bepalen-van-zilver-in-oppervlakte-en-afvalwater

W E R K D O C U M E N T
BEPALEN VAN ZILVER IN OPPERVLAKTE- EN
AFVALWATER VIA ATOMAIRE ABSORPTIESPECTROFOTOMETRIE MET GRAFIETOVEN EN VLAM
door
I.H. Selles
1980-354 Abw
december
M I N I S T E R I E
V A N
V E R K E E R E N
W A T E R S T A A T
R I J K S D I E N S T V O O R D E I J S S E L M E E R P O L D E R S
S M E D I N G H U I S - L E L Y S T A D
INHOUD
SAMENVATTING
INLEIDING
APPARATUUR EN REAGENTIA
RECOVERY-EXPERIMENTEN MET BEHULP VAN AAS MET
GRAFIETOVEN
Recovery van zilver, bepaald zonder en met deuteriumlampcorrectie en de dithizon in ethylpropionaatextractie als referentiemethode
Recovery van zilver, bepaald zonder en met deuteriumlampcorrectie en de TOPO-MIBK extractie als referentiemethode
BEPALEN VAN ZILVER IN WATER VIA AAS MET GRAFIETOVEN NA DESTRUCTIE MET SALPETERZUUR EN MET SALPETERZUUR-ZWAVELZUUR-WATERSTOFPEROXYDE
INVLOED VAN DIVERSE ELEMENTEN OP DE ABSORPTIE
VAN ZILVER BIJ BEPALEN VIA AAS MET GRAFIETOVEN
Invloed van chroom, koper, kwik, lood, ijzer en
zink op de absorptie van zilver
Invloed van natriumchloride op de absorptie
van zilver
Invloed van calciunr en magnesiumchloride op de
absorptie van zilver
Invloed van calcium- en magnesiumnitraat op de
absorptie van zilver
ZILVER IN WATERMONSTERS BEPAALD VIA AAS MET GRAlIETOVEN EN VLAM, N A DESTRUCTIE MET SALPETERZUUR-ZWAVELZUUR-WATERSTOFPEROXYDE
8.
AANBEVELINGEN
9.
LITERATUUR
Bijlage
Figuren
1. SAMENVATTING
Het onderzoek werd grotendeels afgestemd op het bepalen van zilver
(> I ~g/l)via atomaire a b s o r p t i e s p e c t r o f o t o m e t r i e met grafietoven.
Er werd begonnen met het bepalen van de recovery van zilver in met
'zilver verrijkt, gefiltreerd water. Deze bleek gekiddeld 107%. Omdat
in E6n der filtraten ken'correctie werd gevonden na meten met de deuteriumlamp ter compensatie van de achtergrondstoring, werd besloten
om bij het verdere onderzoek deze lamp,in te schakelen. Pogingen om met
behulp van extra~tielconcentratiemethoden ( dithizon in ethylpropionaat en tri-n-octylphosphiheoxyde in methyl-iso-butylketon) de juistheid van deze correctie.te bevestigen, mislukten omdat met beide methoden geen volledige extractie van zilver uit de monsters werd verkregen.
Voor het bepalen van het totaal-gehalte aan zilver in water, dient te
warden gedestrueerd om eventueel aan vaste stof gebonden zilver in oplossing te brengen. Na destructie met salpeterzuur-zwavelzuur-waterstofperoxyde waren de zilvergehalten significant hoger dan na destruct i e met salpeterzuur. Dit gold voornamelijk voor monsters met veel
vaste stof, hetgeen'wijstop een betere destructie met salpeterzuurzwavelzuur-waterstofperoxyde dan met salpeterzuur alleen.
Met behulp van standaarden werdde invloed van chroom, koper, kwik,
lood, ijzer, zink, natrium, calcium en magnesium nagegaan op de absorptie vanzilver tijdens bepalen met de grafietoven. Wanneer tot respectievelijk 200 ug chroom, 5000 pg koper, 2000 pg lood, 100 mg ijzer
en 10 mg zink per liter werd toegevoegd, bleef de absorptie binnen het
.,maximaaltoelaatbaar verschil van 10%. De absorptie van zilver nam toe
naarmate meer kwik werd toegevoegd. Dit bleek echter van tijdelijke'
aard omdat het kwik geleidelijk uit de oplossingen verdween. Daar het
water vooraf wordt gedestrueerd zal eventueel aanwezig kwik daardoor
reeds zijn verdwenen en dus geen probleem meer vormen. Na het toevoegen van natrium (als chloride), calcium en magnesium (als chloriden
of nitraten) in concentraties die tot twee 2 drie maal hoger waren dan
de concentraties die in her onderzochte water werden bepaald, bleef het
verschil in absorptie binnen 10%.
Er werd naar gestreefd om na eenzelfde destructiemethode de zilvergehalten in de monsters met grafietoven (> 1 - < 600 pgll) of vlam
(> 600 pgll) te bepalen. Zilvergehalten bepaald volgens beide methoden
bleken helaas significant te verschillen. De met vlam bepaalde gehalten lagen gemiddeld 3% hoger. Het niveauverschil bleek inherent aan de
verschillen in de meetmethoden en werd daarom geaccepteerd.
2. INLEIDING
::
.
Metalen kunnen in oppervlaktewater een ernstige vom'van vervuiling
veroorzaken. Daarom wordt door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders
te Lelystad het oppervlaktewater in de Flevopolders' gecontroleerd op
een aantal metalen. Tevens wordt controle uitgeoefend op door de industrie geloosd afvalwater. EEn'van de te bepalen metalen is zilver. ,
Voor het bepalen van het totaal-gehalte aan zilver inoppervlakte- en
afvalwater moest in het laboratorium van de R.1J.P. een methode worden
ontworpen.
Daar in oppervlaktewater lage concentraties 'aan zilver moeten'worden
gedetecteerd, is het gebruik van atomaire absorptiespectrofotometrie
(AAS) met grafietoven gewenst. Veel zilver bevattend afvalwater, bij
voorbeeld afkomstig van de foto-industrie, leent zich daarentegen beter voor de minder gevoelige rechtstreekse bepalingvia AAS met~vlam.
.
.
.,
.. , .. ..
.
i
. ,! ,
,
I .
, .,,
.
,
.
.
..,.
*
..
,
,
,
Metbehulp van de grafietoven werden eerst recovery-experimenten uitgevoerd in met zilver verrijkt water. Hierbij werd ook nagegaan of de
deuteriumlamp moest worden ingeschakeld ter correctie van de achtergrondstoring. Als referentiemethoden werden de extractie/concentratiemethoden met dithizon i n ethylpropionaat (I) en tri-n-octylphosphineoxyde in methyl-iso- ,butylketon (2) gebruikt.
Daar vooral afval veel vaste stof kan bevatten, werd vervolgens onderzocht met welke destructiernethode de beste,resultaten worden.verkregen.
Met behulp van standaarden werd de invloed van diverse elemenFen, zoals
chroom, koper, kwik, lood, ijzer, zink, natrium, calcium en magnesium
op de absorptie van zilver tijdens het bepalen met de grafietoven nagegaan.
Tot slot werd nagegaan of na eenzelfde voorbehaideling van het water
zonder bezwaar zowel met grafietoven als vlam (> 50 pg zilver/l, zonder expansie) kan worden gemeten.
3. APPARATUUR EN REAGENTIA
'
Voor het bepalen via AAS met vlam werd gebruik gemaakt van een VarianTechtron apparaat (type AA-5), voor AAS met grafietoven een PerkinElmer apparaat (type 420) met grafietoven (type HGA 76).
In de tabellen I en 2 zijn de omstandigheden vermeld'waaronder via AAS
met vlam respectievelijk grafietoven werd gemeten. De temperatuurinstelling van de grafietoven staat per hoofdstuk vermeld.
Een nieuwe grafietbuis werd voor gebruik uitgegloeid door de grafiet'oven 10 minuten bij 130° C, 10 minuten bij 500' C, 10 minuten bij
12000 'C en 10 s' bij maximumtemperatuur in te stellen. Bij gebruik
van een nieuwe grafietbuis blijft enig zilver achter in .de micro-p'orien,
waardoor de absorptie te laag is (3). Daarom werd onder de per hoofdstuk voorgeschreven omstandigheden een aangezuurde oplossing met 60 ug
zilver/l zolang geinjecteerd tot de buis "verzadigd" was en een constante aflezing werd bereikt.
-
. .
Om het glaswerk zilver-vrij te maken werd het voor gebruik gespoeld
met salpeterzuur ( I : I en vervolgens met gedemineraliseerd water.
Deze manier van reinigen wordtook toegepastbij de gevoeligespectrofotometrische bepaling met dithizon (4).
De reagentia waren .van "pro analyse" kwaliteit, tenzij anders vermeld.
De voorraadrstandaardoplossing (11000mg zilver/l in salpeterzuur.I
.mol/l, B.D:H.) werd bewaard in een bruine glazen fles en was meer dan
G&n jaar houdbaar.
.,
Tab'el 1. Instellen Varian-Techtron voor het bepalen van zilver via
AAS met vlam
Lampstroom
(d)
3
Spleetbreedte
(urn)
100
Golflengte
(nm)
328,l
Branderhoogte
7
7,6
. .
Luchttoevoer
Acetyleentoevoer
295
137,9
Luchtdruk
.Af lezing flowmeter
*
*
*
,
.
Tabel 2. Instellen Perkin-Elmer voor het bepalen van zilver via AAS
met grafietoven
A
8
.
'
Lampstroom
Spleetbreedte
Golflengte .
?Modeu-schakelaar
I I Signalv'-schakelaar
Integratietijd .
Injectie
Inert gas-..
(d)
(nm)
(nm)
(s)
(~1)
- -- -.
-. -. -.
12
097
328,l
concentratie
pkht (piekhoogte)
10
20
argon
.' * . ,.
4. RECOVERY-EXPERIMENTEN MET BEHULP VAN AAS MET GW'IETOVEN
'1
.
.
.
.,. .. ..,,..
:i
,
,'I,,.,
,
j
.
.
.,
,.
t
..
. .
,
,
.
.:;
., ,
'
.
Hiervoor werd met zilver verrijkt, gefiltreerd (vouwfilter S en S, 602
'eh 4, 0 24 cm) water gebruikt, zodat de gehalten zonder voorafgaande
destructie konden worden bepaald.
4: I. Recovery van zilver, bepaald zondir 'en met deuteriumlampcorrectie
en de dithizon in ethylpropionaat extractie als referentiemethode
..
.
Bij het inschakelen van de deut&riumlamp wordt een eventuele achtbrgrondstoring automatisch gecorrigeerd.' Als referentiemethode voor de
na correctie gevonden zilvergehalten, werd de extractiemethode met dithizon in ethylpropionaat uitgevoerd. Bij deze methode wordt het zilver van de matrix gescheiden, zodat geen achtergrondstoring meer op- .
treedt. De concentratie/extractiemethode was reeds met behulp van standaarden op bruikbaarheid getest via AAS met vlam, evenals de methode
met ammoniumpyrrolidine dithiocarbamaat (APDC) in methyl-iso-butilketon
(MIBK) (5). Met laatstgenoemde methode kon het zilver niet reproduceerbaar uit de standaardoplossingen worden geExtraheerd.
.
,
4.1.1. lJ$gJwijz$
Aan gefiltreerd effluent van een rioolwate~zuiveringsinstallatiewerd
0; I ; 2,5; 5; I0 of.20.pg zilverll toegevoegd.en met salpeterzuur'tot
0,01 mol/l aangezuurd (eenzelfde s a l p e t e r z u u r c o n c e n c r a t i e wordt ook in
de handleiding van Perk'in-Elmer voorgeschreven voor het testen van stanHierin is in enkelvoud zilver bepaald via AAS met
daardoplossingen).
~. . . .
grafietoven, zowel rechtstreeks als na extractie.
Rechtstreeks zonder en met deuteriumlampcorrectie
Gemeten ten opzichte van standaarden (0 - 40 pg zilver/l) in salpeterzuur 0,01 mol/l.
Met behulp van een standaardoplossing werden eerst de optimale omstandigheden voor de grafietoven vastgesteld.,Deze waren:
30 s drogen
bij
130° C (rate,2)
20 s'verassen
bij
500° C (rate 0)
10 s atomiseren bij 2500° C (8 s miniflow)
Na extractie/concentratie met dithizon in ethylpropionaat
100 of 50 ml (aangevuld met filtraat van effluent tot 100 ml)
gepipetteerd in bekerglas 250 ml. 10 ml bufferoplossing (dieamoniumtartraat l m o l l ) toegevoegd. Op pH 6 + 0,5 gebracht met ammonia en
wijnsteenzuur. Overgebracht in scheitrechter 250 ml en 10 ml dithizon
O,l% in ethylpropionaat toegevoegd. E6n minuut geschud. Na het scheiden
van de fasen, de waterfase afgevoerd en de ethylpropionaatfase opgevangen in een met glazen stop afsluitbaar vat. Gemeten ten opzichte
van standaarden (0-6 pg zilverll), die op dezelfde wijze werden behandeld. Met behulp van een standaard werden vooraf de optimale,omstandigheden voor de grafietoven vastgesteld. Deze zijn gelijk aan die bepaald voor waterige extracten. Om opkruipen van de organische vloeistof
in de grafietbuis te voorkomen, werd tijdens de droogperiode geynjecteerd (6).
De resultaten staan in tabel 3. Bij de rechtstreekse bepaling, gemeten
zonder en met deuteriumlampcorrectie is de recovery goed (gemiddeld
respectievelijk 109en 107%). In het filtraat daalt het zilvergehalte
van 2,6 naar 0,9 pgll, wannee'r m e t d e u t e r i u m l a m p c o r r e c t i e wordt gemeten.
De gehalten bepaald na correctie konden'echter niet worden gecontroleerd met behulp van de extractie/concentratiemethode, omdat deze gezien de slechte recovery (gem. 24%) niet betrouwbaarblijkt voor het
bepalen van zilver in water. Pogingen ter verbetering van de dithizonethylpropionaatmet'hode, zoals het op dezelfde wijze aanzuren van standaarden en monsters en het verdubbelen van de dithizonconcentratie,
hadden geen succes. Bij herhaalde extractie van de waterfase met dithizon O,l% i n ethylpropionaat kon het'ontbrekende zilver niet worden
aangetoond, Daarom is in het volgend onderzoek getracht om met behulp
van een andere concentratie/extractiemethode de juistheid van de gehalten, bepaald met deuteriumlamp, te bevestigen.
Tabel 3. Zilver bepaald via AAS met grafietoven in een met zilver verrijkt, gefiltreerd effluent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, rechtstreeks zonder (I) en met (11) deuteriumlampcorrectie en na extractie met dithizon in ethylpropionaat(I11)
---
-
..
.........................................................
I
toege-
.
11
....
.........................
'
-.
bepaald recovery . bepaald recovery
voegd
kill..........................................................................
1
0
1
2,6
3,7
596
1 ,02
295
5,O
10,O
2090
8 3 1
13,l
22,7
gem. ....
-
...
Zilver,
,
1,l
3,O
5,5
10,5
20,l
%
110
120
110
105
101
109
...........-..-..-....
1
1
0,9
1,9
1.0.
3,6
2,7
6,6
5,7
,ll,l,, 10,2
23,3,. 22,4
%
I1I
.bepaald recovery
1
ug/l
...
%
.. 091
100
108
I14
102
112
0.5
0,5
1,4
1,6
...-..
0,4
0,4
1,3
1,5
40
16
,26
15
..
24
-
4.2. Recovery van zilver, bepaald zonder en met deuteriumlampcorrectie
en de TOP0 in MIRK extractie als referentiemethode
De extractie/concentratiemethode van zilver in tri-n-octylphosphineoxyde (TOPO) in methyl-iso-butylketon (MIBK) (2), werd getest met behulp van standaardoplossingen via AAS met grafietoven. Er werdcn goed
reproduceerbare absorpties gevonden.
De optimale
30
20
10
omstandigheden waren:
s drogen
bij
130° C (rate 2)
s verassen bij
500° C (rate 0)
s atomiseren bij 2600' C (8 s miniflow)
--
4.2.1. Werkvijze
---- -Aan gefiltreerd effluent en influent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie (2.i.) en aan gefiltreerd industrieel afvalwater werd 0; 5
of 10 pg zilver/l toegevoegd en met salpeterzuur tot 0,01 mol/l aangezuurd. Hierin in enkelvoud zilver bepaald via AAS met grafietoven:
Rechtstreeks, zonder en met deuteriumlampcorrectie
Gemeten ten opzichte van standaarden (0 - 40 ug zilverll) in salpeterzuur 0,01 molfl. Zie voor optimale omstandigheden grafietoven: 4.1.1.
Na extractie/concentratie met TOPO in MIBK
100 ml (alleen van filtraten waaraan 0 of 5 wg zilverjl werd toegevoegd) gepipetteerd in bekerglas 250 ml: Ingedampt tot circa 15 ml en
4 ml geconcentreerd zwavelzuur toegevoegd. Tot koken verhit en een spatelpunt ascorbinezuur toegevoegd on eventueel ijzer (111) tot ijzer (11)
te reduceren. Afgekoeld en met 4 x 5 ml gedem. water 0vergebracht.h
scheitrechter van 250 ml. 15 ml jodide-reagens (oplossing met
30 gew. % kaliunijodide, 10 gew. % ' ascorbinezuur en 1 0 vol."%'zoutzuur)
toegevoegd. Daarna 10 ml TOPO 5% in MIBK toegevoegd en 30 s ges'chud.
De fasen laten scheiden en de waterfase afgevoerd. De MIBK-fase opgevangen in een met glazen stop afsluitbaar vat.
Voor de standaarden 0; 0,5; 1; 2; 5 en 10 ml van een oplossing met
100 pg zilver/l (in 10 vol. % zoutzuur) gepipetteerd in scheitrechters
van 250 ml. 15 ml jodide-reagens toegevoegd en met zoutzuur
(10 vol. %) aangevuld tot 50 + 5 ml. Vervolgens 10 ml TOPO 5% in NIBK
tqegevoegd en verder behandeld als de monsters. Ook de MIBK-extracten
werden tijdens drogen geinjecteerd.
4.2.2. Resul taten e~-sggni~gis
De resultaten staan in tabel 4. De recovery bij rechtstreeks bepalen
is wederom goed. Zbnder deuteriumlampcorrectie bedraagt hij voor ef-'
fluent, influent en industrieel afvalwater gemiddeld respectievelijk
106, 107 en 101%; gemeten met correctie gemiddeld respectievelijk 112,
106 en 109%. Bij deze monsters is geen verschil gevonden tussen de
zilvergehalten, gemeten zonder en met deuteriumlampcorrectie. Dit maakt
controle met behulp van de extractie/concentratiemethode eigenlijk
overbodig, maar hij werd zekerheidshalve toch uitgevoerd.
De na extractie met TOPO in P~IBKbepaalde gehalten zijn eveneens in
tabel 4 weergegeven. In de filtraten (0 wg zilver/l toegevoegd) van
influent en industrieel afvalwater is er overeenstemming met de rechtstreeks bepaalde gehalten. De recovery van 5 ug zilver/l laat echter
te wensen over (62 tot 134%).
Omdat met beide extractie/concentratiemethoden (dithizon in ethylpropionaat en TOPO in MIBK) ongunstige resultaten waren verkregen, werd
van verdere controle op de deuteriumlampcorrectie afgezien. Er werd
besloten om bij volgend onderzoek met correctie te meten, omdat eerder
( 4.1.2.) reeds was gebleken.dat er achtergrondstoring in de monsters
kan optreden.
5. BEPALEN VAN ZILVER IN WATER VIA AAS MET GRAFIETOVEN NA DESTRUCTIE
MET SALPETERZUUR EN MET SALPETERZUUR-ZWAVELZUUR-WATERSTOFPEROXYDE
Bepalen van totaal zilver in water sluit ook in het eventueel aan vaste
stof gebonden zilver, dat pas na destrueren in oplossing geraakt.
Na destructie met geconcentreerd salpeterzuur (7) bedraagt de uiteindelijke zuurconcentratie 20 ml/l. De omstandigheden voor de grafietoven
zijn gelijk aan die in 4.1.1. voor salpeterzuur O,Ol~mol/l.Daarnaast
werd de destructie met salpeterzuur-zwavelzuur-waterstofperoxyde getest,
die onder andere ook wordt gebruikt bij het bepalen van chroom, koper,
ijzer en zink in water (8, 9). Wanneer wordt aangenomen dat tijdens
destructie circa 115 deel van het zwavelzuur wordt gebruikt, dan is de
zwavelzuurconcentratie in het te meten extract 20 ml/l.
Tabel 4. Zilver bepaald via AAS met grafietoven in met zilter verrijkte filtraten van effluent en influent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie en industrieel afvalwater, rechtstreeks
zonder (I) en met (11) deuteriumlampcorrectie en na extractie
'met TOP0 in MIBK (111)
--- - ---
.
toe
vo'egd
Zilver in -filtraat effluent zuiveringsinstallatie
'111
1
I1
bepaald recovery bepaald recovery bepaald recovery
gem.
,106
-
112
Zilver in filtraat influent zuiveringsinstallatie
-
o
550
10,O
195
697
12,4
gem.
.
5,2
10,9
196
104 6,s
109 12.3
5,2
10,7
107
104
107
199
6,6
4,7
94
3,l
62
106
Zilver in filtraat industrieel afvalwater
O
590
10,O
eem.
532
10,O
15,7
592
4,8 96 10,5
10,5 105 16,3
101
5.3
11,l
106
5,O
8,1
111
109
De omstandigheden voor de grafietoven zijn dan:
bij
130°C
30 s drogen
15 s voor ontleden zwavelzuur bij 350' C
20 s verassen
bij 500° C
10 s atomiseren
bij 2500° C
(rate 1)
(rate 2 )
(rate 0)
(8 s miniflow)
Daar het verbruik van zwavelzuur niet voor ieder monster gelijk hoeft
te zijn,werden standaardreeksen met zwavelzuurconcentraties Van 20 tot
40 ml/l onder deze omstandigheden gemeten. De gevonden extincties zijn
echter gelijk (grootste verschil 3%).
Het niveau van de rechtstreeks ten o~zichtevan een ijklijn bepaalde
gehalten in zwavelzure extracten werd gecontroleerd net de standaardadditiemethode (10).
5.1. Werkwijze
D e monsters water werden in drievoud geanalyseerd.
Destructie met salpeterzuur
50 ml water gepipetteerd in destructiekolf 50 ml (2 blanco-bepalingen meegenomen). 5 ml geconcentreerd salpeterzuur toegevoegd en
ingedampt tot nagenoeg droog. Opnieuw 5 ml geconcentreerd salpeterzuur'
toegevoegd en ingedampt tot droog. (Wanneer het residu dan niet licht
gekleurd was, nog enkele malen met 1 ml geconcentreerd salpeterzuur
nagedestrueerd).
I ml geconcentreerd salpeterzuur en 10 ml gedem. water toegevoegd.
E6n minuut opgekookt. Na afkoelen overgespoeld in maatkolf 50 m1,aangevuld, gemengd en gefiltreerd over vouwfilter ?iN 640 D, 0 15 cm.
Destructie met salpeterzuur-zwavelzuur-waterstofperoxyde
50 ml water gepipetteerd in destructiekolf 50 ml (2 blanco's meegenomen). 2,5 ml salpeterzuur-zwavelzuur ( I : I) toegevoegd en ingedampt tot witte nevelsontweken. Even afgekoeld, 0,5 ml geconcentreerd
salpeterzuur toegevoegd en opnieuw gedestrueerd tot witte nevels ontwelien. Dit 2x herhaald. Afgekoeld en 0,5 ml waterstofperoxyde 30Z.bijgedruppeld. Gedestrueerd tot witte nevels ontweken. Dit 2x herhaald.
Na afkoelen 10 ml gedem.watertoegevoegden I min. opgekookt. Naafkoelen
overgespoeld in maatkolf 50 ml, aangevuld, gemengd en gefiltreerd over
vouwfilter MN 640 D, 0 15 cm.
Na een passende verdunning voor het monster industrieel afvalwater
werd in beide destruaten zilver bepaald met behulp van AAS met grafietoven. Gemeten ten opzichte van standaarden (0 - 60 pg zilver/l) die
20 ml geconcentreerd salpeterzuur of 20 ml geconcentreerd zwavelzuur/l
bevat ten.
Voor de additiemethode in zwavelzure extracten werd van elk monster
water (met uitzondering van put ~eginweg)een reeks gemaakt door aan
gelijke volumina extract 0; I en 2x de in het volume(rechtstreeks) bepaalde hoeveelheid zilver toe te voegen. Na meting werden de extincties
uitgezet tegen de concentraties (de concentratie in het water is x ),
waarna door extrapolatie de te bepalen concentratie werd berekend.
In het industrieel afvalwater werd geen zilver bepaald via de additiemethode omdat, in verband met het hoge zilvergehalte, extra verdund
moest worden. Hierdoor wijzigt de matrix ten opzichte van die bij de
rechtstreekse bepaling en is geen vergelijking mogelijk.
.
,
,
.
.
5.2. Resultaten en conclusie.
De gehalten rechtstreeks bepaald na destructie met salpeterzuur-zwavelzuur-waterstofperoxyde liggen gemiddeld 10% hoger dan die bepaald na
destructie met salpeterzuur (tabel 5). Op de resultaten is de variantieanalyse (11, 12) toegepast; de hoge.gehaltenbepaald in het industrieel afvalwater zijn echter afzonderlijk getoetst. Na destructie met
salpeterzuur liggen de gehalten significant lager:
F = 18,50 > F
1
Een zelfde antwoor gee t=de
4138.
toets op de gehalten in het monster van
put Beginweg:
F = 11,91 > F [1,4] -95= ?,?I
Daarom is voor een destructie Cet salpeterzuur-zwavelzuur-waterstofperoxyde gekozen en ook omdat de destructie met salpeterzuur van het
industrieel afvalwater geen reproduceerbare zilvergehalten opleverde.
Op de rechtstreeks en via de additiemethode in zwavelzure extracten
2 .2
bepaalde gehalten i s tevens de variantie-analyse toegepast. Er b l i j k t
geen s i g n i f i c a n t v e r s c h i l te z i j n :
F = ?,91.:
F [,,,g]
.95 = 4.38, zodat het zilvergehalte met behulp van
een l j k l l j n kan worden berekend.
Tabel 5. Zilver in water bepaald via AAS met grafietoven na destructie met salpeterzuur (rechtstreeks
gemeten) en salpeterzuur-zwavelzuur-waterstofperoxyde (rechtstreeks en via standaard-additie:
methode gemeten).
Zilver 1 (vg/l)
Monster
salpeterzuur
Plek
salpeterzuur-zwavelzuur-waterstofperoxyde
rechtstreeks
a
Regenwaterafvperput Pampus
Effluent z.i. Lelystad
Influent z.i. Lelystad
Overloop slibindikker z.i.
Lelystad
Put Beginweg (industriegn
Lelystad)
--
~p
* Zuiveringsinstallatie
b
c
rechtstreeks
aem.
a
b
c
standaardadditie
eem.
a
b
c
eem.
221
2,O
2,O
2,3 2,1
3,1
2,3 2,8 2,7
3,8
2,5 3,O
3,l
2641
6,7 7,3 6,8 6,9 7,2 7,4 7,3
7,3 7,2 7,4 6.5
7.0
264 20,3 21,3 21,4 21,O 21,4 21,8 22,5 21,9 21,2 21,2 20,8 21,l
2642
263
11,4 11,l
1475
10,9
11,l
1560 1630 1555
12,O
11,4 12,2 11,9
1710 1705
1715
1710
11,2
-
11,4 11,4
-
-
11,3
-
6. INVLOED VAN DIVERSE ELEMENTEN OP DE ABSORPTIE VAN ZILVER BIJ
BEPALEN VIA AAS MET GRAFIETOVEN
I
Omdat bij matrixinvloeden foutieve gehalten kunnen worden verkregen
wanneer ten opzichte van een ijklijn wordt berekend, is met behulp'van
standaarden de invloed van diverse elementen op de absorptie van zilver
nagegaan.
Omdat het oridoenlijk is alle elementen te testen hebben we ons beperkt
tot chroom,"koper, kwik, lood, ijzer en zink. Tezamen met zilver worden deze metalen nl. bepaald in het in ons laboratorium te onderzoeken
water. Er zijn dus gemiddeldegehalten over een langeperiode bekend.
Daarna wordt nog onderzocht welke invloed natrium (in de vormvan
chloride), calcium en magnesium (in de-vormvan chloriden en nitraten)
op de absorptie hebben.
In het in hoofdstuk 6 uitgevoerde onderzoek werd aan de standaarden
steeds 20 ml geconcentreerd zwavelzuur/l toegevoegd. .De temperatuurinstelling van de grafietoven is vermeld in hoofdstuk 5. De aflezingen,
verkregen voor alle standaarden met 0 ug zilverfl werden gecorrigeerd
op de aflezingen, verkregen voor de bijbehorende standaarden waaraan
resp. 10, 20 o f 4 0 ug zilverll werd toegevoegd. Dit wil zeggen dat de
aflezing voor standaard 0 met een extra toevoeging van bij voorbeeld
koper, natrium of calcium werd gecorrigeerd op de overige aflezingen
voor de standaarden met eenzelfde toevoeging.
6.1. Invloed van chroom, koper, kwik, lood, ijzer en zink op de absorptie van zilver
In industrieel afvalwater, influent en effluent van een zuiveringsinstallatie en in afvalwater van een foto-industrie waren de gemiddelde
gehalten over 1978 circa: 20 irg chroom/l, 100 ug koperfl, 2 pg kwikfl,
40 ug lo'odll, 5 mg ijzerll en 200 ug zirikll.
6.1'. I. Werkwijzg
1
Er werden reeksen met 0; 10; 20 en 40 irg zilverfl gemaakt, waaraan voor
ieder metaal afzonderlijk 0; 1 ; 5 of 50x het gemiddelde gehalte in de
onder 6.1. genoemde waters werd toegevoegd als chroomchloride, kopernitraat, kwikchloride, loodnitraat, ijzernitraat en zinksulfaat.
'6.1.2. .......................
Resultaten en conclusie
,
De resultaten zijn weergegeven in de figuren I t/m 7. Bij chroom, kwik
en ijzer is de dalingin absorptie aanzienlijk wanneer 50x het gemiddelde gehalte wordt toegevoegd (linker helft figuren 1, 3 en 6). De
extincties zijn dan meer dan 10% lager dan die van de standaarden waaraan'niets is toegevoegd.
Wanneer de toevoegingen worden teruggebracht tot 200 pg chroom/l, 50 ug
kwik/l en 100 mg ijzerll, dan zijn de verschillen in extincties kleiner
dan 10% (rechter helft figuren 1, 3 en 6). Omdat dergelijke kleine
verschillen ook instrumentele of analytische oorzaken kunnen hebben,
zijn ze als onderdeel van de bepalingsfout geaccepteerd. Alleen bij
ijzer en kwik werden de extincties voor standaard 0 pg zilver/l hoger
naarmate meer metaal was toegevoegd. De hoogste correctie bij ijzer
(100 mgfl) bedroeg 0,024 extincties en is beschouwd als zilververontj
daalden de extincreiniging van her toegevoegde ijzernitraat. ~ i kwik
ties naarmate op een later tijdstip werd gemeten (figuur 4). Na circa
3,5 uur werd geen verschil in extincties meer gevonden tussen standaarden waaraan geen of 50 pg kwikll werd toegevoegd. Dit duidt erop
.,
.
d a t het kwik uit de oplossingen verdampt en/of adsorbeert aan de wand
van het vat. De extincties vermeld in figuur 3 zijn dus slechts een
momentopname.
Daar in de praktijk de monsters eerst worden gedestrueerd, zal eventueel aanwezig kwik niet meer van invloed op de absorptie van zilver
zijn.
Zoals uit de figuren 2, 5 e n 7 ,blijkt hebben hoeveelheden tot 5000 ug
koper/l, 2000 pg loodl1 en 10 mg zink/l een te verwaarlozen invloed
op de absorptie van zilver.
6.2. Invloed van natriumchloride op de absorptie van zilver
j
1.
8
'
Bij het bepalen van zilver in zeewater was reeds gebleken dat bij een
hoge n a t r i u m c h l o r i d e c o n c e n t r a t i e (22 g/l) foutieve gehalten worden gevonden. De deuteriumlampcorrector bleek niet in staat om het tijdens
atomiseren verkregen rooksignaal, afkomstig van natriumchloride, volledig te compenseren. In de tot nu op zilver onderzochte monsters bevond
zich 250 500 mg natriumchloride/l.
-
Aan standaardreeksen met 0; 5; 10; 20 en 40 pg zilverll werd 0; 100;
250; 500 of 1000 mg natriumchloride/l (suprapur) toegevoegd.
6.2.2. Resultaten en-consLsgis
Uit figuur 8 blijkt dat na toevoegen van 100 mg natriumchloridefl de
absorptie van zilver daalt ten opzichte van die van de standaarden
zonder natriumchloride en vervolgens toeneemt naarmate meer zout wordt
toegevoegd. Dit bleek reproduceerbaar. De absorpties verschillen
echter minder dan 10% van die van de standaarden zonder natriumchloride. Met 1000 mg natriumchloride is geen verhoogde absorptie voor de
standaard met 0 pg zilver/l gevonden, hetgeen betekent dat de deuteriumlamp volledig corrigeert voor achtergrondstoring.
6.3. Invloed van calcium- en magnesiumchloride op de absorptie van
zilver
De calcium- en magnesiumgehalten in het tot nu onderzochte water varieerden van 20 - 130 mg calciumfl en van 10 - 50 mg magnesiumll. Omgerekend op chloride komt dit neer op 55 - 360 mg calciumchloride/l en
39 - 196 mg magnesiumchloride/l. De aan de standaarden toegevoegde hoeveelheden calcitpn- of magnesium-chloride werden zodanig gekozen, dat
de gehalten aan chloride nagenoeg overeenstemden met die van de in
6.2.1. toegevoegde hoeveelheden natriumchloride.
6.3.1
. Ijgrgyiizg
Aan standaardreeksen met 0; 10; 20 en 40 pg zilver/l werd 0, 97, 242,
485 of 969 mg calciumchloride/l en 0, 78, 196, 392 of 783 mg magnesiumchloride11 toegevoegd.
6.3.2. Resultaten en cog$gsi_e
De verschillen in absorptie,veroorzaakt door toevoegen van calciumof magnesiumchloride aan standaarden, ten opzichte van die van de standaarden waaraan niets is toegevoegd, zijn kleiner dan 10% (figuren 5)
en 10). De invloeden van calcium- en magnesiumchloride op de absorptie
van zilver zijn vrijwel identiek aan die van natriumchloride; eerst
een lichte daling in absorptie en vervolgens toename naarmate de zoutgehalten hoger worden. Dit bleek eveneens reproduceerbaar. Het zou kunnen betekenen dat het specifieke beeld wordt veroorzaakt door chloride.
Daarom werd in het volgend onderzoek het chloride vervangen door nitraat.
6.4. Invloed van calcium- en magnesiumnitraat op de absorptie van
zilver
De hoeveelheden calcium en magnesium toegevoegd als nitraat komen overeen met die toegevoegd als chloride (6.3.1.).
Werkwijzg
A& standaardreeksen met 0; 10; 2 0 en 40 vg zilver/l werd 0; 143; 358;
716 of 1432 mg calciumnitraat/l en 0; 122; 305; 610. of 1220, mg magnesiumnitraatll toegevoegd.
..
6.4.1.
Uit figuur 11 blijkt dat ook na toevoegen van calciumnitraat de absorptie van zilver eerst daalt en vervolgens stijgt naarmate meer zout
wordt toegevoegd, terwijl met magnesiumnitraat (figuur 12) de absorptie alleen stijgt. Alle verschillen in absorptie zijn kleiner dan 10%
ten opzichte van die van de standaarden zonder calcium- en magnesiumnitraat. Aangezien calciumnitraat en calciumchloride hetzelfde effect
op de absorptie van zilver hebben, kan niet worden geconcludeerd,
dat na toevoegen van chloride-houdende zouten alleen het chloride van
invloed op de absorptie is.
7. ZILVER IN WATERMONSTERS BEPAALD VIA AAS MET GRAFIETOVEN EN VLAM,
NA DESTRUCTIE MET SALPETERZUUR-ZWAVELZUUR-WATERSTOFPEROXYDE
r
.. .
.
,
,
. .
,
,
,
,
Onderzoek van veel zilver bevattend afvalwater (van bij voorbeeld een
foto-industrie) kan rechtstreeks via AAS met vlam worden uitgevoerd.
Wanneer in een met de grafietoven te bepalen serie monsters enkele
monsters voorkomen met hoge concentraties aan zilver, is het echter
eenvoudiger om deze laatstgenoemde monsters na verdunnen met de grafietoven te meten. Uit praktische ovewegingen werd daarom nagegaan
of tussen de gehalten, bepaald met grafietoven en vlam, een niveauverschil bestaat. Daartoe werden enkele monsters water op zilver geanalyseerd, die voor de bepaling met de grafietoven (0 - 60 pg zilvertl)
verdund werden en bij bepaling met de vlam (7 50 ug zilverfl) een nog
redelijke.aflezing gaven. Het niveau van de gehalten bepaaldmet.vlam
werd met behulp van de additiernethode'gecontroleerd.
Vooraf werd nagegaan of een verschil in zwavelzuurconcentratie van in'vloed was op de absorptie van zilver bij bepaling met de vlam. Van
standaardreeksen met 10, 20 of 30 ml geconcentreerd zwavelzuur/l werden de absorpties bepaald. De verschillen bleken vewaarloosbaar klein
(grootste verschil < 1%).
7.1. Werkwijze
De monsters water werden in tweevoud geanalyseerd. 50 ml water
gepipetteerd in destructiekolven van 50 ml. Twee blanco-bepalingen meegenomen. 2,5 ml salpeterzuur-zwavelzuur (1 : I) toegevoegd en ingedampt tot witte nevels ontweken. Dit 2x herhaald. Afgekoeld en 0,5 ml
waterstofperoxyde 30% bijgedruppeld. Gedestrueerd tot witte nevels
ontweken. Dit 2x herhaald. Na afkoelen 10 ml gedem. water toegevoegd
en 1 minuut opgekookt. Na afkoelen overgespoeld in maatkolf 50 ml, aangevuld, gemengd en gefiltreerd over vouwfilter MN 640 D, 0 15 cm.
In de filtraten zilver bepaald volgens de hierna te noemen methoden.
Via AAS met grafietoven
Na een passende verdunning werd gemeten ten opzichte van standaarden
(0 - 60 ug zilverll), die 20 ml geconcentreerd zwavelzuur/l bevatten.
Zie voor omstandigheden grafietoven hoofdstuk 5.
Via AAS met vlam
Rechtstreeks gemeten ten opzichte van standaarden (0 - 3 ng zilverll)
die 20 ml geconcentreerd zwavelzuur/l bevatten. Zie tabel 1 voor omstandigheden AAS met vlam. De correcties gemeten met de waterstoflamp
waren zo gering.(< 0,005 extincties), dat ze niet zijn toegepast.
Bij de standaardadditiemethode met vlam werd van elk monster water een
reeks gemaakt, door aan gelijke volumina extract 0; 1 en 2x de in het
volume (rechtstreeks) bepaalde hoeveelheid zilver toe te voegen. De
gevonden extincties werden uitgezet tegen de concentraties (de concentratie in het water is x), waarna door extrapolatie de te bepalen concentratie werd berekend.
7.2. Resultaten en conclusie
De resultaten staan in tabel 6.
De gehalten, bepaald met vlam (rechtstreeks), liggen gemiddeld 3% hoger
dan die bepaald met de grafietoven. Na toetsen met de variantie-analyse,
blijkt het verschil significant te zijn:
= 5952
[1,23] .95 = 4,28
,
Tabel 6. Zilver in water bepaald via AAS met grafietoven (rechtstreeks) en vlam (rechtstreeks en
standaardadditie) na destructie met salpeterzuur-zwavelzuur-waterstofperoxyde
-
-.- --.
.
--
Zilver/ (pgjl)
--
-
--.-
..
vlam
-~
-- ~
Monster
Plek
grafietoven
rechtstreeks
-
~
-.
. ~ ~
-~
b
226
281
592
243
287
568
b
250
293
571
2642
1102
1080
1091
1127
1163
1145
1140
1150
2642
2268
2240
2254
2243
2302
2273
2360
2 3 8 0 . 2370
263
185
181
183
189
189
189
192
198
263
382
374
378
380
380
380
394
388
263
726
728
727
,756
762
759
755
760
~-
Influent z . i.* Lelystad
Actief slib-ruimte z.i. Almere
Actief slib-ruimte 2.i. Almere
Overloop slibindikker 2.i.
Lelystad
Overloop slibindikker 2.i.
Lelystad
Put Beginweg (Industriezn
Lelystad)
Put Beginweg (Industriezn
Lelystad)
Put Beginweg (Industriezn
Lelystad)
..
~
*
264
284
284
a
219
285
600
zuiveringsinstallatie
...~~~
~
..~
~
gem.
223
283
596
~~.
a
gem.
247
290
570
standaardadditie
a
258
302
580
237
295
585
b
eem.
-'248
299
. 583-
'
'
1145,
195
-
391.
'
758
'
De via additiemethode bepaalde gehalten liggen gemiddeld 2% hoger dan
de rechtstreeks met de vlam bepaalde gehalten. Na toetsen met de variantie-analyse blijkt het verschil eveneens significant:
F = 4,97 > F [ 1 , 2 3 ~695 = 4,28
Omdat de via de additlemet o e verkregen gehalten evenmin overeenkomen
met die bepaald met de grafietoven, mag worden aangenomen dat het verschil tussen gehalten bepaald met grafietoven en met vlam inherent is
aan de verschillende meetmethoden. Daarom wordt dit niveauverschil - ondanks zijn significantie - geaccepteerd.
Het uiteindelijke voorschrift voor het bepalen van zilver in oppervlakte- en afvalwater via AAS met grafietoven en vlam is in de bijlage opgenomen.
8. AANBEVELING
Wanneer monsters water > 60 ~g zilver/l bevatten, is het mogelijk om
het zilvergehalte rechtstreeks met de vlam of na verdunnen met de grafietoven te bepalen. In veel gevallen zal het verdunnen van enkele
monsters minder tijd vergen dan het maken van een standaardreeks voor
het bepalen met de vlam. Het is aan te bevelen om voor de grafietoven
niet meer dan IOx te verdunnen. De gehalten die dan nog'te hoog zijn,
kunnen zonder expansie met de vlam worden bepaald.
Dus: gehalten van 1 tot 600 vg zilver/l bepalen met grafietoven, gehalten > 600 pg zilverjl bepalen met vlam.
Lelystad, december 1980
9. LITERATUUR
I. S.L. Sachdev and P.W. West, Anal. Chim. Acta, 44 (1969) 301-307.
2. K.E.' Burke, Talanta, 2 (1974) 417-423.
3. V.I. Bogdanova and I.L. Dobretsova, Zh. Anal. Khim., 32 (9) (1977)
1717-1721 (in Rdssisch). Uittreksel (in Engels) 4 B 40 in Ana.
lytical Abstracts, Vol. 34 (4) (19781, p. 340.
4. Standard methods for the &amination of water and wastewater, '
American Public Health ~ssociation,Washington, 1975, 14th edlL
tion, p. 243.
5. T.T. Chao, M.J. Fishman and J.W. Ball, Anal. Chim. Acta, 47 (1969)
189- 195.
6. B.R. Culver, Analytical methods for carbon rod atomizers, Varian
Techtron Pty. Ltd., Springvale Vic., Australia, 1975.
-
7. Zie ref. 4, p. 147.
8. I.H. Selles en drs. P.J. Bartels, Bepalen van chroom en koper via
atomaire abs~r~ties~ectrofotometrie
met vlam en grafietoven in
oppervlakte- en afvalwater na destructie met salpeterzuur-zwavelzuur-waterstofperoxyde, R.1J.P. werkdocument 1980-352 Abw.
9. 1.H. Selles en H. Kroneman, Bepalen van ijzer in oppervlakte- en
afvalwater via atomaire absorptiespectrofotometrie met vlam en
grafietoven na destructie met salpeterzuur-zwavelzuur-waterstofperoxyde, R.1J.P. rapport, 1978, 42 Abw.
10. W.J. Price, Analytical atomic absorption spectrometry, Heyden &
Son Ltd., London, 1972, p. 80.
11. E.A.W. Bolle, J.H.M. Lenoir en J.N.M. van Loon, Wiskundige Statistiek, Kluwer, Deventer, 1974.
12. W.L. Zijp, Handleiding voor statistisch toetsen, Tjeenk Willink.,
Groningen, 1974.
blad I
Bepalen van zilver in oppervlakte- en afvalwater, na destructie met
salpeterzuur-zwavelzuur-waterstofperoxyde.
Atomaire absorptiespectrofotometrie met vlam of grafietoven.
Glaswerk
Glaswerk voor gebruik spoelen met HN03 I : I en daarna met H20 gedem.
'~ea~entia
(kwaliteit p.a.)
HNO3, geconcentreerd.
HNO3, (I : I) = 500 ml HNO3 geconcentreerd aanvullen met Hz0 gedem.
tot 1,o 1.
HNO3 - H2SO4, (1 : I) = 500 ml H2SO4 geconcentreerd onderafkoelen toevoegen
aan 500 ml HNO3 geconcentreerd.
H202, 30%.
H2SO4, 9 moll1 = 500 ml H2SO4 geconcentreerd toevoegen aan 400 ml H20
gedem. Met H20 gedem. aanvullen tot 1,O 1.
Standaardoplossingen
I = 1000 mg Ag/l
AgN03 in HNO3 1 moll1 (B. D.H. -handelsoplossing)
Ag I1 = 10 mg Ag/l
10.0 ml Ag I aanvullen met H20 gedem. tor 1000,O ml (vers
bereiden)
Ag 111 = 0,l mg Ag/l
10,O ml Ag I1 aanvullen met H20 gedem. tot 1000,O ml (vers
bereiden)
Ag
Werkwijze
Na goed mengen 100,O ml water pipetteren in destructiekolf 250 ml.
In iedere serie 2 blanco's meenemen. Toevoegen 5 ml HNO3 - H2SOb (1
:
I)
en 2 kookparels of stukjes glasbuis. Indampen tot witte nevels ontwijken. Even afkoelen, 1 ml HNO3 geconcentreerd bijdruppelen en opnieuw
destrueren tot witte nevels ontwijken. Dit 2x herhalen. Bij sterk slibhoudend water kan toevoegen van meer HN03 geconcentreerd noodzakelijk
zijn. Wanneer na de laatste toevoeging weer witte nevels ontwijken, zolang afkoelen tot bij toevoegen van 1 ml H202 30% geen a1 te heftige
reactie optreedt. Destrueren tot witte nevels ontwijken. Dit 2x herhalen.
Afkoelen. 10 ml H20 gedem. toevoegen en onder voortdurend omschudden
1 minuut opkoken. Na afkoelen, met H20 gedem. overspoelen in maatkolf
100,O ml. Aanwllen tot 100,O ml en mengen. Filtreren over hard vouwfilter (MN 640 D, 0 15 cm) in erlenmeyer 100 ml.
Ag -gehalten > 600 ug/l rechtstreeks in het filtraat bepalen via AAS
met vlam. Gehalten van 1 - 600 ug/l, na eventuele verdunning van het
filtraat meten via AAS met grafietoven.
Standaardreeks voor bepalen met vlam
Aangegeven hoeveelheid van Ag I1 pipetteren in maatkolf 100,O ml. Toevoegen 4 ml H2S04 9 mol/l. Met H20 gedem. aanvullen tot 100,O ml. IJklijn recht tot 2,O mg Agll.
0 mg Agll = 0 Ag II
1,5 mg Ag/l = l5,O Ag II
0,5 mg Agll = 5,O Ag I1
2,O mg Ag/l = 20,O Ag I1
1,O mg ~ g l l= 10,O Ag I1
3,O mg Agll = 30,O Ag I1
blad 2
Standaardreeks voor bepalen met grafietoven
Aangegeven hoeveelheid van Ag I11 pipetteren in maatkolf 100.0 ml. Toevoegen 4 ml H2S04 9 mol/l. Met Hz0 gedem. aanvullen tot 100,O ml. IJklijn recht tot 20 ug Ag/l.
20 ug Ag/l = 20,O ml Ag 111
0 pg Ag/l = 0
ml Ag 111
40 ug Ag/l = 40,O ml Ag 111
5 pg Ag/l = 5,O ml Ag 111
60 pg Ag/l = 60,O ml Ag 111
10 ug Ag/l = 10,O ml Ag 111
Instellen Varian-Techtron voor bepalen met vlam
Lampstroom
Spleetbreedte
Golflengte
Branderhoogte
Luchttoevoer
Acetyleen oevoer
k
Luchtdruk
3
100
328,l
7
796
(~m)
(nm)
* *
2.5
137,9
(kpa)
* aflezing flowmeter
Instellen Perkin-Elmer voor hepalen met grafietoven
Lampstroom
Spleetbreedte
Golflengte
Achtergrondcorrectie
"Mode"-schakelaar
"Signal"-schakelaar
Integratietijd
Injectie
Inert gas
MF (mini-flow)
12
0,7
328,l
deuteriumlamp
concentratie
pkht (piekhoogte)
10
20
argon
8
(d)
(nm)
(nm)
(s)
(111)
(s)
temp.
tijd
( 8)
(OC)
130
350
500
2500
Drogen
Ontleden
Verassen
Atomiseren
rate" 1)
"
30
15
20
10
,
I
2
0
0
Temperatuur geleidelijk opvoeren om uitspatten van H2S04 te voorkomen.
Berekening
Vlam
: aflezing Ag in mg/l x
aflezing Ag in mg/l x
Grafietoven
: aflezing Ag in pg/l x
aflezing Ag in ug/l x 1
000,
-1I00
=100
1000
1000
I000
100
0 .
1000
pg Ag/l
x2
=
~g Ag/l
Opgeven resultaten
Gehalten van 0 - 1 , O pg Ag/l opgeven als < 1 , O ug.
Gehalten van I , O - 100,O ug Ag/l opgeven in I decimaal, gemiddelde
der duplo-bepalingen in 1 decimaal.
Gehalten > 100,O pg A ~ / Zopgeven in hele getallen.