Directoraat-Generaa MD-MT-R-9226 RADIO PLAATSBEPALINGSEN -NAVIGATIE SYSTEMEN 2e (herziene) versie, augustus 1992 MINISTERIE V A N V E R K E E R E N WATERSTAAT RIJKSWATERSTAAT MEETKUNDIGE DIENST KANAALWEG 3B-4 POSTBUS 5023 2600 GA D E L F T T E L . 015-691111 VOORWOORD Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft een nota "radioplaatsbepalings- en navigatieplan" in voorbereiding. Een eerste stap hiervoor is de eerste versie van onderliggende inventarisatie van plaatsbepalings- en navigatiesystemen geweest, verschenen in december 1991. De Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat geeft ook in deze tweede, iets uitgebreidere versie, een overzicht van de belangrijkste systemen. Het rapport tracht inzicht te geven in de theorie van radioplaatsbepaling, en daarnaast een naslagwerk te zijn met betrekking tot de verschillende systemen die hiervoor bestaan. Het theoretische deel omvat de verschillende methoden van radioplaatsbepaling, de kwaliteit, en de mogelijkheden om de kwaliteit te optimaliseren. In een bijlage worden alle belangrijke systemen voor gebruik op land, op zee of in de lucht beschreven. Om praktische redenen zijn erg lokaal georienteerde systemen niet opgenomen. Het rapport is verkrijgbaar bij de Meetkundige Dienst, ir. E. van Bremen ir. M. Hofman tel. 015 - 691385/691386 august us 1992 RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATIESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 2 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 4 2 DE THEORIE VAN RADIOPLAATSBEPALING 6 ALGEMENE KENMERKEN 2.1 2.2 RADIOPLAATSBEPALINGSMETHODES 2.2.1 de circulaire methode 2.2.2 de hyperbolische methode 2.2.3 de pseudo-circulaire methode 2.2.4 de polaire methode 2.2.5 de Doppler methode 3 KWALITEIT 3.1 KWALITEITSBEPALENDE FAKTOREN 3.1.1 propagatie-eigenschappen 3.1.2 de geometrie 3.1.3 coordinatenstelsels 3.2 DE BESCHRIJVING VAN KWALITEIT 3.2.1 precisie 3.2.2 betrouwbaarheid 4 OPTIMALISATIE 4.1 DIFFERENTIELE REFERENTIES 4.2 MONITORING 4.3 MODELLEN 4.3.1 propagatiemodel 4.3.2 filteren 4.3.3 toetsen 4.3.4 hoogtemodel 4.4 INTEGRATIE VAN SYSTEMEN 4.5 VOORZORGSMAATREGELEN 6 8 8 9 10 10 11 12 12 12 14 16 18 18 19 21 21 22 23 23 24 26 27 27 28 BIJLAGEN 30 BIJLAGE A RADIOPLAATSBEPALINGSSYSTEMEN A.1 SYSTEEMBESCHRIJVINGEN OMEGA DECCA Navigator System LORAN-C PULSE/8 Non Directional Beacons (NDB) HYPERFIX ILS N.N.S.S. / TRANSIT ARGOS SYLEDIS 31 32 34 36 38 40 41 43 45 48 50 52 RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATTESYSTEMEN MEETKUNDIGE DDSNST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 3 A.2 VOR/DME TACAN GPS GLONASS MLS EUTELTRACS OVERIGE SYSTEMEN BIJLAGE B 54 56 58 61 62 64 66 ONTWIKKELINGEN 67 BIJLAGE C VOORBEELDEN DIFFERENTIELE SYSTEMEN C. l Differentiele GPS 69 70 BIJLAGE D VOORBEELDEN GEINTEGREERDE SYSTEMEN D. l GPS-Loran-C D.2 (D)GPS-INS D.3 Radioplaatsbepaling met Dead-Reckoning/Map-Matching 72 72 72 73 LIJST VAN AFKORTINGEN 74 INDEX 77 RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATEESYSTEMEN MEETKUNDIGE DD3NST VAN DE RIJKSWATERSTAAT Jg l | 4 1 INLEIDING Plaatsbepaling van schepen is al eeuwenlang belangrijk, maar ook een groot probleem. Sinds de komst van de radio is een grote vooruitgang geboekt. Positie-, koers- en snelheidsbepaling werd veel eenvoudiger, waardoor ook het gebruik een grote vlucht nam. Sindsdien zijn er meer radiosystemen op de markt gekomen en onder andere door de steeds betere nauwkeurigheid groeit het aantal toepassingen. Dit soort systemen zijn bij uitstek geschikt voor toepassing in voer-, vaar-, of vliegtuig. De klassieke toepassing in de scheepvaart, maar ook in de luchtvaart en de meetpraktijk van overheidsinstellingen (Rijkswaterstaat, de Dienst der Hydrografie van Defensie) en ondernemingen in de offshore-industrie, zijn bekende voorbeelden. Deze systemen worden bovendien steeds vaker gebruikt in de transportsektor als ondersteuning bij de logistieke bedrijfsvoering. De meest bekende toepassing van plaatsbepaling is uiteraard de "navigatie". Al van oudsher zoeken zeevarenden en vliegeniers naar doelmatige methodes, teneinde zo snel en veilig mogelijk op de plaats van bestemming te geraken. Plaatsbepaling en navigatie worden dan ook wel als synoniemen gebruikt, alhoewel navigeren -letterlijk stuurmanskunst- meer is dan alleen plaatsbepaling. Niettemin is plaatsbepaling een belangrijk element. Voor de overheid is goede plaatsbepaling van belang vanwege de veiligheid van het scheeps- dan wel luchtverkeer. Op zee vooral bij havennadering, voor de luchtvaart in alle navigatiefasen. Daarnaast worden sinds kort ook in de auto navigatiesystemen toegepast. De systemen die hiervoor op de markt komen maken allereerst gebruik van wielsensoren, een kompas en een digitale kaart. Radio-, maar ook infra-rood, bakens worden wel gebruikt om de betrouwbaarheid van deze autonavigatiesystemen te verbeteren. Op dit soort elektronische plaatsbepalingssystemen zal niet verder worden ingegaan. Een tweede toepassing is meetwerk op het water. Voor de scheepvaart is de overheid al zeer lang leverancier van (zee-)kaarten, en beheerder van (vaar-)wegen. Voor beide taken moet veel gemeten worden, evenals in de off-shore industrie. Zo moeten de posities van obstakels (bijv. wrakken) in kaart worden gebracht en diepten worden gemeten, die aan een bepaalde plaats worden gerelateerd. Plaatsbepaling, en wel met hoge nauwkeurigheid, is hier van essentieel belang. Deze vorm van plaatsbepaling wordt ook "puntsbepaling" genoemd. De laatste en nieuwste toepassing van (radio-)plaatsbepaling is die waarin niet in het voer/vaar/vliegtuig, 'het mobiel', bekendheid met de positie nodig is, maar op een centrale plaats (thuisbasis). Dit wordt "lokalisatie" genoemd. Men kan hierbij denken aan oceanografisch onderzoek waarbij boeien gevolgd worden om een zeestroming in kaart te brengen, maar ook aan de planner van een wegtransport-onderneming die met behulp van de posities van alle wagens een optimale planning kan verzorgen. Ook verkeersgeleiding gebeurt op basis van lokalisatie-gegevens, in veel gevallen met behulp van radar. Radar zal in dit stuk niet behandeld worden. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATD3SYSTEMEN MEETKUNDIGE DDSNST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 5 Er zijn dus verschillende termen die met plaatsbepaling samenhangen. In enge zin betreft het positiebepaling, in meer funktionele zin omvat het de geografische informatie voor navigatie, lokalisatie of puntsbepaling. Het doel van deze inventarisatie is inzicht te verschaffen in de verschillende aspekten van mobiele plaatsbepaling, en een overzicht te geven van de meest gangbare radiosystemen, die in de verkeer- en vervoer-sector (kunnen) worden gebruikt. Een aantal bijzondere toepassingen komen bewust niet aan de orde, te weten "landmeetkundige" puntsbepaling, en tijdsoverdracht. Ook lokalisatie op basis van radar en navigatie op basis van dead-reckoning/mapmatching (autonome autonavigatie) worden buiten beschouwing gelaten. Voorafgaande aan de systeembeschrijvingen worden in drie hoofdstukken een aantal algemene onderwerpen behandeld. - In hoofdstuk 2 worden de methodes van mobiele plaatsbepaling geschetst. - In hoofdstuk 3 worden de termen waarmee de kwaliteit van plaatsbepaling wordt beschreven uitgelegd, alsmede de faktoren die daarop van invloed zijn. - In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe in de praktijk de plaatsbepaling kan worden geoptimaliseerd; hierbij komen de integratie van systemen, differentiele referenties, modellen en monitoring aan de orde. De systeemgerichte beschrijvingen zijn opgenomen in bijlagen. - In bijlage In bijlage In bijlage In bijlage A de beschikbare, of in ontwikkeling verkerende, systemen. B (mogelijke) nieuwe systemen. C de differentiele systemen. D voorbeelden van gei'ntegreerde systemen. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATTESYSTEMEN MEETKUNDIGE DEENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 6 2 DE THEORIE VAN RADIOPLAATSBEPALING Plaatsbepaling is het bepalen van de geografische ligging van een objekt, 'het mobiel', of de daaraan gerelateerde informatie, zoals koers en snelheid, of richting en afstand tot een bestemming. Dit soort gegevens kunnen worden beschreven ten opzichte van de omgeving, of automatisch worden geregistreerd met speciale apparatuur . 1 De meest gangbare elektronische plaatsbepalingssystemen, die gebruik maken van radiosignalen, bestaan uit minimaal twee komponenten, namelijk een infrastruktuur en een gebruikerseenheid. In het vervolg wordt met radioplaatsbepaling geduid op deze infrastruktuur-gebonden radiosystemen, cq. plaatsbepalingsmethoden of -randapparatuur. 2.1 ALGEMENE KENMERKEN Radioplaatsbepaling is gebaseerd op het doen van waarnemingen, metingen aan ontvangen radiosignalen. Uit deze waarnemingen berekent men grootheden, zoals afstanden, afstandsverschillen, richtingen, etc., die positielijnen defmieren. Deze positielijnen of LOP's worden bepaald ten opzichte van bakens . Vervolgens wordt een positie berekend uit het snijpunt van minimaal twee (in het 2-dimensionale geval) of drie (in het 3-dimensionale geval) positielijnen. Bij sommige systemen leveren de gemeten grootheden al de gewenste gegevens en kan positiebepaling achterwege worden gelaten. Dit geldt bijvoorbeeld voor ILS, een luchtvaart(landings)systeem, dat de aanvlieglijn naar de landingsbaan markeert. 2 3 4 5 De infrastruktuur bestaat uit bakens, vaak opgesteld in een keten van een gelimiteerd aantal bakens. Het aantal opgestelde bakens, of ketens, is afhankelijk van de effektieve reikwijdte van de radiosignalen, en van de (gewenste) grootte van het dekkingsgebied. 1 bijvoorbeeld het "meten" van posities (Eng.:fix),of het "bepalen" van coordinaten 2 (Eng.: LOP, Line of Position) een positielijn is een lijn (een cirkel, een hyperbool, o.i.d.) waarop de te bepalen positie ligt bij een bepaalde waarde van een meting 3 een baken is een onderdeel van de systeem-infrastruktuur, dat autonoom of selektief (als antwoord op een ondervraging) een radiosignaal uitzendt naar de "gebruiker" (meestai de boordeenheid, in enkele gevallen een centraal rekencentrum) 4 ook wel geometrische infrastruktuur, vanwege de geometrische informatie die daarmee kan worden bepaald 5 een keten (Eng.: chain) is een aantal bij elkaar horende bakens RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 7 Naast de infrastruktuur dient de gebruiker te beschikken over een apparaat, waarmee de feitelijke plaatsbepaling wordt gerealiseerd. Deze (mobiele) gebruikerseenheid is een "passieve" radio-ontvanger, of een "aktieve" radio-zender/-ontvanger. Meestai wordt de plaatsbepaling door de gebruikerseenheid uitgevoerd. Bij sommige aktieve systemen wordt "het rekenen" uitgevoerd op een centrale plaats . 6 Al met al zijn er verschillende aspekten, die een radioplaatsbepalingssysteem karakteriseren: het toepassingsgebied wordt grotendeels bepaald door de infrastruktuur, terwijl de funktionaliteit van een systeem in grote mate afhankelijk is van de gebruikerseenheid. Afhankelijk van de gebruikswijze moet een systeemkeuze worden gemaakt. Vaak is de infrastruktuur al aanwezig, zodat een afstemming moet plaatsvinden tussen infrastruktuur en gebruikerseenheid. Zo kan worden gekozen voor het al dan niet gekombineerd gebruik van systemen. Ook kan de gebruikerseenheid, naast de standaard funkties, een aantal andere funkties vervullen. Een bekend voorbeeld daarvan zijn de zogenaamde Area Navigation (RNAV) systemen, waarbij de gebruiker een aantal posities voorprogrammeert, aan de hand waarvan de gebruikerseenheid de gewenste navigatieinformatie berekent. 7 Naast de hiervoor genoemde overwegingen geldt voor veel gebruiksdoeleinden bovendien de eis, dat er een vorm van bewaking en alarmering aanwezig is. Naast de basisvoorzieningen is er dan sprake van een derde faciliteit. Deze kan worden gesplitst in alarmeringen (door het systeem zelf) en mededelingen of waarschuwingen, bijvoorbeeld in verband met periodiek onderhoud. Bekend zijn de berichten aan zeevarenden (BAZ) en aan vliegeniers (NOTAM, NOtice to Air Men), en de systeemgerichte status-informatie, zoals die met name door de United States Coast Guard (USCG) wordt verzorgd. Soms wordt het systeem bij disfunktioneren zelfs in zijn geheel uitgezet. Allereerst zal worden stilgestaan bij de methodes van (radio-)plaatsbepaling. Met deze methodes kan volledige plaatsbepaling worden uitgevoerd, dus inklusief de positiebepaling. Andere informatie, zoals koers/snelheid of afstand/richting, kan natuurlijk ook worden verkregen, ofwel rekenkundig, ofwel rechtstreeks uit de metingen. bij enkele satellietsystemen is deze centrale plaats het grondstation van het systeem de -tussentijdse- bestemmingen langs de route (Eng.: waypoints) RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATD2 SYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 8 2.2 RADIOPLAATSBEPALINGSMETHODES De verschillende vormen van radioplaatsbepaling zijn vernoemd naar het wiskundig principe. Beschreven worden: - de circulaire methode (meting van afstanden), - de hyperbolische methode (afstandsverschillen), - de pseudo-circulaire methode (pseudo-afstanden), - de polaire methode (richting en afstand), - de Doppler methode (Doppler-effekt). 2.2.1 ? de circulaire methode iguur 1 de positielijnen bij circulaire plaatsbepaling De circulaire methode is gebaseerd op het simultaan bepalen van minimaal twee afstanden tussen bakens en gebruikerseenheid, en wordt daarom ook range-range (of rho-rho) genoemd. Het is een aktieve wijze van plaatsbepaling, omdat het baken reageert op de uitzending van de gebruikerseenheid. 8 9 8 afstandmeting vindt plaats door de looptijd te meten van een radiosignaal, dat uitgezonden en via een baken terugontvangen wordt (of eventueel andersom); de afstand wordt verkregen door de looptijd te vermenigvuldigen met de voortplantingssnelheid en te delen door twee (heen en terug) ook wel transponder, de samentrekking van transmit en respond RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATIESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 9 Deze methode wordt toegepast in een aantal terrestrische systemen (d.i. met een aardgebonden infrastruktuur), en in een zogenaamd RDSS-systeem (Radio Determination Satellite Service). Dit laatste is een satellietsysteem ten behoeve van datacommunicatie, dat beschikt over een lokalisatie-faciliteit. De benaming circulair wordt verklaard aan de hand van figuur 1: de positielijnen vormen circels (of bollen in het 3-dimensionale geval). Aktieve systemen kennen in het algemeen twee beperkingen: - de gebruikerseenheid bestaat uit een zender/ontvanger-eenheid en is dus wat komplexer dan alleen een ontvanger; - doordat iedere gebruikerseenheid een uitzending van de bakens initieert, is het aantal gebruikers (per tijdseenheid) beperkt. Het aantal gebruikers van een aktief systeem is beperkt. Het alternatief wordt gevonden in de passieve systemen, die werken volgens de hyperbolische en pseudocirculaire methode. 2.2.2 de hyperbolische methode Figuur 2 de positielijnen bij hyperbolische plaatsbepaling De hyperbolische methode is een passieve vorm van plaatsbepaling. De positie wordt berekent uit de snijding van hyperbolische positielijnen (zie figuur 2), of hyperboloiden in het 3-dimensionale geval. 10 een hyperbool is een lijn waarop het afstandsverschil naar twee punten gelijk blijft RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 10 Bij de hyperbolische methode wordt de tijd van uitzenden van de bakens door een van de bakens gestuurd. Dit baken heet dan "master", de volgende bakens heten "slave" of "secundary". De ontvanger bepaalt per baken-paar een afstandsverschil. Dit afstandsverschil kan worden berekent uit meting van het verschil in aankomsttijden, of van fase-verschillen , tussen beide signalen. 11 2.2.3 de pseudo-circulaire methode Ook de pseudo-circulaire of pseudo-range methode is een passieve variant van radioplaatsbepaling. Een voorwaarde bij de pseudo-circulaire methode is, dat ieder baken uitzendt op vastgestelde tijdstippen, bijvoorbeeld ten opzichte van een universele tijd. Een bijkomend praktisch voordeel is, dat scheiding in ketens niet meer noodzakelijk is. De gemeten grootheid is "de aankomsttijd" van het signaal. Hiermee kan de looptijd tussen zender en ontvanger worden benaderd, met een zekere (on-)nauwkeurigheid ten gevolge van een tijdsverschil tussen de beide klokken. In de berekening wordt gebruik gemaakt van het feit dat deze "klokfout" voor iedere meting gelijk is. Er is dus een onbekende meer dan het aantal dimensies van de te berekenen positie. Daarom is altijd een extra positielijn nodig, dus minimaal drie positielijnen nodig voor een 2-dimensionale positie, en vier voor een 3-d positie. De positielijnen zijn circels, of bollen in het 3-dimensionale geval, met een vaste fout, veroorzaakt door het klokverschil. 2.2.4 de polaire methode Met behulp van radiosignalen kunnen ook richtingen (of hoeken) worden gemeten. Van deze eigenschap wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt in radar-systemen en radio-richtingszoekers. Voor de polaire methode is bovendien een afstand noodzakelijk. Het navigatiesysteem bestaat uit twee of drie sensoren. Ten opzichte van een (grond-)baken worden hiermee afstand en richting (azimut en/of elevatie) bepaald. De richtingen worden door het passieve deel van de gebruikseenheid bepaald, terwijl de afstandsmeting op aktieve wijze plaatsvindt, dat wil zeggen dat het baken reageert op een signaal van de gebruikerseenheid. Vanwege de aktieve afstandsbepaling geldt ook hier dat het aantal gebruikers is gelimiteerd. De polaire methode wordt ook wel de rho-theta methode genoemd. De positielijnen zien er uit als circels voor de afstandsmetingen, en als rechte lijnen voor de richtingsmetingen (respektievelijk bollen en vlakken in het 3-d geval). 1 1 met de fase wordt het trillingsstadium van een sinusvormig signaal beschreven; twee punten die in gelijke fase verkeren, liggen op een onderlinge afstand die overeenkomt met een geheel aantal golflengtes RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVTGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 11 2.2.5 de Doppler methode Het verschijnsel van een frekwentieverschuiving in een (radio-)signaal, dat optreedt door de (relatieve) snelheid tussen zender en ontvanger, heet Doppler-effekt. Plaatsbepaling op basis van dit effekt is mogelijk als de gebruikerseenheid en het baken ten opzichte van elkaar bewegen. De methode wordt toegepast in satellietsystemen. Hierbij wordt er van uitgegaan, dat het Doppler-effekt wordt veroorzaakt door de -zich voortbewegende- satelliet. Een (extra) onnauwkeurigheid in de positiebepaling treedt op als de gebruikerseenheid eveneens beweegt. Voor de positiebepaling kunnen twee berekeningsmethoden worden toegepast. Wanneer men het signaal gedurende enige tijd volgt kan men de Dopplerverschuiving (d.i. de snelheid van de satelliet ten opzichte van de mobiel) bepalen. De positielijn is hierbij een kegel. De positie wordt berekend uit de snijding van meerdere kegels, bepaald op verschillende (opeenvolgende) momenten. Figuur 3 de positielijnen bij Doppler-plaatsbepaling De andere manier maakt gebruik van meting van het verschil in Doppler-verschuiving op twee tijdstippen. Hierdoor wordt een positielijn (of eigenlijk vlak) bepaald met de vorm van een (drie-dimensionale) hyperboloide. Snijding van verschillende positielijnen geeft weer de positie (overeenkomstig aan de hyperbolische methode). De positiebepaling via de Doppler methode kent twee nadelen/beperkingen: - positiebepaling is beperkt tot de periode waarin de satelliet in zicht is, en vergt een redelijk lange meettijd; - de nauwkeurigheid van de positiebepaling is mede afhankelijk van nauwkeurigheid waarmee de snelheid, de koers en de hoogte van de mobiel bekend zijn. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 12 3 KWALITEIT De kwaliteit van radioplaatsbepaling wordt bepaald door verschillende faktoren. Deze faktoren worden in dit hoofdstuk beschreven (par. 3.1). De kwaliteit zelf wordt beschreven met de termen precisie en betrouwbaarheid. Ook deze termen worden in dit hoofdstuk behandeld (par. 3.2). 3.1 KWALITEITSBEPALENDE FAKTOREN Voor radioplaatsbepaling zijn een drietal soorten gegevens nodig: - de posities van de bakens, in een bekend cobrdinatenstelsel; - meetgegevens, verkregen uit de radiosignalen; - de propagatie-eigenschappen en een adekwate geometrie. De kwaliteit van radioplaatsbepaling wordt dus, naast de nauwkeurigheid van de bakenposities en de kwaliteit van de metingen aan de radiosignalen, mede bepaald door de voortplantings- of propagatie-eigenschappen van die radiosignalen, en door de geometrie. Andere zaken die de kwaliteit van de plaatsbepaling bei'nvloeden zijn het toepassen van differentiele korrekties, integratie van systemen, modellen (zie hoofdstuk 4) en transformaties tussen verschillende coordinatenstelsels. 3.1.1 propagatie-eigenschappen Bij radioplaatsbepaling wordt gebruik gemaakt van de eigenschappen van radiogolven. Deze zogenaamde propagatie-eigenschappen blijken in grote mate samen te hangen met de frekwentie van het radiosignaal. De belangrijkste eigenschappen zijn achtereenvolgens: - de voortplantingssnelheid; - het trajekt waarlangs het signaal zich voortplant; - de richting waarin het signaal zich voortplant. 12 Het trajekt is onder andere bepalend voor de reikwijdte van het baken: in het algemeen kan worden gesteld dat (relatief) hoge frekwenties niet verder reiken dan de optische horizon. Dit heeft voor terrestrische systemen een belangrijke konsekwentie, namelijk dat het aantal benodigde bakens per oppervlakte-eenheid toeneemt bij hogere frekwenties. Voor satellietsystemen betekent dit dat er vrij zicht moet bestaan tussen de satelliet en de gebruiker. de propagatie-, of voortplantings-, eigenschappen worden beschreven in een propagatiemodel RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 13 Propagatie-eigenschappen hangen op hoofdlijnen samen met de algemeen geldende frekwentie-banden. Voor radioplaatsbepaling zijn er een viertal relevant, met als algemene kenmerken: - Zeer-laag-frekwent (VLF, 3-30 kHz): Zeer-laag-frekwente signalen, met een bijbehorende golflengte in de orde van tientallen kilometers, kunnen wereldwijd worden ontvangen. De propagatie-snelheid kan aanzienlijk varieren, afhankelijk van de soort ondergrond en de atmosferische kondities. De propagatiesnelheid kan daarom slechts worden geschat in de orde van 10". De signalen planten zich vanaf het baken in alle richtingen voort. 3 - Laag-frekwent (LF, 30-300 Khz): Ook laag-frekwente signalen buigen mee met de kromming van het aardoppervlak. Naast het direkte -met het aardoppervlak meebuigende- golffront, is er ook sprake van een indirekt signaal (de zogenaamde sky-wave: zie figuur 4). Het indirekte signaal kan de meting verstoren. De mate waarin is afhankelijk van de afstand tussen zender en ontvanger en de ionosferische condities, die worden beinvloed door de zonnestand (schemering, zomer/winter). De invloed van dit indirekte signaal kan worden onderdrukt met een speciaal meet-mechanisme, of door de afstand tussen zender en ontvanger te beperken. Het effektieve bereik, dat sterk afhankelijk is van het systeemtype en het tijdstip van de meting, varieert tussen 200 en 2000 km. De propagatiesnelheid kan worden geschat in de orde van 10". De signalen planten zich vanaf de zender in alle richtingen voort. 4 Figuur 4 het voortplantingstrajekt van laagfrekwente (skywave hoogfrekwente (groundwave en direkt) radiogolven en direkt) en - Midden-frekwent (MF, 0.3-3 Mhz): De midden-frekwente systemen werken op een golflengte van ongeveer 100 meter. Het effektieve bereik is beperkt tot 100-200 km, o.a. door sky-wave effekten. Binnen dit bereik kan de propagatiesnelheid worden benaderd tot op 10". De signalen planten zich vanaf de zender in alle richtingen voort. 5 RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 14 - (Zeer)-hoog-frekwent (VHF/UHF/SHF, 30 Mhz-30 GHz) Naast een aantal terrestrische, "aardgebonden", systemen vinden we in deze banden alle satellietsystemen. Omdat de signalen zich voortplanten langs een nagenoeg rechte lijn, zijn de terrestrische ketens slechts lokaal toepasbaar. Bij deze frekwenties wordt de propagatiesnelheid volledig bepaald door de atmosferische kondities, die zeer goed kunnen worden benaderd (in de orde 10"). Deze faktor is bij terrestrische systemen dan ook niet maatgevend voor de kwaliteit van de plaatsbepaling. Bij satellietsystemen is deze onnauwkeurigheid echter wel signifikant. Afhankelijk van het antenne-type breiden de signalen zich vanaf de zender in een bepaalde richting uit. Door deze richtingsgevoeligheid moet het baken worden gericht op het gebied van plaatsbepaling. 6 In het algemeen kan worden gesteld, dat de nauwkeurigheid van een meting in negatieve zin wordt bei'nvloed door elektromagnetische stoorbronnen. Hoog-frekwente signalen zijn bovendien gevoelig voor reflektie en absorptie. Reflektie kan optreden aan grotere, met name "gladde" objekten, of aan de ionosfeer (sky-wave). De gelijktijdige ontvangst van het direkte en indirekte -gereflekteerdesignaal heet "multi-path". Van absorptie zijn legio voorbeelden te noemen. Zo absorberen waterdruppels (mist, regen, natte bomen) hoog-frekwente signalen in hoge mate. Ook de zonne-aktiviteit, met een periodiciteit van ca. 11 jaar, is van invloed op satellietbanen en signaalontvangst. In extreme gevallen kan de signaalontvangst zelfs volledig worden geblokkeerd. 3.1.2 de geometrie De positie kan worden berekend met behulp van meerdere positielijnen (zie bijvoorbeeld figuren 1 en 2). Een eerste voorwaarde is dat er voldoende positielijnen beschikbaar zijn. Overbepaaldheid, dat wil zeggen meer positielijnen dan noodzakelijk, verhoogt de kwaliteit van de plaatsbepaling. Naast overbepaaldheid is het belangrijk dat de geometrie , goed genoeg is. De geometrie wordt bepaald door de plaatsbepalingsmethode, d.i. de vorm van de positielijnen, en de positie van de gebruiker ten opzichte van het netwerk van bakens . Vanuit wiskundig oogpunt wordt de kwaliteit van de plaatsbepaling dus bei'nvloed door: - de mate van overbepaaldheid , - de kwaliteit van de geometrie. 13 14 15 Bij terrestrische, d.i. aardgebonden, systemen zijn minimaal twee positielijnen nodig voor de 2-dimensionale plaatsbepaling. Bij 3-dimensionale toepassing kan de de geometrie beschrijft de snijdingshoeken van de positielijnen de vorm van het netwerk van bakens is de konfiguratie (bij satellietsystemen ook konstellatie) ook wel oplossend vermogen, aantal vrijheidsgraden, of redundance (Eng.: redundancy) RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 15 hoogte als foutenbron worden beschouwd, tenzij extra sensoren (altimeter) worden gebruikt. Ruimtelijke, of satelliet-, systemen kunnen 2- of 3-dimensionaal worden toegepast. In beide gevallen onder de voorwaarde dat het systeem minimaal drie positielijnen levert. Per positielijn (-vlak) zijn een of twee bakens noodzakelijk, afhankelijk van de meetmethode. De minimum konfiguratie wordt dus bepaald door de vereiste kwaliteit en het aantal te bepalen dimensies. Minimum konfiguratie (aantal bakens) voor een positiebepaling: 2-d positie 3-d positie circulaire methode 2 inklusief hoogtemodel bij satellietsystemen hyperbolische methode 3 eventueel 4, bij overgang tussen 2 ketens (2 zenders per keten) pseudo-circulaire methode 3 inklusief hoogtemodel bij satellietsysteem polaire methode 1 mits richting en afstand naar het zelfde baken worden bepaald Doppler-methode 1 gedurende enige tijd circulaire methode 3 eventueel 2 als hoogte "bekend" is pseudo-circulaire methode 4 eventueel 3 als hoogte "bekend" is polaire methode 1 mits twee richtingen en afstand naar het zelfde baken Ook de geometrie moet aan minimum voorwaarden voldoen. Bij een goede geometrie is de invloed van meetfouten op de positie zo gering mogelijk. Voor het kwantificeren van de geometrie in een bepaald punt, wordt de GDOPfaktor (Geometric Dilution of Precision) gebruikt. In 2-d gevallen gebruikt men de HDOP (Horizontal DOP), in 3-d gevallen de PDOP (Position DOP). Ook kan alleen de invloed van de geometrie op de vertikale cobrdinaat beschreven worden (VDOP, Vertical DOP). RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 16 Voorbeelden 2-d geometrie - HDOP = "oneindig" treedt op wanneer twee positielijnen samenvallen, tenzij het systeem overbepaald is. treedt op indien twee positielijnen elkaar loodrecht - HDOP = 1.4 snijden. treedt op indien drie positielijnen elkaar snijden onder - HDOP = 1.15 gelijke hoeken (120°). Deze faktor op zichzelf heeft weinig praktische waarde. Alleen in samenhang met de kwaliteit van de positielijnen kan worden beoordeeld of deze faktor aan de gebruikseisen voldoet. Desalniettemin kan in het algemeen worden gesteld dat de geometrie zodanig moet zijn, dat de DOP kleiner is dan 5 a 10. 3.1.3 cobrdinatenstelsels De kwaliteit van plaatsbepaling wordt niet alleen bepaald door de specifieke eigenschappen van het radioplaatsbepalingssysteem. Het radioplaatsbepalingssysteem levert namelijk de positie ten opzichte van het bakennetwerk. Ter vergelijking met bijvoorbeeld een kaart dient de gebruiker de bepaalde positie te transformeren naar het coordinatenstelsel van die kaart. De kwaliteit van de transformatieparameters bei'nvloedt de kwaliteit van de uiteindelijke vergelijking. Er zijn verschillende soorten cobrdinatenstelsels. Twee veel gebruikte zijn: - aardgebonden cobrdinatenstelsels, - cobrdinatenstelsels in het platte vlak, Een aardgebonden (geografisch) stelsel wordt gedefinieerd door middel van geografische cobrdinaten (lengte- en breedtegraad, de zogenaamde meridianen en parallellen) t.o.v. een omwentelingsellipsoide , waarvan het zwaartepunt en de rotatie-as bij benadering overeenstemmen met het massa-middelpunt resp. de rotatie-as van de aarde. 16 Er zijn uiteenlopende referentie-stelsels ontwikkeld. In het algemeen wordt gebruik gemaakt van een van de volgende Datums : - WGS: het wereldwijd toepasbare World Geodetic System, gedefinieerd op de WGS-ellipsoide, dat wordt gedefinieerd door de WGS72 of de WGS84 parameters, - ED: het (continentale) European Datum, dat is gedefinieerd op de internationale ellipsoide van Hayford, wordt bepaald door de ED50- of de ED87parameters; 17 een omwentelingsellipsoide is de meetkundige figuur waarmee de vorm van de aarde wordt benaderd (de zogenaamde geolde is een nauwkeuriger, maar ingewikkelder, benadering van deze vorm) een Datum is de definitie van een geografisch coordinatenstelsel RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 17 Een kaartgebonden stelsel is een (rechthoekig) coordinatenstelsel in het platte vlak, dat wordt gedefinieerd door middel van een kaartprojektie t.o.v. de ellipsoi'de. Internationaal wordt tegenwoordig veel gebruik gemaakt van de Universal Transverse Mercator (UTM-)projektie, die is onderverdeeld in geografische zones. 18 Veel landen beschikken over een eigen, nationaal, Datum. In Nederland is dit het Rijksdriehoeksstelsel (RD-stelsel), dat is gedefinieerd op de ellipsoi'de van Bessel. Het kaartgebonden stelsel is gebaseerd op de stereografische projektie en kent een verschoven en niet-verschoven (met als nulpunt de OLV-kerk in Amersfoort) variant. De eerste variant wordt het meest gebruikt, en is zodanig dat de coordinaten (in Nederland!) dan altijd een positieve waarde hebben en de ycoordinaat altijd groter is dan de x-coordinaat. een kaartprojektie is een transformatie van een geografisch coordinatenstelsel naar het platte vlak. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVTGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 18 3.2 DE BESCHRIJVING VAN KWALITEIT De kwaliteit van plaatsbepaling kan niet in een getal worden vastgelegd. Dit wordt veroorzaakt door het uiteenlopende karakter van de diverse foutenbronnen. In het algemeen kunnen twee soorten fouten worden gedefinieerd: - stochastische of random fouten ("ruis"): fouten waarvan het moment van verschijning onvoorspelbaar is, maar soms wel de grootte kan worden geschat; - systematische of voorspelbare fouten ("bias"): fouten waarvan het moment van verschijning, en vaak ook de grootte, voorspelbaar is. Tijdens of na afloop van de meting kunnen, afhankelijk van het fout-type, maatregelen worden getroffen om de kwaliteit van de plaatsbepaling te verbeteren (zie verder onder "optimalisatie", hoofdstuk 4). De (statistische) invloed van meetfouten op de plaatsbepaling kan worden beschreven. Deze beschrijving bestaat uit twee elementen: - de precisie: d.i. een getal, dat de tijd- en/of plaats-afhankelijke onnauwkeurigheid van de plaatsbepaling beschrijft; - de betrouwbaarheid: d.i. een getal, dat aangeeft in welke mate fouten kunnen worden gesignaleerd en geidentificeerd. Het begrip betrouwbaarheid wordt zowel in relatie tot de infrastruktuur als tot de plaatsbepaling gebruikt. 3.2.1 precisie De precisie-beschrijving bestaat uit een drietal komponenten. - De absolute nauwkeurigheid geeft een maat voor de nauwkeurigheid van de waargenomen positie, ten opzichte van de ware positie. - De herhalingsnauwkeurigheid (herhaalbaarheid) geeft een maat voor de nauwkeurigheid van de positiebepaling, ten opzichte van een vorig moment. - De relatieve nauwkeurigheid geeft een maat voor de nauwkeurigheid van de positiebepaling, ten opzichte van een andere gebruiker. Daarnaast bestaan er begrippen, die een engere betekenis hebben en sporadisch worden gebruikt. Onder "predictable accuracy" wordt de nauwkeurigheid verstaan, die kan worden behaald indien alle voorspelbare fouten zijn gekorrigeerd. Een ander begrip is geodetische nauwkeurigheid. Dit is de absolute nauwkeurigheid in relatie tot een geografisch coordinatenstelsel. Ook kan de kwaliteit van de mens-machine relatie worden beschreven. Een bekend en belangrijk begrip in de luchtvaart is de zogenaamde Flight Technical Error, die een maat is voor de bedieningsnauwkeurigheid van het instrument. De positie wordt bepaald in meerdere dimensies. Vandaar dat de precisie wordt beschreven met een zogenaamd precisie- of waarschijnlijkheidsgebied. Een eenmalige plaatsbepaling bevindt zich, met een bepaalde waarschijnlijkheid, ergens in dit gebied. Bij een voorspelling, of theoretische bepaling, van de precisie kunnen alleen de vorm en grootte van het gebied worden beschreven. Het zwaartepunt (de "ware positie") kan natuurlijk alleen worden berekend uit een lange reeks van metingen op het zelfde punt. Uit zo'n meetreeks kan ook de RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 19 praktische precisie worden afgeleid, de zogenaamde Distance Root Mean-Square error (DRMS). De vorm en de grootte van het precisiegebied kunnen op verschillende manieren worden berekend. Vaak wordt het precisiegebied door middel van een getal beschreven (figuur 5). In dit rapport wordt gebruik gemaakt van het getal dat de straal van een circel beschrijft, dat het precisiegebied omsluit. De straal van de circel is dus gelijk aan de halve lange as van de ellips. Figuur 5 precisie en precisiegebied Dit getal is de vermenigvuldiging van drie parameters: - de standaarddeviatie: een parameter uitgedrukt in meters, die de kwaliteit van de waarnemingen (de positielijnen) beschrijft; - de geometrie-faktor: een dimensieloze parameter, die de kwaliteit van het netwerk beschrijft; - een "waarschijnlijkheidsfaktor": een percentage, dat aangeeft met welke kans de berekende positie binnen het precisiegebied zal liggen (in deze inventarisatie wordt 95% gebruikt, wat overeenkomt met tweemaal de standaarddeviatie). De standaarddeviatie moet met grote zorgvuldigheid worden gedefinieerd, of omgekeerd: precisie-getallen dienen zorgvuldig te worden geinterpreteerd. Met name is het belangrijk om aan te geven voor welke tijdsperiode de opgegeven waarde geldig is, welke foutenbronnen in acht zijn genomen en hoe de verschillende foutenbronnen worden samengevat in een parameter. In deze rapportage wordt voor de standaarddeviatie van de positielijnen dezelfde waarden gekozen, die gelden voor een bepaald moment. Bovendien zijn een aantal (met het seizoen varierende) fouten bij voorbaat uitgesloten door een (kunstmatige) limiet te stellen aan de effektieve reikwijdte van de signalen. Tenzij anders vermeld heeft de weergegeven precisie dus betrekking op de voorspelbare relatieve nauwkeurigheid. In dit rapport is bewust geen gebruik gemaakt van -min of meer- gangbare kriteria. Deze zijn namelijk slechts van bepaalde systemen bekend en hebben bovendien betrekking op verschillende situaties. De weergegeven getallen kunnen dan ook een schijnbaar optimistischer of pessimistischer beeld geven, in vergelijking met bronnen die de lezer bekend zijn! 3.2.2 betrouwbaarheid Radioplaatsbepaling is onderhevig aan verschillende verstoringen, die inherent zijn aan het meetprincipe, of worden veroorzaakt door de meetomgeving. Betrouwbaarheid geeft aan: "de mate waarin op het systeem (de infrastruktuur en/of de plaatsbepaling) kan worden vertrouwd". RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVTGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 20 Er zijn verschillende begrippen die hiermee geassocieerd zijn: - kontroleerbaarheid; - integriteit; - beschikbaarheid; - eenduidigheid. Kontroleerbaar wil zeggen dat fouten, in plaatsbepaling of meting, kunnen worden opgespoord. Een eerste vereiste is voldoende overbepaaldheid, maar ook de kwaliteit van de geometrie is van invloed. Kontroleerbaarheid beschrijft de mate waarin een (geintegreerd) systeem in staat is om fouten van een zekere grootte te detekteren. (In de Geodesie zijn kontroleerbaarheid en betrouwbaarheid synoniemen). De integriteit geeft een indikatie van de garantie en de snelheid van een waarschuwing aan de gebruiker bij een systeemfout (in de infrastruktuur) groter dan een zekere waarde. Deze waarschuwing wordt gegeven door de systeembeheerder, maar de controle kan ook door de gebruiker zelf worden uitgevoerd (zogenaamde Receiver Autonomous Integrity Monitoring of RAIM, bijvoorbeeld op basis van kontroleerbaarheid). Beschikbaarheid geeft aan in hoeveel procent van de tijd de infrastruktuur volgens de specificaties funktioneert. Meestai wordt de beschikbaarheid beschreven voor de minimum-konfiguratie, of per individueel baken. (In de Engelse literatuur worden beschikbaarheid en betrouwbaarheid ook wel als synoniemen gebruikt). Eenduidigheid geeft aan of uit de meetgegevens op eenduidige wijze een positielijn, en dus een positie, kan worden berekend. Er bestaan twee vormen van meerduidigheid. Ten eerste bij het berekenen van de positie, als twee positielijnen elkaar snijden in meerdere punten (zie bijvoorbeeld figuur 1). Meestai kunnen bij voorbaat de foutieve oplossingen worden uitgesloten. De andere vorm van meerduidigheid treedt op in de fase-meting (zie voetnoot 9). De Meerduidigheid is dan een gevolg van het feit, dat het gehele aantal golflengtes niet kan worden gemeten, terwijl de golflengte van het radiosignaal kleiner is dan de afstand tussen baken en gebruikerseenheid. De golflengte en konfiguratie bepalen zogenaamde lanes (zie figuur 2: een lane is het gebied tussen twee opeenvolgende lijnen van punten met gelijke fase, d.i. fase=0). De gebruikerseenheid kan een nauwkeurige meting uitvoeren binnen zo'n lane, maar is niet in staat om de juiste lane te identificeren. Meestai moet een kalibratie worden uitgevoerd, waarna de ontvanger de juiste lane "onthoudt" door (lane-)telling. Systemen, die gebruik maken van meerdere frekwenties of een koderingstechniek, hebben dit probleem niet, althans in mindere mate. De zogenaamde lane-ident, respektievelijk de kodelengte, is dan maatgevend voor de meerduidigheid en groot genoeg om deze rekenkundig op te lossen. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 21 4 OPTIMALISATIE Optimalisatie van de plaatsbepaling kan worden gerealiseerd door de "aanbieder", dat wil zeggen verbeteringen aan de zijde van de infrastruktuur en door de "gebruiker", dus aan de zijde van de plaatsbepaling. Een afgewogen systeemkeuze en gebruiksprocedure wordt gebaseerd op een of meerdere kriteria ten aanzien van precisie en betrouwbaarheid. Omdat er sprake is van optimalisatie zullen er prioriteiten worden gesteld, die mede worden bei'nvloed door voorschriften of internationaal geaccepteerde normen. De optimalisatie kan op een aantal manieren worden uitgevoerd, waarbij de keuze allereerst afhankelijk is van meer algemene randvoorwaarden. Als voorbeelden kunnen worden genoemd: de aktualiteit van de informatie, het proces, of applikatie, waarin de informatie wordt toegepast (navigatie, logistiek, etc.) en de toelaatbare komplexiteit en prijs van de randapparatuur (een of meerdere systemen). Afhankelijk van dit soort overwegingen zal de voorkeur worden gegeven aan een van de volgende methodes van optimalisatie: 1 aan de zijde van de infrastruktuur: - differentiele referenties (par.4.1) - monitoring (par.4.2) 2 aan de zijde van de plaatsbepaling: - modellen (par.4.3) - systeemintegratie (par.4.4) Daarnaast zal er altijd aandacht zijn voor: 3 algemene voorzorgsmaatregelen (par.4.5): 4.1 DIFFERENTIELE REFERENTIES In de praktijk blijken bij radioplaatsbepaling aanzienlijke (systematische) fouten op te (kunnen) treden, die niet binnen het systeem kunnen worden gereduceerd. Afhankelijk van de situatie kunnen deze fouten hoog oplopen. Per systeem kunnen deze fouten (lokaal) worden geregistreerd met behulp van een vast opgesteld referentie-station. Deze referentie-registraties kunnen vervolgens worden aangeboden aan de lokale gebruiker.In speciale situaties wordt deze faciliteit op "real-time" basis toegepast, door middel van een telemetrie-verbinding . 19 Zo'n "data-link", gekoppeld aan een radioplaatsbepalingssysteem wordt de zogenaamde "Differentiele mode" genoemd, die wordt aangeduid met een D voor de naam van het betreffende radioplaatsbepalingssysteem. Voorbeelden van differentiele plaatsbepalingssystemen worden gegeven in bijlage C. een telemetrie-verbinding of data-link is een radioverbinding voor het oversturen van digitale gegevens (data) RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATIESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 22 Uitgangspunt bij differentiele plaatsbepaling is de aanname dat systematische fouten in twee verschillende punten identiek zijn. De geldigheid van deze aanname is ondermeer afhankelijk van de afstand tussen die twee punten. Zodra de punten te ver uit elkaar liggen, kan het effekt van differentiele korrekties verloren gaan. Op het referentie-station worden waarnemingen gedaan die worden vergeleken met de waarden, die men kan berekenen uit de posities van het referentie-station en het plaatsbepalingssysteem. De verschillen tussen de overeenkomstige waarnemingen en berekeningen zijn de korrekties. Deze korrekties kunnen vervolgens toegepast worden op iedere gebruikerseenheid, zodat een (meestai in absolute zin) preciezere plaatsbepaling mogelijk wordt. Een alternatief voor het overzenden van korrekties naar de mobiele gebruikers, is de waarnemingen van de mobiele gebruikers naar een centrale plaats te verzenden. Hier kunnen dan differentiele korrekties worden toegepast. Dit is vooral interessant voor "lokalisatie"-toepassingen. 4.2 MONITORING Onder monitoring worden optimalisatie-procedures verstaan, die het operationele gebruik ondersteunen. Vaak wordt monitoring uitgevoerd door de aanbieder van het systeem, wat natuurlijk niet wegneemt dat de gebruiker, of andere dienstverleners, eigen voorzieningen kunnen treffen. Een bekend voorbeeld van monitoring is de integriteitsbewaking. Op het monitoringsstation wordt kontinu gekontroleerd of de bakens volgens de gehanteerde specificaties functioneren. Zodra zich een afwijking voordoet wordt dit geregistreerd. De wijze waarop deze informatie aan de gebruiker ter beschikking wordt gesteld, verschilt per situatie. Soms wordt zo snel mogelijk een alarm verstuurd, maar in ieder geval wordt er een lijst bijgehouden, die door de gebruiker kan worden geraadpleegd. De raadpleging achteraf kan bovendien nuttig zijn voor de precisie-optimalisatie. Welbeschouwd betreft het een nabewerking ("off-line" procedure), die als alternatief voor differentiele plaatsbepaling kan worden toegepast. Een derde vorm van monitoring vindt plaats binnen het systeem, al dan niet op verzoek van de gebruiker. Het gaat om de bewaking van het lange termijn gedrag van het systeem. Aan de hand van deze informatie kan bijvoorbeeld op seizoenafhankelijke verschijnselen (systematische fouten) worden geanticipeerd. Vooral bij laag-frekwente (lange-golf) systemen wordt hiervan gebruik gemaakt, waarbij de gegevens in de vorm van tabellen worden gepubliceerd. Voorbeelden van dergelijke gegevens zijn propagatie-anomalieen (atmosferische kondities) en interferentiebronnen (elektromagnetische storingen). De korte termijn, bijvoorbeeld dagelijkse, variaties worden vaak onmiddellijk gecorrigeerd, zonder dat de gebruiker dit merkt. SAM- (System Area Monitoring) en TOT- (Time of Transmission) controle zijn voorbeelden van deze vorm van (aktieve) monitoring. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 23 De procedures worden met monitoring aangeduid, omdat de metingen worden uitgevoerd op vaste lokaties. Soms wordt de informatie aangevuld met gegevens uit mobiele metingen. 4.3 MODELLEN De optimalisatie-methodes, die zijn gebaseerd op "parate" informatie, duidt men aan met modellen. Deze worden meestai toegepast op het moment van positieberekening. Alle moderne plaatsbepalingssensoren zijn uitgerust met een of meerdere modellen. In deze paragraaf worden modellen beschreven, die worden toegepast voor het: - berekenen van de propagatiesnelheid: propagatiemodel - minimaliseren van ruis: filteren - detekteren van fouten: toetsen - oplossen van onderbepaaldheid: hoogtemodel Dat de methodes afzonderlijk worden toegelicht, betekent niet dat deze gescheiden worden toegepast. Vooral door de toenemende aandacht voor betrouwbaarheid worden steeds vaker filtering en toetsing gei'ntegreerd. 4.3.1 propagatiemodel Een propagatiemodel beperkt zich meestai tot de beschrijving van de voortplantingssnelheid van het radiosignaal. De praktische propagatiemodellen hebben tot doel om de systematische effecten (d.i. fouten) ten gevolge van variaties in de voortplantingssnelheid te minimaliseren. De vorm van het trajekt wordt impliciet gemodelleerd door de afgelegde weg als een "rechte" lijn te benaderen. (In werkelijkheid volgt het signaal de "snelste" weg). Omdat een radioplaatsbepalingssysteem vaak gedurende een langere periode (en in relatief groot gebied) wordt toegepast, zijn er drie varianten te onderscheiden, namelijk op basis van aktuele informatie, fysische kennis of tabellen. Aktuele propagatie-effecten worden bijvoorbeeld gekorrigeerd via differentiele referenties. De daarbij toegepaste modellen zijn impliciet, omdat deze parameters worden bepaald door het differentiele systeem. Zo'n "model" is afhankelijk van het type korrekties, dat wil zeggen coordinaat-korrekties, of korrekties per positielijn (LOP) of (baken-)signaal. Sommige, zogenaamde twee-frekwentie-, ontvangers zijn zelfstandig in staat om propagatie-korrekties te berekenen. Voor deze berekening moet (minimaal) een van de bakens een tweede signaal op een andere frekwentie uitzenden. Uit de verschillende propagatie-eigenschappen van de twee frekwenties, kunnen de korrekties worden berekend. Indien aktuele informatie ontbreekt, maar wel bepaalde "kennis" over het gedrag van radiogolven (in relatie tot topografische of atmosferische kondities) aanwezig is, kan een fysisch model worden toegepast. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 24 De werking van zo'n model kan worden toegelicht met een eenvoudige, en zeer globale, vergelijking: LOP = (l-n)*C*(to-tz) * Kgeo) = [C*(to-tz) - n*C*(to-tz)] * I(geo) waarin: n C (to-tz) Kgeo) = brekingsindex/refraktie-coefficient = voortplantingssnelheid = gemeten (loop-)tijdverschil = invloed van de geometrie Voor de berekening van de positie moeten de parameters n en C worden gemodelleerd. In het meest simpele model worden voor n en C standaard-waarden gebruikt. Dit is onnauwkeurig, omdat geen rekening wordt gehouden met tijd- of plaatsafhankelijke variaties. Meestai is dit dus onbevredigend, tenzij dit model op de juiste wijze wordt gekombineerd met differentiele korrekties. Bij de betere modellen is het mogelijk om voor iedere LOP (of baken/signaal) een aparte waarde voor n toe te passen, bij een vaste waarde voor C. De waarden van n en C kunnen worden bepaald uit tabellen of door een kalibratie uit te voeren. Een vereenvoudigde variant van deze werkwijze, is het toepassen van vaste korrekties per geografische zone. Dit is een eenvoudige methode, die het nadeel heeft dat de korrekties voor iedere zone opnieuw moeten worden ingevoerd. (Deze invoer kan eventueel worden geautomatiseerd). Deze werkwijze berust op dezelfde formule, waarbij de factor [n*C*(to-tz)] wordt gecorrigeerd alsof het een vaste fout is. 4.3.2 filteren Naast systematische fouten, is er ook sprake van stochastische fouten. Vooral in navigatie-processen, waar snelheids- en koersinformatie van groot belang zijn, kunnen stochastische fouten ("ruis") zeer misleidende informatie opleveren. De optimalisatie die is gericht op ruis-reduktie wordt filtering genoemd. Er bestaan vele soorten filters, steeds vaker in digitale vorm. Aan de basis van een filter liggen een mathematisch (funktioneel of bewegings-) model en een stochastisch model van het plaatsbepalingsproces. Het mathematisch model beschrijft de bewegingen van het mobiel (en dus de metingen), terwijl het stochastisch model de statistische kenmerken van de metingen (en eventueel de niet in acht genomen bewegingen) beschrijft. Het bewegingsmodel bepaalt de zogenaamde orde van filtering. Een nulde-orde filter wordt toegepast voor stationaire plaatsbepaling, dus als het mobiel niet beweegt, zodat de positie kan worden berekend uit "het" gemiddelde van een reeks opeenvolgende metingen. Een le-orde filter wordt toegepast als de positieverandering gering is, of anders gezegd, als filtering berust op de aanname dat het mobiel geen snelheid heeft. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 25 Beide filter-methodes zijn dus ongeschikt voor mobiele plaatsbepaling. Daarvoor worden hogere orde filters toegepast. Bij een 2e-orde filter wordt aangenomen dat het mobiel geen versnellingen ondergaat, dus een vaste koers volgt met een konstante snelheid. 20 Ook in statistische zin kan worden gestreefd naar een zekere mate van optimaliteit. Dit wordt bereikt door inschakeling van het stochastisch model. Een bekende manier van filtering die hierop berust is de kleinste-kwadraten methode. Deze kan op zich zelf alleen worden toegepast bij voldoende overbepaaldheid (en een goede geometrie). Het betekent simpelweg dat LOP-fouten worden uitgemiddeld, zodra meer dan het minimum aantal LOP's wordt gebruikt voor de positie-berekening. Ook kan deze methode worden toegepast in kombinatie met een bewegingsmodel . 21 Een 2e-orde filter is reeds effektief bij het minimum aantal LOFs. Naast het voordeel van ruisreduktie en (automatisch) berekening van koers- en snelheidsinformatie, heeft deze methode altijd een negatief effekt. Dit wordt wel de "traagheid" van het systeem genoemd, waardoor een zogenaamd naijl-effect optreedt, zodra de feitelijke voertuigbeweging afwijkt van het model. Dit naijl-effect (zie figuur 6) manifesteert zich gedurende enige tijd in de vorm van een systematische positiefout. (Dit effect kan worden gevisualiseerd met een computer-simulatie). Te alien tijde geldt dat dit naijleffect groter is naarmate er sterker wordt gefilterd , of de versnellingen groter zijn. (De toenemende populariteit van met A A A name het Kalman-filter heeft A A A dan ook andere redenen, namelijk dat de integratie van sysA temen op een direkte, en meer verantwoorde, wijze kan worden A ' AOPLOSSING uitgevoerd). • WAARNEMING Instelling van het model berust A dus op een praktische optimalisatie, die zorgvuldig moet gebeuFiguur 6 2e orde filtering ren! (Overigens zijn de meeste systemen uitgerust met zo'n filter (vaak analoog, ingebouwd in de hardware); de gebruiker kan hierop geen invloed uitoefenen, maar moet zich daar wel van bewust zijn). 22 A • • • f 20 ook welfilteringop basis van het voortschreidend gemiddelde, bijvoorbeeld de alfa/beta-tracker 21 op dit principe berust het zogenaamde (2e-orde) Kalman-filter sterkerfilterenbetekent dat, in verhouding tot de waarnemingen, een relatief grote waarde aan de voorspellingen wordt gehecht RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 26 4.3.3 toetsen Onder toetsing wordt verstaan "het (kunnen) controleren van de kwaliteit van de positie-informatie". Toetsing is dus een middel om de betrouwbaarheid van een systeem te vergroten, waarbij een zekere overbepaaldheid noodzakelijk is. Het principe kan als aanvulling op, met name, integrity-monitoring of als onafhankelijk d.i. zelfstandig middel worden toegepast. Deze oplossing, die ook wel Receiver Autonomous Integrity Monitoring (RAIM) wordt genoemd, is vooral interessant als een hoge mate van aktualiteit van de integriteitsinformatie wordt nagestreefd. Bovendien is het interessant, omdat het duurdere voorzieningen overbodig maakt. Zowel de kwaliteit van de positie- als, bij voorkeur, de LOP-informatie kunnen worden getoetst. Op beide nivo's kan toetsing worden uitgevoerd ten aanzien van blunders (detectie van incidentele en relatief grote fouten), of van systematische effecten (bij voorbeeld fouten door een onnauwkeurige systeem-kalibratie). Toetsing op het nivo van de metingen biedt de mogelijkheid om een individuele fout te identificeren en (na verwijdering van de meting) alsnog een goede positie te berekenen. De effektiviteit van de toets is afhankelijk van het toets-model (d.i. het type fouten dat worden onderzocht) en de hoeveelheid informatie (d.i. overbepaaldheid) op basis waarvan de toets wordt uitgevoerd. In ieder geval is het noodzakelijk dat het aantal LOP's groter is dan het aantal dimensies van de positie. Overbepaaldheid kan worden gerealiseerd door systeem-integratie, door toepassing van een "filter", of op "geometrische basis". Een voorbeeld van geometrische toetsing met een overbepaaldheid, is in figuur 7 gei'llustreerd. De 2-dimensionale positie wordt met drie LOP's berekend. Vanwege onnauwkeurigheden in de LOP's, wordt er een zogenaamde sluitfout in de / \ A positieberekening geconstateerd. Deze sluitfout wordt ook wel Lines of Position Mean Error (LPME) genoemd. Met deze sluitfout kan onder zekere voorwaar/ btrafci den een blunder, of een systematische fout, worden ontdekt, of een indruk worden verkregen van de stabiliteit ("ruis") van het systeem. Fieuur 7 toets met een overbe- % . , , . . _ i „„_ Irlh ri Ovengens geven deze vormen van toetsing hoogpaaldheid latieve, dus nimmer over de absolute, positie-fout (zie ook de figuur). g t e n g u i t s l u i t s e l o v e r d e re Een fout in een van de LOP's kan pas worden gedetecteerd bij 2 of meer overbepaaldheden. De effektiviteit van zo'n toets is echter sterk afhankelijk van de konfiguratie. Als gevolg daarvan blijkt geometrische toetsing bij een radioplaatsbepalingssysteem slechts beperkt toepasbaar (ergo: ook twee of meer overbepaaldheden leveren lang niet altijd het gewenste resultaat). Als geometrische toetsing (of systeem-integratie) niet mogelijk is, dan kan toetsing via filtering worden overwogen. De overbepaaldheid wordt gerealiseerd door, naast de gemeten LOP, een LOP te voorspellen op basis van de voorafgaande metingen. Iedere voorspelling levert een zogenaamde pseudo-waarneming of -LOP. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 27 Deze vorm van toetsing kan dus voor iedere LOP afzonderlijk worden uitgevoerd, maar is in het algemeen beperkt tot het detekteren van blunders. De effektiviteit van de andere toetsvormen is namelijk beperkt, omdat de pseudo-LOP eveneens wordt verstoord door diezelfde foutenbron. 4.3.4 hoogtemodel Voor plaatsbepaling is een minimum konfiguratie, dat wil zeggen voldoende LOFs, noodzakelijk. Wordt niet aan deze voorwaarde voldaan, dan is er sprake van een onderbepaald systeem. In dat geval is systeem-integratie noodzakelijk, of kan een hoogtemodel uitkomst bieden. Met name bij bepaalde satellietsystemen blijkt dit noodzakelijk. Simpel gezegd komt het erop neer, dat met het hoogtemodel een extra LOP wordt gekreeerd. Dit wordt geillustreerd in figuur 8. Aangenomen wordt dat het voertuig zich op het aardoppervlak bevindt. In het meest simpele model wordt de vorm van het aardoppervlak benaderd met een circel. De "aardstraal" levert dan de gewenste (pseudo-)LOP. Meestai wordt aangenomen dat het voertuig zich op een "gemiddeld (zee-)nivo" bevindt. Met name in heuvelachtig terrein kunnen hierdoor aanzienlijke fouten in de plaatsbepaling optreden. Figuur 8 illustratie hoogtemodel Overigens kan een hoogtemodel bij voldoende bepaaldheid ook worden toegepast om een extra overbepaaldheid te bewerkstelligen. (Vanzelfsprekend geldt dan nog steeds, dat de onnauwkeurigheid van het model een onnauwkeurige plaatsbepaling veroorzaakt). 4.4 INTEGRATIE VAN SYSTEMEN Ieder plaatsbepalingssysteem heeft sterke en zwakke punten, zowel wat betreft precisie en betrouwbaarheid. Zo is de precisie van korte-golf systemen meestai beter dan die van lange-golf systemen, maar zijn lange-golf systemen minder gevoelig voor afscherming en obstakels. Daarnaast zijn er systemen die geen gebruik maken van infrastruktuur, daardoor slechts relatieve posities opleveren, maar wel gedurende enige tijd erg nauwkeurig zijn. Integratie van systemen heeft als doel om, door middel van een kombinatie van meetprincipes, te komen tot een oplossing die de voordelen van de onderdelen bezit, maar niet de nadelen. Er zijn met name twee redenen voor systeem-integratie, namelijk meer overbepaaldheid (vooral betrouwbaarheid, maar ook precisie) en een efficienter gebruik van infrastruktuur (kostenbesparing, maar ook een groter dekkingsgebied). RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATIESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 28 Zodra overigens over systeem-integratie, of geintegreerde systemen, wordt gesproken, ontstaat de kans op een grote spraakverwarring. Dit wordt vooral veroorzaakt, doordat integratie op verschillende manieren kan plaatsvinden, namelijk op het applikatie-nivo (bijv. verkeersgeleiding of fleet-management), op funktioneel nivo (bijv. positie met communicatie) en op het nivo van de (positie-)informatie. In dit kader wordt met een geintegreerd systeem het plaatsbepalingssysteem bedoeld, dat positie-informatie levert op basis van meerdere plaatsbepalingssensoren. Voor de andere nivo's spreken we liever over gekombineerde systemen. Vaak is integratie erop gericht om de overbepaaldheid van de plaatsbepaling te vergroten. Desalniettemin wordt integratie ook aangewend om de toepasbaarheid van plaatsbepaling te vergroten. Een polair systeem is hiervan een mooi voorbeeld. Ook de combinatie van een terrestrisch systeem met een hoogtemeter (altimeter) is een bekend voorbeeld, dat vooral in de luchtvaart wordt toegepast. De wijze waarop geintegreerde systemen worden gebruikt verschilt van geval tot geval. Tot dusverre is er eigenlijk nog weinig sprake van echte geintegreerde systemen. Meestai worden systemen namelijk relatief onafhankelijk van elkaar gebruikt. Het ene systeem fungeert dan als het feitelijke plaatsbepalingssysteem (het zogenaamde primaire systeem), terwijl het andere systeem (de back-up) pas wordt gebruikt als het primaire systeem disfunktioneert. Wel kunnen we konstateren dat er steeds meer aandacht komt voor "zuiver" geintegreerde systemen, bijvoorbeeld de dead-reckoning/map-matching. In dit soort systemen wordt alle beschikbare informatie aangewend voor de plaatsbepaling, waarbij deze wordt uitgevoerd samen met een vorm van toetsing. Omdat geintegreerde plaatsbepaling steeds aantrekkelijker wordt, zullen ook andere varianten dan op basis van radioplaatsbepaling aan bod komen. In bijlage D worden kombinaties van radioplaatsbepaling (GPS, Loran-C), radioplaatsbepaling met (autonome) traagheidsnavigatie ((D)GPS, INS) en radioplaatsbepaling met een (autonoom) autonavigatiesysteem (Dead-Reckoning/Map-Matching) als voorbeelden beschreven. Deze autonavigatiesystemen zijn overigens op zichzelf al geintegreerde systemen (kompas, wielsensoren en digitale kaart). 4.5 VOORZORGSMAATREGELEN Ieder (geintegreerd) systeem heeft zijn kenmerkende eigenschappen. Door aanbieders, van infrastruktuur of gebruikerseenheden, worden een aantal voorzieningen standaard aangeboden. Of deze voorzieningen voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen ten aanzien van de plaatsbepaling, kan worden geanalyseerd met speciale computerprogramma's. Zo kan vooraf reeds een indruk worden verkregen van de precisie en betrouwbaarheid. De precisie kan bijvoorbeeld worden geanalyseerd met zogenaamde coveragediagrammen, of dekkingsplaatjes (zie de figuren in bijlage A). Ook kan worden gevisualiseerd welk gedrag een systeem zal vertonen bij een bepaalde mate van filtering. Dit is vooral belangrijk als er hoge eisen worden gesteld aan de aktualiteit van de positie-, koers- of snelheidsinformatie (zie als voorbeeld het 2e-orde effekt in figuur 6). RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 29 Verder is het natuurlijk verstandig om vooraf te informeren naar de status van het systeem. Het kan voorkomen dat de feitelijke konfiguratie afwijkt van wat men zou kunnen verwachten. Dit geldt natuurlijk gedurende de ontwikkeling van de infrastruktuur, maar ook in de operationele fase ten gevolge van periodiek onderhoud. Vaak kan men zich abonneren op dit soort informatie, die steeds vaker via elektronische media wordt aangeboden, bijvoorbeeld GPS-info . Er bestaan overigens meer soorten informatiediensten, die onder meer gegevens verschaffen waarmee achteraf de precisie van de plaatsbepaling kan worden verbeterd. Zo wordt er momenteel gewerkt aan een systeem waarmee nauwkeuriger baanparameters van GPS kunnen worden verkregen. 23 Voorzorgsmaatregelen treft men natuurlijk naar aanleiding van specifieke gebruikseisen. Inherent aan de traditionele toepassingen van plaatsbepaling, wordt er van uitgegaan dat ieder voor zichzelf de benodigde zorg in acht neemt. Afspraken tussen verschillende gebruikers zijn er eigenlijk niet, behalve dat er een zekere mate van uniformiteit bestaat als men gebruik maakt van een van de standaard cobrdinatenstelsels. Vooral op het moment dat de berichten-uitwisseling intensiever wordt, kan het praktisch zijn om hierover (gestandaardiseerde) afspraken te maken. Voorafgaande aan een dergelijke standaardisatie dienen er twee keuzes te worden gemaakt, namelijk het (kunnen) uitwisselen van meetgegevens of positie-informatie, en het (al dan niet) meesturen van gegevens over de kwaliteit van de meting of het baken. De uitwisseling van positie-informatie (cobrdinaten) hoeft zeker niet de meest handige te zijn. Afgezien van het feit dat er verwarring kan ontstaan over het coordinatenstelsel, kan er behoefte zijn aan een efficientere data-communicatie, of wil men op een centrale plaats de positie berekenen (en optimaliseren). GPS-info is een Videotex informatie-service van de Meetkundige Dienst RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 30 BIJLAGEN BIJLAGE A RADIOPLAATSBEPALINGSSYSTEMEN Al SYSTEEMBESCHRI JVINGEN OMEGA DECCA Navigator System LORAN-C PULSE/8 Non Directional Beacons (NDB) HYPERFIX ILS N.N.S.S. / TRANSIT ARGOS SYLEDIS VOR/DME TACAN GPS GLONASS MLS EUTELTRACS A.2 OVERIGE SYSTEMEN 31 32 34 36 38 40 41 43 45 48 50 52 54 56 58 61 62 64 66 BIJLAGE B 67 ONTWIKKELINGEN BIJLAGE C VOORBEELDEN DIFFERENTIELE SYSTEMEN C. l Differentiele GPS 69 70 BIJLAGE D VOORBEELDEN GEINTEGREERDE SYSTEMEN D. I GPS-Loran-C D.2 (D)GPS-INS D.3 Radioplaatsbepaling met Dead-Reckoning/Map-Matching 72 72 72 73 LIJST VAN AFKORTINGEN 74 INDEX 77 RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATESSYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 31 BIJLAGE A RADIOPLAATSBEPALINGSSYSTEMEN Radioplaatsbepalingssystemen kunnen op verschillende manieren worden gerubriceerd. Men kan o.a. naar toepassingsgebied indelen, naar ontstaansmoment, of naar dekkingsgebied. In deze inventarisatie is gekozen voor een indeling naar frekwentiegebruik. Hiervoor zijn twee redenen. De golflengte waarmee een systeem werkt is bepalend voor een aantal eigenschappen van dit systeem. Daarnaast is de indeling niet "gekleurd" naar toepassingsgebied, met de daarbij behorende problemen (zoals een "typisch" maritiem systeem dat daardoor voor een andere toepassing niet interessant zou zijn) of naar de plaatsing van de zenders (satelliet versus "gewone" aardse zenders). De beschreven systemen zijn de volgende: OMEGA DECCA LORAN-C PULSE/8 NDB's HYPERFIX VOR ILS N.N.S.S. TRANSIT ARGOS SYLEDIS DME TACAN GPS GLONASS MLS EUTELTRACS 10.2-13.6 kHz (VLF) 70-130 Khz (LF) 100 Khz (LF) 100 Khz (LF) 283.5-415 kHz (LF/MF) 2 Mhz (MF) 108-118 Mhz (VHF) ca. 110 en ca. 330 Mhz (VHF) 150 en 400 MHz (VHF) 402 MHz (VHF) 406-450 MHz (VHF) 0.96-1.21 GHz (UHF) 0.96-1.21 GHz (UHF) 1.22 en 1.57 GHz (UHF) 1.24-1.26 en 1.59-1.61 GHz (UHF) 5 GHz (SHF) 11 en 14 GHz (SHF) Allereerst wordt een verklaring gegeven van de verschillende termen, die voor de beschrijving van de systemen worden gebruikt. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 32 A.1 SYSTEEMBESCHRIJVINGEN De onderstaande systeembeschrijvingen zijn opgesteld op de hierna beschreven manier: NAAM VAN HET SYSTEEM =BESCHRIJVING= Algemene beschrijving van het systeem, funktionaliteit, status en methode van plaatsbepaling. =KWALITEIT= dekkingsgebied Het gebied waarin het systeem volgens specificaties plaatsbepaling levert. fix rate Het aantal onafhankelijke positiebepalingen c.q. metingen die in een bepaalde tijd kunnen worden uitgevoerd. Bij sommige systemen is dit ontvangerafhankelijk (er wordt dan in de beschrijving vaak "kontinu" vermeld). Bij andere is het m.n. systeemafhankelijk en wordt het aantal posities per tijdseenheid zo mogelijk vermeld. precisie (Eng.: accuracy, precision) beschrijft de absolute nauwkeurigheid, de herhaalbaarheid en de relatieve nauwkeurigheid van de plaatsbepaling. Bij de systeembeschrijving wordt slechts een indikatief getal gegeven. betrouwbaarheid (Eng.: reliability, availibility) beschrijft de beschikbaarheid van het systeem, en de eenduidigheid en kontroleerbaarheid van de plaatsbepaling. ook wordt hieronder integriteit gevat. =GEBRUIK= gebruik momenteel Gebruikersgroepen die nu gebruik maken van het systeem. gebruik potentieel Gebruikersgroepen waarvan verwacht wordt dat ze gebruik kunnen gaan maken van het systeem. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 33 =GEGEVENS= frekwentie Gebruikte frekwentie en bandbreedte. capaciteit Het aantal gebruikers dat het systeem tegelijkertijd kan bedienen. prijs per eenheid Prijs voor een gebruikerseenheid c.q. terminal. prijs voor gebruik Prijs per positiebepaling of periode, evt. abonnementsgeld. beheer en beleid Organisatie die het (operationele) beheer van het systeem in handen heeft, of coordineert, en de eventuele voornemens ten aanzien van het systeem. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATIESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 34 OMEGA =BESCHRIJVING= Omega is een internationaal terrestrisch plaatsbepalingssysteem. De plaatsbepaling gebeurt op basis van de hyperbolische methode. Het is een zeer-lange-golf systeem, dat sinds het achtste station in Australia in werking werd gesteld een vrijwel wereldwijde dekking geeft. Het is van oorsprong Amerikaans militair, m.n. voor oceaanroutes, maar is momenteel nog vrijwel alleen in gebruik voor civiele doeleinden. Radioplaatsbepaling vindt plaats door fasemeting op de signalen van verschillende zenders. De 8 bakens zenden op vastgestelde tijdstippen uit. De zendtijdstippen worden bepaald met onafhankelijke atoomklokken. De stations zenden om beurten op een karakteristieke frequentie, gevolgd door vier andere frekwenties. Omega wordt in de luchtvaart ook wel gebruikt in kombinatie met andere zeer-laagfrekwente (VLF) telecommunicatie zenders (bekend als Omega/VLF), vooral om boven de poolkappen een betere dekking te realiseren. Van Omega bestaat een Russisch equivalent. =KWALITEIT= dekkingsgebied Vrijwel wereldwijd fix rate Niet beter dan eenmaal per 10 s precisie Het systeem werd ontworpen om 4 nautische mijl (7 km) te kunnen leveren. Meestai wordt tussen 4 en 8 km gehaald, afhankelijk van ionosferische condities. 's Nachts is dit slechter. betrouwbaarheid Het systeem wordt kontinu gemonitord; afwijkingen worden binnen 24 uur gepubliceerd. De plaatsbepaling is meerduidig op 8 nautische mijl (ca. 15 km) voor een een-frekwentie-ontvanger en 288 nautische mijl (ca. 500 km) voor een vier-frekwentie-ontvanger. Ondersteuning met een startpositie is nodig. Een een-frekwentie-ontvanger moet ondersteund worden met gegist bestek of andere navigatiehulpmiddelen. Een vier-frekwentie-ontvanger lost meerduidigheid op m.b.v. lane-identifikatie. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 35 =GEBRUIK= gebruik momenteel scheepvaart en luchtvaart, trans-oceaan gebruik potentieel Zal vrijwel gelijk blijven, minus de Amerikaanse militaire gebruikers die z.s.m. op GPS zullen overgaan. =GEGEVENS= frekwentie 12.1, 12.0, 11.8, 13.1, 12.3, 12.9, 13.0, 12.8 kHz, en iedere zender: 10.2, 11.333, 13.6, 11.05 kHz. capaciteit Onbeperkt prijs per eenheid Ca. f 2.500,= prijs voor gebruik Gratis beheer en beleid US Coast Guard coordineert t.b.v. de Amerikaanse Marine (DoD/Navy), in het kader van een multilaterale overeenkomst RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 36 DECCA Navigator System =BESCHRIJVING= Decca is een terrestrisch en hyperbolisch radioplaatsbepalingssysteem voor regionale toepassingen. Decca is een Britse ontwikkeling uit de Tweede Wereldoorlog. Een systeem bestaat uit ketens van minimaal 3, maar meestai 4 zenders met een bereik per zender van enige honderden kilometers. In Nederland staat de zogenaamde 2E-keten ten behoeve van de scheepvaart op de Zuidelijke Noordzee, en twee zenders van de 9B-keten ten behoeve van de scheepvaart boven de Wadden-eilanden (de beide andere zenders staan in Duitsland en Denemarken). Beide ketens zijn recentelijk gemoderniseerd. De zenders van een Decca-keten worden resp. Master, Red, Green en Purple genoemd. Alle bakens zenden kontinu op een eigen frekwentie, die is gebaseerd op een voor iedere keten unieke basisfrekwentie. Iedere meetcyclus wordt fasemeting uitgevoerd op de ontvangen signalen van een keten. Eens per 20 s. zendt ieder baken op alle vier frekwenties uit ten behoeve van de lane-identificatie (eenduidigheid). Deze eenduidigheid wordt nog eens vergroot door het toepassen van een gemeenschappelijke extra frekwentie. =KWALITEIT= dekkingsgebied Voor Nederland: langs de gehele kust fix rate Kontinu, of eenmaal per 20 s, afhankelijk van de ontvanger precisie 30-3000 m (zie figuur 9) betrouwbaarheid Het systeem wordt kontinu gemonitord. De zenderbeschikbaarheid is beter dan 99.95%, en de beschikbaarheid van plaatsbepaling is beter dan 99.8%. Afhankelijk van de toegepaste frekwenties loopt de meerduidigheid uiteen van ca. 350 m tot ca. 50 km. =GEBRUIK= gebruik momenteel Scheepvaart, havennadering visserij en luchtvaart gebruik potentieel Afnemend door komst GPS, DGPS en evt. Loran-C. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT (Eurogeul, IJ-geul), 37 =GEGEVENS= frekwentie Tussen 70 en 130 kHz capaciteit Onbeperkt prijs per eenheid Ca. f 1.000,= prijs voor gebruik Gratis beheer en beleid V&W/DGSM beheert i.s.m. Duitsland, Denemarken en Engeland. Decca blijft beschikbaar tot min. 2000. r iguur 9 DECCA, het theoretische dekkingsgebied van de ketens 2E en 9B, met een gekalibreerd systeem. De precisiegebieden zijn resp. 0-50, 50-100 en 100-150 meter. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVTGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 38 LORAN-C =BESCHRIJVING= Loran-C, LOng RAnge Navigation, is een terrestrisch radioplaatsbepalingssysteem. Een systeem bestaat uit ketens van 3 tot 6 zenders. De voorloper van het systeem (Loran-A) is van oorsprong een Amerikaanse ontwikkeling uit de Tweede Wereldoorlog. Loran-C wordt in de Verenigde Staten voor civiele doeleinden onderhouden en uitgebreid/gemoderniseerd. Vanaf 1994 is er geen militair belang meer bij Loran-C en worden de bakens buiten de Verenigde Staten afgestoten. In Europa nemen groepen landen deze zenders over. Dit leidt o.a. tot een eigen (Noordwest-)Europese infrastruktuur. Een Russische tegenhanger van het systeem is "Chaika" (hier niet beschreven). Koppeling van Chaika en Loran-C is mogelijk (Beringzee: koppeling Siberie en Alaska). Voor de plaatsbepaling wordt de aankomsttijd gemeten van amplitude gemoduleerde pulsen, waardoor tevens de meerduidigheid wordt opgelost. Meestai wordt hyperbolische plaatsbepaling uitgevoerd, terwijl meer geavanceerde ontvangers ook pseudo-circulair werken. Ketenidentifikatie vindt plaats door middel van het (unieke en openbare) Group Repetition Interval. Binnen een keten zenden de bakens in vaste volgorde uit, zodanig dat de signalen altijd in diezelfde volgorde worden ontvangen. =KWALITEIT= dekkingsgebied Europa, zie figuur 10; toekomstige ontwikkelingen kunnen belangrijke wijzigingen in dit dekkingsgebied aanbrengen. fix rate Kontinu precisie 100-500 m (zie figuur 10) betrouwbaarheid Per keten wordt de timing binnen +/- 50 ns gehouden, abnormaliteiten worden binnen 60 s uitgezonden. T.o.v. UTC is dit beter dan +/- 2.5 us, maar in moderne ketens zelfs +/- 100 ns. De status van het baken wordt met het signaal meegestuurd. De plaatsbepaling is eenduidig. =GEBRUIK= gebruik momenteel Visserij, rekreatie en scheepvaart (in beperkte mate); in de Verenigde Staten zijn vele gebruikers ook in de luchtvaart en in het wegtransport. gebruik potentieel In Europa zullen dezelfde groepen als momenteel in de Verenigde Staten van het systeem gebruik maken. RADIOPLAATSBEPALLNGS- EN -NAVIGATIESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 39 Het gebruik zal zich ook wereldwijd verder ontwikkelen. =GEGEVENS= frekwentie 100 kHz met een bandbreedte van 20 kHz capaciteit Onbeperkt prijs per eenheid Ca. f 1.000,= prijs voor gebruik Gratis beheer en beleid In Europa: momenteel de Franse Marine (twee Franse zenders) en de US Coast Guard (de rest). Na 1994 zullen Europese landen het beheer van de Europese zenders overnemen. De infrastruktuur zal worden uitgebreid met zenders in Ierland en Zuid Noorwegen (zie figuur 10). In Nederland is V&W/DGV verantwoordelijk; V&W7DGSM is mede aanspreekpunt. r iguur 10 LORAN-C, het theoretische dekkingsgebied in Europa, inclusief de geplande zenders, met een gekalibreerd systeem. De precisiegebieden zijn resp. 0-100, 100-200 en 200-300 meter. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGAT IE SY S TE MEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 40 PULSE/8 =BESCHRIJVING= Pulse/8 is een terrestrisch radioplaatsbepalingssysteem. Het is een variant van Loran-C (zie aldaar), met als voornaamste verschil het geringere zendvermogen (zenderbereik). Vanwege de commerciele opzet van Pulse/8, kan plaatsbepaling slechts worden uitgevoerd met behulp van een speciale ontvanger, die moet worden gehuurd bij de exploitant. Hyperbolische plaatsbepaling, waarbij gemeten wordt op een amplitude gemoduleerde puis. In vergelijking met Loran-C kunnen de metingen met een enigszins hogere nauwkeurigheid worden uitgevoerd. Ketenidentifikatie vindt plaats door middel van het unieke (en niet-openbare) Group Repetition Interval. Binnen een keten zenden de bakens in vastgestelde tijdslots uit. Per tijdslot wordt door elk baken een reeks van acht pulsen uitgezonden, waarmee de naam van het systeem verklaard is. =KWALITEIT= dekkingsgebied Noordzee fix rate Kontinu precisie 25-100 m betrouwbaarheid De plaatsbepaling is eenduidig. =GEBRUIK= gebruik momenteel Off-shore industrie gebruik potentieel Off-shore industrie =GEGEVENS= frekwentie 100 kHz +/- 10 kHz capaciteit onbeperkt prijs per eenheid Het systeem is te huur. prijs voor gebruik Op aanvraag bij de exploitant (NL: NeSA). beheer en beleid Racal/Decca Surveys (UK) en A/S Kongsberg (N) zijn leveranciers van het systeem. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVTGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 41 Non Directional Beacons (NDB) =BESCHRIJVING= Non Directional Beacons worden gebruikt voor richtingsmeting. NDB's voor de luchtvaart en de scheepvaart zijn radiozenders waarop richtingspeilingen kunnen worden uitgevoerd. Beide zijn officiele navigatie-hulpmiddelen voor luchtvaart resp. scheepvaart. Met behulp van een radiopeiler kan de richting van het baken bepaald worden. Hierop kan worden afgestuurd, of er kan met behulp van een tweede, en eventueel derde, peiling een positie worden bepaald. Het signaal wordt achtereenvolgens ongemoduleerd en gemoduleerd uitgezonden. De meting wordt met een richtingsgevoelige antenne uitgevoerd op het ongemoduleerde signaal. Een baken wordt herkend aan de meegezonden (letter-)kode. =KWALITEIT= dekkingsgebied Grote delen van de kontinenten en kustwateren; het bereik per baken is o.a. afhankelijk van het zendvermogen. fix rate Semi-kontinu (tussen de identifikaties) precisie Ca. 3° (scheepvaart); 3°-10° (luchtvaart) betrouwbaarheid Na het optreden van een storing wordt via verschillende kanalen een navigatiebericht verstuurd. Luchtvaartbakens voor non-precision approach gaan bij aanhoudende storing na 15 s uit de lucht. De richtingsbepaling is tweeduidig, tenzij een speciale "sense-schakeling" wordt gebruikt; in een Automatic Direction Finder (ADF) werkt dit volautomatisch. =GEBRUIK= gebruik momenteel Luchtvaart en scheepvaart gebruik potentieel Luchtvaart en scheepvaart, met mogelijk gebruik als data-link voor DGPS RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVTGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 42 =GEGEVENS= frekwentie Maritiem: 283-315 kHz; luchtvaart 315-415 kHz capaciteit Onbeperkt prijs per eenheid Ca. f 5.000,= prijs voor gebruik Gratis, of routeheffing (luchtvaart) beheer en beleid Voor Nederland: V&W/DGSM V&VV7RLD (luchtvaart) RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT (scheepvaart) en 43 HYPERFIX =BESCHRIJVING= Hyperfix is een terrestrisch radioplaatsbepalingssysteem. In het Noordzeegebied staan drie ketens opgesteld, de zogenaamde Thames-chain in het zuidelijke deel, de SNOCH-chain (Southern Northsea Chain) ten noorden daarvan, en de Terschelling-chain ten noorden van de Waddeneilanden. De Thameschain heeft een militaire status, de overige worden commercieel geexploiteerd. Plaatsbepaling wordt (meestai) volgens de hyperbolische methode uitgevoerd, waaraan het systeem zijn naam ontleent "HYPERbolic FIX". Per keten zorgt de master voor de timing van de slave-zenders. De fasemeting wordt uitgevoerd op de ongemoduleerde draaggolf. Omdat alle zenders gebruik maken van dezelfde frekwenties, zenden de bakens in een vastgelegde volgorde, de zogenaamde slots. Plaatsbepaling is alleen mogelijk met een speciale ontvanger, die moet worden gehuurd bij de exploitant. =KWALITEIT= dekkingsgebied Zuidelijk deel van de Noordzee fix rate Kontinu precisie 10-25 m (zie figuur 11) betrouwbaarheid De plaatsbepaling heeft een meerduidigheid van ca. 75 m (of meer). Door gebruik te maken van meerdere frekwenties kan de eenduidigheid worden verbeterd. =GEBRUIK= gebruik momenteel Puntsbepaling; Marine, Rijkswaterstaat, off-shore industrie gebruik potentieel Gelijk, mogelijk afnemend RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 44 =GEGEVENS= frekwentie Ca. 2 MHz capaciteit Onbeperkt prijs per eenheid Ontvangers zijn te huur (NL: NeSA) prijs voor gebruik Op aanvraag bij de exploitant beheer en beleid Commerciele exploitatie door Racal/Decca Surveys •Mguur 11 HYPERFIX, het theoretische dekkingsgebied van de Thames-keten (Zuidelijke Noordzee) met een gekalibreerd systeem. De precisiegebieden zijn resp. 0-5, 5-10 en 10-15 meter. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVTGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 45 ILS =BESCHRIJVING= ILS (Instrument Landing System) is het belangrijkste precisie-landingssysteem (ICAO-standaard) van het moment. Het principe dateert van de 2e Wereldoorlog. Het systeem is geschikt voor alle kategorieen landingen en bestaat uit een localizer antenne voor richtingsgeleiding, een glijpad antenne voor de hoogtegeleiding en verschillende markeringsbakens voor afstand- en hoogte-checks. De localizer antenne bevindt zich iets voorbij het einde van de landingsbaan en zendt twee lobben uit. Deze zijn te onderscheiden door de amplitude modulatie. Waar beide modulaties even sterk ontvangen worden is het verlengde van de baan. Bij de overeenkomstig werkende glijpad antenne, die is gesitueerd naast de baan in het verlengde van de baandrempel, staan de lobben boven elkaar. De neiging ten opzichte van de horizontaal bedraagt 3°. Er zijn maximaal drie markeringsbakens voor de informatie tijdens de daling langs het glijpad. Deze worden outer-, inner- en middle-marker genoemd en bevinden zich op respektievelijk ca. 10 km, 300 m en 1 km vanaf de baandrempel. Voor cat.I landingen moet bij de middle-marker de baan in zicht zijn gekomen. Voor cat.II en cat.III landingen vervult de inner-marker deze funktie. (Soms vervullen een of meer NDB's of DME's een equivalente funktie). De markers worden herkend aan de meegezonden (morse-)kode. =KWALITEIT= dekkingsgebied Nederland: Schiphol, Rotterdam, Eindhoven, Eelde, Maastricht, Den Helder fix rate Kontinu precisie Azimut: 4.1 -9.1 (bij de drempel: ca. 7.5 m) elevatie: 0.4°-3.0° (idem: ca. 2.5 m) betrouwbaarheid De beschikbaarheid ligt rond 99%; bij calamiteiten, gesignaleerd door een onafhankelijke monitor, schakelt ILS zichzelf binnen 2-10 s uit, e.e.a. afhankelijk van de gebruikscategorie. Tweeduidigheid is mogelijk bij een verkeerde aanvliegprocedure. 0 0 =GEBRUIK= gebruik momenteel (Precisie-)landingen gebruik potentieel (Precisie-)landingen RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVTGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 46 =GEGEVENS= frekwentie Localizer baken: 108-112 MHz; glijpad baken: 328.6335.4 MHz; markeringsbakens: 75 MHz capaciteit Onbeperkt prijs per eenheid Vanaf ca. f 15.000,= prijs voor gebruik (Via routeheffingen) beheer en beleid V&W/RLD RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATIESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 47 SSB?* RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 48 N.N.S.S. / TRANSIT =BESCHRIJVING= N.N.S.S. (Navy Navigation Satellite System) of Transit is het oudste satellietplaatsbepalingssysteem ter wereld. Het werd ontwikkeld in opdracht van de Marine van de Verenigde Staten tussen 1958 en 1963, en voor civiel gebruik vrijgegeven in 1967. Het systeem bestaat uit 6 polaire satellieten op 1100 km hoogte (omlooptijd 107 min). Monitorstations op aarde zorgen voor nauwkeurige baangegevens die iedere 12 uur worden ververst en met de signalen van de satelliet worden meegezonden. Een Russische tegenhanger van het systeem is "Tsikada", dat hier niet wordt beschreven. Het systeem is gebaseerd op meting van Doppler-count. Uit de door de satelliet uitgezonden satellietposities (efemeriden) en de Doppler-count wordt de (2-d) positie van de ontvanger bepaald. =KWALITEIT= dekkingsgebied Wereldwijd fix rate Afhankelijk van de breedtegraad eens per 30-110 minuten, en in extreme gevallen zelfs met intervallen van enkele uren. precisie 500 m of slechter (m.b.v. een een-frekwentie ontvanger). Een belangrijke foutenbron is de snelheid van de ontvanger (stationaire positiebepaling kan beter dan 100 m). betrouwbaarheid De beschikbaarheid per satelliet is ca. 99%; de satellieten worden gemonitord, en bij storing worden berichten aan gebruikers verzonden, echter niet via het baken. =GEBRUIK= gebruik momenteel Survey, rekreatie; scheepvaart: trans-oceaan routes gebruik potentieel Afnemend, na 1996 is het systeem niet meer beschikbaar. RADIOPLAATSBEPALLNGS- EN -NAVIGATIESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 49 =GEGEVENS= frekwentie 150 en 400 MHz capaciteit Onbeperkt prijs per eenheid Ca. f 2.000,= prijs voor gebruik Gratis, alleen voor het achteraf opvragen van precieze baangegevens wordt een prijs berekend. beheer en beleid Verenigde Staten (US Navy) is de beheerder/eigenaar. Het systeem is tot 1996 beschikbaar, waarna het uitgezet wordt. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 50 ARGOS =BESCHRIJVING= Argos is een satellietsysteem voor een-weg (gebruikerseenheid via satelliet naar grondstation) data-communicatie, met een lokalisatie-faciliteit, dat wordt geexploiteerd door de Franse firma CLS. Het systeem is in werking sinds 1978 en maakt gebruik van twee (NOAA) satellieten. De polaire satellieten hebben een omlooptijd van ca. 2 uur. Het punt waar de evenaar wordt gekruist verschuift per omloop zodanig, dat na precies 12 uur een volledige aardrotatie is overbrugd. De grondstations staan onder andere in Frankrijk (Toulouse/Lannion) en Amerika (Washington). Argos is primair bedoeld voor "milieukundige" toepassingen, zoals oceanografisch en meteorologisch onderzoek en het volgen van bijvoorbeeld rendieren. Het is een aktief systeem met als speciale eigenschap dat de gebruikerseenheid zeer weinig stroom verbruikt. Het zendertje wordt PTT (Platform Transmitting Terminal) genoemd. De gebruikerseenheid verzendt kontinu, of desgewenst op discrete momenten, een aantal, vooraf geformatteerde, berichten met een maximum lengte, die worden doorgegeven aan het gewenste grondstation. Het bericht, desgewenst met de positie, kan met enige vertraging door de gebruiker worden opgevraagd. De (2-d) positiebepaling wordt uitgevoerd in het grondstation op basis van de Doppler-methode ("snijpunt van kegels") en een hoogtemodel. Deze berekening berust op meerdere metingen, die -door de satelliet- rechtstreeks op de draaggolf worden uitgevoerd met tussenpozen van 90 sec. Er worden minimaal 4 a 5 metingen gebruikt, waardoor een zekere mate van kontrole kan worden uitgevoerd. =KWALITEIT= dekkingsgebied Wereldwijd fix rate Afhankelijk van de breedtegraad kunnen iedere 2 uur enkele posities worden bepaald, die na 20 min, of 20 min met een veelvoud van 2 uur, kunnen worden opgevraagd. precisie 800 m of slechter, mede afhankelijk van de snelheid van het mobiel in relatie tot de tijdsduur van een meting. betrouwbaarheid De kwaliteit van de positiebepaling wordt in vier klassen weergegeven (goed/redelijk/matig/slecht). Het systeem heeft twee reserve satellieten. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 51 =GEBRUIK= gebruik momenteel Oceanografie, meteorologie; ook visserij en bijvoorbeeld zeilraces gebruik potentieel Ook goederenvervoer (m.n. gevaarlijke stoffen) =GEGEVENS= frekwentie 401 MHz met een bandbreedte van 2 MHz capaciteit Wereldwijd "onbeperkt"; in het dekkingsgebied van een satelliet ca. 800 (in 1994 ca. 4.000), waarvan in ieder geval meer dan 100 gelijktijdig prijs per eenheid Ca. f 3.000,= prijs voor gebruik Ca. f 75,= per zender per dag beheer en beleid CLS/CNES (F) en NOAA (VS); het systeem is minimaal operationeel tot 2003 (daarna wellicht Europese "Epoch" satellieten) RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVTGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 52 SYLEDIS =BESCHRIJVING= SYsteme LEgere de Mesures de Distances is een terrestrisch plaatsbepalingssysteem van Sercel (F). Het systeem wordt commercieel geexploiteerd. Syledis kan op twee manieren gebruikt worden: passief (pseudo-circulair) en aktief (circulair). De meting wordt uitgevoerd aan een, op de draaggolf gemoduleerde, kode. Door correlatie van het ontvangen signaal met een in de ontvanger gegenereerde kode wordt de aankomsttijd van het signaal gemeten. Met de kode worden de zenders geidentificeerd en de meerduidigheid vergroot. =KWALITEIT= dekkingsgebied In Nederland zijn een vijftal ketens opgesteld, die samen een groot deel van het Nederlandse kustgebied bedekken. fix rate Kontinu precisie 5-25 m (zie figuur 13) betrouwbaarheid De oplossing is meerduidig op 10 km. =GEBRUIK= gebruik momenteel Navigatie en puntsbepaling gebruik potentieel Idem =GEGEVENS= frekwentie tussen 402-420 MHz en 420-450 Mhz met een bandbreedte van 2.3 MHz capaciteit aktief: 4 per keten; passief onbeperkt prijs per eenheid f 30.000,= - 50.000,= prijs voor gebruik op aanvraag bij exploitant beheer en beleid (O.a.) Rijkswaterstaat en commerciele bedrijven RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 54 VOR/DME =BESCHRIJVING= VOR/DME is een terrestrisch systeem, dat dient voor vliegtuig-navigatie. Het bestaat uit twee delen: VOR (Very High Frequency Omnidirectional Range) en DME (Distance Measuring Equipment). Deze kunnen ook afzonderlijk worden gebruikt. Bij gekombineerd gebruik (bv. een VOR/DME-grondstation) kan, via de polaire methode, desgewenst (2-d) positiebepaling worden uitgevoerd. Een VOR-baken zendt het signaal uit voor de koersbepaling. De meting wordt uitgevoerd aan twee op de draaggolf gemoduleerde signalen, namelijk een amplitude-, en een frekwentie-modulatie (beide 30 Hz). Uit het faseverschil tussen beide signalen kan de richting ten opzichte van het magnetische noorden, en hieruit het azimut (de richting to.v. het geografisch noorden), worden bepaald. Eens per 10 s kan baken-identifikatie worden uitgevoerd aan de hand van een meegezonden (morse-)kode. DME is het aktieve deel van het systeem. De ondervrager stuurt een signaal uit, dat door de DME-transponder beantwoord wordt. Uit de looptijd van het signaal kan de afstand van het vliegtuig tot het baken bepaald worden. Voor de afstand over de grond, moet de gemeten afstand worden gekorrigeerd voor de vlieghoogte. (Met voldoende DME-bakens kan eventueel circulaire plaatsbepaling worden uitgevoerd, de zogenaamde Multi-DME). =KWALITEIT= dekkingsgebied Alle kontinentale luchtroutes; bereik per baken tot 50 km, of groter (ca. 200 km op 1.5 km vlieghoogte, zendvermogen 200 W) fix rate Kontinu precisie Azimut: ca. 1.4° (4.5°, incl. PTE) afstand: ca. 175 m (1 km, incl. FTE) betrouwbaarheid De beschikbaarheid van VOR en DME benaderen de 100%; in geval van problemen gesignaleerd door een onafhankelijke monitor schakelen VOR zowel als DME zichzelf uit. =GEBRUIK= gebruik momenteel Luchtvaart; en-route, ook: landing ("terminal of nonprecision approach") gebruik potentieel Idem RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 55 =GEGEVENS= frekwentie VOR werkt op frekwenties tussen 108 en 118 MHz met een separatie van 100 kHz. DME gebruikt 960 tot 1213 MHz met 1 MHz separatie. capaciteit Onbeperkt voor VOR, 110 gelijktijdige ondervragers voor DME prijs per eenheid Vanaf ca. f 15.000,= (VOR+DME) prijs voor gebruik (Via routeheffingen) beheer en beleid Voor Nederland: V&VV7RLD RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATIESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 56 TACAN =BESCHRIJVING= TACAN (Tactical Air Navigation) is een terrestrisch plaatsbepalingssysteem voor de luchtvaart. Het is militair van aard, maar wordt ook in de civiele luchtvaart toegepast. Het levert zowel afstand tot het baken, als richting ten opzichte van het magnetische noorden, waarmee koersbepaling mogelijk is. Op basis van afstand en richting kan, via de polaire methode, ook positiebepaling worden uitgevoerd. Het systeem wordt ook in kombinatie met VOR opgesteld en heet dan VORTAC. De afstandsmeting van TACAN is identiek aan die van DME, dat wil zeggen via looptijdmeting van een door het vliegtuig uitgestuurd en door het grondstation teruggezonden signaal. De richtingsmeting vindt plaats als bij VOR, echter met een hogere modulatie-frekwentie (3 kHz). =KWALITEIT= dekkingsgebied 9 bakens in Nederland; bereik per baken tot 50 km, of groter (ca. 200 km op 1.5 km vlieghoogte, zendvermogen 5 kW) fix rate Kontinu precisie Azimut: ca. 1° (4.5°, incl. FTE) afstand: ca. 175 m (1 km, incl. FTE) betrouwbaarheid De beschikbaarheid is ca. 99%; bij problemen, gesignaleerd door een onafhankelijke monitor, schakelt TACAN zichzelf uit. =GEBRUIK= gebruik momenteel Militaire en civiele luchtvaart, vergelijkbaar met VOR/DME gebruik potentieel Idem RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 57 =GEGEVENS= frekwentie 960-1215 MHz capaciteit Voor richtingsbepaling onbegrensd; voor afstandsbepaling 110 gebruikers prijs per eenheid Ca. f 40.000,= prijs voor gebruik beheer en beleid Ministerie van Defensie (militair) en V&W/RLD (civiel). RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 58 GPS =BESCHRIJVING= Het Global Positioning System is een satellietplaatsbepalingssysteem van de Amerikaanse (militaire) overheid. Het systeem is in pre-operationele fase en volgens planning begin 1994 klaar. Het zal dan bestaan uit 24 (21 + 3 reserve) satellieten in zes banen op 20.200 km hoogte. Hiermee zal dan 3-d plaatsbepaling wereldwijd 24 uur per dag mogelijk zijn. Het is een militair systeem, maar ook voor civiele gebruikers beschikbaar. Iedere satelliet zendt op tweefrekwenties,de zogenaamde L l en L2 signalen. Voor militair gebruik is er de P-code, gemoduleerd op de draaggolf van beide signalen. Hiermee is een nauwkeurige plaatsbepaling mogelijk (Precise Positioning Service, PPS). Voor civiel gebruik kan de C/A code gebruikt worden (Standard Positioning Service, SPS), die is gemoduleerd op het L l signaal. Deze is openbaar, maar onnauwkeuriger dan PPS. De civiele C/A-code is bovendien uitgerust met zogenaamde SA (Selective Availability), waarmee in ieder geval de praktische nauwkeurigheid van SPS wordt geregeld. Deze SA wordt om militaire redenen toegepast en is sinds begin 1992 permanent ingeschakeld. De meest toegepaste vorm van plaatsbepaling berust op de pseudo-circulaire methode. Meting vindt plaats op de kode, waarmee de bakens worden gei'dentificeerd en de meerduidigheid wordt opgelost. (Er zijn ook andere methodes, die berusten op fase(verschil-)meting met twee of meer onvangers (of antennes) gelijktijdig. Dit soort methodes kunnen weliswaar zeer hoge nauwkeurigheden opleveren (0.5 cm + 1 ppm voor een afstand), maar zijn ofwel niet geschikt voor absolute positiebepaling, of niet geschikt voor mobiele toepassing). =KWALITEIT= dekkingsgebied Wereldwijd fix rate Kontinu precisie PPS (militair) 18 m (horizontaal) en 28 m (vertikaal); SPS (civiel met SA) ca. 100 m (horizontaal) en 150 m (vertikaal) betrouwbaarheid Er is geen intern integrity-waarschuwingssysteem. Wel wordt de status van het baken met het signaal meegstuurd. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 59 =GEBRUIK= gebruik momenteel Puntsbepaling, visserij; scheepvaart, (luchtvaart) gebruik potentieel Naar verwachting zullen alle toepassers van plaatsbepaling op een of andere wijze gebruik gaan maken van GPS, zowel op land, op zee en in de lucht. =GEGEVENS= frekwentie GPS gebruikt twee draaggolven: L l op 1575.42 MHz en L2 op 1227.6 MHz. capaciteit Onbeperkt prijs per eenheid Vanaf ca. f 2.500,= prijs voor gebruik SPS/SA: gratis (huidige beleid) beheer en beleid US-DoD in overleg met DoT/US Coast Guard i.v.m. civiele gebruikers (Nederland kan wensen inbrengen via de Meetkundige Dienst van V&W/RWS). RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 60 61 GLONASS =BESCHRIJVING= Russische tegenhanger van het Amerikaanse GPS-systeem. De infrastruktuur zal bestaan uit 24 satellieten op 19100 km hoogte. Identifikatie van ieder individueel satellietsignaal gebeurt aan de hand van de (unieke) frekwentie waarmee de satelliet uitzendt. Ook hier zal precieze en standaard service geboden worden, de eerste op 2 frekwenties (Fl en F2), de laatste op een frekwentie (Fl). Het systeem is in het stadium van (proef-)lanceringen en zal misschien in 1994 operationeel worden. Positiebepaling gebeurt op basis van de pseudo-circulaire methode. =KWALITEIT= dekkingsgebied Wereldwijd fix rate Kontinu precisie Horizontaal 100 m, vertikaal 150 m (naar verwachting) betrouwbaarheid Geen meerduidigheid =GEBRUIK= gebruik momenteel Geen gebruik potentieel Door onbekendheid en onzekerheden zijn nog geen verwachtingen aan te geven, maar mogelijk dezelfde groep als GPS, en gebruik in kombinatie met GPS. =GEGEVENS= frekwentie L l : 1597-1617 MHz, L2: 1240-1260 MHz. capaciteit onbeperkt prijs per eenheid onbekend prijs voor gebruik gratis (waarschijnlijk) beheer en beleid "GOS" RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 62 MLS =BESCHRIJVING= Het Microwave Landing System (MLS) is een terrestrisch systeem voor de luchtvaart, dat is bedoeld als opvolger van ILS. Het MLS is allereerst bedoeld voor (3-d) positiebepaling, die mogelijk is in een gebied van +/- 40° azimut en 20° elevatie ten opzichte van de landingsbaan. De positiebepaling is gebaseerd op de polaire methode. Hiermee kan de aanvliegprocedure op een flexibele wijze worden aangepast. De bepaling van azimut en elevatie berust op twee afzonderlijke, maar identieke metingen. Iedere waarneming berust op meting van een tijdsverschil tussen twee opeenvolgende pulsen. De signalen worden gedekteerd met een antenne, waarvan de richtingsgevoeligheid zowel in het horizontale, als in het vertikale vlak varieert (de antenne beweegt als het ware heen-en-weer en op-en-neer). De afstandsbepaling wordt met een DME uitgevoerd. =KWALITEIT= dekkingsgebied Nederland: nog niet operationeel fix rate Kontinu precisie Azimut: 4.1 -9.1° (boven de drempel: ca. 5 m) elevatie: 0.4°-3.0° (idem: ca. 0.5 m) afstand: ca. 25 m (of 500 m) betrouwbaarheid Bij problemen, die worden gesignaleerd door een onafhankelijke monitor, schakelt MLS zichzelf binnen 1 s uit. 0 =GEBRUIK= gebruik momenteel Geen gebruik potentieel (Precisie-)landing RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 63 =GEGEVENS= frekwentie 5.030-5.090 GHz; DME 0.960-1.215 GHz capaciteit Richtingen onbegrensd; 110 gebruikers voor DME prijs per eenheid (Ca. f 45.000,=) prijs voor gebruik (Via routeheffingen) beheer en beleid V&W/RLD RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 64 EUTELTRACS =BESCHRIJVING= Euteltracs is een satellietsysteem voor (data-)communicatie, met lokalisatiefaciliteit. De communicatie verloopt via een van de twee geo-stationaire satellieten. Voor de positiebepaling moeten beide bakens -gelijktijdig- worden gebruikt. De plaatsbepaling is dus alleen mogelijk in het overlappende deel van de dekkingsgebieden (de zogenaamde foot-prints) van de satellieten. De positiebepaling gebeurt op initiatief van het grondstation en berust op de circulaire methode. Een afstand wordt bepaald uit de gemeten looptijd van mobiel via satelliet- naar grondstation. De berekening vindt plaats in het grondstation op basis van twee afstanden in kombinatie met een hoogtemodel. De (2-d) positie wordt vervolgens doorgegeven aan de basis (waar de planning wordt uitgevoerd). =KWALITEIT= dekkingsgebied Europa tot ca. 70 graden Noorderbreedte, en een deel van Noord Afrika en Turkije fix rate Ca. een maal per minuut kan een bericht verstuurd worden, en dus ook een positie worden bepaald. precisie Tussen 100 en 500 m; de lengtegraadbepaling is door de geometrie slechter dan de breedtegraadbepaling. betrouwbaarheid Wanneer geen communicatie mogelijk is, wordt geen bevestiging gegeven en moet opnieuw geprobeerd worden. =GEBRUIK= gebruik momenteel Wegvervoer gebruik potentieel Idem RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 65 =GEGEVENS= frekwentie 11 en 14 GHz capaciteit Enkele tienduizenden gebruikers per (twee) transponders), afhankelijk van de mate van gebruik. Er kunnen echter transponders bijgehuurd worden zodat de capaciteit (volgens de leverancier) vrijwel onbegrensd is. prijs per eenheid ca. f 12.000,= prijs voor gebruik ca. f 1,= per volledig bericht, of f 0,50 voor een positie beheer en beleid Qualcomm RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 66 A.2 OVERIGE SYSTEMEN Naast de hierboven beschreven systemen zijn er nog vele andere. Enkele voorbeelden hiervan zijn: - ARTEMIS is een zeer lokaal polair systeem, dat voor specifieke survey-toepassingen gebruikt wordt. - ARGO, TORAN en HYTRAC zijn regionaal toepasbare middellange-golf systemen. - MICROFIX, TRISPONDER, TRIDENT en MINIRANGER zijn korte-golf systemen voor lokale toepassing, ondermeer in gebruik bij Rijkswaterstaat. - STARFIX is een (differentieel) satellietsysteem met redelijk hoge nauwkeurigheid. Het is alleen te gebruiken in de Golf van Mexico. - VDF (VHF Direction Finding) is een redelijk nauwkeurige richtingszoeker in gebruik bij de luchtvaart, gebaseerd op standaard (VHF) radiocommunicatie. Ook niet beschreven in deze inventarisatie zijn de zogenaamde dead-reckoning/mapmatching systemen die als autonavigatiesystemen op de markt verschijnen. Deze systemen maken gebruik van wielsensoren (voor het tellen van wielomwentelingen) en een kompas voor hun (relatieve) plaatsbepaling. Om de kwaliteit van de plaatsbepaling (de dead-reckoning of gegist bestek) te verbeteren (een dergelijk relatief systeem heeft last van "wegdriften", het fout op fout stapelen), wordt regelmatig de positie vergeleken met een digitale kaart die zich in het systeem bevindt. Dit gebeurt onder de aanname dat een auto zich altijd op de weg bevindt. Dit proces van map-matching geeft steeds een up-date voor de verdere dead-reckoning. Ook INS (Inertial Navigation System of traagheidsnavigatie) is geen radiosysteem en derhalve niet beschreven. Het systeem is gebaseerd op meting van versnellingen in drie richtingen (x, y en z), waaruit door integratie eerst snelheden en vervolgens afgelegde afstanden in deze drie richtingen bepaald kunnen worden. In de burgerluchtvaart worden deze systemen veel gebruikt. De precisie is rond 0.1 % van de afgelegde afstand. Een vorm van plaatsbepaling, die gebaseerd is op een volledig van andere systemen afwijkend principe, is die waarbij gebruik wordt gemaakt van een digitaal terreinmodel. De plaatsbepaling is gebaseerd op een vergelijking van een (met radar uitgevoerde) terreinmeting en het overeenkomstige terreinmodel. Voorbeelden zijn het "Radarfix" systeem, dat richting- en afstandsmeting uitvoerd naar karakteristieke objekten waarvan de posities in het systeem bekend zijn, en zogenaamde "Terrain Reference Navigation" (TRN) systemen, waarbij gebruik wordt gemaakt van patroonherkenning (o.a. toegepast in kruisraketten). RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 67 BIJLAGE B ONTWIKKELINGEN Door het toenemende belang van positie-informatie op een centrale plaats, lokalisatie, vinden een aantal ontwikkelingen plaats die daarop inspelen. Het in Bijlage A beschreven Euteltracs is daarvan een voorbeeld. Het is een satellietcommunicatiesysteem met lokalisatiefaciliteit. Ook Argos levert positieinformatie op een centrale plaats aan. En er zijn meer systemen op komst. Een bestaand systeem, vooralsnog alleen in gebruik in het Verenigd Koninkrijk, maar binnenkort mogelijk ook in Nederland, is DATATRAK. Het systeem is een gekombineerd communicatie- en lokaliseringssysteem, ontwikkeld voor landtoepassingen. Het systeem bestaat uit twee komponenten, een communicatie-komponent die gebruik maakt van een VHF- of UHF-frekwentie, en een plaatsbepalingskomponent gebruik makend van een lange golf (rond 130 kHz). Beide signalen worden vanaf het zelfde punt verstuurd. De gebruikerseenheid bepaalt (hyperbolisch) de positie van het voertuig (men claimt een precisie van ca. 30 meter), en via het communicatiesignaal wordt dit naar de "centrale" verstuurd. Daarnaast kan van de communicatie uiteraard gebruik gemaakt worden voor berichtenverkeer. Het systeem is ontwikkeld voor toepassing door hulpdiensten als politie, maar wordt ook voor andere toepassingen gebruikt. Nadat frekwenties zijn toegewezen kan het systeem ook in Nederland worden geinstalleerd. Het systeem komt mogelijk al in 1993 op de markt en zal bestaan uit 4 bakens voor de positiebepaling. Van een iets andere orde is Starnet. Starnet is een projekt van CLS (zie Argos), gericht op een nieuw te ontwikkelen twee-weg data-communicatiesysteem. Het is speciaal bedoeld voor korte boodschappen tussen mobiele gebruikers en hun basis. Daarbij wordt, overeenkomstig aan Argos, automatisch de positie van het mobiel bepaald en naar de basis gezonden. Het kan het best een zeer geavanceerd paging ("pieper") systeem genoemd worden. Het systeem zal bestaan uit 24 satellieten in 1300 km banen en een aantal grondstations voor communicatie met de satellieten en dataverwerking. De eerste proefsatelliet zal eind 1994 worden gelanceerd. Vervolgens ligt het in de bedoeling om 2 a 3 satellieten per jaar te gaan lanceren. Weer een andere ontwikkeling is die, waarbij bestaande systemen door middel van ondersteunende systemen verbeterd worden. Voor de satellietsystemen GPS en Glonass geldt dat vooral de integriteit een probleem vormt. Inmarsat (International Maritime Satellite Organisation, een samenwerkingsverband van vele Telecom's/PTT's) heeft het plan opgevat om in zijn volgende generatie geo-stationaire (data-)communicatiesatellieten (Inmarsat-3) een "navigation payload" in te bouwen, die een GPS Integrity Channel (GIC) verzorgt. Dit GIC doet niets meer dan informatie, ontvangen van een grondstation, naar de aarde zenden. Deze informatie omvat -althans naar verwachting- GPS(pseudo-range)-korrekties, RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 68 en een zekere integriteitswaarschuwing. De informatie wordt verzameld in een aantal referentie-stations op aarde. Dit betekent dat GPS-posities differentieel kunnen worden gekorrigeerd, en tevens de integriteit van GPS verbeterd wordt. De informatie zal worden verzonden op een frekwentie dicht bij de GPS-frekwentie. De lanceringen van Inmarsat-3 satellieten zullen vanaf eind 1994 plaatsvinden, zodat de service vanaf begin 1995 beschikbaar kan komen. Ook ESA (European Space Agency, de Europese ruimtevaartorganisatie) heeft ideeen om satellietplaatsbepalingssystemen te verbeteren. Daarbij wordt gedacht aan de lancering van een aantal satellieten in elliptische banen, die een GPS/Glonass-achtig signaal gaan uitzenden op frekwenties tussen GPS en Glonass in. Daarmee wordt het aantal beschikbare signalen dusdanig groot dat een goede betrouwbaarheid van plaatsbepaling bereikt wordt. De precieze status is de schrijvers niet bekend. Verder zijn er nog vele andere plannen, waarvan het zeer onduidelijk is of deze uberhaupt interessant zijn om gerealiseerd te worden. Het basisidee is vaak hetzelfde, dat wil zeggen dat een aantal communicatiesignalen tevens geschikt wordt gemaakt voor de plaatsbepaling. In principe kan zo'n concept dan ook worden toegepast op basis van bijvoorbeeld Radio/TV-signalen, Autotelefoon, of anderszins. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 69 BIJLAGE C V O O R B E E L D E N DIFFERENTIELE SYSTEMEN De bekende differentiele systemen zijn DOmega, DLoran-C en DGPS. Het concept van differentiele plaatsbepaling berust op het uitgangspunt dat systematische fouten in twee, niet te ver van elkaar verwijderde, punten identiek zijn. De gemeten fouten op het ene punt (d.i. het referentie-station), worden gebruikt als korrekties op het andere punt (d.i. de ontvanger). Daarmee kan de (i.h.a. absolute) onnauwkeurigheid van de positie-bepaling met een factor 10 tot 20 worden verbeterd, afhankelijk van de geometrie! Wat dat betreft zijn alle drie systemen in wezen vergelijkbaar. Het verschil zit voornamelijk in de toepassing. Zo wordt het Omega systeem vrijwel alleen maar differentieel gebruikt, vanwege de grote, en wisselende, onnauwkeurigheid. Loran-C en GPS daarentegen leveren reeds een relatief nauwkeurige positie. Desalniettemin bestaan er vooral in de USA DLoran-C systemen, en worden over de gehele wereld DGPS systemen ontwikkeld. DLoran-C wordt meestai toegepast bij (lucht-)havens, zodat de toepasbaarheid wordt vergroot. De ontwikkeling van DGPS wordt op mondiale schaal ter hand genomen, vooral gedreven door de aanwezigheid van Selective Availibility. Differentiele plaatsbepaling kan op basis van cobrdinaten-korrekties of korrekties aan de metingen. Bij korrektie op coordinaten-basis is het noodzakelijk, dat de konfiguratie op het referentie-station en bij de gebruiker hetzelfde zijn. Omdat de konfiguratie bij Loran-C alleen wijzigt door de beweging van het mobiel, kan worden volstaan met korrekties aan de cobrdinaten. Dit i.t.t. GPS waar sprake is van een snel wisselende konfiguratie, waar bovendien een satelliet tijdelijk aan het zicht onttrokken kan zijn. Korrekties per meting (pseudo-range) biedt de gebruiker de mogelijkheid korrekties te selecteren, zodat het probleem van de konfiguratie (althans voor een belangrijk deel) wordt omzeild. Als het vereist is dat de korrekties in het mobiel (real-time) bekend zijn, dan is (data-)communicatie noodzakelijk. Naast het (de) referentie-station(s) moet dus ook deze telemetrie worden ontwikkeld. Dit kan op verschillende manieren. De toegepaste telemetrie-frekwentie bepaald o.a. de reikwijdte, de hoeveelheid gegevens en de verversingssnelheid van deze gegevens (en dus de fix rate). Voor de telemetrie kan gebruik worden gemaakt van speciale communicatiezenders, maar ook van de zenders van de radioplaatsbepalingssystemen (zoals Loran-C!). Daarmee worden dan meteen twee vliegen in een klap geslagen, want naast precisie kan eveneens de betrouwbaarheid worden verbeterd. Hierna wordt DGPS nader toegelicht, omdat daarvan al veel systemen op de Europese en Nederlandse markt verkrijgbaar zijn of zullen komen. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 70 C.l Differentiele GPS =BESCHRIJVING= Differentiele GPS is een op GPS gebaseerde methode van plaatsbepaling, zodat de kwaliteit van de plaatsbepaling verbeterd wordt. Door op een vast referentie-station GPS-waarnemingen te doen en deze te vergelijken met de theoretisch te verwachten waarden (berekend uit coordinaten van het referentiepunt en de bekende baanparameters van de satellieten), kunnen korrekties aan deze waarnemingen bepaald worden. Deze korrekties kunnen vervolgens -in iedere mobiele ontvanger- worden toegepast (zie figuur 15). Figuur 15 het principe van differentiele GPS Een referentie-station is zo opgesteld, dat zo veel mogelijk satellieten gelijktijdig zichtbaar zijn. Het aantal referentie-stations in een bepaalde regio is afhankelijk van de gewenste nauwkeurigheidsverbetering. De kwaliteitskontrole van meerder referentie-stations kan apart worden uitgevoerd vanaf een monitor. De korrekties worden geformatteerd tot een bericht en verstuurd. Een voorbeeld van zo'n standaardbericht is het RTCM SC-104 formaat (ontwikkeld door het Radio Technical Committee for Marine Services Special Committee 104). De telemetrie zorgt voor de overdracht van gegevens van het referentie-station naar het mobiel. De eigenschap van deze data-link bepaalt de eigenschappen van het totale systeem. Zo is de hoeveelheid informatie, die kan.worden verstuurd per RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 71 tijdseenheid (de "baud rate"), afhankelijk van de bandbreedte en de "up-date rate", (d.i. het interval tussen opeenvolgende korrektie-berichten). =KWALITEIT= dekkingsgebied Systeem- en data-link afhankelijk fix rate Systeemafhankelijk precisie Precisie is afhankelijk van up-date rate en totale vertraging in het systeem. Een precisie tussen 2 en 10 meter is haalbaar met een "snel" systeem. Vooral wanneer SA opnieuw toegepast wordt op het GPSsignaal is de snelheid van het systeem van groot belang. De verandering in positie t.g.v. SA kan oplopen tot maximaal ca. 0.4 m/s. betrouwbaarheid De integriteit van een systeem hangt volledig af van de kwaliteit van de totale konfiguratie, d.w.z. de betrouwbaarheid van het referentie-station en van de data-link. Waarschuwingen m.b.t. fouten moeten door het monitorstation gegeven worden. =GEBRUIK= gebruik momenteel Survey gebruik potentieel Havennadering, luchtvaart, autonavigatie, etc. =GEGEVENS= frekwentie De gebruikte frekwenties voor DGPS varieren van 100 kHz (bij gebruik van PULSE/8 of Loran-C als data-link) tot 1.6 GHz (L-band) bij gebruik van INMARSAT-A. In principe is iedere beschikbare frekwentie geschikt voor data-overdracht t.b.v. DGPS, zij het met eigenschappen afhankelijk van de frekwentie en de beschikbare bandbreedte. capaciteit Onbeperkt prijs per eenheid Systeemafhankelijk prijs voor gebruik Systeemafhankelijk, op aanvraag bij exploitant beheer en beleid Verschillende leveranciers en overheden RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 72 BIJLAGE D D.I V O O R B E E L D E N G E I N T E G R E E R D E SYSTEMEN GPS-Loran-C De kombinatie van Loran-C en GPS is een typisch voorbeeld van integratie van twee systemen met zeer verschillende eigenschappen. GPS is als korte-golf satellietsysteem zeer precies wanneer de signalen ontvangen worden. Echter de signalen worden nogal eens onderbroken door obstakels, waardoor met een slechte konfiguratie gewerkt moet worden of helemaal geen positie kan worden bepaald. Loran-C heeft de eigenschappen die behoren bij de lange golflengte, namelijk een relatief kleine gevoeligheid voor obstakels en een groot bereik. Door propagatieverstoringen als gevolg van verschillende bodemeigenschappen tussen baken en ontvanger worden echter wel fouten gei'ntroduceerd. Integratie, bijv. op basis van pseudo-ranges, van beide kan de voordelen van beide systemen boven halen. Een goede precisie gekombineerd met een goede betrouwbaarheid. De integratie kan op verschillende manieren tot stand komen. In een filter kan gebruik worden gemaakt van een aantal GPS- en een aantal Loran-C-waarnemingen, waarna een aantal onbekenden, waaronder de positie, wordt opgelost. Posities vergelijken is een mogelijkheid die nogal wat extra kennis vereist. Welke van beide posities het best is, is afhankelijk van de omstandigheden (stad of open terrein, atmosferische kondities). In sommige omstandigheden kan men GPS gebruiken om Loran-C af en toe (wanneer GPS goed te ontvangen is) te ondersteunen, of bij het opstarten van de Loran-C ontvanger. D.2 (D)GPS-INS In de luchtvaart wordt INS (Inertial Navigation System) algemeen toegepast. Het systeem maakt gebruik van traagheidssensoren. Dit zijn versnellingsmeters die, na twee maal integreren naar de tijd, de afgelegde afstand in dat tijdsbestek geven, in een bepaalde richting. Drie van deze versnellingsmeters (loodrecht op elkaar opgesteld) geven positieveranderingen in drie dimensies ten opzichte van het startpunt. Nadeel van het systeem is dat de oplossingskwaliteit in de tijd verslechterd doordat fouten zich opstapelen. Integratie met (D)GPS biedt de mogelijkheid zeer regelmatig (namelijk na iedere goede (D)GPS plaatsbepaling) de startpositie van het INS te wijzigen. Tussen posities van (D)GPS in kan dan met INS verder gewerkt worden. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 73 Een andere mogelijkheid is de waarnemingen van het INS en die van GPS te verwerken in een (Kalman-)filter, waardoor een echt geintegreerde oplossing van de positie tot stand komt. D.3 Radioplaatsbepaling met Dead-Reckoning/Map-Matching Een nieuwe ontwikkeling vormen de autonavigatiesystemen als de Travelpilot van Bosch en CARIN van Philips. De plaatsbepaling van deze systemen is gebaseerd op dead-reckoning (gegist bestek). Uit meting van de afgelegde weg (m.b.v. wielsensoren, de zogenaamde odometers) en de rijrichting (met een kompas) wordt een positie ten opzichte van een vorig punt berekend. Dit punt wordt vervolgens vergeleken met een digitale kaart (map-matching), en aangepast zodanig dat het punt op de weg ligt of juist in de bocht die op dat moment wordt gemaakt. Het ligt in de bedoeling, dat het CARIN-systeem ook een routeberekening en daarmee rij-advies levert (rechtsaf, rechtdoor, etc.). Hiervoor is een zeer grote betrouwbaarheid nodig, ook al omdat de kaart niet getoond wordt en dus de chauffeur niet zelf kan ingrijpen wanneer het systeem een verkeerde positie heeft bepaald. Integratie (of beter: koppeling) met een absoluut plaatsbepalingssysteem kan deze betrouwbaarheid leveren. Wanneer de positie van het autonavigatiesysteem een bepaalde afwijking vertoont ten opzichte van de absolute positie (bijv. van GPS of DGPS), wordt deze laatste positie als nieuwe positie geintroduceerd. Als alternatief kan men nog denken aan integratie op waarnemingsnivo, waarbij de odometers, het kompas en de ontvanger informatie leveren die tot een positie wordt verwerkt, waarna map-matching toegepast wordt. Ten slotte zou men ook de kaart zelf nog als waarneming in het filter kunnen toepassen. RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 74 LIJST V A N AFKORTINGEN Dxxx Differentiele versie van systeem xxx DGSM Directoraat Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat DGV Directoraat Generaal Vervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat DME Distance Measuring Equipment DoD Department of Defense (Verenigde Staten) DOP Dilution of Precision DoT Department of Transportation (Verenigde Staten) DRMS Distance Root Mean-Square ED European Datum FL Flight Level FTE Flight Technical Error GDOP Geometric Dilution of Precision Glonass Global Navigation Satellite System GPS Navstar Global Positioning System HDOP Horizontal Dilution of Precision HDTP Hoofddirectie Telecommunicatie van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat HF High Frequency (3-30 MHz) HYPERFIX HYPERbolic FIX ICAO International Civil Aviation Organization ILS Instrument Landing System INS Inertial Navigation System KNMI Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut LF Low Frequency (30-300 kHz) RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 75 LOP Line of Position LORAN LOng RAnge Navigation LPME Line of Position Mean Error MDE Minimum Detectable Error MF Medium Frequency (0.3-3 MHz) MLS Microwave Landing System PDOP Position Dilution of Precision RAIM Receiver Autonomous Integrity Monitoring RD Rijksdriehoeksstelsel RDS Radio Data Systeem (zijband FM-radio) RDSS Radio Determination Satelliet Service RLD (Directoraat Generaal) Rijksluchtvaartdienst van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat RNAV Area Navigation RTCA Radio Technical Committee for Aeronautical services RTCM Radio Technical Committee for Marine services RWS (Directoraat Generaal) Rijkswaterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat RWS/MD Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat SA Selective Availability SAM System Area Monitoring SHF Super High Frequency (3-30 GHz) SYLEDIS Systeme Legere de Mesures de Distances TACAN Tactical Air Navigation UHF Ultra High Frequency (0.3-3 GHz) USCG United States Coast Guard (DoT/DoD) UTC Universal Time Co-ordinate RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 76 UTM Universal Transverse Mercator VDOP Vertical Dilution of Precision VHF Very High Frequency (30-300 MHz) VLF Very Low Frequency (tot 30 kHz) VOR VHF Omnidirectional Range VORTAC de kombinatie VOR en TACAN WGS World Geodetic System RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT 77 INDEX Absolute nauwkeurigheid Absorptie Aktief systeem Azimut Baken Bedieningsnauwkeurigheid Beschikbaarheid Betrouwbaarheid Circulaire plaatsbepaling Coordinaten Coordinatenstelsel 6, Data-link Datum Dekkingsgebied Differentiele plaatsbepaling DOP Doppler-plaatsbepaling DRMS ED50/ED87 Eenduidigheid Elevatie Filtering Fix Fouten GDOP Geografische coordinaten Geometrie Herhalingsnauwkeurigheid Hoogtemodel Hyperbolische plaatsbepaling Integratie Integriteit Kaartprojektie Kalibratie Keten Konfiguratie Kontroleerbaarheid Lokalisatie Master Meerduidigheid Modellen Monitoring Multi-path Navigatie Omwentelingsellipsoide Optimalisatie Passief systeem Polaire plaatsbepaling Positielijn 18, 12, 16, 23, 12, 23, 20, 24, 14, 7, 6, 18 14 7 10 6 18 20 19 8 6 16 21 28 6 21 15 11 19 16 20 10 24 6 18 15 16 14 18 27 9 27 22 17 28 6 15 20 4 10 20 23 22 14 4 16 21 7 10 14 Precisie 18 Precisiegebied 18 Predikties 28 Propagatie 12 Propagatie-eigenschappen 12 Propagatiemodel 23 Pseudo-circulaire plaatsbepaling 10 Pseudo-range 10 Puntsbepaling 4 RAIM 20, 26 Range-range 8 RD 17 RDSS 9 Referentiestation 21 Reflektie 14 Relatieve nauwkeurigheid 18 Rho-rho 8 Rijksdriehoeksstelsel 17 Secundary 10 Sky-wave 13 Slave 10 Standaarddeviatie 19 Stochastische fouten 18 Stoorbron 14 Systeem-simulaties 28 Systeemintegratie 27 Systematische fouten 18, 21 Telemetrie 21 Toetsing 23,26 Transformatie 6, 16 UTM-projektie 17 Voortplantingseigenschappen 12 WGS72/WGS84 16 Zonne-aktiviteit 14 RADIOPLAATSBEPALINGS- EN -NAVIGATLESYSTEMEN MEETKUNDIGE DLENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT
© Copyright 2024 ExpyDoc