteren, kan de
beoordelingsafstand sterk worden verminderd.
Het voordeel hiervan is dat bij bouwplannen direct geconstateerd kan worden of er een probleem is
m.b.t. de Wet geluidhinder. Daarnaast zijn op basis van de afstanden van de voorkeursgrenswaarde
gebaseerd op de “poldercontour” een groot aantal akoestische onderzoeken voor bouwplannen
overbodig geworden.
Voor de berekening van de geluidscontour is uitgegaan van een waarneemhoogte van 1,5 en 4,5 m.
3.4
Verkeersgegevens
De invoergegevens van de betrokken zoneplichtige weg zijn aangepast voor de situatie in het jaar
2025. Hiervoor is gebruik gemaakt van het gemeentelijke verkeersmodel. Voor de intensiteit in het jaar
2025 is uitgegaan van 400 mvt/etmaal.
3.5
Wegdekken / snelheden
Het wegdektype op de Efterwei bestaat uit DAB 0/11 (akoestisch gelijkwaardig met het referentiewegdek W0 in de rekenmethode). Voor de Efterwei geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur. Voor
een overzicht van de in de berekening aangehouden uitgebreide verkeersgegevens wordt verwezen
naar het overzicht in bijlage 4.
JD/2014-FUMO-0000909/2014/0139
Pagina 6
3.6
Algemene uitgangspunten
•
•
•
•
Bij de modellering is uitgegaan dat 0 m bodemmodelhoogte overeenkomt met 0 m + NAP.
De in het rekenmodel aangehouden gemiddelde maaiveldhoogte bedraagt; 0 m.
Waarneemhoogte geluidscontouren; 1,5 / 4,5 m + Maaiveld.
Voor de berekeningen is de bodem, uitgezonderd de bodemgebieden, grotendeels zacht
(aangehouden bodemfactor 0,8) en is uitgegaan van 1 reflectie.
• Reflectie en bodemfactoren conform rekenmodel.
JD/2014-FUMO-0000909/2014/0139
Pagina 7
4
4.1
Berekeningsresultaten
Geluidscontouren Efterwei
Op de computerplots 1 en 2 in de bijlagen 2 en 3 is de ligging van de 48 en 53 dB geluidscontour
(Lden-waarde) ten gevolge van wegverkeerslawaai op de betrokken zoneplichtige weg aangegeven in
het maatgevende jaar 2025. Op plot 1 bedraagt de waarneemhoogte 1,5 m en op plot 2 is de
waarneemhoogte van de poldercontouren 4,5 m + maaiveld.
Vanwege de relatief lage verkeersintensiteit kan op beide computerplots de 53 dB contour niet meer
worden weergegeven.
De getoonde dB-waarden zijn inclusief de aftrek art. 110g Wgh. (5 dB bij wegen met een rijsnelheid
van minder dan 70 km/uur).
De gemiddelde afstand van de voorkeursgrenswaardecontour van 48 dB ten opzichte van het hart van
de weg bedraagt op beide waarneemhoogten ca. 10 m.
5
Bespreking
Op verzoek van de gemeente Smallingerland heeft de FUMO onderzoek gedaan naar de ligging van
de 48 en 53 dB grenswaardecontour met betrekking tot wegverkeerslawaai op de zoneplichtige
Efterwei te Rottevalle ter hoogte van de locatie Efterwei 33.
De 48 dB contour betreft de voorkeursgrenswaarde en de 53 dB contour betreft de maximaal vast te
stellen hogere waarde voor nieuwbouw in het buitenstedelijk gebied.
De berekende contouren zijn “poldercontouren” op een waarneemhoogte van 1,5 en 4,5 m +
maaiveld, inclusief de aftrek art. 110g Wgh. Het jaar 2025 is daarbij als maatgevend jaar
aangehouden
JD/2014-FUMO-0000909/2014/0139
Pagina 8
BIJLAGEN
Bijlage 1
Situatietekening
3
W
202200
Wegverkeerslawaai - RMW-2012, [wegverkeer - geluidscontouren jaar 2025 60 km wnh 4,5 m] , Geomilieu V2.30
573200
9
30 60
-
- 3.5
Plangebied
Wonen
NL.IMRO.0090.BP2014BG013-0101
...
232.00.13.05.00
projectnr.:
gezien:
A3
concept
1 : 1000
status:
13-03-2014
papierformaat:
schaal:
Verbeelding
Plek voor ideeën
[email protected]
202400
E
Balthasar Bekkerwei 76, 8914 BE Leeuwarden
058 215 25 15
W www.bugelhajema.nl
T
BügelHajema
BügelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu
Bestemmingsplan Efterwei33 te Rottevalle
Gemeente Smallingerland
maximum aantal wooneenheden
minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m),
minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m),
minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)
bouwvlak
datum:
E
c C
b B
a A
Aanduidingen
W
Bestemmingen
Plangebied
Legenda
BNSP
0m
schaal = 1 : 2000
80 m
SITUATIE
FUMO
Bijlage 2
Computerplot 1; 48/53 dB-contouren Lden jaar 2025 t.g.v. Efterwei, wnh. 4,5 m + maaiveld inclusief
aftrek 110g Wgh.
48
48
FUMO
202200
Wegverkeerslawaai - RMW-2012, [wegverkeer - geluidscontouren jaar 2025 60 km wnh 1,5 m] , Geomilieu V2.30
573200
573300
48
48
48
202300
48
0m
periode:
groep:
schaal = 1 : 1000
53 dB
48 dB
48
40 m
Lden
efterwei 60 km
Inclusief groepsreducties
48/53 dB contour incl aftrek 110g JAAR 2025
tgv Efterwei 60km wnh 1,5 m + MV "poldercontour"
PLOT 1
Bijlage 3
Computerplot 2: 48/53 dB-contouren Lden jaar 2025 t.g.v. Efterwei, wnh 4,5 m + maaiveld inclusief
aftrek 110g Wgh.
48
48
FUMO
202200
Wegverkeerslawaai - RMW-2012, [wegverkeer - geluidscontouren jaar 2025 60 km wnh 4,5 m] , Geomilieu V2.30
573200
573300
48
48
48
202300
48
0m
periode:
groep:
schaal = 1 : 1000
53 dB
48 dB
48
40 m
Lden
efterwei 60 km
Inclusief groepsreducties
48/53 dB contour incl aftrek 110g JAAR 2025
tgv Efterwei 60km wnh 4,5 m + MV "poldercontour"
PLOT 2
Bijlage 4
Rekenmodel / invoergegevens
202200
Wegverkeerslawaai - RMW-2012, [wegverkeer - geluidscontouren jaar 2025 60 km wnh 1,5 m] , Geomilieu V2.30
573200
573400
22
22
202400
0m
202600
100 m
24
BE
BO
UW
DE
21
23
21
20
schaal = 1 : 2500
Weg
Bodemgebied
Obstakel
Hoogtelijn
Hulplijn
KO
MG
RE
NS
REKENMODEL
FUMO
INVOERGEGEVENS JAAR 2025
REKENPARAMETERS
Rapport:
Model:
Lijst van model eigenschappen
geluidscontouren jaar 2025 60 km wnh 1,5 m
Model eigenschap
Omschrijving
Verantwoordelijke
Rekenmethode
Aangemaakt door
geluidscontouren jaar 2025 60 km wnh 1,5 m
johan
RMW-2012
johan op 10-8-2010
Laatst ingezien door
Model aangemaakt met
Standaard maaiveldhoogte
Rekenhoogte contouren
dreij303 op 15-4-2014
Geomilieu V1.60
0
1,5
Detailniveau toetspunt resultaten
Detailniveau resultaten grids
Standaard bodemfactor
Zichthoek [grd]
Geometrische uitbreiding
Bronresultaten
Groepsresultaten
0,80
2
Conform standaard
Meteorologische correctie
C0 waarde
Maximum aantal reflecties
Reflectie in woonwijkschermen
Aandachtsgebied
Conform standaard
3,50
1
Nee
--
Max. refl.afstand van bron
Max. refl.afstand van rekenpunt
Luchtdemping
Luchtdemping [dB/km]
--Conform standaard
0,00; 0,00; 1,00; 2,00; 4,00; 10,00; 23,00; 58,00
Geomilieu V2.30
15-4-2014 11:13:56
INVOERGEGEVENS JAAR 2025
WEGEN
Model:
Groep:
Naam
21
22
geluidscontouren jaar 2025 60 km wnh 1,5 m
(hoofdgroep)
Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012
Omschr.
efterwei (hagedrn-ambachtsln) 60 km klinkkep
efterwei (hagedrn-ambachtsln) 60 km dab 0/11
Geomilieu V2.30
Wegdek
W9a
W0
V(LV(D))
60
60
V(MV(D))
60
60
V(ZV(D))
60
60
Totaal aantal
400,00
400,00
Type
Verdeling
Verdeling
%Int(D)
6,50
6,50
%Int(A)
3,70
3,70
%Int(N)
0,90
0,90
Hbron
0,75
0,75
%LV(D)
100,00
100,00
%MV(D)
---
%ZV(D)
---
%LV(A)
100,00
100,00
%MV(A)
---
%ZV(A)
---
15-4-2014 11:09:24
INVOERGEGEVENS JAAR 2025
WEGEN
Model:
Groep:
Naam
21
22
geluidscontouren jaar 2025 60 km wnh 1,5 m
(hoofdgroep)
Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012
%LV(N)
100,00
100,00
%MV(N)
---
Geomilieu V2.30
%ZV(N)
---
LV(D)
26,00
26,00
MV(D)
---
ZV(D)
---
LV(A)
14,80
14,80
MV(A)
---
ZV(A)
---
LV(N)
3,60
3,60
MV(N)
---
ZV(N)
---
Helling
0
0
Hdef.
Relatief
Relatief
15-4-2014 11:09:24
INVOERGEGEVENS JAAR 2025
BODEMGEBIEDEN
Model:
Groep:
geluidscontouren jaar 2025 60 km wnh 1,5 m
(hoofdgroep)
Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012
Naam
01
02
03
04
08
Omschr.
N369 (dracht-afslRottevalle) 80 km dab
N369 (Rottevalle-Houtigehage) 80 km dab
N369 (Rottevalle-Houtigehage) 80 km dab
N369 (Rottevalle-Houtigehage) 80 km micofl 06
parallelweg 80 km dab+slijtl
X-1
202628,60
202630,39
202970,82
203090,80
202630,41
Y-1
572846,49
572830,34
572924,52
572968,51
572830,96
Opp.
3895,08
2933,57
1033,87
5326,07
330,15
Bf
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
09
10
19
20
21
parallelweg 80 km dab+slijtl
parallelweg 80 km dab+slijtl
ambachtsloane 60 km dab+slijtlaag
ambachtsloane 60 km klinkers
efterwei (hagedrn-ambachtsln) 60 km klinkers
202623,53
203206,08
202604,48
202606,91
202591,06
572800,52
572986,21
573146,65
573162,89
573161,84
2933,32
106,13
2092,64
96,23
114,70
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
22
23
24
25
30
efterwei (hagedrn-ambachtsln) 60 km dab
efterwei 60 km klinkers
efterwei 60 km dab
efterwei 30 km klinkers
ambachtsloane
202057,77
202613,17
202616,43
202657,02
202507,88
573307,27
573161,25
573174,55
573259,19
572882,52
3669,19
83,09
506,79
1225,94
933,06
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
31
32
ambachtsloane
water
202618,08
202544,75
572968,31
573146,06
852,31
4750,02
0,00
0,00
Geomilieu V2.30
15-4-2014 11:12:15
INVOERGEGEVENS JAAR 2025
aftrek artikel 110g Wgh.
Rapport:
Model:
Groepsreducties
geluidscontouren jaar 2025 60 km wnh 1,5 m
Groep
(hoofdgroep)
efterwei 60 km
Reductie
Dag
Avond
Nacht
Sommatie
Dag
Avond
Nacht
5,00
5,00
5,00
5,00
5,00
5,00
Geomilieu V2.30
15-4-2014 11:13:05
B i j l a g e
2 :
N a t u u r t o e t s
Natuurtoets Efterwei 33 Rottevalle
28 juni 2011
Boornbergum
Buro Elodea
Colofon
Opdracht
hr. Evert Landman
Contactpersoon
Evert Landman
Rapportage
Buro Elodea
Foto’s
Buro Elodea
Projectnummer
EL 21104
Met dank aan mevrouw Y. Landman-Schippers voor de rondleiding over het terrein
Inhoud
1
2
3
4
5
Inleiding
Achtergrond
Flora- en faunawet
Zorgplicht
Soortbescherming
Gebiedsbescherming
1
1
1
2
2
Gebiedsbeschrijving
3
2.1
2.2
2.3
3
3-4
4
Ligging
Huidige situatie, bodem en plannen
Gegevens
Natuurwaarden
5
3.1
Gebiedsbescherming
3.2
Flora
3.3.1 Zoogdieren
3.3.2 Vleermuizen
3.3.3 Amfibieën
3.3.4 Vogels
3.3.5 Dagvlinders en libellen
5
5
5
5-6
6
7
7
Conclusie
8
4.1
4.2
4.3
8
8
8
Gebiedsbescherming
Soortbescherming
Ontheffingen
Aanbevelingen
Literatuur
Bijlages
Bijlage 1
Bijlage 2
Bijlage 3
Bijlage 4
Bijlage 5
Bijlage 6
Beknopte vegetatiebeschrijving terrein
Gegevens zoogdieren
Gegevens vleermuizen
Gegevens amfibieën en reptielen
Gegevens dagvlinders
Gegevens libellen
8
9
Inleiding
Achtergrond. Op 8 februari dit jaar werd Buro Elodea (ecologisch onderzoek en
advies te Boornbergum) benaderd door de heer Landman uit Rottevalle met het
verzoek een natuurtoets uit te voeren voor een locatie aan de Efterwei 33 te Rottevalle.
In het kader van het project Ruimte voor Ruimte (van de Gemeente Smallingerland) is
er een plan gemaakt, waarbij het voormalig bedrijfsterrein van de boerderij wordt
omgevormd tot twee bouwkavels aan weerszijden van het huidige woonhuis. Hiervoor
zullen de aanwezige schuren (zie omslag van dit rapport) worden gesloopt, waarna het
daarbij vrijkomende terrein bij het eraan grenzende grasland wordt gevoegd. Totale
oppervlakte van het plangebied is 16.000m2. Op 14 juni dit jaar is het plangebied
bezocht. Het terrein ligt in kilometerhok 202-573.
Flora- en faunawet
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit
de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is
hiermee in de nationale wetgeving verankerd. Volgens de Flora- en faunawet is het
verboden om beschermde planten te verwijderen of te beschadigen (artikel 8),
beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen (artikel 9) of opzettelijk te
verontrusten (artikel 10) en voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te
beschadigen (artikel 11). Ook het rapen of beschadigen van eieren van beschermde
dieren is verboden (artikel 12). In aanvulling op de bestemmingsplanprocedure moet
voor de uitvoering van alle ruimtelijke plannen worden onderzocht welke
natuurwaarden aanwezig zijn en of er verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet
zullen worden overtreden. Dit rapport beschrijft de resultaten en conclusies van dit
onderzoek voor het plangebied bij Rottevalle. Daarnaast is een afweging gemaakt over
de haalbaarheid van de benodigde ontheffingen. Als aan de voorwaarden voor de
verlening van die ontheffingen kan worden voldaan, wordt een ontheffingsaanvraag
ingediend via het bureau LASER bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit
Zorgplicht
Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende
beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermd zijn: de inheemse
zoogdieren met uitzondering van Huismuis, Bruine rat en Zwarte rat, alle inheemse
vogels, amfibieën en reptielen, sommige planten, vissen, vlinders, libellen, kevers en
mieren en een aantal zeldzame soorten als o.a de Rivierkreeft, die echter in het
plangebied niet voorkomen. De zorgplicht betekent dat een ontheffing van een van de
verbodsbepalingen alleen kan worden verleend, als geen afbreuk wordt gedaan aan de
goede staat van instandhouding van de soort. Deze voorwaarde geldt voor alle
beschermde soorten.
1
Soortbescherming
In een concept-AMvB ex artikel 75 Ffw is een driedeling voorgesteld voor het
beschermingsniveau van planten- en diersoorten. In die concept-AMvB is een lijst
opgenomen van licht beschermde soorten. Voor deze soorten is een
vrijstellingsregeling voorgesteld. Op 23 februari 2005 is deze AMvB in werking
getreden (min LNV, 2005).Voor soorten met een gemiddeld beschermingsniveau kan
een ontheffing worden verleend, als er sprake is van een in het maatschappelijk
verkeer gebruikelijke activiteit. In dit geval moet worden aangetoond dat er geen
redelijk alternatief voor de ingreep bestaat en dat de schade wordt gecompenseerd.
Kennis van de precieze locaties en het aantal, waarin de soort voorkomt, is hierbij
noodzakelijk. Voor de zwaar beschermde soorten kan slechts ontheffing worden
verleend in geval van een activiteit van groot maatschappelijk belang. De voorwaarden
van afwezigheid van een redelijk alternatief en compensatie van alle schade gelden
ook hier. Precieze locaties en aantallen moeten bekend zijn. Onder de zwaarste
bescherming vallen de door de Ffw beschermde soorten, die op de Rode lijsten als
“bedreigd”, “ernstig bedreigd” of “uit Nederland verdwenen” worden vermeld. Ook de
bijlage-IV-soorten van de Habitatrichtlijn en de vogels van de Vogelrichtlijn vallen
onder dit regime. De precieze indeling van alle 946 beschermde soorten over deze drie
categorieën is op grond van de AMvB alleen voor de licht beschermde soorten redelijk
zeker.
De Flora- en faunawet beschermt individuele exemplaren van een soort en vaste rusten verblijfplaatsen van diersoorten. Voor een goede instandhouding van een diersoort
is echter ook behoud van foerageergebied nodig. Dat wordt in dit rapport ook
meegewogen. In dit rapport wordt ook aandacht geschonken aan soorten van de Rode
lijst. Hierop staan Nederlandse soorten die bijzondere aandacht nodig hebben. Deze
soorten zijn erg kwetsbaar of nemen sterk in aantal af. De Rode lijsten zijn voor de
meeste soortgroepen officieel door het Ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit vastgesteld. Toch is hun juridische status op dit moment onduidelijk.
Veel Rode-lijstsoorten (vooral planten) worden niet door de Flora- en faunawet
beschermd.
Gebiedsbescherming
Naast het soortenbeleid uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn wordt ook
aandacht gevraagd voor de speciale beschermingszones uit deze regelgeving, in het
Natura 2000-beleid. In januari en februari 2007 vonden de inspraakrondes plaats voor
de aangewezen Natura 2000 gebieden. In het kader van de Vogelrichtlijn zijn Speciale
Beschermingszones aangewezen ter bescherming van vogelsoorten vermeld in bijlage
I van deze richtlijn, van trekvogels op de Nederlandse Rode lijst en van hun habitats.
In het kader van de Habitatrichtlijn zijn Speciale Beschermingszones aangewezen ter
bescherming van leefgebieden vermeld in bijlage I en van planten- en diersoorten
vermeld in bijlage II van deze richtlijn. Een ruimtelijke ingreep in of een activiteit in
de buurt van (externe werking) een speciale beschermingszone mag niet plaatsvinden
als deze negatieve effecten heeft op de speciale beschermingszone, tenzij het gaat om
dwingende redenen van maatschappelijk belang. Ook hier moet worden aangetoond
dat er geen redelijk alternatief bestaat en dat alle schade wordt gecompenseerd.
Ook de natuurmonumenten uit de Natuurbeschermingswet en de Ecologische
hoofdstructuur uit het Structuurschema Groene Ruimte en het Provinciaal
Omgevingsplan genieten deze bescherming.
2
2
Gebiedsbeschrijving
2.1
Ligging
Het plangebied ligt ten zuiden van de Efterwei in Rottevalle in het Noordelijke Friese
Wouden gebied. Op onderstaand kaartje (bron ANWB-atlas 2004) is het plangebied
net onder het midden links te zien.
Kaart 1. Omgeving plangebied.
Zoals op de omgevingskaart te zien valt was er toen nog een veel groter aandeel water
aanwezig, Dit werd benut voor het wateren van hout, hetgeen in de zagerij werd
verzaagd. Aan de zuidkant grenst het plangebied aan grasland. Aan weerzijden zijn
woningen aanwezig en aan de noordzijde ligt de Efterwei.
2.2 Huidige situatie, bodem en plannen.
Het terrein is momenteel sterk verrommeld. Het op bovenstaand kaartje aangegeven
water is grotendeels gedempt met uitzondering van een vaart die vlak langs de
kavelgrens loopt (zie foto 4). Er liggen hopen grond, die begroeid zijn met ruderale
soorten. Voor de rest is een groot gedeelte verhard met betonplaten. Langs de oostkant
is een singel met elzen aanwezig. Ook aan de zuidzijde is een afscheiding met bomen
aanwezig.
Bodem. Onder het terrein liggen voedselarme podzolgronden met zwak lemig tot net
lemig fijn zand. Plaatselijk kan op geringe diepte (minder dan 125 cm) andere klei
aanwezig zijn (Stiboka 1975).
Plannen. Bestaan uit het slopen van de aanwezige schuren, het verwijderen van alle
verharding en kelders en het omzetten van dat gedeelte tot grasland. Daarnaast wordt
het oostelijk en westelijk van het huidige woonhuis gelegen terrein geschikt gemaakt
voor twee bouwkavels (zie kaart 2).
3
Kaart 2. Plannen Van 12 11 2010 (Bron Evert Landman).
2.3
Gegevens
Voor deze natuurtoets is gebruik gemaakt van gegevens die op provinciale en
landelijke schaal beschikbaar zijn. Daarnaast is het terrein op 14 juni doorkruist
waarbij de vegetatie goed bekeken is.
N.B Gezien de aard van het terrein leek het in dit geval niet noodzakelijk extra
gegevens aan te vragen via het landelijke Natuurloket. Omdat er recent zoveel
veranderingen hebben plaats gegrepen zouden deze gegevens (als ze al beschikbaar
waren) ook al weer verouderd zijn geweest.
4
3
Natuurwaarden
3.1
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een speciale provinciale beschermingszone. Het
dichtstbijzijnde beschermde gebied betreft weidevogelreservaten langs het meer De
Leijen in de Polder de Oostelijke Binnen Lijen. Omdat er binnen dit project sprake zal
zijn van het verwijderen van schuren, waarvoor twee woonhuizen in de plaats komen,
waarbij de oppervlakte die bebouwd was weer aan het eraan grenzende grasland zal
worden toegevoegd is er netto geen sprake van een negatieve externe werking. Er is
daarom van afgezien hier in deze rapportage nader onderzoek te verrichten.
Voor kaarten omtrent de bestemmingen wordt hierbij verwezen naar de Provinciale
website www.fryslan.nl die voor dit rapport is geraadpleegd.
3.2
Flora
In bijlage 1 is een aantal beknopte beschrijving opgenomen van waargenomen soorten.
Het tijdstip van veldbezoek op 14 juni was geschikt om het plangebied op flora te
onderzoeken.
3.3.1 Zoogdieren
In bijlage 2 zijn de soorten opgenomen die in het plangebied voor zouden kunnen
komen. Deze bijlage is gebaseerd op de voorlopige Zoogdierenatlas van Friesland
(Zoogdieren in Fryslân, werkatlas, 2007, Simone Vos).
Een redelijk aantal algemene soorten zou in het plangebied voor kunnen komen. Van
een aantal muizen zijn in het uurhok waarin het plangebied ligt slechts
braakbalvondsten bekend. Bij het veldbezoek werd op korte afstand een Ree gezien.
Van de andere soorten kan in het algemeen opgemerkt worden dat ze door de
activiteiten niet blijvend zullen worden geschaad. Tijdens de sloop zal er weliswaar
storing zijn maar wanneer het terrein bij het grasland gevoegd is zijn er voor een aantal
soorten ook juist meer mogelijkheden.
3.3.2 Vleermuizen
Winter- of zomerverblijfplaats. De schuren zijn van binnen geïnspecteerd en vormen
geen geschikt winter- dan wel zomerbiotoop voor vleermuizen, omdat het dak
uitsluitend uit eternietplaten bestaat en bovendien erg open is (zie foto 3 en colofon).
Omdat vleermuizen behoeft hebben aan een constante temperatuur en vochtsituatie
gedurende de winter is een winterverblijfplaats hier uitgesloten. Het zou kunnen zijn
dat er incidenteel in de zomerperiode vleermuizen gebruik maken van de ruimten.
Hiermee zou bij de sloop rekening gehouden dienen te worden. (zie 5.2 bij
aanbevelingen). Een belangrijke zomerverblijfplaats lijkt echter onwaarschijnlijk.
Meervleermuis en Watervleermuis zijn gebonden aan grotere oppervlaktes water
(kanalen, meren of poelen). Ze zijn in het km-hok gesignaleerd (Friese Werkatlas
Zoogideren, 2007) maar zullen dan eerder langs de Lits en de Leijen foerageren dan
boven het kleine oppervlakte water dat in het plangebied ligt. De overige soorten
orienteren zich vaak op singels in het houtwallenlandschap en zullen met meer
waarschijnlijkheid foerageren in het plangebied. Er worden in de plannen echter geen
houtwallen verwijder zodat de effecten op deze soorten gering zullen zijn.
5
Foto 3. Eternietplaten en doorlichtend dak. Geen geschikt winterbiotoop
3.3.3. Amfibieën en reptielen.
Gegevens werden via de website www.ravon.nl (en het in 2007 gepubliceerde
overzicht in RAVON tijdschrift nr. 27) verkregen. Van belang voor amfibieën is de
huidige vaart en vooral de vijver voor de huidige woning. Mogelijk komen een aantal
algemene soorten als groene kikker (complex) hier tot eiafzetting. De poelkikker en
heikikker zijn aan schoon voedselarm water gebonden en zullen in het plangebied niet
voorkomen. De Gewone pad zou ook in het terrein kunnen leven.
Daarnaast geeft het RAVON overzicht uit 2006 nog de Bruine kikker en het Groene
kikker complex aan. Alle drie de voorkomende soorten zijn algemeen en worden niet
in hun voortbestaan bedreigd.
Foto 4. Water aan de oostzijde van het plangebied.
Reptielen. Er zijn geen waarnemingen van reptielen gedaan in het plangebied.
6
3.3.4
Vogels
Er stonden Buro Elodea geen gegevens omtrent broedvogels dan wel wintervogels ter
beschikking. De houtwallen zullen zeker een aantal algemene bosvogels een broedplek
bieden. De rest van het terrein lijkt door het huidige verrommelde karakter minder
aantrekkelijk voor vogels. Er is bij het bezoek niet gezien of de schuren door
zwaluwen benut worden. Bij de uitvoering van de sloop zal met het broedseizoen
rekening gehouden dienen te worden (zie 5.2 aanbevelingen).
3.3.5 Dagvlinders
De dagvlinderatlas van Friesland (Vlinderwerkgroep Friesland, et.al., 2000) geeft
slechts twee zeer algemene soorten op voor het kilometerhok, waarin het plangebied
ligt. Waarschijnlijk komen meer soorten voor. Het gaat echter vrijwel zeker om
algemene soorten die niet in hun voortbestaan worden bedreigd. Wanneer op termijn
bij de nieuwe bouwkavels tuinen met bloemdragende struiken of planten worden
aangeplant zullen de mogelijkheden voor dagvlinders eerder toe– dan afnemen.
3.3.6 Libellen
Volgens de voorlopige verspreidingsatlas voor Libellen in Fryslân (bijgewerkt tot 20
mei 2006, werkgroep De Hynstebiter, www.hynstebiter.nl) zijn slecht twee soorten
bekend voor het kilometerhok. Gezien het voorkomen van een vijver en vaart zullen er
een aantal algemene soorten als watersnuffel, vuurjuffer en wellicht ook echte libellen
als glassnijder en paardenbijter voor kunnen komen. In dit geval is het geringe aantal
soorten eerder het gevolg van het gering aantal gedane waarnemingen. Omdat er geen
sprake is van grootschalig dempen van water zijn de effecten op mogelijkheden voor
libellen echter gering.
7
4
Conclusie
4.1
Gebiedsbescherming. Er is geen sprake van externe werking.
4.2
Soorten. Er zijn geen zeldzame soorten aangetroffen.
4.3
Ontheffingen
Hieronder wordt aangegeven welke soorten mogelijk in het plangebied voorkomen.
Omdat ze allen vallen onder tabel 1 (algemene soorten) en de voorgenomen
activiteiten vallen onder de ruimtelijke ontwikkelingen zoals die in het Flora- en
faunawet omschreven worden, is de aanvraag van een ontheffing niet noodzakelijk.
Nederlandse naam
Egel
Hermelijn
Gewone bosspitmuis
Bunzing
Ree
Rosse woelmuis
Aardmuis
Bosmuis
Veldmuis
Woelrat
Muskusrat
Haas
Meerkikker
Bruine kikker
Groene kikkercomplex
Beschermingsniveau
Licht
Licht
Licht
Licht
Licht
Licht
Licht
Licht
Licht
Licht
Licht
Licht
Licht
Licht
Licht
Opmerkingen
Vlakbij gesignaleerd
Tabel 1. Soorten die vallen onder het lichte beschermingsregime.
NB. Er is bij interpretatie met name gekeken naar de meest recente verspreidingsgegevens (Atlas
Friesland uit 2007). Op grond van expert judgment is een aantal soorten daarvan als onwaarschijnlijk
beoordeeld, hetgeen tot bovenstaande tabel leidde.
5
Aanbevelingen
5.1
Verplichtingen volgens de wet
Er dient buiten het broedseizoen te worden gewerkt i.v.m de algemene bescherming
van broedvogels. Het broedseizoen loopt van begin maart tot half augustus.
5.2
Aanbevelingen
Door rond de nieuwe woningen struiken aan te planten en meer reliëf te creëren kan
een aangename plaats voor dagvlinders en andere insectensoorten worden gemaakt.
Wanneer een nieuwe houtwal wordt aangelegd tussen het “woondeel” en het uit te
breiden grasland zijn de mogelijkheden voor vleermuizen om te foerageren in het
plangebied optimaal gewaarborgd.
8
Literatuur
Algemeen
Ministerie LNV, 2005 Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en
planten. De flora- en faunawet in de praktijk; informatie over vrijstellingen, ontheffingen en
gedragscodes.
Stiboka, 1978. Bodemkaart van Nederland Stiboka, Wageningen 1975.
Zoogdieren
Broekhuizen, S., et al., 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren,Utrecht.
Vos, S (rec.), 2007. Werkatlas Zoodieren in Fryslân (verspreiding 1990-2006). Provincie
Fryslân Leeuwarden.
Vleermuizen
Limpens, H., K. Mostert en W. Bongers (red.), 1997. Atlas van de Nederlandse
Vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. KNNV-Uitgeverij, Utrecht.
Amfibieën en reptielen
RAVON, 2005. Reptielen, Amfibieën en Vissen Onderzoek Nederland, www.ravon.nl
RAVON, tijdschrift 2007, Landelijke verspreidingskaarten.
Dagvlinders
Vlinderwerkgroep Friesland & de Vlinderstichting: Dagvlinders in Fryslan. “het
vluchtige vastgelegd”. Friese Pers Boekerij 2000, Leeuwarden, KNNV Utrecht
Libellen
E.P de Boer, E. van Hijum. Libellen in Friesland (voorlopige verspreidingsatlas
1995-2004), Libellenwerkgroep Friesland “de Hynstebiter”, uitgave in eigen beheer,
Warns 2005. (definitieve atlas verschijnt eind 2011!)
9
Bijlage 1
Korte terreinbeschrijving n.a.v veldbezoek op 14 juni j.l.
1
2
Ruderaal terrein met hopen aarde en bouwmateriaal. Aan planten werd o.a. gezien:
akkerdistel, melde, zachte witbol, raket, echte kamille en vogelwikke. Allen
algemene soorten
Water langs houtwal. Hier groeiden zwarte els, vlier en schietwilg. Ook werd de
hoge cyperzegge gezien. In het water werden brede lisdodde en riet gezien.
Bijlage 2.1
Soort
Egel
Gewone bosspitsmuis
Dwergspitsmuis
Waterspitsmuis
Huisspitsmuis
Haas
Konijn
Rosse woelmuis
Veldmuis
Aardmuis
Woelrat
Muskusrat
Dwergmuis
Bosmuis
Hermelijn
Bunzing
Vos
Ree
Wezel
Bruine rat
Gegevens zoogdieren
Friese werkatlas (km-hok)
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
-
Landelijke atlas (uurhok)
+
+ (B)*
+ (B)
+ (B)
+
+
+
+
+
+
+
+ (B)
+
+
+
Eigen waarneming
+
+
* (B)= Braakbalvondst
Bron: Werkatlas Fryslân (2007) en Landelijke Atlas (1992).
Bijlage 2.2
Vleermuizen
Soort
Werkatlas (km-hok)
Watervleermuis
+
Meervleermuis
+
Gewone dwergvleermuis
+
Ruige dwergvleermuis
+
Laatvlieger
+
Rosse vleermuis
+
Bron: werkatlas Fryslân (2007) en Landelijke Atlas (1992)
Landelijke atlas (uurhok)
-
Bijlage 2.3
Amfibieën
Soort
Gewone pad
Bruine kikker
Groene kikkercomplex
Opmerkingen
Bron: Verspreidingskaarten RAVON (2007, overzicht van waarnemingen 2006).
Gepubliceerd in RAVON 27 (pg. 48-64)
NB er zijn geen waarnemingen aan reptielen bekend voor het betreffende km-hok.
Bijlage 2.4
Dagvlinders
Soort
Klein koolwitje
Klein geaderd witje
Bron: Vlinders in Fryslân (zie literatuur)
Bijlage 2.5
Atlas Friese dagvlinders
+
+
Libellen.
Soort
Opmerking
Houtpantserjuffer
Grote roodoogjuffer
Bron: Werkatlas Libellen in Friesland (bijgewerkt tot en met 20 mei 2006).
www.hynstebiter.nl
B i j l a g e
3 :
W a t e r a d v i e s
/ / / ' '
W E T T E R S K I P
F R Y S L A N
EKOMEN
- 3 DEC 21
SMALUNGERLAND
Gemeente Smallingerland
Mevrouw E. de Haan
Postbusioooo
9200 HA DRACHTEN
Verzonden
O 2 DEC. 2013
Leeuwarden, 27 november 2013
Bijlage(n):
Ons kenmerk: WFN1317250
Tel: 058-292 2816 / R. Tamminga
Beleidsontwikkeling en realisatie
Uw kenmerk: 20131023-2-7809
•llll
Onderwerp:
Wateradvies project Efterwei 33 te Rottevalle
Geachte mevrouw De Haan,
Op 23 oktober 2013 is door u een digitale watertoets doorlopen voor de ruimtelijke onderbouwing
Efterwei 33 te Rottevalle. Op dit plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Reden
hiervoor is het dempen en graven van sloten. Deze brief vormt het wateradvies voor het hierboven
genoemde plan.
Het plan bestaat uit het slopen van oude agrarische stallen en het bouwen van 2 extra woningen.
Onderstaande figuur laat het plangebied zien.
Figuur 1, overzicht plangebied
WETTERSKIP FRYSLAN Postbus 36 | 8900 AA Leeuwarden | telefoon 058-292 22 22 | [email protected] | www.wetterskipfryslan.nl
Leidraad Watertoets
In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee u bij het ontwikkelen van ruimtelijke
plannen rekening moet houden, staat achtergrondinformatie over de verschillende onderwerpen en
is aangegeven hoe u het wateradvies kunt verwerken in het ruimtelijke plan. De Leidraad
Watertoets is te raadplegen op onze website: www.wetterskipfryslan.nl/watertoets.
Wateraspecten
In de normale procedure stelt Wetterskip Fryslan een wateradvies op, waarbij we ingaan op de
wateraspecten die vanuit het oogpunt van Water van belang zijn bij ruimtelijke plannen. De
beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan
en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.
Veilig
Dit wateraspect is niet van toepassing voor dit plan.
Voldoende
Drooglegging
Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding moet u rekening houden met
voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen. We adviseren
voor bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,10 m en voor bebouwing zonder
kruipruimte een drooglegging van 0,70 m, gerekend vanaf de te realiseren bovenkant vloer. Ook
voor verharding adviseren wij een drooglegging van 0,70 m.
De nieuw te bouwen woningen liggen in een peilgebied met een vast peil van -0,52 m NAP. De
geschatte gemiddelde maaiveldhoogte ligt tussen de +1,50 m NAP en de +1,60 m NAP. Hiermee
wordt ruimschoots voldaan aan de droogleggingsnorm.
Grondwateronttrekking
Bij de aanleg van gebouwen of infrastructuur is het vaak nodig om het grondwater te verlagen om
het werk droog te kunnen uitvoeren. Voor het onttrekken van grondwater is een vergunning of
melding nodig. Ook het lozen van onttrokken grondwater is meldingsplichtig. Om te weten of u met
een melding kunt volstaan of een vergunning nodig hebt, kunt u contact opnemen met Cluster
Vergunningverlening van Wetterskip Fryslan. Meer informatie over de watervergunning en de
meldingsplicht vindt u onder Waterwet in deze brief.
Compensatie demping en toename verhard oppervlak
Demping
Onderdeel van uw plan is het dempen van een sloot en een vijver aan de noordkant van het
plangebied. Het blijkt dat zowel de vijver als de sloot onderdeel uitmaakt v.h. watersysteem. Door
het dempen van het oppervlaktewater neemt de berging in het watersysteem af, waardoor het
watersysteem minder robuust en veerkrachtig wordt. De demping moet u voor 100% compenseren
in hetzelfde peilgebied, zodat het watersysteem evenveel berging houdt.
Pagina 2 / 4
Figuur 2, te dempen sloot en vijver en de huidige situatie
Voor het dempen van de sloot en de vijverpartij is een watervergunning nodig. Meer informatie
hierover vindt u onder Waterwet in deze brief.
Toename verhard oppervlak
Als gevolg van de realisatie van het plan neemt de hoeveelheid verhard oppervlak af.
Schoon
Afvalwater- en regenwatersysteem
Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken,
is het uitgangspunt om regenwateren rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren.
In geval van dit bouwplan kunt u het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak, onder bij
Waterkwaliteit in deze brief genoemde voorwaarden, lozen op het oppervlaktewater.
Waterkwaliteit
Om een goede waterkwaliteit te realiseren moet u voorkomen dat milieubelastende stoffen in het
oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn.
Tevens dient u te bouwen met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal.
Vervolg
Waterwet
Voor alle activiteiten in en nabij het watersysteem, waaronder het lozen van afvalwater op het
oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het aanbrengen van een wijziging in het
watersysteem, dient u een vergunning aan te vragen of een melding te doen bij Wetterskip Fryslan.
Op onze website (www.wetterskipfryslan.nl/waterwet) treft u meer informatie aan over de
Waterwet en u kunt daar onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een
watervergunning downloaden. De aanvraag voor een watervergunning of de melding kunt u ook
gelijktijdig met de omgevingsvergunningaanvraag indienen via het omgevingsloket online
(www.omgevingsloket.nl).
Pagina 3 / 4
Procedure
Wij gaan er van uit dat u de in deze watertoets vermelde adviezen opvolgt en meeneemt in de
verdere planvorming. Wij vragen u om het wateradvies te communiceren met de initiatiefnemer.
Wanneer u de vermelde adviezen opvolgt zien wij met betrekking tot het voorliggende plan geen
waterhuishoudkundige bezwaren. Hierbij geven wij dan ook een positief wateradvies. De
watertoetsprocedure is hiermee wat ons betreft afgerond.
Als u nog vragen heeft over het wateradvies of verder wilt overleggen over het plan, dan kunt u
contact opnemen met de heer R. Tamminga, bereikbaar via het algemene telefoonnummer van
Wetterskip Fryslan: 058 -292 22 22.
Hoogachtend,
namens het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslan,
Mevrouw drs. R. Smit,
manager Cluster Plannen.
I.a.a.: E. [email protected]
Pagina 4 / 4
B i j l a g e
4 :
B o d e m o n d e r z o e k
Bestem m ingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
Inhoudsopgave
Regels
3
Hoofdstuk 1
Artikel 1
Artikel 2
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
Wijze van meten
4
4
10
Hoofdstuk 2
Artikel 3
BESTEMMINGSREGELS
Wonen
11
11
Hoofdstuk 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelregel
Algemene gebruiksregels
Algemene afwijkingsregels
Algemene wijzigingsregels
16
16
17
18
19
Hoofdstuk 4
Artikel 8
Artikel 9
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Slotregel
20
20
21
2
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
Regels
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
3
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
Hoofdstuk 1
Artikel 1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
plan:
het bestemmingsplan Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201 van de gemeente Smallingerland;
1.2
met
identificatienummer
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5
aan- of uitbouw:
een toevoeging dan wel een vergroting van een ruimte aan een hoofdgebouw, die in directe verbinding
staat met het hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.6
achtergevel:
de gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;
1.7
ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.8
archeologische waarden:
waarden van in de bodem aanwezige voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen,
die door hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van
algemeen belang zijn;
1.9
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10
bestaand(e) (situatie):
a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
1. bestaand ten tijde van de eerste ter inzage legging van dit plan;
b. ten aanzien van het overige gebruik:
1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
4
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
1.11
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13
bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een
omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.14
bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand, gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel
gelegen hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.15
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk;
1.16
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijkebouwhoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting
van onderbouw, vliering en zolder;
1.18
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
1.19
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.20
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.22
cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
5
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
1.23
cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die
uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die
geschiedenis;
1.24
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25
erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een
"lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.26
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen
van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een
seksautomatenhal;
1.27
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
1.28
geurgevoelig object:
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor
menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van
gebruik, wordt gebruikt;
1.29
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te
gebruiken;
1.30
hoofdgebouw:
een of meer gebouwen of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel
aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.31
internetwinkel:
een winkel voor de verkoop van goederen via internet, waarbij:
1. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt,
2. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;
3. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
4. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
5. het noodzakelijk transport van goederen gebeurt in de dagperiode (07:00 -19:00 uur);
6
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
1.32
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander
voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden
gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wet algemene
bepalingen een omgevingsvergunning is vereist;
1.33
kampeerterrein:
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
1.34
kap:
een dakafdekking van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;
1.35
kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping
zijnde;
1.36
kleinschalig kampeerterrein:
een kampeerterrein waar maximaal 25 kampeerplaatsen voor mobiele kampeermiddelen worden
verhuurd als toeristische standplaatsen;
1.37
kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of
infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via of aquaduct of
een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.38
landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
1.39
logiesverstrekking:
een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken
van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of
kampeerboerderij;
1.40
maatvoering:
de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling en/of het
bebouwingspercentage;
1.41
meetverschil:
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een
op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.42
milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding
tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen
dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
7
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
1.43
natuurwaarden:
geologische, bodemkundige en biologische waarden;
1.44
overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste
één wand;
1.45
peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de
bouwverordening is vast te stellen, de bouwhoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.46
pergola:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde van een poortachtige constructie, primair bestemd om er
beplanting langs te laten groeien, alsmede een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen
gebouw zijnde;
1.47
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding;
1.48
permanente bewoning:
bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;
1.49
recreatieappartement:
een zelfstandige woonruimte, die door een huishouden kan worden bewoond ten behoeve van de
verblijfsrecreatie, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
1.50
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.51
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische
aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder
begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een
parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.52
straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedebouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in
aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en
open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de
samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
8
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
1.53
verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van
overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke)
effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.54
voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een
gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel
die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.55
voorgevelbouwgrens:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat indien een
bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die
kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.56
werk aan huis:
beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch,
kunstzinnig, ontwerptechnisch, waaronder begrepen persoonlijke dienstverlening en webwinkels, of
hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning en
bijbehorende bebouwing zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en
de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.57
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.58
woonhuis:
een gebouw van ten hoogste drie bouwlagen met in beginsel één woning (of meerdere woningen met
een eigen toegang op de verdiepingsvloer(en)), dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid
beschouwd kan worden;
1.59
woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die
woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het
uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
1.60
zij- en/of achtererf:
het gedeelte van een bouwperceel binnen een (woon)bestemming dat ligt achter (het verlengde van) de
voorgevel, met uitzondering van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
9
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2
de bebouwde oppervlakte:
De optelsom van de oppervlakte van alle bouwwerken op een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein;
2.3
de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten
dienste van kantoren en overige bedrijfsruimten met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en
overige dienstruimten wordt opgeteld;
2.4
de breedte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels;
2.5
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel;
2.7
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
10
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
Hoofdstuk 2
Artikel 3
3.1
BESTEMMINGSREGELS
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje en/of een internetwinkel;
b. tuinen en erven,
maar ook voor de daarbij behorende:
c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
d. parkeervoorzieningen;
e. openbare nutsvoorzieningen;
f. groenvoorzieningen;
g. ontsluitingen en paden;
h. tuinen en erven.
3.2
Bouwregels
3.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 3.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
a. woonhuizen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met dien
verstande dat de gezamenlijke oppervlakte:
1. niet meer mag zijn dan 250 m², dan wel maximaal de bestaande oppervlakte indien deze meer
is;
2. maximaal 50% van het bestemmingsvlak mag zijn,
b. gebouwen, ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding en waterkering;
c. andere bouwwerken.
3.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd,;
c. de voorgevel van een hoofdgebouw moet in of op maximaal 3 meter van de naar de weggekeerde
bouwgrens worden gebouwd, met dien verstande dat van maximaal 2 hoofdgebouwen de voorgevel
op dezelfde afstand van de bouwgrens mag worden gebouwd;
d. per bouwvlak mag maximaal het aantal hoofdgebouwen aangegeven ter plaatse van de aanduiding
“maximum aantal wooneenheden” worden gebouwd;
e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn,
dan wel minimaal de bestaande afstand indien deze minder is;
f. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw mag
respectievelijk ten minste en ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “minimum goothoogte
(m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m), minimum
dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)” aangegeven minimale en maximale goot- en
bouwhoogte en dakhelling bedragen;
g. de afstand tussen gebouwen mag maximaal 20 meter zijn.
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
11
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
3.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden
gebouwd;
b. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen maximaal respectievelijk 3
meter en 6 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer zijn;
c. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande
bouwhoogte indien deze meer is.
3.2.4 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van
de waterhuishouding en waterkering
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten
behoeve van de waterhuishouding en waterkering gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3 meter zijn;
b. de inhoud per gebouw mag maximaal 50 m³ zijn.
3.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
a. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven
bouwvlakken;
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of
terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt
gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
c. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn.
3.3
Nadere eisen
3.3.1 Bevoegdheid tot stellen nadere eis
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
a. de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van wegen minder is dan 30 meter en tot de
as van de overige wegen minder dan 10 meter;
b. de plaats van hoofdgebouwen;
c. de plaats van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen, in die zin dat:
1. deze minimaal 5 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning gebouwd moeten
worden;
2. de afstand tot de woning niet meer mag zijn dan 10 meter.
3.3.2 Beoordelingscriteria
Een nadere eis als bedoeld in lid 3.3.1 kan worden gesteld met het oog op het voorkomen van
onevenredige afbreuk van:
a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c. het uitzicht van woningen;
d. de milieusituatie;
e. het straat- en bebouwingsbeeld;
f. de verkeersveiligheid;
g. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden.
12
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
3.4
Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
a. het bepaalde in lid 3.2.1, sub a, voor een vergroting van het oppervlak van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen met maximaal 50 m2 per woning, uitsluitend ten behoeve van agrarische
(neven)activiteiten mits:
1. de aanvrager minimaal 2 hectare agrarische cultuurgrond in duurzaam bezit of pacht heeft, en:
2. deze gronden binnen een afstand van 1 kilometer tot het woonperceel zijn gelegen;
b. het bepaalde in lid 3.2.2, sub e, voor het bouwen van hoofdgebouwen op de zijgrens van een
perceel;
c. het bepaalde in lid 3.2.2, sub e voor een goothoogte van maximaal 6 meter;
d. het bepaalde in lid 3.2.2, sub e voor een dakhelling van minimaal 15°;
e. het bepaalde in lid 3.2.2, sub f voor een overschrijding van de afstand van 20 meter;
f. het bepaalde in lid 3.2.3 sub a onder 1 en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een
overkapping buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
1. een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping op minimaal 3 meter achter (het
verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
2. de breedte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping gemeten vanaf de
bouwgrens, ten hoogste 3 meter bedraagt;
3. de afstand van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping tot de zij- en
achtergrens van het bouwperceel ten minste 2 meter bedraagt;
g. het bepaalde in lid 3.2.5 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven
bouwvlakken worden gebouwd;
h. het bepaalde in lid 3.2.5 sub b en toestaan dat een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte
van maximaal 2 meter vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt
gebouwd.
3.4.2 Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c. het uitzicht van woningen;
d. de milieusituatie;
e. het straat- en bebouwingsbeeld;
f. de verkeersveiligheid;
g. de waterbergingscapaciteit- en de waterkwaliteit;
h. de (openlucht) recreatiemogelijkheden;
i. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden.
3.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis en/of bêd en brochje en/of een
internetwinkel, waarvan:
1. de totale bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane
grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m2;
2. de activiteiten op grond van artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder e van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht omgevingsvergunningsplichtig zijn, dan wel op grond van de Wet
milieubeheer meldingsplichtig zijn;
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
13
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
3. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
4. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden
gemaakt of verwerkt;
5. verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden;
6. het aantal eenheden voor bêd en brochje per adres meer dan 2 is en de eenheden niet in een
hoofdgebouw worden gerealiseerd;
c. het gebruik van gronden als kampeerplaats voor kampeermiddelen;
d. het gebruik van bouwwerken op de gronden ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - geurzone"
als geurgevoelige object.
3.6
Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
a. het bepaalde in 3.5, sub b, onder 6, voor het toestaan van meer dan 2 eenheden bêd en brochje
per adres, mits deze eenheden in een hoofdgebouw worden gerealiseerd, dan wel in een
bijgebouw;
b. het bepaalde in lid 3.5, sub c, voor nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen, mits:
1. de afstand tot het dichtstbijzijnde kampeerterrein of terrein voor kleinschalig kamperen
minimaal 200 meter is;
2. de afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden minimaal 10 meter is;
3. de afstand tot het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf minimaal 100 meter is;
4. het terrein voor kleinschalig kamperen direct aansluitend aan de bebouwing op het perceel
wordt ingericht, achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
5. het aantal kampeerplaatsen maximaal 15 is;
6. het terrein voor kleinschalig kamperen minimaal 0,5 hectare groot is;
7. voor het terrein voor kleinschalig kamperen een inrichtingsplan wordt opgesteld.
3.6.2 Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c. het uitzicht van woningen;
d. de milieusituatie;
e. het straat- en bebouwingsbeeld;
f. de verkeersveiligheid;
g. de waterbergingscapaciteit- en de waterkwaliteit;
h. de (openlucht) recreatiemogelijkheden;
i. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden.
3.7
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzamheden
3.7.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
het aanleggen van paardenbakken.
14
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
3.7.2 Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.7.1 kan alleen worden verleend als:
a. er geen onevenredige licht-, stof- en geluidhinder optreedt voor woningen van derden;
b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
3. de milieusituatie;
4. het straat- en bebouwingsbeeld;
5. de verkeersveiligheid;
6. de waterbergingscapaciteit en de waterkwaliteit;
7. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden.
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
15
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
Hoofdstuk 3
Artikel 4
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
16
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
Artikel 5
5.1
Algemene gebruiksregels
Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met dit bestemmingsplan , wordt in ieder geval gerekend:
a. prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen, behalve als dit duidelijk is toegestaan in de
bestemmingsregels;
b. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
c. het opslaan van gerede of ongerede materialen of goederen buiten gebouwen, zoals vaten, kisten,
bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
d. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
e. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
5.2
Uitzonderingen
Lid 5.1 geldt niet voor:
a. het (tijdelijk) gebruik voor het realiseren of handhaven de bestemmingen, zoals
bouwwerkzaamheden, of het normale onderhoud van de gronden;
b. de opslag van goederen of materialen als onderdeel van de uitoefening van een bedrijf dat volgens
het plan is toegestaan;
c. het plaatsen van onderkomens volgens de gebruiksregels van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2
van deze regels;
d. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, maar alleen als dit noodzakelijk is voor het normale
onderhoud van de gronden en de watergangen.
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
17
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
Artikel 6
6.1
Algemene afwijkingsregels
Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal
10% van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen
of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
b. het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het
plaatsen van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter;
c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bij woningen 1 recreatieappartement per adres wordt
gerealiseerd in het hoofdgebouw dan wel in een bijgebouw dat een duidelijke ruimtelijke
samenhang met het hoofdgebouw vertoont, mits de woonfunctie van het hoofdgebouw behouden
blijft en het recreatieappartement op minimaal 10 meter uit de erfgrens wordt gerealiseerd.
6.2
Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.1 kan slechts worden verleend als hierdoor geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de
woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de
verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
Artikel 7
7.1
Algemene wijzigingsregels
Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming van gronden worden gewijzigd voor het oprichten van transformatorhuisjes en
andere nutsgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4
meter, die in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn.
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een
aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
1. de vergroting mag maximaal 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zijn.
c. de in het plan vermelde maatvoeringen worden gewijzigd.
7.2
Beoordelingscriteria
Wijzigingen als bedoeld in artikel 7.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de
landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
19
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
Hoofdstuk 4
Artikel 8
8.1
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen,
en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits
de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na
de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 8.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen
voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1 sub a met maximaal
10%.
c. Lid 8.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2 sub a, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
d. Lid 8.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
20
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
Artikel 9
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Bestemmingsplan Efterwei 33 te Rottevalle
van de gemeente Smallingerland.
Behorend bij het besluit van ......................................20..........
NL.IMRO.0090.BP2014BGB013-0201
21
Legenda
3
2
Plangebied
Plangebied
3
0
Bestemmingen
39
Wonen
3
7
W
2
4
Aanduidingen
milieuzone - geurzone
- 3.5
- 9
33
30 60
bouwvlak
3
W
a
A
b
B
minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m),
minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m),
minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)
c C
E
maximum aantal wooneenheden
Verklaring
26
gegevens GBKN
Gemeente Smallingerland
Bestemmingsplan Efterwei33 te Rottevalle
Verbeelding
datum:
30-04-2014
schaal:
1 : 1000
BgelHajema
Plek voor ideeºn
papierformaat: A3
status:
voorontwerp
projectnr.:
232.00.13.05.00
gezien:
NML
BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu
Balthasar Bekkerwei 76, 8914 BE Leeuwarden T
NL.IMRO.0090.BP2014BG013-0201
E
[email protected] W
058 215 25 15
www.bugelhajema.nl
BNSP
Colofon
Opdrachtgever
Gemeente Smallingerland
Bestemmingsplan
BügelHajema Adviseurs b.v.
Projectleiding
BügelHajema Adviseurs b.v.
Mevrouw N. Linthorst
Projectnummer
232.00.13.05.00
BügelHajema Adviseurs bv
Bureau voor Ruimtelijke
Ordening en Milieu BNSP
Balthasar Bekkerwei 76
8914 BE Leeuwarden
T 058 215 25 15
F 058 215 91 98
E [email protected]
W www.bugelhajema.nl
Vestigingen te Assen,
Leeuwarden en Amersfoort