NL ContiPressureCheck TM Aanvulling bij de installatieaanwijzing De hierna vermelde wijzigingen en aanvullingen zijn bestanddeel van de installatiehandleiding voor het CPC-systeem. Voeg deze pagina toe aan de installatiehandleiding om de actuele informatie beschikbaar te hebben. Wijziging pagina 31 ■■ De werkplek moet voldoende geventileerd zijn. ■■ De lichtomstandigheden op de werkplek moeten altijd voldoende zijn. ■■ De werkplek en de toegepaste apparatuur moeten in onberispelijke en schone hoedanigheid zijn. ■■ Alle toegepaste producten moeten conform de instructies opgeslagen worden. ■■ Gereedschap, reinigingsmiddelen en lijm moeten buiten het bereik van onbevoegden en kinderen bewaard worden. ■■ Bij de montage van de bandsensor moet beslist de speciale lijm CB 2250 gebruikt worden. Wijziging pagina 41 Activering bandsensor voor de bandmontage Voordat de band op de velg gemonteerd wordt, is een functiecontrole van de bandsensor vereist. Op het handleesapparaat het menupunt „Sensor activeren“ oproepen en met „OK“ bevestigen. Handleesapparaat in de band direct aan de bandsensor houden. Het handleesapparaat voert de activering uit. De band kan gemonteerd worden als na de procedure de weergegeven status "geactiveerd (MP)" is en als er afgezien van de vermeldingen over ID, DRUK, TEMP (temperatuur) en STATUS geen verdere meldingen weergegeven worden. Als er verdere meldingen weergegeven worden moet de bandsensor vervangen en opnieuw geactiveerd worden. Toelichtingen bij deze verdere meldingen staan in het aparte handboek voor het handleesapparaat. www.contipressurecheck.com 5.6 17526480000 ■■ De montage mag alleen door hiervoor gekwalificeerd personeel uitgevoerd worden. ADD_IA_CPC_0313_A1_NL 5.4.1 Principiële veiligheidsinstructies: Wijziging pagina 46 5.11.3 Montageplaats bij de bus Bij de bus is altijd een extra ontvanger vereist. De centrale regeleenheid en de extra ontvanger bij voorkeur aan het chassis monteren. Indien dat niet mogelijk is, kunnen beide componenten in de bagageruimte gemonteerd worden. Beide componenten mogen niet door metalen wanden t.o.v. de bandsensoren afgeschermd worden. ■■ De centrale regeleenheid zo dicht mogelijk in de buurt van de vooras aanbrengen. ■■ De extra ontvanger zo dicht mogelijk in de buurt van de achteras/-sen aanbrengen. Wijziging pagina 48 5.12.2 Montage van de slagbescherming op de extra ontvanger Nadat kabelboom D met de extra ontvanger is verbonden (zie hoofdstuk 5.13 Montage van de kabelboom van de centrale regeleenheid naar de extra ontvanger) moet de slagbescherming gemonteerd worden. De slagbescherming over de extra bescherming schuiven en in de houder vastzetten. De 4 haken in de betreffende openingen aan de houder doen en de slagbescherming zo tegen de houder aan drukken dat alle 4 haken vastklikken. De slagbescherming bovendien als afgebeeld met twee kabelbinders (niet in de leveringsomvang inbegrepen) beveiligen. AANWIJZING Als de slagbescherming niet gebruikt wordt, ►►mag het ContiPressureCheck-System niet voor het transport van gevaarlijke goederen gebruikt worden (zie hoofdstuk 14.3 ADR). ►►kunnen er beschadigingen van de extra ontvanger optreden. ►►beperkt het bereik van de extra ontvanger. Wijziging pagina 53 Kabelboom A vanaf de zekeringenkast naar kabel B en C leggen. De geïntegreerde zekering blijft in de kabelboom. Let op Kans op kortsluiting! Door ontbrekende beveiliging kans op kortsluiting. ►►Voedingsleiding A niet aan de zekeringenkant inkorten. De kabelbomen B en C tot de noodzakelijke lengte inkorten indien nodig. AANWIJZING ►►De ribbelbuis aan de kabelboom als hiernaast afgebeeld altijd in het "berg"gedeelte en niet in het "dal"-gedeelte inkorten. Anders is er kans dat de intern geleide kabels tijdens de werking aan de "dal"-rand doorgeschuurd raken. Eerst de twee CAN aansluitingen (bruin/wit) van de kabelboom C van de centrale regeleenheid van platte stekkerhulzen voorzien en het stekkerhuis monteren. De poolverbinding van de aderen als hierna aangegeven uitvoeren. De inkeping (zie pijl links) dient als beveiliging van de poolverbinding. (De kabelschoenen en de stekkerhuizen zijn in de montageset inbegrepen) Vervolgens de displaykabelboom B van platte stekkers voorzien en het stekkerhuis monteren. De poolverbinding van stekker en bus moeten overeenstemmen. De nok (zie pijl links) dient als beveiliging van de poolverbinding. De leidingen... Wijziging pagina 64 De tak F van de centrale regeleenheid aan de aanwezige kabelboom naar de verdeeldoos resp. naar de spanningsvoorziening van het voertuig leggen en met kabelbinders losjes beveiligen. Een geschikte kabeldoorvoer in de verdeeldoos zoeken en de kabel hierdoor leggen. Tak F indien nodig tot de noodzakelijke lengte inkorten. AANWIJZING ►►De ribbelbuis aan de kabelboom als hiernaast afgebeeld altijd in het "berg"gedeelte en niet in het "dal"-gedeelte inkorten. Anders is er kans dat de intern geleide kabels tijdens de werking aan de "dal"-rand doorgeschuurd raken. In de verdeeldoos... Wijziging pagina 76 Status informatie DisplayERROR Foutcode 1006 1007 Opmerking Mogelijke foutoorzaak De foutDisplay defect. meldingen worden onafhankelijk van de ingestelde taal op het display alleen in het Engels weergegeven. Handelings instructie Handleesapparaat op display aansluiten, foutcodes van centrale regeleenheid uitlezen. Instructies op het handleesapparaat opvolgen. Aanvulling pagina 49, 50, 64 Nadat de kabelboom gemonteerd is wordt er geadviseerd om de ribbelbuis aan de ingang voor de afdekking van de stekker met een extra kabelbinder (zie pijl) vast te zetten zodat de ribbelbuis bij ongunstige bedrijfsomstandigheden niet van de stekkerafdekking los kan raken.
© Copyright 2024 ExpyDoc