BEELDEN VAN BUITEN

BEELDEN VAN BUITEN
Uit Friesland
in het
UMCG
Uit Friesland
in het UMCG
Mijn keuze voor het werk van Louwrien Wijers en Ids Willemsma stoelt op niets anders
dan mijn persoonlijke geschiedenis en een hiermee verbonden intuitie. Dus niet op mijn
opleiding tot kunsthistoricus, niet op mijn jarenlange werk als museumconservator, niet op
mijn activeiten als adviseur en kunsthandelaar. Het is eigenlijk heel eenvoudig: in de zomer
van 1985 liep ik op het station van Leeuwarden onverwacht – het reisdoel was het atelier
van een kunstenaar – een stralende plattelandsverschijning tegen het lijf, die mij zonder
aarzeling meldde dat deze ontmoeting niet toevallig was, dat wij nog veel met elkaar te
maken zouden krijgen, tot wederzijds genoegen en nut. Dat was en is Louwrien Wijers.
Tussen 1993 en 1996 was ik de grote stad ontvlucht en uitgeweken naar ‘de hut’,
een in kleine vriendenkring bekende verblijfplaats in het noorden van Friesland,
op de klei, op loopafstand van de dijk. In mijn blikveld verrees ‘het tempeltje op de dijk’
van Ids Willemsma, een naam die mij ook al was ingefluisterd eind jaren ’70 door een
galeriehoudster met een oog voor uitzonderlijk talent. Wat ik kende van Ids waren zijn
abstracties in staal, zoals die in het gras voor de kerk in Akkrum.
Het werk op de dijk is zo sprankelend en geeft de mensen zoveel hoop: dat kan alleen
bedacht en gemaakt door een bijzonder mens.
Dus als u mij om een eerlijk antwoord vraagt: ja, ik heb voor het werk van Louwrien en Ids
gekozen omdat ze in mijn bestaan een bijzondere plaats innemen, omdat ik blij ben dat ik
ze ken, en omdat ik dit door wil geven aan de mensen in het UMCG.
Fred Wagemans, lid van kunstgenootschap Thomassen à Thuessink
Ids
Willemsma
De twee panelen aan de muur in het UMCG
Dit zijn eigenlijk zelfportretten, in overdrachtelijke zin. Ze verwijzen naar mijn leven als
schaatser. In mijn boek ‘Ids Willemsma’ staan ze op pagina 57 abusievelijk benoemd als
‘Libben’ (leven) en ‘Dea’ (dood). Geen idee hoe dat zo is gekomen, want zelf heb ik ze altijd
‘Libben’ (leven) en ‘Wek’ (wak) genoemd.
Libben begint aan de rechterkant met kleine schaatsstreekjes. Het begint met kleine stapjes.
En het eindigt links in het niets, met grote streken die de plaat af, of uit, rijden.
Het andere paneel is een wak van sneden, die de plaat breekbaar en slap maken, zoals in een
wak het ijs zich weer boven je sluit. De takken van gelakt notenhout geven aan dat het hier
gevaarlijk is, oppassen geblazen!
links: libben (leven), rechts ‘wak’ (wak) | fotografie: john stoel
De staaltekening
‘Fietsbergen’ is een van de laatste staaltekeningen die ik heb gemaakt.
De laatste jaren fiets ik met mijn fietsmaat Cor elk jaar in de bergen, in de Franse Alpen, of de
Italiaanse. De afgelopen twee jaar deden we de Drei-Länder-Giro, een zware cyclo sportivo
vanuit Oostenrijk naar Italië en via Zwitserland weer naar Oostenrijk. Eendaagse tochten van
ca. 170 km, 3300 hoogtemeters, met stijgingen van 18%. Ik vind dat prachtig, vandaar deze
‘Fietsbergen’.
Hommage aan Foekje Dillema
Voor het Foekje-monument ben ik in mijn archief gedoken en heb oude edities van
‘Atletiekwereld’ opgezocht. Daar vond ik een serie Muybridge-foto’s afgedrukt van de
200 meter voor dames, dat zijn foto’s die kort achter elkaar genomen worden zodat het
bijna een film is. De karakteristieke pose van de start heb ik verbeeld: het strekken van het
afzetbeen, waarbij het andere been in een hoek blijft staan. De twee ‘benen’ zijn voorzien van
sneden die als aderen door het staal lopen. Deze sneden hebben per been een lengte van
20 keer 5 meter, zodat je in totaal 200 meter krijgt, de afstand waar Foekje in Londen
het Nederlands record liep, namelijk 24,1 seconden.
links: libben (leven), rechts ‘wak’ (wak) | fotografie: john stoel
schaalmodel van het monument: hommage aan foekje dillema
foekje dillema met de des-vlag
boven: foekje dillema aan de start van een sprintwedstrijd
in het olympisch stadion te amsterdam, nederland circa
1949 | foto: spaarnestad photo/hollandse hoogte
onder: foekje dillema met haar ouders
ids willemsma | foto: linus harms
Persbericht
Een monument voor Foekje
Het verhaal ging als volgt: Een jonge vrouw uit Burum zag dat er hardloopwedstrijden georganiseerd werden in
Buitenpost, en ging eens kijken, als toeschouwer. Ze dacht ‘ach, dat kan ik ook wel’ – en liep
sneller dan alles en iedereen. Op haar sokken, want hardloopschoenen had ze natuurlijk niet.
Het was 1948.
Een jaar later liep ze het Nederlands record op de estafette 4 x 200 m en werd ze Nederlands
kampioen op de estafette 4 x 100 m. En nog een jaar later liep ze het Nederlands record van
Fanny Blankers Koen aan diggelen: 200 meter in 24.1 seconden.
Nog geen maand later zat ze gedesillusioneerd thuis: haar internationale sportcarrière aan
flarden, haar hardloopdroom vervlogen. Ze heeft er nooit over willen praten, deze jonge
vrouw uit Burum. Niemand wist precies wat er gebeurd was, niemand wist hoe het zat.
Pas na haar dood in 2007 werd langzaam duidelijk wat er aan de hand moet zijn geweest.
Hoe harteloos deze vrouw behandeld is, weggestuurd van de atletiekbaan, terug naar Burum. Compassie kende de Atletiekunie in die dagen nog niet, niet voor Foekje Dillema. De vrouw
met de sterkste benen van Nederland.
Een monument voor Foekje.
Vrijwel meteen na de dood van Foekje Dillema vond Ids Willemsma, behalve kunstenaar
ook fanatiek sporter, dat de sportvrouw Foekje Dillema geëerd moest worden met een
monument. Het ontwerp lag er al snel: twee geäbstraheerde benen die de suggestie wekken
dat ze hard, heel hard, lopen. Tweehonderd meter. In 24,1 seconden.
Bij de opening van zijn tentoonstelling in de Friesland Bank, vorig jaar november, liet
Ids Willemsma het schaalmodel zien en hij sprak de wens uit dit monument ooit nog eens
te mogen maken. Kennelijk werd zijn wens gedeeld, want een spontane crowdfunding was
het gevolg. Zowel particulieren als bedrijven meldden zich en zorgden er voor dat dit beeld,
van zes meter hoog, nu eindelijk gemaakt kan worden.
Het staal ligt klaar, grote platen ijzer. De eerste las is gemaakt. Deze zomer nog, staat er een monument voor Foekje.
robert rauschenberg en louwrien wijers
boven: david bohm en de dalai lama
links: louwrien wijers en stanislav menshikov, rechts: de dalai lama en fred wagemans
de dalai lama en louwrien wijers
john cage en louwrien wijers
Louwrien
Wijers
Louwrien Wijers (1941), beeldend kunstenaar en schrijver, ziet zichzelf als beeldhouwer.
Na 18 jaar dichtbij Joseph Beuys, 1968 tot 1986, ziet ze schrijven en spreken ook als sculptuur.
Ze maakt zowel mentale als materiële sculpturen. In 1981 vroeg Beuys haar hem in contact
met de Dalai Lama te brengen, die ze op suggestie van Andy Warhol vaak en langdurig had
geïnterviewd. ‘Kunst ontmoet Wetenschap en Spiritualiteit in een veranderende Economie’,
haar belangrijkste mentale sculptuur, kwam voort uit de Dalai Lama/Beuys ontmoeting in
1982 in Bonn. ‘Compassionate Economy’ was haar focus van 1998 tot 2005. Het bracht de
conclusie dat ‘Met voldoende tevreden zijn en niet alsmaar meer willen’ de tegenwoordige
economische trend is. Ze ontdekte ook dat ‘Niet Liegen/Niet Stelen/Niet Doden//Granen/
Groenten/Bonen’ een stevige basis is voor een nieuwe wereld economie. De invloed van
voeding op onze toekomst is nu haar onderwerp. “Voor een stabiele samenleving is het van
belang dat niemand hongerig naar bed gaat,” zei Mahatma Gandhi. “Honger is de enige echte
dictator,” vond hij. Met granen, groenten en bonen kunnen alle mensen op onze planeet
gevoed worden en zal er voldoende water zijn voor iedereen. Die vorm van eten zal ons ook
innerlijk en uiterlijk meer vreugdevol maken. Alleen op die basis kunnen we stoppen met het
dagelijks doden van duizenden dieren, die sinds het begin van ons menszijn altijd onze beste
vrienden zijn geweest.
Kunst ontmoet
Wetenschap en
Spiritualiteit in een
veranderende Economie
“Een markteconomie die wordt overgelaten aan z’n lot leidt tot misbruik, onderdrukking van
zwakkeren en gevaarlijke uitbuiting van de natuur,” schrijft econoom dr J.R.M. van den Brink,
jongste minister ooit in ons land en motor van onze welvaartsstaat, als lid van het Comité
van Aanbeveling voor ‘Kunst ontmoet Wetenschap en Spiritualiteit in een veranderende
Economie’ in het pre-conference boek bij de bijeenkomst in het Stedelijk Museum in
Amsterdam. “Een markteconomie moet functioneren binnen een zorgvuldig gestructureerd
sociaal kader dat sancties en regels helder formuleert op internationale grondslag. Sociale
solidariteit is een algemeen aanvaarde noodzaak en realiteit. Een markteconomie die
samenwerkt met kunst, wetenschap en spiritualiteit is van vitaal belang. Voor mensen die
een beeld hebben van de ‘veranderende economie’ is het samenbrengen van internationaal
vooraanstaande kunstenaars, wetenschappers, spirituele leiders en economen een
fascinerend experiment. Economische groeiprocessen hebben culturele context dringend
nodig.”
Hoofdsponsor Paul Fentener van Vlissingen zegt in zijn voorwoord: “Door handel en
voortdurende stromen informatie worden staatsgrenzen met grote snelheid iets uit
het verleden. Een groot aantal managers neemt deel. Reflectie is essentieel voor goed
management.” De zaal was in 1990 vijf dagen voor twee derde gevuld met managers.
Het initiatief staat in de traditie van kunstenaars als John Cage, Robert Rauschenberg,
Joseph Beuys, Andy Warhol, Robert Filliou en anderen die creativiteit direct integreerden in
economie en maatschappij. “Ons werkelijke kapitaal is onze creativiteit,” zei Joseph Beuys.
“Ik wil het artistieke principe volledig laten samenvloeien met het economische principe,
dan zal economie kunst worden. De belangrijkste productie wordt dan de kwaliteit van het
menselijke bewustzijn en ons denken.” Beuys vond dat kunst, wetenschap en spiritualiteit,
een permanente dialoog met economie moeten hebben. Dat noemde hij ‘de Sociale
Sculptuur’.
In 1967 zei John Cage tegen Robert Filliou: “Economisch moet het grote verschil tussen rijk en
arm verdwijnen. We zouden moeten beginnen met een krediet systeem waarbij ieder mens
een inkomen heeft. Er is groeiende behoefte aan een basisinkomen voor iedereen.”
Fluxuskunstenaars verlegden hun interesse van materiële naar immateriële kunst. Mentale
vaardigheid telde. Het einde van het mechanistische wereldbeeld was in zicht. Economie
veranderde van producten-industrie naar diensten-industrie. De kracht van onze intuïtie
bepaalt de kwaliteit van ons product was de overtuiging van de kunstenaars die immaterieel
werkten.
In de wetenschap was de chaos-theorie nieuw. Het meetbare en maakbare was uit. Alle
wetenschappers die deelnamen beoefenden de ‘unstable field theory’ die zegt dat alles altijd
in beweging is en dat op onvoorspelbare momenten elementen in elkaar grijpen. Het weer,
de economie zelf en koken zijn daar voorbeelden van.
In de spiritualiteit kwamen gesprekken op gang tussen uiteenlopende religies, die
overeenkomsten ontdekten.
De Dalai Lama hoorde voor het eerst over deze ideeën van kunstenaars toen ik, gestimuleerd
door Andy Warhol, naar Dharamsala, India, kwam om de Dalai Lama vragen te stellen die ik
eerder aan Beuys en Warhol had gesteld.
Hij vond het briljant om met Robert Rauschenberg, David Bohm en Stanislav Menshikov in
gesprek te gaan.
Denkende Dieren
Voor dieren is het een peuleschil om te begrijpen dat je geen vredevolle wereld kunt hebben
als je geen vredevolle geest hebt, zoals de Dalai Lama zegt. En dat wapenbeheersing geen zin
heeft als je je boosheid niet kunt beheersen.
Dieren begrijpen David Bohm ook, als hij zegt dat cultuur gedeelde betekenis is waarin
iedereen deelneemt, dat er tegenwoordig steeds minder onderlinge afhankelijkheid is en dat
we moeten communiceren met elkaar om te komen tot gemeenschappelijk begrip.
Dieren begrijpen ook, wat Robert Rauschenberg zegt: “Als je weet waar iemand anders mee
bezig is en wat anderen denken dan is er ruimte voor vertrouwen.”
Ze begrijpen zelfs de econoom Stanislav Menshikov, die op verzoek van de Dalai Lama een
boek over Compassionate Economy schreef, dat de bottom line daarvan is: “If I take less
others have more.” Als ik minder neem blijft er voor anderen meer over.
De Bison zegt: ‘Denk niet alleen aan je eigen welzijn, denk ook aan het welzijn van alle andere
levende wezens. Zelfs het kleinste insect is gelijk aan jou en wil gelukkig zijn en niet lijden. Je
moet welzijn voor alle mensen en dieren willen en deugdzame daden doen om alwetend te
worden.
De geit denkt: “Je moet met je lichaam, spraak en geest geluk en vrede creeëren voor jezelf
en anderen. Als je niet meer denkt dat er verschil is tussen jezelf en anderen dan houdt
alle inhaligheid op. Als je ook begrijpt dat er een afgesproken waarheid en een werkelijke
waarheid bestaat en je in het midden daarvan blijft, dan leer je vertrouwen op je directe
perceptie, die helder is, want als je leegte kent, besta je bewust.
Mijn geiten begrepen Beuys ook die zei: “Ik werk aan een Verruimd Kunstbegrip dat
betrekking heeft op alle mensen en niet alleen op wat kunstenaars maken. Elk mens is een
kunstenaar omdat hij de drager is van talenten. Alleen zo kunnen we verouderde systemen
naar een hoger plan brengen. Ik spreek dus nu van een zaak die de menselijke arbeid betreft.
We zouden ons in alle liefde en voortdurend opnieuw moeten verplichten de regelgeving
voor de menselijke creativiteit zo vorm te geven dat duidelijk wordt dat het kapitaalbegrip,
dus het geldbegrip, niet meer klopt, omdat kapitaal niet met geld te maken heeft.
Alleen de creativiteit zou kapitaal genoemd moeten worden. Uit deze objectieve manier
van kijken komt naar voren dat uit geen ander gebied een vernieuwing in de maatschappij
mogelijk is. Er blijft slechts het gebied over dat het best omschreven wordt als ‘de kunst’.
Als een nieuwe maatschappelijke orde gewenst is, zou ieder zich met de anderen moeten
verenigen. Mensen zouden met elkaar moeten praten over deze vragen, zodat het
bedrijfsproces geïntegreerd is in het kunstbegrip en de plastische vormgeving van waarden
werkelijke waarden worden en de mens met zijn intellectuele aard op een nieuw niveau
van zelfbewustzijn geplaatst wordt. Dan zijn alle barrieres tussen volken, landen en rassen,
tussen arm en rijk, tussen autoriteiten en niet-autoriteiten niet meer aanwezig. Inplaats
daarvan komt de sprekende mens naar voren als dragende kracht met zijn inzichten die men
met elkaar bepaalt. Dat wil zeggen dat die mensen als in een permanent gesprek over hun
producties samenkomen om stap voor stap op een nieuw maatschappelijk niveau te komen.
Daar zien we al dat ik gelijk heb als ik zeg: Het Verruimde Kunstbegrip heeft betrekking op alle
menselijke arbeid, want spreken en denken is een eigenschap van alle mensen.” Aldus sprak
Joseph Beuys in 1984 in Japan.
Mooi Friesland
‘Mooi Friesland’ ligt voor mij vlak onder het eiland Ameland. De vuurtoren van Ameland flitst
in het donker langs onze witte noordmuur. Het Klooster Mariëngaarde is dichtbij, tenminste
de stapel kloostermoppen die er van over is. Veel meer Mariëngaarder kloostermoppen
zijn als fundament beland onder ons huis, dat misschien daardoor een plek bij uitstek voor
retraite is. Retraite staat daar in dienst van kunst. Hoe kan een kunstenaar lichaam en geest
op peil houden voor het maken van kunst? Hoe bescherm je je concentratie? Hoe houd
je je subtiliteit feilloos in stand, zodat je kunt blijven putten uit je directe weten? Hoe kan
je lichaam lang op volle kracht blijven functioneren? Want bij het maken van kunst heb je
behalve je dagelijkse bewustzijn, dat rekent en redeneert, vooral je heldere waarneming
nodig, je uiterst subtiele directe perceptie.
De eerste regel bij de retraites is: “Niet Liegen/Niet Stelen/Niet Doden//Granen/Groenten/
Bonen”. Doe, denk en zeg niets schadelijks. Eet op een manier die je lichaam het minst belast.
Granen, groenten en bonen hebben mensen al miljoenen jaren gegeten, je lichaam blijft er
rustig bij en daardoor je geest ook.
Pas het ‘ahimsa’ van Mahatma Gandhi toe, wees totaal geweldloos in denken, woord en
daad. Bescherm je éénpuntige concentratie door een virtueel hek van vuur om je heen te
zetten dat elke inbreng van buiten tegen houdt. Ga ook zelf niet door die vuurmuur heen.
Blijf binnen, bescherm je helderheid van geest. Vermijd nutteloos gepraat, dat kan je directe
perceptie alleen maar stuk maken. Adem diep en houd je ogen half open en half dicht
tegelijk. In contact blijven met het absolute is voor kunstenaars van uiterst belang. Zwevend
op de vleugels van liefde en weten, kun je als kunstenaar het absolute in de dagelijkse realiteit
binnen brengen en de aandacht van degene die het werk in zich opneemt naar binnen
richten. “Kunst maakt dat mensen die altijd naar buiten gericht zijn zich naar binnen richten,”
zei de Dalai Lama in mijn eerste interview met hem in 1981. “We hebben kunstenaars nodig
om voorbij concepten te gaan,” gaf Lama Thubten Yeshe in 1982 als antwoord.
In hartje Ferwert waar werkruimtes zijn achter een winkel, die als klaslokaal in te zetten is,
kunnen kunststudenten en kunstenaars als het ware de vooropleiding voor een retraite
volgen. Daar kijken we naar kunst, wetenschap, spiritualiteit en economie in de afgelopen
eeuwen en waar we op die vier gebieden in onze tijd aangekomen zijn. Ik heb gesproken
met visionaire mensen en citeer hen hier. Joseph Beuys, wiens overgrootvader uit Friesland
komt, een Friese denker in oorsprong, zegt: “In het sociale lichaam moet geld stromen
als een bloedsomloop.” Robert Filliou: “In onze wereld zijn meer mensen van goede wil
en verbijsterende competentie dan ooit tevoren.” Ilya Prigogine: “De metafoor voor de
wereld van vandaag ís kunst. We komen dichterbij een wereld waarin creativiteit meer
gelijkmatig is verdeeld.” Rupert Sheldrake: “Het mechanistische wereldbeeld heeft de
meeste maatschappijen in de wereld gedestabiliseerd.” Fritjof Capra: “Levende systemen zijn
zelf-organiserend, wat betekent dat hun functioneren niet door het systeem wordt bepaald.”
David Bohm: “Wat we nodig hebben is dialoog in de werkelijke zin van het woord.” Francisco
Varela: “Het gaat om coöperatie op basis van liefde.” Dalai Lama: “Er is een samenhang tussen
compassie en ons overleven als mens.” JCJ Vanderheyden: “Creativiteit is doen, niet denken.”
Raimon Panikkar: “De kwaliteit van mijn leven hangt samen met de genereusheid van mijn
hart.”
In retraite en in Ferwert koken we samen met Egon Hanfstingl, zodat iedereen naar huis gaat
met praktisch toepasbare kookkennis.
colofon
tentoonstelling ‘uit friesland in het umcg’
6 maart t/m 14 mei 2014
tentoonstelling
deelnemende kunstenaars
louwrien wijers en ids willemsma
coördinatie, pr en communicatie
umcg kunstzaken i.s.m. umc-staf communicatie
samenstelling
fred wagemans
brochure
tekst
umcg kunstzaken, fred wagemans, de kunstenaars
fotografie
linus harms, hollandse hoogte, john stoel
fotomateriaal foekje dillema beschikbaar gesteld
door familie dillema en oudheidkamer kollum
fotomateriaal louwrien wijers beschikbaar gesteld
door louwrien wijers
omslag
atlete foekje dillema aan de start van een sprintwedstrijd in
het olympisch stadion te amsterdam, nederland circa 1949.
foto spaarnestad photo / hollandse hoogte
ontwerp
designdays, nynke visser
productie
chris russell
een uitgave van
kunstgenootschap thomassen à thuessink,
universitair medisch centrum groningen
Hanzeplein 1 Postbus 30 001, 9700 rb Groningen www.umcg.nl
Universitair Medisch Centrum Groningen