Sociale voorwaarden voor een duurzame samenleving een caleidoscopisch perspectief. Paul Rademaker (concept juni 2014) Inleiding Deze notitie wil aandacht vragen voor en bijdragen aan de discussie over de vraag hoe te komen tot een duurzame samenleving. Hierbij zal met name ingegaan worden op de sociale aspecten van duurzaamheid. Veranderingen in het sociale domein of de maatschappij zijn noodzakelijk om te komen tot een duurzame samenleving en omgekeerd heeft (on)duurzaamheid gevolgen voor de maatschappij en de kwaliteit van leven. Kwaliteit van leven en mensenrechten zijn nauw met elkaar verbonden – worden soms zelfs wel als identiek gezien (zie ook bijlage 1 van Ksenia Krasnitskaja). In deze notitie worden kwaliteit van leven en duurzaamheid in elkaars verlengde gezien en we hopen daarmee een nieuwe invalshoek op de duurzaamheidsproblematiek te geven en een nieuw elan aan het debat te geven. 1. Van problematiek naar resolutiek Met haar eerste rapport “Grenzen aan de Groei” heeft de Club van Rome aandacht gevraagd voor het feit dat een voortgaande ontwikkeling zoals we die in de vorige eeuw kenden (en soms nastreefden) tot ongewenste situaties zou leiden. In “Grenzen aan de Groei” werd vooral gekeken naar materiële ontwikkelingen c.q. problemen – de zogenaamde “problematiek”- en veel minder naar de oplossingskant of “resolutiek”. Waar de problematiek zich vooralsnog veelal in kwantitatieve termen laat vangen, is de resolutiek veel meer in kwalitatieve termen te beschrijven. Bij de problematiek gaat het bijvoorbeeld. om de bevolkingsgroei of de groeiende consumptie, bij de resolutiek om de behoefte (soms noodzaak) bij ouders om kinderen te krijgen en om het nabootsingsdrang (mimesis) bij het consumeren. Er is een groeiend bewustzijn voor de mentale kant van onduurzaamheid. De manier van enkelen 1 bepaalt immers wat we waarnemen en de doelen die we stellen. Hoewel problematiek en resolutiek van elkaar te onderscheiden zijn, zijn ze veelal niet geheel te scheiden. In deze notitie worden verschillende aspecten van de problematiek/resolutiek belicht ,wat we in de titel aanduiden als een “caleidoscopisch perspectief”. Het geeft een wisselend beeld met verschillende invalshoeken. De kunst zal zijn - en het doel is - om hieruit een aantal relevante tot aanbevelingen leidende discussiepunten te destilleren welke kunnen bijdragen aan een duurzame samenleving. In dit discussiestuk richten we ons vooral op de resolutiek met als belangrijkste vragen: wat verstaan we onder een duurzame samenleving en hoe kunnen we deze bereiken? hoe kunnen we de wenselijke veranderingen versneld realiseren? hoe verkrijgen we de noodzakelijke aanpassing in normen en waarden? welk politiek en sociaal -economisch bestel past het beste bij een duurzame samenleving? 2. Basisprincipe van duurzaamheid Met het begrip “duurzame samenleving” bedoelen we een mondiale samenleving waarin de burgers - nu en in de toekomst - een menswaardig bestaan kunnen hebben. Hierbij sluiten wij min of meer aan bij de omschrijving in het Human Development Report 2011 van het UNDP: “Sustainability is inextricably linked to equity, the questions of fairness and social justice and of greater access to a better quality of life” en bij de Brundtland-definitie waar ook een verband gelegd wordt tussen ecologische, economische en sociale duurzaamheid – er wordt hier wel gesproken van de drie E’s: economy, ecology en equity. Bij duurzaamheid in samenhang met de kwaliteit van leven gaat het ons inziens om respect voor het individu en een rechtvaardige samenleving. In een duurzame samenleving bestaan er processen en instituties om spanningen te reguleren of op te vangen. Bij spanningen kunnen we denken 2 aan te grote inkomensverschillen, hoge werkeloosheid, grote machtsverschillen, e.d.. Duurzaamheid betekent de bestaansvoorwaarden van het sociaal-economisch systeem intact laten. Onduurzaamheid is het overschrijden van ecologische, sociaal-economische, politieke of culturele grenzen hetgeen uiteindelijk leidt tot ineenstorting van de samenleving: crisis of system collapse. In onze benadering van duurzaamheid is de crisis niet in de eerste plaats een materiële maar eerder een culturele, sociale en economische. En daar willen we ook de aanknopingspunten zoeken om te komen tot een duurzame samenleving. Wanneer we onze aandacht speciaal richten op het sociale vraagstuk wil dat niet zeggen dat we niet onderkennen dat er materiele “grenzen aan den groei“problemen zijn. Een goed beeld van de diverse wereldproblemen is te vinden in het Oxfam rapport “A safe and just space for humanity” of het United Nations Environment Programme (UNEP) rapport “Global Environment Outlook 5”. Het zijn echter vaak politieke, culturele en sociaal-economische factoren die zowel oorzaak van deze groeiende problemen zijn, alsook waar de oplossing gezocht moet worden. Dit neemt niet weg dat technologische innovaties een belangrijke rol kunnen (en moeten) spelen bij de oplossing van een aantal problemen – mits op maatschappelijke relevantie en acceptatie aangestuurd. Ook is naast de technologische innovatie veelal een sociale aanvulling, zoals aanpassing van denkbeelden en gedragsverandering nodig. Bekend is bijvoorbeeld het “rebound effect”: spaarlampen kunnen leiden tot het aanleggen van meer lichtpunten. 3. Duurzaamheid als mensenrecht c.q. aspect van de kwaliteit van leven Bij de mensenrechten/kwaliteit van leven gaat het om het realiseren of faciliteren van een menswaardig bestaan. Wat menswaardig is verandert in de loop der tijd en daarmee is duurzaamheid een dynamisch begrip met evenwel niet aan te tasten grenzen. Het vaststellen van deze grenzen en de speelruimte of aanpassingstijd die ons met de huidige ontwikkelingen nog rest is een essentieel element in de discussie over de duurzame samenleving. 3 Een belangrijk aspect van de kwaliteit van leven en mensenrechten is het vrij zijn van angst en de verwachting van de mogelijkheid om bepaalde doelen en idealen nu en in de toekomst te realiseren - zelfsturing en zelfontplooing. Het lot van mijn kinderen en kleinkinderen valt hier ook onder. De “duurzame samenleving” is niet alleen een dynamisch en relatief begrip, het is ook een normatief begrip waarbij keuzes over wat wel en niet menswaardig is een rol spelen. Het begrip is niet los te zien van normen en waarden en vraagt een morele en politieke stellingname. Duurzaamheid is complex, valt onder de verantwoordelijkheid van verschillende actoren en is resultaat van een groot aantal factoren/krachten. De oorzaken van on-duurzaamheid en de obstakels bij het aanpakken van de problemen zijn dienovereenkomstig complex en divers. 4. Oorzaken van onduurzaamheid en obstakels voor het oplossen Er zijn tal van oorzaken van onduurzaamheid; te denken valt bijvoorbeeld aan: De bevolkingsgroei Het ongebreidelde consumentisme, de wegwerpmaatschappij en de voorkeur voor “hebben“ i.p.v.”zijn”; de onbeperkte groei-ideologie in vele landen Inefficiënte exploratie van het (beperkte) natuurlijk kapitaal Grote inkomensverschillen binnen en tussen landen. In het recente rapport aan de Club van Rome “Bankrupting Nature” van Anders Wijkman & Johan Rockström wordt een aantal obstakels genoemd welke het wegnemen van de bovengenoemde oorzaken bemoeilijken. We noemen er hier enkele (met enkele toevoegingen): Psychologisch: o het verschil tussen kennis en bewustzijn; mensen hebben eventueel wel kennis over de problemen, maar dit leidt nog niet tot een doorleefd bewustzijn over de samenhang ( en aansluitend handelen);het verschijnsel van de cognitieve dissonantie: informatie die niet in overeenstemming is met hun overtuiging (of 4 5 die onwelgevallig is) doen mensen af als irrelevant of onzin;alle verandering roept weerstand op (de mens is in wezen conservatief). Educatie: o Mensen hebben onvoldoende kennis over de onmisbare rol die de natuur in ons welbevinden speelt o Het niet begrijpen van de complexiteit en de betekenis van exponentiële groei. Economisch: o Vooruitgang en welzijn wordt uitgedrukt in termen van het Bruto Nationaal Product (op zichzelf een problematische maatstaf), terwijl welzijn niet direct samenhangt met materiële groei o Ons economisch systeem is gebouwd op de mythe van oneindige groei en dient als leidraad voor de politieke leiders en het kapitalistische productiesysteem o Het misplaatste geloof in het zelfregulerend vermogen van de vrije markt. Religieus: o In vele religies wordt de mens boven de natuur geplaatst en heeft hij/zij het recht deze te exploiteren. Wetenschappelijk: o In de reductionistische wetenschap ontbreekt een holistische benadering en is er gebrek aan inzicht in de samenhang en het systemisch karakter van de problemen o De wetenschap wordt door vele belangen gestuurd, waardoor er onwil en onvermogen is om objectief te praten over de risico’s die een voortgaande maatschappelijke ontwikkeling met zich meebrengt o Het ongebreideld geloof in de technologie of techno-fix (“Gaat U rustig slapen, de technologie lost het wel op”). Maatschappelijk: o Er is een gebrekkige dialoog tussen de milieugroepen en de zakenwereld en onvoldoende wederzijds begrip. Politiek: o De afkeer van overheidsingrijpen o De kortetermijnbelangstelling in de politiek o De departementale indeling (en hokjesgeest) van de overheidsdienst o De mythe van de soevereine Staat die een internationale ordening in de weg staat o De rol van de media en de informatie-“overload” die de burger het overzicht doet verliezen en hem sceptisch, zo niet cynisch maakt. 5. Inzicht in problematiek en urgentie Zoals hiervoor werd gesignaleerd is een van de obstakels voor het oplossen van de problemen het gebrek aan kennis en doorleefd/geinternaliseerd inzicht. Er zijn reeds veel rapporten geschreven over de toestand van de wereld. Een probleem is dat ze niet altijd eensluidend in hun analyse en plan van aanpak zijn. Dit maakt de burger en de politici onzeker en cynisch en geeft ruimte voor verantwoordelijkheid-ontwijkend en probleem-ontkennend gedrag. Duidelijk moet worden gemaakt dat in complexe, dynamische zaken kennis nooit volledig is maar dat er steeds sprake is van imperfecte kennis en voortschrijdend inzicht. Burgers en politici moeten steeds handelen c.q. hun verantwoordelijkheid nemen op basis van onzekerheid. Social assesment, d.w.z. het onderzoeken van de effecten op tal van terreinen en het voorzorgprincipe zijn hier van belang. Verantwoordelijkheid verwijst zowel naar ons handelen als naar het nalaten van handelen. Verantwoordelijkheid is gekoppeld aan inzicht/kennis en handelingsmogelijkheid. Naarmate onze kennis van de problematiek rondom duurzaamheid en de betekenis van mensenrechten/kwaliteit van leven bij de oplossing van deze problematiek toeneemt, neemt ook onze verantwoordelijkheid toe (zie voor de relatie MR/KvL en Dz bijlage 2). Het ontbreken van inzicht is daarbij geen excuus – er is een informatieplicht. Handelingsbekwame mensen hebben de morele plicht om te zien hoe ze met hun vermogens of talenten optimaal kunnen bijdragen aan een duurzame samenleving. Hetzelfde geldt overigens ook voor organisaties c.q. ondernemingen, politieke partijen en overheid. Met betrekkingtot de mondiale 6 duurzaamheidsproblemen is er sprake van wat in het VN jargon omschreven wordt als “shared but differentiated responsibility”. Dit vraagt in het internationale overleg tot nieuwe vormen van besluitvorming en het maken van afspraken. Een ander probleem is dat veel ontwikkelingen effect hebben in verschillende domeinen, grensoverschrijdend zijn en actie vragen van meerdere en verschillende actoren. Institutionele aanpassingen zijn soms noodzakelijk om te komen tot een effectief beleid. Een derde complicatie is dat de effecten van een aantal problemen eerst op lange termijn optreden maar de politiek de korte termijn vaak voor laat gaan. Het is daarmee de vraag of ons politiek bestel, gebaseerd op democratische besluitvorming, in staat is steun te verkrijgen en daadkracht te mobiliseren voor problemen die zich eerst over langere tijd voordoen. Het niet tijdig nemen van maatregelen kan leiden tot “overshoot” – het overschrijden van een grens waarna een terugval naar een lager niveau plaatsvindt. Toekomstverkenning, het inventariseren van de komende bedreigingen en uitdagingen moet een onderdeel worden van een op duurzaamheid gericht beleid. (De “Horizonscan”, een studie van de Stichting Toekomstbeeld der Techniek, geeft een beeld van de “Grand Challenges” en komende trends). 5. Actoren De problematiek is dermate divers dat een gevarieerde aanpak noodzakelijk is. Er is sprake van een “shared interest but differentiated responsibility”benadering. We onderscheiden vier soorten actoren, ieder met hun eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheid, maar ook met een eigen bijdrage aan de oorzaken van on-duurzaamheid en de obstakels bij het oplossen. Actoren zijn: a. individu, burger, consument; 7 b. civil society, Non-Gouvernementele Organisaties (NGO); c. ondernemingen (MKB en Multinationale Ondernemingen (NMO)); d. de overheid (lokaal, nationaal en internationaal). Ad.a. Individu, burger, consument Zoals eerder gezegd is het duurzaamheidsprobleem vooral ook een mentaliteitsprobleem. Er is een spanningsrelatie tussen de burger als bezorgde en verantwoordelijke burger en de burger als consument. Het verwachte “free riders” gedrag van de andere consument speelt hierbij een rol evenals het “keeping up with the Joneses”. Hiermee wordt de vraag gesteld of de consument niet teveel aandacht heeft voor het “hebben” en te weinig voor het “zijn”. Een mentaliteitsomwenteling is hier noodzakelijk. Of zoals het Earth Charter stelt: “Fundamental changes are needed in our values, institutions and ways of living. We must realize that when basic needs have been met, human development is about being more, not having more”. De Worldconnectors pleiten voor wat wel genoemd wordt “close living”, het bewust zijn van wat je doet en van je principes en waarden. Het gaat enerzijds om het individuele handelen te kunnen zien in groter verband - het credo “Thinking globaly, acting locally”- anderzijds om het inzicht dat moreel correct (hier dus duurzaam) handelen niet afhankelijk is van het gedrag van de ander. En ook het feit dat de individuele bijdrage slechts een marginaal effect heeft mag betrokkenen niet weerhouden te doen wat gedaan moet worden. Deze mentaliteitsomwenteling zal gedragen moeten worden door een internalisering van duurzaamheidswaarden en de waarden zoals verwoord in de Universele Verklaring van de Rechten van de mens (UVR). De grote vraag is hier hoe een dergelijke mentaliteitsomwentelling te bewerkstelligen is en wie daar het voortouw in kan of moet nemen. Er lijkt een rol weggelegd voor agendabepalende organisaties als Urgenda, de Club van Rome, Worldconnectors en andere NGO’s, maar ook het onderwijs, de media, wetenschappelijke instellingen en de overheid. Coalities van deze organisaties kunnen versnellers in transities zijn die niet hiërarchisch aangestuurd worden. 8 Uit de mentaliteitsverandering rond roken blijkt dat voorbeeldgedrag van opinieleiders, regelgeving en media samen een omwenteling in attitude teweeg kunnen brengen. Maar ook zijn er invloedrijke tegenkrachten die met desinformatie zo’n verandering proberen te verhinderen. De burger heeft doorgaans een vrij praktisch beeld van wat duurzaamheid is: lange levensduur, laag energiegebruik, weinig vervuilend. Maar hij/zij heeft daarbij eerder oog voor de ecologische component dan voor de meer holistische opvatting van duurzaamheid zoals die in het Brundtlandrapport en in dit stuk worden gebruikt. Uit het rapport “Maatschappelijke waardering van duurzame ontwikkeling“ van Telos (Brabants Centrum voor Duurzaamheidsvraagstukken) en Motivaction kunnen we een aantal relevante conclusies trekken. Allereerst acht een groot aantal van de burgers zich best verantwoordelijk voor de duurzaamheid. Belangrijk is daarbij het oordeel van de omgeving. Ook is het van belang of er alternatieven zijn (kun je met de trein i.p.v. met het vliegtuig?) die niet te veel kosten en of het effect aantoonbaar is. Sociale structuren beïnvloeden het gedrag van de burger/consumen. Ze kunnen zowel beperken als faciliteren. Hiermee heeft de overheid in beperkte mate de mogelijkheid om het gedrag bij te sturen. Ad b. Civil society, Non-Gouvernementele Organisaties (NGO). Zoals hiervoor gesteld speelt de civil society een belangrijke rol in het proces naar een duurzame samenleving zowel in het bewustmakingsproces, c.q. mentaliteitsombuiging als ook als actie- en pressiegroep. Ook zijn NGO’s actief in het vergaren van kennis en werkzaam bij het realiseren van concrete duurzaamheidprojecten. Een interessante karakteristiek is voorts dat veel NGO’S over nationale grenzen heen werken en vooruit kunnen lopen op nog te nemen internationale regelingen (zie Oxfam). Ad c.Ondernemingen(MKB) en Multinationale ondernemingen (MNO). De laatste jaren is een toenemend aantal ondernemingen overgegaan op Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) – een ontwikkeling die toe 9 te juichen is , maar ook kritisch gevolgd moet worden (omdat er soms sprake is van “greenwashing” of “window dressing”). Een belangrijk rapport is hier het Ruggie Framework “Protect, Respect and Remedy” opgesteld voor de VN waarin gesteld wordt dat “In order to meet their responsibility to respect human rights, business enterprises should have in place policies and processess appropriate to their size and circumstances”. Meer duurzaam ondernemen kan bevorderd worden door: wet – en regelgeving zelfregulering binnen de beroepsgroep c.q. bedrijfstak voorkeur van consumenten voorkeur van de werknemers en andere stakeholders. Naarmate in de samenleving de roep om duurzaamheid toeneemt zullen bedrijven zich meer duurzaam opstellen. Het streven naar duurzaamheid zal/kan op verschillende plaatsen in de productieketen plaatsvinden. Ad d.Overheid (lokaal, nationaal en internationaal) We zien het als een primaire taak van de overheid de kwaliteit van het leven te bevorderen en de waardigheid van haar burgers te garanderen – ook van toekomstige burgers die nu nog niet hun stem kunnen laten horen. De Staat heeft daarmee een zorgplicht op het terrein van het onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid, leefbare omgeving, enzovoort. Maar ook op internationaal gebied: vrede; internationale rechtvaardigheid; klimaat. Er is een spanningsrelatie tussen de zorgplicht van de Staat op diverse terreinen en de vrije markt. Het beginsel “de vervuiler betaalt” kunnen we nog een plaats geven binnen de vrijemarktideologie, maar in vele gevallen biedt de “invisible hand” toch geen uitkomst. Duurzaamheid vraagt veelal op korte termijn kosten terwijl de opbrengsten of baten eerst op lange termijn komen. In de beleidsvoornemens van de overheid zou standaard een verwijzing naar de lange termijn en duurzaamheidseffecten moeten worden opgenomen – een duurzaamheid-assessment-rapportage. Ook zou de overheid de wetenschappelijke wereld/universiteiten naast ander stakeholders meer 10 moeten inschakelen bij duurzaamheidsvraagstukken. Samen met de sociale partners zou de overheid kunnen werken aan het ontwikkelen van “post-2015 Global Goals” – voor na de periode van de Millenium Goals ( zie bijlage 3). 6. Strategie/Resolutiek –conclusies en aanbevelingen 1. Duurzaamheid is zowel een individuele als een collectieve opgave op verschillende maatschappelijke gebieden. Coalities van diverse partijen kunnen een omwenteling naar duurzaam gedrag versnellen. De missie moet uitgaan van “shared, but diversified responsibility”. 2. De resolutiek-strategie moet gebaseerd zijn op variabiliteit en diversiteit opdat ze kan ingrijpen op verschillende niveau’s en kan reageren op toekomstige ontwikkelingen. De resolutiek-strategie moet gericht zijn op een open toekomst voor een resiliente samenleving waarin eigen keuzes voor toekomstige generaties mogelijk zijn. De strategie vraagt een gemeenschappelijke visie: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de Universele Verklaring van de Plichten van de Mens en de Milleniumdoelstellingen zouden in deze visie centraal gesteld kunnen/moeten worden. 3. Sociale waarden zijn zowel doel in zich zelf of het doel van duurzaamheid alsook voorwaarde voor het bereiken van duurzaamheid. 4. Het duurzaamheidsbewustzijn dient gestimuleerd te worden door gewaarborgde informatie, voorlichting, educatie, transparantie van productieketens/processen. 5. De civil society, NGO’s spelen een belangrijke rol bij de maatschappelijke zelfsturing op weg naar duurzaamheid en moeten door de overheid als zodanig worden ingeschakeld en gefaciliteerd. 6. De overgang naar een duurzame samenleving vraagt om transitieprocessen en systeeminnovaties met een diversiteit van actoren ieder met hun eigen beleidsparadigma’s. Transitiemanagement als organisatieprincipe dient verder ontwikkeld te worden. 11 7. Politieke concepten als rechtvaardigheid, geo-politieke stabiliteit, tolerantie en solidariteit zijn kernelementen van een duurzame sociale ontwikkeling en dienen als zodanig een belangrijkere plaats te krijgen in het duurzaamheidsdebat. 8. Economische groei moet als onderdeel van de duurzame ontwikkeling gezien worden en niet als enige of dominante maatstaf de politiek aansturen. Rapportage conform de Human Development Index (of een andere rondom levenskwaliteit te ontwikkelen maatstaf) verdient meer aandacht als leidraad en als sturingsmiddel (zie bijlage 5). 9. De overheid zou samen met de wetenschappelijke wereld/instituten, de politieke bureaus en de civil society concepten als “planetary boundaries”, ”tipping points”, “environmental thresholds” moeten uitwerken (zie ook aanbeveling 51 van VN rapport “Resilient People, Resilient Planet”) en deze in haar duurzaamheidsbeleid moeten incorporeren. 10. Er moet een Adviesraad Duurzaamheidsproblematiek worden ingesteld die het beleid van de overheid en andere actoren kan toetsen en van advies dienen. 11. Naast het gebod in de Grondwet dat de Nederlandse overheid de internationale rechtsorde dient te bevorderen zou een artikel kunnen worden opgenomen dat de overheid een zelfde zorgplicht heeft m.b.t. de (internationale) duurzame samenleving en het bevorderen van de kwaliteit van leven. 7.Basisstellingen 1. Het streven naar duurzaamheid en het realiseren van mensenrechten versterken elkaar wederzijds Mensenrechten zijn conditioneel voor duurzaamheid en duurzaamheid draagt bij aan de mensenrechten. 2. De duurzaamheidsproblematiek vraagt een nieuw mens- en wereldbeeld (een paradigma-switch) waarbij zingeving gekoppeld is aan emphatie en solidariteit met de verre naaste (cultureel, geografisch en temporeel). 12 3. Educatie en wetenschappelijk onderzoek spelen een onmisbare rol in de duurzaamheidsproblematiek. Het gaat hierbij om op feiten gerichte kennis en waardenbeladen inzicht , of om ratio en rede. Maar ook om het overdragen van een “sense of urgency”. 4. De complexiteit en dynamiek van de problematiek vragen een variabel en flexibel toekomst gericht beleid door meerdere actoren. Bijlagen 1. Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven is een relatief, dynamisch begrip dat in tijd en per plaats verschilt. Aspecten die doorgaans onder het begrip Kwaliteit van leven vallen zijn onder meer: gezondheid, sociale participatie, rechtvaardigheid, gelijkheid, gelijke kansen, vrij van angst, toekomstperspectief, keuze mogelijkheid. Het laatste begrip wordt met name door de Nobelprijswinnaar Sen naar voren gebracht. Gekoppeld aan het begrip toekomstperspectief betekent dit het openhouden van handelingsmogelijkheden voor het individu en de samenleving. Het toekomstperspectief wordt mede bepaald door een redelijk vertrouwen in nieuwe technologische ontwikkelingen en de veerkracht of resilience van de toekomstige generatie met haar instituties. Relatie mensenrechten/kwaliteit van leven en duurzaamheid In dit discussiestuk wordt een relatie gelegd tussen MR/KvL en duurzaamheid, waarbij uitgegaan wordt van een wederzijdse beinvloeding c.q. afhankelijkheid. Deze relatie is niet zonder meer evident. Wel wordt door de hier gehanteerde bredere opvatting van duurzaamheid – respect voor individu,milieu en harmonieuze (rechtvaardige) samenleving- reeds een verband gelegd. Zie voor een verdere uitwerking van deze onderwerpen de bijlagen van Ksenia Krasnitskaja. 13 2. Strategie Internationale Club van Rome. In een notitie d.d. November 2007 van Martin Lees (secretaris Club of Rome International) wordt als missie van de CvR geformuleerd: “The mission of the Club of Rome is to contribute to achieving a better future for humanity by mobilizing a wide range of international insights, multidisciplinary expertise and political and public support. It will clarify longer-term, systemic challenges, choices and opportunities and present proposals for action to achieve equitable and sustainable development and peace” In 2011 worden Six Global Goals (essential for the transition towards a sustainable, equitable and “happier” world) geformuleerd: 1. Social values (..) are fully reflected in all economic decisions; 2. The economies (..) reflect the value of natural and social capital (…); 3. A more equitable distribution of income both within and between countries; 4. Access to meaningful work, which provides enough income to lead a decent life (…); 5. Ecology is seen as a binding constraint for all form of human activity (…); 6. Appropriate governance systems (..) are established. 3. Naar een maatstaf voor welzijn (i.p.v. BNP) Zie bijlage van Ksenia Krasnitskaja 14
© Copyright 2024 ExpyDoc