Download - Bestuivers.nl

Hoofdstuk 10 De grote wolbij Anthidium manicatum
De grote wolbij is een markante, grote bijensoort met een opvallende geel-zwarte tekening. Deze bij nestelt in bestaande holtes, maar maakt niet vaak gebruik van kunstmatige nesthulp. Wel komen mannetjes
er graag in slapen. De vrouwtjes verzamelen haren van bepaalde planten om hun nest mee te bekleden. De
mannetjes patrouilleren bij deze planten in de hoop met vrouwelijke soortgenoten te paren. Dit hoofdstuk
bespreekt de levenscyclus, het gedrag en de nestbouw.
Herkenning van de grote wolbij
-geel-zwarte bij van breed postuur
mannetje (foto 10.1)
-met lange witte haren aan de poten
-poten veel dunner dan bij vrouwtje
-met 5 zwarte stekels aan het achterlijf
-vliegt in banen tussen bloemplanten
-afmeting tot 18 mm
vrouwtje (foto 10.2)
-pootleden dikker dan van mannetje
-verzamelt stuifmeel in goudgele
buikharen
-schraapt haren van planten
-afmeting tot 11 mm
10.1 Kennismaking
Van de vier soorten wolbijen in ons land (zie 4.7.8) is
de grote wolbij Anthidium manicatum het vaakst in
de menselijke omgeving aan te treffen. In onze bloementuinen en parken en in de kustduinen kom je ze
tegen, vooral als er roze lipbloemen bloeien, liefst
andoorns. Deze forse bijen zijn opvallend door hun
geel-zwarte tekening, waardoor ze oppervlakkig beschouwd op wespen lijken. Grote wolbijen zijn echter meer behaard dan wespen en meer gedrongen
van bouw. Hun bloembezoek verraadt dat het bijen
zijn, want wespen kunnen niet bij de diep liggende
nectar van lipbloemen of vlinderbloemen. De mannelijke grote wolbijen zijn het uitbundigst wit behaard,
vooral aan de poten. Ze vliegen vaak tussen de drachtplanten op zoek naar vrouwtjes. Deze verzamelen stuifmeel tussen hun buikharen. Ze zijn ook te zien op planten met donsharen, die ze ervan afschrapen om er hun
nest van plantenwol mee te maken. Aan dit gedrag danken deze bijen hun naam.
10.1 Een mannetje grote wolbij heeft dunne poten met lange
witte haren.
10.2 Een vrouwtje grote wolbij heeft veel dikkere poten dan een
mannetje.
10.2 Het verschijnen van wolbijen
Als er nestblokken in de tuin zijn opgehangen, zullen
’s avonds en bij naderend slecht weer, vooral vanaf
half mei, plots geel-zwarte grote wolbijen voor de
nestblokken rondvliegen om een gang te zoeken
waarin ze kunnen schuilen en slapen. Ze verkiezen
daarbij gewoonlijk gangen met een doorsnee van
8 mm en groter. Voordat vrouwtjes een nestplaats
hebben gevonden, zitten mannetjes en vrouwtjes
vaak door elkaar in dezelfde gang waarin ze gezamenlijk de nacht doorbrengen. Staand of liggend op
hun rug of zij, het maakt allemaal niet veel uit, maar
wel vrijwel steeds met de achterkant naar de opening (foto 10.3). Mannetjes en vrouwtjes komen ongeveer tegelijk uit hun winterverblijven tevoorschijn,
vaak zelfs de vrouwtjes wat eerder dan de mannetjes
(proterogynie), wat bij de meeste soorten bijen niet
10.3 Een mannetje grote wolbij in zijn slaapgang zit altijd met zijn
achterlijf naar de opening.
165
Gasten van bijenhotels
10.4 Een mannetje grote wolbij voor zijn slaapgang opwarmend
in de zon.
10.5 Een vrouwtje grote wolbij komt uit een gang waarin ze is
gaan schuilen om droog te blijven.
het geval is. Gewoonlijk zijn de mannetjes van andere soorten er enkele dagen tot enkele weken eerder (proterandrie).
10.3 Mannengedrag
Na zo ongeveer een week na het begin van de vliegtijd komen er weinig vrouwtjes meer in de gangen slapen.
Ze hebben dan een eigen nestplaats gevonden en verblijven daar bij slecht weer en ’s nachts.
De mannetjes keren bij warm zonnig weer iedere avond steeds iets later terug zolang de dagen lengen. Ze
zoeken eerst in vliegverkenning enkele gangen af, maar gewoonlijk besluiten ze al snel tot dezelfde slaapgang
als de nacht ervoor.
Aan vroeg opstaan hebben mannelijke wolbijen
een beetje een hekel. De zon moet er wel zijn en de
temperatuur aangenaam, dan komen ze achteruit uit
hun slaapgang, vaak daartoe gedwongen door makkers die wat dieper in de gang zaten en ook het weer
willen peilen.
Meestal zitten ze even voor de gang en halen eens
diep adem door te pompen met hun achterlijf, zodat
verse lucht door de ademhalingsopeningen binnenstroomt. Pas dan vliegen ze weg.
Hoewel ze vaak met meerdere mannetjes in dezelfde gang overnachten, verdragen ze elkaar op potentiële ontmoetingsplekken voor vrouwtjes totaal niet
en kunnen ze flink achter elkaar aanzitten om een rivaal te verjagen. De mannetjes keren steeds terug
naar hun eigen ‘plantengroepjes’, die ze tegen indringers verdedigen. Er is sprake van territoriumvorming.
Niet alleen andere wolbijen, ook grote zweefvliegen,
honingbijen en hommels worden lastiggevallen.
Daarbij vliegt een man tegen de ongewenste bloembezoeker aan en gebruikt daarbij soms de stekels aan
zijn achterlijf om indruk te maken. Ook bijtend proberen ze een mededinger of bijvoorbeeld een honingbij uit te schakelen. De kaken van mannetjes zijn,
net als die van vrouwtjes, van scherpe tanden voorzien, zodat ze flink kunnen toehappen en rivalen kun- 10.6 Het onderste mannetje grote wolbij heeft de andere uit de
nen uitschakelen (foto 10.11). Die tanden zijn ook gezamenlijke slaapgang geduwd.
166
Hoofdstuk 10 – De grote wolbij Anthidium manicatum
10.7 Aan het uiteinde van zijn achterlijf draagt een mannetje
grote wolbij vijf gekromde stekels.
10.8 Een mannetje grote wolbij doet zich te goed aan de nectar
van hartgespan.
10.9 Een mannetje grote wolbij op patrouillevlucht.
10.10 Dit mannetje grote wolbij is het slachtoffer geweest van
een rivaal die hem de linker voorvleugel heeft afgebeten. Deze
bij kon zich nog dagen in leven houden door naar bloemen te
klimmen maar de territoriumbezitter liet hem weinig rust. Zijn
kansen op paren waren al helemaal verkeken.
bedoeld om zich uit de cocon te bevrijden, waarbij
een keurig rond kapje van binnenuit wordt uitgebeten (foto 10.46), zoals alle vliesvleugeligen doen.
De mannetjes zwerven binnen hun territorium
langs steeds dezelfde vliegbanen tussen bloemen die
door de vrouwtjes worden bezocht. Ze leggen dan
korte stukken rechtuit vliegend af en blijven plots stil
in de lucht hangen om als een helikopter om hun verticale as te draaien, zodat ze aan alle kanten de bloemen goed kunnen bekijken, op zoek naar foeragerende vrouwtjes.
Er bestaat een soort hiërarchie onder rivaliserende
mannetjes in grote bestanden van geschikte drachtplanten. Daar zijn de territoria soms heel klein, minder dan een vierkante meter, en komen de dieren al
snel terecht in het gebied van een ander, wat tot korte achtervolgingen en schermutselingen kan leiden.
Meestal zijn grotere mannetjes dominant en laten
kleine mannetjes zich zonder verzet verjagen, maar
die kleine mannetjes dringen niet zelden steels territoria binnen van grote soortgenoten. Ze vliegen
daarbij lager en worden dan niet gauw opgemerkt,
wat hun de kans biedt toch te paren met foeragerende vrouwtjes.
10.11 Een portret van een mannetje grote wolbij. De kaken zijn
opvallend scherp getand.
167
Gasten van bijenhotels
10.12 Alleen met haar middelste poten houdt dit vrouwtje grote
wolbij op betonie zich vast, met de vier andere poten probeert ze
de man weg te krijgen.
10.13 Dit vrouwtje grote wolbij op lobelia weert tevergeefs het
mannetje af. Dat haar buikharen in bandjes staan is goed te zien.
10.14 Een mannetje grote wolbij heeft een vrouwtje overvallen
tijdens haar bezoek aan een bloem van ezelsoor .
10.15 Bij dit paartje grote wolbijen is het oranje stuifmeel van
gamander goed te zien.
Mannetjes kunnen na enkele dagen of weken hun territorium verleggen naar een plantengroepje dat op
dat moment kansrijker is. Zo bloeien hartgespan en wollige andoorn meestal wat eerder dan betonie. Mannetjes verhuizen dan naar bloemperkjes met betonie omdat daar dan de vrouwtjes te vinden zijn.
In tegenstelling tot andere bijensoorten zijn de mannetjes van grote wolbijen vrijwel altijd groter dan de
vrouwtjes. De meeste vrouwelijke solitaire bijen paren één keer aan het begin van hun volwassen leven en
verweren zich vervolgens doorgaans succesvol tegen opdringerige mannetjes. Vrouwtjes van grote wolbijen
paren echter meerdere keren per dag, soms meerdere keren binnen enkele minuten, als ze in verschillende
mannetjesterritoria terechtkomen. Ook de mannetjes kunnen meerdere malen paren binnen enkele minuten
als zich voldoende vrouwtjes aandienen. Ziet een mannetje er een op ongeveer zijn hoogte en aan een bereikbare kant, dan gaat hij er op een tiental centimeter achter stil hangen om, vaak op het moment dat het
vrouwtje op een andere bloem landt, zich in vliegende vaart op die ijverige vrouw te storten. Die kan door
snel te reageren de man afwijzen. Maar niet zelden volgt een afgedwongen paring, die doorgaans niet meer
dan 10 seconden duurt. Die paring wordt kort voorafgegaan door heftige slagen van het mannetje met zijn
achterlijf tegen dat van het vrouwtje. In een halfslachtige poging om de man weg te duwen steekt ze haar
voor- en achterpoten omhoog, maar het lukt haar zelden om de overvaller af te schudden. In veel gevallen
heeft het mannetje zijn uitverkorene stevig vast met zijn poten onder de vleugels van dat vrouwtje door,
zodat die breed uitsteken of een vreemde hoek maken. Een paartje valt soms naar beneden, omdat het
vrouwtje geen houvast meer heeft. Dan scheiden de twee zich snel, gewoonlijk al voordat ze de grond raken.
Nadat een man tevreden is gesteld, gaan ze beide weer hun eigen gang, alsof er niets gebeurd is. Het kan
voorkomen dat die man dezelfde vrouw een minuut later weer belaagt.
Vrouwtjes zoeken veelal bloemen op die wat verborgen zitten, zodat mannetjes hen niet snel in de gaten
hebben en bovendien vliegen ze weg zo gauw ze merken dat een man een al te nadrukkelijk oogje op ze
heeft.
168
Hoofdstuk 10 – De grote wolbij Anthidium manicatum
10.16 Doordat dit mannetje grote wolbij zijn tong in een bloem
van scharlei steekt, drukt hij de meeldraden op zijn eigen rug die
daardoor met geel stuifmeel is beladen.
10.17 Een mannetje grote wolbij rust uit op een blad van ezelsoor.
10.18 Een mannetje grote wolbij heeft zich met zijn kaken vastgeklemd aan een bloem van scharlei zodat hij zijn poten vrij heeft
om zich te poetsen.
10.19 Een mannetje grote wolbij poetst zijn kop met een voorpoot.
Gedurende de dag rusten mannetjes regelmatig
enkele minuten in de zon op een blad van de bloemplanten waar ze tussendoor vliegen. Een zonnebad
op een stuk hout, tegen een muur of op de grond,
ondergaan ze ook met veel genot, zo lijkt het. Ze nemen dan ook de tijd om zich een grondige poetsbeurt
te geven. Af en toe bijten ze zich daarvoor vast aan
een bloem (zie foto 10.18). Grote wolbijen blijven,
als het zonnig weer is, tot bijna zonsondergang actief,
voordat ze weer een slaapgang gaan opzoeken.
10.4 Bloembezoek
Tijdens het bloembezoek wordt met de betrekkelijk
lange tong nectar opgezogen en tegelijk stuifmeel geoogst. Vrouwtjes van grote wolbijen hebben ook
Een mannetje grote wolbij ’s avonds bij het aanvliegen op
haarborstels aan hun kop en bovenlip, waaraan stuif- 10.20
zijn slaapgang
meel blijft hangen van bloemen waarbij het stuifmeel
hoog zit, zoals bij lipbloemen. Elke keer als ze van de
ene naar de andere bloem vliegen, worden die stuifmeelkorrels met één van de voorpoten van de kop en bovenlip gekamd en via de middenpoten doorgegeven aan de achterpoten, die het stuifmeel tussen de buikharen
(scopa) afvegen. De foto’s 10.23 tot 10.26 laten dit gedrag zien. Omdat ze met de voorpoten afwisselend poetsen kan het stuifmeel met de achterpoten gelijkelijk over de hele buikschuier worden verdeeld. Na enige tijd is
dan de buikkant van het achterlijf beladen met meestal heel licht gekleurd stuifmeel (foto 10.21). De bovenlip
169
Gasten van bijenhotels
10.21 Bij dit vrouwtje grote wolbij zitten de buikharen vol stuifmeel van betonie.
10.22 Een vrouwtje grote wolbij vliegt met uitgestoken tong aan
op een bloem van betonie.
10.23 Terwijl ze van een bloem (betonie) wegvliegt, poetst een
vrouwtje grote wolbij haar bovenlip en kop.
10.24 Tijdens het vliegen wordt door dit vrouwtje grote wolbij
driftig gepoetst met een voorpoot om haar kop te ontdoen van
stuifmeel.
10.25 Dit vrouwtje grote wolbij is vliegend bezig met het afpoetsen van haar kop en het poetsen van haar middenpoten met de
achterpoten om daarmee dan het stuifmeel in de buikharen te
duwen.
10.26 Met de middelste poten kunnen grote wolbijen een groot
deel van de bovenkant van hun borststuk schoonmaken.
170
Hoofdstuk 10 – De grote wolbij Anthidium manicatum
10.27 Op de kop van dit vrouwtje grote wolbij zit veel stuifmeel
dat nog moet worden afgepoetst.
10.28 Een vrouwtje grote wolbij drinkt van rolklaver.
10.29 Hartgespan is een bij wolbijen geliefde drachtplant, hier
een vrouwtje bij het verzamelen van voedsel.
10.30 Een vrouwtje grote wolbij tapt nectar uit een lobeliabloem.
10.31 Een vrouwtje grote wolbij op gamander; de vier meel­
draden drukken op haar kop.
10.32 Een vrouwtje grote wolbij bezoekt een bloem van veelbloemige digitalis.
171
Gasten van bijenhotels
10.33 Een vrouwtje grote wolbij haalt haren van de onderkant
van een blad van ezelsoor.
10.34 Een vrouwtje grote wolbij schraapt haren van een blad van
ezelsoor.
10.35 Dit vrouwtje grote wolbij heeft genoeg haren verzameld,
maar moet die nog tot een hanteerbaarder bolletje kneden.
10.36 Een vrouwtje grote wolbij ordent een wattenbolletje op
ezelsoor.
en tong zijn, als de bijen ergens rusten, gewoonlijk niet te zien, omdat deze onder de kop worden geslagen.
Ook mannetjes krijgen stuifmeel mee op hun kop en bovenlip. Zij poetsen dat wel af maar morsen het op de
grond.
Vrouwelijke grote wolbijen bezoeken een beperkt aantal soorten bloemen. Bij lipbloemen gaat de voorkeur
uit naar paarsrode en roze bloemen. Veel andoornsoorten zijn gewild. In onze tuinen zijn dat meestal andoornsoorten als betonie en wollige andoorn. Verder komen in aanmerking hartgespan, stinkende ballote,
blauwpaarse lobeliasoorten, borstelkrans, gamandersoorten, scharlei, vingerhoedskruid, rolklaversoorten en
stalkruidsoorten.
Natuurlijk moeten ook de mannetjes energie verzamelen. Dat doen ze vooral ’s morgen en ’s avonds, overdag meer tussen de bedrijven door. Gewoonlijk nectar zuigend uit dezelfde bloemen als waarop de vrouwtjes
vliegen.
10.5 Nestvoorbereiding
Een overtuigend bewijs dat de vrouwtjes van grote wolbijen met de verzorging van hun nestgang bezig zijn,
vormt hun bezoek aan planten om haren te verzamelen (foto 10.33-10.41). De meest favoriete plant daarbij
is ezelsoor, ook wel wollige andoorn genoemd. De naam voor deze plant is goed gekozen, want de vorm en
de beharing van het blad roepen de associatie met ezelsoren op. Deze andoornsoort draagt op alle delen een
laagje witte donsharen. Meestal knagen de wolbijvrouwtjes die haren van een bloeistengel of de onderkant
van een blad. Als het wattenbolletje groot genoeg is en ze ermee opstijgen, blijven ze even dichtbij in de lucht
hangen om het watje goed tussen de kaken te nemen om ermee naar hun nest te kunnen vliegen. Dat kan
zich op enkele honderden meters afstand bevinden. Niet zelden vliegen ze daarbij over het dak van een huis
op hun doel af. Het is me nog nooit vergund om te zien waar ze naartoe vliegen, want dat was tot nu toe
steeds zover dat ik ze uit het oog verloor. Het is wel een leuk gezicht om zo’n wolbijtje te zien opstijgen alsof
ze een mond vol sneeuw meeneemt.
172
Hoofdstuk 10 – De grote wolbij Anthidium manicatum
10.37 Een vrouwtje grote wolbij bezig met het losmaken van haren van een bloemknop van prikneus.
10.38 Een vrouwtje grote wolbij op het punt om weg te vliegen
met een wattenbolletje dat ze van prikneus heeft geoogst.
10.39 Een vrouwtje grote wolbij haalt haren van een blad van
prikneus.
10.40 Sporen van schraapwerk van een vrouwtje grote wolbij op
een blad van prikneus.
10.41 Een vrouwtje grote wolbij met een wattenbolletje in de
kaken schuilt voor slecht weer in een lege gang.
10.42 Portret van een vrouwtje grote wolbij waarbij de kartelrand aan de onderrand van het kopschild goed te zien is.
173
Gasten van bijenhotels
De naam wolbijen is eigenlijk niet correct. Immers, de wattenpropjes van plantenharen bestaan uit katoen
(cellulose) en niet uit wol (eiwit); op schapen zijn wolbijen nog nooit aangetroffen. Wel verzamelen ze soms
vruchtpluis dat van populieren waait. Naast ezelsoor is in onze tuinen de sierplant prikneus zeer geliefd als
bron voor de haarbolletjes. De grote wolbijen bezoeken de bloemen van deze plant niet. Wel verzamelen ze
haren van de buitenkant van kroonbladeren, de stengel of de bovenkant van een blad. Groene banen, die
ontstaan zijn door het wegknagen van de haren, verraden de activiteit van wolbijen. Planten als muizenoor
en slangenkruid worden ook genoemd als haarbron, net als stalkaars en koningskaars. Een bijtje dat om haren
komt, is daarbij wel kieskeurig. Als ze niet een vaste plek heeft die ze bij vorige bezoeken al had goedgekeurd,
dan zie je ze vaak op een blad of aan de stengel proefhapjes nemen. Kennelijk zijn niet alle haren geschikt.
Misschien te dik, te lang, te kort of te vochtig. Hoe het ook zij, tenslotte besluiten ze tot een plek waar ze bij
een volgende gelegenheid ook weer direct op aanvliegen. Als er eenmaal een goede stek is gevonden, dan
worden de haren met de kaken en de kartelrand aan het kopschild (foto 10.42) los gemaakt, waarbij soms
flink gerukt moet worden.
De bij beweegt met de kop steeds verder onder zich in de richting van haar buik. Ze komt zo steeds krommer
te staan, om vervolgens een stapje achteruit te doen en de volgende haren los te maken. Met de voorpoten
en de kaken houdt ze de haarprop tegen haar buik en drukt die aan. Uiteindelijk wordt de oogst tot een mooi
wattenpropje samengebald en tussen de kaken meegenomen. De vastbeslotenheid en ijver stralen er vanaf
en het knagen is soms goed te horen.
10.6 Het nest
Grote wolbijen zijn betrekkelijk flexibel in de keuze van hun nestplaats. Ze gebruiken bestaande holtes. Persoonlijk heb ik enkele keren boorgangen van 10 en 12 mm doorsnee in een nestblok aangetroffen die helemaal waren dichtgemaakt met plantenwol, wat wees op de activiteit van een wolbij. Het hoeven geen ronde
gangen te zijn; ook veelkantige gangen of anders gevormde holtes worden gebruikt. Dan liggen de verschillende cellen ook niet altijd achter elkaar. Foto 10.45 toont de bodem van een klein, kapot gemaakt maar
voorheen afgesloten potje van 5 cm doorsnee met een zijopening van 10 mm. Het bevatte zes oude nestcellen, die keurig in een cirkel gerangschikt waren met in elk een uitgekomen cocon. Die zaten goed in de watten.
Van elke cocon was een keurig rond kapje geknipt, ten teken dat elke cocon succesvol werd verlaten.
Het vervaardigen van een nestje begint met het aandragen van wattenbolletjes als achterwand. Dan maakt
de bij een bodem van hetzelfde materiaal, waarin ze een kommetje vormt. Dit wordt met een olieachtige
substantie geïmpregneerd, die ze met de achterpoten oogst van klierharen van een verscheidenheid aan
planten. Een stroperig papje van nectar en stuifmeel, dat niet tussen de ingevette haren wegzakt, vormt het
voedselbad. Meestal worden in dezelfde holte meerdere nestjes gemaakt. In de toegang komen dikwijls allerlei rommeltjes te liggen als steentjes en stukjes hout om het voor indringers moeilijker te maken.
Het ei drijft op de stroop en komt na ongeveer zes dagen uit. De larve doet er gemiddeld drie weken over
om al het lekkers op te zuigen en vervelt daarbij vijf keer. Daarna wordt een donkerbruine cocon gesponnen
waarin het diertje overwintert als verstarde rustlarve tot het voorjaar de aanleiding vormt tot de echte verpopping. De cocon is vrijwel helemaal omgeven door uitwerpselen en plantenwol. De nieuwe grote wolbijen
komen in mei uit het popstadium tevoorschijn. Zoals bij veel solitaire bijen sterven de mannetjes en vrouwtjes aan het einde van het seizoen.
10.7 Verspreiding en voorkomen
De grote wolbij is aan te treffen van begin mei tot soms wel in september, maar juni en juli zijn de piekmaanden. In de duinen komen sporadisch nog genoeg geschikte behaarde planten en voedselplanten voor. Het
overige buitengebied, inclusief natuurreservaten, voldoet voor wolbijen nauwelijks nog aan hun biotoopeisen. Alleen in tuinen en stedelijk groen komen plaatselijk nog voldoende geschikte planten voor. Daarom is de
grote wolbij in de dorpen en steden van het hele land vertegenwoordigd. Er zijn in ons land waarschijnlijk van
nature nooit echt veel geschikte biotopen geweest voor deze bij. Het is tegenwoordig een typische cultuurvolger. De bij wordt in ons land als vrij zeldzaam aangemerkt, maar kan lokaal talrijk zijn.
10.8 Hulp voor grote wolbijen
Door het aanplanten van onder andere wollige andoorn, betonie, stinkende ballote, hartgespan, vingerhoedskruid, bloeiende vetplanten als huislook, alsmede door bermen met rolklaver wordt in stedelijk gebied voorzien in het noodzakelijke voedsel.
Het ophangen van nestblokken met daarin enkele boorgaten van 10-12 mm leidt af en toe tot succesvolle
nestbouw. Maar de bijen houden niet van drukte, dus ze nestelen zelden of nooit tussen andere nestblokbewoners in. Hun voorkeur gaat meer uit naar een minder opvallende en rustiger plaats. Die nestplekken worden door mensen zelden gevonden.
174
Hoofdstuk 10 – De grote wolbij Anthidium manicatum
10.43 Een vrouwtje grote wolbij verlaat haar wattennestje dat ze
in een sleutelgat heeft gemaakt (foto Albert Jacobs).
10.44 Een nestgang van 12 mm is helemaal gevuld met plantenharen om de erachter gelegen nestjes te beschermen.
10.45 Oud nestje van een wolbij waarin zes cellen waren gemaakt en dat nu zes lege cocons bevat. De toegang was bovenaan.
10.46 Drie blootgelegde lege cocons van de grote wolbij uit het
nestje van de vorige foto.
10.47 Vrouwtje grote wolbij vliegt aan op huislook.
10.48 Vrouwtje grote wolbij drinkt van huislook.
175
Gasten van bijenhotels
10.49 Vrouwtje grote wolbij beladen met stuifmeel op ezelsoor.
10.50 Vrouwtje grote wolbij trekt haar tong terug uit een bloem
van hartgespan.
10.9 Parasieten
Wolbijen kunnen mijten meedragen. Waarschijnlijk
leven die van het voedsel en afval in de nesten van
deze bijen (zie 21.2.1). De geelgerande tubebij is de
koekoeksbij die bij de grote wolbij parasiteert (zie
15.2.5).
10.51 Mannetje grote wolbij met mijten op een moeilijk te poetsen plaats bij de overgang van borststuk naar achterlijf (op stinkende ballote).
176