Hoofdstuk 10 De grote wolbij Anthidium manicatum De grote wolbij is een markante, grote bijensoort met een opvallende geel-zwarte tekening. Deze bij nestelt in bestaande holtes, maar maakt niet vaak gebruik van kunstmatige nesthulp. Wel komen mannetjes er graag in slapen. De vrouwtjes verzamelen haren van bepaalde planten om hun nest mee te bekleden. De mannetjes patrouilleren bij deze planten in de hoop met vrouwelijke soortgenoten te paren. Dit hoofdstuk bespreekt de levenscyclus, het gedrag en de nestbouw. Herkenning van de grote wolbij -geel-zwarte bij van breed postuur mannetje (foto 10.1) -met lange witte haren aan de poten -poten veel dunner dan bij vrouwtje -met 5 zwarte stekels aan het achterlijf -vliegt in banen tussen bloemplanten -afmeting tot 18 mm vrouwtje (foto 10.2) -pootleden dikker dan van mannetje -verzamelt stuifmeel in goudgele buikharen -schraapt haren van planten -afmeting tot 11 mm 10.1 Kennismaking Van de vier soorten wolbijen in ons land (zie 4.7.8) is de grote wolbij Anthidium manicatum het vaakst in de menselijke omgeving aan te treffen. In onze bloementuinen en parken en in de kustduinen kom je ze tegen, vooral als er roze lipbloemen bloeien, liefst andoorns. Deze forse bijen zijn opvallend door hun geel-zwarte tekening, waardoor ze oppervlakkig beschouwd op wespen lijken. Grote wolbijen zijn echter meer behaard dan wespen en meer gedrongen van bouw. Hun bloembezoek verraadt dat het bijen zijn, want wespen kunnen niet bij de diep liggende nectar van lipbloemen of vlinderbloemen. De mannelijke grote wolbijen zijn het uitbundigst wit behaard, vooral aan de poten. Ze vliegen vaak tussen de drachtplanten op zoek naar vrouwtjes. Deze verzamelen stuifmeel tussen hun buikharen. Ze zijn ook te zien op planten met donsharen, die ze ervan afschrapen om er hun nest van plantenwol mee te maken. Aan dit gedrag danken deze bijen hun naam. 10.1 Een mannetje grote wolbij heeft dunne poten met lange witte haren. 10.2 Een vrouwtje grote wolbij heeft veel dikkere poten dan een mannetje. 10.2 Het verschijnen van wolbijen Als er nestblokken in de tuin zijn opgehangen, zullen ’s avonds en bij naderend slecht weer, vooral vanaf half mei, plots geel-zwarte grote wolbijen voor de nestblokken rondvliegen om een gang te zoeken waarin ze kunnen schuilen en slapen. Ze verkiezen daarbij gewoonlijk gangen met een doorsnee van 8 mm en groter. Voordat vrouwtjes een nestplaats hebben gevonden, zitten mannetjes en vrouwtjes vaak door elkaar in dezelfde gang waarin ze gezamenlijk de nacht doorbrengen. Staand of liggend op hun rug of zij, het maakt allemaal niet veel uit, maar wel vrijwel steeds met de achterkant naar de opening (foto 10.3). Mannetjes en vrouwtjes komen ongeveer tegelijk uit hun winterverblijven tevoorschijn, vaak zelfs de vrouwtjes wat eerder dan de mannetjes (proterogynie), wat bij de meeste soorten bijen niet 10.3 Een mannetje grote wolbij in zijn slaapgang zit altijd met zijn achterlijf naar de opening. 165 Gasten van bijenhotels 10.4 Een mannetje grote wolbij voor zijn slaapgang opwarmend in de zon. 10.5 Een vrouwtje grote wolbij komt uit een gang waarin ze is gaan schuilen om droog te blijven. het geval is. Gewoonlijk zijn de mannetjes van andere soorten er enkele dagen tot enkele weken eerder (proterandrie). 10.3 Mannengedrag Na zo ongeveer een week na het begin van de vliegtijd komen er weinig vrouwtjes meer in de gangen slapen. Ze hebben dan een eigen nestplaats gevonden en verblijven daar bij slecht weer en ’s nachts. De mannetjes keren bij warm zonnig weer iedere avond steeds iets later terug zolang de dagen lengen. Ze zoeken eerst in vliegverkenning enkele gangen af, maar gewoonlijk besluiten ze al snel tot dezelfde slaapgang als de nacht ervoor. Aan vroeg opstaan hebben mannelijke wolbijen een beetje een hekel. De zon moet er wel zijn en de temperatuur aangenaam, dan komen ze achteruit uit hun slaapgang, vaak daartoe gedwongen door makkers die wat dieper in de gang zaten en ook het weer willen peilen. Meestal zitten ze even voor de gang en halen eens diep adem door te pompen met hun achterlijf, zodat verse lucht door de ademhalingsopeningen binnenstroomt. Pas dan vliegen ze weg. Hoewel ze vaak met meerdere mannetjes in dezelfde gang overnachten, verdragen ze elkaar op potentiële ontmoetingsplekken voor vrouwtjes totaal niet en kunnen ze flink achter elkaar aanzitten om een rivaal te verjagen. De mannetjes keren steeds terug naar hun eigen ‘plantengroepjes’, die ze tegen indringers verdedigen. Er is sprake van territoriumvorming. Niet alleen andere wolbijen, ook grote zweefvliegen, honingbijen en hommels worden lastiggevallen. Daarbij vliegt een man tegen de ongewenste bloembezoeker aan en gebruikt daarbij soms de stekels aan zijn achterlijf om indruk te maken. Ook bijtend proberen ze een mededinger of bijvoorbeeld een honingbij uit te schakelen. De kaken van mannetjes zijn, net als die van vrouwtjes, van scherpe tanden voorzien, zodat ze flink kunnen toehappen en rivalen kun- 10.6 Het onderste mannetje grote wolbij heeft de andere uit de nen uitschakelen (foto 10.11). Die tanden zijn ook gezamenlijke slaapgang geduwd. 166 Hoofdstuk 10 – De grote wolbij Anthidium manicatum 10.7 Aan het uiteinde van zijn achterlijf draagt een mannetje grote wolbij vijf gekromde stekels. 10.8 Een mannetje grote wolbij doet zich te goed aan de nectar van hartgespan. 10.9 Een mannetje grote wolbij op patrouillevlucht. 10.10 Dit mannetje grote wolbij is het slachtoffer geweest van een rivaal die hem de linker voorvleugel heeft afgebeten. Deze bij kon zich nog dagen in leven houden door naar bloemen te klimmen maar de territoriumbezitter liet hem weinig rust. Zijn kansen op paren waren al helemaal verkeken. bedoeld om zich uit de cocon te bevrijden, waarbij een keurig rond kapje van binnenuit wordt uitgebeten (foto 10.46), zoals alle vliesvleugeligen doen. De mannetjes zwerven binnen hun territorium langs steeds dezelfde vliegbanen tussen bloemen die door de vrouwtjes worden bezocht. Ze leggen dan korte stukken rechtuit vliegend af en blijven plots stil in de lucht hangen om als een helikopter om hun verticale as te draaien, zodat ze aan alle kanten de bloemen goed kunnen bekijken, op zoek naar foeragerende vrouwtjes. Er bestaat een soort hiërarchie onder rivaliserende mannetjes in grote bestanden van geschikte drachtplanten. Daar zijn de territoria soms heel klein, minder dan een vierkante meter, en komen de dieren al snel terecht in het gebied van een ander, wat tot korte achtervolgingen en schermutselingen kan leiden. Meestal zijn grotere mannetjes dominant en laten kleine mannetjes zich zonder verzet verjagen, maar die kleine mannetjes dringen niet zelden steels territoria binnen van grote soortgenoten. Ze vliegen daarbij lager en worden dan niet gauw opgemerkt, wat hun de kans biedt toch te paren met foeragerende vrouwtjes. 10.11 Een portret van een mannetje grote wolbij. De kaken zijn opvallend scherp getand. 167 Gasten van bijenhotels 10.12 Alleen met haar middelste poten houdt dit vrouwtje grote wolbij op betonie zich vast, met de vier andere poten probeert ze de man weg te krijgen. 10.13 Dit vrouwtje grote wolbij op lobelia weert tevergeefs het mannetje af. Dat haar buikharen in bandjes staan is goed te zien. 10.14 Een mannetje grote wolbij heeft een vrouwtje overvallen tijdens haar bezoek aan een bloem van ezelsoor . 10.15 Bij dit paartje grote wolbijen is het oranje stuifmeel van gamander goed te zien. Mannetjes kunnen na enkele dagen of weken hun territorium verleggen naar een plantengroepje dat op dat moment kansrijker is. Zo bloeien hartgespan en wollige andoorn meestal wat eerder dan betonie. Mannetjes verhuizen dan naar bloemperkjes met betonie omdat daar dan de vrouwtjes te vinden zijn. In tegenstelling tot andere bijensoorten zijn de mannetjes van grote wolbijen vrijwel altijd groter dan de vrouwtjes. De meeste vrouwelijke solitaire bijen paren één keer aan het begin van hun volwassen leven en verweren zich vervolgens doorgaans succesvol tegen opdringerige mannetjes. Vrouwtjes van grote wolbijen paren echter meerdere keren per dag, soms meerdere keren binnen enkele minuten, als ze in verschillende mannetjesterritoria terechtkomen. Ook de mannetjes kunnen meerdere malen paren binnen enkele minuten als zich voldoende vrouwtjes aandienen. Ziet een mannetje er een op ongeveer zijn hoogte en aan een bereikbare kant, dan gaat hij er op een tiental centimeter achter stil hangen om, vaak op het moment dat het vrouwtje op een andere bloem landt, zich in vliegende vaart op die ijverige vrouw te storten. Die kan door snel te reageren de man afwijzen. Maar niet zelden volgt een afgedwongen paring, die doorgaans niet meer dan 10 seconden duurt. Die paring wordt kort voorafgegaan door heftige slagen van het mannetje met zijn achterlijf tegen dat van het vrouwtje. In een halfslachtige poging om de man weg te duwen steekt ze haar voor- en achterpoten omhoog, maar het lukt haar zelden om de overvaller af te schudden. In veel gevallen heeft het mannetje zijn uitverkorene stevig vast met zijn poten onder de vleugels van dat vrouwtje door, zodat die breed uitsteken of een vreemde hoek maken. Een paartje valt soms naar beneden, omdat het vrouwtje geen houvast meer heeft. Dan scheiden de twee zich snel, gewoonlijk al voordat ze de grond raken. Nadat een man tevreden is gesteld, gaan ze beide weer hun eigen gang, alsof er niets gebeurd is. Het kan voorkomen dat die man dezelfde vrouw een minuut later weer belaagt. Vrouwtjes zoeken veelal bloemen op die wat verborgen zitten, zodat mannetjes hen niet snel in de gaten hebben en bovendien vliegen ze weg zo gauw ze merken dat een man een al te nadrukkelijk oogje op ze heeft. 168 Hoofdstuk 10 – De grote wolbij Anthidium manicatum 10.16 Doordat dit mannetje grote wolbij zijn tong in een bloem van scharlei steekt, drukt hij de meeldraden op zijn eigen rug die daardoor met geel stuifmeel is beladen. 10.17 Een mannetje grote wolbij rust uit op een blad van ezelsoor. 10.18 Een mannetje grote wolbij heeft zich met zijn kaken vastgeklemd aan een bloem van scharlei zodat hij zijn poten vrij heeft om zich te poetsen. 10.19 Een mannetje grote wolbij poetst zijn kop met een voorpoot. Gedurende de dag rusten mannetjes regelmatig enkele minuten in de zon op een blad van de bloemplanten waar ze tussendoor vliegen. Een zonnebad op een stuk hout, tegen een muur of op de grond, ondergaan ze ook met veel genot, zo lijkt het. Ze nemen dan ook de tijd om zich een grondige poetsbeurt te geven. Af en toe bijten ze zich daarvoor vast aan een bloem (zie foto 10.18). Grote wolbijen blijven, als het zonnig weer is, tot bijna zonsondergang actief, voordat ze weer een slaapgang gaan opzoeken. 10.4 Bloembezoek Tijdens het bloembezoek wordt met de betrekkelijk lange tong nectar opgezogen en tegelijk stuifmeel geoogst. Vrouwtjes van grote wolbijen hebben ook Een mannetje grote wolbij ’s avonds bij het aanvliegen op haarborstels aan hun kop en bovenlip, waaraan stuif- 10.20 zijn slaapgang meel blijft hangen van bloemen waarbij het stuifmeel hoog zit, zoals bij lipbloemen. Elke keer als ze van de ene naar de andere bloem vliegen, worden die stuifmeelkorrels met één van de voorpoten van de kop en bovenlip gekamd en via de middenpoten doorgegeven aan de achterpoten, die het stuifmeel tussen de buikharen (scopa) afvegen. De foto’s 10.23 tot 10.26 laten dit gedrag zien. Omdat ze met de voorpoten afwisselend poetsen kan het stuifmeel met de achterpoten gelijkelijk over de hele buikschuier worden verdeeld. Na enige tijd is dan de buikkant van het achterlijf beladen met meestal heel licht gekleurd stuifmeel (foto 10.21). De bovenlip 169 Gasten van bijenhotels 10.21 Bij dit vrouwtje grote wolbij zitten de buikharen vol stuifmeel van betonie. 10.22 Een vrouwtje grote wolbij vliegt met uitgestoken tong aan op een bloem van betonie. 10.23 Terwijl ze van een bloem (betonie) wegvliegt, poetst een vrouwtje grote wolbij haar bovenlip en kop. 10.24 Tijdens het vliegen wordt door dit vrouwtje grote wolbij driftig gepoetst met een voorpoot om haar kop te ontdoen van stuifmeel. 10.25 Dit vrouwtje grote wolbij is vliegend bezig met het afpoetsen van haar kop en het poetsen van haar middenpoten met de achterpoten om daarmee dan het stuifmeel in de buikharen te duwen. 10.26 Met de middelste poten kunnen grote wolbijen een groot deel van de bovenkant van hun borststuk schoonmaken. 170 Hoofdstuk 10 – De grote wolbij Anthidium manicatum 10.27 Op de kop van dit vrouwtje grote wolbij zit veel stuifmeel dat nog moet worden afgepoetst. 10.28 Een vrouwtje grote wolbij drinkt van rolklaver. 10.29 Hartgespan is een bij wolbijen geliefde drachtplant, hier een vrouwtje bij het verzamelen van voedsel. 10.30 Een vrouwtje grote wolbij tapt nectar uit een lobeliabloem. 10.31 Een vrouwtje grote wolbij op gamander; de vier meel draden drukken op haar kop. 10.32 Een vrouwtje grote wolbij bezoekt een bloem van veelbloemige digitalis. 171 Gasten van bijenhotels 10.33 Een vrouwtje grote wolbij haalt haren van de onderkant van een blad van ezelsoor. 10.34 Een vrouwtje grote wolbij schraapt haren van een blad van ezelsoor. 10.35 Dit vrouwtje grote wolbij heeft genoeg haren verzameld, maar moet die nog tot een hanteerbaarder bolletje kneden. 10.36 Een vrouwtje grote wolbij ordent een wattenbolletje op ezelsoor. en tong zijn, als de bijen ergens rusten, gewoonlijk niet te zien, omdat deze onder de kop worden geslagen. Ook mannetjes krijgen stuifmeel mee op hun kop en bovenlip. Zij poetsen dat wel af maar morsen het op de grond. Vrouwelijke grote wolbijen bezoeken een beperkt aantal soorten bloemen. Bij lipbloemen gaat de voorkeur uit naar paarsrode en roze bloemen. Veel andoornsoorten zijn gewild. In onze tuinen zijn dat meestal andoornsoorten als betonie en wollige andoorn. Verder komen in aanmerking hartgespan, stinkende ballote, blauwpaarse lobeliasoorten, borstelkrans, gamandersoorten, scharlei, vingerhoedskruid, rolklaversoorten en stalkruidsoorten. Natuurlijk moeten ook de mannetjes energie verzamelen. Dat doen ze vooral ’s morgen en ’s avonds, overdag meer tussen de bedrijven door. Gewoonlijk nectar zuigend uit dezelfde bloemen als waarop de vrouwtjes vliegen. 10.5 Nestvoorbereiding Een overtuigend bewijs dat de vrouwtjes van grote wolbijen met de verzorging van hun nestgang bezig zijn, vormt hun bezoek aan planten om haren te verzamelen (foto 10.33-10.41). De meest favoriete plant daarbij is ezelsoor, ook wel wollige andoorn genoemd. De naam voor deze plant is goed gekozen, want de vorm en de beharing van het blad roepen de associatie met ezelsoren op. Deze andoornsoort draagt op alle delen een laagje witte donsharen. Meestal knagen de wolbijvrouwtjes die haren van een bloeistengel of de onderkant van een blad. Als het wattenbolletje groot genoeg is en ze ermee opstijgen, blijven ze even dichtbij in de lucht hangen om het watje goed tussen de kaken te nemen om ermee naar hun nest te kunnen vliegen. Dat kan zich op enkele honderden meters afstand bevinden. Niet zelden vliegen ze daarbij over het dak van een huis op hun doel af. Het is me nog nooit vergund om te zien waar ze naartoe vliegen, want dat was tot nu toe steeds zover dat ik ze uit het oog verloor. Het is wel een leuk gezicht om zo’n wolbijtje te zien opstijgen alsof ze een mond vol sneeuw meeneemt. 172 Hoofdstuk 10 – De grote wolbij Anthidium manicatum 10.37 Een vrouwtje grote wolbij bezig met het losmaken van haren van een bloemknop van prikneus. 10.38 Een vrouwtje grote wolbij op het punt om weg te vliegen met een wattenbolletje dat ze van prikneus heeft geoogst. 10.39 Een vrouwtje grote wolbij haalt haren van een blad van prikneus. 10.40 Sporen van schraapwerk van een vrouwtje grote wolbij op een blad van prikneus. 10.41 Een vrouwtje grote wolbij met een wattenbolletje in de kaken schuilt voor slecht weer in een lege gang. 10.42 Portret van een vrouwtje grote wolbij waarbij de kartelrand aan de onderrand van het kopschild goed te zien is. 173 Gasten van bijenhotels De naam wolbijen is eigenlijk niet correct. Immers, de wattenpropjes van plantenharen bestaan uit katoen (cellulose) en niet uit wol (eiwit); op schapen zijn wolbijen nog nooit aangetroffen. Wel verzamelen ze soms vruchtpluis dat van populieren waait. Naast ezelsoor is in onze tuinen de sierplant prikneus zeer geliefd als bron voor de haarbolletjes. De grote wolbijen bezoeken de bloemen van deze plant niet. Wel verzamelen ze haren van de buitenkant van kroonbladeren, de stengel of de bovenkant van een blad. Groene banen, die ontstaan zijn door het wegknagen van de haren, verraden de activiteit van wolbijen. Planten als muizenoor en slangenkruid worden ook genoemd als haarbron, net als stalkaars en koningskaars. Een bijtje dat om haren komt, is daarbij wel kieskeurig. Als ze niet een vaste plek heeft die ze bij vorige bezoeken al had goedgekeurd, dan zie je ze vaak op een blad of aan de stengel proefhapjes nemen. Kennelijk zijn niet alle haren geschikt. Misschien te dik, te lang, te kort of te vochtig. Hoe het ook zij, tenslotte besluiten ze tot een plek waar ze bij een volgende gelegenheid ook weer direct op aanvliegen. Als er eenmaal een goede stek is gevonden, dan worden de haren met de kaken en de kartelrand aan het kopschild (foto 10.42) los gemaakt, waarbij soms flink gerukt moet worden. De bij beweegt met de kop steeds verder onder zich in de richting van haar buik. Ze komt zo steeds krommer te staan, om vervolgens een stapje achteruit te doen en de volgende haren los te maken. Met de voorpoten en de kaken houdt ze de haarprop tegen haar buik en drukt die aan. Uiteindelijk wordt de oogst tot een mooi wattenpropje samengebald en tussen de kaken meegenomen. De vastbeslotenheid en ijver stralen er vanaf en het knagen is soms goed te horen. 10.6 Het nest Grote wolbijen zijn betrekkelijk flexibel in de keuze van hun nestplaats. Ze gebruiken bestaande holtes. Persoonlijk heb ik enkele keren boorgangen van 10 en 12 mm doorsnee in een nestblok aangetroffen die helemaal waren dichtgemaakt met plantenwol, wat wees op de activiteit van een wolbij. Het hoeven geen ronde gangen te zijn; ook veelkantige gangen of anders gevormde holtes worden gebruikt. Dan liggen de verschillende cellen ook niet altijd achter elkaar. Foto 10.45 toont de bodem van een klein, kapot gemaakt maar voorheen afgesloten potje van 5 cm doorsnee met een zijopening van 10 mm. Het bevatte zes oude nestcellen, die keurig in een cirkel gerangschikt waren met in elk een uitgekomen cocon. Die zaten goed in de watten. Van elke cocon was een keurig rond kapje geknipt, ten teken dat elke cocon succesvol werd verlaten. Het vervaardigen van een nestje begint met het aandragen van wattenbolletjes als achterwand. Dan maakt de bij een bodem van hetzelfde materiaal, waarin ze een kommetje vormt. Dit wordt met een olieachtige substantie geïmpregneerd, die ze met de achterpoten oogst van klierharen van een verscheidenheid aan planten. Een stroperig papje van nectar en stuifmeel, dat niet tussen de ingevette haren wegzakt, vormt het voedselbad. Meestal worden in dezelfde holte meerdere nestjes gemaakt. In de toegang komen dikwijls allerlei rommeltjes te liggen als steentjes en stukjes hout om het voor indringers moeilijker te maken. Het ei drijft op de stroop en komt na ongeveer zes dagen uit. De larve doet er gemiddeld drie weken over om al het lekkers op te zuigen en vervelt daarbij vijf keer. Daarna wordt een donkerbruine cocon gesponnen waarin het diertje overwintert als verstarde rustlarve tot het voorjaar de aanleiding vormt tot de echte verpopping. De cocon is vrijwel helemaal omgeven door uitwerpselen en plantenwol. De nieuwe grote wolbijen komen in mei uit het popstadium tevoorschijn. Zoals bij veel solitaire bijen sterven de mannetjes en vrouwtjes aan het einde van het seizoen. 10.7 Verspreiding en voorkomen De grote wolbij is aan te treffen van begin mei tot soms wel in september, maar juni en juli zijn de piekmaanden. In de duinen komen sporadisch nog genoeg geschikte behaarde planten en voedselplanten voor. Het overige buitengebied, inclusief natuurreservaten, voldoet voor wolbijen nauwelijks nog aan hun biotoopeisen. Alleen in tuinen en stedelijk groen komen plaatselijk nog voldoende geschikte planten voor. Daarom is de grote wolbij in de dorpen en steden van het hele land vertegenwoordigd. Er zijn in ons land waarschijnlijk van nature nooit echt veel geschikte biotopen geweest voor deze bij. Het is tegenwoordig een typische cultuurvolger. De bij wordt in ons land als vrij zeldzaam aangemerkt, maar kan lokaal talrijk zijn. 10.8 Hulp voor grote wolbijen Door het aanplanten van onder andere wollige andoorn, betonie, stinkende ballote, hartgespan, vingerhoedskruid, bloeiende vetplanten als huislook, alsmede door bermen met rolklaver wordt in stedelijk gebied voorzien in het noodzakelijke voedsel. Het ophangen van nestblokken met daarin enkele boorgaten van 10-12 mm leidt af en toe tot succesvolle nestbouw. Maar de bijen houden niet van drukte, dus ze nestelen zelden of nooit tussen andere nestblokbewoners in. Hun voorkeur gaat meer uit naar een minder opvallende en rustiger plaats. Die nestplekken worden door mensen zelden gevonden. 174 Hoofdstuk 10 – De grote wolbij Anthidium manicatum 10.43 Een vrouwtje grote wolbij verlaat haar wattennestje dat ze in een sleutelgat heeft gemaakt (foto Albert Jacobs). 10.44 Een nestgang van 12 mm is helemaal gevuld met plantenharen om de erachter gelegen nestjes te beschermen. 10.45 Oud nestje van een wolbij waarin zes cellen waren gemaakt en dat nu zes lege cocons bevat. De toegang was bovenaan. 10.46 Drie blootgelegde lege cocons van de grote wolbij uit het nestje van de vorige foto. 10.47 Vrouwtje grote wolbij vliegt aan op huislook. 10.48 Vrouwtje grote wolbij drinkt van huislook. 175 Gasten van bijenhotels 10.49 Vrouwtje grote wolbij beladen met stuifmeel op ezelsoor. 10.50 Vrouwtje grote wolbij trekt haar tong terug uit een bloem van hartgespan. 10.9 Parasieten Wolbijen kunnen mijten meedragen. Waarschijnlijk leven die van het voedsel en afval in de nesten van deze bijen (zie 21.2.1). De geelgerande tubebij is de koekoeksbij die bij de grote wolbij parasiteert (zie 15.2.5). 10.51 Mannetje grote wolbij met mijten op een moeilijk te poetsen plaats bij de overgang van borststuk naar achterlijf (op stinkende ballote). 176
© Copyright 2024 ExpyDoc