/Oldtimers Handelaar in nico aaldering voor zijn zaak mannendromen Voor sommigen zijn ze een aantrekkelijk beleggingsobject, voor anderen een levenslange droom, de klassieke auto’s die Nico Aaldering verkoopt. Vooral aan die dromers levert hij graag. ‘Als mensen met een goed gevoel weggaan, heb ik een prettige dag.’ door Ton van Dijk beeld Clemens Rikken E r zijn mannen die porno kijken op internet. Ik niet. Wanneer ik opwinding zoek, verlustig ik mij aan klassieke auto’s, vooral die van The Gallery, want daar heerst overvloed en alles is nog te koop ook. De sierlijke, bijna preutse lijnen van Lancia’s, de ranke, wufte vormen van Alfa’s, de brute erotiek van de drieliter Austin Healey’s, de wellustige uitstraling van Jaguar E-types, de stoerheid van oude Porsches, de voluptueuze, adellijke Rolls Royces en Bentleys – ik zou ze allemaal willen bezitten, het kan niet op, kwijlend klik ik rond in de voorraad van honderden auto’s. En dat alles is nog maar virtueel. In het echt is The Gallery in het Gelderse Brummen een walhalla, een paradijs, een snoepwinkel voor autoliefhebbers. Een enorm rechthoekig gebouw met rondom hoge boogramen, de imposante hoofdingang onbescheiden bekroond met een driehoekig timpaan, twee verdiepingen plus de kelder vol met klassieke auto’s, motoren, en ook nog een speelgoedmuseum en een lunchroom. Voor de gevel begint het al: hier een Jaguar, 82 hp/de tijd 2014 nr. 10/11 83 oldtimers daar een Aston Martin, verderop een Rolls, en ach, zet er nog maar een glimmende Alvis tussen, een beetje achteloos visgraat geparkeerd. Van de bezoeker wordt verwacht dat hij zijn meestal wat lullige autootje – ook al is het de provocerend ontworpen Fiat Multipla van ondergetekende – aan de over-kant van het terrein stallen; het zou de vooraanblik maar storen. En daar is de baas van al dat moois: Nico Aaldering, die wekelijks een klassieker bespreekt in RTL Autowereld. Hij rijdt in een hemelsblauwe Aston Martin DB6 Vantage. Met sonoor brommende uitlaten zet hij hem voor de deur. “Deze is van mijzelf, die hou ik ook, althans, dat ben ik wel van plan.” Zestig jaar en nog geen enkele moeite met de lage in- en uitstap. Kwiek recht hij de rug. Charmante, breed lachende kop, golvend kapsel, keurig pak. “Nee, geen maatpak hoor, dat ben ik niet waard, ik blijf overal achter haken. Zullen we eerst even rondrijden? Dan kun je zien waar ik begonnen ben.” Nico Aaldering komt uit een gezin van elf kinderen. Vader en moeder dreven een hotel, veel kinderen zijn ondernemer geworden, enkelen ook in de hotelbranche. “Mijn liefde voor auto’s is ontstaan doordat de gasten in ons hotel vaak in mooie auto’s reden.” Zijn eerste ‘klassieker’ – Nico was net achttien – kocht hij voor 2200 gulden. Een Austin Healey Mark III, een robuuste drieliter-sportwagen. Hij verkocht de wagen toen hij 38 was. “Voor het afschuwelijke bedrag van 20.000 gulden. Nieuw kostte die Healey 16.750 gulden. Als ik het daarvoor al niet wist, wist ik het toen: daar zit handel in.” De eerste jaren – hij begon in 1977 – handelde hij in ‘auto’s voor de liefhebber’. “Niet te duur, MG’tjes, Austin Healey Sprites, Italiaanse sportautootjes, karretjes van rond de tien- tot hooguit twintigduizend gulden. Als ik een auto had verkocht voor 20.000 gulden, trok ik een fles wijn open. Nu is er vorige week een Aston Martin, eentje uit een reeks waarvan er maar veertien gebouwd zijn, de deur uitgegaan voor 795.000 euro. Een Mercedes 300 SL leverde onlangs 7,5 ton op. Mijn duurste verkoop was nog niet eens zo lang geleden een Ferrari 275 GTB uit midden jaren zestig: 1,7 miljoen. Ongelooflijke prijzen vind ik, dat gaat nergens meer over, maar zo zit die markt nu in elkaar.” Die Ferrari had Aaldering maar drie weken in huis. Hoeveel hij er zelf voor had betaald? Big smile: “Dat weet ik niet meer. Wat dat betreft heb ik beetje last van een slecht geheugen, ik vergeet altijd wat ik voor iets betaald heb, hopeloos is dat. “De laatste 25 jaar zijn wij eigenlijk pas gegroeid. Daarvoor was de markt nog een tijdje heel lelijk ingestort, maar ik ben blijven geloven dat hij wel weer zou aantrekken. Ik kwam elk jaar te kort. Je kent dat wel: het ene gat met het andere vullen, er kwamen meer deurwaarders langs dan klanten. Mijn vader zei: ‘Je doet iets verkeerd.’ Maar toen ik in 2000 dit pand gebouwd had, stapte er iemand bewonderend binnen die vroeg of ik hem nog kende. Het was een deurwaarder van toen. Hij zei: ‘Nou, je hebt het eind geschopt. Zeker een andere boekhouder genomen.’ “Ik heb de wind mee gehad, maar ik ben ook altijd zuinig geweest. Als je met één pot pindakaas de week moet doorkomen, leer je dat wel. Ik ben net een boer: ik wil graag de koeien veilig op stal, ik let op de kleintjes, ik let overál op. Ik koop nooit een nieuwe auto voor mezelf of voor mijn vrouw 84 hp/de tijd 2014 nr. 10/11 – zonde van de afschrijving. Zij rijdt in een paar jaar oude Range Rover. Ik in een klassieke Range Rover uit 1978, maar natuurlijk meer in mijn Aston Martin of een van de wagens uit de voorraad. Ik heb ze voor het uitkiezen tenslotte.” Aaldering glundert; hij mag met zijn licht hoorbare, grappige Gelderse accent graag zijn succesverhaal vertellen. “Gemiddeld is onze voorraad zo’n 250 tot 300 auto’s. Met een totale waarde van ettelijke miljoenen. Geld heb ik niet, alleen maar auto’s. We verkopen er rond de vijf- à zeshonderd per jaar.” ‘Leuk hè, die autobus. Voor de gein gekocht. Doe ik verder niks mee, maar gewoon lollig om te hebben.’ ouwe spijkerbroek binnenlopen, hij wordt in stijl behandeld. Zeventig procent van onze verkoop gaat naar het buitenland. Nederlanders zijn calvinistisch. Wij zetten anderhalve ton op de bank, met de kans dat je, als de bank failliet gaat, nog maar een ton overhebt: meer is niet gegarandeerd. De Duitser zegt: zullen we eens een leuke auto kopen? De duurste auto’s gaan door heel Europa. Er komen nieuwe rijke landen aan. Ook Polen en Tsjechië worden rijker. Ik doe veel met Zwitserland. De Russen komen. China wordt wakker, al kennen ze daar alleen nog maar Aston Martin, Porsche en Mercedes, maar ze zijn aan het leren: Ferrari en Maserati, ze steken elkaar aan. Vroeger had je clubs van één merk. Ging je naar een clubdag. Als je een Italiaanse klassieker had, wilde je niet in de buurt van een Engelse auto komen, dat vloekte met elkaar. Je keek bij wijze van spreken niet eens om als er een oude Jaguar voorbij kwam. Nu zijn er veel meer rally’s en ritten voor klassiekers. Dan rijdt alles door elkaar en zien de mensen allemaal verschillende auto’s, en dat maakt nieuwsgierig. Wij zijn geen merkenspecialist, alles staat hier door elkaar, van een Eend tot een Ferrari.” Komt er af en toe een klant binnen die een auto aanwijst en een koffertje geld op de balie legt? “Ben je gek, joh. Alles gaat, móet over de bank tegenwoordig. Transacties boven de 15.000 euro moet je melden. Toen die regel kwam, heb ik dat jaren geweigerd, ik voelde me een verrader. Maar je kan de boetes niet blijven betalen. Alles moet verantwoord worden.” En verkoopt hij weleens wat aan dames? “Nee, gelukkig niet. Als zo’n klassieker iets mankeert – hij stopt plotseling, of hij wil niet starten – dan raken vrouwen in paniek.” Aaldering rijdt met rechts stuur behendig door Brummen. Als hij gas geeft, hoor je de drie SU-carburateurs roffelend lucht happen. Hij laat zijn oude pand zien, de werkplaatsen en nog een loods. Bij elkaar zo’n 5500 vierkante meter, vol met auto’s en zelfs een klassieke autobus. “Leuk hè, voor de gein gekocht, doe ik verder niks mee, maar gewoon lollig om te hebben.” Met snelle passen beent hij door de werkplaats, joviaal zijn personeel begroetend: “Heb je nog last van je rug? Sporten hoor!” “Mijn mensen werken hier vrijwel allemaal al heel lang. Ze zijn besmet met het oude-autovirus. Hoe lang jij al, Tonnie?” Tonnie Berendsen komt onder de motorkap van een Jaguar E-type vandaan. “Zestien jaar!” Berendsen rijdt privé een Nissan Micra, daar heeft hij verder niks mee: “Niks an, die moderne auto’s, volgestouwd met elektronica.” Aaldering houdt van een goede sfeer in zijn bedrijf. “De manier waarop je mensen behandelt, dat is wat je bedrijf uitstraalt, dat is je reclame. In de showroom, bij de receptie, we lopen er netjes bij. De mannen in het pak, dat willen vooral Duitsers graag zien. Wat dat betreft ben ik ouderwets. De klant kan in een Een BMW uit 1934 Ton van Dijk schrijft af klaar is Kees, maar daar had en toe over auto’s. Hij is zij geen trek in. Smekend liefhebber van klassiekers vroeg ze: ‘Kun je alsjeblieft en was eigenaar van enkele niet een APK-gekeurd Peugeots 404, een Fiat 600, Japannertje kopen?” een Wolseley 4/44, een Zijn pronkstuk was een Austin Mini en een Renault BMW 315 sport zescilinder 17 TL découvrable. De 1500 cc uit 1934, een uit- laatste is in roest gestorven, voering met een carrosserie de andere hebben altijd min van onbekende herkomst. of meer de aanschafwaarde Gekocht in 1964 voor 700 gehouden. Hij stopte met gulden, in 2006 ongerestau- het rijden in klassiekers toen reerd verkocht voor 30.000 zijn vrouw weer panne had euro. De nieuwe eigenaar in een Peugeot 404 waarvan bouwde een Veritas-carros- de hoofdremcilinder af en serie op het chassis. Zie op toe vastsloeg. Kwestie van internet kentekenregister een schroefje losdraaien en PP-05-26. Terug naar de showroom, langs al die glanzende schoonheden die in niets lijken op de door de windtunnel gedicteerde, uniforme jonge broertjes en zusjes waarvan kenners alleen aan de andere koplampen of bumpers nog verschillen zien. Hier geen gefotoshopte steriele playboy-modellen, maar echte auto’s, zonder airco, met raampjes die nog met een slinger open- en dichtgaan. Langs de receptiebalie – “Bob, mogen wij koffie? En ook een koekje?” – naar het open kantoor van Aaldering en zijn zoon Nick. “Hier is elke auto uniek, net als een schilderij. Elke auto heeft zijn eigen historie. Ook de prijs is daarmee uniek. Voor een BMW uit 2012 met x kilometers op de teller zijn richtlijnen. Hier niet, wij werken niet met een extra matje of een gratis trekhaak. Men kan ons wel duur vinden, maar de prijs is van ondergeschikt belang. De prijs vergeet je, de kwaliteit niet, dat is het verhaal. Een klant zal, als-ie kwaad over je wil spreken, zeggen dat het een waardeloze auto was. Maar als die auto goed is, is hij tevreden, en dan zal hij nooit zeggen dat de auto te duur was. Er zijn best mensen die zeggen: ‘Die vent heeft mooie auto’s maar hij is hartstikke duur.’ Dat vind ik een compliment. Wij leggen de lat hoog, daar selecteer je je publiek mee. Wie een gelukje wil zoeken, heeft het hier lastig. Elke auto wordt bij binnenkomst van top tot teen nagelopen, opgeknapt en gerestaureerd waar nodig, en voor-ie de deur uitgaat, zetten we nog een keer de puntjes op de i. Om zekerheid te bieden en om verborgen gebreken, want die kunnen er natuurlijk zijn bij oude auto’s, zoveel mogelijk uit te sluiten.” Aaldering onderscheidt twee soorten klanten. “Je hebt mensen die leuk willen rijden en de rijdende beleggers, oftewel de beleggende rijders. Die tweede categorie is in de meerderheid. Klassieke auto’s worden niet meer gemaakt, ze kunnen alleen maar in waarde stijgen. Van de Ferrari Lusso zijn er tweehonderd gebouwd, zo’n auto wordt alleen maar duurder. Misschien zullen over pakweg tien jaar de prijzen weer eens kristalliseren, maar minder worden doet het niet. Het blijven goede beleggingen, terwijl je geld op de bank alleen maar achteruit boert door de inflatie en de vermogensbelasting.” Zoon Nick stormt zuchtend binnen, een kop groter dan zijn vader. “Verdorie, ik stond zonder benzine en zonder telefoon. Dat benzinemetertje van die Jaguar doet het niet goed, dat blijft op halfvol staan.” Nico lacht: “Tja, Engels hè, Lucas (het Britse merk voor elektrische onderdelen – TvD), Prins der Duisternis: benzinepompen kapot, ontsteking gammel, de bedrading fikt er altijd uit. Voor de rest lopen ze prachtig, die Engelse langeslagmotoren. Tot midden jaren zeventig. Toen werd de slagzin ‘A masterpiece of British engineering’ vooral een hopeloos verhaal.” Nick (34) heeft de dagelijkse leiding en doet met twee assistenten vrijwel de hele verkoop. Nico: “Ik verkoop misschien nog hoogstens vijftien auto’s per jaar. Ik ben de algemene baas, en voor de rest ben ik de inkoper. Ik koop in Amerika en ik struin Europa af. Frankrijk, Italië, Duitsland, België en veel Zwitserland, daar zijn nog zoveel mooie auto’s. Nick heeft het vak eerst elders geleerd voor hij bij mij kwam werken. In het begin vond ik dat hij alles verkeerd deed, ik geloof dat een ouweheer dat altijd vindt van zijn zoon. Je ziet 84 5 oldtimers vaak dat het misgaat met vaders en zoons in de zaak. Het was voor mij moeilijk loslaten, maar de werkrelatie groeide en nu loopt alles op rolletjes en hebben we aan een half woord genoeg. Nick is inmiddels mede-eigenaar geworden.” Vader Aaldering is over heel veel zaken zeer opgetogen, maar zeker over zijn rol als inkoper. “Ik ben als een hond die snuffelend door de straten loopt, ik moet een beetje kunnen pionieren. Je komt zulke aardige, interessante mensen tegen, en je hebt door die auto’s direct een band. Je drinkt een glas wijn, je luncht met ze. Dat hoort bij het koopmanschap. Vroeger nog met een dikke sigaar, net als de boer die zijn koe aan de veekoopman heeft verkocht. Koop rond, borrel en een goede sigaar. En soms terugrijden met je aankoop. Een Aston Martin uit Rotterdam halen, heerlijk dagje. Een Ferrari uit Zwitserland, vliegen op Zürich, terug over de autobahn, de geur van olie en benzine, een leuk hotelletje. Ik maak er een feestje van.” De koffie en het koekje komen, binnen dwalen allerlei soorten bezoekers door de showroom, oudere echtparen, jonge jongens die de motoren bekijken, stelletjes, echtparen met kinderen die ook de TOY Gallery bezoeken, beheerd door de stichting Speelgoedmuseum Brummen. Uiteraard met veel Dinky Toys. In de lunchroom eten twee politieagenten en een brandweerman een broodje. Buiten gaat het regenen, het is nog vakantietijd. Aaldering roept: “Let op, straks loopt het hier vol. Als het slecht weer is, zeggen ze op de campings in de buurt: ‘Weet je wat, we gaan even bij The Gallery kijken.’ Dan is het hier de zoete inval.” Zelfs dat vindt Aaldering leuk. “Ik probeer het bewust laagdrempelig te houden. Het is goed publiek, ze zitten nergens aan of in, ze hebben ontzag voor die prachtige auto’s. Er zijn weleens van die dagen dat het te veel is, dat kun je niet tegenhouden. Dan denken sommige mensen dat het hier zoiets is als de Apenheul – rennende, spelende en huilende kinderen. Maar mensen die van mooie auto’s houden zijn hier welkom, ik ben zelf liefhebber, dit alles is geboren uit liefhebberij. Ik heb altijd mijn auto’s verkocht aan mensen die aardig waren. Als iemand onbeschoft was, verkocht ik hem geen auto, zo oncommercieel als de pest. Niet goed, mijn zoon straft me daarop af. Daarom vind ik die inkoop veel leuker. En als het echt te gek wordt met krijsende kinderen, vragen we vriendelijk of ze weer eens een deurtje verder gaan.” Aalderings voorkeur gaat vooral uit naar Italiaanse en Engelse auto’s. “Daar zie je stijl in terug. Ik vind zelf de Ferrari Lusso een van de allermooiste auto’s ooit gebouwd. En de Aston Martin DB5 en de Jaguar E-type. De Peugeot 404 cabriolet is ook wonderschoon, net als de 403 en de 504 trouwens. Meesterwerken van Pininfarina, Italiaans dus weer. Ik heb ze veel gehad, maar de laatste tien jaar is er weinig vraag meer naar. Duitsers maken heel goede producten, maar er zijn er zo veel Mercedessen en Porsches. Ik heb in een van mijn praatjes voor Autowereld eens gezegd dat ze in de Mercedes 190 SL beter een zescilinder hadden kunnen persen, want de viercilinder is niet vooruit te branden. Dan trap je de Mercedesliefhebbers op hun tenen, iedereen heeft immers een mening over auto’s. Autowereld kwam bij mij omdat het voor de redactie soms zo moeilijk was om een mooie klassieker te portretteren van 86 hp/de tijd 2014 nr. 10/11 ‘als mensen met een goed gevoel weggaan, heb je toch je doel bereikt?’ een particuliere eigenaar. Die wilde dan niet als het regende, laat staan als het sneeuwde of dat er iemand anders reed dan hijzelf. Daar deed ik niet moeilijk over, vandaar. Ik doe dat programma met veel plezier, het is leuk om elke week 200.000 kijkers enthousiast te maken voor mooie auto’s. Nee, niet al die kijkers zullen bij mij een auto kunnen kopen, het is een brede doelgroep, maar er zitten natuurlijk wel autoliefhebbers tussen, arm en rijk.” De showroom loopt voller. Het doet Aaldering plezier. Een dagje met Aaldering is plezier, Aaldering heeft altijd plezier. “Nu er e-mail is, krijg ik vaak een mailtje van kopers dat ze zo blij zijn met hun aanwinst. Vroeger moesten de mensen dan een brief schrijven of speciaal bellen, dat deed men minder, zo’n mailtje is toch makkelijker, en ik vind het prachtig. Of ze komen nog eens langs voor een dingetje of een praatje. Laatst nog een man, beetje mijn leeftijd, die een Triumph TR4 gekocht had. Mooie sportwagen, niet te gek duur. Hij had een rammeltje gehoord. Of we even konden kijken. We verhelpen dat rammeltje. Die man gaat weg en slaat mij op de schouder: ‘Goh Nico, ik ben toch zo blij met dat ding, ik geniet er zo van.’ Dat is toch leuk? Die man is intens gelukkig met zijn auto. Als mensen met een goed gevoel weggaan, heb je toch je doel bereikt? Het verrijkt je leven, je hebt een prettige dag.” Ten afscheid zegt hij: “Nog even stukje in een E-type cabriolet rijden? Deze moet nog gerestaureerd worden, dus neem hem maar even mee.” “Hou de choke een beetje open,” zegt de monteur, “dan loopt-ie lekkerder.” Inderdaad, in het lage toerengebied stottert-ie en willen de twaalf cilinders wat moeilijk op gang komen. Maar dan breekt het geweld onder die lange neus los. De raampjes beslaan, de kap tocht, regendruppels waaien naar binnen, maar wat een auto! “It’s a mans car,” zegt de Brit. Daarbij is mijn Multipla een doetje. Al heb ik airco en raampjes die elektrisch open en dicht kunnen./ 87
© Copyright 2024 ExpyDoc