7e zondag door het jaar A (2014)

Homilie 7e zondag A 2014 “bemin ook uw vijanden”
We hoorden Jezus zeggen: je hebt gehoord dat er gezegd wordt: “oog om oog, tand om
tand” en: “je zal uw naaste beminnen en uw vijand haten”. Maar Ik zeg u:” bemin uw
vijanden”. Straffe uitspraken. Uit de voorbeelden die Jezus geeft, blijkt dat Hij het dan heeft
over een levenshouding die dwaas is in de ogen van mensen maar wijs in de ogen van God.
Paulus keert het zelfs om: de wijsheid van deze wereld is dwaasheid voor God. En Leviticus
zegt in de lezing: Wees heilig d.w.z. wees onverdeeld goed zoals uw God onverdeeld goed is.
We zijn immers geschapen naar het beeld van God, en d.w.z. dat in mensen , die onverdeeld
goed zijn, God zichtbaar wordt. Jezus geeft enkele voorbeelden van die dwaasheid in de
ogen van mensen: biedt uw andere wang aan als men u slaat, en als iemand voor het
gerecht uw onderkleed opeist, laat hem dan ook uw bovenkleed. Want als je alleen bemint
die u beminnen, wat voor recht heb je dan op beloning. En Leviticus eindigt dan concreet en
zegt in de lezing: Wees barmhartig en niet haatdragend voor uw broeder en neem geen
wraak op uw volksgenoten.
Toen ik deze teksten las dacht ik zo spontaan aan de houding van Mandela en zijn bisschop
Tutu. Beide waren ze de overtuiging toegedaan dat wraak en vergelding geen basis vormden
om hun volk een toekomst te bieden van vrede en geluk. De oorlogen en twisten in het
midden-oosten leren dat wraak en weerwraak geen einde kent, en dus geen uitzicht biedt op
vrede. Daarom wilden Mandela en Tutu verzoening met als onderpand een verregaande
vergevingsgezindheid die hun volk in vrede moest laten samenwonen. En toch kenden ze
ook de Talion-wet “oog om oog en tand om tand”. Het onderliggende principe van deze wet
luidt: wie zijn medemens schade berokkent zal des te meer moeten vergoeden naarmate het
aangerichte kwaad groter is. Kort gezegd: wie veel misdoet, heeft veel goed te maken. We
kunnen dit vertalen als : vergevingsgezindheid moet je ook verdienen. Daarom ook werd
bisschop Tutu voorzitter van een verzoeningscommissie. Men moest voor de commissie
verschijnen en openlijk zijn misstappen erkennen, belijden en toegeven en niet
minimaliseren, maar waar het kon het goedmaken.
En het is uit hoofde van dit principe van “ vergeving moet je verdienen”, dat de gewezen
bisschop van Brugge bij velen een onbehaaglijk gevoel heeft nagelaten. Hij mocht, meenden
ze, bij zo’n misstap het ambt van bisschop niet aanvaard hebben en zeker in een interview
niet geprobeerd hebben de misstap te minimaliseren en te vergoelijken. Neen, wil men
vergeving bekomen dan moet men ootmoedig zijn, een houding aannemen die
vergevingsgezindheid aanvaardbaar maakt en toelaat, zoals in de parabel van de verloren
zoon en de barmhartige Vader.
Maar vergevingsgezindheid belet niet dat we onze medemens vermanen en berispen. Ook
dat laat Leviticus horen in de lezing: wijs elkaar terecht, zegt hij. Ook Paulus vermaant in zijn
brieven regelmatig zijn volgelingen. In de brief aan Timoteus 4, 2. zegt hij: “verkondig het
woord, dring aan te pas en te onpas, berisp, vermaan en bemoedig”.
Opdat echter vermaning en berisping vrucht zou dragen, een positief effect zou hebben,
moeten we ons in de eerste plaats vergewissen of hij, die we vermanen, weet dat we hem
graag zien. Toen een vriend van mij meende een familielid te moeten terechtwijzen om een
onrechtmatig oordeel dat hij over iemand geveld had, kreeg hij als antwoord: “Jij mocht dat
zeggen, want ik weet dat je me graag ziet”.
En zo zie je maar dat het in de Blijde Boodschap van Christus telkens opnieuw gaat over
elkaar graag zien, over elkaar nabij zijn en bemoedigen, over elkaar tot steun zijn in nood,
pijn en verdriet, over verregaande barmhartigheid en vergevingsgezindheid om mensen
weer te laten opstaan en in vrede en geluk te laten samenleven. Het is dan ook fijn te horen
dat men bij het uitzitten van de straf in de gevangenis er ook gebruik van maakt om mensen
her op te leiden en nieuwe kansen te geven.
Het dan ook aangewezen dat wij ons op regelmatige tijdstippen over onze houdingen
bezinnen en ons over onze dagdagelijkse levenshouding laten bevragen. Dichters kunnen dit
zo mooi verwoorden. Luisteren we maar even naar wat Alice Nahon ons hierover te zeggen
heeft.
’t Is goed in ’t eigen hart te kijken, nog even voor het slapen gaan,
of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan,
of ik geen ogen heb doen schreien, geen weemoed op een wezen lei,
of ik aan liefdeloze mensen een woordeke van liefde zei.
En zie ik in het huis mijns harte, dat ik een droefenis genas,
dat ik mijn armen heb gewonden rondom een hoofd dat eenzaam was,
dan voel ik op mijn lippen die goedheid als een avondzoen.
’t Is goed in eigen hart te kijken, en zo zijn ogen toe te doen. Amen.
RVDW.