Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Nicolas Van Damme Promotoren: prof. ir. Tom Claessens, prof. dr. ir. Patrick Segers Begeleider: Liesbeth Taelman Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master of Science in de industriële wetenschappen: elektromechanica Vakgroep Industriële Technologie en Constructie Voorzitter: prof. Marc Vanhaelst Vakgroep Elektronica en Informatiesystemen Voorzitter: prof. dr. ir. Jan Van Campenhout Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Academiejaar 2013-2014 2013-2014EM872 De auteur geeft de toelating deze scriptie voor raadpleging beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichte bronvermelding bij het gebruiken of aanhalen van teksten of resultaten uit deze scriptie. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 2 Woord vooraf Voor het behalen van het diploma master in de industriële wetenschappen elektromechanica wordt van mij verwacht een project op zelfstandige basis tot een goed einde te brengen. Meer specifiek gaat deze thesis over een experimenteel onderzoek naar aorta coarctatie, een afwijking van de aorta. Tijdens het gehele proces, van literatuurstudie tot het schrijven van de scriptie, ben ik op enkele tegenslagen gestoten. Ondanks dat dit mij soms veel tijd kostte, heb ik er toch veel door bijgeleerd. Een probleem laat je stilstaan bij de vorige stappen, wat kan zorgen voor nieuwe inzichten met een creatieve oplossing als resultaat. Om die reden ben ik altijd blijven doorzetten, hoewel het niet altijd even gemakkelijk was. Als ik het voorbije academiejaar nog eens overloop, vond ik het een zeer leerrijk proces en ben zeer tevreden dat ik uiteindelijk tot een betekenisvol eindresultaat ben gekomen. Natuurlijk was mij dit niet gelukt zonder de continue steun en hulp van verschillende mensen. Daarom wil ik dan ook graag de volgende personen bedanken: Mijn promotor prof. dr. ir. Tom Claessens, die altijd achter mij is blijven staan en onmiddellijk hulp en raad bood, wanneer nodig. Mijn promotor prof. dr. ir. Patrick Segers, die altijd klaar stond voor het meehelpen zoeken naar oplossingen. Mijn begeleidster ir. Liesbeth Taelman, die mij de inzichten heeft bijgebracht in de hele problematiek en altijd bereid was om vragen te beantwoorden. Jurgen Deviche, laboverantwoordelijke op bioMMeda, die mij heeft bijgestaan bij het opzetten van de testopstelling en geholpen heeft met alle praktische zaken in verband met de effectieve metingen. Prof. dr. ir. Abigail Swillens en ir. Francisco Londono, die mij geholpen hebben met het bedienen van de ultrasound machine. Laura Trotta en de mensen van Materialise, die mij geadviseerd hebben bij het maken van het model. Alle mensen, die mij rechtstreeks of onrechtstreeks hebben geholpen. Tenslotte zou ik ook graag mijn ouders, familie en vrienden willen bedanken die mij altijd een hart onder de riem hebben gestoken, op de momenten dat het moeilijker ging. Nicolas Van Damme Bachelor industriële wetenschappen elektromechanica Gent, augustus 2014 Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 3 Abstract Coarctatie van de aorta is een aangeboren afwijking van de aorta, gekenmerkt door een vernauwing distaal van de aortaboog. Na een medische ingreep gedraagt het littekenweefsel zich lokaal stijver en bestaat er een kans op een overblijvende vernauwing. Een belangrijk gevolg is het ontstaan van reflectiegolven ter hoogte van de vernauwing, die zich snel naar het hart propageren. Daarnaast zorgt de vernauwing ook voor een grote drukval over de coarctatiezone. De uiteindelijke gevolgen zijn een hoge bloeddruk proximaal en een verzwakte bloedstroom distaal. In deze studie worden de gevolgen van dit fenomeen experimenteel onderzocht a.d.h.v. een model van een gezonde aorta en één hersteld van coarctatie, beiden gemaakt uit silicone via de dip en drip methode. Voor het experimenteel bepalen wordt een testopstelling opgezet, bestaande uit een gesloten circuit met een pulserende pomp en één van de modellen. Voor het bepalen van het drukverschil en de golfcomponenten wordt de druk en snelheid simultaan opgemeten d.m.v. drukprobes en doppler echocardiografie. De druk- en snelheidgolf worden ontbonden in hun voorwaartse en achterwaartse component m.b.v. de golfintensiteittheorie. De resultaten tonen de aanwezigheid van de reflectiegolven aan en er is ook een drukverschil op te merken. De effecten zijn weliswaar niet duidelijk zichtbaar, aangezien de metingen bij relatief lage drukken (10-55mmHg) in vergelijking met de normale bloeddruk, uitgevoerd worden. Er wordt besloten dat de samenwerking van de reflectiegolven en de drukval zorgt voor een te hoge bloeddruk proximaal en een verzwakte bloedstroom distaal, waardoor opvolging van de patiënt na een medische ingreep cruciaal is. Aortic coarctation is a congenital abnormality of the aorta, characterized by a narrowing below the aortic arch. After medical intervention the scar tissue becomes stiffer and there is a chance of a remaining narrowing. An important consequence is the reflection of the forward pressure wave at the narrowing side, quickly moving back to the heart. Beside this, the narrowing causes a pressure drop over the coarctation zone. This finally results in a higher blood pressure proximal of the coarctation and a weakened blood flow distal. In this study these consequences are investigated, using a healthy in vitro model and a model repaired from coarctation, made of synthetic material with the dip and drip technique. To conduct our experimental research, a setup is created, consisting of a closed circuit with a pulsating pump and one of the models. To determine the pressure difference and the wave components, the local pressure and speed are measured simultaneously using pressure probes and doppler echocardiography. The pressure and velocity wave are separated in a forward and backward component, based on the wave intensity theory. The results show the presence of reflection waves and a pressure drop can be observed. The effects are not significant, because a lower pressure (10-55mmHg), compared with the blood pressure, was used during the measurements. In conclusion the reflection waves together with the pressure drop result in a higher blood pressure proximal of the narrowing and an weakened blood flow distal. That is why a follow-up of the patient after medical intervention is crucial. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 4 Inhoudsopgave Woord vooraf .......................................................................................................................................... 3 Abstract ................................................................................................................................................... 4 Lijst met gebruikte afkortingen ............................................................................................................... 7 1 Inleiding .......................................................................................................................................... 8 2 Literatuurstudie ............................................................................................................................... 9 2.1 Aorta coarctatie ....................................................................................................................... 9 2.1.1 De gezonde aortaboog ..................................................................................................... 9 2.1.2 Aorta coarctatie ............................................................................................................. 10 2.1.3 Behandelingen ............................................................................................................... 11 2.1.4 Postoperatieve consequenties ........................................................................................ 12 2.2 Gebruikte prototyping technieken ......................................................................................... 13 2.2.1 Matrijs en gieten ............................................................................................................ 13 2.2.2 HeartPrintFlex (Materialise) .......................................................................................... 14 2.2.3 Dip en Drip methode ..................................................................................................... 15 2.3 Materialen .............................................................................................................................. 15 2.3.1 Silicone .......................................................................................................................... 15 2.3.2 HeartPrintFlex versus TangoPlus FullCure 930 ............................................................ 16 2.4 Onderzoeksmethodiek ........................................................................................................... 17 2.4.1 Golfintensiteit (Parker, 2009) ........................................................................................ 17 2.4.2 Golfsnelheid c (Parker, 2009)........................................................................................ 20 3 Simulatie van vloeistof-structuurinteractie bij (herstelde) COA ................................................... 22 4 Ontwerp in vitro model ................................................................................................................. 25 4.1 4.1.1 Computer model ............................................................................................................ 26 4.1.2 Fysisch model ................................................................................................................ 29 4.2 Silicone model ....................................................................................................................... 30 4.2.1 Werkwijze ..................................................................................................................... 30 4.2.2 Opmerking ..................................................................................................................... 33 4.3 5 HeartPrintFlex model ............................................................................................................ 25 Ophangbak............................................................................................................................. 33 Materiaal en methode .................................................................................................................... 34 5.1 Testopstelling ........................................................................................................................ 34 Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 5 5.1.1 Pulserende pomp ........................................................................................................... 35 5.1.2 Windketel ...................................................................................................................... 35 5.1.3 Overloop en collectorvat ............................................................................................... 36 5.1.4 Klemmen ....................................................................................................................... 36 5.2 5.2.1 Druksensoren ................................................................................................................. 37 5.2.2 Doppler echocardiografie .............................................................................................. 39 5.3 6 Uitgevoerde metingen ........................................................................................................... 42 5.3.1 Statische meting ............................................................................................................ 42 5.3.2 Dynamische meting ....................................................................................................... 43 5.3.3 HeartPrintFlex model .................................................................................................... 49 Resultaten ...................................................................................................................................... 50 6.1 Statische meting .................................................................................................................... 50 6.1.1 Gezond model................................................................................................................ 50 6.1.2 Model hersteld van COA ............................................................................................... 51 6.2 7 Meetapparatuur ...................................................................................................................... 37 Dynamische meting ............................................................................................................... 53 6.2.1 Gezond model................................................................................................................ 53 6.2.2 Model hersteld van COA ............................................................................................... 60 6.2.3 Vergelijking COA-GM .................................................................................................. 65 6.2.4 Extra meting .................................................................................................................. 68 Analyse .......................................................................................................................................... 69 7.1 Voorstudie numerieke resultaten (Taelman, 2014) ............................................................... 69 7.1.1 Inleiding......................................................................................................................... 69 7.1.2 Resultaten ...................................................................................................................... 69 7.2 Elastische eigenschappen ...................................................................................................... 72 7.3 Dynamische resultaten .......................................................................................................... 72 7.3.1 Reflectiegolven .............................................................................................................. 73 7.3.2 Drukvallen ..................................................................................................................... 75 8 Conclusie ....................................................................................................................................... 77 9 Nabeschouwing ............................................................................................................................. 78 Lijst met figuren, tabellen en grafieken ................................................................................................. 79 Referentielijst ........................................................................................................................................ 82 Bijlage I ................................................................................................................................................. 84 Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 6 Lijst met gebruikte afkortingen Afkorting A AC BCW bpm CI COA D ECG FCW FEW GM P RGB U VSI Betekenis oppervlak angle control achterwaartse contractiegolf (backward contraction wave) slagen per minuut (beats per minute) coarctatie index aorta coarctatie (coarctatio aortae) distensibiliteit elektrocardiogram voorwaartse contractiegolf (forward contraction wave) voorwaartse expansiegolf (forward expansion wave) gezond model druk rood%groen%blauw% snelheid vloeistof-structuurinteractie Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 7 1 Inleiding Aorta coarctatie (COA) is een aangeboren afwijking van de aorta, gekenmerkt door een vernauwing distaal (verder naar de onderste ledematen toe) van de aortaboog. Deze afwijking kan hartproblemen met zich meebrengen, waardoor een medische ingreep vaak noodzakelijk is. Het nadeel van de bestaande technieken is het ontstaan van een stijvere zone ter hoogte van de ingreep en de kans op een overblijvende vernauwing (Verhaaren et al.,2001). Deze zone is de oorsprong van reflectiegolven, als gevolg van de variërende elastische eigenschappen en binnendiameter. Afhankelijk van de grootte van de overblijvende vernauwing en de elasticiteit, wordt het hart zwaarder belast en ontstaat een drukverschil over de herstelde zone, wat ervoor zorgt dat er minder bloed stroomt naar de distaal gelegen organen en ledematen. Het is dan ook belangrijk dat de gevolgen van de medische ingreep in kaart worden gebracht om zo de behandeling te evalueren. Er werden al verschillende numerieke onderzoeken uitgevoerd naar COA en de behandelingen. Eén van deze onderzoeken (Taelman,2014) werd uitgevoerd door Liesbeth Taelman, doctoraatstudente aan de onderzoeksgroep bioMMeda, gevestigd op de campus Heymans te Gent. Aan de hand van stromingssimulaties werden verschillende gevallen van een herstelde aortaboog bestudeerd en de resultaten geanalyseerd. Naast numerieke onderzoeken zijn praktische experimenten ook noodzakelijk om een totaalbeeld te krijgen van de problematiek. Een in vitro model, gemaakt uit kunststofmateriaal, zal hier als basis dienen voor een praktische opstelling. Concreet is het de bedoeling om een model te maken zowel van een gezonde aorta (GM), als van een aorta hersteld van coarctatie en deze aan te sluiten op een gesloten circuit, gelijkaardig aan het cardiovasculair systeem. Door middel van lokale druk- en snelheidmetingen kunnen via de golfintensiteittheorie de reflectiegolven berekend worden, waarvan de resultaten de bevindingen van het numeriek onderzoek kunnen aantonen. Vooreerst zal er gezocht worden naar technieken om realistische en nauwkeurige modellen te maken uit een geschikte kunststof. Vervolgens worden druk- en snelheidsmetingen uitgevoerd, gemeten met drukprobes en doppler echocardiografie. De bekomen waarden van de twee modellen zullen eerst onderling vergeleken worden en achteraf getoetst worden aan de resultaten van de numerieke studies. Er wordt gehoopt dat met deze resultaten de reflectiegolven duidelijk kunnen weergegeven worden, zodat de grootte van de drukstijging proximaal van de vernauwing en de drukval in kaart kunnen gebracht worden. Dit maakt het mogelijk te besluiten of er postoperatieve opvolging nodig is en welke factoren hierbij belangrijk zijn. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 8 2 Literatuurstudie 2.1 2.1.1 Aorta coarctatie De gezonde aortaboog De aorta is de grootste slagader van het menselijk lichaam (Figuur 2.1). Ze bestaat uit verschillende delen en heeft meerdere aftakkingen. Het geheel voorziet het lichaam van zuurstofrijk bloed. De stijgende aorta (aorta ascendens) sluit aan op het hart en loopt over in de aortaboog (arcus aortae), waarvan de drie aftakkingen vertrekken. Deze gaan naar het hoofd, de linker- en rechterarm. De dalende aorta (aorta descendens) voorziet de distaal gelegen organen en de onderste ledematen van bloed. (Zahra Keshavaz-Motamed,2011) Figuur 2.1: Gezonde aorta (bron: http://www.theodora.com/anatomy/the_aorta.html) De aorta vervult niet alleen een transportfunctie, maar ook een bufferfunctie, het windketel effect genaamd (Figuur 2.2). Het hart kan vergeleken worden met een pulserende pomp. Om een continue bloedstroom te voorzien is er nood aan een buffer. Wanneer het hart samentrekt, wordt een deel van de kinetische energie opgeslagen in de aortawand doordat deze uitzet. Deze energie wordt gebruikt om de bloedstroom te onderhouden bij relaxatie van het hart.(Hemodynamics: hydraulic filters, flow and blood pressure) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 9 Figuur 2.2: Windketeleffect (bron: Hemodynamics: hydraulic filters, flow and blood pressure) 2.1.2 Aorta coarctatie COA is een afwijking van het proximaal (verder naar het hoofd toe) gedeelte van de dalende aorta. Net voorbij de aortaboog kent deze een vernauwing, die de bloedstroom hindert (Figuur 2.3). Dit heeft als gevolg dat het bovenste vasculair systeem hypertensie ondervindt met oa. hoofdpijn en duizeligheid als gevolg. Het distaal gedeelte van de dalende aorta krijgt te maken met een verzwakte bloedstroom , die zorgt voor zwakke benen en onderontwikkeling van de distale ledematen.(Zahra Keshavaz-Motamed,2011) Figuur 2.3: COA (bron: http://my.clevelandclinic.org/heart/disorders/congenital/coarctation_of_the_aorta.aspx) COA is een aangeboren afwijking, waarvan de ernst gekenmerkt wordt door de coarctatie index (CI). De CI is de verhouding tussen de binnendiameter van de vernauwing en deze van een gezonde aorta. In de meeste gevallen wordt de COA al opgemerkt juist na de geboorte door een verschil tussen de armbloeddruk en de beenbloeddruk, als gevolg van de hypertensie proximaal en de verzwakte bloedstroom distaal. Afhankelijk van de CI, kan dit ook pas later ontdekt worden, wat ingrijpen soms moeilijker maakt. (Jenking & Ward,1999) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 10 2.1.3 Behandelingen Als er een ernstige COA waargenomen wordt bij een pasgeborene, is de eerste stap het open houden van de ductus arteriosus. Dit is een verbinding tussen de longslagader en de lichaamslagader die aanwezig is bij alle ongeboren kinderen. In het foetale stadium veroorzaken de longen een te grote weerstand, aangezien ze nog niet volledig ontplooid zijn. De hoofdfunctie van de ductus is het overbruggen van deze weerstand en een continue bloeddoorstroming te waarborgen. Bij ongeborenen heeft de uitwisseling van en plaats via de placenta dus zorgt de overbrugging van de longen voor geen enkel probleem. Na de geboorte sluit de verbinding zich binnen enkele dagen. (Ductus arteriosus, 2013) Het sluiten van de ductus wordt tegengegaan door het toedienen van prostaglandine. Prostaglandine is een verzamelnaam voor een groep natuurlijke hormonen, die de ductus open houden. Uit deze hormonen werd een geneesmiddel ontwikkeld met dezelfde naam. Bij COA is de functie van de ductus gelijkaardig. Een slechte bloeddoorstroming bij pasgeborenen kan leiden tot hartfalen en overlijden. De ductus zal de weerstand door de COA opvangen. Nadat de situatie gestabiliseerd is, moet de afwijking worden behandeld. (Coarctatio aortae, 2013) Er bestaan zowel chirurgische als minder ingrijpende technieken om COA te behandelen (Zahra Keshavaz-Motamed,2011): end-to-end anastomose Bij deze chirurgische ingreep wordt het vernauwde deel verwijderd, waarna de twee ontstane delen weer aan elkaar worden gehecht. pleister aortoplastiek Deze methode wordt meer gebruikt bij langere COA-gebieden. Het gebied wordt opengesneden en dan weer gedicht met een "pleister" van synthetisch materiaal. Op deze manier verdwijnt de vernauwing. linkerarmslagader flap aortoplastiek Deze techniek is gelijkaardig aan de voorgaande, maar er wordt menselijk weefsel gebruikt. Dit weefsel wordt verkregen door een deel van de linkerarmslagader (aftakking van de aortaboog) te gebruiken als pleister. De opoffering van deze arterie is wel een groot nadeel. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 11 ballon angioplastiek Bij ballon angioplastiek wordt een katheter met een ballon op de tip ingebracht in de aorta. Door het vullen van de ballon met een fysiologische zoutoplossing verwijdt het te behandelen gebied. Daarna wordt de ballon weer verwijderd en is de vernauwing verdwenen. De ballon meermaals vullen kan soms tot betere resultaten leiden. stent Zoals bij de ballon angioplastiek wordt er ook een ballon ingebracht, maar deze wordt omhuld door een stent. Deze stent blijft zitten na het verwijderen van de ballon en zorgt ervoor dat de verwijding behouden blijft. Het grote nadeel bij al deze technieken is het ontstaan van een zone ter hoogte van de ingreep die zich stijver gedraagt. Het littekenweefsel bij chirurgische ingrepen is stijver dan arterieel weefsel. Bij het plaatsen van een stent spreekt het voor zich dat deze een stijvere zone creëert. 2.1.4 Postoperatieve consequenties Het kan voorkomen dat er na de ingreep een overblijvende vernauwing bestaat. Deze resterende COA samen met de verminderde elasticiteit zijn een bron voor reflectiegolven. Dit zijn golven die ontstaan, wanneer de bloedstroom een hindernis tegenkomt, zoals in dit geval een overgang van elastisch naar stijf (stijf naar elastisch) of een vernauwing. Deze golven zorgen voor een drukopbouw proximaal van de COA-zone, waardoor het hart zwaarder belast wordt afhankelijk van de CI. Enkele studies (Taelman et al.,2012) (Coogan et al.,2011) hebben aangetoond dat de aanwezigheid van enkel een stijvere zone niet veel gevolgen zal hebben voor de belasting van het hart. Er ontstaan namelijk twee reflectiegolven(elastisch => stijf => elastisch), waarvan de amplitudes tegengesteld zijn en elkaar dus opheffen (Figuur 2.4). De aorta zal uiteraard wel hinder ondervinden bij het uitvoeren van zijn bufferfunctie, aangezien er minder gebufferd kan worden door de lokale verminderde elasticiteit. Als er een vernauwing overblijft, zorgen deze reflectiegolven natuurlijk wel voor een zwaardere belasting. Figuur 2.4: Links, reflectiegolf elastisch->stijf – Midden, reflectiegolf stijf->elastisch – Rechts, Superpositie beide golven (bron: Taelman et al.,2012) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 12 2.2 Gebruikte prototyping technieken Er bestaan verschillende technieken voor het maken van holle modellen. Hieronder worden enkele van deze technieken besproken. Eén van deze zal uiteindelijk gekozen worden voor het vervaardigen van het elastisch in vitro model. 2.2.1 Matrijs en gieten Bij deze methode wordt vertrokken vanaf het lumen van het model. Voor dit lumen wordt een matrijs ontworpen die wordt gevuld met was (Figuur 2.5 Links). Er wordt een tweede matrijs ontworpen met de buitenafmetingen van het model. Het lumen van was wordt gecentreerd in de tweede matrijs, waardoor een opening ontstaat tussen beide, die correspondeert met de wanddikte van het finale model (Figuur 2.5 Rechts). In deze opening wordt de vloeibare kunststof gegoten. De matrijzen kunnen uit aluminium of staal bestaan, maar er werden ook al matrijzen ontwikkeld uit kunststof, zoals ABS. (Gregory et al.,2009) Figuur 2.5: Links, Matrijs lumen – Rechts, Matrijs lumen en buitenzijde uit ABS (bron: McGloughlin et al., 2010) Nadat het vloeibare materiaal is gegoten, wordt het geheel licht opgewarmd. Zo kan het model uitharden, waarna het verwijderd wordt uit de matrijs. Om de was, aanwezig binnenin, te verwijderen wordt het model opgewarmd tot 100°C, zodat de was vloeibaar wordt. Deze techniek kent wel enkele nadelen. De kost voor het maken van één product is hoog, aangezien er twee matrijzen moeten ontworpen worden. Hoe gecompliceerder de vorm van het model, hoe moeilijker het maken van de matrijs. Een alternatief is het 3D-printen van de matrijzen in kunststof. Daarnaast is ook de nauwkeurigheid van het model niet zeker, aangezien een kleine fout bij het centreren kan zorgen voor een variërende wanddikte. Ondanks de nadelen heeft deze techniek zijn nut al bewezen in vroegere onderzoeken. (McGloughlin et al., 2010) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 13 2.2.2 HeartPrintFlex (Materialise) De geometrisch nauwkeurigste techniek is het HeartPrintFlex 3D-print proces, ontwikkeld door Materialise (Leuven,België). Dit bedrijf is gespecialiseerd in rapid prototyping en 3Dprinting. Hun techniek bestaat uit twee verschillende stappen: een 3D-model creëren a.d.h.v. CT-scans en dit model maken d.m.v. een specifieke printtechniek. Voor het ontwerpen van het 3D-model heeft Materialise de software Mimics ontwikkeld, die het mogelijk maakt om uit simpele CT-scans een 3D-structuur op te bouwen. Deze structuren kunnen nog aangepast worden naar de wensen van de klant, zoals verbindingsmogelijkheden en wanddikte. Eenmaal het model volledig ontworpen is, kan het geprint worden. Materialise streeft naar een waarheidsgetrouw model. Dit wil zeggen dat de mechanische eigenschappen van het model (elasticiteitsmodulus, distensibiliteit, ...) zo goed mogelijk overeenkomen met deze van het cardiovasculair systeem. Zo kan de bufferfunctie ook gesimuleerd worden en kan een accuraat model bekomen worden. Daarvoor werd het HeartPrint flex 3D-print proces uitgewerkt. (Baeck et al.,2012) De techniek en het materiaal, gebruikt in dit proces, zorgen voor een goed resultaat (zie 2.3). Materialise gebruikt verschillende rapid prototyping technieken. De techniek die ze hiervoor gebruiken bestaat uit de PolyJet technology (Figuur 2.6). Het product wordt laag per laag geprint. Een printkop, beweegbaar in X- en Y-richting print fotopolymeer materialen in lagen van 16m dik. Als een laag klaar is, wordt het materiaal uitgehard door UV-licht en zakt de bouwplaat om aan een nieuwe laag te beginnen. Dit principe wordt herhaald tot het volledige product geprint is. Om gaten en gleuven te verwezenlijken moeten deze opgevuld worden met ondersteunmateriaal. Dit materiaal wordt zodanig gekozen, dat het gemakkelijk te verwijderen is achteraf. Figuur 2.6: Objet PolyJet Proces (bron: Cardon, 2013) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 14 Een groot voordeel van deze techniek is de mogelijkheid om met twee materialen tegelijk te printen. Zo kunnen door gebruik te maken van een mengeling van twee materialen de eigenschappen variëren over het gehele model bij eenzelfde wanddikte. Daarnaast zijn de verscheidenheid aan materialen en de hoge nauwkeurigheid ook grote voordelen. (Cardon, 2013) 2.2.3 Dip en Drip methode Een derde methode is het uitstrijken van kunststofmateriaal over een 3D-model/mal, het lumen, dat zowel uit aluminium als een andere kunststof kan bestaan. Het materiaal wordt laag voor laag aangebracht en na uitharding wordt dan een hol model bekomen. (Tanné et al., 2009) Het grote nadeel is de onnauwkeurige wanddikte. Het gelijk verspreiden hangt grotendeels af van de viscositeit van de gebruikte silicone en de manier waarop de mal gepositioneerd wordt bij het uitharden. Vaak wordt de mal opgehangen in een toestel dat zorgt voor een continue beweging rond bepaalde assen, zodat de silicone gelijkmatig wordt gespreid. Ook al is de spreiding goed, blijft het toch zeer moeilijk om de exacte wanddikte te bepalen. Figuur 2.7: Links, Aluminium lumen – Rechts, Silicone model (bron: Tanné et al.,2009) 2.3 Materialen 2.3.1 Silicone Een veel gebruikt materiaal in het ontwikkelen van modellen is silicone. Silicone is een elastisch materiaal, dat kan gebruikt worden voor het imiteren van cardiovasculair weefsel. Het wordt voornamelijk gebruikt als kunststofmateriaal voor de techniek met een matrijs en voor de dip en drip methode. Het is een goede benadering, maar de specifieke eigenschappen zijn niet voldoende gekend om het als een ideaal materiaal te beschouwen. Dit is vooral te wijten aan het feit dat de wanddikte niet nauwkeurig genoeg kan bepaald worden bij het gebruik van bovenvermelde technieken.(McGloughlin et al., 2009) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 15 2.3.2 HeartPrintFlex versus TangoPlus FullCure 930 In het HeartPrintFlex proces gebruikt Materialise een flexibel materiaal, waarvan de karakteristieken niet vrijgegeven worden. Dit materiaal, geprint volgens het polyjet principe, levert een zeer goed eindresultaat, vergelijkbaar met de karakteristieken van een echte aortawand. TangoPlus FullCure 930 (Bijlage I), ontwikkeld door Stratasys(Objet), is een kunststofmateriaal dat ook verwerkt kan worden door een polyjet printer. Aangezien de bovenstaande materialen een eindresultaat leveren met gelijkaardige eigenschappen, werden ze door Materialise met elkaar vergeleken. Hiervoor werden beide onderworpen aan vier testen: uniaxiale trekproef, scheurtest, hardheidtest en elasticiteittest. De distensibiliteit (D) is een zeer belangrijke eigenschap. Het geeft weer in welke mate een gesloten volume uitzet onder invloed van een drukverhoging, uitgedrukt in Praktisch wordt dit berekend aan de hand van de onderstaande formule. . De D van beide materialen worden op dezelfde manier verkregen. Als samples worden buisvormige structuren gebruikt met een lengte van 50mm en een wanddikte variërend tussen 0,6mm en 1,5mm. Bij het testen van TangoPlus FullCure wordt de binnendiameter constant gehouden op 15,5mm, maar voor HeartPrintFlex is deze waarde niet gekend. De samples worden afgesloten, waarbij het startvolume gekend is. Systematisch wordt er vloeistof toegevoegd, waardoor het volume vergroot t.o.v. het startvolume en er een druk opgebouwd wordt. Tijdens deze volumeveranderingen wordt de inwendige druk continu opgemeten. Uit deze gegevens wordt de D afgeleid voor de verschillende samples. (Baeck et al.,2012),(Biglino et al. , 2013) De grafieken op de volgende pagina (Figuur 2.8) tonen D in functie van de wanddikte. In Figuur 2.9 worden klinische waarden teruggevonden voor de D. Er kan opgemerkt worden dat een ideale D bekomen wordt door een juiste wanddikte te kiezen. Dit maakt het mogelijk om zeer realistische modellen te maken die zich op mechanisch gebied gedragen als een werkelijke aorta. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 16 Figuur 2.8: Links, D HeartprintFlex – Rechts, D TangoPlus (bron: Baeck et al.,2012 - Biglino et al.,2013) Figuur 2.9: Klinische gegevens D (bron: Baeck et al.,2012) 2.4 Onderzoeksmethodiek 2.4.1 Golfintensiteit (Parker, 2009) Bij de experimenten wordt niet enkel het drukverschil gemeten over de zone hersteld van COA, maar wordt de golf ook opgesplitst in zijn voorwaartse en achterwaartse component. In plaats van een golf te ontbinden in fourier componenten, wordt in de thesis gebruik gemaakt van de golfintensiteittheorie. Deze theorie ligt aan de basis van de opsplitsing en wordt dan ook uitvoerig beschreven. Om te beginnen wordt een golf gedefinieerd. In vele studies worden golven voorgesteld als een sommatie van sinussen, die bekomen worden uit een fourier transformatie. De golf wordt dus bekeken in het frequentiedomein, wat niet voor alle toepassingen even praktisch is. Een andere manier om een golf voor te stellen, is deze volgens de golfintensiteit analyse. De golf bestaat uit een opeenvolging in de tijd van verschillende golffronten. De eigenschappen, zoals druk en snelheid, worden bepaald over een zekere sampleperiode. Hier wordt de golf dus in het tijdsdomein benaderd en niet in het frequentiedomein. Het verschil tussen deze beide is te zien in Figuur 2.10 . Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 17 Figuur 2.10: Fourier vs. Golffronten (bron: Parker,2009) Aan de basis van de golfintensiteit analyse liggen de behoudswetten van massa en impuls. Vertrekkende van deze wetten in combinatie met de Riemann variabelen, worden vergelijkingen bekomen voor de snelheid U van de vloeistof (bloed) en de druk P in een uniform bloedvat met een bepaald lengte: c is de snelheid van de drukgolf en wordt hier constant verondersteld. In werkelijkheid is de snelheid afhankelijk van de plaats in het bloedvat, aangezien D een belangrijke rol speelt. Er geldt namelijk: c 1 D Over het algemeen worden de Riemann variabelen bepaald door de randvoorwaarden aan de inlaat en uitlaat van het bloedvat. Uit deze resultaten wordt besloten dat de golf zich zal verplaatsen in voorwaartse richting met een snelheid U+c en in de achterwaartse richting met een snelheid U-c, indien er zich een verstoring voordoet in het bloedvat. Bijvoorbeeld een overgang naar een stijvere zone. Als de drukken en de snelheden op eenzelfde plaats worden opgemeten gedurende een bepaald tijdsinterval dt worden de volgende formules bekomen: Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 18 De intensiteit van de golf wordt gedefinieerd als: dI(t) dP(t).dU(t) Hieruit kan worden afgeleid welke golffronten het meest vertegenwoordigd zijn in de golf. Als dI(t) > 0, zullen er meer voorwaartse golffronten voorkomen. In het andere geval, komen er meer achterwaartse voor. Figuur 2.11: Verschillende gevallen (bron: Parker,2009) U en P zijn niet onafhankelijk van elkaar. Er is een continue omzetting van de kinetische energie, afkomstig van de snelheid van het bloed, en potentiële energie, afkomstig van de druk. Het verband tussen deze twee parameters wordt gegeven door de waterslag vergelijkingen (eng. water hammer): Er moet wel rekening gehouden worden met het feit dat dI grotendeels afhangt van het tijdsinterval. Hoe groter dit tijdsinterval, hoe groter dI zou zijn en dit is natuurlijk niet representatief. Om dit te verhelpen wordt er een alternatieve definitie gebruikt: dI' dP dU dt dt Aan de hand van het voorgaande kan nu de opsplitsing in een voorwaartse en achterwaartse component gemaakt worden. Er wordt wel vanuit gegaan dat deze twee componenten additief zijn. Dit is enkel geldig voor lineaire golven. De onderzochte golven zijn niet lineair, maar om het eenvoudig te houden worden deze wel lineair beschouwd. Op deze manier geldt er dat, Samen met de waterslag vergelijkingen wordt een oplosbaar stelsel bekomen, waaruit de definities van de voorwaartse en achterwaartse parameters worden gehaald. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 19 ⇒ De volledige golf wordt bekomen door deze golffronten te sommeren: met en de druk en snelheid op t = 0. Aan de hand van deze formules kunnen de voorwaartse en achterwaartse componenten in kaart gebracht worden. 2.4.2 Golfsnelheid c (Parker, 2009) De golfsnelheid is een zeer belangrijk begrip bij het ontbinden van een golf in zijn voorwaartse en achterwaartse component. De golfsnelheid is omgekeerd evenredig met D, wat voor nuttige informatie kan zorgen. Het is belangrijk dat deze snelheid nauwkeurig wordt bepaald. Een mogelijke methode is de tijd opmeten die de golf nodig heeft om zich van de ene naar de ander locatie te verplaatsen. Dit geeft natuurlijk maar een gemiddelde waarde en is dus niet zo representatief. Er bestaan nog twee andere methodes en die vertrekken van het gelijktijdig opmeten van U en P, waaruit dan een besluit kan getrokken worden. 2.4.2.1 PU-karakteristiek Als er enkel voorwaartse componenten aanwezig zijn, kan uit de waterslag vergelijking de golfsnelheid gehaald worden. Deze geeft dan een lineair verband tussen dU en dP. In Figuur 2.12 geeft de richtingscoëfficiënt van het lineaire deel de waarde voor c weer. Hieruit kan dan de snelheid worden afgeleid. Merk op dat het belangrijk is om juist op hetzelfde tijdstip P en U op te meten, aangezien de helling daar zeer afhankelijk van is (stippellijnen in Figuur 2.12). Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 20 Figuur 2.12: PU-karakteristiek (bron: Parker,2009) 2.4.2.2 De som van de kwadraten Wanneer het niet mogelijk is om een meting te doen met enkel voorwaartse componenten, kan de formule voor de som van de kwadraten gebruikt worden om de lokale golfsnelheid te berekenen. Let wel op dat de sommatie van en Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie over één cyclus wordt berekend. Pagina 21 3 Simulatie van vloeistof-structuurinteractie bij (herstelde) COA In het proefschrift “Simulatie van vloeistof-structuurinteractie bij (herstelde) aorta coarctatie”, geschreven door Liesbeth Taelman, wordt een numeriek onderzoek (stromingsanalyse) uitgevoerd naar COA a.d.h.v. een 3D-model van de aortaboog, benaderd door de vloeistofstructuurinteractie (VSI). VSI beschrijft de interactie tussen een vervormbare structuur en de omgevende vloeistof. Dit probleem wordt via specifieke software gesimuleerd, waarvan de achterliggende technieken niet verder worden besproken. Voor het ontwerp van het model werd vetrokken van het lumen. Dit geometrisch model werd bekomen aan de hand van de Mimics Innovation Suite (Materialise, Leuven), bestaande uit het programma Mimics en 3-matic. Mimics maakt het mogelijk om uit CT-scans een 3Dmodel te halen via semi-automatische segmentatie. Achteraf kunnen nog aanpassingen gedaan worden in 3-matic. Figuur 3.1: HeartPrintFlex proces (bron: http://biomedical.materialise.com/heartprint-catalog) Voor het lumen werden de gegevens gebruikt van de aortaboog van een 39-jarige mannelijke vrijwilliger. Nadien werd een specifieke wanddikte, die varieert over het gehele model, toegekend in het programma Gambit.Op die manier werd een model bekomen van een gezonde aorta. Om een COA model te verkrijgen, werd een deel uit het oorspronkelijk model weggeknipt en vervangen door de vernauwing. In deze studie worden verschillende gevallen van twee ingrepen bekeken, het inbrengen van een stent en end-to-end anastomose. De drie parameters, die het geval specificeren zijn de elasticiteitsmodulus (E), de lengte van de afwijking en de CI. Dit wordt duidelijk weergegeven in Figuur 3.2. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 22 Figuur 3.2: Parameters verschillende gevallen (bron: Taelman, 2014) Het stroming- en drukverloop worden bestudeerd onder bepaalde randvoorwaarden (Figuur 3.3). Zo worden de patiëntspecifieke debieten aan de inlaat en aan de aftakkingen gemeten uit fasecontrast MRI-beelden en vastgelegd. De randvoorwaarden aan de dalende aorta worden voorgesteld door een drie elementen windketel model, een elektrische analoog voor de systeem circulatie. Dit model bestaat uit een parallelschakeling van R (de totale perifere weerstand) en C (de compliantie van het arteriële systeem) in serie met de karakteristieke impedantie van de aorta, waarin alle parameters aanwezig zijn die een invloed uitoefenen op de bloedstroming. (Segers, 1997) Met onderstaande formules worden deze waarden bepaald. met De parameters in deze formules werden ook bekomen uit de MRI-data. Als vloeistof wordt gekozen voor een Newtoniaanse vloeistof met een dichtheid van 1050kg/m³ en een viscositeit van 3mPa.s. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 23 Figuur 3.3: Randvoorwaarden (bron: Taelman,2014) Als het model en de randvoorwaarden bepaald zijn, worden de drukken en de stroming bestudeerd bij de opgegeven debieten. Aan de hand van deze waarden kan het druk- en het snelheidsverloop bij elk geval in kaart gebracht worden, zodat er besluiten kunnen getrokken worden over het effect op het hemodynamisch gedrag in de aorta. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 24 4 Ontwerp in vitro model Zoals aangegeven in de inleiding worden twee modellen met elkaar vergeleken. Er wordt gekozen voor een gezonde aorta en een specifiek geval van de herstelde aorta, meer bepaald een combinatie van een stijvere zone en een vernauwing met CI = 0,5, dit over een lengte van 25mm. Dit is een “worst case scenario” en zal dus de gevolgen duidelijk weergeven van een medische ingreep. Zoals uit de literatuurstudie is gebleken, zou het HeartPrintFlex proces het meest nauwkeurige en realistische eindresultaat moeten leveren. Het eerste model wordt geprint bij Materialise. Er worden ook twee modellen gemaakt uit silicone via de dip en drip methode. De ontwikkeling van de modellen wordt in dit hoofdstuk in detail beschreven. Om het model gemakkelijk te kunnen verbinden met de testopstelling, wordt het opgehangen in een bak uit polyvinylchloride (PVC). In deze bak wordt het model ondergedompeld in water, zodat het ondersteund wordt. Het water is ook noodzakelijk om metingen uit te voeren met doppler echocardiografie, wat verduidelijkt wordt in deel 5.2. 4.1 HeartPrintFlex model Voor dit model wordt vertrokken van een 3D stl.-bestand van het aortalumen, ontworpen door Liesbeth Taelman zoals vermeld in hoofdstuk 3. Vervolgens wordt het geprint met een Connex printer (Objet). Er wordt een 3D-ontwerp gemaakt van zowel een gezonde aorta, als één hersteld van COA. Uiteindelijk wordt enkel deze laatste geprint in het materiaal eigen aan het HeartPrintFlex proces. Voor de stijve zone daarentegen wordt gebruik gemaakt van Vero Clear (Bijlage I), een stijf materiaal ontwikkeld door Stratasys (Objet). In samenspraak met Materialise wordt er gekozen voor een wanddikte van 2mm voor het functionele deel van het model. De grafiek in Figuur 2.8 indachtig, kan er opgemerkt worden dat met een wanddikte van 2mm niet de gewenste D bekomen wordt en gaat het grote voordeel van dit materiaal verloren. De reden voor deze keuze is de scheurgevoeligheid van het HeartPrintFlex materiaal. Een te dunne wanddikte zou leiden tot onmiddellijk scheuren van het model. Vandaar wordt met 2mm een compromis gezocht tussen de elasticiteit en de scheurvastheid. De uiteinden van het model dienen als connectie met de ophangbak en worden verstevigd door een wanddikte van 3mm te kiezen. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 25 Een overzicht van de wanddiktes en het gebruikte materiaal is terug te vinden in Figuur 4.1. Figuur 4.1: Wanddiktes en materialen 4.1.1 4.1.1.1 Computer model Lumen Het lumen van de aorta werd in het verleden al ontworpen en dient als vertrekpunt voor de creatie van de aortawand. Voor het lumen werden de gegevens gebruikt van de aortaboog van een 39-jarige mannelijke vrijwilliger. Dit leidt uiteindelijk tot het model te zien in Figuur 4.2. Eenzelfde model wordt bekomen in het geval van herstelde COA. Figuur 4.2: Oorspronkelijk model Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 26 4.1.1.2 Verlenging aftakkingen Om de metingen ter hoogte van de coarctatie zo weinig mogelijk te beïnvloeden moeten de factoren, die kunnen zorgen voor afwijkingen, beperkt worden. Het is beter om de aftakkingen langer te maken, zodat ze geen rechtstreekse invloed hebben op de stroming in de aortaboog. Dit kan op een eenvoudige manier opgelost worden door simpele holle cilinders te creëren en te verbinden met het lumen. De cilinders worden aangemaakt in het programma Magics (Materialise, Leuven). Hieronder de stappen voor de aanpassing van het lumen: aanmaken van de cylinders Voor elke aftakking wordt een nieuwe cilinder aangemaakt met een specifieke straal. De cilinders met lengte 25mm worden in twee delen (10mm – 15mm) gesplitst, aangezien deze achteraf een verschillende wanddikte krijgen. Dit wordt duidelijk in paragraaf 4.1.1.3. Bloedvat linker halsslagader linker ondersleutelbeenslagader Straal (mm) 3,1 6 truncus brachiocephalicus 5,4 dalende aorta 9,9 stijgende aorta 15,3 Tabel 4.1: Straal aftakkingen, inlaat en uitlaat importeren van de cilinders De cilinders worden geïmporteerd in 3-matic samen met het oorspronkelijk lumen. Ze worden in het verlengde geplaatst van de vertakkingen d.m.v. de functie "arc to arc align". Twee contouren worden geselecteerd en deze worden evenwijdig tegenover elkaar geplaatst. Figuur 4.3: Links, Herstelde COA – Rechts, Gezond Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 27 verbinden van de cilinders De driehoeken, die de zijvlakken bepalen, worden geselecteerd en verwijderd. Dit wordt gedaan voor zowel het oorspronkelijke model als voor de cilinders, waardoor er twee contouren ontstaan. A.d.h.v. de twee contouren, in dit geval cirkels, wordt een verbinding gemaakt tussen de cilinders en het lumen d.m.v. de functie “fix hole”. Figuur 4.4: Connectie De tweede helft van de cilinders wordt nog niet verbonden. 4.1.1.3 Toekennen wanddiktes D.m.v. de "offset" functie kan een uniforme wanddikte van 2mm toegekend worden aan het model. Figuur 4.5: Offset De overblijvende cilinders krijgen op dezelfde wijze een wanddikte van 3mm en worden met de rest van het model verbonden op dezelfde wijze als hierboven beschreven. Het enige verschil is dat nu zowel de binnenzijde als buitenzijde verbonden moeten worden. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 28 Figuur 4.6: Connectie 4.1.1.4 Stijvere zone Het model met de coarctatie kent een stijver gebied ter hoogte van de overblijvende vernauwing. Aangezien op deze plaats ander materiaal gebruikt wordt, moet deze zone duidelijk weergegeven worden in het model. Het model wordt opgedeeld in drie stukken via de “cut & punch” -operatie in het programma Magics. Op deze manier kan achteraf aan de printer duidelijk gemaakt worden welke zone in een ander materiaal moet geprint worden. Figuur 4.7: Stijvere zone 4.1.2 Fysisch model Zoals beschreven in de literatuurstudie, wordt het model geproduceerd a.d.h.v. het polyjet 3Dprint mechanisme. Het ontworpen stl.-bestand wordt laag voor laag geprint en uitgehard, totdat het uiteindelijke model bekomen wordt (Figuur 4.8). Figuur 4.8: HeartPrintFlex model Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 29 4.2 Silicone model Ondanks het kiezen voor een dikkere wanddikte bij het voorgaande model, blijkt het materiaal toch snel te scheuren. Om een functioneel en scheurvast model te bekomen wordt de dip en drip techniek toegepast met een twee componenten silicone, die beter bestand is tegen kleine drukken. Deze techniek is weliswaar minder nauwkeurig wegens de variabele wanddikte, maar het eindresultaat is zeker bruikbaar voor de geplande experimenten. Ook hier worden de twee modellen gemaakt, waarvan diegene hersteld van COA dezelfde afwijking heeft als voorheen beschreven. 4.2.1 4.2.1.1 Werkwijze Gezonde aorta De silicone bestaat uit twee componenten, die na het mengen uitharden. De massaverhouding van de twee componenten is 50/50 en hieraan wordt nog 5% verdunner toegevoegd. De verdunner verhindert een te trage vloei, die zou kunnen zorgen dat er lokaal dikkere zones ontstaan. Vooraleer het mengsel te gebruiken wordt deze in een vacuümkamer geplaatst, zodat het model niet verzwakt door inwendige luchtbellen. Een bestaande mal uit polyvinylchloride (PVC) vormt hier het lumen, dat overgoten wordt met de silicone. Deze wordt nagenoeg verticaal gepositioneerd, zodat wanneer de viskeuze silicone naar beneden loopt zoveel mogelijk van de oppervlakte bedekt wordt en er geen druppels ontstaan als gevolg van de zwaartekracht (Figuur 4.9). Figuur 4.9: mal gezonde aorta Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 30 Eenmaal de silicone uitgehard is (24u), kan een nieuwe laag gegoten worden. Dit proces wordt viermaal herhaald met de mal telkens in een andere positie, zodanig dat de silicone zich overal evenveel verspreidt. Uiteindelijk wordt het model van de gezonde aorta bekomen met een wanddikte van ongeveer 1,6mm, weliswaar zonder aftakkingen. De cilinders voor de aftakkingen worden volgens hetzelfde procedé gemaakt en achteraf verbonden met de aortaboog (Figuur 4.10 links en midden). De inwendige diameters van de vertakkingen worden meegegeven in Tabel 4.2. De connectie tussen beide wordt gerealiseerd met de twee componenten silicone. Het uiteindelijke resultaat is een flexibel model, bestand tegen lage drukken (Figuur 4.10 rechts) Figuur 4.10: Links en midden, Aftakkingen – Rechts, Silicone model gezonde aorta Bloedvat Straal(mm) linker halsslagader 3 linker ondersleutelbeenslagader 6 truncus brachiocephalicus 5 Tabel 4.2: Inwendige straal bloedvaten 4.2.1.2 Herstelde aorta Het model met de afwijking wordt op juist dezelfde wijze bekomen met het enige verschil dat de mal een extra stuk bevat, dat de COA voorstelt met een CI=0,5 (Figuur 4.11). Dit stuk werd ontworpen in het CAD programma NX (Siemens) en geëxporteerd als een stl.-bestand, zodat het kon geprint worden. Het stuk is opgebouwd uit VeroWhite (Bijlage I), een stijf materiaal voor functioneel gebruik, en geprint op een Objet Eden 350V polyjet printer door de vakgroep Mechatronica aan de Hogeschool Gent. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 31 Figuur 4.11: Mal herstelde COA Naast de vernauwing moet het model zich op die plaats ook stijver gedragen. Dit wordt verwezenlijkt door een cilinder uit PVC met een diameter van 15,5mm en een lengte van 15mm in twee te zagen (Figuur 4.12). De twee helften worden rond de vernauwing geklemd met behulp van tape (Figuur 4.13 links). Zo wordt een rigide zone gecreëerd, waar het model niet kan uitzetten. Om zeker te voorkomen dat de halve cilinders uit elkaar zouden geduwd worden, wordt nog een zelfspannende knoop gelegd (Figuur 4.13 rechts). Figuur 4.12: Halve cilinders Figuur 4.13: Links, Rigide zone – Rechts, Rigide zone met knoop Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 32 4.2.2 Opmerking Een belangrijke opmerking is het mogelijke verschil tussen de twee modellen. De wanddikte is immers zeer moeilijk exact te bepalen, aangezien alles afhangt van de snelheid en de manier waarop de silicone uithardt. Zo kan de wanddikte op een bepaalde plaats verschillen tussen de twee modellen met een verschil in mechanische eigenschappen als gevolg. Of er een verschil bestaat in mechanische eigenschappen wordt besproken in hoofdstuk 7. 4.3 Ophangbak Zoals beschreven in de inleiding van dit hoofdstuk, wordt het model ondergebracht in een bak uit PVC (Figuur 4.14). De uiteindes van het model worden aangesloten op rigide buisjes, die op hun beurt met andere elementen van de testopstelling kunnen verbonden worden. Zo wordt het aansluiten van het model eenvoudiger. De wanden van de bak zijn aan elkaar gelijmd met PVC-lijm (Tangit All Pressure) en nog extra verstevigd d.m.v. vijzen. In de wanden worden gaten geboord, waarin de connectiebuisjes onder een bepaalde hoek worden vastgelijmd met dezelfde PVC-lijm. De buisjes worden zodanig georiënteerd, dat de uiteindes van het model er makkelijk over kunnen glijden en er voldoende contact is tussen buisje en uiteinde. Om het model volledig afgesloten te krijgen, worden de uiteindes met koorden rond de rigide buisjes gespannen. Figuur 4.14: Ophangbak Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 33 5 Materiaal en methode 5.1 Testopstelling De testopstelling is een gesloten circuit, bestaande uit een pulserende pomp (Harvard Apparatus), een windketel, het model in de ophangbak, een overloopvat voor elke aftakking en een groot collectorvat. De verschillende elementen worden hieronder beschreven. Figuur 5.1: Testopstelling Figuur 5.2: Schematische voorstelling testopstelling Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 34 5.1.1 Pulserende pomp Een pulserende pomp is een goede nabootsing van de pompbeweging van het hart. De pomp, gebruikt in deze opstelling, is een zuigerpomp van het merk Harvard Apparatus. Op de pomp kunnen drie variabelen ingesteld worden: het slagvolume, het pompritme en de systole/diastole verhouding. De laatste twee worden bij alle experimenten constant gehouden. Het pompritme wordt ingesteld op 60 slagen per minuut (bpm), vergelijkbaar met een normaal hartritme. De systole/diastole verhouding is 30/70, wat wil zeggen dat de pomp gedurende 30% van de tijd vloeistof zal injecteren en voor de rest zal ontspannen, vergelijkbaar met de tijdsduur van samentrekken en ontspannen van het hart. De pomp geeft een elektrische puls bij het begin van elke slag, die kan doorgegeven worden aan andere apparaten via een BNC-connectie. Klinisch komt dit overeen met de samentrekking van de hartspier door elektrische activiteit als gevolg van een ladingstransport doorheen de celmembranen. In de geneeskunde wordt deze elektrische activiteit opgemeten met een elektrocardiograaf en weergegeven op een elektrocardiogram (ECG). In het vervolg van de thesis zal dit elektrisch signaal aangeduid worden als het ECG-signaal. Figuur 5.3: Harvard Apparatus pulserende pomp 5.1.2 Windketel De aorta vervult een bufferfunctie, het Windketeleffect genaamd. Nog eens kort samengevat, wil dit zeggen dat er energie wordt opgeslagen in de aortawand tijdens contractie, die gebruikt wordt voor een continue bloedstroom te onderhouden bij relaxatie van het hart. De windketel is een afgesloten vat met een in- en uitgang. Bovenop bevindt zich een ventiel, waarmee de hoeveelheid lucht in de windketel kan bepaald worden. Lucht is samendrukbaar en dempt de drukpulsen van de pomp. Hierdoor wordt de bufferfunctie gerealiseerd en wordt er ook voorkomen dat de drukken in het model te hoog oplopen. De pomp voorziet de windketel van vloeistof, die wordt afgevoerd naar het in vitro model. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 35 Figuur 5.4: Windketel 5.1.3 Overloop en collectorvat Nadat de vloeistof het model heeft verlaten langs de dalende aorta en de drie aftakkingen, wordt ze opgevangen in overloopvaten. Dit om te voorkomen dat er lucht wordt binnengetrokken in het gesloten circuit. Deze overloopvaten komen allemaal samen in een groot collectorvat, waaruit de vloeistof weer wordt opgepompt voor een nieuwe cyclus. Figuur 5.5: Links, Overloopvat dalende aorta – Midden, Overloopvaten aftakkingen – Rechts, Collectorvat 5.1.4 Klemmen Het cardiovasculair systeem bestaat niet enkel uit grote slagaders zoals de aorta, maar uit verschillende vertakkingen die overgaan in fijne capillairen (minuscule aders) voor een goede zuurstofuitwisseling tussen bloed en organen. Het hele systeem heeft dus een zekere weerstand. In de testopstelling wordt deze weerstand gerealiseerd door de stroomopening van de aftakkingen en dalende aorta te vernauwen met klemmen (Figuur 5.6). Hoe groot de vernauwingen moeten zijn, is moeilijk exact te bepalen. Daarom is het belangrijk deze constant te houden bij de verschillende metingen, zodat de randvoorwaarden gelijk blijven. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 36 Figuur 5.6: Klem 5.2 Meetapparatuur Tijdens de experimenten worden drukken opgemeten met druksensoren en snelheden bepaald met doppler echocardiografie. 5.2.1 Druksensoren Twee druksensoren (SPC-350S, Millar , Houston, Texas, USA) bepalen de druk distaal en proximaal van de COA-zone (Figuur 5.7 links). De druk wordt opgemeten met een bemonsteringsfrequentie van 1000Hz en verwerkt door een computer A/D kaart (National Instruments, Texas, USA). In een meetprogramma in LabView (National Instruments, Texas, USA) worden de drukprofielen en het ECG-signaal weergegeven (Figuur 5.7 rechts) en is het mogelijk om deze op te slaan gedurende een vooropgesteld tijdsinterval. Figuur 5.7: Links, Opgemeten signalen – Rechts, Plaatsing drukprobes Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 37 Het werkingsmechanisme van de druksensoren is gebaseerd op het principe van rekstrookjes. Bij het uitrekken van deze strookjes verhoogt de inwendige weerstand door het langer en dunner worden van de aanwezige elektrische geleider (Rekstrookje, 2014). Deze weerstandsverandering wordt opgemeten en omgezet naar een spanningssignaal (mV). Elke druk komt overeen met een bepaald voltage, weergegeven in LabView. Om onmiddellijk de druk in mmHg te kunnen aflezen, moeten de sensoren eerst gekalibreerd worden. De druksensoren worden ingebracht onderaan een vloeistofkolom, waarop drukmarkeringen zijn aangebracht (Figuur 5.8). Er wordt stelselmatig water toegevoegd d.m.v. een spuit tot het niveau in de kolom een markering bereikt. Bij elke markering wordt de spanning opgemeten gedurende 5s, waarna de gemiddelde waarde wordt genomen. De ingestelde waardes zijn achtereenvolgens 10,20,30,40,50,60,70 en 80mmHg. In de onderstaande tabel staan de spanningen en de gegeven drukken naast elkaar. ingestelde waarde (mmHg) 10 20 30 40 50 60 70 80 press1 (V) 0,000309 0,000557 0,000841 0,001103 0,001346 0,001593 0,001839 0,002081 press3 (V) -0,00027 -1,6E-05 0,000246 0,00051 0,000761 0,001008 0,001264 0,001516 Tabel 5.1: P i.f.v. V kalibratie Deze waarden kunnen worden uitgezet in een curve, waarvan de functie wordt bepaald. Dit heeft als resultaat: 100 y3 = 39189x + 20.415 80 R² = 0.9999 y1 = 39399x - 2.614 R² = 0.9995 60 press1 40 press3 20 0 -0,001 0 0,001 0,002 0,003 Grafiek 5.1: P-V curve kalibratie Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 38 De bekomen versterking en offset kunnen ingegeven worden in LabView, zodat de drukken rechtstreeks afleesbaar zijn in mmHg. Figuur 5.8: Links, Vloeistofkolom – Midden, Markering – Rechts, Toegang sensoren 5.2.2 5.2.2.1 Doppler echocardiografie Werking Echocardiografie wordt in de geneeskunde aangewend om organen en zacht weefsel in beeld te brengen. Geluidsgolven met een hoge frequentie (ultrageluid) worden in het lichaam gestuurd door een probe. Bij een overgang van weefsel naar vocht/bloed of een overgang van zacht naar hard weefsel worden de golven gereflecteerd en terug opgevangen door de probe. Eenmaal omgezet in een kleine wisselspanning en verwerkt door een computer, wordt een beeld verkregen van het onderzochte orgaan of weefsel.(Echografie, 2014) De hoogfrequente geluidsgolven verplaatsen zich moeilijk door de lucht, waardoor vaak een gel wordt aangebracht tussen de probe en het contactoppervlak voor de beeldvorming. Met deze techniek kunnen de silicone modellen ook inwendig onderzocht worden. In Figuur 5.9 kan duidelijk het lumen (zwart) van de aortawand (wit) onderscheiden worden. De twee grijze strepen boven de onderste wand zijn de reflecties van de drukprobes, aanwezig in het model. Figuur 5.9: Echocardiografie silicone model Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 39 Bovenop het in beeld brengen van weefsel kan ook de snelheid worden bepaald van bewegende partikels, zoals de rode bloedcellen in bloed. De geluidsgolven weerkaatsen op deze bewegende deeltjes met een andere frequentie, het dopplereffect genaamd. Door de frequentieverschuiving tussen de uitgezonden en de ontvangen golf kan de snelheid worden bepaald met de formule: met frequentie ontvangen golf frequentie uitgezonden golf snelheid golf snelheid van doorstromende bloed Als het bloed naar de uitgezonden golf beweegt, krijgt de term in de formule een + teken. Indien het bloed weg van de golf beweegt, krijgt de term een – teken. Dit is afhankelijk van de positie van de probe ten opzichte van de stroomrichting. Voor de metingen wordt de Vivid 7 Dimension (GE Healthcare) ultrasoundmachine gebruikt. Figuur 5.10: Links, Vivid 7 Dimension- Rechts, Ultrasoundprobe Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 40 5.2.2.2 Instellingen Vivid 7 Dimension Figuur 5.11: Ultrasoundbeeld Om tot een goed snelheidsbeeld te komen op de ultrasoundmachine moeten enkele parameters worden ingesteld. Om te beginnen is de positie waar de snelheid gemeten wordt zeer belangrijk. Bovenaan Figuur 5.11 wordt de groene lijn in de richting van de stroming gepositioneerd. De twee gele lijnen duiden het gebied aan, waar de snelheid gemeten wordt. Dit gebied wordt zo klein mogelijk gehouden om op een specifieke locatie de snelheid nauwkeurig te kunnen meten. Via de instelling “angle controle” (AC) kan men de gewenste snelheidscomponent meten parallel met de stroomrichting. De hoek tussen het uitgezonden signaal en de stroomrichting wordt aangegeven op de figuur in het midden rechts: “AC 59”. Merk op dat deze niet loodrecht mogen staan op elkaar. Er wordt naar gestreefd om de AC rond de 60° te houden bij alle metingen, zodat de omstandigheden identiek zijn. De ultrasoundmachine wordt verbonden met het ECG-signaal van de pomp. De machine moet zodanig ingesteld worden, dat het signaal zichtbaar wordt op het ultrasoundbeeld. Het groene ECG-signaal op Figuur 5.11 is noodzakelijk om het snelheidsverloop te kunnen synchroniseren met het drukverloop. De rode bollen stellen het punt voor waar de hellingshoek van de curve het grootst is. Deze punten doen dienst als startpunt van de meting, wat verder in de thesis duidelijk zal worden. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 41 5.3 Uitgevoerde metingen Eerst en vooral moeten de elastische eigenschappen van beide modellen gekend zijn. Indien de elasticiteit teveel varieert, kunnen er geen juiste conclusies getrokken worden uit de resultaten, aangezien de modellen zich totaal anders gedragen. Eenmaal er besloten kan worden dat de modellen gelijkaardig zijn, kan het model worden aangesloten op het gesloten circuit en kunnen de effecten van de COA worden bestudeerd. Merk op dat de metingen en resultaten van het HeartPrintFlex model niet bruikbaar zijn, aangezien de aorta in de beginfase al faalde. Dit wordt kort besproken in paragraaf 5.3.3. 5.3.1 Statische meting De elastische eigenschappen worden in kaart gebracht door de oppervlakte A uit te zetten in functie van de druk en te kijken naar de D. Voor deze meting worden de dalende aorta en de aftakkingen volledig afgesloten. De stijgende aorta wordt verbonden met een vloeistofkolom, waarmee de druk in het model geregeld wordt (Figuur 5.12 links). Door water toe te voegen of te ontrekken via een kraantje, verbonden met één van de aftakkingen, stijgt of daalt het niveau in de vloeistofkolom en daarmee ook de druk (Figuur 5.12 rechts). Figuur 5.12: Links, Vloeistofkolom – Rechts, Toevoegen water Figuur 5.13: Positie drukprobe (statisch) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 42 De druk wordt bepaald 30mm distaal van de vernauwing (Figuur 5.13). De ultrasoundprobe wordt zo gepositioneerd, dat de drukprobe zichtbaar is op het beeld. De binnendiameter van de aorta wordt gemeten ter hoogte van de drukprobe, zoals weergegeven in Figuur 5.14 (witte lijn). Met deze diameter word de inwendige A berekend, die als basis dient voor het bepalen van de D. Figuur 5.14: Binnendiameter De meest gebruikte definitie voor de D wordt gegeven door onderstaande formule: In paragraaf 2.3.2 wordt beschreven hoe D wordt berekend met een gesloten volume. Aangezien het startvolume van het model zeer moeilijk te bepalen is, wordt er gewerkt met een alternatieve definitie van D die enkel rekening houdt met A, gemeten op een willekeurige doorsnede. Dit geeft natuurlijk enkel een beeld over de D op die specifieke plaats, maar kan dienst doen als vergelijking tussen beide modellen. De druk wordt stelselmatig opgevoerd van 10mmHg tot en met 150mmHg (10,30,45,60,75,90,105,120,135,150mmHg). De diameter wordt bij deze waarden bepaald, vertrekkende van een begindiameter van 22,2mm. Dit proces wordt tweemaal herhaald voor beide modellen, zodat kleine meetafwijkingen kunnen geëlimineerd worden. De bekomen gegevens worden verzameld in tabellen, die weergegeven worden in hoofdstuk 6. 5.3.2 5.3.2.1 Dynamische meting Voorbereiding opstelling In normale omstandigheden varieert de arteriële druk tussen de 80 en 120mmHg bij een systole/diastole verhouding van 35/65 en een hartritme van 60bpm. Voor de dynamische opstelling wordt de stijgende aorta verbonden met de pulserende pomp, die wordt ingesteld op een ritme van 60bpm en een verhouding van 30/70. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 43 De arteriële drukken worden geregeld door de weerstand van de aftakkingen en de dalende aorta. De klemmen voorbij de aftakkingen worden licht aangedraaid, zodat de weerstand daar hoog is. Opdat de stroming in de dalende aorta niet teveel gehinderd zou worden, wordt de klem daar minimaal vastgeschroefd. Op die manier kan een zeer zuiver snelheidsbeeld bekomen worden, maar worden slechts drukken bereikt tot 50/55mmHg. Ondanks deze lage drukken, wordt toch voor deze opstelling gekozen om nauwkeurige data te bekomen. Als vloeistof wordt gekozen voor gedemineraliseerd water, waaraan een theelepel zetmeel wordt toegevoegd. De zetmeelpartikels dienen als reflectieoppervlak voor de ultrasoundgolven, noodzakelijk om de doorstromende vloeistof te kunnen waarnemen. De ophangbak wordt gevuld met gedemineraliseerd water en de signaalstrip van de ultrasoundprobe wordt bedekt met een gel en omgeven door een latex handschoen. Zo komen de geluidsgolven zeker niet in contact met de lucht, wat noodzakelijk is voor de meting (zie paragraaf 5.2.2.1). 5.3.2.2 Meting De drukken en snelheden worden distaal en proximaal van de vernauwing opgemeten bij drie verschillende slagvolumes: 40,50 en 60cc. Op deze manier kunnen de effecten worden bestudeerd bij verschillende omstandigheden. Voor elk slagvolume wordt de meting driemaal herhaald, zodat achteraf een gemiddelde kan genomen worden. De drukprobes worden 30mm voor en 30mm voorbij de vernauwing gepositioneerd (Figuur 5.15). De ultrasoundprobe wordt weer zodanig gepositioneerd, dat de druksensoren in beeld zichtbaar zijn. Figuur 5.15: Positie drukprobes (dynamisch) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 44 De drukmeting loopt gedurende een interval van 10s en er wordt een snelheidsbeeld genomen over een tijdsduur van 6s. Om de twee verlopen ten opzichte van elkaar te synchroniseren wordt gebruik gemaakt van het ECG-signaal. Zoals al vermeld werd, stellen de rode bollen van de ECG-curve op het snelheidsbeeld het punt voor waar de hellingshoek het grootst is. Onder het drukverloop is ook een ECG-signaal zichtbaar, waarvan eveneens de grootste hellingshoek wordt bepaald. Dit zijn de twee startpunten en vanaf hier begint de dataverwerking (Figuur 5.16). Figuur 5.16: Links, Startpunt drukprofiel – Rechts, Startpunt snelheidsprofiel 5.3.2.3 Meting (extra) Een drukval over de COA zone wordt verwacht. Aangezien in de eerste metingen de drukken zeer laag liggen, is deze drukval bijna niet waar te nemen. De drukval is wel zichtbaar, maar is te klein om relevante conclusies uit te trekken. Daarom wordt de opstelling licht aangepast om deze drukval toch duidelijk te maken. Eerst wordt de klem voorbij de dalende aorta steviger aangedraaid, zodat het drukprofiel naar hogere waarden verschuift. Daarna wordt de COA-zone vernauwd door deze met een koord aan te spannen (Figuur 5.17). Enkel de drukken bij een slagvolume van 60cc worden hier opgenomen en verwerkt op dezelfde manier als de eerste meting. Figuur 5.17: Extra vernauwing Merk op dat de resultaten puur indicatief zijn, aangezien onnauwkeurig te werk is gegaan. Ze tonen simpelweg de drukval over de COA aan, die bij hogere drukken aanwezig is. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 45 5.3.2.4 Dataverwerking gegevens verzamelen De drukprofielen worden opgeslagen als een tekstbestand dat kan verwerkt worden met Excel. De snelheidsprofielen worden zowel in jpg- als in dcm(dicom)-formaat bewaard en bewerkt in MatLab. MatLab ziet deze afbeelding als matrices van pixels met een bepaalde RGBwaarde. Het is mogelijk om deze RGB-waarden te vervangen door 1 of 0 (wit of zwart). Aan de hand van een ingestelde waarde tussen 0 en 1, wordt bepaald of een pixel als 0 of 1 beschouwd wordt. Zo zal bij een waarde 0,1 de donkere grijstinten ook als 1 bestempeld worden, terwijl bij een waarde van 0,8 enkel de heldere witte pixels een 1 krijgen. Op die manier kan de snelheidswolk vervangen worden door een zwart wit beeld, waar de grens tussen wolk en omgeving duidelijk afgelijnd wordt (Figuur 5.18 midden). Figuur 5.18: Boven, Normaal beeld – Midden, Zwart-witbeeld – Onder, Snelheidsverloop Om de effectieve waarden te kennen wordt het zwart wit beeld gescand via het programma op de volgende pagina. Elke kolom in de matrix wordt rij per rij afgelopen. Van zodra een 1 bereikt wordt, slaat Matlab die positie op en gaat verder naar de volgend kolom. Zo kan de bovenzijde van de wolk mooi afgebakend worden en krijgen we na het plotten van de gegevens een mooie grafiek (Figuur 5.18 onder). De x-as van de grafiek loopt van 1 tot en met 541 (aantal kolommen) en de y-as loopt van 1 tot en met 144 (aantal rijen). De waarde 541 komt overeen met 6s en de waarde 144 komt overeen met 30cm/s. Als dit geweten is, kan de grafiek makkelijk omgezet worden naar een snelheid in functie van de tijd. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 46 n=1 while n< 542 m=1 while fig(m,n) < 1 & m<144 m = m+1 end y(n)= m y1(n)= 144-m x(n)= n n = n+1 end De bemonsteringsfrequentie van de drukmetingen bedraagt 1000Hz, wat wil zeggen dat de druk elke ms opgemeten wordt. Voor de snelheid daarentegen zijn maar 541 waarden beschikbaar voor een tijdsspanne van 6s. Dit komt overeen met een snelheidswaarde voor elke 11 ms. Nadat de juiste drukken uit het geheel gefilterd zijn, wordt een tabel opgemaakt voor een periode van 3s, waarvan een deel wordt weergegeven in Tabel 5.2. tijd(s) Pprox(mmHg) Pdist(mmHg) U(cm/s) 0,000 19,157 17,758 10,062 0,011 19,443 17,974 10,621 0,022 19,838 18,282 11,180 Pprox(Pa) 2554,086 2592,152 2644,909 Pdist(Pa) U(m/s) 2367,546 0,101 2396,292 0,106 2437,409 0,112 Tabel 5.2: P en U i.f.v. t De drukken worden omgezet naar Pa en de snelheden naar m/s om ze te kunnen gebruiken in de formules van de golfintensiteit, beschreven in de literatuurstudie. drukverschillen De gemiddelde druk wordt berekend uit de drie metingen per slagvolume. Het drukverschil wordt berekend door de distale druk af te trekken van de proximale. Dit wordt ook gedaan voor het geval met de grotere vernauwing, maar enkel bij een slagvolume van 60cc. De resultaten worden weergegeven in hoofdstuk 6. golfintensiteittheorie De druk- en snelheidsgolven worden ontbonden in een voorwaartse en achterwaartse golf volgens de golfintensiteittheorie. Hiervoor worden de onderstaande formules gebruikt: met (bij 20 °C) en Voor het bepalen van de lokale snelheid wordt de formule voor de som van de kwadraten gebruikt, aangezien die hier de nauwkeurigste waarden geeft. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 47 tijd(s) P0 U0 dP dU ρ clokaal dP+ dPdU+ dU0,000 2554,086 0,101 0 0 998 11,832 0 0 0 0 0,011 38,066 0,006 52,038 -13,972 0,004 0,001 0,022 52,757 0,006 59,383 -6,626 0,005 0,001 Tabel 5.3: dP’s en dU’s i.f.v. tijd Eenmaal de dU’s en dP’s bepaald zijn, worden deze opgeteld per tijdseenheid, zodat uiteindelijk een golf in de tijd wordt bekomen: en zijn de druk en de snelheid bij het begin van de meting op t=0. Dit tijdstip wordt juist voor de systole gekozen, omdat dan gesteld kan worden dat er nog geen reflectiegolven aanwezig zijn. De en kunnen voor en dus als nul beschouwd worden, terwijl voor de voorwaartse componenen dit de waarden zijn juist voor de systole. Daarnaast wordt ook de intensiteit van de golf, uitgedrukt in W/m², berekend. Deze worden berekend met zowel een bemonsteringsperiode van 11ms als 1ms. Voor de tweede is het noodzakelijk om het snelheidssignaal te interpoleren, aangezien er maar om de 11ms een waarde beschikbaar is. Dit wordt eenvoudig gemanipuleerd in Matlab. Daarnaast worden zowel de druk- en snelheidsignalen als de dP’s en dU’s bij een bemonsteringsfrequentie van 1000Hz gefilterd met een savitsky-golay filter in Matlab. Dit is een wiskundige filter die plotse signaalwisselingen elimineert, zodat een gladder signaal bekomen wordt. tijd(s) 0,000 0,011 0,022 P+ (Pa) P- (Pa) 2554,086 0 2606,123 -13,972 2665,507 -20,598 P (Pa) U+ (m/s) U- (m/s) U (m/s) dI+ (W/m²) dI- (W/m²) dI (W/m²) 2554,086 0,101 0 0,101 0 0 0 2592,152 0,105 0,001 0,106 0,229 -0,017 0,21279 2644,909 0,110 0,002 0,112 0,299 -0,004 0,294915 Tabel 5.4: P, U en dI i.f.v. t (2) De resultaten worden uitgemiddeld over de drie metingen bij elk slagvolume en afgebeeld op curven in hoofdstuk 6. Op die manier worden de golven gefilterd en worden meer nauwkeurige curven bekomen. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 48 5.3.3 HeartPrintFlex model Het materiaal, gebruikt in het HeartPrintFlex proces, heeft wel realistische eigenschappen, maar is extreem scheurgevoelig. Daarom werd gekozen voor het dikker maken van de wand om dit gebrek aan sterkte op te vangen. Bij de statische proef bleek al dat de wanddikte nog niet voldoende was, aangezien de uiteindes bijna onmiddellijk scheurden. Dit probleem werd opgelost door het model te herstellen met tape, maar al snel werden luchtbellen zichtbaar die door de wand drongen. Er werd toch een poging ondernomen om het model aan te sluiten op de pulserende pomp. Dit bleek goed te werken, totdat een grote scheur werd waargenomen en het model niet meer bruikbaar was voor accurate metingen. Daarom werd dit model langs de kant geschoven en overgegaan naar de modellen uit silicone. Figuur 5.19: Defecten HeartPrintFlex model (1) Figuur 5.20: Defecten HeartPrintFlex model (2) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 49 6 Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten opgesomd a.d.h.v. grafieken en tabellen. De effectieve interpretatie van de bekomen waarden wordt behandeld in het volgende hoofdstuk Analyse. 6.1 Statische meting Om nog eens kort te herhalen, worden bij deze meting de elastische eigenschappen bekeken door het bepalen van de D en de oppervlakteverandering ten gevolge van een drukverhoging. De metingen die in het rood gemarkeerd zijn, worden niet meegenomen in de grafieken en het bepalen van de gemiddelde D (groen). Dit omdat deze teveel afwijken van de andere waarden. Merk op dat de grafieken maar weergegeven worden tot 120mmHg. Dit omdat deze druk de maximale bloeddruk is in normale omstandigheden. Figuur 6.1: Positie drukprobe (statisch) 6.1.1 6.1.1.1 Gezond model Distensibiliteit referentie met 1 met 2 met 3 met 4 met 5 met 6 met 7 met 8 met 9 met 10 gemiddelde eerste meting P (mmHg) d (mm) 0 22,2 12,31234 22,1 30,55048 23 45,77488 23 60,5821 23,9 75,41696 24,1 89,45816 24,6 106,2478 24,8 119,6732 25,4 133,9768 25,8 149,599 26,4 A (mm²) 387,0756 383,5963 415,4756 415,4756 448,6273 456,1671 475,2916 483,0513 506,7075 522,7924 547,3911 D (1/mmHg) -0,0007301 0,00240162 0,00160286 0,00262482 0,00236679 0,0025476 0,0023337 0,00258258 0,00261703 0,00276854 0,00253034 tweede meting P (mmHg) d (mm) 0 22,2 12,07395 22,7 28,72203 22,8 46,34806 23,2 60,29753 23,8 75,02471 24,1 90,47652 24,5 105,628 24,8 120,2535 25,2 135,212 25,7 148,8305 26,4 A (mm²) D (1/mmHg) 387,0756 404,7078 0,00377278 408,2814 0,0019074 422,7327 0,00198755 444,8809 0,00247669 456,1671 0,00237916 471,4352 0,00240881 483,0513 0,0023474 498,7592 0,00239936 518,7476 0,00251584 547,3911 0,00278284 0,00247287 Tabel 6.1: Resultaten statische meting (GM) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 50 6.1.1.2 ∆A i.f.v. P Grafiek 6.1: Vergelijking A i.f.v. P (GM) 6.1.2 6.1.2.1 Model hersteld van COA Distensibiliteit referentie met 1 met 2 met 3 met 4 met 5 met 6 met 7 met 8 met 9 met 10 gemiddelde eerste meting P (mmHg) d (mm) 0 22,2 10,8062 21,1 29,39506 22,2 45,67209 22,8 61,3077 23,3 76,08949 23 91,63242 23,6 104,9002 24,5 119,7912 24,5 136,3246 24,7 150,6605 25,7 A (mm²) 387,0756 349,6671 387,0756 408,2814 426,3848 415,4756 437,4354 471,4352 471,4352 479,1636 518,7476 D (1/mmHg) -0,0089434 0 0,00119952 0,00165647 0,00096427 0,00141984 0,0020776 0,00181934 0,00174515 0,00225787 0,00174368 tweede meting P (mmHg) d (mm) 0 22,2 12,25256 21,8 29,50837 22,3 44,47098 22,3 59,53381 23 75,50189 23,4 89,69499 23,8 105,1206 24,3 118,6662 24,8 135,1814 24,9 149,4463 25,4 A (mm²) 387,0756 373,2526 390,5707 390,5707 415,4756 430,0526 444,8809 463,7698 483,0513 486,9547 506,7075 D (1/mmHg) -0,0029146 0,00030599 0,00020304 0,00123242 0,00147056 0,00166496 0,00188486 0,00208948 0,00190881 0,00206807 0,00184779 Tabel 6.2: Resultaten statische meting (GM) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 51 6.1.2.2 ∆A i.f.v. P Grafiek 6.2: Vergelijking ∆A i.f.v. P (COA) Grafiek 6.3: Vergelijking ∆A i.f.v. P tussen beide modellen Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 52 6.2 Dynamische meting In 6.2.1 en 6.2.2 worden de drukvallen en maximale drukken teruggevonden samen met de ontbinding van de golven in hun voorwaartse en achterwaartse component. Deze ontbinding van P en U wordt per model en slagvolume weergegeven in een grafiek over een tijdsspanne van 1,25s. Aangevuld met een bepaling van de intensiteit, bekomen uit dP en dU. Om het verschil aan te tonen worden bij het GM zowel de ongefilterde als de gefilterde intensiteitgrafiek weergegeven, maar bij COA wordt de ongefilterde weggelaten. Aangezien gewerkt wordt met een CI van 0,5, zijn de snelheidsmetingen distaal van de vernauwing minder belangrijk. Vooral de reflectie aan de ingang van de vernauwing zal een grote rol spelen in de belasting van het hart. Daarom worden voor de golfontbinding enkel de resultaten proximaal van de vernauwing verwerkt. In 6.2.3 worden de twee modellen vergeleken in een samengestelde grafiek en tabel. Op die manier kan het verschil beter aangetoond worden tussen de twee gevallen. Dit hoofdstuk eindigt met de extra meting in 6.2.4, waarbij gemeten wordt bij hogere drukken. Zoals alreeds vermeld zijn deze resultaten puur indicatief, aangezien deze metingen veel minder nauwkeurig uitgevoerd werden. Figuur 6.2: Positie drukprobes (dynamisch) 6.2.1 6.2.1.1 Gezond model Drukvallen en maxima Slagvolume Pproxmax (mmHg) Pdistmax (mmHg) ∆Pmax (mmHg) ∆Pgem (mmHg) 40cc 33,752 32,816 1,340 0,905 50cc 40,132 39,227 1,171 0,699 60cc 46,702 46,314 1,113 0,640 Tabel 6.3: Drukvallen en maxima (GM) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 53 6.2.1.2 Voorwaartse en achterwaartse golf 40cc Grafiek 6.4: Drukgolven 40cc (GM) Grafiek 6.5: Snelheidsgolven 40cc (GM) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 54 Grafiek 6.6: Intensiteit 40cc ongefilterd (GM) Grafiek 6.7: Intensiteit 40cc gefilterd (GM) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 55 50cc Grafiek 6.8: Drukgolven 50cc (GM) Grafiek 6.9: Snelheidsgolven 50cc (GM) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 56 Grafiek 6.10: Intensiteit 50cc ongefilterd (GM) Grafiek 6.11: Intensiteit 50cc gefilterd (GM) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 57 60cc Grafiek 6.12: Drukgolven 60cc (GM) Grafiek 6.13: Snelheidsgolven 60cc (GM) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 58 Grafiek 6.14: Intensiteit 60cc ongefilterd (GM) Grafiek 6.15: Intensiteit 60cc gefilterd (GM) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 59 6.2.2 6.2.2.1 Model hersteld van COA Drukvallen en maxima Slagvolume Pproxmax (mmHg) Pdistmax (mmHg) ∆Pmax (mmHg) ∆Pgem (mmHg) 40cc 38,433 35,836 3,147 1,932 50cc 46,830 43,836 3,764 2,324 60cc 54,182 51,374 3,316 1,972 Tabel 6.4: Drukvallen en maxima (COA) 6.2.2.2 Voorwaartse en achterwaartse golf 40cc Grafiek 6.16: Drukgolven 40cc (COA) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 60 Grafiek 6.17: Snelheidsgolven 40cc (COA) Grafiek 6.18: Intensiteit 40cc gefilterd (COA) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 61 50cc Grafiek 6.19: Drukgolven 50cc (COA) Grafiek 6.20: Snelheidsgolven 50cc (COA) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 62 Grafiek 6.21: Intensiteit 50cc gefilterd (COA) 60cc Grafiek 6.22: Drukgolven 60cc (COA) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 63 Grafiek 6.23: Snelheidsgolven 60cc (COA) Grafiek 6.24: Intensiteit 60cc gefilterd (COA) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 64 6.2.3 Vergelijking COA-GM 40cc Grafiek 6.25: Drukgolvenvergelijking 40cc Grafiek 6.26: Snelheidgolvenvergelijking 40cc Model COA GM P (mmHg) P+ (mmHg) P- (mmHg) U (m/s) U+ (m/s) U- (m/s) 38,433 29,096 9,484 0,156 0,232 -0,098 33,564 26,604 7,027 0,198 0,272 -0,097 Tabel 6.5: Maximale waarden 40cc Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 65 50cc Grafiek 6.27: Drukgolvenvergelijking 50cc Grafiek 6.28: Snelheidgolvenvergelijking 50cc Model COA GM P (mmHg) P+ (mmHg) P- (mmHg) U (m/s) U+ (m/s) U- (m/s) 46,730 34,581 12,347 0,176 0,307 -0,145 40,116 32,157 7,974 0,223 0,302 -0,086 Tabel 6.6: Maximale waarden 50cc Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 66 60cc Grafiek 6.29: Drukgolvenvergelijking 60cc Grafiek 6.30: Snelheidgolvenvergelijking 60cc Model COA GM P (mmHg) P+ (mmHg) P- (mmHg) U (m/s) U+ (m/s) U- (m/s) 54,113 40,129 14,425 0,209 0,347 -0,164 46,642 36,690 10,463 0,249 0,368 -0,125 Tabel 6.7: Maximale waarden 60cc Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 67 6.2.4 Extra meting Slagvolume 40cc 50cc 60cc ∆Pmax (mmHg) ∆Pgem (mmHg) Pproxmax (mmHg) Pdistmax (mmHg) -2,627 -3,133 99,144 102,423 -2,920 -3,410 128,645 132,565 -2,505 -3,224 159,070 162,858 Tabel 6.8: Drukvallen en maxima bij overdreven omstandigheden (GM) Slagvolume 40cc 50cc 60cc ∆Pmax (mmHg) ∆Pgem (mmHg) Pproxmax (mmHg) Pdistmax (mmHg) 47,484 28,978 111,471 67,978 63,360 42,798 136,789 78,113 81,832 51,399 187,354 112,537 Tabel 6.9: Drukvallen en maxima bij overdreven omstandigheden (COA) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 68 7 Analyse 7.1 Voorstudie numerieke resultaten (Taelman, 2014) 7.1.1 Inleiding In hoofdstuk 3 werd de methodiek van de numerieke studie, uitgevoerd door Liesbeth Taelman, kort beschreven. De relevante resultaten worden hieronder besproken, zodat deze als basis kunnen dienen voor de analyse van de experimentele studie. 7.1.2 Resultaten In deze thesis wordt het worst case scenario onderzocht,nl. een aorta hersteld van COA met een stijve zone en een overblijvende vernauwing met een CI=0,5. Het zijn dan ook enkel de numerieke resultaten van dit geval die besproken zullen worden. Eerst wordt de proximale drukverandering besproken, gevolgd door de drukval en er wordt geëindigd met het in beeld brengen van de golven en hun componenten. 7.1.2.1 Proximale druk In de onderstaande grafiek is duidelijk te zien dat de proximale druk stijgt met ongeveer 50mmHg t.o.v. de referentie (blauwe curve), als gevolg van de afwijking (groene curve). Het is voornamelijk de vernauwing die hier toe bijdraagt, aangezien deze zorgt voor grote reflectiegolven (zie verder). Dit is te zien aan het kleine verschil tussen de rode, zwarte en groene curve, die de gevallen weergeven met een E (van de stijve zone) respectievelijk 1x, 5x en 20x de elasticiteitsmodulus van een gezonde aorta ( ). Grafiek 7.1: Proximaal drukverloop (bron: Taelman, 2014) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 69 7.1.2.2 Drukval In normale omstandigheden bedraagt de drukval tussen de stijgende en de dalende aorta maximaal 0,8mmHg. Deze drukval ontstaat niet enkel door wrijving en de bocht van de aortaboog, maar ook door het gradueel verkleinen van de dalende aorta, waardoor een deel van de energie omgezet wordt in het gecontroleerd versnellen van de vloeistof. Bij een onstabiele versnelling wordt deze energie plots omgezet, met een grote drukval als gevolg, weergegeven in de onderstaande grafieken. Opnieuw wordt geconcludeerd dat het hoofdzakelijk de vernauwing is die aan de oorsprong ligt van dit fenomeen (Grafiek 7.2 rechts). Door de grote vernauwing moet de vloeistof bij een constant debiet versnellen. Hoe ernstiger de CI, hoe groter de acceleratie, hoe groter de drukval. In de linker grafiek, de gemiddelde drukval , is te zien dat bij het naderen van de vernauwing een plotse drukval ontstaat gevolgd door een drukherstel. Dit drukherstel is niets meer dan een energieomzetting van kinetische energie naar druk door het vertragen van de vloeistof verder in de dalende aorta. In de rechter grafiek wordt de maximale drukval weergegeven. Dit is het grootste drukverschil dat kan gemeten worden tussen stijgende en dalende aorta. Grafiek 7.2: Links, Gemiddelde drukval – Rechts, Maximale drukval (bron: Taelman,2014) 7.1.2.3 Reflecties Bij een gezonde aorta treden er reflecties op ter hoogte van de aftakkingen op de boog en de distale vertakkingen. In systole ontstaat een grote voorwaartse golf (FCW 1), waarna een kleine reflectiegolf (BCW 1) ontstaat die in diastole arriveert. Deze zal op zijn beurt reflecteren en een nieuwe voorwaartse golf (FCW 2) vormen. Als het hart ontspant, ontstaat er een derde voorwaartse golf (FEW 1) die voortkomt uit de bufferfunctie van de aorta. Dit is te zien in het linker gedeelte van Grafiek 7.3. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 70 Als er nog een extra vernauwing aanwezig is, zoals bij COA, valt meteen op dat de reflectiegolf veel groter is en veel vroeger reflecteert. Deze zal zich dus snel naar het hart begeven en daar terug reflecteren als een tweede voorwaartse golf, met als gevolg dat de druk, proximaal van de vernauwing, toeneemt. Dit proces herhaalt zich FCW1=>BCW1=>FCW2=>BCW2=>FCW3=>…), totdat de amplitudes van de golven bijna niet meer te zien zijn. Zoals bij de gezonde aorta ontstaan hier ook voorwaartse golven bij het ontspannen van het hart. Dit is te zien in het rechter gedeelte van Grafiek 7.3. De onderste grafieken tonen hetzelfde verhaal aan de hand van de intensiteit. Elke piek stelt een voorwaartse of achterwaartse golf voor. De volgende formules zijn hierbij belangrijk: met en respectievelijk de positieve en negatieve netto golfintensiteit genomen over een interval van 4ms. De intensiteit is sterk afhankelijk van het tijdsinterval. Hoe groter het tijdsinterval, hoe groter dP en dU zullen zijn, hoe groter de intensiteit zal zijn. Dit wordt opgelost met de volgende dP dU formule: dI' dt dt A.d.h.v. alle pieken kan worden bepaald welke golven voorkomen en op welke momenten ze voorkomen. Grafiek 7.3: Invloed van een lokale vernauwing en stijvere zone op de golven (bron: Taelman, 2014) Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 71 7.2 Elastische eigenschappen Met de resultaten, gevonden in 6.1, kan geconcludeerd worden dat beide modellen zich stijver gedragen dan een aorta. Voor de modellen ligt D rond de 2 , wat ongeveer de helft is van de klinisch gevonden waardes voor de aorta (Figuur 7.1). Er kan besloten worden dat de modellen zich te stijf gedragen, maar de realiteit wel benaderen. Figuur 7.1: Klinische gegevens D (bron: Baeck et al., 2012) Tussen de modellen onderling bestaat er een verschil in mechanische eigenschappen. D van het COA model is 0,7 kleiner dan deze van het GM (Tabel 6.1. en Tabel 6.2). Ook in Grafiek 6.3 kan opgemerkt worden dat de inwendige oppervlakte bij een bepaalde druk het kleinst is bij het COA model. Bij 50 bijvoorbeeld is de volumeverandering 30 en 50mm² (respectievelijk COA en GM), wat bijna het dubbele is. Er is een duidelijk verschil te merken tussen beide modellen, dus zal er zeer voorzichtig moeten omgesprongen worden met de interpretatie van de dynamische resultaten. 7.3 Dynamische resultaten Zoals voorheen al werd opgemerkt, zijn de drukken (10-55mmHg) relatief klein in vergelijking met de bloeddruk 80-120mmHg. Dit heeft als gevolg dat de effecten van COA minder uitgesproken zijn in de bekomen grafieken. Samen met het verschil in mechanische eigenschappen maakt dit het zeer moeilijk om correcte conclusies te trekken en er wordt dan ook kritisch te werk gegaan. Een tweede opmerking is de kleine piek die te zien is in de drukgolf in diastole (bv. Grafiek 6.12). Om een bepaald drukniveau in het model te verkrijgen werd de uitgang van de dalende aorta vernauwd. Deze vernauwing zorgt voor reflecties die de stijgende aorta pas in diastole bereiken, daar reflecteren ze terug en zorgen voor een hogere druk, de tweede piek. Hoe groter de vernauwing, hoe hoger de piek zal liggen. Dit is ook een factor waarmee rekening dient gehouden te worden. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 72 7.3.1 Reflectiegolven De reflectiegolven zijn een belangrijk gegeven voor het bestuderen van COA en de bijhorende medische ingrepen. Daarom worden in de komende paragrafen achtereenvolgens de drukgolven, snelheidsgolven en de intensiteit besproken. 7.3.1.1 Drukgolven Het aandeel van de achterwaartse drukgolf in het volledige drukverloop is een belangrijke parameter. Er kan worden gezien dat de reflectiegolven een groter aandeel hebben in de volledige drukgolf met verschillen van 2,5-4,4 en 4mmHg bij respectievelijk 40cc, 50cc en 60cc (Tabel 6.5,Tabel 6.6 en Tabel 6.7). Daarnaast valt in Grafiek 6.27 en Grafiek 6.29 ook op dat de negatieve COA drukcomponent (groene curve) vroeger begint te stijgen dan de negatieve GM drukcomponent (paarse curve). Deze twee bevindingen kunnen erop duiden dat de reflectiegolf de stijgende aorta sneller bereikt, in het geval van COA, en zo de druk verhoogt in systole. Bij de drie slagvolumes valt onmiddellijk op dat de proximale druk tijdens systole hoger ligt bij het COA model, wat kan worden verklaard door de bovenstaande bevindingen. De verschillen zijn 4,5-6,6 en 7,5mmHg respectievelijk bij 40cc,50cc en 60cc (Tabel 6.5,Tabel 6.6 en Tabel 6.7). Bij 60cc is een verschil van 7,5mmHg wel opmerkelijk in verhouding met de grootte van de drukken, waaruit besloten wordt dat dit grotendeels het effect is van de vernauwing en in mindere mate van het verschil in mechanische eigenschappen. 7.3.1.2 Snelheidsgolven De negatieve snelheidscomponent geeft weer met welke snelheid de golf zich verplaatst en hoe snel deze dus de stijgende aorta bereikt. Bij 50cc en 60cc verplaatst de golf, in het geval van COA, zich 1,7 respectievelijk 1,3 keer sneller (bepaald tussen de twee pieken). Zoals bij het drukverloop begint de snelheid ook vroeger te stijgen. Hieruit wordt dezelfde conclusie getrokken als in de vorige paragraaf. De golf bij COA propageert zich sneller en vroeger richting het hart en helpt daarom mee aan een drukstijging proximaal van de vernauwing. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 73 7.3.1.3 Intensiteit Door de intensiteit weer te geven in een curve kunnen de voorwaartse en achterwaartse golven duidelijk aangegeven worden. Een positieve piek in de intensiteit geeft een voorwaartse golf weer en een negatieve een achterwaartse (reflectiegolf). Ondanks de grilligheid van de intensiteitcurven, kan er toch een bepaald patroon herkend worden. Bij een gezonde aorta is het patroon een opeenvolging van een voorwaartse contractiegolf (FCW 1), een achterwaartse reflectiegolf in late systole (BCW 1), direct gevolgd door een tweede voorwaartse contractiegolf (reflectie van de achterwaartse FCW 2), eindigend met een voorwaartse expansiegolf (FEW 1) bij ontspannen van het hart (Taelman,2014). Dit patroon is ook terug te vinden in Grafiek 6.7, Grafiek 6.11 en Grafiek 6.15, de gefilterde intensiteitgrafieken van het GM. Dit wordt het best verduidelijkt in Grafiek 7.4. Grafiek 7.4: Bepaling golven a.d.h.v. intensiteit (GM 60cc) Een aorta met een vernauwing heeft ook een dergelijk patroon, maar hier wordt de opeenvolging van een voorwaartse contractiegolf en een reflectiegolf meerdere malen herhaald (Taelman, 2014). Deze zone is ook te zien in de intensiteitgrafiek van het COA model:Grafiek 6.18, Grafiek 6.21 en Grafiek 6.24. Deze zone is het duidelijkst te zien op Grafiek 7.5. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 74 Grafiek 7.5: Bepaling golven a.d.h.v. intensiteit (COA 60cc) De ruis zone is een opeenvolging van voorwaartse en achterwaartse golven, hoogstwaarschijnlijk als gevolg van de vernauwing aan de dalende aorta, zoals beschreven in de inleiding van deel 7.3. Pas na deze zone, wanneer het systeem zich volledig in diastole bevindt, kunnen de voorwaartse expansiegolven waargenomen worden, zoals aangegeven wordt in de bovenstaande grafieken. 7.3.2 Drukvallen In Tabel 6.3 en Tabel 6.4 kunnen de gemiddelde drukvallen over de COA afgelezen worden. Bij het GM blijft deze drukval onder de 1 . Het is normaal dat er ook een kleine drukval waargenomen wordt, aangezien de aorta voorbij de boog gradueel vernauwt. Bij het COA model ligt de drukval rond de 2 , wat een te klein verschil is om met zekerheid te zeggen dat dit het gevolg is van de vernauwing. Het enige wat kan besloten worden is dat de druk proximaal toeneemt als gevolg van de vernauwing, zoals al vermeld werd in paragraaf 7.3.1.1. Omdat hier moeilijk een besluit uit te trekken valt, werd er een tweede meting uitgevoerd bij overdreven omstandigheden. Hiervoor werd de doorgang voorbij de dalende aorta kleiner gemaakt, waardoor de weerstand distaal stijgt en werd ook de COA overdreven, zoals beschreven in paragraaf 5.3.2.3. De resultaten hiervan zijn te vinden in Tabel 6.8 en Tabel 6.9. Merk op dat de drukvallen in Tabel 6.8 negatief zijn. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 75 Een logische verklaring hiervoor is de vernauwing voorbij de dalende aorta (inleiding deel 7.3) , waarvan de reflectiegolven het distale gedeelte van de dalende aorta sneller bereiken. Om die reden kan het voorkomen dat de druk distaal hoger is dan proximaal met een negatief drukverschil als gevolg. De exacte waarden zijn hier niet zo relevant, aangezien deze metingen niet nauwkeurig genoeg werden uitgevoerd. Er kan wel opgemerkt worden dat de drukval bij het gezonde model enkele bedraagt, terwijl het bij het COA model over tientallen gaat. Hieruit kan opgemaakt worden, dat de vernauwing toch een zware drukval veroorzaakt. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 76 8 Conclusie De resultaten bekomen in deze thesis tonen aan dat een aorta hersteld van coarctatie, met een stijve zone en een overblijvende vernauwing (CI = 0,5), een invloed heeft op het hemodynamisch gedrag en de hartbelasting. Als gevolg van reflectie aan de vernauwing, zal de druk proximaal van de COA-zone toenemen. Door de plotse versnelling van de bloedstroom ter hoogte van de vernauwing wordt een deel van de energie omgezet naar kinetische energie, waardoor een drukval kan waargenomen worden over de COA-zone. Of deze drukval zich achteraf herstelt kan niet bepaald worden, aangezien geen metingen gedaan werden verder in de dalende aorta. Er kan dus gesteld worden dat in deze situatie, na herstel van COA, nog steeds hypertensie te zien is proximaal van de vernauwing en een verzwakte bloedstroom distaal. Wat een aanleiding kan zijn tot andere hartaandoeningen en de effecten beschreven in paragraaf 2.1.2. Er moet wel opgemerkt worden dat er geen uitspraak gedaan kan worden over de groottes van de proximale drukstijging en de drukval, omdat de metingen uitgevoerd zijn bij veel lagere drukken dan de werkelijke bloeddruk en wegens het verschil in mechanische eigenschappen tussen beide modellen, kunnen de resultaten licht afwijken. Hierdoor kan de ernst van deze specifieke situatie niet in kaart gebracht worden. Zelfs na een medische ingreep is het mogelijk dat de herstelde zone nog hinder veroorzaakt. Een goede opvolging van de patiënt is dus noodzakelijk. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 77 9 Nabeschouwing De testopstelling en de meetmethodes werden zodanig gekozen, dat de resultaten nauwkeurig en realistisch zijn. Gedurende het proces is gebleken dat sommige aanpassingen en veranderingen zouden leiden tot exactere gegevens, waaruit meer concrete besluiten zouden kunnen worden getrokken. Er werd gestreefd naar waarheidsgetrouwe modellen, maar de resultaten van de dip en drip methode zijn minder nauwkeurig dan bijvoorbeeld het HeartPrintFlex proces. Daarom zou er gezocht moeten worden naar een verbetering van het HeartPrintFlex kunststofmateriaal dat meer scheurvast is en verwerkbaar door een polyjet 3D-printer. Daarnaast is het aangeraden de lengte van de aftakkingen en de dalende aorta te vergroten, zodat de invloed van de stijve connectiebuisjes (van de ophangbak) op de druk en snelheidsmetingen kleiner wordt. Om de realiteit beter te benaderen, zouden de randvoorwaarden exacter moeten bepaald worden. Zo kunnen a.d.h.v. data van patiënten de debieten worden bepaald door de aftakkingen en de dalende aorta. In de testopstelling kan dan gestreefd worden naar deze debieten, opgemeten met de ultrasoundmachine, door het meer/minder vastdraaien van de klemmen. De klem voorbij de dalende aorta zou verder moeten geplaatst worden, zodat er wel drukken tot 120 mmHg bekomen kunnen worden zonder dat de reflecties ter hoogte van de klem een grote invloed hebben op de metingen. Dit zijn verbeteringspunten die gebruikt kunnen worden bij mogelijks experimenteel onderzoek in de toekomst zodat het effect van herstelde COA exacter in kaart kan gebracht worden. Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 78 Lijst met figuren, tabellen en grafieken Figuren Figuur 2.1: Gezonde aorta (bron: http://www.theodora.com/anatomy/the_aorta.html) .......................... 9 Figuur 2.2: Windketeleffect (bron: Hemodynamics: hydraulic filters, flow and blood pressure)......... 10 Figuur 2.3: COA (bron: http://my.clevelandclinic.org/heart/disorders/congenital/coarctation_of_the_aorta.aspx) .................... 10 Figuur 2.4: Links, reflectiegolf elastisch->stijf – Midden, reflectiegolf stijf->elastisch – Rechts, Superpositie beide golven (bron: Taelman et al.,2012) ...................................................................... 12 Figuur 2.5: Links, Matrijs lumen – Rechts, Matrijs lumen en buitenzijde uit ABS (bron: McGloughlin et al., 2010) ............................................................................................................................................ 13 Figuur 2.6: Objet PolyJet Proces (bron: Cardon, 2013) ........................................................................ 14 Figuur 2.7: Links, Aluminium lumen – Rechts, Silicone model (bron: Tanné et al.,2009) .................. 15 Figuur 2.8: Links, D HeartprintFlex – Rechts, D TangoPlus (bron: Baeck et al.,2012 - Biglino et al.,2013) ................................................................................................................................................. 17 Figuur 2.9: Klinische gegevens D (bron: Baeck et al.,2012) ................................................................ 17 Figuur 2.10: Fourier vs. Golffronten (bron: Parker,2009) ..................................................................... 18 Figuur 2.11: Verschillende gevallen (bron: Parker,2009) ..................................................................... 19 Figuur 2.12: PU-karakteristiek (bron: Parker,2009).............................................................................. 21 Figuur 3.1: HeartPrintFlex proces (bron: http://biomedical.materialise.com/heartprint-catalog) ......... 22 Figuur 3.2: Parameters verschillende gevallen (bron: Taelman, 2014) ................................................. 23 Figuur 3.3: Randvoorwaarden (bron: Taelman,2014) ........................................................................... 24 Figuur 4.1: Wanddiktes en materialen................................................................................................... 26 Figuur 4.2: Oorspronkelijk model ......................................................................................................... 26 Figuur 4.3: Links, Herstelde COA – Rechts, Gezond ........................................................................... 27 Figuur 4.4: Connectie ............................................................................................................................ 28 Figuur 4.5: Offset .................................................................................................................................. 28 Figuur 4.6: Connectie ............................................................................................................................ 29 Figuur 4.7: Stijvere zone ....................................................................................................................... 29 Figuur 4.8: HeartPrintFlex model ......................................................................................................... 29 Figuur 4.9: mal gezonde aorta ............................................................................................................... 30 Figuur 4.10: Links en midden, Aftakkingen – Rechts, Silicone model gezonde aorta ......................... 31 Figuur 4.11: Mal herstelde COA ........................................................................................................... 32 Figuur 4.12: Halve cilinders .................................................................................................................. 32 Figuur 4.13: Links, Rigide zone – Rechts, Rigide zone met knoop ...................................................... 32 Figuur 4.14: Ophangbak ........................................................................................................................ 33 Figuur 5.1: Testopstelling...................................................................................................................... 34 Figuur 5.2: Schematische voorstelling testopstelling ............................................................................ 34 Figuur 5.3: Harvard Apparatus pulserende pomp ................................................................................. 35 Figuur 5.4: Windketel............................................................................................................................ 36 Figuur 5.5: Links, Overloopvat dalende aorta – Midden, Overloopvaten aftakkingen – Rechts, Collectorvat ........................................................................................................................................... 36 Figuur 5.6: Klem ................................................................................................................................... 37 Figuur 5.7: Links, Opgemeten signalen – Rechts, Plaatsing drukprobes .............................................. 37 Figuur 5.8: Links, Vloeistofkolom – Midden, Markering – Rechts, Toegang sensoren ....................... 39 Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 79 Figuur 5.9: Echocardiografie silicone model ........................................................................................ 39 Figuur 5.10: Links, Vivid 7 Dimension- Rechts, Ultrasoundprobe....................................................... 40 Figuur 5.11: Ultrasoundbeeld ................................................................................................................ 41 Figuur 5.12: Links, Vloeistofkolom – Rechts, Toevoegen water .......................................................... 42 Figuur 5.13: Positie drukprobe (statisch) .............................................................................................. 42 Figuur 5.14: Binnendiameter ................................................................................................................. 43 Figuur 5.15: Positie drukprobes (dynamisch) ....................................................................................... 44 Figuur 5.16: Links, Startpunt drukprofiel – Rechts, Startpunt snelheidsprofiel .................................... 45 Figuur 5.17: Extra vernauwing .............................................................................................................. 45 Figuur 5.18: Boven, Normaal beeld – Midden, Zwart-witbeeld – Onder, Snelheidsverloop................ 46 Figuur 5.19: Defecten HeartPrintFlex model (1) .................................................................................. 49 Figuur 5.20: Defecten HeartPrintFlex model (2) .................................................................................. 49 Figuur 6.1: Positie drukprobe (statisch) ................................................................................................ 50 Figuur 6.2: Positie drukprobes (dynamisch) ......................................................................................... 53 Figuur 7.1: Klinische gegevens D (bron: Baeck et al., 2012) ............................................................... 72 Tabellen Tabel 4.1: Straal aftakkingen, inlaat en uitlaat ...................................................................................... 27 Tabel 4.2: Inwendige straal bloedvaten ................................................................................................. 31 Tabel 5.1: P i.f.v. V kalibratie ............................................................................................................... 38 Tabel 5.2: P en U i.f.v. t ........................................................................................................................ 47 Tabel 5.3: dP’s en dU’s i.f.v. tijd .......................................................................................................... 48 Tabel 5.4: P, U en dI i.f.v. t (2) ............................................................................................................. 48 Tabel 6.1: Resultaten statische meting (GM) ........................................................................................ 50 Tabel 6.2: Resultaten statische meting (GM) ........................................................................................ 51 Tabel 6.3: Drukvallen en maxima (GM) ............................................................................................... 53 Tabel 6.4: Drukvallen en maxima (COA) ............................................................................................. 60 Tabel 6.5: Maximale waarden 40cc....................................................................................................... 65 Tabel 6.6: Maximale waarden 50cc....................................................................................................... 66 Tabel 6.7: Maximale waarden 60cc....................................................................................................... 67 Tabel 6.8: Drukvallen en maxima bij overdreven omstandigheden (GM) ............................................ 68 Tabel 6.9: Drukvallen en maxima bij overdreven omstandigheden (COA) .......................................... 68 Grafieken Grafiek 5.1: P-V curve kalibratie .......................................................................................................... 38 Grafiek 6.1: Vergelijking A i.f.v. P (GM)........................................................................................... 51 Grafiek 6.2: Vergelijking ∆A i.f.v. P (COA) ........................................................................................ 52 Grafiek 6.3: Vergelijking ∆A i.f.v. P tussen beide modellen ................................................................ 52 Grafiek 6.4: Drukgolven 40cc (GM) ..................................................................................................... 54 Grafiek 6.5: Snelheidsgolven 40cc (GM) .............................................................................................. 54 Grafiek 6.6: Intensiteit 40cc ongefilterd (GM)...................................................................................... 55 Grafiek 6.7: Intensiteit 40cc gefilterd (GM).......................................................................................... 55 Grafiek 6.8: Drukgolven 50cc (GM) ..................................................................................................... 56 Grafiek 6.9: Snelheidsgolven 50cc (GM) .............................................................................................. 56 Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 80 Grafiek 6.10: Intensiteit 50cc ongefilterd (GM).................................................................................... 57 Grafiek 6.11: Intensiteit 50cc gefilterd (GM) ........................................................................................ 57 Grafiek 6.12: Drukgolven 60cc (GM) ................................................................................................... 58 Grafiek 6.13: Snelheidsgolven 60cc (GM) ............................................................................................ 58 Grafiek 6.14: Intensiteit 60cc ongefilterd (GM) .................................................................................... 59 Grafiek 6.15: Intensiteit 60cc gefilterd (GM) ........................................................................................ 59 Grafiek 6.16: Drukgolven 40cc (COA) ................................................................................................. 60 Grafiek 6.17: Snelheidsgolven 40cc (COA) .......................................................................................... 61 Grafiek 6.18: Intensiteit 40cc gefilterd (COA) ...................................................................................... 61 Grafiek 6.19: Drukgolven 50cc (COA) ................................................................................................. 62 Grafiek 6.20: Snelheidsgolven 50cc (COA) .......................................................................................... 62 Grafiek 6.21: Intensiteit 50cc gefilterd (COA) ...................................................................................... 63 Grafiek 6.22: Drukgolven 60cc (COA) ................................................................................................. 63 Grafiek 6.23: Snelheidsgolven 60cc (COA) .......................................................................................... 64 Grafiek 6.24: Intensiteit 60cc gefilterd (COA) ...................................................................................... 64 Grafiek 6.25: Drukgolvenvergelijking 40cc .......................................................................................... 65 Grafiek 6.26: Snelheidgolvenvergelijking 40cc .................................................................................... 65 Grafiek 6.27: Drukgolvenvergelijking 50cc .......................................................................................... 66 Grafiek 6.28: Snelheidgolvenvergelijking 50cc .................................................................................... 66 Grafiek 6.29: Drukgolvenvergelijking 60cc .......................................................................................... 67 Grafiek 6.30: Snelheidgolvenvergelijking 60cc .................................................................................... 67 Grafiek 7.1: Proximaal drukverloop (bron: Taelman, 2014) ................................................................. 69 Grafiek 7.2: Links, Gemiddelde drukval – Rechts, Maximale drukval (bron: Taelman,2014) ............. 70 Grafiek 7.3: Invloed van een lokale vernauwing en stijvere zone op de golven (bron: Taelman, 2014) ............................................................................................................................................................... 71 Grafiek 7.4: Bepaling golven a.d.h.v. intensiteit (GM 60cc) ................................................................ 74 Grafiek 7.5: Bepaling golven a.d.h.v. intensiteit (COA 60cc) .............................................................. 75 Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 81 Referentielijst Baeck, K., Lopes, P. & Verschueren, P. (2012). Material characterization of HeartPrint models and comparison with arterial tissue properties. Geraadpleegd op 19 september 2013 via http://biomedical.materialise.com/white-papers Biglino, G., Verschueren, P., Zegels, R., Taylor, AM. & Schievano, S. (2013). Rapid prototyping compliant arterial phantoms for in-vitro studies and device testing. Journal of Cardiovascular Magnetic Resonance, volume 15, issue 2 Cardon, L. (2013). Prototyping and product design syllabus . Universiteit Gent, Departement Industriële Wetenschappen Coarctatio Aortae geraadpleegd op 14 januari 2014 via http://www.hartenvaatgroep.nl/medische-informatie/hartziekten/aangeborenhartafwijking/coarctatio-aortae.html Coogan, J.S., Pak Chan, F., Taylor, C.A. & Feinstein, J.A. (2011). Computational fluid dynamic simulations of aortic coarctation comparing the effects of surgical- and stent-based treatments on aortic compliance and ventricular workload. Catheterization and Cardiovascular Interventions, volume 77, issue 5, pp. 680-691 Ductus arteriosus geraadpleegd op 14 januari 2014 via http://nl.wikipedia.org/wiki/Ductus_arteriosus Echografie geraadpleegd op 9 augustus 2014 via http://nl.wikipedia.org/wiki/Echografie Hemodynamics: hydraulic filters, flow and blood pressure geraadpleegd op 15 januari 2014 via http://college.holycross.edu/faculty/kprestwi/physiology/phys_class_notes/Phys_Lect 5_ Circulation/Phys_Lect5_Circulation_PDF/Phys06_06_Arteries&CardiacWork.pdf Jenkins, N.P. & Ward, C. (1999). Coarctation of the aorta: natural history and outcome after surgical treatment. QJM, volume 92, issue 7, pp. 365-371 Keshavarz-Motamed, Z. (2011). Flow dynamics in human aorta with coexisting models of bicuspid aortic stenosis and coarctation of the aorta Thesis. Concordia University, Departement Mechanical and Industrial Engineering McGloughlin, T.M., Corbett, T.J., Doyle, B.J., Callanan, A. & Walsh, M.T. (2010). Engineering silicone rubbers for in vitro studie: creating AAA models and ILT analogues with physiological properties. Journal of Biomechanical Engineering, volume 132, issue 1 Parker, K.H. (2009). An introduction to wave intensity analysis. Medical & Biological Engineering & Computing, volume 47, issue 2, pp.175-188 Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 82 Rekstrookje geraadpleegd op 9 augustus 2014 via http://nl.wikipedia.org/wiki/Rekstrookje Segers, P. (1997). Biomechanische modellering van het arterieel system voor de nietinvasieve bepaling van de arteriole compliantie [proefschrift]. Universiteit Gent, Faculteit Toegepaste Wetenschappen Taelman, L. (2014). Simulatie van vloeistof-structuurinteractie bij (herstelde) aorta coarctatie [proefschrift]. Universiteit Gent, Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Taelman, L., Bols, J.,Degroote, J., Muthurangu, V., Panzer, J., Swillens, A., Vierendeels, J. & Segers, P. (2012). Predicting the functional impact of residual aortic coarctation lesions using fluid-structure interaction simulations. Tanné, D., Bertrand, E., Kadem, L., Pibarot, P. & Rieu, R. (2010). Assessment of left heart and pulmonary circulation flow dynamics by a new pulsed mock circulatory system. Experiments in Fluids, volume 48, issue 5, pp. 837-850 Verhaaren, H., De Mey, S., Coomans, I., Segers, P., De Wolf, D., Matthys, D. & Verdonck, P. (2001). Fixed region of nondistensibility after coarctation repair: In vitro validation of its influence on doppler peak velocities. Journal of the American Society of Echocardiography Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 83 Bijlage I Experimentele Studie van (Herstelde) Aorta Coarctatie Pagina 84
© Copyright 2024 ExpyDoc