artikel in NRC Next - handboekbuitenpromoveren.nl

.
14
Vmbo Meester Bart schrijft
een ode aan alle docenten
.
17
Werkplek Jet Bussemaker
werkt tussen de schilderijen
ial
Spec wijs
r
ondeenschap
et
en w
nrc.nl/carrieerere
i
l/carr
n
.
c
r
n
nrc.next
woensdag 22 oktober 2014
Het onderzoek gaat áltijd door
ILLUSTRATIE ROEL VENDERBOSCH
Terwijl veel promovendi op de universiteit
worstelen om hun onderzoek af te krijgen,
begint een groeiend aantal mensen aan een
promotie náást hun werk. Pagina 4-5 en 12-13
.carrière
nrc.next
4
WOENSDAG 22 OKTOBER 2014
5
Aan het eind van de middag is
haar werkdag pas halverwege
Promoveren naast je werk Een nog beter cv, jezelf ontplooien: er zijn meerdere
verklaringen voor de opkomst van ‘buitenpromoveren’. Dat betekent wel: altijd werken.
‘HET KOMT AAN OP WEEKENDEN EN AVONDEN’
Esmee Jonk (24) werkt fulltime als
onderzoeker bij de Onderwijsinspectie. In mei begon ze met haar promotie. Ze krijgt van haar werkgever vier
jaar lang twee dagen per week de tijd
om aan haar onderzoek te werken.
„Ik had nooit gedacht dat promoveren iets voor mij zou zijn. Alleen in
een kamer achter een pc, een einzelgänger, dat beeld had ik. Ik houd juist
van samenwerken. Maar ik zei ja,
omdat ik ernaast kan blijven werken,
die combinatie is erg mooi: ik leer iets
en kan ook werken. Vanuit de Onderwijsinspectie kwam de vraag of ik
promotieonderzoek wilde doen naar
de schoolloopbanen van Nederlandse
leerlingen: van basisschool tot en met
universiteit en verder. Ik kijk of de
schoolroute effectief en efficiënt is. Ik
merk nu al dat het moeilijk is om mijn
werk en promotie gescheiden te houden. Mijn werkzaamheden bij de
Onderwijsinspectie zijn niet veel
minder geworden sinds ik met de promotie begon, terwijl ik nu twee dagen
minder heb. Dat is worstelen. Als ik
op mijn werk aan mijn onderzoek wil
zitten gaat dat niet, er lopen steeds
collega’s binnen. En als er een spoedje
binnenkomt op mijn werk heeft dat
voorrang. In de zomer is het wat rustiger op mijn werk, dan kan ik doorwerken aan mijn promotie. Het komt ook
aan op de weekenden en avonden.
Gelukkig heeft mijn vriend er begrip
voor. Ik heb twee partijen die ik niet
wil teleurstellen: mijn werkgever en
de Universiteit Maastricht, die mij
begeleiden. Daarom moet ik soms
doorbikkelen. Wel blijf ik mijn sociale
leven belangrijk vinden, ik maak
bewust tijd vrij voor vrienden.”
‘MIJN VRIENDIN KLAAGT NIET, ZIJ WERKT OOK HARD’
„Het is hard werken, maar het is goed
te combineren. Iedere woensdag hou
ik vrij voor de promotie en ik werk er
in de avonden en weekenden aan
door. Als een belasting voelt dat niet:
voor mij is het een hobby. Als ik ’s
avonds een boek lees voor het onderzoek voelt dat dan ook niet als werk,
het is zo’n mooi onderwerp. Het gaat
over dualisme in de politiek, over de
vraag waarom het parlement niet zo
onafhankelijk is ten opzichte van de
regering als in de Grondwet staat. Het
regeerakkoord beperkt de parlementaire onafhankelijkheid. De vraag is of
Orthopedagoog Liesbeth Tilanus (30) heeft van 9 tot 14 uur afspraken. Daarna richt ze zich op haar onderzoek.
STEVEN VERSEPUT
I
edere dag heeft ze vol gepland.
Vanaf het moment dat de wekker
van haar vriend Martijn begint te
jengelen om kwart voor zeven,
heeft orthopedagoog Liesbeth
Tilanus (30) een strak dagschema.
Dat moet ook wel, ze doet haar promotieonderzoek náást haar reguliere baan. Een
loodzware combinatie.
Iedere minuut benut ze optimaal.
Tijdens het ontbijt bereidt ze gesprekken
met cliënten voor. Tilanus heeft zich
gespecialiseerd in dyslexie, ze is diagnost
en behandelt kinderen. Om acht uur rijdt
ze van haar woonplaats Nijmegen naar
haar werk in Elst, een ritje van twintig
minuten. Ze werkt bij Marant, een onderwijsadviesbureau en behandelpraktijk
voor leer- en gedragsproblemen.
Van negen uur ’s ochtends tot twee uur
’s middags zit ze vol met afspraken, met
kinderen en hun ouders. Tijdens de lunch
verwerkt ze de resultaten van die gesprekken. Daarna richt ze zich vooral op haar
promotieonderzoek.
Aan het eind van de middag is haar
werkdag pas halverwege. Oké, ’s avonds
Goede Tijden, Slechte Tijden kijken is
heilig voor haar. Maar daarna klapt ze de
laptop weer open. Evenals haar vriend,
die naast zijn reguliere werk in opleiding
is voor zijn postdoc registeraccountant.
Samen knallen ze na een volle werkdag
nog een paar uur door. Een ambitieus
stelletje. „Menigeen zou ons voor gek
verklaren”, zegt ze lachend.
Tilanus is een zogeheten buitenpromovendus: iemand die in de tijd van de baas
of in eigen tijd probeert te promoveren.
Dus niet – zoals gebruikelijk – in dienst van
een universiteit of met behulp van een
beurs. Het is promoveren voor doe-het-
Ik heb een
enorme
wilskracht.
Mijn
moeder
zegt soms:
doe eens
normaal
dat wenselijk is en hoe we dat kunnen
voorkomen. Ik heb het eerste jaar
vooral héél véél gelezen. Iedere eerste
maandag van de maand ga ik langs bij
mijn promotor van de Universiteit
Leiden. Daar ga ik met zo’n tien
andere promovendi in debat over
elkaars onderzoek. Dat helpt: ik krijg
goede feedback en het voorkomt tunnelvisie. Het is niet zo dat heel mijn
leven in het teken staat van mijn werk
en de promotie. Ik heb voldoende tijd
om in het weekend iets met vrienden
te drinken. Mijn vriendin klaagt niet,
zij werkt ook hard en wil over een
paar jaar ook promoveren. Ik wist al
snel dat ik wilde promoveren. Ik heb
er veel aan, ik leer veel scherper en
kritischer te denken. Dat ik straks een
promotie op mijn cv heb staan is niet
zo belangrijk voor me. Ik doe het
vooral omdat ik me verder kan verdiepen. Eind 2017 wil ik klaar zijn.”
Esmee Jonk (24) werkt bij de Onderwijsinspectie. Ze krijgt twee dagen per week de tijd voor haar onderzoek.
Allard Altena (24) werkt fulltime bij het OM. Zijn onderzoek gaat over dualisme in de politiek.
zelvers. De constructie wint de laatste
jaren aan populariteit.
Precieze cijfers ontbreken, maar de
auteurs van het vorig jaar verschenen
Handboek Buitenpromoveren kunnen wel
een schatting geven hoeveel buitenpromovendi er zijn. Jaarlijks gaat het om
zeker 15.000 buitenpromovendi die in
verschillende fases bezig zijn met onderzoek. Zij schrijven het proefschrift rechtstreeks bij een promotor van een universiteit, zelfstandig op een zolderkamertje of
onder begeleiding.
In 2012 promoveerden in totaal 4.163
mensen, blijkt uit cijfers van de Vereniging van Universiteiten. Zo’n 1.500 van
hen zijn buitenpromovendi die ook daadwerkelijk de eindstreep halen
Velen doen aan zelfontplooiing
De buitenpromovendus is nog een vrij
onbekend fenomeen. Maar de aandacht
groeit zachtjesaan, zegt Kerstin van Tiggelen, die samen met Floor Basten het Handboek Buitenpromoveren schreef. Vrijwel
alle universiteiten hebben nu een programma voor buitenpromovendi, een
paar jaar terug hadden slechts een paar
universiteiten iets geregeld.
Er zijn genoeg verklaringen voor de
opkomst van buitenpromoveren. „Het is
iets van deze tijd, veel mensen doen aan
zelfontplooiing”, zegt Van Tiggelen. Jongeren zijn steeds hoger opgeleid. Om op te
vallen moet je iets extra’s doen, dan helpt
het als er op je cv staat dat je gepromoveerd
bent. Het is een drukke periode van vier tot
zes jaar, maar die jaren betalen zich terug:
je ligt beter op de arbeidsmarkt.
Wat ook helpt bij de toegenomen interesse is dat universiteiten naar nieuwe
inkomsten zoeken. Een doctorsbul kan de
universiteit ruim 90.000 euro aan promotiepremie opleveren, per promovendus.
FOTO’S ANAÏS LÓPEZ
Allard Altena (24) begon anderhalf
jaar geleden met zijn promotie. Hij
werkt fulltime (in vier dagen) als
beleidsadviseur bij het Functioneel
Parket van het Openbaar Ministerie,
daarnaast doet hij zijn buitenpromotie.
Terwijl de kosten voor het begeleiden van
de buitenpromovendus doorgaans niet zo
hoog zijn: alleen de uren van de hoogleraar die helpt bij het proefschrift. Ook is
er meer interesse vanuit het bedrijfsleven.
Bedrijven willen onderwerpen grondig
laten uitzoeken – waar ze de buitenpromovendus mooi voor kunnen inzetten.
Zo ging het ook bij Liesbeth Tilanus. Als
dyslexiebehandelaar wilde ze weten wat
de effectiviteit van de behandelingen was
en in hoeverre de natuurlijke ontwikkeling van het kind meespeelde. Dit was nog
niet onderzocht. Haar baas bij Marant reageerde enthousiast toen ze voorstelde hier
promotieonderzoek naar te doen. In 2011
begon ze. Van de uitkomst hangt veel af.
Mogelijk betalen de verzekeraars veel te
veel voor dyslexiebehandelingen.
Voor haar werkgever is het onderzoek
zeer bruikbaar en daarom krijgt ze alle
steun. 50 procent van de week werkt ze
nog als behandelaar en diagnost, de
andere helft kan ze aan haar promotie
besteden. Alles in de tijd van de baas, tegen
volledig salaris. Een promotor en een
co-promotor van de Radboud Universiteit
Nijmegen begeleiden haar. Over twee jaar
hoopt ze haar proefschrift af te hebben.
Altijd twee ballen in de lucht houden
Werk en promoveren combineren, dat is
de kunst als buitenpromovendus. Altijd
twee ballen in de lucht houden. Tilanus
weet er inmiddels alles van. Doordeweekse avonden en weekenden houdt ze
vrij voor haar promotieonderzoek. Vrije
momenten, zoals een avondje relaxen of
familiebezoek, plant ze in. Ze doet het nu
iets rustiger aan; ze is in verwachting van
haar eerste kind.
Tot vorig jaar was het buffelen voor
Tilanus. Ze werkte tegen de zestig uur per
week en hockeyde op hoog niveau, ze
GTST
kijken is
heilig
voor haar,
daarna
klapt ze de
laptop
weer open
speelde onder meer bij hoofdklasser
Hurley in Amsterdam. Ze werd geleefd.
„Het is een wonder dat ik toen geen burnout heb gekregen.”
Waarom doet ze dit zichzelf aan?
Simpel, Tilanus vindt het onderzoek van
groot belang. „Het voelde niet goed om
kinderen met dyslexie te behandelen met
een werkwijze waarvan het effect niet is
vastgesteld.”
Ze is een doorbijtertje. „Ik heb een
enorme wilskracht. Mijn moeder zegt ook
soms: doe eens normaal. En mijn zus zegt
weleens: goed is soms ook goed genoeg.”
Je werk moet je hobby zijn, zegt Tilanus.
„Anders wordt de onderzoekspromotie
een hele zware dobber.”
Ze heeft ook verdriet door promotie
Het is niet allemaal hosanna. De promotie
van Tilanus zorgt voor tranen, vertelt ze.
Ze zit regelmatig in een lastige spagaat
tussen haar dagelijkse werk en de wetenschap. Ze werkt met kinderen, met
ouders, met docenten en tegelijkertijd ook
met de wetenschappelijke top. „Het
verschil tussen de wetenschap en de dagelijkse praktijk is groot. In de wetenschap
word je geacht zéér kritisch te zijn, in de
praktijk mag je kritisch zijn, maar vooral
niet te kritisch.”
Tilanus voelt zich weleens eenzaam op
haar werk. Daar moet ze in jip-en-janneketaal praten, terwijl ze voor haar promotie
op hoog niveau moet denken. Ze wil het
gat dichten tussen de wetenschap en praktijk, dat is een extra motivatie om haar
drukke werkweken vol te houden.
Ze kijkt ernaar uit dat ze straks dr. voor
haar naam heeft staan. Haar doel is haar
vader achterna, die is hoogleraar. Ze lacht:
„Met de titel dr. voor mijn naam wordt het
gat tussen vader en dochter verder
gedicht.”