Rapport visserijkundig onderzoek Gemeentewateren Woudenberg

Rapport Visserijkundig Onderzoek
Gemeentewateren
te Woudenberg
Rapport
Visserijkundig Onderzoek
Gemeentewateren
te Woudenberg
Op 11 en 12 december 2013
uitgevoerd in opdracht van
Hengelsportvereniging Ons Genoegen Woudenberg
Door:
P.A.D.M. Wijmans
Statuspagina
Titel
Telefoon
Telefax
E-mail
Homepage
Visserijkundig Onderzoek Gemeentewateren te
Woudenberg
Sportvisserij Nederland
Postbus 162
3720 AD BILTHOVEN
030-605 84 00
030-603 98 74
[email protected]
www.sportvisserijnederland.nl
Opdrachtgever
Homepage
Hengelsportvereniging Ons Genoegen Woudenberg
www.hsvwoudenberg.nl
Auteur
E-mailadres
Aantal pagina’s
Foto’s
Trefwoorden
P.A.D.M. Wijmans
[email protected],
68
Sportvisserij Nederland
stadswater, visserijkundig onderzoek, Woudenberg
Versie
Projectnummer
Registratienummer
Datum
Definitief
AVK2013028
2deL1374/13a
Januari 2014
Samenstelling
Bibliografische referentie:
P.A.D.M. Wijmans, 2014. Rapport Visserijkundig Onderzoek Gemeentewateren te
Woudenberg. Sportvisserij Nederland, Bilthoven in opdracht van Hengelsportvereniging
Ons Genoegen, Woudenberg.
© Sportvisserij Nederland, Bilthoven
Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd door middel van druk, fotokopie,
microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van de copyrighthouder en de Hengelsportvereniging Ons Genoegen,
Woudenberg.
Sportvisserij Nederland is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede schade welke
voortvloeit uit toepassing van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens
verkregen van Sportvisserij Nederland.
Samenvatting
Op 11 en 12 december 2013 is op verzoek van de Hengelsportvereniging
Ons Genoegen Woudenberg door Sportvisserij Nederland een
visserijkundig onderzoek uitgevoerd in vier vijvers: de Westerwoudvijver,
de Zeelandvijver, de Wipperveldvijver en de Steenvijver.
De Hengelsportvereniging heeft dit onderzoek aangevraagd vanwege de
tegenvallende vangsten in een aantal vijvers de laatste jaren. Daarnaast
is er overlast van aalscholvers en waterplanten.
Tijdens het onderzoek zijn de soortensamenstelling, de lengte-opbouw
van de verschillende vissoorten en de conditie van de gevangen vis
vastgelegd. De visstandbemonstering werd uitgevoerd met behulp van
zegen- en elektrovisserij.
Tijdens de bemonstering van de gemeentewateren zijn in totaal 16
vissoorten gevangen. De vangst bestond qua aantallen vooral uit
blankvoorn en vetje. Qua gewicht bestond de vangst vooral uit karper,
brasem, giebel en zeelt.
De wateren zijn vrij helder met een doorzicht van ca. 60 centimeter in de
zomerperiode. De vijvers worden qua milieukenmerken getypeerd als het
zogenaamde ruisvoorn-snoek ondiep viswatertype.
In de gemeentevijvers van Woudenberg wordt veel gevist, voornamelijk
op witvis, karper en in mindere mate op roofvis. De bereikbaarheid van de
wateren is goed. De bevisbaarheid van de wateren is vrij matig. In diverse
vijvers zijn grote delen van de oevers verboden om te vissen of in
particulier eigendom. Daarnaast wordt in de zomerperiode de
bevisbaarheid beperkt door de vele waterplanten.
In het rapport worden aanbevelingen gedaan voor het toekomstig beheer
van gemeentewateren van Woudenberg. Aanbevolen wordt onder andere
om vis uit te zetten, meer schuilgelegenheid te creëren en de
bevisbaarheid te verbeteren
Inhoudsopgave
1
Inleiding .................................................................................. 9
2
Algemene gegevens ................................................................
2.1 Gebiedsbeschrijving ........................................................
2.2 Visrecht en bevissing ......................................................
2.3 Gevoerd beheer..............................................................
3
Viswatertypering en draagkracht .............................................. 13
3.1 Typering van het water ................................................... 13
3.2 Draagkracht van het water .............................................. 15
4
Uitvoering van het visserijkundig onderzoek .............................. 17
4.1 Visstandbemonstering ..................................................... 17
4.2 Visonderzoek en gegevensverwerking ............................... 18
5
Resultaten visserijkundig onderzoek Westerwoudvijver ...............
5.1 Soortensamenstelling ......................................................
5.2 Lengte-frequentie en conditie ...........................................
5.3 Bespreking ....................................................................
20
20
21
24
6
Resultaten visserijkundig onderzoek Zeelandvijver .....................
6.1 Soortensamenstelling ......................................................
6.2 Lengte-frequentie en conditie ...........................................
6.3 Bespreking ....................................................................
26
26
27
31
7
Resultaten visserijkundig onderzoek Wipperveldvijver .................
7.1 Soortensamenstelling ......................................................
7.2 Lengte-frequentie en conditie ...........................................
7.3 Bespreking ....................................................................
32
32
33
34
8
Resultaten visserijkundig onderzoek Steenvijver ........................
8.1 Soortensamenstelling ......................................................
8.2 Lengte-frequentie en conditie ...........................................
8.3 Bespreking ....................................................................
35
35
36
38
9
Knelpunten en aanbevelingen ..................................................
9.1 Knelpunten ....................................................................
9.2 Aanbevelingen ...............................................................
9.3 Evaluatieonderzoek en subsidie ........................................
40
40
41
46
11
11
12
12
Literatuur ...................................................................................... 49
Bijlagen ........................................................................................ 51
- Inleiding -
1
Inleiding
Op verzoek van de Hengelsportvereniging (HSV) Ons Genoegen
Woudenberg is op 11 en 12 december 2013 door Sportvisserij Nederland
een visserijkundig onderzoek uitgevoerd in de gemeentewateren in
Woudenberg.
De HSV heeft dit onderzoek aangevraagd vanwege de tegenvallende
vangsten in een aantal vijvers de laatste jaren. Daarnaast is er overlast
van aalscholvers en waterplanten. Er zijn weinig gegevens over de huidige
visstand van de wateren en men graag wil weten hoe het visbestand eruit
ziet. Met de resultaten van het onderzoek wil de HSV met de gemeente
om de tafel om het viswaterbeheer voor de komende jaren te bespreken.
De Westerwoudvijver te Woudenberg.
In hoofdstuk 2 worden de wateren, de bevissing en het gevoerd beheer
beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een uitleg gegeven over de
visstandtypering van de Nederlandse ondiepe en stilstaande wateren en er
wordt een uitleg gegeven over de draagkracht van een water.
In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van het uitgevoerde
onderzoek naar de visstand en de gegevensverwerking.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
9
- Gemeentewateren te Woudenberg -
In hoofdstuk 5 t/m 8 worden de resultaten van de visstandbemonstering
beschreven aan de hand van de soortsamenstelling, de lengtefrequentieverdeling, de conditie en een korte bespreking van de
aangetroffen visstand.
Vanuit de bespreking worden knelpunten geformuleerd in hoofdstuk 9.
Tevens worden in dit hoofdstuk op basis van de gesignaleerde knelpunten
aanbevelingen gedaan op het gebied van Visstandbeheer en/of
Inrichtingsmaatregelen. Het rapport wordt afgesloten met bijlagen en
profielen van de aangetroffen vissoorten.
Topografische ondergrond: © Topografische Dienst, Emmen
Figuur 1.1
Ligging gemeentewateren Woudenberg.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
10
- Algemene gegevens -
2
Algemene gegevens
2.1
Gebiedsbeschrijving
De onderzochte gemeentewateren zijn vier vijvers gelegen in
Woudenberg. Dit zijn de Westerwoudvijver, de Zeelandvijver, de
Wipperveldvijver en de Steenvijver.
Tabel 2.1
Dimensies van de vijvers.
Naam vijver
Oppervlak
Westerwoudvijver
Zeelandvijver
Wipperveldvijver
Steenvijver
0,69
1,13
0,47
0,13
ha
ha
ha
ha
Oeverlengte
860 m
1800 m
385 m
170 m
Lengte
400 m
800 m
115 m
60 m
Breedte
10-30
10-40
20-65
20-30
m
m
m
m
Gem.
diepte
1,1 m
1,3 m
1,2 m
1,2 m
Max.
diepte
1,3 m
1,8 m
1,6 m
1,5 m
De Wipperveldvijver en de Steenvijver zijn afgesloten wateren en staan
niet in verbinding met enig ander water. Deze vijvers worden
voornamelijk gevoed door regen- en grondwater. De Zeelandvijver staat
via een duiker met stuw in verbinding met een sloot, waardoor water aanen afgevoerd kan worden. De Westerwoudvijver staat via een stuw in
verbinding met de Woudenbergse Grift. In alle vijvers, met uitzondering
van de Westerwoudvijver, is een fontein aanwezig. In de vijvers is geen of
nauwelijks stroming. De bodem van de vijvers bestaat vooral uit zand. Op
de bodem van de vijvers bevindt zich een baggerlaag met een dikte
variërend van 10 tot 15 centimeter. In de Wipperveldvijver is een iets
dikkere baggerlaag tot 25 centimeter aanwezig.
Het water van de vijvers is vrij troebel, met een doorzicht van 0,6 meter
in de zomerperiode. Tijdens het visserijkundig onderzoek in de
winterperiode was het doorzicht vaak groter tot één meter of meer, vooral
in de Zeelandvijver.
De taludhelling is meestal steil. De oevers van de vijvers zijn veelal
vastgelegd met een houten beschoeiing. Langs de oevers van de vijvers
wordt vrij weinig oevervegetatie aangetroffen, plaatselijk vooral riet en
lisdodde. Delen van de oevers van de vijvers zijn daarnaast begroeid met
gras (gazon) en plaatselijk met bomen en struiken.
In alle vijvers is veel drijfbladvegetatie aanwezig, vooral watergentiaan,
waterlelie en gele plomp. Onderwatervegetatie is ook in alle vijvers
aanwezig, vooral sterrekroos en hoornblad, plaatselijk in grote
hoeveelheden.
Door sportvissers worden regelmatig aalscholvers in de gemeentewateren
van Woudenberg gesignaleerd. Ook tijdens het visserijkundig onderzoek
en de veldinventarisaties in de zomer zijn in diverse wateren aalscholvers
gezien.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
11
- Gemeentewateren te Woudenberg -
2.2
Visrecht en bevissing
Eigenaar van het water en het visrecht is de Gemeente Woudenberg. Het
volledige visrecht wordt door HSV Ons Genoegen gehuurd. Er is geen
beroepsvisser actief op het water.
Hengelsportvereniging Ons Genoegen heeft ongeveer 1.650 leden en is
aangesloten bij Sportvisserij MidWest Nederland. De gemeentewateren
Woudenberg zijn niet opgenomen in de Landelijke of Federatieve Lijst van
Viswateren. Het water mag alleen bevist worden door sportvissers die lid
zijn van HSV Ons Genoegen. Voor het water worden jaarlijks ca. 45 dagof weekvergunningen uitgegeven. Voor het water gelden de voorwaarden
zoals opgenomen in de Landelijke Lijst van Viswateren en de Federatieve
Lijst van Viswateren.
Door de HSV is voor de gemeentewateren de volgende aanvullende
voorwaarde opgesteld:
•
Nachtvissen is alleen toegestaan met een speciale
nachtvistoestemming.
In de gemeentewateren van Woudenberg wordt veel gevist. Er wordt
voornamelijk gevist op witvis, karper en in mindere mate op roofvis, zoals
snoek. De wateren worden bij mooi weer gemiddeld door ca. 10
sportvissers per dag bezocht, op topdagen kan dit oplopen tot ca. 25
sportvissers per dag.
De bereikbaarheid van de wateren is over het algemeen goed. De
viswateren liggen allen binnen de bebouwde kom en zijn met de auto
goed te bereiken. Tevens zijn in de directe omgeving voldoende parkeermogelijkheden voorhanden. De wateren zijn ook te voet of met de fiets
eenvoudig te bereiken.
De bevisbaarheid van de vijvers in Woudenberg is vrij matig. Grote delen
van bijvoorbeeld de Zeelandvijver en de Westerwoudvijver zijn niet te
bevissen, omdat het verboden is deze vijvers vanaf de wegkant te
bevissen. Verder zijn langs de Zeelandvijver grote delen van de oever
particulier eigendom.
Daarnaast wordt de bevisbaarheid in alle vijvers in meer of mindere mate
beperkt door een hoge bedekking van watervegetatie zoals waterlelie,
watergentiaan en onderwaterplanten.
2.3
Gevoerd beheer
Het waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheer van de Westerwoudvijver en de
Zeelandvijver is in handen van Waterschap Vallei en Veluwe. De
gemeente Woudenberg is verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en
kwantiteitsbeheer in de Wipperveldvijver en de Steenvijver. Tevens is de
gemeente verantwoordelijk voor het beheer van de oevers van alle
vijvers.
In 2006 zijn alle vijvers gebaggerd. Tevens vond in dat jaar een grote
karpersterfte plaats in de Westerwoudvijver.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
12
- Viswatertypering en draagkracht -
3
Viswatertypering en draagkracht
3.1
Typering van het water
De inrichting van een water bepaalt in sterke mate welke visstand zich
uiteindelijk kan ontwikkelen. De aanwezigheid van waterplanten is hierbij
een belangrijke sturende factor. Waterplanten vervullen in meerdere
opzichten een belangrijke functie voor de aanwezige visstand. De
volgende typen waterplanten kunnen worden onderscheiden:
•
bovenwaterplanten (emerse waterplanten, o.a. riet, lisdodde)
•
onderwaterplanten (submerse waterplanten, o.a. waterpest,
hoornblad)
•
drijfbladplanten (o.a. gele plomp, waterlelie)
Veel vissoorten gebruiken in het voorjaar (de resten van) waterplanten
om de eieren op af te zetten. Het zijn vooral de boven- en
onderwaterplanten die hiervoor het meest worden benut. De planten
bieden de vis daarnaast bescherming tegen predatoren (roofvis, visetende
vogels) en beschutting tegen stroming. Vooral voor jonge vis is deze
beschutting erg belangrijk. Op en tussen de planten bevinden zich
bovendien tal van organismen die een belangrijke voedselbron vormen
voor vis.
In een natuurlijke situatie is een geleidelijke overgang van land naar
water te zien, waarbij oevervegetatie overgaat in bovenwaterplanten,
gevolgd door drijfbladplanten en vervolgens onderwaterplanten. De
taludhelling en het doorzicht van het water bepalen hierbij de
groeimogelijkheden. Omdat waterplanten voor hun groei zonlicht nodig
hebben, zijn de groeimogelijkheden in ondiep en helder water beduidend
beter dan in diep en/of troebel water. Onderwaterplanten zijn in de regel
indicatief voor helder water.
Een water met een rijk waterplantenbestand kan ruimte bieden aan veel
verschillende vissoorten, waaronder plantenminnende vissoorten als
ruisvoorn en zeelt. In een troebel, plantenarm water zal zich over het
algemeen een soortenarme visstand ophouden, met de brasem
waarschijnlijk als meest voorkomende vissoort. De verschillende typen
wateren, variërend van helder en begroeid tot troebel en onbegroeid, zijn
door Sportvisserij Nederland onderverdeeld in vijf viswatertypen (zie ook
figuur 1.2):
•
•
•
•
•
het baars-blankvoorntype
het ruisvoorn-snoektype
het snoek-blankvoorntype
het blankvoorn-brasemtype
en het brasem-snoekbaarstype
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
13
- Gemeentewateren te Woudenberg -
Figuur 1.2
De viswatertypen van het ondiepe, stilstaande water.
Baarsblankvoorn
viswatertype
Ruisvoornsnoek
viswatertype
Snoekblankvoorn
viswatertype
Blankvoornbrasem
viswatertype
Brasemsnoekbaars
viswatertype
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
14
- Viswatertypering en draagkracht -
De waterkwaliteit in de vijvers in Woudenberg is vrij goed. Het water is
vrij helder met een doorzicht in de zomerperiode van circa 60 centimeter.
Op de bodem bevindt zich een baggerlaag met een dikte variërend van 10
tot 20 centimeter. In de Wipperveldvijver is een dikkere baggerlaag
aangetroffen van 20 tot plaatselijk 50 centimeter.
Langs de oevers van de Westerwoud-, Zeeland-, en Steenvijver wordt vrij
veel oevervegetatie aangetroffen, vooral riet en lisdodde. In de
Wipperveldvijver wordt weinig oevervegetatie aangetroffen. In alle vijvers
wordt (vrij) veel drijfbladvegetatie aangetroffen, vooral gele plomp en
waterlelie. Er zijn vrij veel onderwaterplanten aanwezig in de
Westerwoud-, Zeeland-, en Steenvijver. In de Wipperveldvijver zijn
onderwaterplanten niet aangetroffen.
De vijvers worden qua milieukenmerken getypeerd als het zogenaamde
ruisvoorn-snoek ondiep viswatertype. Dit viswatertype wordt gekenmerkt
door een uitbundige groei van waterplanten (bedekking van 60% of meer)
en een hoog doorzicht in de zomer (minimaal 70 centimeter, maar
doorgaans meer). Kenmerkende vissoorten zijn ruisvoorn, snoek en zeelt.
Begeleidende vissoorten zijn o.a. blankvoorn, baars, vetje en karper.
De huidige situatie van vijvers
in Woudenberg: het ruisvoornsnoek viswatertype.
3.2
Draagkracht van het water
Onder de draagkracht van een watertype wordt verstaan de maximale
hoeveelheid vis (uitgedrukt in kilogrammen per hectare) die afhankelijk
van de heersende milieuomstandigheden (bodemsamenstelling,
voedselrijkdom, zichtdiepte, diepteverloop, waterplanten) bij een goede
conditie van de kenmerkende vissoorten in dat watertype kan
voorkomen.
In een water van het ruisvoorn-snoek ondiep viswatertype is de
draagkracht ongeveer 100 tot 350 kilogram vis per hectare. In de vijvers
in Woudenberg is de voedselrijkdom naar verwachting gemiddeld op basis
van de (voedselarme) zandbodem en de plaatselijk vrij dikke
(voedselrijke) baggerlaag en zal de draagkracht ongeveer 200 tot 300
kilogram vis per hectare bedragen.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
15
- Gemeentewateren te Woudenberg -
Een deel van de Zeelandvijver.
Woekerende waterlelie belemmert de sportvisserij in de Wipperveldvijver.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
16
- Uitvoering van het visserijkundig onderzoek -
4
4.1
Uitvoering van het visserijkundig
onderzoek
Visstandbemonstering
Tijdens de visstandbemonstering zijn de wateren in Woudenberg met
zegens van 100 en 75 meter lengte bevist. Met de zegens zijn in totaal
negen trekken uitgevoerd. Tevens zijn met een elektrovisapparaat met
een vermogen van vijf kW, de oevers afgevist. De gevangen vis is direct
met beugels overgebracht in teilen en naar de verwerkingsplaats
gebracht.
Met de zegen is ongeveer 0,8 hectare water bevist. Met het
elektrovisapparaat is in alle vijvers een groot deel van de oeverlengte
bevist. Hiermee is voldaan aan de richtlijnen van het STOWA (STOWA,
2002) voor visstandbemonsteringen.
Topografische ondergrond: © Topografische Dienst, Emmen
Figuur 1.3
Overzichtskaarten met de uitgevoerde elektro- (rood) en zegen(ruit) visserijen (zie figuur 1 voor de waternamen).
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
17
- Gemeentewateren te Woudenberg -
4.2
Visonderzoek en gegevensverwerking
Alle gevangen vis is kort voor de soortbepaling en het meten en wegen in
een speciale verdovingsvloeistof licht verdoofd. Hierdoor kon de vis
gemakkelijk gemeten en gewogen worden zonder al te veel kans op
beschadiging en stressverschijnselen.
De gegevens zijn ingevoerd in het computerprogramma Piscaria.
Piscaria is de landelijke databank van de STOWA en Sportvisserij
Nederland, waarin diverse onderzoeksbureaus, waterbeheerders en
hengelsportorganisaties visserijgegevens invoeren. De databank wordt
beheerd door Sportvisserij Nederland en is gekoppeld aan internationale
netwerken. Voor meer informatie zie: www.piscaria.nl. Het programma
Piscaria berekent vervolgens tabellen, aandeelgrafieken, lengtefrequentieverdelingen en conditiegrafieken volgens de door STOWA vastgestelde
standaarden, welke aansluiten bij de Kaderrichtlijn Water.
Tabellen
In tabel 5.1 t/m 8.1 worden per vissoort de gevangen aantallen en de
biomassa (gewicht) vermeld. De biomassa is bepaald aan de hand van
een voor Nederland algemeen geldende lengte-gewichtsrelatie (Klein
Breteler & de Laak, 2003). Van iedere vissoort is ook het berekende
minimum en maximum gewicht vermeld. Voor de hengelsport belangrijke
vissoorten (brasem, karper, snoek en zeelt) zijn de gewogen (in het veld
bepaalde) maximum gewichten vermeld. In de tabel zijn ook de
minimum- en maximum lengtes van de gevangen vissen vermeld en ook
het totaal aantal gevangen vissen en het berekende vangstgewicht.
Het binnenhalen van de zegen in de Zeelandvijver.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
18
- Uitvoering van het visserijkundig onderzoek -
Aandeelgrafieken
Het aandeel van de vissoort in aantallen en in gewicht is in twee grafieken
weergegeven. In de aantalsaandeelgrafiek wordt het aantal gevangen
vissen op 100% gesteld en wordt het aandeel op aantalbasis van elke
vissoort berekend. In de vangstaandeelsgrafiek wordt het vangstgewicht
op 100% gesteld en wordt het aandeel op gewichtsbasis van elke vissoort
hierin vermeld.
Lengte-frequentiegrafiek
Van de meest belangrijke vissoorten zijn lengte-frequentiegrafieken
weergegeven in hoofdstuk 5. Per centimeterklasse (X-as) worden de
gevangen aantallen (Y-as) weergegeven.
Conditie
Van de belangrijkste gevangen vissoorten zijn de lengte en het individuele
gewicht bepaald, zodat de conditie van een vis kan worden berekend. Als
maat voor de conditie van de vis wordt genomen de verhouding tussen
het gemeten gewicht en het normaalgewicht van de vis. Het
normaalgewicht is door de (voormalige) OVB empirisch bepaald aan de
hand van talrijke metingen van lengte en gewicht van vissen uit een reeks
van wateren (Klein Breteler & de Laak, 2003).
Wanneer de conditiefactor kleiner is dan 0,9 is de conditie van de vis
onvoldoende. Ligt de conditiefactor tussen de 0,9 en 1,1 dan is de conditie
voldoende. Is de conditiefactor groter dan 1,1 dan is de conditie goed.
Met het elektrovisapparaat wordt de oeverzone bevist.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
19
- Gemeentewateren te Woudenberg -
5
Resultaten visserijkundig onderzoek
Westerwoudvijver
5.1
Soortensamenstelling
Tijdens de bemonstering van de Westerwoudvijver zijn 12 vissoorten en
één hybride (kruiskarper) gevangen. Er zijn 1.247 exemplaren gevangen,
met een totaal gewicht van 224,8 kilogram. In de onderstaande tabel zijn
van de gevangen vissoorten het aantal, gewicht en lengte weergegeven.
Tabel 5.1
Globaal overzicht van de gevangen vissoorten.
Vissoort
Aantal
Baars
Bittervoorn
Brasem
Blankvoorn
Graskarper
Karper*
Kruiskarper
Spiegelkarper*
Marmergrondel
Riviergrondel
Rietvoorn/Ruisvoorn
Snoek
Vetje
Zeelt
Totaal
Min.
Lengte
(cm)
9
3
57
13
66
62
40
66
5
7
4
11
3
7
2
36
3
23
11
11
6
5
4
2
95
30
885
134
1247
Max.
Lengte
(cm)
10
7
59
19
81
78
51
70
6
13
18
84
5
53
Hoeveelheid
Min.
Max.
(in kg)
Gewicht gewicht
(g)
(g)
0
8
11
0
0
3
7,1
2202
2462
1,1
22
78
50,7
3285
6387
69,1
3977
8088
9,8
1184
2478
29,9
5245
6401
0
0
0
0
3
20
1,2
1
72
19
7
4342
0,3
0
1
36,6
5
2425
224,8
* Karper en spiegelkarper zijn dezelfde vissoort, maar voor de overzichtelijkheid apart weergegeven.
RELATIEF AANTALSAANDEEL IN DE VANGST,
RELATIEF GEWICHTSAANDEEL IN DE VANGST,
WESTERWOUDVIJVER, 12 DECEMBER 2013
WESTERWOUDVIJVER, 12 DECEMBER 2013
Overigen
5%
Zeelt
11%
Bittervoorn
3%
Overigen
9%
Rietvoorn/
Ruisvoorn
8%
Graskarper
23%
Snoek
2%
Zeelt
16%
Snoek
8%
(Spiegel)Karper
44%
Vetje
71%
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
20
- Resultaten visserijkundig onderzoek Westerwoudvijver -
De vangst bestond qua aantallen voornamelijk uit vetje (71% van het
totaal aantal gevangen exemplaren, zie linkergrafiek vorige pagina), op
afstand gevolgd door zeelt en ruisvoorn (respectievelijk 11% en 8%).
Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit (spiegel)karper
(44% van het totale vangstgewicht, zie rechtergrafiek vorige pagina),
gevolgd door graskarper, zeelt en snoek (respectievelijk 23%, 16% en
8%).
5.2
Lengte-frequentie en conditie
Van de belangrijkste vissoorten is de lengte-frequentieverdeling en de
conditie in grafieken weergegeven. De grafieken zijn hieronder per
vissoort toegelicht.
Vetje
Project
Water
700
Van het vetje zijn in 885 exemplaren
gevangen met een lengte die varieerde van
3 tot 5 centimeter. Vissen kleiner dan 10
cm lengte worden vanwege de grote
onnauwkeurigheid bij het wegen in het veld
niet gewogen, waardoor ook geen conditie
bepaald kan worden.
LF diagram voor Vetje
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
600
Aantallen
500
400
300
200
100
0
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Lengte in cm.
Zeelt
Van de plantminnende vissoort zeelt zijn 143 exemplaren gevangen met
een lengte die varieerde van 7 tot 53 centimeter. De conditie van de
gevangen zeelten was voldoende.
Project
Water
30
LF diagram voor Zeelt
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Zeelt
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
25
Conditiefactor
Aantallen
20
15
1
10
5
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
Lengte in cm
Lengte in cm.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
21
70
- Gemeentewateren te Woudenberg -
Ruisvoorn
Van de plantenminnende vissoort ruisvoorn zijn 95 stuks gevangen met
een lengte die varieerde van 4 tot 18 centimeter. De conditie van de
gevangen ruisvoorns was voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
30
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
25
Conditiefactor
Aantallen
20
15
1
10
5
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
0
45
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
26
28
30
32
34
36
38
40
42
44
Lengte in cm
Lengte in cm.
Bittervoorn
Project
Water
20
Van de bittervoorn zijn 30 exemplaren
gevangen met een lengte van 3 tot 7
centimeter. Vissen kleiner dan 10 cm lengte
worden vanwege de grote
onnauwkeurigheid bij het wegen in het veld
niet gewogen, waardoor ook geen conditie
bepaald kan worden.
LF diagram voor Bittervoorn
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
Aantallen
15
10
5
0
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Lengte in cm.
Snoek
Van de roofvissoort snoek zijn 30 exemplaren gevangen met een lengte
die varieerde van 11 tot 84 centimeter. De conditie van de gevangen
snoeken was voldoende tot goed.
Project
Water
LF diagram voor Snoek
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Snoek
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
130
140
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Lengte in cm
Lengte in cm.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
22
90
100
110
120
130
140
- Resultaten visserijkundig onderzoek Westerwoudvijver -
Blankvoorn
Er zijn 23 blankvoorns gevangen met een lengte die varieerde van 13 tot
19 centimeter. De conditie van de gevangen blankvoorns was ruim
voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Blankvoorn
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Blankvoorn
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
0
50
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Lengte in cm
Lengte in cm.
Graskarper
Van de vegetarische vissoort graskarper zijn 11 exemplaren gevangen
met een lengte die varieerde van 66 tot 81 centimeter. De conditie van de
gevangen graskarpers was voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Graskarper
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Graskarper
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
0
120
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
Lengte in cm
Lengte in cm.
Karper
Er zijn 11 karpers gevangen met een lengte die varieerde van 62 tot 78
centimeter. De conditie van de gevangen karpers was voldoende tot goed.
Project
Water
LF diagram voor Karper
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Karper
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
Lengte in cm
Lengte in cm.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
23
120
- Gemeentewateren te Woudenberg -
Kruiskarper
Van de hybride vissoort kruiskarper zijn 6 exemplaren gevangen met een
lengte die varieerde van 40 tot 51 centimeter. De conditie van de
gevangen kruiskarpers was voldoende tot goed.
Project
Water
LF diagram voor Kruiskarper
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Kruiskarper
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
0
65
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
Lengte in cm
Lengte in cm.
Spiegelkarper
Er zijn 5 spiegelkarpers gevangen met een lengte die varieerde van 66 tot
70 centimeter. De conditie van de gevangen spiegelkarpers was
voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Spiegelkarper
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Spiegelkarper
: wateren Woudenberg
: Westerwoudvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
Lengte in cm
Lengte in cm.
Verder zijn nog vier marmergrondels (van 5 en 6 centimeter), drie
brasems (van 57 tot 59 centimeter), twee riviergrondels (van 7 en 13
centimeter) en twee baarzen (van 9 en 10 centimeter) gevangen.
5.3
Bespreking
Soorten
Tijdens de visstandbemonstering van de Westerwoudvijver zijn 12
vissoorten en één hybride (kruiskarper) aangetroffen. De soortdiversiteit
is daarmee hoog te noemen.
Tot de hoofdgroep eurytope vissoorten (geen voorkeur voor planten of
stroming) behoren de soorten baars, brasem, blankvoorn en karper. Tot
de groep limnofiele vissoorten (soorten die behoren tot het plantenrijke
milieu met stilstaand water) behoren graskarper, bittervoorn, snoek,
ruisvoorn, vetje en zeelt. Verder is nog één reofiele vissoort (voorkeur
voor stromend water) aangetroffen, de riviergrondel. Daarnaast is nog
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
24
120
- Resultaten visserijkundig onderzoek Westerwoudvijver -
één exoot aangetroffen, de marmergrondel en één kruising, de
kruiskarper.
Aantallen en gewicht
Het vetje was qua aantallen de meest voorkomende vissoort (885 stuks,
71%). Andere veel gevangen vissoorten waren zeelt (134 stuks, 11%) en
ruisvoorn (95 stuks, 8%).
Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit (spiegel)karper
(44%, 99 kg). Ook graskarper (23%, 50,7 kg), zeelt (16%, 36,6 kg) en
snoek (8%, 19 kg) zijn qua gewicht veel gevangen.
Conditie
De conditie van alle vissoorten was voldoende of voldoende tot goed. De
leefomstandigheden voor deze vissoorten in de Westerwoudvijver lijken
goed te zijn.
Roofvissen
Er zijn twee roofvissoorten aangetroffen tijdens het visserijkundig
onderzoek; snoek en baars. De belangrijkste roofvissoort in de
Westerwoudvijver is de snoek (met een gewichtsaandeel in de vangst van
8%, 19 kg). Er zijn slechts 2 baarsjes gevangen in de Westerwoudvijver.
Er zijn 30 snoeken gevangen in de vijver. Het snoekbestand is vrij
omvangrijk en vertoont een redelijk evenwichtige opbouw, met zowel
juveniele exemplaren (0+ en 1+ jaarklassen), als exemplaren van oudere
jaarklassen. De leefomstandigheden voor de snoek in de
Westerwoudvijver zijn goed. Het water is vrij helder, wat belangrijk is
voor een zichtjager als de snoek. Tevens lijkt er voor de snoek voldoende
prooivis aanwezig in de vorm van vetje en andere kleine vissen, getuige
ook de voldoende tot goede conditie. Daarnaast is er veel vegetatie in het
water te vinden, vooral watergentiaan, wat gunstig is voor met name
jonge snoek. Tussen de vegetatie kunnen zij jagen en beschutting vinden
tegen predatie door hun grotere soortgenoten.
Een visles voor groep 7 van Basisschool De Wartburg tijdens
het visserijkundig onderzoek aan de Westerwoudvijver.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
25
- Gemeentewateren te Woudenberg -
6
Resultaten visserijkundig onderzoek
Zeelandvijver
6.1
Soortensamenstelling
Tijdens de bemonstering van de Zeelandvijver zijn 11 vissoorten
gevangen. Er zijn 2.391 exemplaren gevangen, met een totaal gewicht
van 361,8 kilogram. In de onderstaande tabel zijn van de gevangen
vissoorten het aantal, gewicht en de lengte weergegeven.
Tabel 6.2
Globaal overzicht van de gevangen vissoorten.
Vissoort
Aantal
Baars
Brasem
Blankvoorn
Graskarper
Karper*
Kolblei
Kleine modderkruiper
Spiegelkarper*
Roofblei
Rietvoorn/Ruisvoorn
Snoek
Zeelt
Totaal
109
88
2109
6
8
2
1
7
7
12
13
29
2391
Min.
Lengte
(cm)
6
8
7
66
67
11
12
69
57
9
22
8
Max.
Lengte
(cm)
13
59
25
90
79
11
12
82
66
20
55
50
Hoeveelheid
Min.
Max.
(in kg)
Gewicht gewicht
(g)
(g)
0,6
2
25
139,1
4
2462
29,9
3
195
37
3285
8991
53,7
5054
8412
0
13
13
0
10
10
58,9
6097
10940
14,8
1617
2544
0,4
7
102
4,5
60
1122
22,9
8
2031
361,8
* Karper en spiegelkarper zijn dezelfde vissoort, maar voor de overzichtelijkheid apart weergegeven.
RELATIEF AANTALSAANDEEL IN DE VANGST,
RELATIEF GEWICHTSAANDEEL IN DE VANGST,
ZEELANDVIJVER, 12 DECEMBER 2013
ZEELANDVIJVER, 12 DECEMBER 2013
Overigen
3%
Baars
5%
Zeelt
6%
Brasem
4%
Overigen
2%
Roofblei
4%
Brasem
39%
(Spiegel)Karper
31%
Blankvoorn
88%
Graskarper
10%
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
26
Blankvoorn
8%
- Resultaten visserijkundig onderzoek Zeelandvijver -
De vangst bestond qua aantallen voornamelijk uit blankvoorn (88% van
het totaal aantal gevangen exemplaren, zie linkergrafiek vorige pagina),
op grote afstand gevolgd door baars en brasem (respectievelijk 5% en
4%).
Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit brasem en
(spiegel)karper (respectievelijk 39% en 31% van het totale
vangstgewicht, zie rechtergrafiek vorige pagina). Andere qua gewicht veel
gevangen soorten waren graskarper en blankvoorn (respectievelijk 10%
en 8%).
6.2
Lengte-frequentie en conditie
Van de belangrijkste vissoorten is de lengte-frequentieverdeling en de
conditie in grafieken weergegeven. De grafieken zijn hieronder per
vissoort toegelicht.
Blankvoorn
Er zijn 2.109 blankvoorns gevangen met een lengte die varieerde van 7
tot 25 centimeter. De conditie van de gevangen blankvoorns vertoonde
vrij veel variatie maar was gemiddeld voldoende.
Project
Water
700
LF diagram voor Blankvoorn
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Blankvoorn
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
600
Conditiefactor
Aantallen
500
400
300
1
200
100
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
0
50
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Lengte in cm
Lengte in cm.
Baars
Er zijn 109 baarzen gevangen met een lengte die varieerde van 6 tot 13
centimeter. De conditie van de gevangen baarzen was ruim voldoende.
Project
Water
70
LF diagram voor Baars
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Baars
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
60
Conditiefactor
Aantallen
50
40
30
1
20
10
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Lengte in cm
Lengte in cm.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
27
55
- Gemeentewateren te Woudenberg -
Brasem
Er zijn 88 brasems gevangen met een lengte die varieerde van 8 tot 59
centimeter. De conditie van de kleinere brasems (t/m 25 cm) was
voldoende, de conditie van de grote brasems (vanaf 40 cm) was goed.
Project
Water
LF diagram voor Brasem
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
20
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Brasem
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
Conditiefactor
Aantallen
15
10
1
5
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
85
0
90
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
85
90
Lengte in cm
Lengte in cm.
Zeelt
Van de plantminnende vissoort zeelt zijn 29 exemplaren gevangen met
een lengte die varieerde van 8 tot 50 centimeter. De conditie van de
kleinere zeelten (tot ca. 30 cm) was matig tot voldoende, de conditie vab
de grotere zeelten (vanaf 40 cm) was voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Zeelt
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Zeelt
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
0
70
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
130
140
Lengte in cm
Lengte in cm.
Snoek
Van de roofvissoort snoek zijn 13 exemplaren gevangen met een lengte
die varieerde van 22 tot 55 centimeter. De conditie van de gevangen
snoeken vertoonde vrij veel spreiding, maar was gemiddeld voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Snoek
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Snoek
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
130
140
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Lengte in cm
Lengte in cm.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
28
90
100
110
120
- Resultaten visserijkundig onderzoek Zeelandvijver -
Ruisvoorn
Van de plantenminnende vissoort ruisvoorn zijn 12 stuks gevangen met
een lengte die varieerde van 9 tot 20 centimeter. De conditie van de
gevangen ruisvoorns was voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
0
45
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
26
28
30
32
34
36
38
40
42
44
Lengte in cm
Lengte in cm.
Karper
Er zijn 8 karpers gevangen met een lengte die varieerde van 67 tot 79
centimeter. De conditie van de gevangen karpers was voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Karper
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Karper
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
0
120
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
Lengte in cm
Lengte in cm.
Spiegelkarper
Er zijn 7 spiegelkarpers gevangen met een lengte die varieerde van 69 tot
82 centimeter. De conditie van de gevangen spiegelkarpers was
voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Spiegelkarper
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Spiegelkarper
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
Lengte in cm
Lengte in cm.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
29
120
- Gemeentewateren te Woudenberg -
Roofblei
Van de exoot roofblei zijn 7 exemplaren gevangen met een lengte die
varieerde van 57 tot 66 centimeter. De conditie van de gevangen
roofbleien was voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Roofblei
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Roofblei
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
85
90
95
0
100
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
85
90
95
100
Lengte in cm
Lengte in cm.
Graskarper
Er zijn 6 graskarpers gevangen met een lengte die varieerde van 66 tot
90 centimeter. De conditie van de gevangen graskarpers was ruim
voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Graskarper
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Graskarper
: wateren Woudenberg
: Zeelandvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Lengte in cm
Lengte in cm.
Verder zijn nog twee kolbleien (van 11 centimeter) en één kleine
modderkruiper (van 12 centimeter) gevangen.
Graskarper en zeelt gevangen in de Zeelandvijver.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
30
90
100
110
120
- Resultaten visserijkundig onderzoek Zeelandvijver -
6.3
Bespreking
Soorten
Tijdens de visstandbemonstering van de Zeelandvijver zijn 11 vissoorten
aangetroffen. De soortdiversiteit is daarmee vrij hoog te noemen.
Tot de hoofdgroep eurytope vissoorten (geen voorkeur voor planten of
stroming) behoren de soorten baars, brasem, blankvoorn en karper. Tot
de groep limnofiele vissoorten (soorten die behoren tot het plantenrijke
milieu met stilstaand water) behoren graskarper, snoek, ruisvoorn, kleine
modderkruiper en zeelt. Verder is één reofiele vissoort (voorkeur voor
stromend water) aangetroffen, dit was de roofblei.
Aantallen en gewicht
De blankvoorn was qua aantallen de meest voorkomende vissoort (2.109
stuks, 88%). Andere vrij veel gevangen vissoorten waren baars (109
stuks, 5%) en brasem (88 stuks, 4%).
Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit brasem (39%,
139,1 kg) en (spiegel)karper (31%, 112,6 kg). Ook graskarper (10%, 37
kg) en blankvoorn (8%, 29,9 kg) zijn qua gewicht redelijk veel gevangen.
Conditie
De conditie van alle vissoorten was voldoende of beter. De
leefomstandigheden voor deze vissoorten in de Zeelandvijver lijken dus
goed te zijn.
Roofvissen
Er zijn drie roofvissoorten aangetroffen tijdens het visserijkundig
onderzoek; roofblei (met een gewichtsaandeel in de vangst van 4%, 14,8
kg), snoek (1%, 4,5 kg) en baars (<1%, 0,6 kg).
Er zijn tijdens het visserijkundig onderzoek 7 roofbleien gevangen. Deze
vissen zijn waarschijnlijk in de vijver terecht gekomen met de uitzet van
blankvoorn in 2010 en 2011. Deze soort zal zich in de Zeelandvijver niet
voortplanten, omdat hiervoor stromend water nodig is.
Er zijn 13 snoeken gevangen in de vijver. Het snoekbestand is vrij klein,
maar vertoont een vrij evenwichtige opbouw, met zowel 0+-snoekjes
(lengte rond 25-26 cm) als enkele vissen van oudere jaarklassen.
De leefomstandigheden voor de snoek in de Zeelandvijver zijn goed. Het
water is helder, er zijn veel waterplanten en er is voldoende prooivis
aanwezig (vooral blankvoorn, getuige ook de voldoende conditie).
Er is vrij veel baars gevangen (109 stuks), waarvan het merendeel van de
0+ jaarklasse (lengte rond 7 centimeter). Ook zijn enkele baarzen
gevangen van de 1+ jaarklassen (lengte rond 10 centimeter).
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
31
- Gemeentewateren te Woudenberg -
7
Resultaten visserijkundig onderzoek
Wipperveldvijver
7.1
Soortensamenstelling
Tijdens de bemonstering van de Wipperveldvijver zijn 6 vissoorten
gevangen. Er zijn 213 exemplaren gevangen, met een totaal gewicht van
26,8 kilogram. In de onderstaande tabel zijn van de gevangen vissoorten
het aantal, gewicht en de lengte weergegeven.
Tabel 7.3
Globaal overzicht van de gevangen vissoorten.
Vissoort
Aantal
Baars
Blankvoorn
Karper
Rietvoorn/Ruisvoorn
Snoek
Vetje
Totaal
4
15
6
11
2
175
213
Min.
Lengte
(cm)
5
5
59
7
34
4
Max.
Lengte
(cm)
15
14
68
18
35
5
RELATIEF AANTALSAANDEEL IN DE VANGST,
RELATIEF GEWICHTSAANDEEL IN DE VANGST,
WIPPERVELDVIJVER, 11 DECEMBER 2013
WIPPERVELDVIJVER, 11 DECEMBER 2013
Overigen
6%
Blankvoorn
7%
Hoeveelheid
Min.
Max.
(in kg)
Gewicht gewicht
(g)
(g)
0,1
1
40
0,2
1
28
25,7
3411
5291
0,2
3
72
0,5
241
265
0,1
0
1
26,8
Snoek Overigen
2%
2%
Rietvoorn/
Ruisvoorn
5%
Vetje
82%
Karper
96%
De vangst bestond qua aantallen voornamelijk uit vetje (82% van het
totaal aantal gevangen exemplaren, zie linkergrafiek), op grote afstand
gevolgd door blankvoorn en ruisvoorn (respectievelijk 7% en 5%).
Qua gewicht bestond de vangst bijna geheel uit karper (96% van het
totale vangstgewicht, zie rechtergrafiek).
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
32
- Resultaten visserijkundig onderzoek Wipperveldvijver -
7.2
Lengte-frequentie en conditie
Van de belangrijkste vissoorten is de lengte-frequentieverdeling en de
conditie in grafieken weergegeven. De grafieken zijn hieronder per
vissoort toegelicht.
Vetje
Project
Water
100
Van het vetje zijn in 175 exemplaren
gevangen met een lengte die varieerde van
4 tot 5 centimeter. Vissen kleiner dan 10
cm lengte worden vanwege de grote
onnauwkeurigheid bij het wegen in het veld
niet gewogen, waardoor ook geen conditie
bepaald kan worden.
LF diagram voor Vetje
: wateren Woudenberg
: Wipperveldvijver
90
80
70
Aantallen
60
50
40
30
20
10
0
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Lengte in cm.
Blankvoorn
Er zijn 15 blankvoorns gevangen met een lengte die varieerde van 5 tot
14 centimeter. De conditie van de gevangen blankvoorns was voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Blankvoorn
: wateren Woudenberg
: Wipperveldvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Blankvoorn
: wateren Woudenberg
: Wipperveldvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
0
50
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Lengte in cm
Lengte in cm.
Ruisvoorn
Van de plantenminnende vissoort ruisvoorn zijn 11 stuks gevangen met
een lengte die varieerde van 7 tot 18 centimeter. De conditie van de
gevangen ruisvoorns was voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn
: wateren Woudenberg
: Wipperveldvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn
: wateren Woudenberg
: Wipperveldvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
26
28
30
32
34
36
38
40
42
44
Lengte in cm
Lengte in cm.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
33
- Gemeentewateren te Woudenberg -
Karper
Er zijn 6 karpers gevangen met een lengte die varieerde van 59 tot 68
centimeter. De conditie van de gevangen karpers was voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Karper
: wateren Woudenberg
: Wipperveldvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Karper
: wateren Woudenberg
: Wipperveldvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
Lengte in cm
Lengte in cm.
Verder zijn nog vier baarzen (van 5 tot 15 centimeter) en twee snoeken
(van 34 en 35 centimeter) gevangen.
7.3
Bespreking
Soorten
Tijdens de visstandbemonstering van de Wipperveldvijver zijn 6
vissoorten aangetroffen. De soortdiversiteit is daarmee laag te noemen.
Tot de hoofdgroep eurytope vissoorten (geen voorkeur voor planten of
stroming) behoren de soorten baars, blankvoorn en karper. Tot de groep
limnofiele vissoorten (soorten die behoren tot het plantenrijke milieu met
stilstaand water) behoren ruisvoorn, vetje en zeelt. Er zijn geen reofiele
vissoorten (voorkeur voor stromend water) aangetroffen.
Aantallen en gewicht
Het vetje was qua aantallen verreweg de meest voorkomende vissoort
(175 stuks, 82%). Andere regelmatig gevangen vissoorten waren
blankvoorn en ruisvoorn (respectievelijk 15 stuks, 7% en 11 stuks, 5%).
Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit karper (96%,
25,7 kg).
Conditie
De conditie van alle vissoorten was voldoende. De leefomstandigheden
voor deze vissoorten in de Wipperveldvijver lijken dus goed te zijn.
Roofvissen
Er zijn twee roofvissoorten aangetroffen tijdens het visserijkundig
onderzoek; snoek en baars. Van beide soorten zijn slechts enkele
exemplaren aangetroffen.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
34
120
- Resultaten visserijkundig onderzoek Steenvijver -
8
Resultaten visserijkundig onderzoek
Steenvijver
8.1
Soortensamenstelling
Tijdens de bemonstering van de Steenvijver zijn 8 vissoorten en één
hybride (kruiskarper) gevangen. Er zijn 673 exemplaren gevangen, met
een totaal gewicht van 15,9 kilogram. In de onderstaande tabel zijn van
de gevangen vissoorten het aantal, gewicht en de lengte weergegeven.
Tabel 8.4
Globaal overzicht van de gevangen vissoorten.
Vissoort
Aantal
Baars
Blankvoorn
Giebel
Karper
Kolblei
Kruiskarper
Riviergrondel
Rietvoorn/Ruisvoorn
Zeelt
Totaal
7
376
28
1
4
1
17
235
4
673
Min.
Lengte
(cm)
12
4
10
41
5
26
9
4
14
Max.
Lengte
(cm)
17
22
28
41
12
26
13
16
23
Hoeveelheid
Min.
Max.
(in kg)
Gewicht gewicht
(g)
(g)
0,3
19
60
3,9
0
127
8,4
16
424
1,1
1107
1107
0
1
17
0,3
320
320
0,2
7
20
1,3
1
48
0,4
42
191
15,9
RELATIEF AANTALSAANDEEL IN DE VANGST,
RELATIEF GEWICHTSAANDEEL IN DE VANGST,
STEENVIJVER, 11 DECEMBER 2013
STEENVIJVER, 11 DECEMBER 2013
Overigen
3%
Overigen
8%
Rietvoorn/
Ruisvoorn
8%
Blankvoorn
24%
Blankvoorn
56%
Karper
7%
Rietvoorn/
Ruisvoorn
35%
Riviergrondel
2%
Giebel
4%
Giebel
53%
De vangst bestond qua aantallen voornamelijk uit blankvoorn en
ruisvoorn (56% en 35% van het totaal aantal gevangen exemplaren, zie
linkergrafiek). Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit
giebel en blankvoorn (respectievelijk 53% en 24% van het totale
vangstgewicht, zie rechtergrafiek).
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
35
- Gemeentewateren te Woudenberg -
8.2
Lengte-frequentie en conditie
Van de belangrijkste vissoorten is de lengte-frequentieverdeling en de
conditie in grafieken weergegeven. De grafieken zijn hieronder per
vissoort toegelicht.
Blankvoorn
Er zijn 376 blankvoorns gevangen met een lengte die varieerde van 4 tot
22 centimeter. De conditie van de gevangen blankvoorns was voldoende.
Project
Water
200
LF diagram voor Blankvoorn
: wateren Woudenberg
: Steenvijver
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Blankvoorn
: wateren Woudenberg
: Steenvijver
175
Conditiefactor
150
Aantallen
125
100
75
1
50
25
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
0
50
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Lengte in cm
Lengte in cm.
Ruisvoorn
Van de plantminnende vissoort ruisvoorn zijn 235 stuks gevangen met
een lengte die varieerde van 4 tot 16 centimeter. De conditie van de
gevangen ruisvoorns was matig.
Project
Water
80
LF diagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn
: wateren Woudenberg
: Steenvijver
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn
: wateren Woudenberg
: Steenvijver
70
Conditiefactor
60
Aantallen
50
40
30
1
20
10
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
26
Lengte in cm
Lengte in cm.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
36
28
30
32
34
36
38
40
42
44
- Resultaten visserijkundig onderzoek Steenvijver -
Giebel
Er zijn 28 giebels gevangen met een lengte die varieerde van 10 tot 28
centimeter. De conditie van de gevangen giebels was voldoende tot goed.
Project
Water
LF diagram voor Giebel
: wateren Woudenberg
: Steenvijver
20
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Giebel
: wateren Woudenberg
: Steenvijver
Conditiefactor
Aantallen
15
10
1
5
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
0
50
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Lengte in cm
Lengte in cm.
Riviergrondel
Van de riviergrondel zijn 17 exemplaren gevangen met een lengte die
varieerde van 9 tot 13 centimeter. De conditie van de gevangen
riviergrondels was voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Riviergrondel
: wateren Woudenberg
: Steenvijver
10
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Riviergrondel
: wateren Woudenberg
: Steenvijver
9
8
Conditiefactor
7
Aantallen
6
5
4
1
3
2
1
0,5
0
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
0
20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Lengte in cm
Lengte in cm.
Baars
Er zijn 7 baarzen gevangen met een lengte die varieerde van 12 tot 17
centimeter. De conditie van de gevangen baarzen was ruim voldoende.
Project
Water
LF diagram voor Baars
: wateren Woudenberg
: Steenvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Baars
: wateren Woudenberg
: Steenvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Lengte in cm
Lengte in cm.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
37
55
- Gemeentewateren te Woudenberg -
Zeelt
Van de plantminnende vissoort zeelt zijn 4 exemplaren gevangen met een
lengte die varieerde van 14 tot 23 centimeter. De conditie van de
gevangen zeelten was matig.
Project
Water
LF diagram voor Zeelt
: wateren Woudenberg
: Steenvijver
5
Project
Water
1,5
Conditiediagram voor Zeelt
: wateren Woudenberg
: Steenvijver
Conditiefactor
Aantallen
4
3
2
1
1
0,5
0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
Lengte in cm
Lengte in cm.
Verder zijn nog vier kolbleien (van 5 tot 12 centimeter), één karper (van
41 centimeter) en één kruiskarper (van 26 centimeter) gevangen.
8.3
Bespreking
Soorten
Tijdens de visstandbemonstering van de Steenvijver zijn 8 vissoorten
aangetroffen. De soortdiversiteit is daarmee vrij hoog voor een dergelijke
kleine vijver.
Tot de hoofdgroep eurytope vissoorten (geen voorkeur voor planten of
stroming) behoren de soorten baars, blankvoorn, giebel, kolblei en
karper. Tot de groep limnofiele vissoorten (soorten die behoren tot het
plantenrijke milieu met stilstaand water) behoren ruisvoorn en zeelt.
Verder is één reofiele vissoort (voorkeur voor stromend water)
aangetroffen, dit was de riviergrondel. Tevens is nog één hybride
gevangen, de kruiskarper.
Aantallen en gewicht
De blankvoorn en de ruisvoorn waren qua aantallen de meest voorkomende vissoorten (respectievelijk 376 stuks, 56% en 235 stuks, 35%).
Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit giebel (53%,
8,4 kg) en blankvoorn (24%, 3,9 kg).
Conditie
De conditie van de meeste vissoorten was voldoende of voldoende tot
goed. Alleen van ruisvoorn en zeelt was de conditie matig. Er is geen
duidelijk aanwijsbare oorzaak te vinden voor de matige conditie van deze
vissoorten. Mogelijk ondervinden ze veel concurrentie voor voedsel van
blankvoorn en giebel.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
38
70
- Resultaten visserijkundig onderzoek Steenvijver -
Roofvissen
Er is één roofvissoort aangetroffen tijdens het visserijkundig onderzoek;
de baars. Van deze soort zijn 7 exemplaren gevangen van 12 tot 17
centimeter lengte.
Een van de grotere karpers gevangen in de Westerwoudvijver.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
39
- Gemeentewateren te Woudenberg -
9
Knelpunten en aanbevelingen
9.1
Knelpunten
Visstand
De visstand in de vier vijver tezamen bestaat vooral uit kleine (<15-20
cm) vis, voornamelijk blankvoorn en vetje, en grote vissen vanaf ca. 4045 centimeter lengte. De middenklasse vis ontbreekt vrijwel volledig (vis
tussen ±15-20 en 40-45 cm).
Project
LF diagram voor alle vis
: wateren Woudenberg
400
785
805
350
300
Aantallen
250
200
150
100
50
0
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
Lengte in cm.
Vrijwel alle kleine vis is met het elektrovisapparaat gevangen in de
beschutting van de oevervegetatie. Tijdens het visserijkundig onderzoek
zijn in diverse vijvers aalscholvers waargenomen en is vis gevangen met
verwondingen (zowel oude, geheelde als verse verwondingen) die
overduidelijk zijn veroorzaakt door aalscholvers. Ook door de HSV wordt
aangegeven dat in de vijvers regelmatig aalscholvers worden
gesignaleerd. Dit alles wijst op een grote invloed van aalscholvers op de
visstand.
Beschutting
In de vijvers te Woudenberg is in de zomerperiode voor de visstand
voldoende beschutting tegen predatie door aalscholvers te vinden door de
vele waterplanten. Maar in de winter, als de waterplanten grotendeels zijn
afgestorven, hebben aalscholvers in de vijvers vrij spel, vooral in de
Westerwoudvijver is dit het geval. Slechts wat oeverbegroeiing en enkele
in het water hangende takken bieden dan nog enige beschutting.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
40
- Knelpunten en aanbevelingen -
Bevisbaarheid
De bevisbaarheid van de gemeentewateren in Woudenberg is vrij matig.
De vele waterplanten in de zomer verminderen de bevisbaarheid voor
sportvissers in alle vijvers. Vooral de grote velden van waterlelie in de
Wipperveldvijver en de Steenvijver en de velden watergentiaan in de
Westerwoudvijver en plaatselijk ook de Zeelandvijver, zijn hier de oorzaak
van. Daarnaast vormen in de meeste vijvers ook onderwaterplanten een
probleem zoals sterrekroos en hoornblad.
9.2
Aanbevelingen
Visstandbeheer
Het uitzetten van vis in de gemeentewateren van Woudenberg is een
goede mogelijkheid om de visstand en de sportvisserijmogelijkheden te
verbeteren.
Wel dient bij uitzettingen rekening gehouden te worden met de grote
invloed die de aalscholver heeft op het visbestand. Het uitzetten van
witvis zoals blankvoorn, kleine brasem en winde heeft meestal weinig zin.
Ervaring leert dat een groot deel van de uitgezette witvis < 40 cm vaak in
korte tijd door aalscholvers wordt weggevangen. Verder zijn de brasem en
blankvoorn die wordt aangeboden in de handel, vaak afkomstig van groot
water (zoals rivieren). Deze vissen hebben moeite zich aan te passen aan
de omstandigheden in kleinere stilstaande wateren. Dit leidt na enkele
maanden meestal tot een aanzienlijke sterfte onder de uitgezette vis.
Gelet op het bovenstaande en de huidige visstand, wordt aanbevolen om
kleine karper en/of grote brasem uit te zetten in de Westerwoudvijver. Als
directe bestrijder van waterplanten kan daarnaast in de Woudenbergse
vijvers ook nog graskarper worden uitgezet.
Westerwoudvijver
De HSV wil de visstand in de Westerwoudvijver verbeteren voor de
wedstrijdvisserij. In deze vijver worden regelmatig wedstrijden gevist.
Hiertoe zijn een aantal opties: het uitzetten van karper of grote brasem.
Karper
De karper is een zeer populaire makkelijk
vangbare sportvissoort die met diverse
methoden kan worden belaagd. Tevens
zijn ze door hun formaat goed bestand
tegen predatie door aalscholvers.
Indien besloten wordt karper uit te zetten, wordt aanbevolen kleine
karpers uit te zetten. Kleine schub- of spiegelkarpers tot circa 50 cm zijn
mooie sportvissen voor de wedstrijdvisserij, maar ook voor recreatie- en
jeugdvissers. Door zowel spiegel- als schubkarpers uit te zetten kan een
bestand ontstaan met een grote diversiteit aan beschubbingsvormen, wat
door sportvissers vaak extra wordt gewaardeerd.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
41
- Gemeentewateren te Woudenberg -
Om de karpers klein te houden kun je
vissen vanaf circa 30-40 cm in hoge
dichtheden (min. 300 kg/ha) uitzetten.
Exemplaren groter dan 50-60 cm
kunnen eventueel jaarlijks of iedere 2
tot 3 jaar worden verwijderd en elders
worden uitgezet.
Karpersterfte
Het uitzetten van karper is de laatste jaren riskant gebleken op kleinere en afgesloten wateren. In
een aantal gevallen treedt in het voorjaar sterfte op onder het oorspronkelijke karperbestand. Om
de verspreiding van ziekten door het uitzetten van ‘vreemde’ karpers zoveel mogelijk te
voorkomen, dienen de karpers te worden betrokken bij gereputeerde vishandelaren, hoewel ook dit
geen garantie biedt. De vereniging dient het risico te onderkennen dat na een uitzetting sterfte
onder het al aanwezige karperbestand kan optreden.
Grote brasem
Een andere optie om de visstand in de
Westerwoudvijver aantrekkelijker te maken
voor (o.a.) de wedstrijdvisserij, is het
uitzetten van grote (>40 cm) brasem.
Indien ervoor wordt gekozen om grote
brasem uit te zetten, wordt aanbevolen om
ongeveer 200-300 kg/ha uit te zetten.
Het is erg belangrijk zekerheid te hebben over de afkomst van de pootvis.
Zoals al eerder vermeld is de meeste brasem die wordt aangeboden in de
handel afkomstig van groot water (zoals IJsselmeer en grote rivieren).
Deze vissen hebben grote moeite zich aan te passen met meestal een
aanzienlijke sterfte onder de uitgezette vis als gevolg. Het is daarom aan
te raden de vis te betrekken van vishandelaren die vis verkopen afkomstig
uit klein water óf, wat natuurlijk nog beter is, (op vijvers) gekweekte vis
aan te kopen. Deze vissen hebben als voordeel dat ze gewend zijn aan
het leven in (kweek-)vijvers en het aanwezige voedsel, waardoor ze dus
uitermate geschikt zijn om te worden uitgezet in (vis)vijvers.
Graskarper
Om de overlast door de onderwaterplanten in de vijvers in Woudenberg te
verminderen, kan worden overwogen om
graskarper uit te zetten. De dichtheid voor
uitzet dient ongeveer 100 kg/ha te
bedragen. Voorwaarde is wel dat er grote (> 40 centimeter lengte)
graskarpers uitgezet worden. Het is belangrijk dat de uit te zetten
graskarpers niet te klein zijn, om predatie door aalscholvers zo veel
mogelijk te voorkomen.
De graskarper is door zijn kracht en vechtlust een populaire sportvis. De
vissoort werd in het verleden door diverse waterbeheerders uitgezet als
‘natuurvriendelijke waterplantenbeheerder’. De vis eet vrijwel alleen
plantaardig materiaal en door de uitzet van graskarpers kunnen
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
42
- Knelpunten en aanbevelingen -
mechanisch maaibeheer en andere milieuonvriendelijke manieren van
maaibeheer achterwege blijven.
Let op, graskarpers eten vrijwel alleen zacht plantenmateriaal. Als zachte
waterplanten niet (meer) beschikbaar zijn wordt overgeschakeld op
hardere waterplanten en oeverplanten zoals riet en lisdodde. Taaie
drijfbladvegetatie zoals watergentiaan, waterlelie en gele plomp worden
(vrijwel) niet gegeten.
Bescherming visstand tegen aalscholver
Om de visstand tegen predatie door aalscholvers te beschermen kunnen
slechts preventieve maatregelen genomen worden. De aalscholver is
immers een beschermde vogelsoort. Van belang is dat er voor vissen
voldoende structuren in het water zijn die schuilmogelijkheid bieden.
In de gemeentewateren van Woudenberg is plaatselijk al structuur
aanwezig, waterplanten in de zomerperiode, oevervegetatie zoals riet en
lisdodde en ingroeiende takken van bomen en struiken. In de
winterperiode sterven de waterplanten echter grotendeels af en blijft
alleen de beschutting van de oevervegetatie en ingroeiende takken over.
Vooral in de Westerwoudvijver is in de winter een gebrek aan
schuilmogelijkheden.
Om vissen meer schuilgelegenheid te bieden, vooral in de winterperiode
als alle waterplanten zijn afgestorven, kan gebruik gemaakt worden van
onderwaterstructuren. Deze structuren zijn van groot belang voor vis. Niet
alleen als schuilmogelijkheid tegen aalscholvers, maar ook voor diverse
andere toepassingen.
Zo kunnen onderwaterstructuren dienst doen als paaisubstraat
(bijvoorbeeld voor baars) en als foerageergebied (bijvoorbeeld voor snoek
die in een hinderlaag ligt). Daarnaast vormen onderwaterstructuren een
goede ondergrond voor mosseltjes en (draad)algen om op te groeien, wat
door vissen weer als voedselbron gebruikt kan worden.
Een school blankvoorns die beschutting zoekt tussen de takken.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
43
- Gemeentewateren te Woudenberg -
Als onderwaterstructuren kunnen bijvoorbeeld bomen, takkenbossen
(rijshout) of oude kerstbomen worden gebruikt. Deze laatste dienen dan
wel te worden verzwaard om af te kunnen zinken. De levensduur van
degelijke onderwaterstructuren is ongeveer 10 jaar. Hierna is het hout
zover achteruitgegaan (verrot), dat het zijn waarde voor vis verliest. Door
het gebruik van diverse soorten hout en takken kunnen verschillende
effecten bereikt worden.
Als bijvoorbeeld kerstbomen gebruikt worden, zal meer kleinere vis tot de
structuren aangetrokken worden, omdat de dichtheid van de takken en
dus de beschutting groot is. Als takken of bomen worden gebruikt met
een minder grote dichtheid, zoals eiken of beuken, dan zullen grotere
vissen worden aangetrokken. Indien de structuren in de oeverzones
worden aangebracht, dient dit bij voorkeur op locaties te gebeuren waar
weinig gevist of gerecreëerd wordt, zodat de bevisbaarheid van het water
niet verminderd.
Voorgesteld wordt om in de Westerwoudvijver structuren in de oever aan
te leggen in de vorm van bomen of takken. Deze dienen met de kruin
richting het water gelegd te worden. Aanbevolen wordt de structuren aan
te leggen aan de wegkant van de vijver. Vanaf deze zijde is sportvissen
verboden en kunnen de structuren aangelegd worden zonder dat
visplekken verloren gaan en de bevisbaarheid van de vijver verminderd.
In de oeverzone aangebrachte bomen, takken en andere
onderwaterstructuren bieden vissen een schuilplaats en
beschutting tegen de aalscholver.
Maaien
Om de bevisbaarheid van de vijvers in Woudenberg te verbeteren, wordt
aanbevolen een deel van de drijfbladvegetatie te verwijderen. Het is
belangrijk niet alle drijfbladvegetatie te verwijderen, omdat deze van
groot belang is voor de visstand als paai-, opgroei-, foerageergebied en
schuilmogelijkheid.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
44
- Knelpunten en aanbevelingen -
In samenspraak met de gemeente kan worden bekeken op welke wijze
een deel van de vegetatie wordt verwijderd. Hiervoor zijn verschillende
opties: maaien en machinaal verwijderen.
Maaien
Ten behoeve van de visstand en sportvisserij dient bij het maaien met het
volgende rekening gehouden te worden:
•
Door maaien in het voorjaar en de zomermaanden kan veel schade
worden toegebracht aan paaiende vissen, afgezette eieren, larven
en visbroed. Zo laat mogelijk in het jaar maaien zodat de water- en
oeverplanten als paai- en opgroeigebied kunnen dienen heeft de
voorkeur.
•
Het verwijderen van al het maaisel uit het water. Hierdoor worden
lage zuurstofgehalten ten gevolge van de afbraak van plantenresten
en een plaatselijk slechte bevisbaarheid voorkomen.
•
Kleinschalig en gespreid maaien in tijd en ruimte. Door het
plaatselijk sparen van de vegetatie, bijvoorbeeld in de eerste drie
meter langs de oever, blijven paai- en opgroeihabitat en
schuilgelegenheid voor vis beschikbaar. De veel beviste delen
kunnen regelmatiger worden gemaaid om voldoende goed bevisbare
delen in het water te behouden.
•
Het gebruiken van de meest visvriendelijke maaimethode.
Handmatig maaien, de maaikorf, de maai/harkcombinatie en de
maaiboot (zonder sleepmes) worden - in aflopende volgorde - als
het meest natuurvriendelijk beschouwd. Om opwoeling van
bodemslib zoveel mogelijk te beperken dient de maaibalk zich zeker
10 centimeter boven de bodem te bevinden.
De HSV kan ook zelf
drijfbladvegetatie maaien of
bijhouden door middel van een
zogenaamde schoef. Een schoef
bestaat uit het mes van een
kantenhakker of zeis die in het
midden is vast gelast aan een
ijzeren stok. Aan het uiteinde van
deze staaf zit een ring en daaraan
is een touw bevestigd. De schoef
wordt in het water geplaatst en
daarna met het touw naar de kant getrokken. Het mes snijdt de
wortelende waterplanten los. De schoef kan het best vanuit een boot in
het water gelegd worden en daarna met het touw naar de kant getrokken
worden. Men kan ook de schoef vanaf de kant in het water gooien. Dit is
echter veel minder nauwkeurig en potentieel gevaarlijk door het scherpe
snijvlak van de zeis.
De schoef is te bestellen bij Sportvisserij Zuidwest Nederland
(www.sportvisserijzwn.nl, via de webwinkel) en kost 50 euro.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
45
- Gemeentewateren te Woudenberg -
Machinaal verwijderen
Een andere, nog betere optie is de drijfbladvegetatie geheel te
verwijderen. Dus niet te maaien, waarna de plant weer kan doorgroeien,
maar de plant met wortelstokken en al te verwijderen, bijvoorbeeld door
middel van een kraan. Voor bijvoorbeeld de Wipperveldvijver is dit een
prima methode om voor langere tijd de bevisbaarheid te verbeteren. In
deze vijver ondervinden de sportvissers veel last van waterlelie. Door
bijvoorbeeld afwisselend 10 meter drijfbladvegetatie te verwijderen en de
volgende 10 meter te laten staan, kunnen voldoende goede visplekken
gecreëerd worden. Indien de drijfbladvegetatie zich na enige tijd weer
verder gaat verspreiden kan de HSV dit zelf middels de schoef
onderhouden.
9.3
Evaluatieonderzoek en subsidie
Hengelvangstregistratie
Sportvisserij Nederland heeft een nieuwe website en app ontwikkeld. Er
zijn een aantal zaken veranderd, maar het voornaamste is dat het
registreren van vangsten nu leuker en makkelijker is. Vangsten zijn te
registreren op www.mijnvismaat.nl. De app is gratis te downloaden.
Voor meer informatie mail naar: [email protected]
Voor wedstrijdregistraties wordt een aparte module ontwikkeld.
Vervolgonderzoek
Eventueel kan over een aantal jaren weer een visserijkundig onderzoek
worden uitgevoerd, om opnieuw de samenstelling en kwaliteit van de
visstand vast te leggen. Er kan dan worden bekeken in hoeverre de
voorgestelde maatregelen zijn uitgevoerd en wat voor effect deze
maatregelen op de visstand hebben gehad. Ook kan dan worden bekeken
of aanvullende maatregelen wenselijk zijn.
De online verenigingsservice
Sportvisserij Nederland werkt samen met de federaties aan een optimale
service naar de verenigingen toe. Deze service wordt aangeboden via de
website www.hsvservice.nl (ook te benaderen via
www.sportvisserijnederland.nl). Hier vindt u praktische informatie over:
• bestuur
• controle
• jeugdwerk
• promotie
• visstandbeheer
• vrijwilligers
• wedstrijden
• ledenactiviteiten
De informatie is in de vorm van infobladen, handleidingen, veldgidsen en
brochures beschikbaar als downloads (PDF). U vindt op de
verenigingsservice ook informatieve (instructie)video's en de mogelijkheid
om materialen te bestellen, een online cursus te volgen of u op te geven
voor een praktische cursus bij Sportvisserij Nederland. Met de informatie
op de verenigingsservice kunnen verenigingen en hun vrijwilligers direct
aan de slag met hun activiteiten.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
46
- Knelpunten en aanbevelingen -
Subsidie
Het Fonds Verbetering Sportvisserijmogelijkheden heeft als doel
activiteiten van de aangesloten hengelsportverenigingen te stimuleren en
duurzame verbetering van de sportvisserijmogelijkheden te ondersteunen.
Het Fonds Verbetering Sportvisserijmogelijkheden kan activiteiten
ondersteunen op het gebied van
• voorzieningen aan het viswater, voor de visstand of voor de
sportvissers
• visies, plannen en onderzoek
• voorlichting en promotie
Om een idee te geven: aanleg van een paaigebied, een
beluchtingsinstallatie, beschermingsconstructies tegen aalscholvers, een
schuilhut, een eigen clubhuis, trailerhellingen, vissteigers,
visbotenhavens, bijzonder promotie- of jeugdactiviteiten, een groots
jeugdkamp.
De maximale bijdrage wordt jaarlijks door het bestuur van Sportvisserij
Nederland vastgesteld. Kijk voor de meest actuele info op de website
sportvisserijnederland.nl en kijk bij: verenigingsservice: bestuur.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
47
- Literatuur -
Literatuur
Klein Breteler, J.G.P. & G.A.J. de Laak, 2003. Lengte-gewichtsrelaties
Nederlandse vissoorten. OVB onderzoeksrapport OND00074, 13p.
Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein.
STOWA, 2002. Handboek Visstandbemonstering. Stichting Toegepast
Onderzoek Waterbeheer. Rapport 2002/07. STOWA, Utrecht.
Zoetemeyer, R.B., & B.J. Lucas, 2007. Basisboek visstandbeheer.
Sportvisserij Nederland, Bilthoven.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
49
- Bijlagen -
Bijlagen
Bijlage I
Viswaterrichtlijn .............................................................. 52
Bijlage II
Profiel van de gevangen vissoorten .................................... 53
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
51
- Gemeentewateren te Woudenberg -
Bijlage I
Viswaterrichtlijn
De viswaterrichtlijn van de EU (EU richtlijn 2006/44) wordt in Nederland ingevuld aan de
hand van de functie Water voor karperachtigen. In het nationaal waterplan1 is de functie
Water voor karperachtigen toegekend aan alle rijkswateren. Er is geen Water voor
zalmachtigen aangewezen. Het doel van de viswaterrichtlijn is de kwaliteit te beschermen of
te verbeteren van stromend of stilstaand zoet water, waarin vissen leven of, indien de
verontreiniging zou worden verminderd, zouden kunnen leven2. De richtlijn is gericht op een
gezond ecosysteem en op economische benutting.
De doelstellingen voor de functie Water voor karperachtigen zijn vastgelegd in het BKMW
(Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water3). In het BKMW zijn tevens gedetailleerde eisen
aangegeven ten aanzien van de meetfrequentie van de verschillende parameters en de wijze
van toetsing.
De KRW bepaalt dat de viswaterrichtlijn wordt ingetrokken 22 december 2013, aangezien er
van wordt uit gegaan dat bepalingen van de KRW bescherming bieden aan watersystemen.
Normdoelstelling Water voor karperachtigen
parameter
Zuurgraad
eenheid
ph
Temperatuur
°C
Gesuspendeerde
stoffen
Smaak
mg/l
Olie
-
Fosfaat
µgP/l
Ammonium
Biochemisch
zuurstofverbruik
Zuurstof
Ammoniak
Residueel chloor
mg N/l
mg O2/l
Nitiret
Koper
Zink
-
norm
6,5 ≤ pH ≤ 9,0*
schommelingen in de pH ten opzichte van de natuurlijke pH waarde mogen
niet meer dan ½ pH eenheid binnen de hierboven gestelde waarde bedragen
mits deze schommelingen niet de schadelijke werking van andere in het water
aanwezige stoffen verhogen
de verhoging ten opzichte van de natuurlijke waarde dient minder te zijn dan:
3°C,met dien verstande dat de maximale temperatuur van het water de
volgende waarde niet mag overschrijden:28°C en dat voor wateren waarin
soorten kunnen voorkomen die koud water nodig hebben voor de
voortplanting, de temperatuur gedurende de voortplantingperiode de
volgende waarde niet mag overschrijden 10°C
≤ 50 (rekenkundig gemiddelde van de uitkomsten van het onderzoek)
de in een oppervlaktewaterlichaam aanwezige vissen mogen niet worden
gekenmerkt door een onnatuurlijke smaak zoals deze in het bijzonder kan
optreden door de invloed van fenolen of olie
Geen zichtbare oliefilm op het wateroppervlak of oliebezinksel op de bodem.
Geen schadelijke effecten voor de vissen door produkten op oliebasis
≤ 200* De aangegeven waarde betreft het rekenkundig gemiddelde van de
waarnemingen en is niet van toepassing op een oppervlaktewaterlichaam
waarin zich geen overmatige groei van hogere waterplanten voordoet en het
gemiddelde gehalte aan de algenbiomassa gedurende de maanden april tot en
met september lager dan of gelijk is aan 100 µg/l chlorofyl-a
≤ 0,8*Bij een watertemperatuur van minder dan 10 C geldt als norm: ≤ 4,0
≤ 10
mg O2/l
≥ 6*
µg N/l
≤ 20
µg
≤5
HOCI/l
µg N/l
≤ 300
µg Cu/l
≤ 30
µg Zn/l
≤ 200
* Overschrijdingen van de norm als gevolg van een natuurlijke gesteldheid van de bodem en
de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding
1
Nationaal Waterplan 2009-2015, uitgave van het Min. van V&W, het Min. van VROM en het
Min. LNV, 22 december 2009
2
Beheer- en ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015 Min. van V&W, Rijkswaterstaat
december 2009
3
http://wetten.overheid.nl/BWBR0003633/geldigheidsdatum_23-03-2010
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
52
- Bijlagen -
Bijlage II
Profiel van de gevangen vissoorten
BAARS (Perca fluviatilis)
Leefomgeving
De baars is een algemene vissoort die in
vele stilstaande of langzaam stromende
wateren voorkomt. Hij leeft en jaagt in
scholen, die in de regel uit individuen van
gelijke grootte bestaan. Deze scholen
bestaan meestal uit ongeveer 50 tot 200
exemplaren, maar ook veel grotere scholen
zijn wel waargenomen. Hieruit blijkt de
voorkeur van de baars voor ruim water,
zoals meren, plassen, kanalen en rivieren.
Voedsel
De jonge baars leeft voornamelijk van
dierlijk plankton. Later worden hier ook
andere
ongewervelde
dieren,
zoals
aasgarnalen en vlokreeften, aan toegevoegd.
Wanneer de baars een lengte van meer dan
10 cm heeft bereikt, gaat vis(broed) in
toenemende mate deel uitmaken van het
voedselpakket. Baars heeft een grote
voorkeur
voor
spiering
en
kleinere
soortgenoten.
Toch komt de baars ook in kleinere wateren
voor. Snelstromend water wordt echter
gemeden. Omdat de baars op het zicht
jaagt, dient het water helder te zijn. Open
water is favoriet, maar vooral jonge baars
houdt zich graag tussen de waterplanten in
de oeverzone op.
Groei en leeftijd
De groei in het eerste jaar bedraagt 6 tot 8
cm. De maximale lengte is circa 50 cm.
Binnen twee à drie jaar worden baarzen
geslachtsrijp. Er is geen vaste leeftijd,
lengte of gewicht waarbij baars volwassen
is. Dit komt doordat de baars dwerggroei
kan vertonen, waarbij hij klein blijft maar
toch geslachtsrijp wordt.
Voortplanting
De paaitijd valt in de maanden maart, april
en mei, bij een watertemperatuur van meer
dan 8 °C. Vooral ondergelopen gebieden,
waar de temperatuur in het ondiepe water
snel kan stijgen, zijn geliefd als paaiplaats,
maar ook tal van andere ondiepe plekken
zijn geschikt.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
53
- Gemeentewateren te Woudenberg -
BITTERVOORN (Rhodeus amarus)
Als een vrouwtje het mannetje gevolgd is en
hij haar bij de mossel heeft gebracht, duwt
het vrouwtje haar legbuis in de uitstroomopening van de mossel en zet er haar eitjes
in af. Dit gebeurt binnen een fractie van een
seconde. Het mannetje bevrucht hierna de
eitjes. Het aantal eitjes in de paaitijd varieert
van 3-15 per zoetwatermossel.
Leefomgeving
De bittervoorn komt voor in langzaam
stromende en stilstaande wateren. Dit
kunnen zowel poldersloten en kleine vijvers
zijn, als grotere rivieren en meren. Hierin
worden zij vooral in de plantenrijke oeverzone aangetroffen, of in de zachte stroom
voor rivierduikers. De bodem bestaat
meestal uit zand, grind of een dunne laag
modder. De samenstelling van de bodem is
niet van groot belang, zolang deze voor
zoetwatermosselen geschikt is om op en in
te kunnen leven.
Daar de bittervoorn voor de voortplanting
afhankelijk is van zoetwatermosselen, is de
aanwezigheid van deze schelpdieren in het
leefgebied van de bittervoorn dan ook een
vereiste.
De 2 tot 3 mm grote eieren komen na 5 tot
7 dagen uit. De larven verlaten de mossel
niet direct nadat ze zijn uitgekomen, maar
blijven nog 2 tot 3 weken in de mossel om
hun dooierzak te verteren. Ze klemmen zich
met behulp van een doornachtige zwelling
van de dooierzak in de kieuw van de mossel
vast, om te voorkomen dat ze uit de mossel
gespoeld worden.
Wanneer ze vrij kunnen zwemmen verlaten
de larven de mossel. Ze hebben dan een
lengte van ongeveer 11 mm.
Voortplanting
De paaitijd van de bittervoorn begint in
april en duurt tot eind juni. In deze periode
gaat het mannetje op zoek naar een
geschikte zoetwatermossel en vestigt hier
zijn territorium omheen. Dit is geen vaste
plek, want als de mossel zich verplaatst,
schuift het territorium mee. Het mannetje
verdedigt dit agressief tegen binnendringers.
Voedsel
Bittervoorns leven van voornamelijk plantaardig voedsel. Zij hebben, evenals andere
herbivore (plantenetende) vissen, een zeer
lange
darm.
Algen
vormen
het
hoofdbestanddeel van het voedsel. Zij
schrapen deze van stenen en andere met
algen
begroeide
voorwerpen.
Ook
plantaardig afval en dierlijk voedsel, zoals
kleine kreeftachtigen, insectenlarven en
wormen worden gegeten.
Voor de voortplanting is het noodzakelijk
dat er zoetwatermosselen in het water
aanwezig zijn. Verschillende grote zoetwatermosselsoorten worden geaccepteerd
(Unio en Anodonta sp.).
Groei en leeftijd
Over de groei van de bittervoorn is weinig
bekend. De maximale lengte bedraagt 10
cm. In het 2de of 3de levensjaar wordt de
bittervoorn geslachtsrijp. De maximum
leeftijd is 5 jaar.
Wanneer
een
paairijp
vrouwtje
het
territorium binnendringt en zich niet door
het agressieve mannetje laat verjagen,
vertoont hij een gedragsverandering. Hij
stopt met dreigen en tracht het vrouwtje
naar de mossel te leiden.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
54
- Bijlagen -
BRASEM (Abramis brama)
Leefomgeving
De brasem is een zeer algemene vissoort in
het Nederlandse binnenwater, die zowel in
zoet
als
in
brak
water
voorkomt.
Oorspronkelijk is de brasem een bewoner van
stilstaande wateren, zoals meren en plassen
en
van
traag
stromende,
heldere
benedenrivieren.
Eutrofiëring
(vermesting)
van
het
binnenwater heeft ertoe geleid dat de
brasemstand sterk is toegenomen. De brasem
is één van de weinige soorten die nog kan
gedijen in (zeer) voedselrijke wateren met
weinig waterplanten en een overmatige
algengroei. De brasem wordt echter ook
aangetroffen in helder, plantenrijk water. Hier
vinden we meestal kleinere populaties, die
vooral bestaan uit goed groeiende en relatief
veel grote exemplaren.
Het optimale leefgebied van de brasem
kenmerkt zich door afwisseling tussen ruim,
open water waarin de brasem in scholen naar
voedsel
zoekt
en
ondiepe,
begroeide
oeverzones,
waar
de
paaien
opgroeigebieden zich bevinden.
Voortplanting
In de paaitijd, die loopt van eind april tot
midden juni, gaat de brasem op zoek naar
geschikte paaiplaatsen. De eieren worden bij
voorkeur
afgezet
op
ondergedoken
waterplanten of oeverplanten, maar bij
afwezigheid
daarvan
worden
ook
boomwortels, stenen en andere obstakels,
zoals houten paaltjes, autobanden en oude
fietsen, als afzetsubstraat gebruikt. De
brasem is daarom niet gebonden aan de
aanwezigheid van waterplanten. Al na enkele
dagen vormen de larven scholen in het
ondiepe water.
Voedsel
Brasemlarven voeden zich in eerste
instantie
hoofdzakelijk
met
dierlijk
plankton. Wanneer zij een lengte van
ongeveer 2 cm hebben bereikt, komen ook
kleine muggenlarven in het dieet voor.
Brasem
heeft
een
voorkeur
voor
bodemvoedsel, zoals larven van muggen en
andere insecten, wormpjes, slakken en
mosseltjes. Bij een gebrek aan bodemorganismen kan de brasem overschakelen
op
een
dieet
van
zoöplankton
en
plantaardig
materiaal.
Dankzij
een
geraffineerd zeefsysteem, gevormd door
een kieuwboog met aanhangsels, is de
brasem beter dan andere vissoorten in
staat om watervlooien en andere kleine
organismen als voedselbron te benutten.
Groei en leeftijd
De groei van de brasem is onder andere
afhankelijk van de watertemperatuur en het
voedselaanbod. Een slechte groei treedt op
als de dichtheden (aantallen brasems per
hectare) erg hoog worden en daarmee
sterke voedselconcurrentie optreedt. Onder
optimale omstandigheden (veel voedsel,
weinig concurrentie) kan brasem zeer snel
groeien.
In het eerste jaar is de groeisnelheid in
Nederland gemiddeld 5 tot 7 cm. Bij een
goede groei bereikt de tweejarige brasem
een lengte van 12 cm en wordt een lengte
van 40 cm na 8 jaar gehaald. De brasem is
na 6 tot 7 jaar geslachtsrijp. De maximale
lengte is 80 cm bij een gewicht van
ongeveer 10 kg. De maximale leeftijd is ca.
15 jaar.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
55
- Gemeentewateren te Woudenberg -
BLANKVOORN (Rutilus rutilus)
Leefomgeving
De blankvoorn is een vis van zowel
stilstaand als stromend water, die in vele
watertypen algemeen voorkomt. Zelfs in
snelstromende wateren kan deze soort
worden aangetroffen. Wel houdt de
blankvoorn zich daar bij voorkeur in de
stromingsluwe gedeelten op.
De eieren worden afgezet op ondergedoken
waterplanten, maar ook oeverplanten,
boomwortels, stenen en andere obstakels
worden als afzetsubstraat gebruikt. Zowel
larven als juvenielen verblijven geruime tijd
in de oeverbegroeiing. Hierdoor is de
blankvoorn sterker dan brasem gebonden
aan wateren met begroeiing.
De blankvoorn zoekt zijn voedsel in
scholen in de buurt van begroeiing, maar
ook wel in het diepere, open water. De
blankvoorn is redelijk bestand tegen
eutrofiering en vervuiling en lijkt bij uitstek
te kunnen profiteren van veranderende
omstandigheden. Zo kon in vele beken,
waar deze soort van nature niet of slechts
in
geringe
mate
voorkwam,
de
blankvoornstand enorm toenemen, terwijl
karakteristieke beekvissoorten daar sterk in
aantal achteruit zijn gegaan of geheel zijn
verdwenen.
Voedsel
Het voedsel van jonge blankvoorn beslaat
uit
zoöplankton,
in
het
bijzonder
watervlooien. Oudere blankvoorn heeft een
aanzienlijk
uitgebreider
voedselpakket.
Zowel dierlijk voedsel zoals slakjes,
driehoeksmosselen, insectenlarven, wormen
en kreeftachtigen, als plantaardig materiaal
zoals algen en detritus, worden gegeten.
Groei en leeftijd
De blankvoorn bereikt in het eerste jaar een
lengte van 5 tot 7 cm. Onder gemiddelde
omstandigheden
is
de
blankvoorn
geslachtsrijp op een leeftijd van 3 tot 5
jaar, de mannetjes eerder dan de
vrouwtjes. De lengte is dan rond 15 cm. De
maximale lengte is 45 cm en de maximale
leeftijd ca. 10 jaar.
Voortplanting
In de paaitijd, die doorgaans in april en mei
valt, maar die tot in de zomer kan
doorlopen, gaat de blankvoorn op zoek naar
geschikte paaiplaatsen. Deze liggen veelal
dicht onder de oever in zwak stromend,
ondiep water met beschutting tegen
golfslag.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
56
- Bijlagen -
GIEBEL (Carassius auratus gibelio)
Leefomgeving
Er is maar weinig bekend over de levenswijze
van de giebel. In grote lijnen komt deze
waarschijnlijk overeen met de levenswijze van
de kroeskarper. Wateren met een weelderige
plantengroei en een zachte modderige bodem
hebben de voorkeur van de giebel. Hoewel de
kroeskarper het liefst kleine, stilstaande
wateren bewoont, wordt de giebel ook in
plassen, meren en rivieren aangetroffen. Zelfs
onder marginale zuurstof-omstandigheden kan
de giebel in leven blijven.
Voortplanting
De giebel kan vanaf het tweede jaar
geslachtsrijp zijn. Het aantal eieren kan
oplopen tot circa 400.000 per vis. De paaitijd
kan zich - afhankelijk van de omstandigheden
- over een lange periode uitstrekken. De giebel
is in staat voor grote aantallen nakomelingen
te zorgen. Op vijvers bleek bij afwezigheid van
regulerende roofvis, binnen enkele jaren
"vergiebeling" op te treden. Het bestand
bevatte toen een groot aantal slecht gegroeide
exemplaren.
Naast de normale wijze van voortplanting,
blijkt de giebel over een alternatieve strategie
te beschikken: paairijpe vrouwtjesgiebels
dringen zich tussen de paaiende karpers (of
kroeskarpers) en zetten hun eieren af. Men
stelde daarbij vast dat de zaadcellen van
(kroes)karpers, de eicellen van de giebel
prikkelden om zich te gaan ontwikkelen. De
zaadcellen dringen hiervoor de eicel binnen,
maar er vindt geen versmelting plaats zoals in
het normale voortplantingsproces.
Er is daarom geen sprake van bevruchting.
De eicellen bevatten daardoor uitsluitend
vrouwelijke eigenschappen, met als gevolg
dat er ook alleen maar vrouwelijke
nakomelingen uit worden geboren. Deze
zijn in uiterlijk en erfelijk opzicht precies
gelijk aan de oudergiebel. Men noemt dit
"klonen".
Het lijkt aannemelijk dat deze unieke wijze
van voortplanting (gynogenese), ertoe
heeft bijgedragen dat de giebel zich in
betrekkelijk korte tijd over grote delen van
Azië en Europa heeft kunnen verspreiden.
Buiten de "hulp" van karper en kroeskarper,
bleek de giebel zich ook succesvol te
kunnen voortplanten met behulp van
blankvoorn, zeelt, grote modderkruiper en
zelfs regenboogforel.
Voedsel
Giebels stellen geen hoge eisen aan het
voedselaanbod. Naast dierlijk voedsel als
dierlijk plankton, insectenlarven en kleine
kreeftachtigen, eet de giebel ook algen en
plantendelen. In de winter stopt de voedselopname.
Groei en leeftijd
Aan het eind van het eerste groeiseizoen
bedraagt de lengte van de giebel 8-10 cm.
Aan het eind van het tweede jaar bedraagt
de lengte 18-20 cm. Over de groei van
giebel na het tweede levensjaar is weinig
bekend. Giebels worden maximaal 45 cm
lang.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
57
- Gemeentewateren te Woudenberg -
GRASKARPER (Ctenopharyngodon idella)
Leefomgeving en groei
De graskarper is een uitheemse vis die van
oorsprong uit China komt. Het is een snelle
groeier, die in de grote Chinese rivieren
afmetingen kan bereiken van anderhalve
meter bij een gewicht van rond de 40 kg. Hij
is één van de weinige vissoorten uit de
gematigde klimaatzone die zich vrijwel
uitsluitend met waterplanten voeden.
Voedsel
De graskarper begint vanaf een watertemperatuur van 12˚ C te eten. Vanaf een
watertemperatuur van 20˚ C kan de graskarper dagelijks tot de helft van het eigen
lichaamsgewicht aan waterplanten eten. De
eetlust neemt toe tot dagelijkse hoeveelheden
voedsel van 100 tot 160% van het eigen
lichaamsgewicht bij een watertemperatuur
boven 22˚ C. Op het menu van de graskarper
staan voornamelijk zachte waterplanten als
draadalg, waterpest en hoornblad. Als zachte
waterplanten niet beschikbaar zijn wordt
overschakeld op hardere waterplanten en
oeverplanten als riet en lisdodde. Planten met
drijvende bladeren als waterlelie en gele
plomp worden niet gegeten.
Beheer
De graskarper kan zich in Nederland niet
langs natuurlijke weg voortplanten. Het risico
van plaagvorming is hierdoor uitgesloten.
Bovendien heeft de afwezigheid van enig
nakomelingschap het voordeel dat de stand
van graskarper in elk water waarin deze
wordt uitgezet nauwkeurig in de hand kan
worden gehouden.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
58
In het algemeen is er dan ook geen sprake
van schadelijke neveneffecten voor het
milieu, uiteraard op voorwaarde dat de
graskarperstand
wel
doelmatig
wordt
beheerd. De graskarper stelt geen hogere
eisen aan de waterkwaliteit dan onze
inheemse zoetwatervissen. Ook tegen
strenge winters is hij goed bestand, mits
het zuurstofgehalte in het water niet zo ver
daalt dat daardoor het leven van alle vissen
onmogelijk wordt.
Sinds 1973 wordt in ons land graskarper
uitgezet ten behoeve van de bestrijding van
waterplanten. In de jaren 70 en 80 was de
graskarper een geliefde vis bij de
bestrijding van overmatige plantengroei
tengevolge van eutrofiering. In Nederland is
in deze periode ruim 500.000 kilo
graskarper uitgezet in voornamelijk kleinere
afgesloten wateren. Vanaf de jaren 90
wordt graskarper veel minder uitgezet
omdat
waterbeheerders
steeds
meer
overgaan op een meer natuurlijk beheer
van wateren, waardoor waterplanten weer
welkom zijn. Daarnaast is het water in
Nederland veel minder eutroof geworden
door alle milieu-maatregelen, waardoor
overmatige plantengroei minder voorkomt.
Verder wordt het door nationaal- en
Europees natuurbeleid steeds moeilijker om
exoten als de graskarper uit te zetten.
- Bijlagen -
KARPER (Cyprinus carpio)
Leefomgeving
De karper is een algemene vissoort in
stilstaande en langzaam stromend water. Ook
in relatief snel stromend water komt de karper
wel voor, waar hij zich dan vooral op
stromingsluwe plaatsen ophoudt.
Van nature komt de karper niet in Nederland
voor. Het oorspronkelijke verspreidingsgebied
lag rond de Kaspische Zee, van waaruit de
karper zich zowel naar het oosten (China,
Japan en Zuid-Rusland) als naar het westen
(gebied rond de Zwarte Zee en de Donau)
heeft uitgebreid. Via de Donau heeft de karper
zich naar Midden-Europa kunnen verspreiden.
Deze verspreiding werd versneld door de
Romeinen, die rond het begin van de
jaartelling de karper uit de Donau of uit KleinAzië haalden en voor de kweek naar Italië
brachten. In de eeuwen daarna zorgden
monniken voor een grote verspreiding van de
karper over Europa. Vanaf de middeleeuwen
(de 14e eeuw) kwam de karper, als teelt- en
consumptievis, in kloostervijvers voor.
In de loop der eeuwen zijn er allerlei
verschillende variëteiten van de karper ontwikkeld.
Het
oorspronkelijk
in
de
middeleeuwen geïntroduceerde en daarna
verwilderde type wordt wilde of boerenkarper
genoemd. Hiernaast komen allerlei geteelde
variëteiten
voor,
zoals
schubkarper,
spiegelkarper, rijenkarper en naaktkarper.
Omdat de karper zich in Nederland nauwelijks
met voldoende succes kan voortplanten om
een populatie in stand te houden, wordt de
karperstand in veel wateren door uitzettingen
op peil gehouden. Dankzij deze uitzettingen
komt de karper momenteel in vrijwel alle
watertypen voor. In het oorspronkelijke
verspreidingsgebied is de karper echter een
bewoner van langzaam stromende rivieren en
(afgesloten) rivierarmen.
Voortplanting
De paaitijd valt, afhankelijk van in het
bijzonder de watertemperatuur, in mei en
juni, maar kan soms doorgaan tot eind juli.
De paai vindt plaats in met zachte vegetatie
begroeide ondergelopen gebieden of in
waterplantenvegetaties in ondiep, rustig
water, waar de eieren aan de planten
blijven plakken. Ook worden flab en
obstakels als stenen en fuiken wel als
paaisubstraat gebruikt; soms worden de
eieren op de kale bodem afgezet. Tijdens
het paaien wordt een vrouwtje omringd
door een aantal mannetjes die de afgezette
eieren bevruchten. Bij een voldoende hoge
watertemperatuur komen de eieren al na
enkele dagen uit.
Voedsel
De
karper
is
een
omnivoor.
De
samenstelling van het voedselpakket is
sterk afhankelijk van de aard van het water
en van het seizoen. Larven leven van
zoöplankton en algen. Dat de karper is
aangepast aan het foerageren op de bodem
is al op jonge leeftijd zichtbaar, want bij
een lengte van circa 2 cm beginnen
juveniele karpertjes al van de bodem te
eten. Het dieet van volwassen karpers
bestaat vrijwel uitsluitend uit bodemvoedsel, zoals insectenlarven, wormen,
kreeftachtigen en weekdieren. Daarnaast
wordt ook plantaardig materiaal gegeten,
zoals waterplanten, algen en zaden.
Groei en leeftijd
Van de karperachtigen is de karper één van
de snelst groeiende soorten; vooral de
verschillende kweekvormen zijn snelle
groeiers. De karper wordt geslachtsrijp na 3
tot 4 jaar (mannetjes) of 4 tot 5 jaar
(vrouwtjes) bij een lengte van 40 tot 45
cm. De maximale lengte is 120 cm.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
59
- Gemeentewateren te Woudenberg -
KOLBLEI (Blicca bjoerkna)
Leefomgeving
De kolblei is een algemene vissoort van
stilstaand en langzaam stromend, zoet en
brak water. In ons land komt de kolblei in
vrijwel alle watertypen voor. In de rivieren,
grote meren en plassen is deze sterk op
brasem lijkende karperachtige vaak talrijk
aanwezig.
In meren vindt men de kolblei meestal in
scholen in de met waterplanten begroeide
oeverzone; in open water houdt de kolblei
zich minder vaak op. In rivieren zoekt de
kolblei vaak de plaatsen op met weinig
stroming, zoals binnenbochten en zijtakken.
Ook hier geven ze de voorkeur aan een
plantenrijke omgeving.
Vanwege zijn voedselkeuze wordt de kolblei
altijd aangetroffen in de buurt van een
zachte, modderige bodem.
Voortplanting
De paaitijd ligt, onder andere afhankelijk van
de watertemperatuur, tussen mei en juli. De
kolblei paait in scholen in ondiepe en
plantenrijke oeverzones, waar de eitjes
uitsluitend aan water- of oeverplanten worden
afgezet.
Door zijn paaisubstraatkeuze, maar ook door
zijn foerageergedrag, is de kolblei sterker
afhankelijk van de aanwezigheid van een
goed ontwikkelde vegetatie met onderwateren oeverplanten dan brasem en blankvoorn.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
60
Voedsel
De
kolblei
heeft
een
gevarieerd
voedselpakket. Larven en juvenielen leven
voornamelijk van zoöplankton. Naarmate
de kolblei groter wordt, ontstaat er een
voorkeur voor grotere voedselorganismen.
De kolblei zoekt vooral naar in of bij de
bodem levende organismen, zoals muggenlarven, kreeftachtigen en slakjes. Bij gebrek
aan dierlijk voedsel worden ook wel
waterplanten, (draad)algen en detritus
gegeten.
Groei en leeftijd
De kolblei is geen snelle groeier. In het
eerste jaar kan een lengte van ongeveer 5
cm worden bereikt. Bij een goede groei ligt
de lengte na 2 jaar rond 10 cm.
De kolblei wordt geslachtsrijp op een
leeftijd van 3 tot 5 jaar, bij een lengte van
14 cm (mannetjes) tot 16 cm (vrouwtjes).
De maximale lengte is 40 cm. De kolblei
kan meer dan 10 jaar oud worden.
- Bijlagen -
KLEINE MODDERKRUlPER (Cobitis taenia taenia)
Leefomgeving
De kleine modderkruiper komt voor in
stilstaande
tot
langzaam
stromende
wateren (< 0,3 m/s) die zwak brak mogen
zijn. Zowel in kleine slootjes, greppels,
beken en kanalen als in de oeverzone van
grote meren en in zandwinputten en
overstroomde rivieroevers kan deze soort
aangetroffen worden.
Voortplanting
De paaitijd valt in de periode van april tot
mei
tot
en
met
juli.
De
kleine
modderkruiper kan zich in zeer ondiep
water (tot 4 cm) voortplanten. De eitjes
worden op stenen, aan (wortels van)
waterplanten of in het flab afgezet, of ze
worden los op de bodem gedeponeerd.
Voedsel
De kleine modderkruiper leeft van wormen,
insectenlarven, slakken, kreeftachtigen en
detritus. Tijdens het foerageren hapt de
kleine modderkruiper bodemsubstraat op,
waaruit vervolgens de eetbare deeltjes
'gezeefd' worden en het niet opgenomen
substraat via de kieuwen weer uitgestoten
wordt. Hierbij is het belangrijk dat het
bodemsubstraat uit fijn materiaal bestaat.
De kleine modderkruiper is door zijn manier
van voedsel zoeken aangewezen op
gebieden met een fijn bodemsubstraat.
Ondiepe plekken met een rijke begroeiing
van hogere waterplanten en zandige
bodems, met daarin kleinere deeltjes (silt
en fijn organisch materiaal).
Sterk modderige of grove kiezelbodems
worden gemeden. De diepte is meestal niet
meer dan maximaal 1,5 m met een
geleidelijk oplopende oeverzone.
Groei en leeftijd
Na een jaar ligt de lengte van de kleine
modderkruiper tussen de 4 en 6 cm, de
maximale lengte is 8 cm voor de mannetjes
en 14 cm voor de vrouwtjes. De maximum
leeftijd voor vrouwtjes is vier jaar,
mannetjes bereiken een leeftijd van drie
jaar. De mannetjes zijn na twee jaar en de
vrouwtjes na drie jaar geslachtrijp.
Bij naderend gevaar kan de kleine
modderkruiper zich snel tot aan de ogen in
de bodem ingraven, zodat alleen een klein
gedeelte van de kop uit het zand steekt. Als
de kleine modderkruiper niet actief is, houdt
hij zich verborgen in de bodem, onder
stenen of waterplanten of in bedden van
groene draadalgen.
De soort is, net als de grote modderkruiper,
in staat om gebruik te maken van
darmademhaling en is daarom bestand
tegen lage zuurstofgehaltes.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
61
- Gemeentewateren te Woudenberg -
MARMERGRONDEL (Protherorhinus semilunaris)(exoot)
Leefomgeving
De marmergrondel is een exoot die
afkomstig is uit het gebied rond de
Kaspische- en Zwarte Zee. De soort heeft
via
het
Main-Donaukanaal,
het
stroomgebied van de Rijn bereikt. In 2002
is de marmergrondel voor het eerst in
Nederland
waargenomen.
De
marmergrondel breidt zich snel uit in
Nederland.
De marmergrondel kan zowel voorkomen
in snel stromende rivieren als in ondiepe
plasjes
langs
de
rivier.
Daarnaast
verdraagt de soort ook brak water.
De marmergrondel komt vooral voor op
stenige bodem met veel schuilplaatsen.
Daarnaast kan hij ook leven in gebieden
die gedomineerd worden door vegetatie of
op kleibodems.
Marmergrondels hebben geen zwemblaas
en kunnen dus niet zweven in het water;
als ze niet blijven zwemmen, zakken ze
terug naar de bodem. Daarom zijn het
geen goede zwemmers, ze glijden maar
wat rond over gladde stenen. De
buikvinnen
zijn
vergroeid
tot
een
zuigschijf. Hiermee kunnen ze ook bij
snelle stroming op hun plaats blijven.
Voortplanting
Marmergrondels kunnen zich in hun
tweede levensjaar al voortplanten, vanaf
een lengte van 5,5 cm.
De voortplanting vindt plaats in het
voorjaar, waarbij het vrouwtje de eitjes
afzet in een holte op een harde
ondergrond. De mannetjes bewaken de
eitjes.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
62
Voedsel
De marmergrondel is een actieve
predator
die
vooral
ongewervelde
dieren, maar ook vis eet.
Groei en leeftijd
De marmergrondel kan ca. 11 cm lang
worden. Hij wordt ongeveer 2 jaar oud.
Belangrijkste habitateisen
De
marmergrondel
is
een
opportunistische soort. Hij heeft vooral
oevers met schuilgelegenheden nodig.
- Bijlagen -
ROOFBLEI (Aspius aspius)
Door de stroming worden de eitjes
verspreid alvorens ze aan het substraat
blijven kleven, hoe sterker de stroming, hoe
groter de verspreiding van de eitjes.
Leefomgeving
De roofblei komt voor in de rivieren van
Oost-Europa tot voorbij het Aralmeer in
Rusland en bij de Hafkust (Oostzee). In dit
oorspronkelijke verspreidingsgebied is de
roofblei in aantal achteruitgegaan. Dit is
mogelijk het gevolg van de aanleg van
dammen en teveel slib op de paaiplaatsen.
Twee dagen na het uitkomen van de eitjes
mengen de larven zich in de stromende
waterkolom en laten ze zich passief
meevoeren met de stroming. Het gevolg
hiervan is dat veel larven binnenspoelen in
meren die in verbinding staan met de rivier.
De larven groeien op in de midden- en
benedenloop van rivieren en meren, die in
verbinding staan met rivieren.
Vanaf 1984 wordt roofblei ook gesignaleerd
in Nederlandse wateren die in verbinding
staan met de grotere rivieren. Het blijkt dat
de soort waarschijnlijk bezig is een zichzelf
in stand houdende populatie te vormen in
de grote rivieren. Uitzettingen van de vis in
Duitsland, de aanleg van een verbeterde
kanaalverbinding tussen de Donau en de
Rijn (Donau-Mainz kanaal) en de verbeterde
waterkwaliteit van de Rijn spelen mogelijk
een rol bij het oprukken van de soort in
Nederland.
Voedsel
Jonge roofblei voedt zich met zoöplankton,
insectenlarven,
insecten
en
bodemorganismen. Vanaf een lengte van 20-30
cm eet de roofblei vooral kleine vis die bij
het wateroppervlak leeft (bijvoorbeeld alver
en spiering).
De roofblei leeft vooral in stromend water
(rivieren) en wateren die daarmee in
verbinding staan. Deze zijwateren kunnen
zijriviertjes zijn, maar ook stadsgrachten en
grote meren. De bereikbaarheid van
stromend water is voor de roofblei met
name van belang voor de voortplanting.
Groei en leeftijd
De lengte van de roofblei in Nederland
bedraagt gemiddeld 16 cm aan het eind van
het eerste levensjaar, 28 cm na twee jaar,
40 cm na drie jaar, 50 cm na vier jaar en
58 cm na vijf jaar.
De maximale lengte is ongeveer 120 cm bij
een gewicht van 12 kg.
Meestal leeft de roofblei solitair, alleen
jonge visjes leven in kleine scholen. De
volwassen vissen vormen tijdens de
paaiperiode kleine scholen.
Voortplanting
De roofblei wordt na 3 tot 5 jaar
geslachtsrijp bij een lengte van ca. 44 cm.
De voortplanting vindt plaats in april, mei
en juni als de temperatuur stijgt boven de
8°C. De vis paait in stromend water, bij
voorkeur boven kiezelbeddingen, zand met
stenen, of eventueel waterplanten. Deze
situatie is vooral in de bovenlopen van
rivieren te vinden.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
63
- Gemeentewateren te Woudenberg -
RIVIERGRONDEL (Gobio gobio)
Leefomgeving
De riviergrondel is één van de kleinere
reofiele karperachtigen. De lichaamsbouw, de onderstandige bek en de
baarddraden
laten
zien
dat
de
riviergrondel
een
karakteristieke
bodembewonende
vissoort
is.
De
riviergrondel stelt geen hoge eisen aan
zijn leefomgeving en komt dan ook in een
groot aantal watertypen voor. Hij kan zich
ook handhaven in zwak brak water.
De riviergrondel heeft een voorkeur voor
het heldere, stromende water van beken,
waar hij tot in het leefgebied van de
beekforel voorkomt. Maar ook in rivieren
en kanalen en zelfs in vele stilstaande
wateren
kan
deze
soort
worden
aangetroffen. Zachte veenbodems en zeer
ondiepe en smalle watertjes worden
gemeden.
In beken is de riviergrondel in kleine
scholen te vinden op trajecten met een
geringe diepte (minder dan 1 meter),
waar hij zich - vooral onder bruggen ophoudt op reliëfrijke plekken zoals een
hellende bodem, aanzandingen en geulen.
De vis is afhankelijk van beschutting
biedende structuren zoals vegetatie,
takken, stenen en obstakels.
Voortplanting
De paaitijd valt in de maanden april t/m
juni, bij een watertemperatuur van 12 tot
17 °C. Aan de paaiplaatsen worden
duidelijk meer eisen gesteld dan aan het
leefgebied.
In de paaitijd zoekt de riviergrondel
ondiepe plekken met een schone zand- of
grindbodem op, waar het water langzaam
stroomt en bij voorkeur helder is.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
64
Hier worden de eieren los of in klompjes
vastgekleefd aan bij voorkeur kiezels of
grind, maar ook wel aan waterplanten,
boomwortels en op de bodem liggende
bladeren.
De riviergrondel overwintert op diepere
plekken
met
zwak
stromend
of
stilstaand water.
Voedsel
Het voedsel van de riviergrondel bestaat
uit bijna alles wat aan klein dierlijk leven
op en in de bodem te vinden is, zoals
wormen,
kreeftachtigen
en
muggenlarven, maar ook detritus en
algen.
Jonge
riviergrondels
eten
daarnaast ook zoöplankton.
Groei en leeftijd
De maximale lengte van de riviergrondel
is 20 cm. In het eerste jaar wordt een
lengte bereikt van 2 tot 7 cm. De
riviergrondel is na 2 tot 3 jaar geslachtsrijp bij een lengte van 7 tot 9 cm.
De maximale leeftijd ligt tussen 4 en 8
jaar.
- Bijlagen -
RUISVOORN (Scardinius erythrophthalmus)
Leefomgeving
De ruisvoorn is een vis van helder, stilstaand
of langzaam stromend water dat rijk begroeid
is
met
oeveren
onderwaterplanten,
afgewisseld met open stukken. Deze vis is
vooral te vinden in de ondiepe oeverzone van
vijvers, plassen, meren, kanalen en rivieren,
waar hij zich meestal dicht onder de
oppervlakte ophoudt. De soort kan ook brak
water verdragen.
In beken is de ruisvoorn vooral te vinden in
het stroomluwe water van (afgesneden)
meanders en molenkommen, waar zich
vegetatie kan ontwikkelen. Hier kan de
ruisvoorn
wel
in
redelijke
aantallen
voorkomen.
De ruisvoorn heeft een voorkeur voor hogere
watertemperaturen. Bij watertemperaturen
beneden 8°C is de ruisvoorn niet meer actief
en neemt geen meer voedsel op.
Voortplanting
De paaitijd valt laat in het jaar, in de
maanden mei tot en met juli, wanneer de
watertemperatuur 18 tot 24˚C bedraagt. In
deze periode trekt de ruisvoorn naar de
paaiplaatsen in de oeverzone, die soms in
zeer ondiep water liggen. Hier worden de
eieren aan water- en oeverplanten of aan
ondergelopen gras afgezet.
Voedsel
Jonge ruisvoorn leeft voornamelijk van
watervlooien. Naarmate de ruisvoorn groter
wordt, schakelt hij geleidelijk over op
grotere voedseldiertjes, zoals slakjes en
kreeftachtigen. Ook in het water gevallen
insecten worden gegeten; deze worden met
de bovenstandige bek van de oppervlakte
gehapt.
Daarnaast
behoort
ook
plantaardig
materiaal tot het voedselpakket van de
ruisvoorn. Zowel verschillende soorten
zachte
waterplanten
als
draaden
kiezelalgen vormen een groot deel van het
dieet.
Groei en leeftijd
De ruisvoorn groeit in het eerste jaar tot
gemiddeld 6 cm. In het tweede of derde
jaar is de ruisvoorn geslachtsrijp bij een
lengte van ca. 15 cm, de vrouwtjes later
dan de mannetjes.
De ruisvoorn kan een lengte van 45 cm
bereiken. De maximale leeftijd ligt tussen
15 en 20 jaar.
Voor een goede ontwikkeling van de eieren is
de aanwezigheid van vegetatie essentieel;
eieren die op de (meestal modderige) bodem
terecht komen, gaan verloren.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
65
- Gemeentewateren te Woudenberg -
SNOEK (Esox lucius)
Leefomgeving
De snoek is een soort van stilstaand of
langzaam stromend water, zoals rivieren en
brede beken. De snoek heeft een voorkeur
voor helder water met een gevarieerde
begroeiing
van
oeverplanten
en
onderwaterplanten,
die
voldoende
schuilgelegenheid biedt. Grotere exemplaren
houden zich ook schuil achter obstakels.
Voortplanting
De paaitijd valt in de periode van half maart
tot eind mei. Paaiplaatsen liggen in ondiep
water waar (resten van) vegetatie aanwezig
is, zoals ondergelopen grasland of oeverzones
met riet en onderwaterplanten.
Zowel voor het afzetten van de eieren als
voor de opgroei van het broed is de
aanwezigheid van vegetatie van groot belang.
Indien niet voldoende schuilgelegenheid in de
vorm van waterplanten in het opgroeigebied
aanwezig is, vallen grote aantallen jonge
snoekjes ten prooi aan grotere soortgenoten.
Pas wanneer de snoek een lengte van meer
dan 60 cm heeft bereikt, is hij veilig voor
kannibalisme en niet langer gebonden aan de
beschutting van waterplanten.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
66
Voedsel
De larven van de snoek leven van kleine
kreeftachtigen,
zoals
mosselkreeftjes,
watervlooien en roeipootkreeftjes. Later
wordt het voedselpakket uitgebreid met
insectenlarven. Al bij een lengte van 10 cm
bestaat het voedsel voornamelijk uit visjes
en andere gewervelde dieren, zoals kikkers.
Onder
uitzonderlijke
omstandigheden
worden ook wel ongewervelde dieren
gegeten.
Groei en leeftijd
De snoek is een snelle groeier. Binnen een
jaar wordt een gemiddelde lengte bereikt
van ongeveer 22 cm. Mannetjes worden bij
een
lengte
van
ongeveer
30
cm
geslachtsrijp, vrouwtjes bij een lengte van
35-40 cm.
Onder gunstige omstandigheden kan de
snoek binnen een jaar een lengte van 35
cm bereiken en is dan na één jaar al
geslachtsrijp. De maximale lengte van de
snoek is 1,40 meter. Dit geldt dan voor
vrouwtjes. Mannetjes worden niet groter
dan 85 cm.
De maximale leeftijd van de snoek is circa
25 jaar.
- Bijlagen -
VETJE (Leucaspius delineatus)
Leefomgeving
Het vetje leeft hoofdzakelijk in zoete tot
zwak brakke, stilstaande wateren met bij
voorkeur een goed begroeide oeverzone. Het
vetje leeft bij voorkeur in deze ondiepe,
begroeide gedeelten van het water.
Voedsel
Nadat zij uit het ei zijn gekomen en hun
dooierzak hebben verteerd, leven de larven
van het vetje eerst van plantaardig
plankton. Het voedsel van de juvenielen
bestaat voornamelijk uit dierlijk plankton.
Het volwassen vetje eet voornamelijk in het
water gevallen landinsecten, insectenlarven
en kleine kreeftachtigen, die in de oeverzone
voorkomen.
Gezien zijn voorliefde voor ondiepe wateren,
is het vetje bestand tegen relatief hoge
watertemperaturen van 30 tot 35 °C. De
meeste
Nederlandse
zoetwatervissen
overleven een water-temperatuur van 30 °C
niet.
Met zijn bovenstandige bek is het vetje zeer
goed
toegerust
op
het
van
het
wateroppervlak
pakken
van
drijvende
insecten. Het vetje heeft de voorkeur voor
redelijk helder water, omdat het een
zichtjager is.
Voortplanting
De paaitijd van het vetje loopt van april tot
juni bij een watertemperatuur van 17 °C.
Wanneer de temperatuur terugvalt tot onder
de 17 °C, stopt de paai totdat de
watertemperatuur weer voldoende hoog is.
In de paaitijd verschijnt bij het mannetje
paaiuitslag op kop en lippen. Bij het vrouwtje
is een circa 2 mm lange legbus te zien.
Groei en leeftijd
Vetjes kunnen maximaal 5 jaar oud worden
en een maximale lengte bereiken van 7
centimeter.
Het vetje zet haar eieren bij voorkeur af op
de stengels van loodrecht in het water
staande planten. De eieren worden afgezet
op een diepte van 10-20 cm. Na het afzetten
van de eieren bewaakt het mannetje deze.
Hij voorziet daarbij de eieren van zuurstof
door het aanstoten van de stengel waarop
deze zijn afgezet.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
67
- Gemeentewateren te Woudenberg -
ZEELT (Tinca tinca)
Leefomgeving
De zeelt is een bewoner van stilstaand of traag
stromend water met een zachte modderbodem
en een goed ontwikkelde vegetatie met
(onder)water- en oeverplanten.
De zeelt is een vrij algemene vissoort, die
voorkomt in tal van watertypen, zoals grote
meren en plassen, rivieren, kanalen, sloten en
beken. Een harde zandige of stenige bodem,
troebel water, matige of sterke stroming en
grote diepte maken een water als leefgebied
voor de zeelt minder geschikt.
De zeelt verdraagt hoge watertemperaturen,
lage zuurstofconcentraties en hoge pHwaarden; tegen organische vervuiling lijkt de
zeelt dan ook redelijk bestand. De zeelt is
lichtschuw en zoekt vooral 's nachts naar
voedsel. Overdag houdt hij zich gewoonlijk
schuil tussen de waterplanten of in de modder.
In de winter of 's zomers, als het erg warm is,
doet de zeelt dit ook 's nachts.
Voortplanting
De paaitijd valt laat, in de maanden mei tot en
met augustus. De watertemperatuur dient
minimaal 18°C te zijn, voordat de zeelt tot het
afzetten van de eitjes overgaat. Zeelten paaien
in groepjes tegelijk. De eitjes worden niet in
één keer afgezet, maar met tussenpozen van
enkele dagen.
De gehele paaiperiode kan, afhankelijk van de
omstandigheden, meer dan een week duren.
© 2014 Sportvisserij Nederland /
HSV Ons Genoegen
68
Er wordt alleen gepaaid boven waterplanten,
waaraan de zeer kleverige eitjes zich
vasthechten. Eitjes die op de modderige
bodem terecht komen, sterven vrijwel altijd
af; dit geldt ook voor de pas uitgekomen
larven. De aanwezigheid van waterplanten is
dan ook van essentieel belang.
Voedsel
De larven van de zeelt leven in eerste
instantie van zoöplankton. Later eten zij ook
kleine
muggenlarven,
wormpjes
en
slakkeneieren.
Volwassen
zeelten
zijn
alleseters, maar zoeken bij voorkeur in de
bodem naar voedsel; de beide tastharen
naast de bek wijzen hierop.
Naast slakjes, kreeftachtigen, wormpjes,
watervlooien en muggenlarven maken ook
plantendelen, algen en detritus deel uit van
het voedselpakket.
Groei en leeftijd
De groei van de zeelt is betrekkelijk traag en
sterk afhankelijk van de omstandigheden. De
lengte na het eerste groeiseizoen varieert
meestal tussen 3 en 6 cm, maar kan ook 12
cm bedragen.
De mannetjes groeien trager dan de
vrouwtjes. De zeelt is na 3 tot 4 jaar
geslachtsrijp bij een lengte van 9,5 cm
(mannetjes) en 12,5 cm (vrouwtjes). De
maximale lengte is ca. 60 cm en de maximale
leeftijd 15 à 20 jaar.
Sportvisserij Nederland
Postbus 162
3720 AD Bilthoven