September 2014

Facultair magazine voor Geesteswetenschappen Utrecht
Jaargang 10 | Nummer 3 | september 2014
Cabaretier
youp van
‘t hek:
“De tijd nadert
dat ik er een keer
mee ophoud” > 10
Wordt dj’en
onze nationale
hobby? > 9
Singer-songwriter Eefje
de Visser over muziek en
de liefde. > 20
2
EDITORIAL
INHOUD
IN ‘T KORT
Er zijn Geestdriftedities waarbij het regelen van
een kandidaat voor het hoofdinterview lastiger
lijkt dan het oplossen van een Rubik’s Cube.
En soms lopen de interviewkandidaten juist
regelrecht het magazine in. Dat gebeurde nadat
redacteur Leoni cabaretier Youp van ’t Hek tegen
het lijf liep in een Utrechts café. In het daarna geregelde interview met hem vertelt hij over ouder
(en dikker) worden, omgaan met kritiek en hoe
hij voor een voorstelling graag door de gordijnen
gluurt naar zijn publiek. Een gesprek plannen met
The Backpacker Intern, Mark van der Heijden, liep
wat dat betreft minder soepel. Maar dat krijg je
dan ook al gauw, met een interviewkandidaat die
zich elke week in een andere tijdszone bevindt...
Verder staat deze Geestdrift in het teken van
een nieuwe start. Helemaal nieuw is ‘ie natuurlijk niet meer, maar we nemen een kijkje in de
eerste honderd dagen van het burgemeesterschap van Jan van Zanen. Daarbij is er een wisseling van de wacht op de bestuursvloer van de
faculteit Geesteswetenschappen, die wij inluiden
met een interview met de voormalige en nieuwe
faculteitsdecaan. En ook bij Geestdrift zelf waait
een frisse wind. Waar we deze editie nog met
negen redactieleden hebben gemaakt, zullen we
vanaf het decembernummer verder gaan met
zeven talentvolle schrijvers. Voor mij is deze
editie ook een primeur, want ik mag vanaf nu als
hoofdredacteur aan de slag!
Mocht je zelf ideeën hebben voor Geestdrift,
laat dan vooral van je horen! En neem ook eens
een kijkje op Geestdriftmagazine.nl voor nog
meer interviews, poëzie, reisverslagen en andere
aanvullingen op het blad.
Anouk van der Graaf
Hoofdredacteur Geestdrift
Ps: Ook spiksplinternieuw is onze rubriek ‘In ‘t kort’,
met aanvullingen op en verwijzingen naar artikelen
in het blad.
2,5
8
Nieuw
in dit nummer
No waste is een feest: voedselverspilling onder de loep
4
Fotoreportage: 100 dagen met de burgemeester
6
Dj’en: een nationale hobby?
9
Interview met cabaretier Youp van ’t Hek
10
The Backpacker Intern: de wereld rond met een simpel idee 14
Dubbelinterview met de voormalige en nieuwe
faculteitsdecaan
16
Utrechtse boekwinkeltjes in barre tijden
19
Interview met singer-songwriter Eefje de Visser
20
Jong en online op zoek: de ins en outs van digitaal daten
22
GEESTDRIFT september 2014
miljard euro aan
voedsel wordt
er jaarlijks door
Nederlandse
consumenten
weggegooid. > 4
The Backpacker Intern had
een simpel idee waarmee hij
Je hoeft er niet een paar uur
voor naar de kroeg, je hoeft geen
geld uit te geven en je op te doffen
– het kan gewoon in een verloren
uurtje thuis.
8
De Klassieker
Het boek versus de film
13
Docent als onderzoeker: Filmwetenschapper Clara Pafort-Overduin
18
Achterkantinterview: De islamitische Soumia over haar studie en geloof 24
16
gratis app Inkflow zet je jouw
gouden ideeën op een rij. > 14
LUCKY SHOT
Wil jij een gesigneerde
tas van Eefje de Visser
winnen? Stuur dan
een mail naar info@
geestdriftmagazine.nl met
je naam en adres. > 20
Ervaringsdeskundige Anne (24) over
achter de schermen
Utereg m’n stadsie
Het reilen en zeilen in Zuilen
nu de wereld rondreist. Met de
rubrieken
5
tip
Bron: Factsheet Voedselverspilling 2013
internetdaten > 22
Wat komt er van alfa’s terecht?
Elja Looijestijn geeft haar eigen tijdschrift uit
3
Alden ziet > 6
Redacteur Lea stond ook zelf
even achter de draaitafel voor
haar artikel over de Nederlandse
DJ-cultuur. > 9
© Youri Alden
wat komt er van alfa’s terecht?
No waste is een feest
er YFM
fot o’s : eig en be he
Studenten staan er niet om bekend een dikgevulde portemonnee
te hebben; hun koelkast is daarom meestal ook schrikbarend leeg.
Toch gooien studenten, net als andere Nederlanders, veel meer
eten weg dan ze denken. Redacteur Marcella sprak hierover de
Utrechtse Youth Food Movement en nam zelf de proef op de som.
GEESTDRIFT september 2014
“De universiteit heeft van
mij een goede journalist
gemaakt”
Geestdrift zoekt afgestudeerden op om te laten zien waar je zoal
terecht kunt komen. Dit keer is het woord aan Elja Looijestijn (1981).
Ze studeerde Journalistiek aan de Hogeschool Utrecht en deed
foto: Ilona Hoeve
4
daarna een bachelor Taal- en Cultuurstudies en een master Taal
Door MARCELLA KLINKER
Nederlanders denken op jaarbasis vijftien
kilo voedsel weg te gooien per persoon. In
werkelijkheid is dit gemiddeld 47 kilo, blijkt
uit een onderzoek van Milieu Centraal. Het
onderzoeksbureau verklaart dit inschattingsverschil door het feit dat de verspilling geleidelijk gebeurt. Over het algemeen gooien
mensen steeds kleine beetjes overgebleven
eten weg. Om te onderzoeken hoe dit in z’n
werk gaat, besloot ik zelf een weekje op mijn
weggooigedrag te letten.
Over het algemeen schaar ik mezelf bij
de meer milieubewuste studenten: ik ben
vegetariër en probeer zoveel mogelijk lokaal
voedsel te kopen. Ik verwachtte dan ook dat
mijn verspilling van voedsel ruim onder
het gemiddelde zou blijven. Als ik echter
moet afgaan op deze ene week, valt dat vies
tegen. Een restje van een inmiddels bruine
komkommer, die ik had gekocht voor een
salade, kon de prullenbak in. Een paar sneetjes brood waarvan ik was vergeten dat ik ze
in huis had, wachtte hetzelfde lot. Om nog
maar te zwijgen van de sinaasappels die ik
telkens braaf koop met het goede voornemen
er elke dag een te eten (vitamine C!) maar
die, langzaam schimmelend, vergeten in de
fruitmand blijven liggen. Het moge duidelijk
zijn: voedselverspilling is een probleem dat
er gemakkelijk in sluipt. Het Ministerie van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer
stelde op basis van eigen
onderzoek vast dat voedselverspilling onder andere
wordt veroorzaakt doordat
consumenten te veel eten
inkopen en bang zijn voor
bederf door het verstrijken
van de houdbaarheidsdatum
van een product. Herkenbaar voor studenten
is ook de verspilling door onregelmatige
planning: je gaat spontaan een dagje uit
eten, waardoor het voedsel dat je die dag
eigenlijk zou verorberen blijft liggen en de
volgende dag niet meer lekker is. Wie denkt
niets te verspillen, gooit alsnog maar een
paar kilo minder weg dan de gemiddelde
Nederlander. Veel mensen zijn zich dus niet
bewust van hun gedrag.
“Geen opgeheven
vingertje, maar de
positieve alternatieven laten zien”
Bewustwording lijkt typisch een stokpaardje van veel milieuorganisaties te zijn.
De informatie en adviezen over voedselverspilling die we uit die hoek krijgen, bezorgen
ons vooral een groot schuldgevoel. Dat
het ook anders kan, bewijst de Youth Food
Movement (YFM), die ook een afdeling
in Utrecht heeft. Deze organisatie komt
voort uit de internationale slowfoodbeweging, die in de jaren tachtig in Italië
werd gestart. De groepering zet zich af
tegen fastfood en propageert daarbij een
andere, gezondere manier van omgaan
met voedsel. “YFM is de jonge en acti-
vistische tak van de beweging. We willen
echt een statement maken”, aldus Julia
Visser (28, onderzoeksmaster Gender and
Ethnicity), die in mei 2013 samen met een
vriendin de Utrechtse tak oprichtte. Zeker in
de periode vlak na de oprichting besteedde
de organisatie veel aandacht aan voedselverspilling. Zo werd er vorig jaar oktober op
de binnenplaats van de UBB door YFM pompoensoep uitgedeeld, gemaakt van pompoe-
“Gemiddeld gooien
Nederlanders jaarlijks
per persoon 47 kilo
voedsel weg”
nen die anders weggegooid zouden worden
omdat ze lelijk of simpelweg over waren. Het
evenement kreeg de naam Pumpkin Paradise, waarmee vooral het positieve karakter
van de activiteit werd onderstreept. “We
willen natuurlijk zoveel mogelijk mensen
bereiken, maar wel op een positieve manier:
geen opgeheven vingertje, geen klagerig
toontje, maar laten zien wat de alternatieven
zijn voor de manier waarop het merendeel
van de mensen op dit moment omgaat met
wat er op zijn bord komt.” Die boodschap is
bij mij in elk geval aangekomen: voortaan
werp ik eerst een blik in de koelkast voor ik
naar de supermarkt ga en van wat overblijft
probeer ik soep te maken. Een betere wereld
begint tenslotte bij je p
­ rullebak.
YFM houdt zich niet alleen met voedselverspilling bezig, maar organiseert ook
debatten en proeverijen. Kijk voor alle
activiteiten op hun Facebookpagina.
Vrijwilliger worden? Mail dan naar
[email protected].
en Ontwikkeling aan de Universiteit Utrecht. Looijestijn werkt bij
de VPRO Gids en geeft sinds vorig jaar haar eigen onafhankelijke
tijdschrift over Utrecht uit: De Dakhaas.
door LEONI NIJLAND
Waarom heb je dit studiepad gekozen?
“Toen ik net mijn vwo-diploma had gehaald,
wist ik nog niet zo goed wat ik wilde doen. Ik
koos voor Journalistiek, omdat het een brede
studie is. Dit bleek me wel te liggen, maar
na het afronden ervan wilde ik niet meteen
gaan werken. Journalistiek is erg praktisch,
maar niet zo inhoudelijk. Ik wist al wel dat
ik journalist wilde worden, maar ik had
behoefte aan verdieping dus ging ik nog de
universitaire opleiding TCS doen. Ik vond
taalwetenschap erg leuk en volgde bijna al
mijn vakken in die richting. De master Taal
en Ontwikkeling was dan ook een logisch
vervolg. Ik ben erg blij met mijn keuze voor
dit studiepad, want ik was een veel minder
goede journalist geweest als ik na Journalistiek niet nog voor een universitaire studie
had gekozen.”
Hoe ben je bij de VPRO Gids terecht
gekomen?
“Tijdens mijn laatste jaar van Journalistiek
moest ik bij een tijdschrift stage lopen. Per
toeval kwam ik bij de VPRO Gids terecht,
omdat ze een vacature hadden die me wel
aansprak. Geen heel weloverwogen keuze,
maar het beviel erg goed. Het is een fijne
plek om te werken en er was van beide kanten meteen een klik. Na mijn stage mocht
ik daarom vanuit huis blijven schrijven als
freelancer. Dat kostte me ongeveer twee
dagen in de week naast mijn studie. Na het
afronden van mijn master mocht ik ook
de ­Achterwerkrubriek van de Gids gaan
verzorgen, wat me nog eens twee dagen werk
­ pleverde. Toen er iemand met pensioen
o
ging, werd er besloten dat ik vast in dienst
mocht komen voor vier dagen in de week.
Dit klinkt nu alsof het allemaal heel gemakkelijk ging, maar ik heb er ook keihard voor
gewerkt. Ik heb altijd goed mijn best gedaan
en haalde alle deadlines.”
Wat is het leukste aan je functie?
“Als redacteur bij de VPRO Gids heb je heel
veelzijdig en creatief werk. Ik doe de Achterwerkrubriek en ik schrijf veel artikelen over
culturele zaken en dingen die ik op televisie
heb gezien. Daarnaast verricht ik soms
eindredactiewerk en vul ik een deel van de
VPRO-website met stukken uit de Gids.
Het leukste aan dit werk zijn de momenten
waarop ik zelf een onderwerp heb bedacht
en ga uitvogelen hoe het zit. Ik krijg de vrijheid ook om zelf onderwerpen te verzinnen,
sterker nog: ze verwachten van me dat ik
met ideeën kom. Wanneer mijn idee goedkeuring heeft gekregen, ga ik ergens heen
om mensen te interviewen. Als ik genoeg
weet over een onderwerp schrijf ik het mooi
op. Het uiteindelijke resultaat is natuurlijk
het allerleukste.”
Waarom besloot je om naast je baan ook
nog een eigen tijdschrift op te richten?
“Ik werkte natuurlijk al ongeveer tien jaar
bij de VPRO Gids en had het gevoel dat
ik toe was aan iets nieuws. Moest ik weer
gaan studeren? Of misschien een boek
schrijven? Toen hoorde ik het een en ander
over het oprichten van eigen tijdschriften
en wilde ik graag een eigen blad maken
over de stad Utrecht. Ik ben vormgevers,
journalisten, fotografen en illustratoren
gaan zoeken die het leuk zouden vinden
om op vrijwillige basis mee te werken. Er
bleek veel animo voor, dus al snel was De
Dakhaas een feit. Inmiddels zijn er drie
nummers verschenen in oplages van vijfhonderd exemplaren en begint het steeds
bekender te worden. Het is niet zo dat ik er
ook maar een cent rijker van word, maar
dat geeft ook niet. Ik wilde iets maken waar
ik zelf volledig achter zou staan en dat
is gelukt. Dat het daarom waarschijnlijk
altijd voor een wat kleiner publiek blijft,
maakt dan ook niet uit.”
“Ik raad studenten aan
om stage te lopen”
Heb je tips voor studenten die in jouw
werkveld terecht willen komen?
“Het is tegenwoordig lastig om in de journalistieke wereld aan het werk te komen. Ik
zou studenten daarom zeker aanraden om
stage te lopen, ook al is het geen onderdeel
van de studie. Bij VPRO is het dé manier om
binnen te komen. In drie maanden kun je
goed laten zien wat je kan en dat zegt zoveel
meer dan een mooi cv. Als ze weten wie je
bent, heb je absoluut een streepje voor op
de rest. Bovendien is het tegenwoordig erg
handig als je verschillende journalistieke
vaardigheden bezit. Dus niet alleen goed
kunnen schrijven, maar bijvoorbeeld ook
kunnen fotograferen, monteren en vormgeven. Maar als je een heel goede schrijver en
onderzoeker bent, kom je volgens mij verder
dan als je van alles maar een beetje kunt.”
Wil je meer weten over De Dakhaas? Neem dan een kijkje op
www.dedakhaas.nl.
5
GEESTDRIFT september 2014
foto’s: Han Ernest
6
100 dagen met de burgemeester
Van het overhandigen van de stadssleutel aan prins carnaval tot
het openen van een opvangtehuis voor illegalen: gedurende de
eerste honderd dagen van zijn ambt werd de Utrechtse burgemeester Jan van Zanen op de voet gevolgd door fotograaf Han
Ernest. Voor zijn afstudeerproject aan de Fotoacademie schoot
hij ruim 16.000 beelden van de kersverse burgemeester.
Door YKWINNO HENSEN
Wat was het idee achter dit project?
“Ik ben nu mijn opleiding tot documentairefotograaf aan het afronden. Door
mijn eigen grafische vormgevingsbedrijf
en de rol die ik daarin vervulde, raakte
ik gefascineerd door leiderschap en de
verantwoordelijkheid die daarbij kwam
kijken. Nu was mijn eerste idee om de CEO
van een groot bedrijf te volgen, maar toen
realiseerde ik me dat we – toentertijd –
binnenkort een nieuwe burgemeester zouden krijgen. Ik begon me af te vragen: hoe
zou het zijn als je daar begint, wat doet dat
met je? Na twee maanden lobbyen was het
geregeld. Ik beschouw het nog steeds als
enorme mazzel, dat me dat gegund werd.
En dat ik vanaf het begin gelijk zoveel vrijheid kreeg.”
Werd je ook wel eens de deur gewezen?
“Nee, eigenlijk niet. Om de zoveel tijd
legden we de agenda’s naast elkaar. Ik heb
het als heel bijzonder ervaren dat ik mee
mocht naar alle afspraken en bijeenkomsten.
Wat doet een burgemeester zoal in de
eerste 100 dagen van zijn ambt?
“Ik omschrijf het zelf graag als een ‘chronologische roadmovie’ door de stad: we
sjeesden van wijk naar wijk. Daar ontmoette Jan veel buurtbewoners, mensen die
iets voor de wijk betekenden en hij sprak
met instellingen die op de een of andere
manier iets met de gemeente te maken
hadden. Hij had vaak meerdere van zulke
afspraken per dag.”
“Ik heb de openheid
van de burgemeester
als heel bijzonder
ervaren”
Wat voor een beeld heb je van de burge­
meester als persoon gekregen?
“Ik had verwacht dat het een hele serieuze periode zou worden, maar eigenlijk
was het vooral de energie die er vanaf de
eerste dag vanaf spatte. Jan zei zelf altijd
dat hij de stad ‘tot in de haarvaten’ wilde
leren kennen. Ik heb mijn documentaire
‘Hallo, ik ben Jan’ genoemd, want dat was
zijn binnenkomer; daar brak hij altijd
meteen het ijs mee. Wat dat betreft is hij
een geboren burgemeester: hij is sociaal
ontzettend handig. Hij weet mensen in een
gesprek allemaal de tijd te geven om iets te
vertellen, maar tegelijkertijd kan hij ze een
boodschap meegeven. Ik zag hem vaak als
de regisseur van het gesprek.”
Op veel van je foto’s oogt hij juist vrij
ingetogen.
“Ik heb gezocht naar die momenten die
voor mij fotografisch interessant waren.
Als hij een groep mensen de hand schudt,
dan is dat voor mij als fotograaf niet heel
interessant, dat geeft geen boeiend beeld.
De momenten die ik interessant vindt, zijn
die waarop hij juist even bij zichzelf is. Even
weg van de hectiek, in een moment van
overpeinzing. Daar heb ik naar gezocht.”
Zijn er ook momenten geweest waarop
je bewust geen foto hebt gemaakt?
“Ja, zeker. Ik heb hem eigenlijk altijd alleen gefotografeerd als hij in zijn rol als
burgemeester was. Maar soms vind je ook
binnen werktijden veel momenten dat hij
uit zijn rol stapt, bijvoorbeeld de zichtbare
ontlading na een lange vergadering, als hij
ontspannen staat te praten met een paar
collega’s. Als je daar een foto van gaat maken doe je alleen maar af aan de verzameling foto’s als geheel.”
In hoeverre heeft het jou als persoon
veranderd?
“Ik ben niet direct politiek meer betrokken geworden, maar ik ben er wel door
gegroeid: ik kwam soms in wijken waar
ik van mijn levensdagen niet zou willen
wonen, maar vervolgens, als ik daar dan
rondliep met mijn camera, dan kwam ik
mensen tegen die er gewoon het beste van
probeerden te maken. Dat heeft me wel
geraakt.”
“Jan wilde de stad
‘tot in de haarvaten’
leren kennen”
Zijn er foto’s in scene gezet?
“De burgemeester vroeg vaak ‘moet ik even
zo gaan staan’ of ‘zal ik me even omdraaien’, maar dan zei ik dat hij gewoon door
moest gaan; anders is het geen documentaire. Uiteindelijk wil ik mensen fotograferen, geen modellen.”
Vind je het jammer dat het nu is afge­
lopen?
“Nou, ik zou best af en toe nog mee willen
om hem te fotograferen. Maar fulltime,
zoals Pete Souza, de huisfotograaf van
Obama dat doet – dat zou ik dan weer niet
willen. En ergens vind ik het ook wel mooi
hoe het project nu is geweest: nu heeft het
echt een kop en een staart.”
Met dank aan Liesje Wanders.
Obama’s schaduw
Het idee om de eerste periode van een
politicus dagelijks op beeld vast te leggen is
niet nieuw. De Amerikaanse fotograaf Pete
Souza begon in 2005 met het fotograferen
van Obama’s eerste jaar als senator, en bleef
hem daarna volgen tot in zijn presidentschap. In 2009 werd Souza officieel de
huisfotograaf van de Obama’s. Samen met
zijn staf maakt hij per week 20.000 foto’s
met de familie in de hoofdrol. Hij gaat
hiervoor mee naar elke bijeenkomst, reis en
ontmoeting. De president zei zelf over zijn
schaduwvriend: “Pete en ik zijn als een oud
stel. Hij is echt onderdeel van de familie.”
Ykwinno Hensen
Ykwinno Hensen (1992) studeert
Nederlandse Taal en Cultuur en
Liberal Arts and Sciences aan de
Universiteit Utrecht. Hij liep stage
bij Uitgeverij Lev, deed een
bestuursjaar bij studievereniging
Awater en was daar hoofdredacteur
van de Spraakwater.
7
utereg m’n stadsie
8
GEESTDRIFT september 2014
DE WIJK ZUILEN
Als ik boven op de Dom sta, kijk ik even naar benee. Dan zie
ik het oude gragie, het Vreeburg en Wijk C. Ja, dan springt
Iedereen dj
m’n hartsie open, ik ben trots wat dag ‘ie wat. D’r is geen
De Nederlandse dj-industrie is booming: dance van Nederlandse
mooier plekkie, als Utereg m’n stad, als Utereg m’n stad.
bodem is een belangrijk exportproduct, technofeesten worden
druk bezocht en dj’s zijn niet aan te slepen. Dat succes zorgt
Herman Berkien bezong er al een aantal in dit lied dat menig
ervoor dat dj’en een nationale hobby lijkt te worden.
biercantus siert en dat iedere Utrechter min of meer verplicht
bespreekt elke editie een andere wijk, met zijn karakteristieken
door LEA TER MEULEN
en bijzondere plekjes. Deze editie gaat over Zuilen, een echte
In de kamer staan een bankstel, een tafel
met twee state-of-the-art cd-spelers en een
mengpaneel erop, twee boxen en een subwoofer. De achterwand wordt gevuld door
een levensgrote foto van juichend festivalpubliek – misschien een extra stimulans
voor de ambitieuze aspirant-dj’s die er
tijdens het mixen op uitkijken.
Hier, in de oefenruimte van DJ-school
Utrecht, heeft Erik (47) vandaag zijn vierde
les. “De vorige keer hadden we geoefend
met de koptelefoon”, zegt docent Boris Bals.
“En dat ging goed, hè?” Hij selecteert een
track op de linker cd-speler. Erik luistert met
één oor naar de muziek die uit de speakers
pompt, en met het andere, door de koptelefoon, naar de track op de rechter cd-speler.
In opperste concentratie draait hij aan het
jogwheel om de nummers gelijk te laten lopen: vooruit, verder vooruit, een beetje terug.
Als hij tevreden is, schuift hij het volume van
het tweede kanaal open en schallen de twee
nummers synchroon door de ruimte. Bals
complimenteert Erik en maakt met een paar
flukse bewegingen nog een kleine, nauwelijks
te horen aanpassing. “Zullen we nog een keer
oefenen met een cue point instellen?”
Utrechtse volksbuurt waar ook veel studenten wonen.
Door RIK VANGANGELT
Zuilen is een echte naoorlogse arbeiderswijk:
veel huisjes zijn slecht onderhouden en
staan dicht op elkaar, waardoor studenten en
jonge gezinnen de nodige overlast van elkaar
hebben. Maar de wijk heeft ook zo haar
charmes. Er is namelijk wel veel groen te
vinden: overal waar maar een paardenbloem
past, is een struikje geplant. Er zijn erg veel
buurtverenigingen, die jaarlijkse buurtfeesten organiseren. Het lokale speeltuintje
wordt dan omgetoverd tot barbecueplek en
er worden springkussens neergezet.
De hechtheid van de buurt blijkt al uit
de legendarische woorden die prijken op het
wijkmonument, aangeboden bij het opheffen van de gemeente Zuilen: “De gemeente
opgeheven, de gemeenschap toch gebleven.”
De gemoedelijke cultuur blijkt ook uit de
weetjes op de Facebookpagina van één van
de straatgenootschappen (met zinnen als
“Wist je dat de drempel in het midden van
de straat ‘de bobbel’ genoemd wordt?”) en
uit de opmerking van een overbuurvrouw als
je toevallig je band staat te plakken: “Luk’et
menneke?”
De wijk ligt ingesloten tussen het spoor
naar Amsterdam en de rivier de Vecht. Langs
de rivier liggen bossen en weilanden en als
je verder langs de Vecht fietst of loopt kun je
genieten van het Nederlandse vlaklandschap,
inclusief slootjes en molens. Daar kom je ook
bij het oude ophaalbruggetje van Oud-Zuilen
en kun je een bezoekje brengen aan het Slot
Zuylen, waarvan we vorig jaar de directrice
spraken voor de rubriek ‘Wat komt er van
alfa’s’ terecht’ (de Geestdrift van december
2013 vind je op onze site).
Dwars door Zuilen loopt de altijd drukke
Amsterdamsestraatweg, die wordt gekenmerkt door de watertoren. De bedrijvigheid
vormt een groot contrast met het rustige natuurlandschap. Je vindt er genoeg goedkope
supermarktjes, toko’s en kebabzaken en ter
hoogte van het Julianapark een wel heel bijzondere zaak voor een vrijdagmiddaguitje:
het ‘grote erotische warenhuis’ Miranda XXL.
Bijzondere zaak
voor een vrijdagmiddaguitje: het
erotische warenhuis
De multiculturele tint van de wijk is
af te lezen aan het aanbod van religieuze
groeperingen. Zo kent de wijk onder andere
al een protestantse, katholieke, islamitische
en een mormoonse kerk. Zo’n melting pot
van verschillende culturen en religies kan
leiden tot problemen, maar in Zuilen zijn er
verschillende initiatieven om de bevolkingsgroepen met elkaar te verbinden. Een
voorbeeld hiervan vind je in het ‘Vorstelijk
Complex’; een gebouw waar verschillende
projecten ruimte krijgen. Naast de functie
van theater en buurthuis huizen hier de sociale organisatie Me’kaar en een restaurant
dat zich richt op kansarme wijkbewoners
die hier aan het werk kunnen in de horeca.
Wat dichter naar het centrum vind je
het meest toegankelijke stukje groen van
Zuilen: het Julianapark is namelijk goed
bereikbaar vanuit de hele wijk. Hoewel het
hardlooprondje slecht één kilometer is, is
de ligweide enorm. In de zomer is het er
afgeladen met studenten en jonge gezinnen, maar er scharrelen ook kippen vrolijk
rond. Het park biedt ook nog een klein
paviljoen, dat niet altijd open is, maar als
het dat wel is word je door de vrijwilliger die
er dienst heeft vrolijk begroet. In de buurt
van het park, in één van de zijstraten van de
Amsterdamsestraatweg, vind je De Kleine
Baron. Naast alle pizzatenten en Chinese
restaurants is dit een van de weinige plekken die echt de term ‘restaurant’ verdient.
Het personeel van De Kleine Baron is erg
behulpzaam, maar door het concept van
verantwoord eten is het net wat duurder
dan een studentenhap in de binnenstad.
Gelukkig doet het restaurant vaak mee aan
lokale acties, waardoor dit ook voor de gebudgetteerde student echt een aanrader is.
Je vindt er genoeg
goedkope supermarktjes, toko’s en
kebabzaken
Al met al is Zuilen een vrolijke meltingpot, met een goede sfeer. Voor studenten is
het vaak een opstapje naar een kamer in de
binnenstad, maar het is ook absoluut een
sfeervolle en kenmerkende Utrechtse wijk,
waar je altijd iemand vindt om een praatje
mee te maken.
ill us tratie : Lea ter
Me ule n
foto: ilona hoeve
is om mee te kunnen zingen: de Utrechtse wijken. Geestdrift
Bals, die draait onder
de naam Bo Risky, richtte de
dj-school vijf jaar geleden op omdat
hij een groeiende interesse voor dj’en
opmerkte – een trend die zich de afgelopen
jaren heeft doorgezet. “Veel mensen kopen
in een opwelling apparatuur, maar komen
er al experimenterend achter dat draaien
toch lastiger is dan ze dachten”, vertelt Bals.
“Niet dat je het niet op eigen houtje kunt
leren, hoor!” voegt hij er haastig aan toe.
“Zo heb ik het zelf ook gedaan.”
Ook Floris Koster (22) en Orion Daalhuizen (20), studenten Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de UU, zijn van
het autodidactische type dj. Floris begon
elf jaar geleden met oefenen op “goedkoop
spul”, maar breidde zijn inventaris geleidelijk uit en ging op steeds grotere feesten
draaien. Inmiddels heeft hij zijn eigen
bedrijf dat dj’s en apparatuur voor feesten
verzorgt. Orion is, naast een vriend, ook een
van zijn werknemers. Beide jongens zien
dat steeds meer mensen in hun omgeving
beginnen met dj’en, maar van toegenomen
concurrentie merken ze vooralsnog weinig.
“De komende maanden hebben we een
stuk of vijfentwintig boekingen. We komen
eigenlijk nog vijf dj’s tekort.”
Ondanks dat succes hangen Floris en
Orion hun studie nog niet meteen aan de wilgen. Draaien op feesten en in clubs is namelijk één ding; groot worden als dj is weer een
heel ander verhaal. “In het wereldje speelt
persoonlijkheid een grote rol. Als ze je niet
mogen, lukt het niet om verder te komen”,
vertelt Orion. En zelfs met goede connecties
ben je er nog niet. “Voor een toekomst als dj
moet je veel bezig zijn met produceren, het
maken van eigen nummers.”
Die focus op productie heeft wel een
keerzijde: er zijn genoeg dj’s die een paar
leuke hitjes hebben, maar er live “helemaal
niks van bakken”, zegt Floris. Ook Bals benadrukt het verschil tussen goed produceren
en goed dj’en. “Het gemiddelde niveau van
dj’s is de afgelopen jaren gedaald. Sommige
dj’s vertrouwen volledig op dj-software, die
je een groot deel van het werk uit handen
neemt. Maar dat werkt niet altijd perfect, en
het maakt je niet meteen een goede dj.” Erik
is het met hem eens. “Je mist het ambacht
een beetje.”
“Met plaatjes draaien
alleen kom je er niet
meer”
Roland, dj-specialist bij de grote muziekwinkel Bax-shop, denkt dat de toenemende populariteit van het dj-vak juist
ook voor meer kwaliteit kan zorgen. “Als
iedereen dj is, kent iedereen ook dezelfde
trucjes, dus om je écht te onderscheiden
moet je creatief zijn. In de jaren tachtig had
je genoeg aan twee platenspelers en een
mengpaneel, maar met plaatjes draaien
alleen kom je er tegenwoordig niet meer. Je
ziet nu steeds meer een crossover ontstaan
tussen draaien en produceren; dj’s bouwen
bijvoorbeeld live tracks op met voorgeprogrammeerde geluiden.” Hoe lang de djcultus nog blijft bestaan, vindt hij moeilijk
te voorspellen. “Tja, je weet natuurlijk nooit
hoe snel dat gaat – maar voorlopig is het
einde in elk geval nog niet in zicht.”
Zelf ontdekken hoe het is om
­achter de decks te staan? Kijk op
www.djschoolutrecht.nl.
9
10 Interview
GEESTDRIFT september 2014 11
Youp van ’t hek:
“Ik heb een veel minder
uitbundig leven dan
mensen denken”
Door LEONI NIJLAND
Per toeval komen Youp en ik elkaar tegen
in café Luden op het Janskerkhof. Hij
vraagt me naar een goede bloemenzaak
in deze buurt en ik adviseer hem om naar
Funky Flowers in de Voorstraat te gaan. Hij
volgt mijn advies op en niet veel later kom
ik hem, terwijl ik naar huis fiets, tegen in
de buurt van het station met, jawel, een
enorme bos bloemen. Ik roep naar Youp
dat hij een prachtige bos heeft uitgekozen
en hij gebaart me te stoppen: “Hé, het
meisje van café Luden!” We raken weer aan
de praat en na een half uur flinke lachspiertraining besluit ik: deze man hoort
thuis in de Geestdrift. En zo zien Youp en
ik elkaar zo’n drie maanden later voor de
tweede keer, ditmaal in café Ter Brugge in
Amsterdam.
Ha Youp!
“Hallo, herken je me nog?”
Foto’s: ilona ter mors
En of ik je nog herken. Herken jij mij
nog?
Lachend: “Jazeker. In Utrecht was het
toch? Prachtige stad, ik sta er graag op de
planken.”
Thuis is Youp van ‘t Hek niet echt een grappen­
maker, maar wanneer hij het podium op stapt,
gaat er meteen een knop om. Dan ziet hij een
dampend en uitverkocht Carré en beseft hij dat er
niets in het leven mooier is dan dit gevoel.
Leuk om te horen. Waar ben je op het
moment mee bezig?
“Ik ben bezig met de voorbereidingen
voor de oudejaarsconference. Dat is een
show van een uur en een kwartier en het
moet geramd zitten. Het is meer werk
dan je denkt, omdat er van tevoren veel
wordt geschrapt en er steeds opnieuw van
alles aan moet worden toegevoegd. Het
moet perfect zijn. Een gewone show is als
de 10.000 meter schaatsen en de oudejaarsconference is als de 1.500 meter: een
koningsafstand. Er ligt veel druk op, want
het is een samenvatting van het hele jaar
en veel mensen zullen ernaar kijken. Als
dat achter de rug is, ga ik nadenken over
mijn show van 2015.”
Hoe ziet het schrijfproces van zo’n
show eruit?
“Het begint met ideeën, die allemaal uit
het leven zijn gegrepen. Die ideeën zijn geïnspireerd door dingen die ik lees of op de
televisie zie, of door gesprekken met familie, vrienden en kennissen. Ik zoek de sensatie niet op, want er gebeurt al genoeg in
het dagelijks leven. Er zijn wel eens mensen die mij aanspreken en zeggen dat ze
een leuk verhaal hebben: bah, flikker toch
op man. Dat zijn zulke zoutloze verhalen!
Juist de spontane gesprekken leveren goed
materiaal voor een show op. Zo sprak ik
laatst een vrouw die al een tijdje van haar
man af wilde. Ze vertelde dat als ze op het
dekbed in de slaapkamer ging zitten haar
man tegen haar zei dat ze dat niet moest
doen omdat ze dan de veertjes plette. Dat
heb ik haar toen drie keer laten herhalen,
zo geestig vond ik dat. Ik ga het zeker in
mijn volgende show gebruiken. Ook sprak
ik eens een kakker die tegen mij zei: zo,
een bak water in de tuin? Waarmee hij een
zwembad bedoelde, ook enorm geestig. Ik
krijg die verhalen dus eigenlijk vanzelf en
dan is het een kwestie van de juiste linken
leggen. En het speelt natuurlijk mee dat ik
een nieuwsgierig mannetje ben.”
“Zeiken is zonde van
je tijd”
Wat wil je uitdragen met je shows?
“Mensen moeten meer genieten van het
leven. Ik wil de boodschap er niet te dik
bovenop leggen, maar ik wil wel graag dat
mensen naar buiten lopen na afloop van
de show en nog eens goed nadenken. Ik
hoop dat ze terugdenken aan de zeikende
man of vrouw die ik nadeed in mijn show
als ze de volgende dag zelf weer tegen
iemand staan te zeiken. Echt hoor, mensen
zijn zeikers. Pas op de dag dat ze te horen
krijgen dat het leven is afgelopen, dan
gaan alle knoppen om. Als ze dat toch eens
hadden geweten… Dat snap ik echt niet. Je
leeft toch zeker ook vandaag? Misschien
ben je inderdaad morgen wel dood, dus ga
niet wachten op dat moment. Zelf probeer
ik daarom van elke dag te genieten en ik
realiseer me maar al te goed dat het elk
moment afgelopen kan zijn. Ik geniet van
mijn werk, mijn vrouw en mijn kinderen
en dat zou iedereen moeten doen. Eigenlijk
probeer ik al zo’n veertig jaar te zeggen
dat al dat zeiken zo zonde is van je tijd en
energie.”
Vind je het vervelend als mensen over
jou zeiken?
“Niet per se, ik weet ook wel dat mensen
me haten of van me houden. En dat is
ook wat ik hoopte toen ik aan dit beroep
begon. Ik wil absoluut geen middelmatige
cabaretier zijn. Ergens vind ik het wel leuk
als mensen me onaardig vinden. Het zijn
vaak ook de mensen waar ik zelfs blij om
ben dat ze me niet mogen. Er is in de kroeg
weleens iemand naar me toegekomen die
zei dat hij mij een heel vervelende cabaretier vond. Toen zei ik dat ik daar heel erg
blij om was en er niet aan moest denken
dat hij zou zeggen dat hij al mijn cd’s in de
kast heeft liggen. Ik zou dat ver-schrik-kelijk vinden en dan waarschijnlijk alsnog
accountant worden. Het is juist leuk om
mensen een beetje te prikkelen. Als ik later
dood ben, mogen mensen best een mening
over me hebben – als ze me maar onthouden. Daar doe je het toch voor in dit beroep. Ik hoop natuurlijk dat mensen mijn
shows, oudejaarsconferences en vaste column op de zaterdag in NRC Handelsblad
gaan missen. En dat ze zeggen: die Youp,
dat was wel een geestig mannetje.”
Wat weten maar weinig mensen over
jou?
“Goede vraag. Ik denk dat maar weinig
mensen zich realiseren dat ik veel alleen
ben – wat ik overigens helemaal niet zielig
bedoel hoor! Ik zit veel op mijn kamertje in
Amsterdam te schrijven en ik heb een huis
aan de kust waar ik vaak helemaal alleen
of samen met mijn vrouw ben. Ik heb een
veel minder uitbundig leven dan sommige
mensen denken. Dat mensen dat denken
komt natuurlijk omdat ik in het theater
altijd de grappenmaker ben. Veel mensen
verwachten dan ook dat ik bij mijn familie
en vrienden diezelfde persoon ben, maar
gelukkig niet zeg. Natuurlijk maak ik thuis
wel eens mijn vrouw en kinderen aan het
lachen, maar ik zit ook vaak genoeg rustig
een krant te lezen of televisie te kijken. De
knop gaat pas echt om op het moment dat
ik het podium op stap.”
“De eerste tien
jaar van mijn
carrière was ik
doodongelukkig”
Vind je nog wel eens eng om op te
treden?
“Nou, leuk-eng. Je weet inmiddels dat
mensen die ervan houden naar je show
komen en dat de mensen die er niet van
12 Interview
DE klassieker
vervolg
GEESTDRIFT september 2014 13
Of het nu over beeldende kunst, film, theater, muziek of literatuur gaat: elk
vakgebied heeft zijn eigen klassiekers waar je als student niet aan kunt ontkomen. Wat zijn de favorieten van de studenten bij Geesteswetenschappen?
Geestdrift vroeg twee studenten naar hun Klassieker.
foto’s: Lea ter Meulen
Door TESS KAMPHORST
houden een dikke middelvinger naar je
opsteken. Voor die eerste groep mensen
sta ik op het podium, dus het is eigenlijk
meer iets waar ik me op verheug dan dat
ik er echt zenuwachtig voor ben. Vaak ben
ik al om 18:00 uur in Carré als ik om 20:00
uur moet beginnen en dan hoor ik de zaal
door een microfoontje in de kleedkamer
volstromen en gonzen. Ik loop op die
momenten naar het podium om stiekem
even door het gaatje van het gordijn te
kijken naar een afgeladen Carré. Niet veel
later gaat dan het licht aan en het gordijn
open en mag ik beginnen: een uur en een
kwartier een volle zaal met mensen aan
het lachen maken. Ja, dat is toch wel het
mooiste wat er is.”
“Als ik later dood
ben, mogen mensen
best een mening over
me hebben – als ze
me maar onthouden”
Waarom besloot je als beroep mensen
aan het lachen te maken?
“Toen ik jong was, ging ik eens met mijn
ouders naar Carré, waar Toon Hermans
optrad. Hoewel ik niet alle grapjes snapte,
vond ik het zo mooi dat iedereen hard aan
het lachen was om dat ene mannetje op
het podium. Ik dacht bij mezelf: als dat je
lukt, dan heb je toch godverdomme leuk
werk! Vanaf dat moment wilde ik niets
anders dan cabaretier worden, hoewel dat
niet altijd even makkelijk was. De eerste
tien jaar van mijn carrière was ik zelfs
doodongelukkig, omdat ik soms maar
voor zes mensen stond op te treden. In die
jaren stond ik vaak genoeg op het punt om
ermee te stoppen. Maar omdat dit echt was
wat ik wilde, ging ik toch door. En gelukkig lukte het uiteindelijk wel en kwam
ik in het theater terecht. Dat was altijd
keihard werken, maar na veertig jaar kan
ik inmiddels wel zeggen dat ik heb bereikt
wat ik in het leven wilde bereiken.”
Beginnen je grappen ook al op te
raken?
Lachend: “Volgens bepaalde vrienden zijn
mijn grappen al twintig jaar op. Sommige
grappen zijn inderdaad al vaker gemaakt
en daar maak ik dan variaties op. Maar op
zijn ze nog lang niet, want voor de oudejaarsconference en mijn show van 2015 heb
ik ideeën genoeg. De tijd nadert wel dat
ik er een keer mee ophoud. Ik word ouder
en dikker, dus op een gegeven moment is
het gewoon klaar. Dan wordt het tijd om
het geld op te maken en de dingen te doen
die ik altijd al wilde doen, zoals een paar
maanden in Parijs wonen. Dat staat na de
oudejaarsconference op de planning. Toch
ben ik bang om te zeggen wanneer ik pre-
“Volgens vrienden
zijn mijn grappen al
twintig jaar op”
cies stop, omdat ik niet het risico wil lopen
zo’n tragisch figuur te worden als ik mij er
niet aan houd. Dus als ik ga stoppen doe ik
het net als Éric Cantona, een ex-voetballer
bij Manchester United. Die kwam op een
avond trainen, maar had er duidelijk geen
zin meer in. Dus liep hij naar het kantoor
en leverde daar nog diezelfde training
zijn contract in. Een prachtig, onverwachts ­afscheid.”
Youp van ‘t Hek
Youp van ’t Hek (Naarden, 1954) is
cabaretier en columnist voor NRC
Handelsblad. Hij heeft twintig
theaterprogramma’s – dertien solovoorstellingen en zeven oudejaarsconferences – gemaakt met als terugkerend
thema de discrepantie tussen wat het
maatschappelijk leven van je verwacht
en wat je diep in je hart zou willen.
Youp woont samen met zijn vrouw
Debby Petter (voormalig cabaretière en
Nederlands nieuwslezeres, nu actrice) in
Amsterdam. Samen hebben ze twee
kinderen, Anna en Julius, en een
kleinzoon, Sam.
Jorien Stolwijk (21)
Rein Schiphorst (24)
Master Gender Studies
Klassieker: Een Keukenmeidenroman (roman), Kathryn Stockett, 2009
Tweedejaars Nederlandse Taal en Cultuur
Klassieker: De kleine blonde dood (film), Jean van de Velde, 1993
Deze roman is verfilmd
als The Help. Waarom het
boek en niet de film?
“Ik denk dat het komt
omdat ik eerst het boek
heb gelezen en toen de
film heb gekeken. Ik kon
me heel erg verliezen in
het boek, voor mijn gevoel
meer dan in de film. De
film vond ik overigens ook
heel interessant en leuk
om te zien, maar het was
toch het boek dat mij het
meeste aansprak. Hier zat
naar mijn idee een diepere
laag in het verhaal.”
Kun je kort vertellen waar het verhaal over gaat?
“Het verhaal speelt zich af in het zuiden van de VS in de jaren
zestig en draait voornamelijk om het personage Skeeter. Zij is een
vrouw die behoort tot een groep rijke, blanke vriendinnen die
allemaal een man en kinderen hebben. Skeeter is een beetje een buitenbeentje; zij heeft als enige geen man, wil graag journalist worden
en een boek schrijven. Al haar vriendinnen hebben een help in huis.
Dit zijn in de film alleen maar zwarte vrouwen die voor de kinderen
van rijke blanken zorgen en het huishouden doen. Skeeter besluit
om het verhaal van deze vrouwen te vertellen, om ze in the picture te
zetten in een wereld van blanken.”
Zou je iedereen dit boek aanraden?
“Ja, absoluut. Het boek brengt zowel feminisme als het rassenvraagstuk samen. Het verhaal van de help dat hier verteld wordt, is
door de geschiedenis heen erg onderbelicht geweest, terwijl dat van
de Amerikaanse huisvrouwen juist al vaak verteld is – ook op een
mooie en een romantische manier. Dit boek laat heel goed zien hoe
het leven van de zwarte vrouwen in de VS van de jaren zestig was
en helpt om ook nu nog het debat over rassensegregatie levendig te
houden.”
Een boek, een musical
én een film.
“Klopt, haha. Maar ik
ga voor de film, de musical heb ik niet gezien. Van
het boek weet ik globaal
hoe het verhaal in elkaar
zit. De structuur is anders
dan in de film. In de film
wordt de relatie tussen
vader en zoon heel erg
uitgelicht. Ik vond Antonie Kamerling, die de rol
van het hoofdpersonage
Valentijn speelt, een heel
goede acteur. Hij was
zelf ook een beetje een
tragisch figuur, wat de film extra krachtig maakt. De film is gewoon
erg goed. Hij heeft ook in het jaar van verschijnen een Gouden Kalf
gekregen voor de beste lange speelfilm.”
Waar gaat de film over?
“De kleine blonde dood gaat over het hoofdpersonage Valentijn. Hij
is een dichter en leidt een losbandig leven met snuiven, feesten en
naar bed gaan met veel vrouwen. Hij leeft het goede leven tot hij een
kind verwekt bij zijn oude kleuterjuf Mieke. In eerste instantie wil
Valentijn niets weten van zijn zoon Mickey en Mieke voedt het kind
dan ook alleen op. Valentijn komt alleen langs met verjaardagen. Er
komt een omschakeling wanneer hij ziet dat Mieke het kind slaat.
Hij wilde nooit vader worden vanwege een trauma met zijn eigen
vader, maar na dit incident komen zijn vadergevoelens naar boven.
Na een juridische strijd komt Mickey uiteindelijk bij hem wonen.
De film eindigt op een tragische manier, als er iets gebeurt waardoor Valentijn een onmogelijke beslissing moet nemen.”
Waarom is De kleine blonde dood volgens jou een Klassieker?
“Het is mijn favoriete Nederlandse film. Ik houd erg van filosofie,
psychologie en sociologie en veel facetten hiervan komen terug in
De kleine blonde dood. Daarnaast is het gewoon echt een heel mooie
film, tumultueus en met veel emotie.”
GEESTDRIFT september 2014 15
14
Je moet het maar durven op je 27ste: ontslag nemen bij een
goedbetaalde baan, je mooie appartement in hartje Amsterdam opzeggen en je gevoel achterna reizen. Copywriter
Mark van der Heijden deed het. In januari van dit jaar vertrok hij, met een simpel maar ijzersterk idee.
Door anouk van der graaf
foto’s: Eigen beheer
Na een paar jaar fulltime werken kreeg Mark
van der Heijden reiskriebels. Hij wilde het
liefst de wereld rond, maar na een bezoekje
aan een reisbureau begreep hij dat zijn
plannen hem een kapitaal zouden kosten.
Iets wat zelfs hij, als goedbetaalde copywriter bij een gerespecteerd reclamebureau in
Amsterdam, niet had. Hoe kon hij de reis
maken die hij voor ogen had? “Bananen
plukken zag ik niet zitten. Ik wilde zowel
reizen als aan mijn carrière werken en ervaring opdoen. Toen bedacht ik me: wat heb
ik nu echt nodig? Ik besloot mijn kennis te
gaan ruilen voor mijn basisbehoeften.” Als
The Backpacker Intern reist hij nu de wereld
rond en loopt hij stage bij reclamebureaus,
grote merken en goede doelen. Niet voor
geld, maar in ruil voor eten en een slaapplaats. “Het voelt als de ultieme vrijheid.”
“Ik mocht overal mee
naartoe en kreeg
een enorme suite”
the backpacker intern
De wereld over met een
simpel idee
Sceptisch
In 2013 maakte Mark een flitsend filmpje
met zijn idee en voor hij het wist ging
het viral. “De reacties waren in het begin
enthousiast, maar ook wat sceptisch. Zo
ook de reactie van mijn moeder, die schrok
wel even.” Zelf vroeg hij zich trouwens ook
af waar hij mee bezig was, toen hij tijdens
zijn eerste ‘The Backpacker Intern-reis’ begin
dit jaar in Thailand aankwam, na lange omzwervingen zijn hostel vond en om vijf uur
‘s ochtends een kleine kamer bleek te delen
met zeven anderen, inclusief een nogal
exhibitionistisch stelletje: “Ik hoorde dus
echt álles.” De volgende ochtend verdween
zijn moedeloosheid al gauw toen Mark zijn
laptop opendeed.
“Ik werd overspoeld door
aanvragen van bedrijven over de
hele wereld die vroegen of ik bij ze wilde komen werken. Ik wist niet wat me overkwam,
de mogelijkheden waren ineens eindeloos.”
Airmiles
Mark werkte in een tijdsbestek van vijf
maanden al bij dertien bedrijven, in zes
verschillende landen: hij is al in Thailand,
Maleisië, Cambodja, Vietnam, de VS (Hawaii, Los Angeles, Las Vegas, San Francisco)
en Bali geweest. Geestdrift interviewt hem
via Skype terwijl hij in San Francisco zijn
schrijftalent gebruikt om aandacht te
krijgen voor een stichting die oude honden
verzorgt (“Zo zie je maar, ik kan dus echt
óveral terechtkomen”). Marks doel is om
een jaar lang te reizen als The Backpacker
Intern, maar dan moet zijn budget wel
meewerken. “De vliegreizen betaal ik zelf
van mijn spaargeld, maar dat begint al
behoorlijk te slinken.” Daarom is hij nu
voorzichtig aan het denken over het maken
van gesponsorde content. “Ik moet iets gaan
verzinnen om dit te kunnen blijven doen,
maar eigenlijk past dat idee niet bij mijn
filosofie. Ik geloof juist echt in de kracht
van belangeloos geven.”
Voorlopig staat zijn agenda nog wel even
volgepland met projecten. En naast al dat
werk maakt hij ook tijd voor sight seeing. “Ik
plan zelf in hoe lang ik ergens wil blijven.
Zo wilde ik in Cambodja de beroemde
Angkor Wat-tempel zien. Daar maak ik
dan tijd voor.” Zijn vorige opdracht was in
Las Vegas, waar hij aan de slag ging bij een
groot bedrijf dat onder meer de fotografie
verzorgt op verjaardagen van beroemdheden. “Ze namen me overal mee naartoe en ik
kreeg een enorme suite in het bekende hotel
Rio. Dat was wel wat anders vergeleken bij de vieze, kleine hostelkamer in
Thailand.” Hij vertelt hoe hij om half tien ’s
ochtends aankwam in ‘Sin City’ Las Vegas
en mee mocht met een fotoklus op het
hoogste gebouw in de stad: de Stratosphere.
En o ja: of hij het leuk zou vinden om hier
vanaf te skyjumpen? Om twaalf uur ‘s middags maakte hij de sprong – die overigens
“episch” was.
“When I grow up
I want to be a
Backpacker Intern”,
schrijven fans op
twitter
Extra’s
Dit is niet het enige wat Mark tot nu toe aangeboden kreeg door bedrijven tijdens zijn
reis. Hij liep deze zomer stage in Boedapest
en kreeg hierbij kaarten voor het bekende
Hongaarse festival Sziget. Het is dan ook
niet zo gek dat hij met zijn idee inmiddels een voorbeeld is geworden voor velen.
“When I grow up I want to be a Backpacker
Intern”, schrijven fans zelfs op twitter.
“De pure insteek van het ruilen spreekt
veel mensen aan”, zo verklaart hij zelf zijn
succes. “Ik heb het concept daarnaast zo
simpel mogelijk gemaakt, zodat iedereen
het begrijpt.”
The Backpacker Intern staat open voor elke
culinaire traditie en avontuurlijke onderneming. Hij probeert gebakken vogelspin
en gefrituurde kikker, zwemt met haaien en
springt dus zonder moeite van de 108e verdieping van de Stratosphere. Daarbij durft
hij bij elk groot bedrijf aan te kloppen onder
het motto ‘niet geschoten is altijd mis.’ Zijn
advies: “Als je niet gelukkig bent in je werk,
zeg dan je baan op en ga wat anders doen. Er
zijn mensen die alleen voor het weekend leven, terwijl er genoeg dingen zijn die je kunt
doen waar je elke dag gelukkig van wordt.
Stop thinking… And start doing.”
Wil je Marks avonturen volgen? Kijk
dan op www.thebackpackerintern.com
GEESTDRIFT september 2014 17
16
“Je moet geen mooi weer spelen”
Een dubbelinterview met de scheidende en de komende faculteitsdecaan
Hoogleraar filosofie Keimpe Algra volgt per september Wiljan
van den Akker op als decaan van de faculteit Geesteswetenschappen. Geestdrift interviewde de afzwaaiende en de nieuwe
decaan samen over de woelige jaren die de faculteit heeft doorgemaakt, en over de toekomst. “Hopelijk wordt het de komende
jaren wat rustiger.”
foto’s: Ykwinno Hensen
Door LEA TER MEULEN
“Je moet wel tegenover me gaan zitten, zodat
je me onder de tafel kunt trappen als ik iets
verkeerds zeg,” grapt Algra tegen Van den
Akker als we onze stoelen aanschuiven.
“We hebben gisteren toch al gerepeteerd,”
antwoordt Van den Akker schertsend. De
sfeer is ontspannen. Dat is misschien ook
niet zo verwonderlijk: Keimpe Algra en
Wiljan van den Akker kennen elkaar goed.
Van de achteneenhalf jaar dat Van den Akker
faculteitsdecaan was, is Algra zes jaar vicedecaan onderzoek geweest.
Wiljan van den Akker: “Maar eigenlijk
bestuurde ik vanaf het eerste moment met
Keimpe samen. De week voor ik begon als
decaan werd ik gebeld: of ik wist wat er op
de agenda zou staan. Nee, zei ik; ik wist
niet eens dat er überhaupt een agenda was.
Ik kreeg te horen dat we van vijftien naar
zeven faculteiten zouden gaan, en dat ik
drie faculteiten tot één moest fuseren. Nou,
fijn dat ik het weet, zei ik. Ik ben toen niet
begonnen met vragen wat iedereen vond van
die plannen, maar met de uitvoering ervan.
In die tijd zat ik al meteen met Keimpe om de
tafel, die toen decaan van Wijsbegeerte was.
Met een klein bestuursteam hebben we toen
in een heel rap tempo een nieuwe faculteit
gemaakt.”
Keimpe Algra: “En ik denk dat dat goed
gelukt is. Het is wel zo dat er een aantal jaren
nodig is geweest om van deze faculteit een
eenheid, een gemeenschap te maken.”
WA: “Achteraf gezien ben ik heel naïef aan
die fusie begonnen, maar misschien maakte
dat het eigenlijk juist wel gemakkelijker.
Als ik nu terugkijk, was de fusie een eitje
vergeleken met de bachelorherziening.”
KA: “Inderdaad. Daar komt natuurlijk bij dat
die bachelorherziening deel uitmaakt van een
groter plan, dat ook te maken heeft met de
financiële problemen waar we als faculteit in
terechtgekomen waren.”
Schrappen en schrapen
Toen Van den Akker aantrad in 2006 liepen
de schulden al in de miljoenen, maar de
prognose was dat die schulden snel ingelopen
zouden worden. Na de verandering van het
universitair verdeelmodel, die ongunstig
uitviel voor Geesteswetenschappen, bleek dat
de tekorten structureel waren, en dat er flink
bezuinigd zou moeten worden. Op de vraag
hoe vervelend het is om die bezuinigingen
door te voeren, reageren Algra en Van den
Akker verrassend mild.
KA: “Ik heb de bezuinigingen op
onderzoek moeten doorvoeren namens het
faculteitsbestuur. Daar is niemand blij mee,
maar je kunt de situatie wel uitleggen; de
meeste van onze collega’s zijn best voor rede
vatbaar. Als je laat zien wat het probleem
is, en dat je het op een faire manier wil
oplossen, dan wordt dat geaccepteerd. En
tja, vervelende dingen horen nu eenmaal bij
dit werk, zeker omdat we toch niet in een
ruim financieel kader leven. Het zal schrapen
blijven, op allerlei fronten.”
WA: “Dat was een lastig dossier, het
schrappen van onderzoekstijd. Maar wat
mij is opgevallen is dat dat in totaal maar
drie protesten heeft opgeleverd, die ook nog
eens heel zakelijk van aard waren. Dat toont
voor mij dat zo’n proces toch op de een of
andere manier goed gaat, zolang je er als
bestuur maar de tijd voor neemt, en goed
communiceert.”
en je kunt als bestuur niet allerlei leuke
dingen gaan doen. Maar je kunt wél proberen
om maatregelen zo goed mogelijk te laten
landen. Daarbij hoort ook dat je goed luistert.
Uiteindelijk hebben de mensen in de faculteit
het idee gehad dat ze input konden leveren.
Zo creëer je op een gegeven moment toch
draagvlak voor een vervelend proces.”
WA: “De grootste valkuil voor een
bestuurder is om zomaar iets van boven te
laten landen, te zeggen: ‘Dit gaan we doen’. Al
is het een heel goede beslissing – toch moet
je dat niet doen. Van de andere kant moet je
ook niet alles van onderen op laten borrelen,
en daar dan een stuk uit brouwen. Je moet wel
visie hebben.”
Geen droog brood
“Het zal schrapen
blijven, op allerlei
fronten”
KA: “En je moet, denk ik, geen mooi weer
spelen.”
WA: “Precies. We zijn altijd transparant
geweest. We zijn altijd eerlijk geweest. We
hebben niet altijd de hele waarheid verteld.
Toen in de reorganisatie bijvoorbeeld
bleek dat wij toch een aantal opleidingen
zouden moeten sluiten, konden we dat
op dat moment niet zomaar meedelen in
de openbaarheid. Maar we hebben nooit
onwaarheid verteld.”
KA: “Dat is belangrijk: dat je mensen een
eerlijk verhaal vertelt. Het zijn lastige tijden,
Die visie is uitgekristalliseerd in Horizon
2015-2020, een belangrijke nota waarin de
toekomst van de faculteit wordt geschetst.
Volgens het nieuwe onderwijsmodel wordt de
onderwijscapaciteit, en daarmee het aantal
cursussen, afgestemd op het budget, in
plaats van andersom. Zoals Van den Akker het
uitlegt: “Bij de Albert Heijn kun je je karretje
volladen, maar zodra je bij de kassa niet kunt
afrekenen, heb je een probleem.”
WA: “Ik denk dat de faculteit met het
nieuwe onderwijsmodel de komende jaren
de mogelijkheden heeft om de discussie aan
te gaan: wat zijn onze prioriteiten? Waar
moeten we scherper in snoeien, waar kunnen
we uitbreiden? Als er op bepaalde minoren
geen studenten afkomen, moet je die dan
wel aanbieden? De groenteboer kan elke dag
wel kisten vol met een bepaald soort groente
“Het heeft
een tijdje
geduurd
voor deze
faculteit
een
eenheid
werd”
uitzonderlijk goed in de tweede en derde
geldstroom [geld dat niet direct van het
Ministerie van OC&W komt, red.]. Het idee
dat de geesteswetenschappen dat allemaal
niet kunnen, is achterhaald.”
‘Schele broer’
neerleggen, maar als hij die elke avond moet
weggooien...”
Als het onderwerp verschuift naar het
wegbezuinigen van opleidingen wordt de
sfeer even iets gespannen.
WA: “Je kunt niet aan de ene kant geld
uitgeven aan iets waar geen droog brood mee
te verdienen is, en aan de andere kant een
verlanglijstje hebben – ‘We willen aio’s!’ Dan
moet je keuzes gaan maken.”
KA: “Maar het is helemaal niet zo dat wij
alleen maar grote opleidingen willen. We
hebben een flink aantal kleine opleidingen, en
er is nu geen reden om te zeggen dat die niet
blijven.”
WA: “Bovendien is het niet zomaar zwart
of wit. Als ik een cursus schrap waar twee
studenten op af komen, dan zou je kunnen
zeggen dat daarmee expertise verloren gaat.
Maar het gaat om de context. Als dat een
cursus is in een opleiding met 350 studenten,
is dat een rare situatie. Maar als het een heel
specialistisch vak is in een onderzoeksmaster,
is het een ander verhaal. Als je dat als bestuur
niet in de gaten hebt, kun je beter opstappen.”
KA: “Er zijn opleidingen met weinig
instroom, waar toch de colleges vol zitten,
omdat studenten uit andere opleidingen
de vakken volgen. Er is dus geen een-opeenrelatie tussen instroom en rendement.”
WA: “Zodra je de kleinste weghaalt, is de
volgende de kleinste. Dat is een heilloze weg.
Maar het is wel een constante strijd om aan
het College te verantwoorden hoe rendabel
die kleine opleidingen eigenlijk zijn. Aan de
andere kant: wij draaien beter dan een aantal
andere faculteiten. We doen het bijvoorbeeld
KA: “Ik denk dat de geesteswetenschappen
nu binnen de universiteit ook meer op de
kaart staan dan vijftien jaar geleden. Dat is
trouwens niet per se de verdienste geweest
van het afgelopen bestuur, hoor...”
WA: “Maar het nieuwe bestuur heeft
wel meteen een andere toon richting het
College aangenomen. Wij zijn niet ánders,
wij hoeven niet anders behandeld te worden
dan de rest. Meet ons maar naar de maten van
de anderen. Dat heeft wel een verandering
tot stand gebracht: men dacht niet langer
over Geesteswetenschappen als ‘de schele
broer aan tafel’. Wat betreft het imago van de
geesteswetenschappen in de maatschappij
is er nog wel wat winst te behalen. De burger
denkt: ‘Liever een dokter dan een romanist
aan m’n bed.’ Dat snap ik ook wel, maar
als docenten moeten we studenten wel
duidelijker maken wat ze nu eigenlijk leren;
wat ze kunnen dat anderen niet kunnen.”
KA: “Daar kunnen we, denk ik, nog meer
aan doen in de toekomst.”
De toekomst
KA: “Maar dat zijn kleine dingen, de ongoing
business, om het zo maar te zeggen. Wat
betreft de grote lijnen kun je de komende
tijd rekenen op continuïteit. We hebben
de afgelopen jaren een hele hoop dingen
overhoop gehaald in deze faculteit – het
onderwijs is op de schop gegaan, het
onderzoek hebben we op een andere leest
geschoeid, de onderzoekscapaciteit hebben
we terug moeten brengen, we hebben de
organisatie van de faculteit veranderd. Dat
zijn heel ingrijpende veranderingen geweest,
en ik hoop dat er nu een tijd aan komt waarin
de faculteit een beetje in een steady state komt.
Het zou goed zou zijn als we nu een periode
van relatieve rust zouden kunnen krijgen
– niet meer dat je constant in een bouwput
leeft.”
Van den Akker is het er roerend mee eens.
“Al komt de mastervernieuwing er natuurlijk
wel nog aan, en dat is geen geringe klus.”
Opgelucht is hij niet dat hij het stokje nu
door kan geven. “Maar ook niet treurig. Het
wordt afkicken, en ik zal het werk ook missen,
maar het is mooi geweest. Even niet zo
verschrikkelijk veel e-mails – daar kan ik me
best op verheugen.”
docent als onderzoeker
GEESTDRIFT september 2014 19
“SAMENWERKEN MET STUDENTEN
LEVERT VEEL OP”
Toen de toekomst van boekhandel Polare (inmiddels weer
Broese) begin dit jaar op losse schroeven stond, reageerde menig boekenliefhebber in Utrecht geschokt. Gelukkig is de stad
ook tal van mooie andere boekwinkeltjes rijk. Liefhebbers kun-
onderzoek doen. Om je een kijkje te geven in het soort onderzoek
nen hier terecht voor persoonlijk advies over nieuw en klassiek
waar zij zich mee bezig houden en hoe zij dit combineren met lesgeven, laat Geestdrift elke editie een andere docent aan het woord.
Dit keer Clara Pafort-Overduin (1964), universitair docent aan het
departement Media- en Cultuur.
leesvoer. Deze winkels hebben het ook zwaar, maar vinden elk
toch manieren om te blijven bestaan.
Door LOES AARTSMA
Door JANNA VAN STRIEN
“In 1986 maakte ik kennis met de Universiteit Utrecht, destijds
nog als student Theater-, Film- en Televisiewetenschappen. In
die periode was de Amerikaanse mediawetenschapper Douglas
Gomery een van mijn docenten. Het onderzoek dat ik toen deed
voor zijn cursus, aan de hand van het boek dat hij samen met collega Robert Allen schreef, Film History: Theory and Practice, heeft
mijn hele loopbaan bepaald. Het was een studie naar de komst van
de bioscoop in Hilversum, de plaats waar ik opgroeide. Na mijn
afstuderen in 1993 begon ik direct met lesgeven op de Universiteit
Utrecht. Bij het vak dat ik indertijd gaf liet ik studenten een vergelijkbaar onderzoek uitvoeren. Ik was erachter gekomen dat het
ontzettend leuk was onderzoek te doen in de plaats waar je bent
opgegroeid. Studenten bestudeerden in hun eigen plaats de komst
van de bioscoop en dat was voor hen echt een soort historische
sensatie. Op een gegeven moment ben ik – naast het lesgeven – in
mijn vrije tijd met het doen van onderzoek begonnen, omdat ik
dat heel graag wilde.
“Ik begon met het inzetten
van studenten tijdens mijn
proefschrift”
Later ben ik onderzoek en docentschap gaan combineren
door studenten mee te laten helpen in mijn onderzoeken. Ik
begon met het inzetten van studenten tijdens mijn proefschrift.
Het proefschrift ging over De Jantjes, een film die werd gezien
als populair en typisch Hollands. Het begon met de vraag wat
precies het Hollandse in deze film was en of ‘typisch Hollands’
hetzelfde in Limburg is als in Friesland. Dit leidde ook tot de
vraag of de populariteit van deze film overal in Nederland gelijk
was. Ik stuurde studenten eropuit om programma-informatie te
verzamelen. Door te kijken naar de draaiperiode, de toegangsprijs,
het aantal zitplaatsen en het aantal films waarmee De Jantjes op
het programma stond, de POPSTAT-methode, kon ik uiteindelijk
een conclusie trekken over de populariteit. De Jantjes bleek in bijna
heel Nederland een succes te zijn. Dit werd voor een deel veroorzaakt doordat het een van de eerste Nederlands gesproken films
was. Zelfs in de provincies met een sterk dialect, als Friesland en
Limburg, zorgde dit voor een nationaal gevoel.
“Is typisch Hollands hetzelfde
in Limburg als in Friesland?”
Geïnspireerd door de werkwijze van Gomery, kenmerken mijn
studies zich doordat ik niet zozeer focus op de film zelf, maar juist
de context hiervan analyseer. Het onderzoek waar ik mij nu mee
bezighoud – in samenwerking met Gomery – betreft het conflict
dat speelde na de Tweede Wereldoorlog tussen de Nederlandse
Bioscoopbond (NBB) en de Amerikaanse Motion Piction Export
Assocation (MPEA). De MPEA eiste meer ruimte op de Nederlandse filmmarkt en wilde daarom niet meer alleen met de NBB
onderhandelen. Uiteindelijk leidde dit tot een boycot van de
MPEA, waarbij deze partij de levering van films aan Nederland
stopte. Studenten van de cursus De Geschiedenis van de Nederlandse
Filmcultuur hebben zich onder andere beziggehouden met de
vraag wat zo’n boycot betekende voor de dagelijkse bioscoopganger. Wat was er te zien in de bioscoop en werden er door de boycot
inderdaad geen Amerikaanse films meer vertoond? Studenten
hebben hiervoor plaatselijk archiefonderzoek uitgevoerd om zo
in kranten de filmvoorstellingen te achterhalen. Het doel van het
onderzoek is om uiteindelijk een lijn te vinden in het verloop van
dit conflict. Douglas ontfermt zich over het Amerikaanse verhaal
door de volledige geschiedenis van de MPEA in kaart te brengen.
De gevolgen van het conflict voor Nederland functioneren als een
case-study hierbij.
Over de samenwerking met studenten ben ik heel enthousiast.
Het is erg belangrijk dat studenten weten dat ze in feite ook zelf
een klein beetje filmgeschiedenis kunnen schrijven. Dat is vaak
een stimulans om dingen te willen weten. Bovendien kunnen studenten met ideeën komen waar je nog niet aan gedacht had, of ze
hebben ineens een fantastische bron gevonden. Deze manier van
werken levert iedereen veel op.”
In de Tegelstraat, een zijstraat van de Neude,
is Savannah Bay gehuisvest. Het is een kleine
winkel met nationale en internationale literatuur, kookboeken en een uitgebreide hoek
met genderletteren. Marischka Verbeek is de
eigenares van de winkel, die voornamelijk
draait op vrijwilligers. Hoe overleeft deze
verstopte winkel in het centrum van Utrecht
in tijden van crisis? “We proberen mensen
te binden aan de winkel door activiteiten te
organiseren. We organiseren regelmatig salons. Dit zijn avonden in een ‘woonkamersetting’ waar schrijvers en bezoekers nader tot
elkaar komen. Dit soort avonden organiseren
we al meer dan twintig jaar en het concept
werkt nog steeds. Ook werken we samen
met Het Literatuurhuis. Savannah Bay staat
daarnaast geregeld met een boekenkraam op
evenementen, voor signeersessies.”
Savannah Bay organiseert ook de
boek­verkoop voor studievereniging Euphorion (Literatuurwetenschap) en binnenkort
alsmede die voor Awater (Nederlandse Taal
en Cultuur). “Laatst hebben we vergaderd
met docenten van deze studies. Daarnaast
organiseren we samen met Euphorion ook
activiteiten zoals een Literair Open Podium.
De studenten weten onze winkel te vinden
en kopen naast studieboeken ook regelmatig
leesboeken. Het is erg belangrijk om mensen
aan de winkel te binden.”
Een winkel die op een andere manier binding zoekt met klanten is De Rooie Rat (Oudegracht 65), een links-politieke boekwinkel
die voornamelijk draait op vrijwilligers.
Deze winkel heeft gekozen voor een specifiek
boekaanbod. “Er zijn weinig winkels die dezelfde boeken als wij verkopen en dat werkt.
Hierdoor komen mensen speciaal naar de
winkel toe.” Toch heeft
ook deze winkel het zwaar.
“Als boekwinkel ontkom je daar niet
aan. Het is duur om werknemers te betalen.
Als winkel moet je daarnaast een expertise
hebben. Het is gunstig om een bepaalde
insteek aan de winkel te geven. Wij richten
ons voornamelijk op de geschiedenis van
anarchisme en socialisme. Naast specifieke
boeken verkopen we ook Nederlandse en
Engelse literatuur.”
“Mensen komen
speciaal voor het
specifieke aanbod
naar de winkel”
foto: Lea ter Meulen
Docenten geven college, maar houden zich daarnaast ook bezig met
Een andere bekende Utrechtse boekwinkel is Aleph (Vismarkt 9). Boekenkasten
reiken er tot aan het plafond en alle hoeken
en gaten zijn gevuld met boeken. Op de
achtergrond klinken klassieke platen die
ook verkocht worden in de winkel. De
boek- en muziekliefhebber kan in alle rust
rondkijken en ontsnappen aan de dagelijkse
drukte op de Vismarkt. Tijdens de sluiting
van Polare begin dit jaar ging het beduidend
beter met Aleph. De kleine boekwinkel
heeft profijt van het wankelen van de grote
ketens. “Mensen zoeken naar alternatieven,
zeker nu De Slegte gesloten is. Ook lijken
ze tweedehandsboeken meer te waarderen”,
vertelt een verkoper. In de winkel werken
twee vaste medewerkers die elkaar afwisselen. Ongeveer een derde van de omzet haalt
de winkel uit online verkoop. “We verkopen
via vijf verschillende sites en bereiken zo
een wereldwijd publiek. Maar ik ben blij dat
we nog tweederde via de echte winkel verkopen. Anders zou je de hele dag maar achter
een computer zitten, dan mis je de echte
boeken, leuke klanten en mooie locatie.”
De boekwinkels in Utrecht hebben verschillende manieren gevonden om te overleven. Hoewel ze het soms zwaar hebben,
wordt de toekomst niet somber ingezien.
De medewerkers van de drie winkels hebben
een grote liefde voor boeken en laten die
passie zien in hun winkels.
foto: Loes Aartsma Boekwinkels in barre tijden
fot o: Lea ter Meu len
18
GEESTDRIFT september 2014 21
foto: Tudor Prisacariu
20 Van fluisterliedjes
tot bravoure
Singer-songwriter Eefje de
Visser wil (en kan)
het allemaal
Ze noemt zichzelf het ‘lompe jongetje’ van haar band,
zou best eens in een luchtballon op willen treden en
heeft zowel cd’s van Rihanna als Bon Iver in haar auto
liggen. Singer-songwriter Eefje de Visser (28) is niet
makkelijk in een hokje te plaatsen. Een interview over
muziek, de liefde, onderweg zijn en thuiskomen.
Door ANOUK VAN DER GRAAF
“School was voor mij altijd bijzaak”, vertelt
Eefje de Visser, terwijl ze haar lepel op het
schuim van haar café latte legt. Buiten regent
het en we zitten in het knusse café Buurten,
vlakbij haar huis in de Utrechtse wijk Wittevrouwen. “Ik begon met veel enthousiasme
aan de opleiding Songwriting op de Rockacademie, maar daar ben ik mee gestopt. Ik heb
altijd geleerd om vrij muziek te maken en ineens moest ik alles analyseren. Dat past niet
bij mij, al was het goed voor mijn muzikale
ontwikkeling. Ik stopte, met het idee: ik kan
het altijd nog afmaken. Dat zou ik nog wel
willen doen, maar ik ben bang dat het nu ten
koste gaat van mijn muziekcarrière.”
Veel tijd heeft de populaire singersongwriter dan ook niet op dit moment;
haar muzikale agenda zit flink volgepland.
Dat was zo’n vier jaar geleden wel anders,
voordat ze zich inschreef voor de Grote Prijs
van Nederland en tot haar eigen verbazing
eerste werd. “Ik was daarvoor maar wat aan
het aankloten en voelde nog weinig richting
en ambitie”, vertelt ze. Na het verschijnen
van haar eerste plaat De Koek, in 2011, ging
het hard. Ze mocht komen spelen op festivals
als Lowlands, Oerol en Into the Great Wide
Open en kreeg veel lovende recensies. “Het
was een gekke tijd, want juist toen alles in
mijn leven even overhoop lag kreeg ik veel
succes. Mijn relatie was namelijk net uit, met
iemand waar ik heel nauw mee samenleefde.
Hij zat ook in de muziek en is nog steeds mijn
beste vriend, maar we hadden heel lang geen
contact. Ik moest mezelf in die periode echt
even opnieuw uitvinden.”
Break-up plaat
Het nieuwe geluid dat hieruit voortkwam,
is terug te horen op haar meest recente
plaat, Het is. Het album werd door 3voor12
een ‘break-upplaat’ genoemd, maar daar is
Eefje het niet helemaal mee eens. “Ik heb het
geschreven in die periode, maar de plaat gaat
er niet echt over. Die tijd maakte wel veel in
me los; de behoefte om te reizen en de hang
naar vrijheid. Ze vertelt dat er eigenlijk maar
één liedje op staat dat echt over het verbreken van een relatie gaat en dat is Nee Joh. ‘We
verdwijnen uit het zicht’, zingt Eefje hierin.
“Schrijven en zingen over liefde is een manier
om los te laten. Zoals anderen dagboeken
bijhouden en gedichten schrijven, zing ik
over wat mij bezighoudt. De noodzaak om te
schrijven wordt ook groter op het moment
dat er echt iets aan de hand is. Dan hoef ik
minder te zoeken naar woorden en gaat het
natuurlijker.”
“Mijn teksten zijn
door iedereen te
beluisteren, dat is
soms wel eng”
Waar de meeste dagboeken privé blijven,
krijgen Eefjes luisteraars een behoorlijke
kijk in haar leven. “Mijn teksten zijn door
iedereen te beluisteren en dat is soms wel
eng.” Het duurde dan ook even voordat ze de
liedjes van haar tweede album liet horen aan
haar band en aan het publiek. “Ik heb een half
jaar gewacht en bleef roepen: ‘Ja, ik laat het
binnenkort allemaal horen, echt waar!’ en
dat duurde en duurde maar. Inmiddels is die
break-up al weer zo ver achter de rug dat het
me niet meer raakt om er over te praten en te
zingen. Maar kort nadat het gebeurde hadden
mensen me echt niet moeten interviewen,
dat was te lastig geweest. Als ik nu optreed
ben ik niet elke keer het verdriet aan het
herbeleven, op een gegeven moment worden
de woorden klanken.”
Thuiskomen
Sinds vier jaar woont de zangeres in Utrecht.
Ze is nu single en dat vindt ze prima. “Het is
wel rustig om nu met niemand verbonden
te zijn op die manier. Er is genoeg te doen
en te beleven, ik heb lieve vrienden en te gek
werk; verliefd worden komt wel weer een
keer.” Ze kwam in Utrecht wonen voor haar
toenmalige vriend, verder kende ze hier weinig mensen. “Wat dat betreft ben ik niet zo
moeilijk in verhuizen, ik ben eigenlijk altijd
al een dwaler geweest.” Het duurde wel even
voordat ze zich hier thuis voelde. “Toen mijn
relatie uitging, realiseerde ik me dat ik in
Utrecht eigenlijk niet zoveel had opgebouwd.
Door het succes van De Koek was ik namelijk
veel onderweg. Ik heb me hier lang een buitenstaander gevoeld. Ik had vrienden en een
band waar ik mee opschoot, maar ook met
veel mensen om je heen kun je je eenzaam
voelen.”
Inmiddels voelt Eefje zich thuis in
Utrecht. “Ik kan nu zeggen dat Utrecht er bij
mij is ingeslopen. Ik wil hier voorlopig echt
niet weg. Ik hou van de relaxedheid van de
stad en de vibe is hier jong en ontspannen.”
Het thema ‘onderweg zijn’ is nog wel veel
terug te horen op Het Is. Veel liedjes gaan over
in ontwikkeling zijn. “Hiervoor dacht ik te
veel na over wat ik wilde schrijven, nu is het
meer een gevoelsplaat geworden. Ik ben gaan
schrijven zonder eerst een concept te bedenken.” Op Het is staan meer ‘fluisterliedjes’ dan
op haar debuut De Koek, maar als ze optreedt
is Eefje veel uitbundiger. “Ik wilde voor Het Is
een zachte, warme sound, bijna overdreven
weeïg. Maar live, met de muzikanten, werd
het veel energieker. Op de tweede plaat is
mijn muziek subtiel onverwacht.”
Ook in haar band is ze op haar plek. “In
mijn eentje optreden doe ik zelden, dan mis
ik de interactie met andere muzikanten. Er
was een periode, tijdens de eerste tour, dat
ik alleen met mannen speelde in de band en
zelf ook een beetje een lomp jongetje werd.
Zingen in een ‘mannenband’ voelde raar want
ik had nog nooit met zoveel mannen opgetrokken. Sinds kort zit er nog een meisje in
de groep, dat is fijn voor de groepsdynamiek.
Maar mannen zijn wel lekker makkelijk.”
Bedoelerig
Het zijn uiteenlopende artiesten die de
­singer-songwriter inspireren: Bon Iver en
Joanna Newsom, maar ook Michael Jackson
en Rihanna. Het enige waar ze mee bezig is
tijdens het schrijven is of ze het zelf mooi
vindt. “Ik probeer een heleboel uit, houd
daarna wat ik het mooist vind en zo knoop
ik een liedje aan elkaar. Ik ben nooit bezig
met het schrijven van ‘een hit’.” Zo wordt
ze geprezen om haar originele en poëtische
teksten, maar woorden zijn voor haar verrassend genoeg minder belangrijk dan veel
luisteraars denken. “Een tekst kan een liedje
maken of breken, maar ik benader het anders
dan anderen. Het is nooit mijn vertrekpunt.
Ik bedenk eerst een melodie en dan volgen
de woorden vanzelf. Nederlands is zo’n harde
taal, hij dringt zich bijna aan je op. Ik wil dat
de woorden niet de overhand nemen.”
Voor ze bekend werd, schreef en zong Eefje in het Engels. De stap naar het Nederlands
was zowel een logische als een vreemde keuze
voor haar. “Ik dacht eerst: dat genre past niet
bij mij. Tekst is in het Nederlands vaak zo
‘bedoelerig’. Zo van: ‘Ik ga je nu wat vertellen’.
Ik wil dat het meer klankgericht is.” Een paar
van haar grote helden zijn Harry Bannink
en Willem Wilmink, allebei bekend van het
schrijven van kinderliedjes. “Dat wil ik ook,
dacht ik tijdens mijn muziekopleiding. Maar
mijn liedjes werden veel te persoonlijk voor
kinderen. Toen pas viel het kwartje: ik snap
de Nederlandse taal en kan het vormen zodat
het wel bij mij past. Vanaf nu zing ik in het
Nederlands, besloot ik.”
“Juist toen alles in
mijn leven overhoop
lag kreeg ik veel
succes”
Gekke locaties
De verbazing die ze voelde over haar eerste
succesvolle album bleef aan Eefje kleven bij
het verschijnen van haar tweede plaat. “Ik
had me er op voorbereid dat het niks zou
kunnen worden, maar toen ging het toch
weer goed.” Nu wil ze nog meer haar grenzen
opzoeken in haar optredens. Saai mag het
absoluut niet worden. “Ik zou graag wat
grotere visuals willen gebruiken. Een concert
geven in een luchtballon, of op andere gekke
locaties. Alles wat ik doe moet van hoge
kwaliteit zijn. Het moet voor luisteraars
een ‘trippende ervaring’ zijn, waarbij je uit
je eigen wereld wordt gesleurd. Ik wil niet
teveel trends volgen en juist eigenwijs doen
wat mensen niet van mij verwachten. Mezelf
weer muzikaal opnieuw uitvinden, daar heb
ik heel veel zin in.”
Meer zien (en horen) van Eefje
de Visser? Vanaf 19 september
start haar theatertour en muzikale road trip Waterwereldsteden.
Ga naar eefjedevisser.com voor
meer ­informatie en de tourdata.
COLOFON
22
Jong en online op zoek: de ins en outs
van digitaal daten
Internetdaten is volgens deze sites
dus juist ook bedoeld voor drukke, sociale
studenten. Dat sneue imago mag dus de
vuilnisbak in.
“Bij internetdaten kun
je veel mensen in korte
tijd spreken zonder
geld uit te geven”
er genoeg mogelijkheden zijn om een date te scoren. Maar voor
een groeiende groep studenten is de kroeg niet meer de uitgelezen plek om iemand tegen te komen. In de hoop de ware te
vinden – of een leuke flirt – zoeken zij steeds vaker hun heil op
datingsites. Wat drijft hen en heeft online dating de toekomst?
Door MARCELLA KLINKER
Laten we eerlijk zijn: op internetdaten
rust nog een beetje een taboe. Het heeft
een imago dat enkel verlegen mensen of
mensen bij wie het in het gewone leven niet
‘lukt’ een partner te vinden, zich op datingsites begeven. Dat beeld klopt echter niet
helemaal meer. Het wordt onder studenten
steeds gebruikelijker om zich aan te melden bij een datingsite. Wat verklaart deze
groeiende populariteit? Masterstudente
Anne (24) is een gebruiker van datingsite
Paiq. Ze had zelf vooral een praktische
reden om online dating te proberen.
“Ik had het op een gegeven moment zo
druk en ging vooral om met mijn vaste
vriendengroep, waardoor ik niet meer op
plekken kwam waar ik nieuwe mensen
kon tegenkomen. Ik ging en ga heus wel
eens uit, maar niet heel vaak. Vriendinnen haalden me over om dit eens te
proberen.” Tosca Sel, schrijfster van het
boek Daten is meten, waarin zij samen
met journalist Philip Droge onderzoekt
wat wetenschappelijke inzichten over
romantiek en daten ons daarover kunnen
vertellen, herkent dit. “Internetdaten is
vooral een andere en makkelijke manier
om mensen te ontmoeten. Via internet
kom je niet alleen mensen uit je eigen
sociale cirkeltje en je omgeving tegen,
maar mensen uit de hele wereld.” Studenten hebben dit nu ook ontdekt en het taboe
wordt steeds minder; niet gek dus dat de
datingindustrie hier een slaatje uit probeert
te slaan.
Dat neemt niet weg dat internetdaten nog
steeds zo zijn eigenaardigheden heeft en af
en toe wat vreemde snuiters aantrekt. Uit een
onderzoek van de Tros Radar uit 2010 blijkt
dat 24.5 procent van de respondenten wel
eens vreemde of seksuele voorstellen heeft
gehad. 17.5 procent kwam er pas later achter
dat een contactpersoon al een relatie had.
Anne kan zich wel vinden in dit beeld: ook zij
krijgt regelmatig seksueel getinte verzoeken
van vreemden. “Er zitten soms ook gewoon
een beetje vreemde mensen tussen. Ik heb
vijf dates gehad via Paiq en een daarvan was
met een kerel die heel erg bezig was met spiritualiteit. Op een gegeven moment begon
hij over monogamie: hij was er veel over aan
het nadenken geslagen en vertelde dat hij
dacht dat het niet werkte. Op een eerste date!
Dat was dus ook de laatste.”
Het belang van feromonen
De naam Anne is gefingeerd.
“Online daten
heeft een hoog
entertainmentgehalte”
Vreemde snuiters
Internetdaten is dus niet altijd even
ideaal. De inhoudelijke klik komt op
internet op de eerste plaats, terwijl
het wachten is op de eerste date
om erachter te komen of er ook een
fysieke aantrekkingskracht is. In een
kroeg is het over het algemeen juist
andersom. “Eigenlijk is internetdaten erg inefficiënt. Iemand aantrekkelijk vinden ligt niet aan zijn woonplaats of dat hij van Coldplay houdt,
maar aan of je iemand lekker vindt
ruiken: de feromonen spelen een
erg belangrijke rol. Je besteedt dus
heel veel tijd en energie in iemand
die je in het echte leven helemaal
niet aantrekkelijk hoeft te vinden”,
aldus Tosca Sel. Anne vindt het juist
wel efficiënt: “Je hoeft er niet een
Zelf het internet op voor een
date? Tosca Sel geeft tips.
“Selecteer streng op profielfoto.
Geestdrift is het onafhankelijke
­magazine voor de faculteit Geestes­
wetenschappen van de Universiteit
Utrecht en verschijnt in een oplage van
tweeduizend exemplaren. De redactie
bestaat uit studenten en het blad wordt
financieel ondersteund door de Faculteit.
Geestdrift verschijnt vier keer per jaar en
is gratis te verkrijgen in de verschillende
gebouwen van de Faculteit.
redactie
Loes Aartsma (eindredacteur), Anouk van
der Graaf (hoofdredacteur), Mathijs de Groot
(pr-commissaris), Tess Kamphorst, Marcella
Klinker (webredacteur), Lea ter Meulen
(eindredacteur/penningmeester), Sander
Mulder (secretaris), Leoni Nijland, Janna van
Strien (beeldredacteur)
verder werkten mee
Rik Vangangelt, Ykwinno Hensen
fotografen
Loes Aartsma, Han Ernest, Ykwinno Hensen,
Ilona Hoeve, Guy Kokken, Rein Kooyman, Lea
ter Meulen, Ilona ter Mors (cover)
illustratoren
Youri Alden, Lea ter Meulen, Floor Rehbach
vormgeving
Gerda Lenstra
druk
Zalsman, Zwolle
contact
Postadres: Drift 10, 3512 bs Utrecht
e [email protected]
w www.geestdriftmagazine.nl
@GeestdriftM
Facebook.com/geestdriftmagazine
redactie
Daar staat de beste versie van die
persoon op; bekijk hem dus ook zo.
Lees daarnaast de profielteksten
heel goed door. Alles wat er staat,
vond die persoon belangrijk genoeg
om erop te zetten, dus neem aan
dat het waar is. Bedenk ten slotte
goed van tevoren wat je wilt: een serieuze relatie? Een leuke date? Een
scharrel? Stel je ook daarop in.”
foto: ilona ter mors
Naast de bekende sites waarvan we de
reclames allemaal kennen van tv en radio –
‘E-matching: alleen voor hoger opgeleiden’
en ‘Lexa: vind een date die echt bij je past’ –
bestaat er sinds enkele jaren ook een aantal
sites speciaal voor jongeren en studenten.
Het bestaan van sites als Pepper daten,
rels, feestjes en avondjes hangen in cafés dat je zou zeggen dat
illustratie: Floor Rehbach
Een groeiende markt
StudentsFlirt en Studentdating toont aan
dat hier een groeiende markt voor is. De
websites lijken zich in eerste instantie te
richten op de studenten die wat minder lef
hebben in het aanspreken van onbekenden: “Ben je een nerd en kun je geen meisje
vinden? Er zijn genoeg meisjes die ook
van gamen houden en het liefst websites
in elkaar zetten, je moet ze alleen wel
even vinden”, aldus gratisdatingsite.eu. Je
aanmelden bij een datingsite biedt volgens
hen dan een helpende hand. Daarnaast
erkennen veel sites ook het probleem van
Anne: studenten zijn erg druk met van alles
en ontspannen het liefst met hun vrienden.
“Maar kom je wel in aanraking met leuke
dames of heren als je met je vrienden bezig
bent? Studentendating.nl geeft je de kans
om leuke mensen te ontmoeten als je daar
geen tijd voor hebt.”
Een studententijd staat over het algemeen zo bol van de bor-
paar uur voor naar de kroeg, je hoeft geen
geld uit te geven en je op te doffen – het
kan gewoon in een verloren uurtje thuis.
Bovendien kun je in een korte tijd heel veel
mensen spreken. In de kroeg is het al heel
wat als je één persoon tegen het lijf loopt
met wie je een gesprek hebt.”
Internetdaten blijft aantrekkingskracht
uitoefenen op studenten. Dat komt mede
door het hoge entertainmentgehalte. Anne:
“Vooral de foto’s van mannen zijn vaak
hilarisch en in te delen in een aantal categorieën. Zo zijn er veel foto’s van het type ‘kijk
mij stoer aan extreme sporten doen’ en ‘kijk
mij stoer een tijger aaien’.”
De vraag is natuurlijk of efficiëntie en
gemak ervoor gaan zorgen dat datingsites al
hun gebruikers aan een leuke partner gaan
helpen. Er zijn succesverhalen, zeker; maar
misschien is niet iedereen op dergelijke
sites ook daadwerkelijk serieus op zoek naar
een partner. Tosca Sel: “De naam StudentsFlirt geeft eigenlijk aan dat die site niet eens
de pretentie heeft om mensen aan een serieuze relatie te helpen.” Iemand tegenkomen
in een café is daarvoor toch nog altijd de
beste optie: je hebt meteen het totaalplaatje.
Misschien valt er dus toch ook wel iets te
zeggen voor de ouderwetse manier van
iemand ontmoeten: bij de bushalte, in de
supermarkt, in de trein – zoals onze ouders
dat ook deden, voordat er internet was.
23
De islamitische Soumia Kasmi (23)
is bezig met de master Klinische
en gezondheidspsychologie en
Foto: Lea ter Meulen
doet daarnaast de bachelor Islam
en Arabisch. Hoewel haar geloof
het studeren op sommige punten
misschien wat anders maakt, weet
Soumia precies hoe ze deze twee wil
combineren.
STUDEREN TIJDENS DE RAMADAN
Door JANNA VAN STRIEN
Voor Soumia betekent haar geloof dat ze zich
constant bewust is van de aanwezigheid van
God. “Je let op je eigen gedrag, gedachtes en
eigenlijk alles wat je doet. Je bent altijd bezig
met zelfreflectie. Ik geloof er heel sterk in
dat ik mijzelf moet blijven ontwikkelen. Kennisvergaring is een verplichting voor iedere
moslim.
“Mijn studentenleven
staat in het teken
van leren en mijzelf
ontwikkelen”
Mijn religie daagt me niet alleen uit kritisch
naar mezelf en mijn overtuigingen te kijken,
maar ook naar mijn studie. Zo neem ik absoluut niet zomaar alles aan wat we te lezen
krijgen. Ik heb bijvoorbeeld een blok evolutiepsychologie gehad. Daar staat centraal
dat mensen dingen doen om te overleven. De
altruïstische kant wordt vaak niet erkend,
terwijl ik vanuit mijn religie wel geloof dat
mensen zichzelf echt opzij kunnen zetten
voor anderen.”
Door haar geloof ziet Soumia’s studietijd
er soms net wat anders uit dan die van de
gemiddelde student. Alcohol drinken en
uitgaan zijn dingen die ze niet doet. “Je zoekt
mensen op die een beetje hetzelfde zijn als jij.
Soms merk ik wel dat mensen bijna medelijden met me hebben en denken dat ik iets
mis, maar zo voelt dat beslist niet voor mij.
Mijn studentenleven staat in het teken van
leren en mijzelf ontwikkelen.” Waar voor veel
studenten lekker eten het leren een stukje
aangenamer maakt, heeft Soumia al meerdere keren tijdens de ramadan moeten studeren. “Tijdens de ramadan wordt je ritme heel
anders. Vorig jaar had ik tentamens tijdens de
ramadan. Ik merkte dat ik dan vaker ‘s nachts
leerde, omdat je dan mag eten. Ook doe je
meer in de ochtend, dan ben je nog frisser
dan wanneer je een langere tijd niet gegeten
hebt.” Daarnaast probeert Soumia zich altijd
aan de gebedsmomenten te houden. “Ik doe
dat meestal in de pauze of net na of voor mijn
les. Ik plan het dan wel. In de zomer is dat
makkelijker, want dan heb je meer tijd om te
bidden door de zonnestand.”
Soumia loopt voor haar master stage
bij i-psy, een centrum voor interculturele
psychiatrie. Daar ziet ze dat de reguliere
gezondheidszorg niet gericht is op cliënten met een andere afkomst. “Ik hoorde
bijvoorbeeld het verhaal dat een medewerker
“Ik zou later graag
islamitische
jongeren helpen het
beste uit zichzelf te
halen”
op het eerste gesprek zei tegen een moslima:
‘Je mag hier je hoofddoekje wel af doen, we
leven in een vrij land.’ Als iemand zo begint
met bijvoorbeeld het vooroordeel dat je
onderdrukt wordt, zorgt dat niet voor een
goede behandelrelatie. Juist de vertrouwensband is belangrijk. Later zou ik mensen met
psychische stoornissen willen helpen die het
stukje begrip van hun geloof in de reguliere
zorg missen. In de samenleving zou ik graag
islamitische jongeren helpen het beste uit
zichzelf te halen. Religie kan daarbij helpen,
want dat heeft voor hen autoriteit.” Haar
beide studies kunnen hierbij goed van pas
komen. “Bij Islam en Arabisch leer ik veel
over de plek van religie in de samenleving.
Psychologie laat me het gedrag van mensen
verklaren en heeft me methodes geleerd om
te achterhalen wat gedrag beïnvloedt: hoe je
mensen kunt helpen om het beste uit zichzelf te halen.”