School Ondersteunings Profiel Basisschool de Kleine Prins Ede SOP KP’14 CH 1 Inhoudsopgave 01 Inleiding 02 02 Algemene gegevens 03 02.1 02.2 02.3 02.4 02.5 02.6 Contactgegevens Algemene gegevens Onderwijsvisie en missie van de Kleine Prins Schoolconcept en schoolorganisatie De leerlingen Het team 03 03 04 05 09 10 03 Basisondersteuning 11 03.1 03.2 03.3 03.4 03.5 Basiskwaliteit Preventief en handelingsgericht werken Licht curatieve interventies Ondersteuningsstructuur Samenwerking met externe partners 12 13 15 17 19 04 Extra ondersteuning 21 05 Ambities en professionalisering 23 06 Lijst van afkortingen 26 " De Kleine Prins blijft zich verbazen over wat hij in de wereld aantreft tijdens zijn reis. " (citaat: "le petit prince", Antoine de Saint-Exupéry) In de week van passend onderwijs vroegen we op de Kleine Prins kinderen en collega’s om input te geven voor dit SOP. Als metafoor voor passend onderwijs gebruikten we diverse paren schoenen. Met glimmers, clownsschoenen, reuzenschoenen en te kleine schoenen. W aar zijn ze tevreden over, wat kan er nog anders of beter? SOP KP’14 CH 2 01 Inleiding Op 1 Augustus 2014 is het zover, de startdatum voor de invoering van Passend Onderwijs. Passend Onderwijs is een gezamenlijk streven om elk kind het onderwijs te bieden dat hem of haar helpt “er uit te halen wat erin zit”. Omdat alle leerlingen per definitie verschillend zijn, dienen we uit te gaan van de verschillen tussen de leerlingen. Uitgaan van verschillen is niet eenvoudig. Al jaren proberen we in volle overtuiging leerlingen te helpen zich optimaal te ontwikkelen. Passend onderwijs is voor ons; het optimaliseren en perfectioneren van de ondersteuningsstructuur op de Kleine Prins. Een ondersteuningsstructuur waar we voortdurend samen aan werken om zo goed mogelijk aan te kunnen sluiten bij de onderwijs- en zorgbehoeften van onze kinderen. Een ondersteuningsstructuur waarmee we onze kinderen een goede basis geven voor hun verdere ontwikkeling. Het team van de Kleine Prins wil Passend Onderwijs graag effectief en doelmatig vorm geven om daarmee een ondersteuningsstructuur neer te zetten waar we trots op kunnen zijn en blijven! Dit School Ondersteunings Profiel (SOP) is een document waarin wij een omschrijving geven van de onderwijs- zorgondersteuning welke de Kleine Prins nu biedt. Het school ondersteuningsprofiel is een groeidocument dat steeds opnieuw bekeken zal moeten worden en waar nodig aangepast. Als school blijven we ons ontwikkelen en professionaliseren. Er zullen elk jaar nieuwe ambities zijn welke we willen verwezenlijken om onze kinderen verder te kunnen helpen en te groeien als organisatie. Het betreft hier ambities welke we beschrijven ten aanzien van onze basis- of extra ondersteuning maar ook ambities ten aanzien van schoolontwikkeling en onze visie op onderwijs. Het schoolondersteuningsprofiel speelt een belangrijke rol bij de toelating van leerlingen met extra onderwijsbehoeften. Het geeft ouders en andere scholen binnen onze regio aan of een kind met speciale ondersteuningsbehoefte geplaatst kan worden op de Kleine Prins. Iedere school behoort tot een samenwerkingsverband en is verplicht een ondersteuningsprofiel op te stellen. De ondersteuningsprofielen van de scholen binnen het samenwerkingsverband, vormen een dekkend aanbod voor alle leerlingen uit de regio. De Kleine Prins heeft zich met alle andere scholen uit de regio verenigd in een Samenwerkingsverband (SWV) Passend Onderwijs. Het samenwerkingsverband valt onder de naam ‘Rijn en Gelderse Vallei’. Dit samenwerkingsverband heeft een OndersteuningsPlan (OP) opgesteld. Het Ondersteuningsplan beschrijft hoe het samenwerkings-verband als geheel ‘passend onderwijs’ kan bieden aan alle kinderen binnen de totale regio, zo thuisnabij mogelijk. Lukt thuisnabij niet, dan op een (speciale) school die dit wel kan bieden wat verder weg. Nadere informatie hierover is te vinden op de website www.swvrijnengeldersevallei.nl De medezeggenschapsraad is betrokken bij het vaststellen van dit SOP en heeft adviesrecht met betrekking tot toekomstige wijzigingen. De kinderen en collega’s hebben input gegeven betreffende basisondersteuning, curatieve interventies, onderwijsbehoeften en ondersteuningsstructuur. Daarmee wordt dit SOP breed gedragen. Team de Kleine Prins SOP KP’14 CH 3 02 Algemene gegevens 02.1 Contactgegevens Jenaplan basisschool ' de Kleine Prins’ Balgzand 4 6718 MJ Ede Schoolwebsite: E-mailadres: www.kleineprins-skovv.nl [email protected] De Kleine Prins is als locatie verbonden met de Koning Davidschool, Ceelman van Ommerenweg 5, 6711 JD, Ede, 0318-616098. 02.2 Algemene gegevens De Kleine Prins is een katholieke Jenaplanschool met een op de Jenaplanbasisprincipes gestoelde missie en visie. De school maakt, sinds de ontvlechting van de hoofdlocatie, een enorme ontwikkeling door en maakt heel bewuste keuzes gericht op onderwijsinrichting, onderwijsaanbod, leertijd en profilering. Schoolgids De Kleine Prins heeft een de schoolgids opgesteld. In de schoolgids staan onze missie en visie beschreven en de manier waarop wij ons onderwijs vormgeven. Praktische informatie Als bijlage bij de schoolgids verspreiden we een pakketje met ‘praktische informatie’ onder onze ouders. Dit pakketje bevat jaarlijks wisselende informatie betreffende de school. De twee documenten geven een beeld van onze manier van werken en vormen een praktische informatiebron voor ouders/verzorgers en andere belangstellenden. De schoolgids en de parktische informatie zijn te downloaden via de schoolwebsite www.kleineprins-skovv.nl. Schoolwebsite Op de website van de school is veel informatie te vinden. Het betreft hier de schoolgids, beleid, informatie, foto’s en wetenswaardigheden. School(jaar)plan In het schoolplan van de Kleine Prins zijn onze strategische visie en de beleidskeuzen op hoofdlijnen vastgelegd. Dit schoolplan is vastgesteld voor een periode van vier jaar, 2011 – 2015. Het bevat onder meer een beschrijving van het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Dit schoolplan is op te vragen bij de directie. Strategisch beleidsplan De Kleine Prins is onderdeel van de Stichting Katholiek Onderwijs Veluwe Vallei (SKOVV). Deze stichting heeft een strategisch beleidsplan opgesteld. Dit strategisch beleidsplan is het kader voor de ontwikkelingsrichting van SKOVV voor de schooljaren 2011 t/m 2015. Dit strategisch beleidsplan is op te vragen bij de directie. Page Maandelijks verschijnt de schoolnieuwsbrief 'de Page'. Middels de nieuwsbrief nemen we onze ouders/verzorgers mee in onze ontwikkeling. De locatieleider begint de nieuwsbrief met een persoonlijk bericht richting de lezers waarin zij aangeeft waar aan gewerkt wordt in de groepen en binnen de school als geheel. SOP KP’14 CH 4 Inspectierapport d.d. 24/05/2013 Uit dit rapport blijkt dat de kwaliteit van het onderwijs op de Kleine Prins op orde is. De inspectie heeft verder geconstateerd, dat alle wet- en regelgeving nageleefd werd. De aandachtspunten die er waren, hebben we verwerkt in ons jaarplan en komen deels terug in dit SOP. 02.3 Onderwijsvisie en missie van de Kleine Prins De Kleine Prins is een Jenaplanschool. De visie van de Kleine Prins en het Jenaplan sluit naadloos aan bij de doelstellingen van Passend Onderwijs. We streven er naar om kinderen aan te spreken op hun individuele niveau binnen de mogelijkheden en beperkingen die we daarin hebben. Eén van de hoofddoelstellingen van Passend Onderwijs is om het onderwijs van leerlingen zo effectief mogelijk af te stemmen op de didactische en lichamelijke mogelijkheden van de leerlingen. Binnen het Jenaplanonderwijs wordt uitgegaan van het principe: “Ieder kind is uniek” Onze missie die daar volgens ons volledig bij aansluit is: 'Elk kind heeft kwaliteiten welke we willen benutten en tekortkomingen waar we als team samen met het kind en ouders aan willen werken. We gaan hierbij uit van het kind, in overleg en samenwerking met alle rondom het kind betrokkenen. Samen met ouders, teamleden en hulpverleners, streven we hetzelfde doel na. Het bieden van een veilige basis van waaruit we samen kunnen werken aan de optimale ontwikkeling van het kind. Om inhoud te geven aan dit voor de Kleine Prins belangrijke principe hebben we omschreven wat dit voor ons betekent. Dit dragen wij dagelijks uit op school en vormt voor ons de basis om het onderwijs vorm te geven. Enkel wanneer een mens zich prettig voelt komt het tot bloei en dus tot leren! Ook de missie van ons bestuur, Stichting Katholiek Onderwijs Veluwe Vallei, sluit aan bij de doelstellingen welke de Kleine Prins en Passend Onderwijs nastreven. De Stichting Katholiek Onderwijs Veluwe Vallei wil staan voor kwalitatief goed onderwijs passend bij elk kind, geïnspireerd vanuit de katholieke identiteit. Uiteraard onderschrijft de Kleine Prins de visie van SKOVV volledig en geven we intern invulling aan deze bovenschoolse visie. Op school zijn protocollen aanwezig om het veiligheidsbeleid invulling te geven. Aanwezige protocollen zijn: - Pestprotocol. - Protocol ontoelaatbaar gedrag. - Gedragscode gebruik sociale media. - Protocol huiselijk geweld en kindermishandeling. - Klachtenregeling (deze is opgenomen in de schoolgids). ‘Alleen kinderen weten wat zij zoeken’ (Citaat uit: De Kleine Prins, Antoine de Saint-Exupéry) SOP KP’14 CH 5 02.4 Schoolconcept en schoolorganisatie 'Ieder kind is uniek, er is er maar een zoals jij!' Leerstofaanbod Het leerstofaanbod stelt onze leerlingen in staat zich optimaal te ontwikkelen en voor te bereiden op het vervolgonderwijs, de maatschappij en het sociale netwerk. De school voorziet in een breed aanbod, gericht op verwerving van kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen. Daarnaast proberen we de natuurlijke motivatie om te ontdekken en te leren te stimuleren, door met de leerstof aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen en in te gaan op signalen welke kinderen afgeven. Zowel in woord, gedrag als in vorderingen en opbrengsten. Waar leerstof achterhaald of niet toereikend is zoeken we naar vervangende leerstof, materialen en onderwijsaanbod. De individuele ontwikkeling van de kinderen wordt gevolgd door middel van observaties, toetsen (methode gebonden en niet-methode gebonden) en gesprekken. Dit alles wordt bijgehouden binnen ons leerlingvolgsysteem. De kerndoelen en de eindtermen voor het basisonderwijs zijn daarbij voor ons richtinggevend. We maken gebruik van het leerlingvolgsysteem en van Cito. Een goede overdracht richting het voortgezet onderwijs is hierdoor gewaarborgd. Alle gegevens worden opgeslagen binnen ons administratiesysteem Parnassys. Wij werken op school met actuele methoden aansluitend op de geldende kerndoelen. Tevens zetten we concreet materiaal in om de doelen te verwezenlijken en het ervaringsgericht ontdekkend leren te stimuleren. Voor het leerstofaanbod geldt dat de leerlijnen, doelen en leerstofopbouw zijn uitgewerkt in de bij de methoden behorende handleidingen en in het schoolbeleid per vakgebied. Leertijd Om zo effectief mogelijk met onze tijd om te gaan, zijn er op de Kleine Prins afspraken gemaakt met betrekking tot de invulling van het lesrooster. Per schooljaar en na de toetsperioden in oktober, januari en juni wordt bekeken of er wijzigingen noodzakelijk zijn. Hierbij maken we groeps-, bouw- of schoolspecifieke keuzes. Gedurende de ochtenduren wordt gewerkt aan de kernvakken taal, lezen, rekenen en spelling. Gedurende de middag spreken we de overige vak- en vormingsgebieden aan waarbij wereldoriëntatie en creatieve vorming een belangrijke plek innemen. Pedagogisch klimaat en schoolklimaat Het pedagogisch klimaat van de Kleine Prins kenmerkt zich door een open goede sfeer op school. Kinderen, teamleden en ouders kennen elkaar en helpen elkaar. Bij de bouw van onze school is rekening gehouden met transparantie, zo werken we met open deuren en zijn alle lokalen voorzien van veel glas waardoor er verbinding blijft tussen de groepen, het werken op de leerpleinen en in de hal. De groepen zijn met elkaar verbonden door middel van keukensluisjes waardoor collega’s bij elkaar binnenlopen. Wij vragen de ouders hun kinderen ’s ochtends binnen te brengen naar hun groep en op de kinderen te wachten in de hal van de school. Zo ontstaat er een verbinding tussen ouders onderling en ouders en school. De locatieleider is bij de start en afsluiting van de dag zoveel mogelijk zichtbaar aanwezig voor de ouders om als direct aanspreekpunt te kunnen dienen. Ons pedagogisch klimaat kenmerkt zich door duidelijke afspraken binnen de school en de groepen, het werken met een gedragscode welke gericht is op signaleren en preventief insteken bij problematiek binnen de groepen en veel persoonlijke aandacht voor de leerlingen vanuit de Jenaplan kernwaarden. Deze openheid kunt u ervaren doordat wij: respect tonen voor het eigene van elk persoon: kind, collega, ouder leren door en met elkaar in de vorm van gesprek, werk, spel en viering werken aan planning en eigen verantwoordelijkheid elkaar stimuleren om zo goed mogelijk te kunnen presteren de openheid naar kinderen tonen, waarbij normen en waarden als respect aan bod komen de openheid naar ouders; wij gaan graag met ouders in gesprek over ons onderwijs en/of over het kind en hebben ouders/verzorgers nodig om onze uitgangspunten en idealen mede vorm te geven. de openheid van stamgroepleiders onderling; van elkaar leren is een waardevolle manier van leren (collegiale consultatie). 6 SOP KP’14 CH ‘Ik zal je voetstappen herkennen, die van alle anderen verschillen’ (Citaat uit: De Kleine Prins, Antoine de Saint-Exupéry) Op onze school gaan we uit van het principe dat ieder kind uniek is. Dit betekent dat elk kind de mogelijkheid moet krijgen zich te ontwikkelen op een manier welke bij hem of haar past. Daarbij geven we hen een stuk vrijheid in gebondenheid. Wij leren onze kinderen om onderlinge verschillen te respecteren en tonen hen hierin een voorbeeld. De kinderen merken dat ze uniek mogen zijn doordat zij worden versterkt in wat zij goed kunnen en worden geholpen op de punten waar zij dat nodig hebben. Binnen onze school is ruimte voor kinderen met een verschillende culturele achtergrond. We hanteren een duidelijke doorgaande lijn qua manier van werken en omgaan met elkaar van groep 1 tot en met groep 8. Binnen kaders van op elkaar afgestemde regels, protocollen, methodieken en afspraken, geldend voor kinderen, leerkrachten en ouders. Didactische uitgangspunten Wij werken op de Kleine Prins vanuit de kwaliteitskenmerken van het Jenaplan. Deze kwaliteitskenmerken richten zich op mens, samenleving en school. De kwaliteitskenmerken op een rij: Ervaringsgericht Dit betekent: kinderen laten ervaren en gebruik maken van ervaringen van kinderen Ontwikkelingsgericht Dit betekent: Kinderen stimuleren om te presteren Wereldoriënterend Dit betekent: leren leven door gesprek, spel, werk en viering (hart en doel van de school) Coöperatief Dit betekent: kinderen, ouders en stamgroepleiders, vormen SAMEN een leef-werkgemeenschap. Kritisch Dit betekent: dat we goed nadenken over dingen: een kritische constructieve instelling. Zinzoekend Dit betekent: dat we nadenken over de zin van ons bestaan en dat dit invloed heeft op ons handelen. (Meer informatie betreffende onze manier van werken en de kwaliteitskenmerken kunt u vinden in de schoolgids) Communicatie met ouders De betrokkenheid van de ouders van de Kleine Prins is groot. Niet alleen t.a.v. het eigen kind, maar ook voor alle activiteiten in en rond de school. Als Jenaplanschool doen wij een extra beroep op onze ouders. Zonder de betrokkenheid van onze ouders/verzorgers zou een deel van ons onderwijsprogramma niet uitgevoerd kunnen worden zoals wij dat voor ogen hebben. Bovendien gebruiken we de samenwerking met ouders om ons als school te verbeteren en een compact netwerk rondom de kinderen te sluiten. Schematisch vindt u het belang van de goede relatie tussen school en ouders terug in onderstaande driehoek. Als de basis van de driehoek goed is, komt dit ten goede aan het kind. SOP KP’14 CH 7 Communicatie tussen school en ouders/verzorgers is van groot belang om deze basis goed te houden. Ouders/verzorgers mogen van school verwachten dat de school er alles aan doet om hen op de hoogte te houden aangaande de ontwikkeling van hun kind en de ontwikkeling van de school. Het team verwacht van ouders dat zij, als er vragen of opmerkingen zijn, over de lage drempel stappen en de vraag stellen. 02.5 De leerlingen Algemeen Op 1 oktober 2014 telt de Kleine Prins 127 leerlingen. Deze leerlingen zijn verdeeld over 5 stamgroepen. Deze groepen zijn heterogeen van samenstelling. Vanuit de Jenaplangedachte werken wij uitsluitend met combinatiegroepen, bij ons stamgroepen genaamd. Deze stamgroepen beslaan 2 leerjaren. De leerlingen van de Kleine Prins komen voornamelijk uit de wijk waar de school is gevestigd maar ook uit andere in de nabijheid van de school gelegen wijken, te weten Veldhuizen en het centrum van Ede. Onze leerling-populatie kenmerkt zich door een groeiende diversiteit. We hebben leerlingen uit alle sociale lagen van de bevolking. De populatie van onze school durven we een mooie afspiegeling van de samenleving te noemen. Uitstroom De leerlingen van de Kleine Prins stromen uit naar alle vormen en niveaus van vervolgonderwijs. In de schoolgids staat in tabelvorm vermeld hoe de uitstroom van onze leerlingen de afgelopen jaren is geweest. 02.6 Het team Samenstelling van het team Het team bestaat uit één locatieleider (4 dagen per week) , één intern begeleider (2 dagen per week) en zeven teamleden. Het team van de Kleine Prins is te beschrijven als een betrokken gedreven team. Het stelt zich kritisch op ten opzichte van elkaar, de leeropbrengsten en werken aan een continue verbetering en afstemming van het onderwijsleerproces in de groepen. De school werkt met gedeeld leiderschap om dichtbij de kinderen te blijven. Daarom is er vanuit het team een stuurgroep geformeerd bestaande uit de locatieleider, de intern begeleider en twee leerkrachten. De stuurgroep bewaakt het leerproces en de uitgezette koers, zet lijnen uit in de bouwen en draagt zorg voor de afstemming tussen de groepen onderling. Teamscholing tijdens studiedagen is verplicht voor alle collega's en gericht op kwaliteitsverbetering en schoolontwikkeling. Individueel beschikken alle teamleden over een Persoonlijk Ontwikkel Plan dat door de locatieleider gemonitord wordt. Binnen het team is op diverse gebieden extra expertise aanwezig. Te weten; Intern begeleider verantwoordelijk voor de totale leerlingenzorg binnen de school. Vertrouwens contactpersoon heeft kennis van procedures, doorverwijzing naar hulpverlening wanneer welbevinden en/ of veiligheid van leerlingen, gezinnen of collega's in gevaar dreigen te komen. Kindercoach heeft meer kennis dan gemiddeld over wat te doen wanneer kinderen niet lekker in hun vel zitten en het leren en de ontwikkeling belemmerd worden. Leescoordinator Bewaakt processen binnen de school m.b.t. het leesonderwijs. Rekencoordinator Bewaakt processen rekenonderwijs. SOP KP’14 CH 8 binnen de school m.b.t. het ICT- coordinator Ondersteunt, adviseert en geeft vorm aan processen m.b.t. in- en uitvoering aan ict gerelateerd beleid ICT-er Ondersteunt collega's in hun dagelijkse praktijk bij de inzet van ict in de groepen. 03 Basisondersteuning Scholen richten zich in eerste instantie op basisondersteuning. Dit omvat alle preventieve en licht curatieve acties die een basisschool planmatig inzet voor een kind, zo nodig met inzet van externe deskundigen/ ketenpartners van de school. Het samenwerkingsverband onderscheidt vier pijlers: basiskwaliteit preventief en handelingsgericht werken licht curatieve interventies de intern begeleider als spil in de ondersteuningsstructuur op school De Kleine Prins is door haar concept een voorloper op het gebied van het organiseren en uitvoeren van instructies in niveaugroepen. We werken volgens het IGDI-model (IGDI staat voor: Interactief Gedifferentieerd model voor Directe Instructie en voegt nadrukkelijk de elementen ‘interactie’ en ‘differentiatie’ toe als vaste elementen in de dagelijkse instructie). Op de Kleine Prins wordt gewerkt in stamgroepen bestaande uit 2 leerjaren. De instructies van de hoofdvakken rekenen, spelling en lezen worden aangeboden per leerjaar. Daarbij hanteren we een standaard indeling in de subgroepen basis, meer en weer. De basisgroep beslaat het deel van de groep die voldoende heeft aan de basis leerstof die geboden wordt binnen de methode. De weergroep bestaat uit kinderen die behoefte hebben aan extra in-oefening, herhaling of ondersteuning van concreet materiaal of het eventueel kennis maken met andere leerstrategieën. De meergroep bestaat uit kinderen die de leerstof beheersen en een stapje verder kunnen.. Het Jenaplanconcept maakt dat we de groep zien als een leef- en leergemeenschap. Dit betekent dat we de kinderen plaatsen in heterogene groepen waarin zij allen een keer de oudste of de jongste zijn en de daarbij behorende verantwoordelijkheden ervaren en leren dragen. De kinderen leren elkaar om elkaar hulp te geven en om hulp te vragen. Ze zijn daardoor niet slechts afhankelijk van de leerkracht. Binnen de groep en de school als geheel realiseren we daardoor een sfeer van coöperatie. We besteden binnen de school dan ook veel aandacht aan het aanleren van samenwerkingsvaardigheden. Een aantal keren per jaar wordt er groepsdoorbroken gewerkt. Kinderen van de bovenbouw helpen en werken samen met de kleuters of kinderen van groep 3-6. We leren de kinderen werken onder eigen verantwoordelijkheid. We werken met dag-/ weektaken waardoor de kinderen al van jongs af aan leren plannen, uitvoeren, evalueren, inoefenen, volharden en kwaliteitsbesef leren ontwikkelen. Dit doen we door met de kinderen in gesprek te gaan over hun werk, hen zelf te laten formuleren wat zij nodig hebben en waar zij aan willen gaan werken om zichzelf te verbeteren en te ontwikkelen. We nemen de kinderen serieus door hen te laten ervaren dat zij er toe doen binnen de school als leef- en leergemeenschap. Binnen ons concept neemt het gesprek met en tussen kinderen of tussen het kind en de leerkracht een belangrijke plaats in. We leren de kinderen samen overleggen en beslissen, ervaringen bespreken (delen en verdiepen), het vormen van een eigen mening/ groepsmening, het ontwikkelen van een positief zelfbeeld en het kritisch te zijn en te genieten van de inbreng van anderen. Dit gebeurt door verschillende vormen van gesprek gedurende een lesweek te faciliteren zowel een-op-een als groepsgesprekken. SOP KP’14 CH 9 03.1 Basiskwaliteit De kwaliteit van het onderwijs op de Kleine Prins zal eens in de vier jaar getoetst worden door de inspectie van het onderwijs. Het schoolondersteuningsprofiel is hier een onderdeel van. Bij deze toetsing zullen een aantal relevante indicatoren uit het toezichtkader gehanteerd worden. Het samenwerkingsverband heeft een aantal indicatoren uit het toezichtkader van inspectie geselecteerd die te maken hebben met de kwaliteit op school t.a.v. pedagogiek, didactiek, klassenmanagement en leerlingenzorg. Om de vraag “Waar staat de school nu?” als het gaat om de basiskwaliteit, heeft de Kleine Prins een nulmeting uitgevoerd. De teamleden en leerlingen zijn hierbij betrokken door hen een aantal stellingen voor te leggen waarop zij mochten reageren. Vanuit het ouderplatform is tevens een aantal aandachtspunten voor de school benoemd. 03.2 Preventief en handelingsgericht werken Het Samenwerkingsverband Rijn & Gelderse Vallei werkt m.b.t. het preventief en handelingsgericht werken (HGW) volgens de 7 uitgangspunten van N. Pameijer: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Onderwijsbehoeften staan centraal. Door te kijken naar handelen in de groep, betrokkenheid tijdens instructies en tussentijdse resultaten op leergebied en op het gebied van welbevinden, probeert de leerkracht vroegtijdig leerlingen te signaleren die extra of andere aandacht nodig hebben. Wij richten ons met de zorg in de groep dan ook niet enkel op de uitvallers. Het gaat om afstemming en wisselwerking. We kijken naar ‘DIT kind in DEZE groep bij DEZE leerkracht in DEZE school met DEZE ouders’. Al die factoren hebben invloed op elkaar. Door rekening te houden met die invloed, kunnen we des te beter afstemmen. Het gesprek vormt daarbij ons belangrijkste hulpmiddel. De stamgroepleider doet ertoe. Stamgroepleiders hebben de regie in hun klas. Waar zij twijfelen of tekortkomingen hebben kunnen zij hulp vragen aan elkaar en de schoolleiding. Collegiale consultatie, met en van elkaar leren, zijn bij ons gemeengoed. We willen gebruik maken van elkaars kwaliteiten en deze uitbouwen. Scholing wordt dan ook gestimuleerd. Positieve aspecten zijn van groot belang. Door op positieve aspecten van zowel kind, ouders als leerkracht te letten, meer nog dan wat niet goed gaat, blijkt dat meer successen geboekt worden. We werken constructief samen. Ouders zijn een belangrijke partner. Kritisch zijn ten opzichte van elkaar, samenwerken, respect en vertrouwen zijn voor ons erg belangrijk. Kinderen voelen dit als krachtig, veilig en sluitend netwerk. We spreken dezelfde taal. Ons handelen is doelgericht. Als team weten we wat kinderen gemiddeld moeten kennen en kunnen aan het einde van een schooljaar of aan het einde van de basisschool. Toch zijn er verschillen. We brengen in kaart wat er voor elk kind het hoogst haalbaar is, daar werken we naartoe. De werkwijze is systematisch en transparant. We maken gebruik van heldere planningen en protocollen. Een planning handelingsgericht werken met daarin alle toets-, verslag- en gespreksmomenten. Een jaaroverzicht met alle bijzonderheden voor het hele schooljaar en een 'vierbord' in de teamkamer waar resultaten in beeld worden gebracht en gevierd door het team. Deze planningen en protocollen zijn op te vragen bij de directie. Binnen SKOVV, onze overkoepelende stichting voor katholieke scholen, werken we opbrengstgericht (OGW). Concreet houdt dit in, dat we bij elk kind streven naar optimale opbrengsten, dus passend bij de mogelijkheden van het kind. Daarbij hebben we hoge verwachtingen van de unieke mogelijkheden van ieder kind. SOP KP’14 CH 10 1 stap verder met 1-zorgroute De 1-zorgroute is een aantal jaren geleden ingezet en inmiddels uitgebreid tot ‘1 stap verder met 1-zorgroute’, kortweg ‘1 stap verder…’. Dat maakt HGW efficiënter dan de oorspronkelijke 1zorgroute en combineert HGW met OGW. We zijn tevreden over de mate waarin HGW in onze school terugkomt. 1 stap verder met 1 zorgroute ziet er op de Kleine Prins als volgt uit: Waarnemen: Leerkrachten kijken goed naar hun kinderen en kijken halfjaarlijks naar drie punten: 1. vaardigheidsgroei: gaat dit kind voldoende vooruit t.o.v. een vorige meting? 2. leerstofbeheersing: wordt de aangeboden leerstof goed genoeg beheerst om door te kunnen naar de vervolgleerstof? 3. gedijen: zit een kind goed in zijn vel (welbevinden) en is hij of zij betrokken bij hetgeen er in de klas gebeurt? Als alle drie deze items positief zijn, is er sprake van ‘respons op instructie’ en kan de leerling verder in meestal het arrangement waar hij al in zat (zie ook plannen). Als één van de punten negatief is, gaan we over naar begrijpen. Begrijpen: Eén of meer punten waren negatief, dus dit kind heeft specifieke onderwijsbehoeften, waar we nog niet aan tegemoet kwamen. Daarom gaan we voor die kinderen onderwijsbehoeften benoemen. De leerkracht houdt zich dan ook bezig met de vraag: Hoe kan ik beter afstemmen op wat dit kind nodig heeft om deze doelen te bereiken? Plannen: Als we de onderwijsbehoeften van alle leerlingen helder hebben, stelt de leerkracht per vakgebied een groepsplan op. In dit groepsplan worden de leerlingen ingedeeld in drie genoemde niveaugroepenbasis-meer-weer. Incidenteel zijn er kinderen, die buiten de meergroep of de weergroep vallen. Dat kan zowel aan de verdiepte kant als aan de intensief-kant zijn. Hiervoor is maatwerk noodzakelijk. Belangrijk is, dat dat wat in de plannen komt, uitvoerbaar moet zijn voor de leerkracht in de klas. Realiseren: Na het plannen wordt het plan een half jaar lang ten uitvoer gebracht. Tussentijds kan er nog geschoven worden, want een groepsplan blijft altijd flexibel. De weekplanningen worden afgestemd op wat in het groepsplan staat beschreven. SOP KP’14 CH 11 03.3 Licht curatieve interventies Licht curatieve interventies omvat alle maatregelen, afspraken en activiteiten, die we uitvoeren binnen de basisondersteuning om tijdig leer-, opgroei- en opvoedproblemen te signaleren en hier actie op te ondernemen. Ons samenwerkingsverband verstaat hieronder: 1. Onderwijsprogramma's en leerlijnen die zijn afgestemd op leerlingen met een meer of minder dan gemiddelde intelligentie; 2. Een aanbod voor leerlingen met dyslexie en dyscalculie (conform de protocollen); 3. Fysieke toegankelijkheid van schoolgebouwen, aangepaste werk- en instructieruimtes en de beschikbaarheid van hulpmiddelen voor leerlingen die dit nodig hebben; 4. (Ortho)pedagogische en/of orthodidactische programma's en methodieken die gericht zijn op sociale veiligheid en het voorkomen en aanpakken van gedragsproblemen; 5. Een protocol voor medische handelingen; 6. Een overzicht van de curatieve zorg en ondersteuning die de school samen met ketenpartners kan bieden. Op de Kleine Prins bieden we een aantal lichte curatieve interventies. Deze lichte curatieve interventies worden hieronder puntsgewijs beschreven. Dyslexieprotocol Dit is het School Protocol voor leesproblemen en Dyslexie van de Kleine Prins, ook wel kortweg Dyslexieprotocol genoemd. Het protocol is in werking voor de groepen 1 t/m 8. De titel van dit document is “Dyslexieprotocol”. Dit document is op te vragen bij de directie. Het digitale handelingsprotocol hoogbegaafdheid (DHH) Kinderen die meer aankunnen vinden vaak een prima aanbod binnen onze instructie-aanpak. Daarnaast hebben wij ook kinderen die op school uitzonderlijke prestaties leveren of die in staat moeten worden geacht om op school uitzonderlijke prestaties te leveren. We hebben het dan over meerbegaafde leerlingen. Voor deze kinderen hanteren wij ons protocol hoogbegaafdheid. Binnen dit protocol wordt de betreffende leerling gesignaleerd door ouders, door de leerkracht of vanuit de resultaten. De stamgroepleider en ouders vullen samen de signaleringslijst van het DHH in. Mocht daar een beeld uitkomen, dat de leerling inderdaad (veel) meer aan kan dan zijn klasgenoten, breekt de diagnostische fase van het DHH aan. Hiermee wordt geen diagnose ‘hoogbegaafd’ afgegeven. Dat kan alleen een psycholoog doen en daarvoor zullen ouders naar een extern bureau moeten. Wel geeft de diagnostische fase inzicht in de leerkwaliteiten en de persoonlijke kenmerken van de leerling. En daarmee kunnen we de onderwijsbehoeften achterhalen. Op basis van de onderwijsbehoeften van de leerling worden er maatregelen genomen. Ten eerste zal de lesstof ge-compact worden en in de vrijkomende tijd krijgt de leerling in de groep uitdagend werk aangeboden. Compacten wil zeggen, dat er minder lang geoefend hoeft te worden en dat de herhaalstof grotendeels uit het programma verdwijnt. In een enkel geval kan het DHH het advies geven dat de leerling vervroegd kan doorstromen naar de volgende groep. Dit zullen we dan in overweging nemen. Leerlingen uit groep (5), 6, 7 (en 8) kunnen na het doorlopen van een selectieprocedure deelnemen aan de bovenschoolse plusgroep SKOVV. SOP KP’14 CH 12 Onderwijsprogramma’s en leerlijnen afgestemd op leerlingen met een meer of minder dan gemiddelde intelligentie Een eigen leerlijn Voor kinderen van wie we kunnen vaststellen dat zij de einddoelen van groep 8 niet kunnen behalen om wat voor reden dan ook, stellen we een eigen leerlijn op. Deze eigen leerlijn, met het niveau dat we nastreven en de bijbehorende doelen, leggen we vast in een ontwikkelingsperspectief (OPP). Een OPP wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld en daarna twee maal per jaar geëvalueerd samen met de ouders. In de regel wordt een OPP pas op zijn vroegst in groep 5 opgesteld, vaak nog later. Het OPP is een lange termijn document, waar de IB’er bij betrokken is. Voor de korte termijn (meestal een half jaar) stelt de leerkracht zelf een handelingsplan op, dat gekoppeld wordt aan het groepsplan van het desbetreffende vakgebied. Het handelingsplan kan zowel cognitief van aard zijn als sociaal-emotioneel of motorisch. Fysieke toegankelijkheid / beschikbare hulpmiddelen Het schoolgebouw van de Kleine Prins is rolstoeltoegankelijk. Bovendien beschikt het gebouw over een douche en toiletvoorziening voor minder validen. Om op de verdieping te kunnen komen beschikt het gebouw over een lift. Voor kinderen die dat nodig hebben beschikt de school over een tweetal aangepaste meubilairsets. Het betreft stoelen en tafels welke in hoogte verstelbaar zijn. In vrijwel elke groep zijn koptelefoons aanwezig welke kinderen kunnen benutten wanneer zij zich af willen sluiten van hun omgeving. Voor het gebruik van de koptelefoons zijn vaste afspraken van kracht. Tenslotte beschikken we over een aantal opklapbare tafelbladen. Kinderen kunnen deze omhoog zetten om afgeschermd te kunnen werken. Dergelijke bladen worden ingezet na overleg met het kind en de ouders. Door de grote hoeveelheid zelfstandig werkruimte op de leerpleinen en de kantoortjes kunnen we kinderen altijd een rustige werkplek bieden om bijvoorbeeld een toets te maken. Pedagogische programma’s en methodieken ‘ZIEN’ Het leerlingvolgsysteem ZIEN wordt gebruikt om de voorwaarden om tot leren te komen en het sociaal functioneren van de leerlingen in kaart te brengen. Dit levert informatie op, zowel op groeps- als op individueel niveau. Waar nodig geeft het programma indicaties voor hulp, gekoppeld aan doelstellingen. Om deze doelstellingen te bereiken is er tevens een uitgebreid arsenaal van handelingssuggesties voorhanden. (bron: ParnasSys) ‘Beter omgaan met jezelf en de ander’ Aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen van groep 1-8 zal, zal naast het gebruikelijke dagelijkse programma, extra aandacht geschonken worden door middel van de methode ‘Beter omgaan met jezelf en de ander’. De sociale vaardigheden en weerbaarheid van de kinderen staan hierbij centraal. ‘Hellig Hart’ Op school besteden we eens in de twee weken aandacht aan levensbeschouwing/ godsdienstonderwijs. Daarbij bespreken we verhalen, rituelen, normen, waarden en gebruiken aan de hand van opdrachten vanuit de methode ‘Hellig Hart’. ‘Coole kikkerproject” Om kinderen goed met elkaar te laten omgaan en pesten te voorkomen willen we de sociaalemotionele ontwikkeling structureel terug zien in alle groepen en daar op een preventieve manier op ingaan. Het Coole kikkerproject helpt ons daarbij. We hebben het dan ook standaard op ons rooster staan, ons realiserend dat de sociaal emotionele ontwikkeling een continu proces is. ‘Pestprotocol Basisschool de Kleine Prins’ De beste manier om pesten is aan te pakken, is een goed pedagogisch klimaat. Doordat wij hier als school heel bewust vorm aan geven, voorkomen we veel mogelijk pestgedrag. Het pestprotocol geeft handvatten voor situaties waarin pestgedrag desondanks de kop opsteekt. SOP KP’14 CH 13 Vertrouwenspersoon Naast deze pedagogische programma’s en methodieken heeft de Kleine Prins een vertrouwenspersoon. Leerlingen en ouders kunnen deze vertrouwenspersoon inschakelen als het gaat om sociale of emotionele problematiek in de thuissituatie of privésituatie, bij machtsmisbruik, bij situaties rondom pesten, enz. Deze vertrouwenspersoon is opgeleid om leerlingen en ouders zo goed mogelijk te begeleiden of om de juiste kanalen in te schakelen die nodig zijn om tot een bevredigende oplossing te komen. ‘Meidenvenijn’ Een speciaal programma is beschikbaar om in te zetten bij onderlinge strubbelingen tussen de meisjes in de bovenbouw, mocht dat nodig zijn. Het leert de meisjes hoe ze het best kunnen reageren of omgaan met onderlinge problemen. De vertrouwenspersoon en/of de stamgroepleider zijn de aangewezen personen om dit programma in te zetten. Protocol voor medisch handelen Er is een protocol “medisch handelen”. Dit protocol is op te vragen bij de directie. Meldcode Vanaf 1 juli 2013 is iedere school wettelijk verplicht te werken met een 'meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling'. Reden is dat het helaas voorkomt dat kinderen te maken krijgen met huiselijk geweld of mishandeling. Onderzoek heeft aangetoond dat de signalen nog te vaak over het hoofd worden gezien, of niet herkend worden. Doel van de meldcode is dat sneller en adequater wordt ingegrepen bij vermoedens van dit soort geweld. De meldcode bevat een stappenplan die beroepskrachten op school stap voor stap door het proces leidt, van signaleren tot aan het moment dat er eventueel een beslissing genomen wordt over het doen van een melding bij een officiële instantie. Veelal het 'Steunpunt huiselijk geweld' of het 'Advies- en Meldpunt Kindermishandeling'. De stappen maken de beroepskracht duidelijk wat er van hem of haar verwacht wordt en hoe hij/zij, rekening houdend met het beroepsgeheim, op een verantwoorde wijze komt tot een besluit over het doen van een melding. Uiteraard streven wij er naar dat dit altijd besproken wordt met de ouder(s)/verzorger(s) van de leerling. Bij ernstige situaties is het echter ook mogelijk om hiervan, in het belang van het kind, af te zien. De gehele meldcode is bij de directie op te vragen. 03.4 Ondersteuningsstructuur De start van de ondersteuning begint in de dagelijkse onderwijspraktijk. De school als leef- en leergemeenschap stelt de leerlingen in staat zich te ontwikkelen en te werken aan de binnen de school gestelde doelen. Wij vinden het belangrijk, dat onze kinderen aangesproken worden op of net boven hun niveau. Immers: daar ontstaat ontwikkeling en leren kinderen. Dat betekent dat we in beginsel al uitgaan van verschillen tussen kinderen en daarom de niveaugroepen gebruiken, als beschreven onder 0.3. SOP KP’14 CH 14 Hierna geven we de uitgelegde cirkel nogmaals weer, nu uitgebreid met onze interne ondersteuning. Soms merkt een groepsleerkracht tijdens het waarnemen of begrijpen, dat hij of zij niet goed weet wat een leerling op sociaal-emotioneel en/of didactisch gebied nodig heeft. Dan spreken wij in de eerste plaats met ouders om met hen en het kind samen te zoeken naar een juiste aanpak. Daarnaast brengt de leerkracht de vragen over deze leerling ter sprake tijdens de groeps- of leerlingbespreking. Daar zijn de leerkracht en IB’er bij aanwezig. Zij bekijken samen wat nodig is om de leerling wel weer verder te helpen. Ook kan gebruik gemaakt worden van collegiale consultatie. Vaak blijkt het mogelijk om een arrangement te ‘finetunen’. We scherpen voor deze leerling het arrangement nog wat verder aan, zodat het kind in een aangepaste vorm nog altijd met de klas mee kan blijven doen. Pas als het echt niet meer anders kan, wordt er maatwerk geleverd. Maatwerk betekent dat we loskoppelen van de groep en dat we echt een plan op maat maken. Dat wordt dan dus vastgelegd in een individuele leerlijn. De rol van de intern begeleider Coördinatie van de ondersteuningsstructuur De intern begeleider draagt zorg voor de coördinatie van de activiteiten in het kader van de leerlingenzorg en bewaakt dit proces. Ondersteuning van leerkrachten Binnen de Kleine Prins heeft de intern begeleider de taak om de (speciale) zorg voor leerlingen te monitoren. De intern begeleider heeft een ondersteunende, ook wel coachende rol. De zorg voor leerlingen wordt overwegend in de klassen geboden en ligt dus bij de leerkracht. De intern begeleider ondersteunt de leerkracht zoveel mogelijk in het zelf kunnen bieden van de juiste zorg. Spil in extra ondersteuning Binnen de Kleine Prins wordt gebruik gemaakt van een ondersteuningsteam waarin verschillende disciplines zitting hebben. De intern begeleider vervult binnen dit ondersteuningsteam de rol van case-manager. Hierbij wordt uitgegaan van de principes van handelingsgericht werken. Schakel tussen school en externe ondersteuning De intern begeleider is de schakel tussen school en externe deskundigen. De Kleine Prins heeft een netwerk van externe deskundigen en organisaties die geraadpleegd kunnen worden wanneer de school niet uitgerust is om aan een specifieke hulpvraag van een leerling te kunnen voldoen. De intern begeleider coördineert dit contact en de mogelijke ondersteuning die hieruit voortvloeit. Ontwikkeling van onderwijskundig beleid De directie is uiteindelijk verantwoordelijk voor het beleid, maar de intern begeleider heeft wel een belangrijke rol om richting te geven aan de ontwikkeling van onderwijskundig beleid. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het ontwikkelen van beleid rondom speciale zorg voor leerlingen met dyscalculie. SOP KP’14 CH 15 Maar ook in het ontwikkelen van beleid voor de lange termijn, bijvoorbeeld de onderwijskundige richting en visie die wordt omschreven in het schoolplan, biedt de intern begeleider ondersteuning. Hoe nemen we ouder(s) / verzorger(s) mee in de ondersteuning die een kind nodig heeft? Ouder(s) / verzorger(s) van kinderen met een specifieke onderwijsbehoefte worden binnen 6 weken na opstart van het nieuwe schooljaar door de leerkracht uitgenodigd voor een gesprek. De leerkrachten van het vorige schooljaar benoemen dit aan het eind van het jaar al richting de ouders en geven dit door tijdens de overdracht aan de nieuwe leerkracht. Tijdens dit gesprek; laat de leerkracht de ouders vertellen over het kind geeft de leerkracht zijn eigen eerste indruk. wordt er afgesproken wat het plan van aanpak voor dit schooljaar is - wordt er een nieuwe afspraak gepland, elke 6 weken wordt de aanpak met ouders geëvalueerd Het is uiteraard ook mogelijk dat pas later in een schooljaar duidelijk wordt dat een leerling een specifieke onderwijsbehoefte heeft. In dit geval start deze cyclus later op. Elk oudergesprek wordt vastgelegd in ParnasSys. Verlengde leertijd; doubleren en doorstroom Het “zittenblijven” staat als verschijnsel slecht bekend. Toch kan doubleren zeer zinvol zijn, omdat voor sommige kinderen een verlengde leertijd noodzakelijk is. Sommige kinderen leren langzamer dan andere kinderen of hebben specifieke problemen en kunnen met de verlengde leertijd toch de school met een hoger ontwikkelingsniveau verlaten. 03.5 Samenwerking met externe partners CJG Samenwerkingspartner Samenwerking bij / gericht op Opvoedingsondersteuning Leerplicht Schoolverzuim en naleving wet-/regelgeving Schoolmaatschappelijk werk Biedt laagdrempelige opvoedondersteuning en hulpverlening GGD Biedt hulp en expertise bij vraagstukken rondom zaken in de huiselijke en opvoedkundige sfeer MW Biedt hulp en expertise bij maatschappelijke vraagstukken GGZ Biedt hulp en expertise bij vraagstukken rondom geestelijke gezondheid Schoolarts Screent leerlingen (groep 2of 3 en 6 of 7) 04 Extra ondersteuning Wanneer een leerling meer nodig heeft dan onze school, vanuit de basisondersteuning, kan bieden, kunnen wij een beroep doen op extra- of specialistische ondersteuning op stichtingsniveau of op het niveau van het samenwerkingsverband. SOP KP’14 CH 16 Extra ondersteuning op niveau van SKOVV Alle scholen van stichting SKOVV, waartoe ook onze school behoort, geven aandacht aan leerlingen die moeite hebben met de lesstof, die gemiddeld presteren, maar ook aan kinderen die bovengemiddeld scoren en bijzondere talenten hebben. Om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van deze specifieke groep leerlingen werkt SKOVV sinds 2011 met een bovenschoolse Plusgroep. Hier bieden we begaafde leerlingen van al onze 14 scholen vanaf groep 5, één dag in de week, een specifiek onderwijsaanbod dat aansluit bij hun intellectuele mogelijkheden en interesses. Extra ondersteuning in overleg met het samenwerkingsverband. Alle scholen in de regio van onze school, zijn verbonden aan het samenwerkingsverband Rijn & Gelderse Vallei. In dit verband werken scholen en besturen (vanaf 1 augustus 2014) samen aan invulling van het passend onderwijs. Ieder kind dat wordt aangemeld in de regio, moet een passende plek krijgen die tegemoet komt aan zijn/haar onderwijsbehoeften. Dat kan op onze school zelf zijn met extra ondersteuning, of op een andere meer passende school binnen het samenwerkingsverband. Samenwerkingsverband Rijn & Gelderse Vallei kent drie niveaus van ondersteuning: Basisondersteuning – niveau 1 Met een heel groot deel van de kinderen gaat het gelukkig prima op onze school. De leerkracht probeert het onderwijsaanbod af te stemmen op de onderwijsbehoefte van uw kind. Ook als uw kind extra ‘lichte’ ondersteuning nodig heeft, biedt de leerkracht die zelf. De interne begeleider van de school kan ondersteuning organiseren. Denk aan hulpmiddelen voor een kind met dyslexie of een training om faalangst te verminderen. Dit valt allemaal onder basisondersteuning. Wat onze school kan bieden, heeft u in de vorige paragraaf van dit document kunnen lezen. 17 SOP KP’14 CH Extra ondersteuning – niveau 2 Als uw kind meer nodig heeft dan wij vanuit de basisondersteuning kunnen bieden, kan onze school een beroep doen op het expertisepunt. Hier werken deskundige mensen die met de school meedenken over wat er nodig is voor uw kind. De ondersteuningsconsulenten proberen samen met de school en ouders zo goed mogelijk de verbinding te leggen tussen de ondersteuningsvraag en de expertise en hulp die nodig is. De consulent heeft een goed beeld wie (of welke organisatie) over welke kennis beschikt en kan deze ondersteuning efficiënt organiseren. Om te bepalen wat nodig is, kijken we samen met het expertisepunt naar het kind en naar zijn leefomgeving. Hoe gaat het op school, hoe gaat het thuis en in de vrije tijd? Wat zijn de onderwijsen ondersteuningsbehoefte van kind, ouders en leerkracht/school? Dit alles wordt vastgelegd in een ‘onderwijsarrangement’. Dit kan extra onderwijsondersteuning zijn, maar ook een combinatie van onderwijs en (jeugd)hulp. Om te kijken of een arrangement noodzakelijk is en wat de specifieke onderwijsbehoefte is van het kind, vullen school en ouders samen het ‘groeidocument’ in. Dit is een standaardinstrument dat helpt om de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte helder te krijgen. Dit groeidocument wordt beoordeeld door de ondersteuningsconsulent en hij/zij weegt af welke deskundigen er met de school gaan meedenken over een passende maatregelen. Dit overleg vindt plaats in het ondersteuningsteam van de school. Hierin zitten in ieder geval de leerkracht van het kind en de interne begeleider van de school. Afhankelijk van de onderwijsondersteuningsbehoefte van het kind, denkt en beslist ook een aantal externe deskundigen mee. In het onderwijsarrangement staan in ieder geval afspraken over de duur van het plan, doel, beoogde opbrengsten en het onderwijs- ondersteuningsaanbod (het ontwikkelingsperspectief). Het arrangement kan soms in onze eigen school plaatsvinden, eventueel met inzet van externe deskundigen. Zo kunnen wij samenwerken met een andere basisschool of een school voor speciaal (basis)onderwijs in ons samenwerkingsverband. Extra ondersteuning – niveau 3 Biedt de extra ondersteuning in de school onvoldoende antwoord op de onderwijs en ondersteuningsbehoefte van het kind, dan kan het speciaal (basis) onderwijs eventueel het passende maatwerkarrangement bieden. Natuurlijk altijd in afstemming met de ouders. In ons samenwerkingsverband zijn 4 scholen voor speciaal basisonderwijs en er is een breed aanbod voor speciaal onderwijs (cluster 3 en 4). Hiermee heeft Rijn & Gelderse Vallei een ‘dekkend aanbod’ in onze regio. Voor plaatsing in het speciaal (basis) onderwijs geeft het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidverklaring af. Vooraf is wel deskundig advies nodig. Als ouders, school en twee deskundigen vanuit het expertisenetwerk, vinden dat plaatsing in het speciaal (basis) onderwijs nodig is en er overeenstemming is over het type onderwijs, neemt het samenwerkingsverband dit advies vrijwel altijd over. Het checkt wel of het advies goed tot stand is gekomen en welke ondersteuning de basisschool heeft aangeboden en of de school al het mogelijke heeft gedaan om tegemoet te komen aan de onderwijs- /ondersteuningsbehoefte van het kind. Wie deze deskundigen zijn is afhankelijk van de situatie. De school vraagt de toelaatbaarheidsverklaring aan. SOP KP’14 CH 18 Zijn ouders of andere betrokkenen het niet eens met de beslissing van het samenwerkingsverband, dan kunnen zij een beroep doen op de Geschillenregeling. Voor ouders is de leerkracht altijd het eerste aanspreekpunt. Voor alles wat met extra onderwijsondersteuning te maken heeft, is de intern begeleider de spil op school. Heeft uw kind hulp nodig die de school zelf niet kan bieden, dan kan de interne begeleider de ondersteuningsconsulent inschakelen. Zie voor meer informatie over ons samenwerkingsverband: www.swvrijnengeldersevallei.nl 05 Ambities en professionalisering In de voorgaande hoofdstukken is een beeld geschetst van de huidige situatie van de school: ”Waar komen we vandaan?” en “Waar staan we nu?” Gegevens waar we niet omheen kunnen bij het beantwoorden van de essentiële vraag “Waar willen we naar toe?” Het team van de Kleine Prins wil het passend onderwijs nog beter laten passen. Onze ambitie op korte termijn is dat we Passend Onderwijs op een kwalitatief zorgvuldige en kwalitatief hoogstaande wijze kunnen uitbreiden. Dat doen we door: - De basisondersteuning te waarborgen kijkende naar leeropbrengsten. Het onderwijsaanbod voor de weer en meergroep en hoogbegaafde kinderen onder de loep te nemen en aan zullen vullen waar nodig. Afspraken te maken betreffende de inzet van leermiddelen en werkvormen. Zodat we daarop schoolbeleid kunnen ontwikkelen. Te blijven investeren in de kwaliteit van de leerkracht middels professionalisering en scholing. De inrichting van hoekenwerk, het inzetten van coöperatieve werkvormen en het verdiepen van de instructies (met indeling basis-meer-weer) aan te pakken. Ons niet te richten op een specifieke doelgroep. We gaan uit van wat onze leerlingen nu nodig hebben. Alert te blijven op de veilige, uitdagende leeromgeving Ons nu en in de toekomst, te richten op het behalen van optimale opbrengsten passende bij wat we van onze leerlingen mogen verwachten. Gedeeld leiderschap een vaste plek te laten innemen binnen de school. Gebieden waar we extra aandacht op zullen vestigen gedurende schooljaar 2014-2015 zijn: - Taal, inclusief woordenschat, spelling en werkwoordspelling - Rekenen; een verdiepingsslag maken ten aanzien van de invulling van de verlengde instructie, het aanbod en het verbreden van de leerstof. - Begrijpend lezen: optimaliseren van de werkwijze met de methode ‘nieuwsbegrip” - Thematisch en betekenisvol werken in de onderbouw - Hoekenwerk als uitbreiding van de instructie De kinderen en collega's hebben hierbij nog de volgende aanvullingen gegeven: stilte in de groep realiseren meer tijd om te werken organiseren (zelfstandig werktijd) kinderen elkaar meer laten helpen graag nog meer materiaal om instructies praktisch en visueel te ondersteunen (ervaringsgericht leren) meer mogelijkheden van het digibord leren kennen en benutten! Alles dat we met elkaar oppakken dient hetzelfde doel: uit de kinderen halen wat erin zit! De school als lerende organisatie. Passend Onderwijs: we zijn op de goede weg, hier en daar is het nog een maatje te groot, maar daar kunnen en zullen we als school de komende jaren in groeien, de Kleine Prins is er klaar voor! 19 SOP KP’14 CH Juf Christel in gesprek met staatssecretaris Sander Dekker tijdens het congres ‘Passend Onderwijs’ in Lunteren. ’We passen de schoen, hij is nog iets te groot, maar daar kunnen we in groeien!’ SOP KP’14 CH 20 BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN 1-zorgroute Een uitwerking van Handelingsgericht Werken (HGW) voor scholen. Inmiddels alweer verder ontwikkeld tot ‘1 stap verder met 1-zorgroute’, die HGW en Opbrengstgericht Werken (OGW) met elkaar verbindt op een efficiënte manier. Arrangement Als een leerling meer nodig heeft dan wat een reguliere school vanuit de basisondersteuning kan bieden, kan een beroep worden gedaan op het samenwerkingsverband. Hulp wordt toegekend in de vorm van arrangementen. Die worden binnen ons samenwerkingsverband Rijn en Gelderse Vallei op maat gemaakt, dus een arrangement kan bestaan uit ondersteuning voor de leerkracht of voor de leerling. Ook kan een arrangement een al dan niet tijdelijke plaatsing in het speciaal basisonderwijs of het speciaal onderwijs zijn. Voor Cluster 1 en 2 is hiervoor niet het samenwerkingsverband verantwoordelijk. De leerlingen die ondersteuning nodig hebben vanuit één van deze clusters kunnen op een Cluster 1- of 2 school geplaatst worden of kunnen een arrangement toegekend krijgen door de Commissie van Onderzoek. Plaatsing kan dus pas nadat een toelatingsverklaring is verkregen. Basiskwaliteit De kwaliteit die de inspectie voor het onderwijs minimaal verwacht van elke basisschool in Nederland. Basisondersteuning De kwaliteit, waarvan afgesproken is, dat alle scholen binnen het samenwerkingsverband deze kunnen bieden, eventueel nog aangevuld met een stukje extra, waarmee een school zich kan onderscheiden. Deze ligt hoger dan de basiskwaliteit. Cluster 1,2,3,4 Zie blok ‘Scholen’ Curatieve interventies Interventies zijn maatregelen. Datgene wat we kunnen doen. Curatief houdt in dat het om het oplossen van problemen gaat. Dus maatregelen om problemen op te lossen. Differentiëren Actief rekening houden met verschillen tussen kinderen Handelingsgericht Werken (HGW) Een manier van werken, uitgewerkt door N. Pameijer in zeven uitgangspunten. Het wil zeggen, dat alles wat doen gericht is op de begeleiding van leerkrachten, zodat zij beter kunnen handelen in de klas en dat werkt positief voor elk kind op school. Instructiegroepen Weergroep: de groep kinderen in een klas, die extra of speciale instructie nodig heeft, meer moet oefenen om zich de stof eigen te maken. Basisgroep: de groep kinderen in een klas, die met het reguliere aanbod (uitleg, oefenen) zich meestal de stof eigen kan maken. Meergroep: de groep kinderen in een klas, die de stof met weinig uitleg en oefenen al snapt en daarom extra uitdaging nodig heeft om zich te kunnen ontwikkelen. Ontwikkelingsperspectief Een document, gebruikt binnen het samenwerkingsverband. Het is een lange termijn plan dat gemaakt wordt voor kinderen die extra ondersteuning ontvangen vanuit het samenwerkingsverband. Hierin worden doelen en werkwijzen opgenomen, zodat planmatig gewerkt kan worden aan de ontwikkeling van deze leerling. Daarnaast hanteert de inspectie het begrip ‘ontwikkelingsperspectief’. Het betreft een lange termijn plan, dat gemaakt wordt voor kinderen die de einddoelen van de basisschool niet kunnen behalen. De school legt doelen en werkwijzen vast. SOP KP’14 CH 21 Ondersteuningsplan (OP) Een plan, opgesteld door een samenwerkingsverband, waarin beschreven staat hoe Passend Onderwijs’ in de regio vorm krijgt. Ondersteuningsstructuur De manier waarop de school omgaat met de hulpvragen van kinderen en leerkrachten. Een leerkracht moet altijd ondersteuning kunnen vragen om het optimale begeleiden van kinderen dat wij nastreven te kunnen realiseren. Ondersteuningsteam (OT) Het ondersteuningsteam is geen vast team, maar wisselt per kind van samenstelling. Het bestaat in ieder geval uit leerkracht en IB’er. Verder kan het team worden aangevuld met mensen, die te maken hebben met dit kind, zoals de ouders, de Remedial Teacher, de Gedragsspecialist. Ook kan het noodzakelijk of gewenst zijn om uit het samenwerkingsverband een psycholoog, een orthopedagoog of een logopedist bij het OT te betrekken. Binnen het OT wordt besproken welke stappen worden ondernomen in de begeleiding van deze leerling. Naast het OT hebben wij op school ook nog de Vuurvlinder Ondersteunings-Specialisten (VOS). Dit houdt in het overleg tussen alle specialisten die de school rijk is. Onderwijsbehoeften Belangrijk begrip binnen Handelingsgericht werken (HGW). De onderwijsbehoeften van een kind of van een groep beschrijven wat dit kind (extra) nodig heeft om de gestelde doelen te kunnen behalen. Opbrengstgericht Werken (OGW) Een manier van werken, waarbij we voor elk kind streven naar optimale opbrengsten. Alle gegevens waar we over beschikken worden gebruikt om het aanbod en de instructie zo goed mogelijk af te stemmen op wat ieder kind nodig heeft. M.a.w. we differentiëren. (Ortho)pedagogische en (ortho)didactische ondersteuning. De volgende omschrijvingen gaan te kort door de bocht, maar dan hebt u enigszins een idee. Pedagogiek gaat over ‘Hoe gaan we met kinderen om?’ Orthopedagogiek gaat over hoe gaan we met kinderen om, bij de gewone pedagogische maatregelen niet het gewenste effect hebben?’ Didactiek gaat over: ‘Hoe bied ik de stof zo goed mogelijk aan aan mijn groep, zodat ze het goed zullen begrijpen?’ Orthodidactiek gaat over: ‘Welke aanpassingen kan ik doen in het aanbieden van de leerstof, dat ook de leerlingen die er meer moeite mee hebben, het begrijpen?’ Remedial Teacher De persoon of personen die extra ondersteuning geven aan leerlingen, die dat nodig hebben en welke niet gerealiseerd kan worden door de eigen leerkracht. Deze gaat over orthopedagogische en orthodidactische ondersteuning. Schoolondersteuningsprofiel (SOP) Een beschrijving, hoe een school vormgeeft aan de basisondersteuning. Iedere school binnen het samenwerkingsverband stelt een SOP op. Regulier basisonderwijs De ‘gewone’ basisschool Rugzak ofwel Leerlinggebonden Financiering (LGF) Deze situatie bestaat vanaf 1 augustus 2014 niet meer. Het hield het volgende in: Kinderen met een rugzakje zouden naar één van de clusterscholen kunnen, maar een reguliere school en de ouders waren overeen gekomen, dat de leerling op een reguliere school het onderwijs volgt. De school werd daarbij ondersteund door de ambulante begeleiding vanuit het Speciaal Onderwijs. Een rugzakje moest speciaal aangevraagd worden. SOP KP’14 CH 22 Samenwerkingsverband (SWV) Een samenwerking tussen scholen binnen een regio, inclusief het speciaal (basis)onderwijs. Speciaal Basis Onderwijs (SBO) Scholen voor SBO bieden onderwijs aan kinderen, die zoveel specifieke onderwijsbehoeften hebben, dat een reguliere school hier niet aan kan voldoen. Scholen voor SBO vallen vanaf 1 augustus 2014 binnen de samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs. Voordat een leerling geplaatst kan worden in een school voor SBO, moet er eerst een toelaatbaarheidsverklaring worden aangevraagd. In het systeem ‘Passend Onderwijs’ wordt dit geregeld binnen het samenwerkingsverband. Speciaal Onderwijs (SO), waaronder: Scholen voor SO bieden onderwijs aan kinderen, die onderwijsbehoeften hebben, waar alleen op een dergelijk type school aan tegemoet gekomen kan worden. SOP KP’14 CH Cluster 1 Een vorm van SO voor blinde en slechtziende kinderen. Cluster 1 blijft in Passend Onderwijs zelfstandig voortbestaan. Cluster 2 Een vorm van SO voor kinderen met ernstige spraak- of taalmoeilijkheden en dove en slechthorende kinderen. Cluster 2 blijft in Passend Onderwijs zelfstandig voortbestaan. Cluster 3 Een vorm van SO voor langdurig zieke kinderen en kinderen met een beperking. Cluster 3 gaat in Passend Onderwijs op in de nieuwe Samenwerkingsverbanden. Cluster 4 Een vorm van SO voor kinderen met gedragsmoeilijkheden. Cluster 4 gaat in Passend Onderwijs op in de nieuwe Samenwerkingsverbanden. 23
© Copyright 2024 ExpyDoc