GEMEENTE TILBURG AFDELING RUIMTE BESTEMMINGSPLAN Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenweg 20) TOELICHTING Ontwerp: Vastgesteld: Goedgekeurd: Onherroepelijk: Code: NL.IMRO.0855.BSP2014022-b001 2 september 2014 Inhoudsopgave Toelichting 5 Hoofdstuk 1 Inleiding 7 1.1 Aanleiding tot planontwikkeling 1.2 Het plangebied 7 7 Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied 9 2.1 Ruimtelijke - en functionele structuur 2.2 Voorgaande plannen 9 9 Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader 11 3.1 3.2 3.3 3.4 11 11 12 15 Inleiding Rijk Provincie Gemeente Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders 25 4.1 Inleiding 4.2 Kadernota Toerisme en Recreatie 2003 - 2010, de Tilburgse Ervaring 4.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg 25 25 25 Hoofdstuk 5 Milieuaspecten 27 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 Inleiding Milieuhinder bedrijven Externe veiligheid Vuurwerk Geluid Lucht Geur Bodem Natuur en Ecologie 27 27 27 31 31 31 32 32 32 Hoofdstuk 6 Wateraspecten 37 6.1 Bestaand watersysteem 6.2 Duurzaam stedelijk water 6.3 Watertoets 37 37 39 Hoofdstuk 7 Opzet plan 41 Hoofdstuk 8 Opzet planregels 43 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 43 43 43 44 44 Inleiding Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk 1 van de regels: 2 van de regels: 3 van de regels: 4 van de regels: Inleidende regels Bestemmingsregels Algemene regels Overgangsrecht en slotregel Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid 45 Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie en overleg 47 Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 2 10.1 10.2 10.3 10.4 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro Overleg ex artikel 3.1.1 Bro Burgerparticipatie Zienswijzen Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 3 47 47 49 50 Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 4 Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 6 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding tot planontwikkeling Er is een verzoek ingediend om herziening van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 voor de realisering van een huisdierencrematorium aan de Wielevenweg. In deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan de initiatieven. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied, die is opgesteld op grond van de Verordening Ruimte van de provincie Noord Brabant. In die verordening is ondermeer het gebied ten noorden van de Dongenseweg, waarvan de Wielevenweg deel uitmaakt, aangewezen als gebied Integratie stad - land. Er wordt voorts nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluiten op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer. Om praktische redenen zijn naast de nieuwe hierboven aangehaalde ontwikkeling ook de locatie van een bestaand dierenasiel en een aangrenzend als groen in te richten gebied bij de planherziening betrokken. 1.2 Het plangebied Het plangebied omvat gronden die direct zijn gelegen aan de Wielevenweg en tegenover het noordelijk deel van het Bedrijventerrein Vossenberg. Die gronden grenzen oostelijk aan een open gebied dat hoofdzakelijk een agrarische functie heeft. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 7 Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 8 Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied 2.1 Ruimtelijke - en functionele structuur In het afgelopen decennium hebben in de omgeving van het plangebied diverse grootschalige ingrepen plaatsgevonden: bedrijventerrein Vossenberg is gerealiseerd, de Baron van Voorst tot Voorstweg en de Noordwesttangent zijn aangelegd. Met name het gebied rond de Dongenseweg ziet er rommelig uit, doordat bedrijven(terreinen) en infrastructuur ruimtelijk weinig met elkaar samenhangen, maar ook doordat de functie van de oorspronkelijke bebouwing in de loop der tijd is veranderd. De bebouwing aan de Dongenseweg laat restanten bosgebied zien, afgewisseld met weidegebied, voormalige agrarische bebouwing en woningen op groene percelen. Langs het overige deel van de Wielevenweg aansluitend aan het plangebied zijn een honden - en kattenpension en een paardenpension met bedrijfswoning gevestigd. Op de hoek Wielevenweg/ Dongenseweg is een vrijstaande woning met kantoor gesitueerd met daarnaast een weiland. 2.2 Voorgaande plannen Het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008. In dat bestemmingsplan zijn voor de bestaande functies/bebouwing gelegen binnen het plangebied van de onderhavige bestemmingsplanherziening de volgende bestemmingen opgenomen: Maatschappelijk (M) Voor de locatie van het dierenasiel is de bestemming Maatschappelijk opgenomen, echter alleen voor dat asiel. Dit is aangegeven met een functieaanduiding. Agrarisch (A) De overige gronden hebben de bestemming Agrarisch bedoeld voor agrarische doeleinden in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen. Er is slechts in beperkte mate bebouwing mogelijk. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 9 Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 10 Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader. 3.2 Rijk 3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. 3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwik keling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijk e ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat o.a. een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. 3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijke besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen. Deze stappen zijn: Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 11 Doorwerking in bestemmingsplan. Trede 1. Een huisdierencrematorium is een voorziening die nog niet bestaat in de gemeente Tilburg en voor de stad dan ook voorziet in een behoefte en mogelijk ook voor de direct aangrenzende gemeenten. Trede 2. Het onderhavige plangebied, dat is te beschouwen als een deel van een"grensgebied" tussen het buitengebied en het bestaand stedelijk gebied, leent zich bij uitstek voor z.g. kernrandfuncties. Zo is er in de betreffende zone langs de Wielevenweg reeds sprake van een bestaand dierenasiel en een bestaand honden - en kattenpension. De Visie integratie stad-land Dongenseweg beoogt op beperkte schaal "rode" ontwikkelingen in het gebied ten noorden van de Dongenseweg, waarvan de locatie Wielevenweg ook deel uitmaakt. Voor de Wielevenweg wordt een verdere uitbreiding voor met name diergerelateerde functies nagestreefd. Een huisdierencrematorium is een voorziening die uitstekend past op een locatie net buiten het stedelijk gebied, zoals de onderhavige locatie. Trede 3. De voorziening is kleinschalig van opzet en het vervoer van overleden huisdieren zal steeds per auto plaatsvinden. Voor het autoverkeer is de locatie optimaal ontsloten via doorgaande wegen, zoals de Dongenseweg en de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg. Beide wegen zijn aangesloten op de Burg. Letschertweg (een deel van de tangent rond Tilburg). De ladder voor duurzame verstedelijking is hiermede beschouwd met als conclusie dat het initiatief als passend wordt gezien. 3.3 Provincie 3.3.1 Structuurvisie en Verordening Ruimte Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Noord-Brabant in werking getreden. De structuurvisie is een planvorm uit de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening. De structuurvisie is alleen zelfbindend voor de provincie. Echter: onderdelen uit de structuurvisie zijn opgenomen in de Verordening ruimte. De verordening, laatstelijk in werking gtreden per 1 juni 2012, is één van de instrumenten uit de structuurvisie om de provinciale doelen te realiseren. De verordening is bindend voor gemeenten. In de Verordening is voor het plangebied het volgende opgenomen: Het plangebied ligt in het gebied dat door de provincie benoemd is als 'integratie stad-land'. Het aangewezen gebied is groter dan het plangebied. Op grond van die verordening is een stedelijke ontwikkeling in een gebied dat aangewezen is als integratie stad-land mogelijk, Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 12 mits dit in samenhang en in evenredigheid met een groene en blauwe landschapsontwikkeling gebeurt en mits dit geen betrekking heeft op een te ontwikkelen of uit te breiden middelzwaar en zwaar bedrijventerrein. Tevens ligt het plangebied in de groenblauwe mantel en Ecologische Hoofdstructuur. De verordening bepaalt dat een bestemmingsplan dat in de groenblauwe mantel ligt, gericht moet zijn op behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van het gebied. Er moet ingegaan worden op de aard en kwaliteit van deze waarden. Kwaliteitsverbetering landschap: De realisering van een beoogde ruimtelijke ontwikkeling moet gepaard gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft of van het gebied waarvan de gemeente de voorgenomen ontwikkelingen in hoofdlijnen heeft beschreven. Ter uitvoering van het bovenstaande is de Visie integratie stad-land Dongenseweg vastgesteld. Voor wat betreft de inhoud van die visie wordt kortheidshalve verwezen naar de hier onderstaande paragraaf 3.4.2. Voorts is de visie als een afzonderlijke bijlage bij de toelichting gevoegd. Zie verder ook hoofdstuk 7 Opzet plan. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 13 Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 14 3.4 Gemeente 3.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten, die Tilburg karakteriseren, maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving. De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie in relatie tot het plangebied zijn de volgende: a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt; b. Integratie stad-land past binnen het thema "Stad in het landschap". Als verstedelijking in het buitengebied plaatsvindt worden bestaande (natuurlijke) kwaliteiten van het gebied zoveel mogelijk gehandhaafd en benut; c. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad. De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2005. 3.4.2 Visie integratie stad-land Dongenseweg De ambitie is dat het gebied rond de Dongenseweg een heldere structuur krijgt en de ruimtelijke kwaliteit en natuurwaarden in het gebied verhoogd worden. Stad en land worden met elkaar verweven: stad en land grijpen als vingers in elkaar. De natuur in het deel ten noorden van het Wilhelminakanaal wordt versterkt en wordt verbonden met de grotere natuurgebieden ten noorden van Tilburg (Lobelia). De verbinding kenmerkt zich door een smalle, continue ecologische corridor langs de Baron van Voorst tot Voorstweg, aangevuld met bredere stepping stones. Deze verbinding wordt met name gerealiseerd voor de mobiele soorten (vogels, zoogdieren (met name vleermuizen) en insecten). Voor de ruimtelijke ontwikkeling van de Dongenseweg vergelijken wij de ruimtelijke opbouw van de Dongenseweg met de Bredaseweg. Beide wegen vertonen gelijkenis, zowel in noord-zuidrichting als in oost-westrichting. In oost-westrichting wisselen onbebouwde groene percelen en bebouwde percelen elkaar af (groene vingers tussen rode verstedelijking). In noord-zuidrichting zien we de volgende opbouw: het gebied dat grenst aan de weg heeft een groene, tuinachtige uitstraling. De strook erachter is deels bebouwd en deels onbebouwd (groene vingers). Vervolgens vindt een overgang naar natuur plaats. In het gebied ten noorden van de Dongenseweg, in de zone waar rood en groen elkaar afwisselen, worden beperkt nieuwe ontwikkelingen toegestaan, die passen bij een kernrandgebied als de Dongenseweg. Het zijn functies die door hun karakter niet passen bij de bestaande stad en ook niet in het buitengebied. De oostzijde van de Wielevenweg zien wij als een afronding van bedrijventerrein Vossenberg. Tegenover een 'rode' ontwikkeling moet een kwaliteitsverbetering in het landschap staan. Om te voorkomen dat het gebied dichtslibt met rode functies is het uitgangspunt dat minstens 2/3 van de gebieden "B", "C"en "overgangszone naar bedrijventerrein" ten noorden van de Dongenseweg (zie figuur 3.3 functionele indeling van gebieden) groen/natuur blijft. De structuur ten zuiden van de Dongenseweg blijft grotendeels ongewijzigd. Het Wilhelminakanaal wordt verbreed en geschikt gemaakt voor klasse IV-schepen (circa 100 meter lang). De werkBestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 15 zaamheden zijn in 2016 gereed. Er komt een nieuwe sluis ten zuiden van de bestaande sluis III en er wordt ten oosten van de te bouwen sluis III een zwaaikom aangelegd, waar klasse IV-sche- pen kunnen keren. Een deel van de Tilburgse bedrijven wordt door deze ingrepen beter bereikbaar voor de binnenvaart en de economische bedrijvigheid in met name Kraaiven en Vossenberg krijgt meer kansen. Het sluizencomplex met bijbehorende sluiswachterwoningen is een rijksmonument. De gemeente ziet potentie om deze te benutten voor recreatieve, educatieve en/of horecadoeleinden. De oude monumentale sluis en de kade achter het noordoostelijke remmingwerk kunnen eventueel gebruikt worden voor passantenplaatsen, waardoor de sluis een recreatieve functie krijgt. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 16 Opgaven en uitgangspunten: Bij de uitwerking van de visie hebben we te maken met een aantal opgaven. Deze komen voort uit een combinatie van bestaand beleid, de visie voor het gebied, en aspecten waar je mee te maken krijgt bij nieuwe ontwikkelingen. De opgaven zijn: 1. Realiseren van een ecologische corridor langs de Baron van Voorst tot Voorstweg, die geschikt is voor mobiele soorten. 2. Versterken van de natuurwaarden (biodiversiteit).\ Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 17 3. 4. 5. 6. Potentie van het rijksmonument bij Sluis III benutten voor recreatie. Recreatief ontsluiten van de plas Wolterbeek. Benodigde regenwaterberging voor ontwikkeling slim combineren met natuur en landschap. Op basis van nieuwe ontwikkelingen moet bekeken worden of bij de Dongenseweg voldoende riolering aanwezig is voor vuil water. 7. Nieuwe locatie voor politiehondenvereniging De Trouwe Held. Er is een open terrein nodig waarop 2 units en een aantal trainingsattributen kunnen staan. Het terrein ligt in of grenst aan een bosrijke omgeving waar een zogenaamde stellaan van ongeveer 60 tot 100 meter gemaakt kan worden tussen de bomen. Het terrein moet ver genoeg (minstens 100 meter) weg liggen van geluidgevoelige bestemmingen. Het terrein moet met de auto toegankelijk zijn. Aangezien er 's avonds ook getraind wordt moet er verlichting aangelegd kunnen worden. Op basis van de visie hanteren we bij nieuwe ontwikkelingen de volgende uitgangspunten: 1. Als er rode functies in het gebied gerealiseerd worden, is een vingervormige verbinding tussen stad en land uitgangspunt. 2. De provinciale Verordening Ruimte stelt regels over landschappelijke maatregelen bij ruim- telijke ontwikkelingen. In dit kader zijn werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant opgesteld en vastgesteld. In de werkafspraken is een indeling in ruimtelijke ontwikkelingen gehanteerd, gebaseerd op de invloed die de beoogde ontwikkeling heeft op de omgeving: a. Categorie 1: ruimtelijke ontwikkelingen die geen (extra) kwaliteitsverbetering vereisen; geen landschappelijke inpassing en evenmin ruimtelijke kwaliteitsverbetering. De regels inzake kwaliteitsverbetering zijn dan niet van toepassing; b. Categorie 2: ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de kwaliteitsverbetering bestaat uit een goede landschappelijke inpassing; de ontwikkeling heeft een beperkt invloed op het landschap. Alleen landschappelijke inpassing is vereist; c. Categorie 3: ruimtelijke ontwikkelingen waarbij een kwaliteitsverbetering een bedrag wordt besteed gebaseerd op minimaal 20% van de 'bestemmingswinst'. Er is sprake van een (substantiële) invloed op het landschap; zowel landschappelijke inpassing als ruimtelijke kwaliteitsverbetering is vereist. Kwaliteitsverbetering van het landschap vindt plaats op het eigen perceel of in de directe nabijheid van het initiatief (de initiatiefnemer heeft als het om beleving gaat profijt van de kwaliteitsverbetering). Het is echter mogelijk dat investeringen niet in de nabijheid gerealiseerd kunnen worden (bijvoorbeeld vanwege gebrek aan grond). Op dat moment kan de investering via een fonds elders binnen de gemeente worden ingezet om gemeentelijke beleidsdoelen met betrekking tot kwaliteitsverbetering van het landschap te realiseren, dan wel worden aangewend om regionale landschapsprojecten te realiseren. In de Ruimtelijke structuurvisie Tilburg 2040 geven wij aan waar het fonds voor benut gaat worden Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 18 3. Bovenstaande tekening geeft de deelgebieden voor natuurinvesteringen aan. In de deelgebieden I en II investeert de gemeente in versterking van de natuur. De kwaliteitsverbetering landschap zal op basis van het uitgangspunt "realisatie op eigen terrein of in de directe nabijheid van het initiatief', met name gerealiseerd worden in de deelgebieden II en III. In de overgangszone in het noordoostelijke kwadrant realiseren we de natuurcompensatie van de Burgemeester Letschertweg zoals in het betreffende bestemmingsplan is aangegeven. 4. In het gebied ten noorden van de Dongenseweg en georiënteerd op de Dongenseweg worden alleen kernrandfuncties gerealiseerd: functies die geen plek kunnen krijgen in de stad en ook niet in het buitengebied. 5. De zone ten oosten van de Wielevenweg zien we als een afronding van het Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 19 bedrijventerrein en als overgangszone van bedrijventerrein naar landelijk gebied. 6. Om te voorkomen dat het gebied dichtslibt met rode functies is het uitgangspunt dat over het totaal van de gebieden "B", "C" en "overgangszone naar bedrijventerrein" (zie figuur 2.4 functionele indeling van gebieden) minstens 2/3 groen/natuur blijft. 7. Bij het ontwikkelen van het gebied moet rekening gehouden worden met het feit dat het gebied een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde heeft. (zie bijlage 1 Provinciaal en gemeentelijk beleid) 8. Op basis van onderzoek naar de milieu-effecten (zie bijlage 2 Milieu) hanteren we de volgende uitgangspunten: a. Geen nieuwe woningen in dit gebied mogelijk maken. b. De bedrijvigheid zorgvuldig inpassen ten opzicht van de bestaande woningen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de richtafstanden zonder hier een afstandsstap af te halen. c. Risicovolle inrichtingen worden uitgesloten. d. Hondendressuur (politiehondenvereniging) moet op tenminste 100m afstand van woningen worden geprojecteerd. Uitwerking van de visie De visie is op basis van de opgaven en uitgangspunten in tekst en beeld uitgewerkt. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 20 Beschrijving van het plan van noord naar zuid: Opmerking vooraf: de kaart is een tentatieve benadering van de ontwikkelingen in het plangebied en omgeving en doet dus geen uitspraken op perceelsniveau. Relatie plangebied met het aangrenzende bosgebied aan de noordkant (nummers 1, 2 en 3) Ten noorden van het plangebied ligt een bosgebied dat onderdeel uitmaakt van Landgoed De Mast (1 en 2). Het bosgebied blijft gehandhaafd en behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur. In juli 2010 is de verlengde Baron van Voorst tot Voorstweg in gebruik genomen. Ook is er een fietspad vanaf de Dongenseweg door de Mast naar de IJpelareweg aangelegd. Dit pad heeft een aftakking naar de Wolterbeekstraat op Kraaiven. Het pad kan gebruikt worden door recreatieverkeer naar Huis ter Heide en door woon-werkverkeer naar Kraaiven. Met de aanleg van de verlengde Baron van Voorst tot Voorstweg is het bosgebied ten zuiden van de Noordwesttangent in tweeën gesplitst in een westelijk (1) en een oostelijk (2) deel. Faunatunnels verbinden beide gebieden met natuurgebied Lobelia ten noorden van de Noordwesttangent. Ook het westelijk en oostelijk natuurgebied zijn via een faunatunnel met elkaar verbonden. In het uiterste westen liggen enkele recreatiewoningen in het bos. In het bos, aan de rand van bedrijventerrein Kraaiven, ligt een groot ven (3), waterbergingsgebied de Wolterbeek. De ambitie is de waterkwaliteit van het ven te verbeteren door het regenwaterriool van de stedelijke Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 21 functies langs de Dongenseweg af te koppelen op een watergang (wadi-systeem), die het water naar de plas leidt. Het water in de plas stroomt dan meer door, waardoor de waterkwaliteit verbetert. Ecologische Corridor Wilhelminakanaal-Lobelia (nummer 4) Langs de Baron van Voorst tot Voorstweg wordt een ecologische corridor (4) gerealiseerd. Ten noorden van de Dongenseweg moet deze nog helemaal gerealiseerd worden. Ten zuiden van de Dongenseweg is al EHS aanwezig. De corridor moet zo ontworpen worden dat deze bruikbaar is voor mobiele soorten die een verbinding nodig hebben. De corridor bestaat vanaf de weg gezien uit bloemrijk grasland, vervolgens struweel en daarna bomen. Voor soorten met een grotere mobiliteit (met name vogels en vleermuizen) is een geleidende structuur nodig. In de noordoostelijke hoek van de Baron van Voorst tot Voorstweg staat momenteel nog een woning. Deze woning is in het bestemmingsplan wegbestemd en wordt gesloopt, zodat de ecologische corridor langs de Baron van Voorst tot Voorstweg kan lopen. Overgang van gemengde zone naar bosgebied (nummers 5 en 6) De strook ten zuiden van het bosgebied (5) is relatief open met een enkel bosperceel. Deze strook wordt ecologischer ingericht met open grasland en landschapselementen, zoals poelen en solitaire boomgroepen. Deze zone vormt de overgang tussen de afwisselende open en gesloten percelen aan de Dongenseweg en het relatief dichte bosgebied van Landgoed De Mast. In de oosthoek van deze zone kan mogelijk de politiehondenvereniging "De trouwe held" (6) zich vestigen. Het is een maatschappelijke voorziening die bos nodig heeft voor een stellaan. Bosgebied valt in Nederland onder de ecologische hoofdstructuur. We hebben daarom gezocht naar een plek aan de rand van het bos waar de natuur zo min mogelijk verstoord wordt. In het gebied integratie stad-land voldoet alleen de locatie in de oosthoek van de mengzone aan de eisen (onder andere minimale afstand van 100 meter tot geluidgevoelige bestemmingen en gebruik van een stellaan in het bos). Op de overgang van het open landschap naar de meer gemengde zone komt een wadi. Deze heeft niet alleen een waterafvoerende functie, maar dient ook als afscherming van de stedelijke functies in de gemengde strook. In het noordoostelijke kwadrant in de overgangszone (gebied A in figuur 3.4) realiseren we de natuurcompensatie van de Burgemeester Letschertweg zoals in het bestemmingsplan is aangegeven. Wielevenweg (nummer 7) De zone langs de Wielevenweg (7), waarvan het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan deel uitmaakt, vormt aan de westzijde van het plangebied de overgang van het relatief open landschap naar het noordelijk deel van het bedrijventerrein Vossenberg. We zien deze zone als een afronding van bedrijventerrein Vossenberg: bedrijvigheid in een lichte milieucategorie in combinatie met een aantal 'stedelijke functies' die niet in de stad passen, maar ook niet in het buitengebied. Noordkant Dongenseweg: de mengzone en woningen in groene, tuinachtige setting (nummer 8) De mengzone van bedrijfspercelen in het groen (8) bestaat uit een zone van ongeveer 200 meter breed. Sommige bospercelen maken onderdelen uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Sommige percelen bieden de mogelijkheid om nieuwe of vervangende bebouwing te realiseren. De functies die hier komen staan nog niet vast, maar betreffen de zogenaamde stadsrand- of kernrandfuncties; het zijn functies die elders in de stad geen goede plek kunnen vinden en die niet passen in het buitengebied. Maatschappelijke voorzieningen zijn ook mogelijk. Aangezien het vaak gaat om functies die een beperkte uitstraling hebben, moet de landschappelijke structuur waarbinnen ze vallen sterk en robuust zijn. Daarom is de zonering in noordzuidrichting van belang maar ook de juiste verhouding tussen de rode en groene vingers. Naast een goede landschappelijke inpassing, waarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de groene dooradering van het gebied, moeten de functies milieutechnisch passen en moeten ze een bijdrage leveren aan de natuurontwikkeling in het gebied (rood voor groen). In het gebied is sprake van een hoge geluidbelasting van zowel verkeer als bedrijvigheid. Om de huidige leefkwaliteit van Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 22 woningen mogelijk te maken is gekozen voor bedrijvigheid in lage milieucategorieën (1 en 2). Risicovolle activiteiten worden uitgesloten. Gezien de hoge geluidbelasting worden er geen nieuwe woningen toegestaan. Ten oosten van de Baron van Voorst tot Voorstweg is in de mengzone (gebied B, figuur 3.4) en in de strook met woningen in tuinachtige setting (gebied C, figuur 3.4) in het bestemmingsplan een perceel bestemd als natuurcompensatiegebied. Deze natuur moet nog gerealiseerd worden. De visie gaat uit van een ecologische corridor langs de Baron van Voorst tot Voorstweg. Uitruil van het bestaande perceel met natuurbestemming met het naastgelegen perceel in de corridor is wenselijk. Bergingsvijver voor water (nummer 9) De noordkant van het Wilhelminakanaal bestaat uit bos. Om wateroverlast op bedrijventerrein Albion te voorkomen, wordt in het bos een bergingsvijver ingepast in de strook bos tussen het bedrijventerrein en het Wilhelminakanaal. De zoeklocatie voor de bergingsvijver ligt net buiten het plangebied. Wilhelminakanaal, sluizencomplex en zwaaikom (nummers 10, 11 en 12) Het Wilhelminakanaal (10) wordt verbreed en er wordt een nieuwe sluis (11) gerealiseerd. Op dit moment is het Wilhelminakanaal tussen sluis II en sluis III alleen geschikt voor klasse II-schepen. Straks is dit gedeelte ook toegankelijk voor klasse IV-schepen. Het kanaal wordt verbreed vanaf de instroom van de Donge tot de kruising met de Dongenseweg (Dongense brug). Het gedeelte vanaf de Donge tot en met de westelijke voorhaven van sluis III wordt verdiept tot 3,35 meter. Een deel van de Tilburgse bedrijven is dan beter bereikbaar voor de binnenvaart. De nieuwe sluis wordt enkele tientallen meters ten zuiden van sluis III gebouwd. Sluis II wordt verwijderd, de monumentale sluis III blijft bewaard. De nieuwe sluis maakt het mogelijk het hoogteverschil van ruim zeven meter van de huidige twee sluizen II en III in één schutproces te overbruggen. De gemeente Tilburg hecht waarde aan de onderlinge ruimtelijke samenhang van het sluiscomplex. Op dit moment is het terrein niet toegankelijk voor publiek. Het sluiscomplex biedt kansen op het gebied van toerisme en educatie. Ook biedt het nieuwe sluiscomplex kansen voor de recreatieve fietser en wandelaar om het imposante complex van waterkering en sluis te kunnen meemaken. Met het realiseren van een nieuwe sluis is het mogelijk om een eenvoudige brug, die bijna gelijkvloers is, te maken over het sluizencomplex. Een vervolgend pad maakt een doorgaande route mogelijk richting Wolterbeek en vervolgens natuurgebied Lobelia. Door hergebruik van het complex ontstaat zo een interessant knooppunt en rustpunt langs deze route naar het buitengebied. Dit is positief voor zowel het gebied zelf als voor de bewoners van met name de Reeshof. Ten oosten van de te bouwen sluis III wordt een zwaaikom (12) aangelegd, waar klasse IV-schepen kunnen keren. Charlotte (13) Ten oosten van het plangebied ligt bedrijvenpark Charlotte. Voor Charlotte worden scenario's opgesteld, waarbij een bedrijfsbestemming gecombineerd wordt met natuur. Herschikking van natuur wordt onderzocht om een optimale situatie te bereiken voor natuur. We onderzoeken dit onafhankelijk van de bestemmingen in het bestemmingsplan). Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 23 Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 24 Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders en dan specifiek gericht op het gebied gelegen aan de Wielevenweg. De thematische beleidskaders opgenomen in de visie zijn gericht op het totale gebied van de visie. Aan de onderwerpen Milieu inclusief natuur en ecologie en Water zijn in dit bestemmingsplan aparte hoofdstukken gewijd. 4.2 Kadernota Toerisme en Recreatie 2003 - 2010, de Tilburgse Ervaring De kadernota geeft aan dat het belangrijk is het bestaande toeristisch-recreatieve aanbod in het buitengebied op orde te houden en verder te ontwikkelen. Hierbij kan gedacht worden aan wandel-, fiets-, en ruiterroutes. 4.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg 4.3.1 Historische geografie plangebied Het plangebied is gelegen in het centrale dekzandlandschap in de Roerdalslenk. In de achttiende eeuw maakte het plangebied deel uit van een groot vochtig heidegebied dat pas in het begin van de twintigste eeuw werd ontgonnen voor de landbouw. De dekzandruggen zijn in de jaren zestig van de twintigste eeuw afgegraven. De hoogte loopt uiteen van 9.40 m. tot 10 m. + NAP. Het plangebied maakte van oudsher deel uit van een groot, vrijwel onontgonnen gebied met moerasgronden, vennen (o.a. de Hoge en Lage Witzie en het Zwartven) en heide (de Tilburgsche en de Loonsche Heide). Alleen in het uiterste oosten van het plangebied (de Ouden Staart) en langs de noordgrens (de Vossenberg) lagen relatief hoge gronden in de vorm van landduinen. Ten oosten van de duinen van de Ouden Staart lagen de dichtstbijzijnde oude ontginningen, Hasselt en Stokhasselt. Het plangebied bevindt zich iets ten noordoosten van de in 1733 gereedgekomen weg van Tilburg naar Dongen. Omstreeks 1800 is men vanuit het zuidwesten van het gebied langzamerhand begonnen met de ontginning (aanplant naaldbos) van enkele percelen langs de Dongenseweg. In het begin van de twintigste eeuw was nog steeds alleen het oostelijke deel van het plangebied bebost. Tussen 1910 en 1923 ten zuidwesten van het plangebied het Wilhelminakanaal aangelegd, dat de verbinding moest vormen tussen de Zuid-Willemsvaart in het oosten en een aantal rivieren in het westen van Noord-Brabant. Tegen het zuidwestelijke deel van het plangebied is daarbij een sluis (Sluis II) aangelegd met enkele woningen voor het personeel dat de sluis moest bedienen en functionele bijgebouwen. 4.3.2 Verwachtingswaarde plangebied In 2007 werd door BILAN-Fontys Hogescholen een onderzoek uitgevoerd naar de archeologische en cultuurhistorische waarden in het plangebied Vossenberg (Van Ouden Staart tot Rouw Bosschen, Tilburg Vossenberg West 1572-3194-2007). Het door Bilan uitgevoerde booronderzoek toonde de uitgevoerde ontgrondingen aan. Er werden geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het gebied heeft een lage verwachting op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW), een (deels) hoge verwachting op de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ArWaTi). In de omgeving van het plangebied zijn vondsten bekend die dateren uit het Mesolithicum, het Neolithicum en in mindere mate uit de IJzertijd. In 2008 is voor dit gebied, evenals voor het gebied ten oosten van de Voldijk een vervolgonderzoek Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 25 in de vorm van proefsleuven uitgevoerd (BAAC, 2008). Binnen het onderzoeksgebied zijn slechts op één plek archeologisch interessante grondsporen aangetroffen. Gezien de geringe spoordichtheid en het geringe oppervlakte waarop de sporen zijn waargenomen lijkt het onwaarschijnlijk dat de sporen deel uitmaken van een nederzetting. Na een KNA-conforme waardering van de sporen is geconcludeerd dat nader onderzoek niet nodig was. 4.3.3 Cultuurhistorie en monumentenzorg In het plangebied bevinden zich geen op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg beschermde monumenten. De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Deze bebouwing heeft geen formeel beschermde status maar komt wel voor op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant en wordt daar ook als waardevol beschouwd. Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 20053 als basis. In het plangebied zijn echter geen MIP-panden of waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig. In het plangebied worden geen bijzondere cultuurhistorische waarden aangetroffen. Er bevindt zich geen noemenswaardige groenstructuur op of in de directe nabijheid van het plangebied. De huidige parcellering is vermoedelijk pas in de tweede helft van de twintigste eeuw tot stand gekomen. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant wordt het wegenpatroon in het gebied Vossenberg op Brabants niveau als “redelijk hoog“ gewaardeerd. Die wegen liggen echter niet binnen de grenzen of in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied. De Voldijk, die stamt uit het begin van de 18e eeuw, is aangelegd als verhoogde weg door een van oudsher zeer moerassig gebied en diende waarschijnlijk ook als keerdijk tegen overstromingen van de rivier de Donge. De ouderdom, herkenbaarheid in het huidige landschap en oorspronkelijkheid van de Voldijk bepalen voor deze weg de waarde als cultuurhistorisch lijnelement. De overige wegen in Vossenberg zijn later aangelegd, zij hebben namen gekregen die verwijzen naar het oudere landschap: Tweede Sluisweg is genoemd naar Sluis Twee in het Wilhelminakanaal, Rouwveldenseweg en Groenvenseweg zijn genoemd naar respectievelijk de benaming Rouwveld en 't Groenven, beide met een vermelding op de kaart van Zijnen uit 1760. Het huidige wegenpatroon is ontstaan vlak na de aanleg van het Wilhelminakanaal en is sindsdien niet tot nauwelijks meer veranderd. De onderlinge verbondenheid van de wegprofielen met de bomenrijen en de singels is groot en de landschappelijke context is duidelijk zichtbaar. Van de oorspronkelijke verkaveling is buiten het wegenpatroon vrijwel niets meer als zodanig herkenbaar. Ten zuidwesten van de Voldijk is het oorspronkelijke verkavelingpatroon enkel nog te herkennen aan de positie van de woningen. Deze woningen staan schuin ten opzichte van de Voldijk maar hebben exact in het verlengde van de kavels gelegen. Belangrijk is ook de brede afwateringssloot in het noorden van het plangebied. Een ander element met een gemiddeld hoge waardering is het bosperceel aan de Tweede Sluisweg. Ook het op enige afstand van het plangebied gelegen Wilhelminakanaal kent een hoge waardering in cultuurhistorisch opzicht en is tevens van belang als ruimtelijke drager in het landschap. Aan/in het Wilhelminakanaal ligt een sluizencomplex (Sluis II) dat weliswaar niet als monument is aangewezen en net buiten het plangebied is gelegen maar in cultuurhistorisch opzicht waardevol is. Het dateert uit 1917 en is uitgevoerd als een enkele bajonetsluis. Voor wat betreft de bijgebouwen is de sluis identiek aan het van rijkswege beschermde complex van Sluis III dat ten zuidoosten van het plangebied is gelegen. Vertaling naar bestemmingsplan: Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie of archeologie bestaat er geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling aangezien er geen cultuurhistorisch waardevolle objecten of structuren aangetast worden. Gelet op de ontgrondingen die in het gebied hebben plaatsgevonden en de geringe sporendichtheid elders in Vossenberg, hoeft er geen nader archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 26 Hoofdstuk 5 Milieuaspecten 5.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. 5.2 Milieuhinder bedrijven Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden. Het plangebied ligt binnen het gebied waarop de Visie integratie stad-land Dongenseweg van toepassing is. Het bestemmingsplan is deels conserverend en deels ontwikkelend. Het conserverend gedeelte omvat het bestaan-de dierenasiel; het ontwikkelend deel is het huisdierencrematorium. Het gebied wordt door de aanwezigheid van bedrijvigheid en de nabijheid van drukke wegen gezien als gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Doordat er sprake is van gemengd gebied mogen de richtwaarden uit de VNG-brochure met betrekking tot geluid één afstandsstap worden verlaagd. Dit betekent dat er voor het dierenasiel met een richtafstand van 50 m rekening gehouden moet worden. Voor het huisdierencrematorium geldt dit niet, aangezien de richtafstand voor geur bepalend is, die 100 m bedraagt. De afstand tot aan gevoelige bebouwing (zoals woningen) is voldoende groot. In de nabijheid is sprake van een paardenhouderij. Hierbij moet rekening gehouden binnen de bebouwde kom met een afstand voor geur van 100 m. De huidige bedrijfsgebouwen van de paardenhouderij liggen op een afstand van ongeveer 150 m. Het bestemmingsvlak opgenomen in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, waarbinnen bedrijfsbebouwing mag worden opgericht, ligt op een afstand van 100 m van het huisdierencrematorium. Hiermee wordt voldaan aan alle richtafstanden. Het huisdierencrematorium voldoet aan de richtafstanden volgens de VNG brochure op deze locatie. Ruimtelijk gezien kan het dierencrematorium op deze locatie worden ingepast. 5.3 Externe veiligheid 5.3.1 Inleiding Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn: 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast); 2. Circulaire "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (cRnvgs), juli 2012; In 2014 wordt de cRnvgs vervangen door de Wet Basisnet; 3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 27 De Eerste en Tweede kamer hebben ingestemd met het wetsvoorstel Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen, dat in 2014 van kracht wordt. In de wet worden de risicoplafonds vastgelegd veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen over weg-, spoor- en watertrajecten. De Wet Basisnet vervangt de cRnvgs. Gelijktijdig met de Wet Basisnet wordt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van kracht Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen, zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt. 5.3.2 Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het Rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt, is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar). Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke objecten en bestemmingen vertaald naar grenswaarden en richtwaarden. De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar. Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken. 5.3.3 Groepsrisico Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van: 1. 2. 3. 4. de kans op een ongeval; het effect van het ongeval; het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft; de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk. Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico. Bij het opstellen van een bestemmingsplan, waarvan het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron, geldt een verantwoordingsplicht. 5.3.4 Inrichtingen Buiten het plangebied liggen 9 risicovolle inrichtingen. Uit de onderstaande tabel kan per inrichting worden afgeleid of het invloedsgebied over het plangebied ligt. Hieruit blijkt dat dat het invloedsgebied van Versteijnen over het plangebied ligt. De verantwoordingsplicht moet hiervoor worden ingevuld. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 28 nr Bedrijf adres Beschrijving risicovolle activiteiten Afstand Invloedsgebie tot d plangebie d 1 Versteijnen's internationaal transportbedrijf B.V. Zeusstraat 3 te Tilburg 2 opslagen voor gevaarlijke stoffen in een overslagruimte voor gevaarlijke stoffen (PGS 15-opslag) 330m 2 Fujifilm manufacturing Europe B.V. Oudenstaart 1 te Tilburg Diverse opslagen 560m voor gevaarlijke stoffen, en diverse tankparken met zeer licht ontvlambare vloeistoffen 235m 3 N.V. Agristo Heieinde 1 te Tilburg Koelinstallatie met 9.000kg ammoniak 964m 0m 4 Bressers metaal Apollostraat 10 te Tilburg Propaantank van 50 m³ 1000m 0m 5 Chroom Minosstraat 15 te techniek van der Tilburg Velden Opslag chroom VI 765m 0m 6 Holding CZL Tilburg Boterberg 30 te Tilburg Opslag chroom VI 735m om 7 Vulcan Europe BV Albionstraat 44 te Tilburg consumentenvuurwer 1040m k 8 Iff nederland BV Zevenheuvelenweg 60 Diverse opslagen met 1250m te Tilburg gevaarlijke stoffen (PGS 15 opslagen) en diverse opslagtanks met zeer licht ontvlambare vloeistoffen 744m 9 NTG BV 613m Swaardvenstraat 11 te Diverse opslagen Tilburg industrieel gas 1450m 3350m 0m 5.3.5 Buisleidingen Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen binnen of rondom het plangebied. 5.3.6 Overig transport van gevaarlijke stoffen Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal. Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg Het plangebied ligt op een afstand van meer dan 3000 meter van de A58. Voor de A58 geldt conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) een veiligheidsafstand van 24 meter. De ontwikkeling ligt daarbuiten. De vereiste basisveiligheid voor de A58 is hiermee Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 29 geboden. Ten aanzien van het groepsrisico van de A58 geldt dat de ontwikkeling buiten het invloedsgebied van de vervoerde gevaarlijke stoffen ligt. De A58 is daarmee verder niet relevant voor de planontwikkeling. Het plangebied ligt op 330m van de route gevaarlijke stoffen (burgemeester Bechtweg), in het extern veiligheidsrapport dat is opgesteld door Oranjewoud met projectnummer 234775 m.b.t. routering van gevaarlijke stoffen blijkt dat het groepsrisico ruim onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt. Het plangebied is qua aanwezigheid van het aantal personen dermate gering (uitgaande van 40 persoon per hectare, komt dit neer op ongeveer 2,5 personen) dat het niet zorgt voor een overschrijding van de oriëntatiewaarde en/of significante toename van het groepsrisico. Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Hierover worden o.a. brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd. De ontwikkeling ligt op een afstand van ongeveer 2500 meter van de spoorlijn. In de Beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het basisnet in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan zal worden van de uitgangspunten zoals deze verwoord zijn in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat, tot het van kracht worden van het Basisnet, geen nieuwe objecten mogen worden opgericht binnen 29 meter van het hart van de buitenste spoorlijn. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat. Ten aanzien van het groepsrisico geldt dat het invloedsgebied van de spoorlijn 3.000 meter is. Het invloedsgebied valt dus over het plangebied. Uit de risicoberekeningen die ten grondslag liggen aan het Basisnet Spoor blijkt dat voor het relevante spoortraject de hoogte van het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt in de huidige situatie. Tevens maakt het bestemmingsplan geen toename van de personendichtheid mogelijk. De verantwoordingsplicht moet conform de circulaire alleen ingevuld worden bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde en/of een toename van het groepsrisico, van beide is voor dit plan geen sprake. De spoorlijn is daarmee verder niet relevant voor de planontwikkeling. Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (december 2009) blijkt dat er voor het Wilhelminakanaal geen risico- en veiligheidsafstanden gelden. 5.3.7 Restrisico en conclusies Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn en van Versteijnen's Internationaal Transportbedrijf B.V. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van Versteijnen is de verantwoordingsplicht ingevuld. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. In de verantwoording worden de volgende relevante conclusies getrokken: 1. er is geen significante toename van het groepsrisico; 2. door het aanbrengen van een afsluitbare ventilatie wordt de mogelijkheid vergroot om inpandig te schuilen; 3. er vindt geen actieve risicocommunicatie plaats. Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 30 5.4 Vuurwerk Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk. 5.5 Geluid Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden. 5.5.1 Wegverkeerlawaai Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen die binnen de zones van wegen liggen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). De normen uit de Wet geluidhinder zijn hierdoor formeel niet van toepassing. 5.5.2 Railverkeerlawaai Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing. 5.5.3 Industrielawaai In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen Besluit (c.q. de desbetreffende bijlage bij de Wabo). Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing. Het plangebied ligt wel binnen de invloedssfeer van de zone industrielawaai die geldt voor het bedrijventerrein Vossenberg. 5.5.4 Luchtvaartlawaai Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied. 5.6 Lucht Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van een huisdierencrematorium. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 31 Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan. 5.7 Geur 5.7.1 Industriële geur In en om het plangebied wordt geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder. 5.7.2 Agrarische geur Er zijn geen veehouderijen aanwezig binnen een straal van 2 kilometer ten opzichte van het plangebied, met uitzondering van een paardenhouderij. Een paardenhouderij heeft ten aanzien van geurgevoelige objecten een vaste afstand die in acht moet worden genomen. Aan deze vaste afstandsmaat wordt voldaan (zie voorts ook onder 5.2 Milieuhinder bedrijven). 5.8 Bodem Binnen het plangebied is een aantal ontgrondingen geregistreerd. In het bodeminformatiesysteem staan deze verdachtmakingen als voldoende onderzocht vermeld. Mogelijk dat deze ontgrondingen nooit hebben plaatsgevonden, of nooit zijn aangevuld met gebiedsvreemd materiaal. Voor het overige zijn geen bodembedreigende activiteiten binnen het plangebied bekend. Er is een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd, waarbij een aantal nog actueel is. Deze onderzoeken kunnen gebruikt worden bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Een bodemonderzoek is maximaal 5 jaar geldig. 5.9 Natuur en Ecologie 5.9.1 Inleiding Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur) en beschermde soorten (Flora- en faunawet). 5.9.2 Beleid m.b.t. gebieds - en soortenbescherming Natura 2000 Het wettelijke toetsingskader van de gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet 1998), die op 1 oktober 2005 in werking is getreden. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn, en in de toekomst de Habitatrichtlijn, zijn hiermee in de nationale regelgeving verankerd. Voor de habitatrichtlijngebieden geldt echter dat de overheid bij vergunningverlening de habitattoets dient te voeren conform de EU-HRL (Habitatrichtlijn), zolang het gebied nog niet formeel is aangewezen door het Ministerie van ELI. Op dit moment vallen de habitatrichtlijngebieden op grond van de jurisprudentie nog onder de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. De VRL (Vogelrichtlijn) gebieden zijn in 2000/2003 wel formeel aangewezen en vallen derhalve onder de NB-wet 1998. Om schade aan de natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkomen, bepaalt de NB-wet 1998 dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j). Het toetsingschema bestaat uit een voortoets, habitattoets en ADC-toets. Een voortoets kan bestaan uit vier fasen, te weten een inventarisatie en analyse door middel van een verkennende fase, bureauonderzoek en/of veldonderzoek en een analyse van de effecten. Het kan zo zijn dat al Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 32 na een verkennende fase de effecten voldoende bekend zijn. Mocht blijken dat er geen negatieve effecten ontstaan voor de habitattypen en soorten dan is de nadere uitwerking van de overige toetsen niet noodzakelijk. Op 1 februari 2009 is de NB-wet 1998 gewijzigd ten aanzien van het zogenoemde ´bestaand gebruik´. Onder ´bestaand gebruik´ vallen activiteiten in en om beschermde Natura2000-gebieden die al plaatshadden voordat een gebied als beschermd gebied is aangewezen. De wijzigingen zijn gericht op verbetering van de werking van de wet in de praktijk en verbetering van de aansluiting van de wet bij de Habitatrichtlijn. De wetswijziging regelt dat zolang er geen beheerplannen voor de Natura2000-gebieden zijn vastgesteld voor bestaand gebruik met mogelijke verslechterende gevolgen geen vergunning vereist is. Het regime voor bestaand gebruik is niet van toepassing op bestaand gebruik als het gaat om projecten met mogelijk significante gevolgen waarvoor een passende beoordeling is vereist. Ook op bestaand gebruik dat in het licht van de instandhoudingsdoelen van het gebied in betekenende mate is gewijzigd, is het regime niet van toepassing. In die gevallen is een vergunning nodig. Ecologische Hoofdstructuur In de Verordening ruimte Noord-Brabant is de Ecologische HoofdStructuur (EHS) begrensd. De EHS is een robuust netwerk van bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbindingszones en beheersgebieden. De provincie heeft in 2009 het Natuurbeheerplan vastgelegd, dat bestaat uit twee kaarten, respectievelijk de ambitie- en de beheertypekaart. De beheertypekaart laat de huidige situatie zien en de ambitiekaart geeft de toekomstige en gewenste situatie weer. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies met betrekking tot beheer en inrichting. In het nieuwe beleid van de provincie met betrekking tot de EHS is nog duidelijker als voorheen de lijn gevolgd van een aaneengesloten ecologische structuur. Kleine(re) bosgebieden die buiten deze structuur liggen en ook niet voldoen aan specifieke natuurwaarden behoren volgens de provincie niet tot de EHS. Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken. Indien de natuur- en landschapswaarden van de EHS worden aangetast, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op planniveau of gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Indien er wel schade wordt veroorzaakt dan dient compensatie plaats te vinden. Kadernota Groene Mal In de Kadernota Groene Mal is het beleid ten behoeve van behoud en ontwikkeling van een duurzaam functionerende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout vastgelegd. De Groene Mal is een doorvertaling van de EHS naar de Tilburgse situatie. Met name de ecologische verbindingen tussen bestaande bos- en natuurgebieden zijn binnen de Groene Mal sterk(er) aangezet. Doel van de Groene Mal is de verstedelijking te sturen. Aantasting van natuurgebieden wordt zoveel mogelijk voorkomen. Onvermijdbare incidentele ingrepen zullen gecompenseerd worden, bij voorkeur in de Groene Mal. Het bestemmingsplan vormt het juridisch kader voor de realisering van de Groene Mal. Flora- en faunawet Vanuit de Flora- en faunawet is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkomen of beperkt. Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een vrijstelling, door het nemen van mitigerende maatregelen of door een ontheffing ex artikel 75 Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 33 Flora- en faunawet. Sinds 23 februari 2005 is het vrijstellingsbesluit van kracht. Met dit besluit is geregeld dat voor tabel 1- c.q. algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ingrepen en geen ontheffing meer aangevraagd hoeft te worden. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht. In de Flora- en faunawet zijn de beschermde planten- en diersoorten verdeeld in vier groepen: tabel 1: algemene soorten (zoals gewone pad, diverse muizensoorten, mol, konijn, grasklokje) tabel 2: overige soorten (zoals eekhoorn, wilde gagel, kleine modderkruiper) tabel 3: soorten van Bijlage 1 van Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en soorten opgenomen in Bijlage IV van EU-Habitatrichtlijn (zoals vleermuizen, kamsalamander, das) vogels (belangrijk zijn de soorten opgenomen in de Lijst van jaarrond beschermde vogelnesten). 5.9.3 Situatie binnen het plangebied Natura 2000 Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op ruim 6 kilometer afstand van het plangebied en bestaat uit de Loonse en Drunense Duinen, Landgoed Plantloon, De Brand & De Leemkuilen. Het Natura 2000-gebied is aangewezen voor habitattypen en –soorten die met name (zeer) gevoelig zijn voor externe activiteiten die vermesting, verontreiniging, verdroging of verzuring kunnen veroorzaken. Gezien de afstand tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied en de relatief geringe omvang van de geplande activiteiten binnen het plangebied, wordt verwacht dat er geen negatieve effecten zullen ontstaan op de natuurwaarden binnen het Natura 2000-gebied. Ecologische Hoofdstructuur Binnen het plangebied komen volgens de Verordening ruimte Noord-Brabant geen onderdelen voor van de Ecologische Hoofdstructuur. Kadernota Groene Mal Binnen het plangebied komen geen onderdelen van de Groene Mal voor. Flora- en faunawet In 2002 en 2006 is door het Ecologisch Adviesbureau Cools een onderzoek uitgevoerd naar beschermde en bedreigde planten- en diersoorten binnen het plangebied. Op basis van de huidige inrichting en een deskundigenoordeel kan worden gesteld dat de natuurwaarden die in 2002 en 2006 werden aangetroffen geheel of grotendeels nog aanwezig zullen zijn binnen het plangebied. Tabel 1: algemene soorten Het plangebied is een vaste verblijfplaats, foerageer- en/of rustplaats voor de mol, het konijn, alsook zeer waarschijnlijk voor de rosse woelmuis, bosmuis, veldmuis, huisspitsmuis, haas, egel. Door de geplande activiteiten zal het leefgebied van de genoemde soorten binnen het plangebied slechts deels verdwijnen. Zowel binnen alsook in de omgeving van het plangebied is nog voldoende leefgebied aanwezig voor deze soorten, zodat op lokaal niveau er geen negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding van de genoemde soorten en/of de populaties kunnen ontstaan. Tabel 2: overige soorten Soorten die zijn opgenomen in tabel 2 komen binnen het plangebied niet voor. Tabel 3: soorten van Bijlage 1 van Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en soorten opgenomen in Bijlage IV van EU-Habitatrichtlijn Vleermuizen Het plangebied is een foerageergebied voor enkele exemplaren van de gewone dwergvleermuis en Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 34 mogelijk ook van een of twee exemplaren van de iets minder algemene laatvlieger. Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen of gebouwen zijn zo goed als zeker uitgesloten, evenals vaste vliegroutes. Door de geplande activiteiten zal het foerageergebied van de genoemde vleermuissoorten niet of nauwelijks verdwijnen. Ook in de omgeving van het plangebied is voldoende foerageergebied aanwezig voor de vleermuissoorten, zodat op lokaal niveau er geen negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding van de genoemde vleermuissoorten en/of de populaties kunnen ontstaan. Vogels Binnen het plangebied broeden zeer waarschijnlijk enkele vogelsoorten. Hiertoe behoren de ekster, koolmees en zwarte kraai van de lijst van jaarrond beschermde vogelnesten. Andere soorten uit de lijst van jaarrond beschermde vogelnesten komen in het plangebied zeer waarschijnlijk uitsluitend foeragerend en/of rustend voor, zoals de roek, huismus, gierzwaluw en boerenzwaluw. Aangezien de roek, huismus, gier- en boerenzwaluw echter niet (zullen) broeden binnen het plangebied dienen er ook geen activiteiten plaats te vinden ter eventuele bescherming of compensatie van de nesten. Naast de genoemde vogelsoorten uit de lijst van jaarrond beschermde vogelnesten broeden, foerageren dan wel rusten er binnen het plangebied diverse andere vogelsoorten, waaronder de staartmees, heggenmus, merel, vink, kauw, houtduif, roodborst en winterkoning. Door de geplande activiteiten zal het broed-, foerageer- en/of rustgebied van deze vogelsoorten niet of nauwelijks verdwijnen. Ook in de omgeving van het plangebied is voldoende broed-, foerageer- en/of rustgebied aanwezig voor de vogelsoorten, zodat op lokaal niveau er geen negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding van de genoemde vogelsoorten en/of de populaties kunnen ontstaan. Maatregelen Compensatie De Flora- en faunawet kent geen compensatieplicht. Toch kan compensatie voor streng beschermde soorten noodzakelijk zijn, als negatieve effecten niet voorkomen kunnen worden en het maatschappelijk belang van het plan zo groot is dat negatieve effecten gerechtvaardigd kunnen worden. Compensatie is dan een laatste redmiddel om de 'gunstige staat van instandhouding' van streng beschermde soorten te waarborgen. Zoals reeds in de voorgaande tekst is aangegeven is er voor de streng beschermde diersoorten (vleermuizen, roek) waarvan het leefgebied zal verdwijnen of verminderen door de geplande activiteiten binnen dan wel in de omgeving van het plangebied nog voldoende geschikt leefgebied aanwezig, zodat de gunstige staat van instandhouding van de soorten niet in gevaar komt en compensatie niet noodzakelijk is. Mitigatie Eventuele vernietiging van broedbiotopen (= verwijdering van bomen, struiken, ruigten, graslandvegetaties) van de vogelsoorten kan het beste plaatsvinden vanaf half augustus tot half maart. Vooraf dient echter wel een veldinspectie worden uitgevoerd naar eventueel nog broedende vogels dan wel de verzorging van vliegvlugge jongen. Om te voorkomen dat er binnen het plangebied zich tijdens de werkzaamheden broedvogels kunnen vestigen wordt aanbevolen om na de vernietiging van de broedbiotopen, de vegetatie binnen eventueel braakliggende delen kort te houden door middel van maaien, verwijderen van maaisel en eventueel snoeien/verwijderen van opslag van struiken en bomen. Diersoorten behorende tot tabel 1 die zich tijdens de werkzaamheden bevinden binnen het werkgebied moeten, voor zover dit mogelijk is, worden gevangen en worden verplaatst naar een geschikt leefgebied (direct) nabij het werkgebied. 5.9.4 Onderzoek en advies Flora- en faunawet Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 35 Een ontheffing van de verbodsartikelen in het kader van de Flora- en faunawet is voor de geplande activiteiten niet noodzakelijk: 1. voor vogels, als de vernietiging van de territoria/nesten binnen het plangebied door het verwijderen van grasland- en ruigtevegetaties, struiken en bomen plaatsvindt in de periode half augustus tot half maart; 2. voor de diersoorten die opgenomen zijn in tabel 1 en binnen het plangebied (kunnen) voorkomen, te weten het konijn, de mol, haas, egel, bosmuis, rosse woelmuis, veldmuis, huisspitsmuis; 3. voor de gewone dwergvleermuis en mogelijk ook laatvlieger, aangezien deze vleermuissoorten het plangebied uitsluitend gebruiken als foerageergebied en er voldoende foerageergebied aanwezig is in de directe omgeving van het plangebied, waardoor er op lokaal niveau geen negatieve effecten ontstaan op de gunstige staat van instandhouding van de vleermuissoorten en/of de populaties. Samenvattend kan worden geconcludeerd dat activiteiten binnen het plangebied die territoria/nesten of andere delen van het leefgebied vernietigen, in de periode van half augustus tot half maart zonder ontheffing kunnen worden uitgevoerd met inachtneming van de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Aanvullend onderzoek naar beschermde soorten wordt niet noodzakelijk geacht. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 36 Hoofdstuk 6 Wateraspecten Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. 6.1 Bestaand watersysteem Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Donge en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap de Brabantse Delta. Het plangebied heeft een bruto oppervlakte van:ongeveer 5,9 Ha. De terreinhoogte verloopt geleidelijk van ongeveer 9,00 m + NAP in de zuidwestelijke kant naar ongeveer 9,50+ in de noordoostelijke kant. De samenstelling van de bodem is globaal bekend: matig fijn zand. Onder de deklaag (ca. 10 m dik) ligt de eerste watervoerende pakket (ca. 50 m dik), bestaande uit grof zand. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) is afgeleid van het GEOFOX onderzoek 23 oktober 2006 en ligt op ongeveer 8,00-8,25 m + NAP; de gemiddeld laagste grondwaterstand ligt op ongeveer 7,25- m + NAP. De bestaande ontwatering (ruim 1 m ten opzichte van de maatgevende grondwaterstand (=GHG+0,20m)) is voldoende. Het plangebied grenst direct aan het industrieterrein Vossenberg. Het vuil- en regenwater wordt per perceel inpandig / op eigen terrein apart verzameld. Het vuilwater wordt ter plaatse afgevoerd via drukriolering. Het vuilwater wordt afgevoerd en verpompt richting de zuiveringsinstallatie Tilburg, in beheer van waterschap De Dommel. Het regenwater wordt geborgen op eigen terrein en geleidelijk afgevoerd door middel van infiltratie, zaksloten en watergangen. 6.2 Duurzaam stedelijk water In de bestaande situatie - en dit betreft de gehele strook langs de Wielevenweg - is er sprake van een dierenasiel aan de Wielevenweg 20, een honden - en kattenpension aan de Wielevenweg 26, een paardenhouderij met bedrijfswoning aan de Wielevenweg 28 en een woning met kantoor aan de Dongenseweg 145. De bestaande verharding watert af op eigen terrein, er is geen sprake van hemelwatertransport naar buiten het terrein. De weg hoort wel tot het plangebied, maar verandert niet qua inrichting. De weg watert af op de bermsloot, waterhuishoudkundig verandert dit niet. Beleidskader De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Het Rijk heeft met het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid 21ste eeuw (2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw omarmd. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave. Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen mogen de lidstaten en regio's zelf vaststellen. Voor grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Ook moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW). Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 37 grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren. Het waterschap de Brabantse Delta heeft het Waterbeheerplan Brabantse Delta 2015 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 - 2015. De visie van Brabantse Delta steunt op vier pijlers: dynamische samenleving, verantwoord en duurzaam, inhaalslag beheer en onderhoud en effectief samenwerken. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en de Keur waterschap Brabantse Delta (datum intrede 9 december 2009). Voor de uitbreidingen gelden de beleidsregels hydraulische randvoorwaarden 2009 (7 juli 2009) van waterschap Brabantse Delta. Afwegingen Aan de bestaande bebouwing wordt nieuwe bebouwing toegevoegd. De af te wateren bruto oppervlakte neemt toe. In de bestaande situatie is de afwatering van de verharde oppervlakten deels gerealiseerd. Deze oppervlakten in de nieuwe situatie zijn op basis van de plankaart weergegeven in onderstaande tabel. Plansituatie Afvoerende oppervlakten Dak Bruto oppervlakten (m²) Netto afvoerende oppervlakten (m²) 12.705 12.705 8.710 6.665 475 60 Gesloten verharding openbaar 2.970 2.970 Berm / deels verhard t.b.v. inritten en parkeren 4.500 1.915 Berm onverhard 1.575 0 Waterberging 2.030 2030 Groen / onverhard 25.630 0 Som 58.595 26.340 Terrein open verharding particulier Erf / deels verhard Voor de uitbreidingen gelden de beleidsregels hydraulische randvoorwaarden 2009 (7 juli 2009) van waterschap Brabantse Delta. Op basis van berekeningen met de regenduurlijnen bedraagt de waterbergingsopgave 743 m³, bij een maatgevende bui met een herhalingstijd van 10 jaar (T10) en op basis van een bergende waterschijf van maximaal 0,5 m. Daarbij is de landbouwkundige afvoer (0,67 l/s.Ha mogelijk). Dunnere waterschijven (kleinere waterdiepten) betekenen een kleinere bergingsopgave, maar eisen meer ruimte. Een grotere waterschijf is mogelijk, maar heeft een praktische beperking in verband met uitvoerbaarheid en beheerbaarheid. De beste uitwerking van deze retentievoorziening is een watergang langs de achterkant van de percelen, waarlangs ook een schouwpad ingericht wordt voor beheer en onderhoud. Deze waterberging is eventueel in te passen bij andere ontwikkelingen bijvoorbeeld in het kader van het masterplan Integratie Stad-Land. Op basis van een drooglegging (diepte van de waterspiegel vanaf het maaiveld) van 0,5 m en een beschikbare lengte voor een watergang van 265 m, is de benodigde bodembreedte van de watergang ongeveer 3 m, oftewel een breedte van ongeveer 9 m op maaiveldhoogte. De benodigde Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 38 ruimte op maaiveldhoogte voor zon watergang bedraagt dan ook ongeveer 2.400 m². Bij T100 dient wateroverlast te worden voorkomen. Daar kan voldoen worden, indien het overtollige regenwater past in de ingerichte bergingsvoorziening. Uit berekeningen met de regenduurlijnen blijkt deze extreem neerslag een volume te hebben van ongeveer 1.260 m³, oftewel ongeveer 520 m³ meer dan bij een bui T10. De bij de beschikbare ruimte tussen de maximale peilstijging bij T10 en het maaiveld past ruim dit volume, waardoor onacceptabele schade niet te verwachten valt bij extreem neerslag, mits de bebouwing hoger komen te staan dan het openbare ruimte, zodat de 'berging op straat' de eventuele pieken in de afvoer kan afvlakken. Als de landbouwkundige afvoer in de praktijk niet haalbaar blijkt, dan bedraagt deze bergingsopgave ongeveer 860 m³ bij T10. De benodigde oppervlakte bedraagt dan ook ongeveer 3.000 m². Bij extreme neerslag (T100) past het overtollige water eveneens in de waterberging. Watersysteem Voor het watersysteem in het plangebied gelden de volgende randvoorwaarden: de aanleghoogte van het openbaar gebied is zodanig dat de kruin van de weg minimaal 5 cm onder de terreinhoogten van het openbaar gebied ter hoogte van de perceelgrenzen ligt; de terreinhoogte van het openbaar gebied ter plaatse van de perceelgrenzen (T-hoogten) zijn minstens gelijk aan de bestaande T-hoogten; de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen is voldoende voor het gebruik van het bouwdeel; het toepassen van uitlogende materialen is uitgesloten; het vuil- en hemelwater worden inpandig gescheiden ingezameld en aangeboden bij de perceelgrens voor verdere afvoer het vuilwater kan aangesloten worden op de gemeentelijke drukriolering. Toetsing van de afvoercapaciteit van de bestaande drukriolering kan leiden tot aanpassingen van de geïnstalleerde afvoercapaciteit; het regenwater kan het beste op de groene bestemming geborgen worden, aan de zuidoostelijke kant van het plangebied; de afwatering van de Wielevenseweg stroomt af naar de bermsloten en voert af naar de bergingsvoorziening; bergen op eigen terrein kan. Mits een escape op de bergingsvoorziening voor afvoer bij extreme neerslag; de bergingsopgave bedraagt 743 m³ bij een maatgevende neerslag met een herhalingstijd van 10 jaar en mogelijk realiseren van landbouwkundige afvoer; deze bergingsvoorziening kan bijvoorbeeld een watergang met een bodembreedte van 3 m, een lengte van 265 m, een waterdiepte bij T10 van 0,50 m en een drooglegging van 0,50 m; als de landbouwkundige afvoer niet mogelijk in de praktijk blijkt, dan bedraagt deze opgave ongeveer 860 m³; de afvoercapaciteit is voldoende om een maatgevende bui met een herhalingstijd van 2 jaar. Hiervoor hanteer de gemeente de bui 8 van de Leidraad Riolering. 6.3 Watertoets Het plan is voorgelegd aan de waterbeheerder, waterschap Brabantse Delta, in verschillende stadia van planvorming. Ten behoeve van deze waterparagraaf is de waterparagraaf via de e-mail van 26 augustus 2013 voorgelegd. Dit betrof toen echter wel het concept ontwerp bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 1e herziening (Wielevenweg). Dit plan had betrekking op de gehele strook langs de Wielevenweg inclusief de hoek Dongenseweg/Wielevenweg. Het waterschap heeft over dat bestemmingsplan een voorlopig instemmend wateradvies verstrekt, via de mail d.d. 5 september 2013. Zie bijlagen. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 39 Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 40 Hoofdstuk 7 Opzet plan In het gebied ten noorden van de Dongenseweg, in de zone waar rood en groen elkaar afwisselen, worden beperkt nieuwe ontwikkelingen toegestaan, die passen bij een kernrandgebied. Het zijn functies die door hun karakter niet passen bij de bestaande stad en ook niet in het buitengebied. De zone aan de oostzijde van de Wielevenweg wordt gezien als een afronding van bedrijventerrein Vossenberg. Die zone vormt de overgang van het relatief open landschap naar het noordelijk deel van het bedrijventerrein Vossenberg. Tegenover een 'rode' ontwikkeling moet een kwaliteitsverbetering van het landschap staan. Om te voorkomen dat het gebied dichtslibt met rode functies is het uitgangspunt dat minstens 2/3 van de aangegeven gebieden, waaronder de overgangszone naar bedrijventerrein ten noorden van de Dongenseweg groen/natuur blijft. Ter waarborging van de noodzakelijke kwaliteitsverbetering landschap is de bestemming Groen gelegd op een aanzienlijk deel van het plangebied, daar waar het plangebied de overgang vormt naar het open landelijk gebied, dit conform de uitgangspunten van de visie Integratie stad-land Dongenseweg. De betreffende gronden hebben thans nog de bestemming Agrarisch en zijn gemeentelijk eigendom. Voor het gebied Wielevenweg is ervoor gekozen om voor de nieuwe rode/stedelijke functies de bestaande rooilijnen van de gebouwen langs de Wielevenseweg en langs de Dongenseweg aan te houden. De bestaande en de nieuw geprojecteerde bebouwing aan de Wielevenweg bestaat respectievelijk zal voornamelijk bestaan uit gebouwen met de lange zijde aan de Wielevenweg en een beperkte hoogte, zodat de overgang van het bedrijventerrein Vossenberg naar het landschap geleidelijk is. De open ruimte behorende bij de (toekomstige) bebouwing wordt niet achter de bebouwing maar naast de bebouwing aan de weg gesitueerd om het meer open karakter van deze zone te bewerkstelligen. Er is als het ware sprake van groene doorsnijdingen om een verbinding te leggen met het achterliggende landschap. Daartoe is voor de nieuwe functie, in casu het huisdierencrematorium, een bouwvlak opgenomen. Dit zal ook het geval zijn bij nog toekomstige nieuwe bebouwing aan de Wielevenweg. De gemeente draagt zorg voor de uitvoering van de kwaliteitsverbetering landschap, Een inrichtingsplan is opgesteld voor de gronden met de bestemming Groen en is toegevoegd als bijlage bij de toelichting. Deze bestemming wordt in combinatie met het inrichtingsplan als voldoende beschouwd om de gewenste kwaliteitsverbetering landschap te realiseren. Voor de kwaliteitsverbetering landschap binnen het plangebied zijn gelden gereserveerd. Die gelden komen deels uit de verkoop van de gronden door de gemeente aan de initiatiefnemer van het huisdierencrematorium.Voor meer gedetailleerde informatie ter zake wordt verwezen naar hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid. Zie ook hoofstuk 3 Ruimtelijk beleidskader - 3.4. Gemeente. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 41 Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 42 Hoofdstuk 8 Opzet planregels 8.1 Inleiding De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Stedenbouw van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen. 8.2 Hoofdstuk 1 van de regels: Inleidende regels Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen. 8.3 Hoofdstuk 2 van de regels: Bestemmingsregels Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisenregeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d. Bestemmingen In het plan komen de volgende bestemmingen voor: 1. Groen 2. Maatschappelijk 3. Verkeer - Verblijf Bestemming Groen De bestemming Groen is gelegd op een aanzienlijk deel van het plangebied, dit overeenkomstig de uitgangspunten van de Visie Integratie stad - land Dongenseweg. Dit deel heeft thans nog de bestemming Agrarisch. Het gaat dan om gronden direct naast de bestemming Maatschappelijk die een overgang vormen naar het open landelijk gebied. Deze bestemming is opgenomen ter realisering van de kwaliteitsverbetering landschap als gevolg van het nieuwe bouwinitiatief. Het gaat dan om het geheel van voorzieningen en activiteiten ten behoeve van groenaanleg, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten. Bestemming Maatschappelijk De bestemming Maatschappelijk is gelegd op de locatie van het nieuwe huisdierencrema- torium en om praktische redenen ook op de locatie van het bestaande dierenasiel (destijds verplaatst van een locatie aan de Bosscheweg). Binnen die bestemming zijn uitsluitend die functies mogelijk. De bouwhoogte van de nieuwe op te richten bebouwing is gesteld op maximaal 7 meter. Als bebouwingspercentage is aangehouden 80. De bouwhoogte van het bestaande dierenasiel is 4 meter en het bebouwingspercentage is 100. Bestemming Verkeer - Verblijf De bestemming Verkeer - Verblijf is gelegd op een deel van de Wielevenweg. De in - en uitritten van de in het plangebied gelegen voorzieningen zijn gelegen aan deze weg. De Wielevenweg is ontsloten op de - zuidelijk gelegen - Dongenseweg. Nadere eisen en omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels De mogelijkheid is opgenomen om met in achtneming van de daarvoor geldende voorwaarden nadere eisen aan bouwplannen te stellen of afwijking van de bouwregels toe te staan. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 43 Gebruiksregels Bij de bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming. 8.4 Hoofdstuk 3 van de regels: Algemene regels Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten: Anti-dubbeltelregel Artikel 6 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels. Algemene bouwregels Artikel 7 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de verbeelding aangeduide bomen. Algemene gebruiksregels In artikel 8 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming. Algemene aanduidingsregels In artikel Algemene aanduidingsregels zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld. Die aanduidingsregels houden verband met de zone industrielawaai van het bedrijventerrein Vossenberg. Algemene afwijkingsregels Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 10. Algemene wijzigingsregels Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 11 inzake het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2. Overige regels Naast eventuele nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 13 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel. 8.5 Hoofdstuk 4 van de regels: Overgangsrecht en slotregel Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangsrecht en slotregel´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 44 Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen. Daarnaast kan de gemeente aan de hand van de kostensoortenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kosten verhalen op de ontwikkelaar. Dit bestemmingsplan wordt vastgesteld ten behoeve van een particulier initiatief in het gebied ten noorden van de Dongenseweg (direct langs de Wielevenweg). Doordat de ontwikkeling van het huisdierencrematorium op gemeentegrond plaatsvindt zijn de kosten van het bouw- en woonrijpmaken van het openbaar gebied, de door de gemeente te maken, alsmede een vergoeding voor de Bovenwijkse Voorzieningen verzekerd door de gemeentelijke gronduitgifte. Ter zake van de kosten, die gemoeid zijn met het opstellen en in procedure brengen van het bestemmingsplan zijn op grond van de gemeentelijke legesverordening leges verschuldigd. Deze bedragen in dit geval € 6.269,50. Dit bedrag is voldaan. Nadere locatie-eisen zijn niet aanwezig. De op grond van de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant noodzakelijke kwaliteitsverbetering landschap wordt gerealiseerd op aangrenzende gemeentegronden gelegen in het plangebied die de bestemming Groen krijgen. Daartoe worden gelden gereserveerd. Die gelden komen deels uit opbrengsten van de verkoop van het perceel door de gemeente. De berekening is gedaan op basis van de in het Regionaal Overleg Hart van Brabant vastgestelde regeling kwaliteitsverbetering landschap. Met die gelden kan een deel van het betreffende gebied worden ingericht ten behoeve van de kwaliteitsverbetering landschap. De verdere inrichting van het betreffende groengebied voor dat doel is afhankelijk van de opbrengsten uit toekomstige ontwikkelingen (bouwinitiatieven) langs de Wielevenweg. Het kostenverhaal alsmede de financiële uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan is verzekerd. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk. Tot slot willen wij ook nog wijzen op de Uitvoeringsparagraaf die is opgenomen in de als bijlage toegevoegde Visie Integratie stad-land Dongenseweg. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 45 Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 46 Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie en overleg 10.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenweg 20) op 13 juni 2014 gepubliceerd in het Stadsnieuws. 10.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro In de Verordening Ruimte van de provincie Noord Brabant is het plangebied aangewezen als "gebied integratie stad - land". Het aangewezen "gebied integratie stad-land"is echter groter dan het plangebied. De opgestelde Visie Integratie stad-land Dongensweg, waarop het onderhavige bestemmingsplan volledig is gebaseerd, is een aantal keren inhoudelijk besproken in het reguliere overleg tussen de gemeente en de provincie. Het plan is voorgelegd aan de waterbeheerder, waterschap Brabantse Delta. Die heeft een voorlopig advies uitgebracht op 5 september 2013. Door de provincie is op 25 oktober 2013 een vooroverlegreactie gegeven op het concept ontwerp bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 1e herziening (Wielevenweg). Dit plan betrof echter de ontwikkeling van de gehele strook langs de Wielevenweg inclusief de hoek Dongenseweg/Wielevenweg. Aangezien de nu voorliggende bestemmingsplanherziening een deel betreft van die betreffende strook is het niet noodzakelijk gevon-den om dit plan opnieuw in te zenden voor vooroverleg. De reactie van 25 oktober 2013 is beschouwd op de onderdelen relevant voor het plangebied van het ontwerp bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenweg 20). Korte inhoud: a. Stedelijke ontwikkeling in de gebieden integratie stad en land. Het plangebied is gelegen in gebied met de aanduiding 'integratie stad-land' op grond van de Verordening ruimte. Artikel 3.4 van de Vr. (artikel 9 nieuw) bepaalt dat een bestemmingsplan, gelegen in een gebied integratie stad-land, kan voorzien in een stedelijke ontwikkeling onder de in dit artikel vermelde voorwaarden. De provincie kan in beginsel instemmen met de voor het betreffende gebied opgestelde integrale visie stad-land Dongenseweg. Het onderhavige bestemmingsplan maakt echter maar een beperkt deel uit van het to-tale gebied van die visie. Gelet hierop kan de provincie niet goed of onvoldoende beoordelen óf en op welke wijze de uitgangspunten zoals die in deze integrale visie zijn beschreven planologisch zijn vertaald. Met andere woorden: uit het bestemmingsplan (planregels en planverbeelding) blijkt niet of onvoldoende, dat de stedelijke ontwikkeling in samenhang en in evenredigheid met een groene en blauwe landschapsontwikke-ling geschiedt en dat daarbij rekening is gehouden met de ruimtelijke kwaliteiten en structuren van het gebied zelf én in de naaste omgeving. Dit wordt als volgt toegelicht. In de plantoelichting behorende bij onderhavig bestemmingsplan is een kaartje opgenomen van de functio-nele indeling van het gebied op basis van de integrale visie Stad-Land Dongenseweg. De provincie consta-teert dat de inrichting van het gebied langs de Dongenseweg en de Wielevenweg niet overeenkomt met de bestemmingen die in onderhavig bestemmingsplan aan dit gebied worden toegekend. In de plantoelichting staan een aantal beleidsvoornemens, waarvan niet duidelijk is of en wanneer deze worden gerealiseerd en planologisch zijn geborgd, zoals bijvoorbeeld: Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 47 het versterken van de natuur ten noorden van het Wilhelminakanaal met de grotere natuur-gebieden ten noorden van Tilburg en de ecologische corridor langs de Baron van Voorst tot Voorstweg. Verzocht wordt in de plantoelichting bovengenoemde aspecten te verduidelijken en aan te vullen, zodat enerzijds voldoende duidelijk is dat feitelijk en planologisch invulling wordt gegeven aan de beleidsvoor-nemens uit de integrale visie. En er anderzijds geen discrepantie meer bestaat met de functionele indeling van het gebied voortvloeiend uit de integrale visie Stad-Land Dongenseweg en de planverbeelding. b. Groenblauwe mantel. Het plangebied is gelegen in de groenblauwe mantel. Artikel 6.3 van de vr. (artikel 6.1 nieuw) bepaalt dat een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel dient te strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecolo-gische en landschappelijke waarden en kenmerken van het gebied. Daarbij dient de toelichting van het plan in te gaan op de aard en kwaliteit van deze waarden. De plantoe-lichting biedt hier onvoldoende zicht op. Bovendien is niet duidelijk op welke wijze het plan een positieve bijdraagt aan de ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel van dit gebied. Wij verwijzen hierbij tevens naar de laatste alinea van onderhavige vooroverlegreactie. De bestemming 'Groen' in onderhavige bestemmingsplan is onder andere aangewezen voor groenvoorzie-ningen. Deze bestemming is ontoereikend en te onbepaald voor de bescherming van de specifieke waarden welke met de Groen-blauwe mantel samenhangen. De provincie dringt erop aan het plan op dit punt aan te passen. c. Kwaliteitsverbetering van het landschap. Zowel voor de realisering van de nieuwe stedelijke functies geldt de verplichting voort- vloeiend uit artikel 2.2 van de Vr. (artikel 3.2 nieuw). Namelijk dat elke ruimtelijke ontwikke- ling buiten bestaand stedelijk gebied een verantwoording dient te bevatten van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbe- tering van de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten van het gebied. In de plantoelichting wordt aangegeven dat hiervoor de bestemming 'Groen' in het bestemmingsplan is opgenomen. Daarnaast worden er gelden gereserveerd. Verzocht wordt om nader toe te lichten hoe dit zich verhoudt met de regionale afspraken inzake 'Kwaliteits- verbetering landschap Hart van Brabant'. Daartoe verzoekt de provincie een inrichtingsplan toe te voegen, die inzicht geeft in de aard van de realiseren kwaliteitsverbetering. Tevens wijst men in dit verband op dat de inspanningen tevens gericht moeten zijn op behoud en versterking van de natuur- en landschapswaarden van de aanwezige groenblauwe mantel. Standpunt gemeente: Het is zo dat het bestemmingsplan slechts een klein deel bestrijkt van het gebied waarop de visie zich richt, maar dit laat onverlet dat de visie wel degelijk de basis is voor dat bestemmingsplan. Met de uitvoering van die visie en de verdere vertaling daarvan in een of meerdere bestemmingsplannen - naast het bestemmingsplan gericht op het betreffende deel van de Wielevenweg - zal de nodige tijd zijn gemoeid. De visie is dan ook afzonderlijk vastgesteld door het college. De visie kent een uitvoeringsprogramma. Onduidelijk is de vermeende discripantie tussen de visie integratie stad-land Dongenseweg en het planverbeelding. De visie is nauwgezet gevolgd daar waar het gaat om een overwegend rode ontwikkeling langs de Wielevenweg. Ten aanzien van de onderhavige en mogelijk toekomstig nieuwe locaties aan de Wielevenweg willen wij nog het volgende opmerken. Voor het gebied Wielevenweg is ervoor gekozen om voor de nieuwe rode/stedelijke functies de bestaande rooilijnen van de gebouwen langs de Wielevenseweg en langs de Dongenseweg aan te Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 48 houden. De overige bestaande en nieuw geprojecteerde bebouwing aan de Wielevenweg bestaat voornamelijk uit gebouwen met de lange zijde aan de Wielevenweg en een beperkte hoogte, zodat de overgang van het bedrijventerrein Vossenberg naar het landschap geleidelijk is. De open ruimte behorende bij de bebouwing wordt niet achter de bebouwing maar naast de bebouwing aan de weg gesitueerd om het meer open karakter van deze zone te bewerkstelligen. Er is als het ware sprake van groene doorsnijdingen om een verbinding te leggen met het achterliggende landschap. Daartoe is voor de nieuwe functie een bouwvlak opgenomen. Dit zal ook het geval zijn bij nog toekomstige nieuwe bebouwing aan de Wielevenweg. De bestemming Groen is gelegd op een aanzienlijk deel van het plangebied, dit overeen- komstig de uitgangs-punten van de Visie Integratie stad - land Dongenseweg. Dit deel heeft thans nog de bestemming Agrarisch. Deze bestemming is opgenomen ter realisering van de kwaliteitsverbetering landschap als gevolg van het nieuwe bouwinitiatief. Een inrichtingsplan is opgesteld voor bedoeld plandeel en is toegevoegd als bijlage bij de toelichting. Deze bestemming wordt in combinatie met het inrichtingsplan als voldoende beschouwd om de gewenste kwaliteitsverbetering landschap te realiseren. Conclusie: er is wel degelijk ingezet op een stedelijke ontwikkeling in samenhang en in evenredigheid met een groene en blauwe landschapsontwikkeling, waarbij rekening is gehouden met de ruimtelijke kwaliteiten en structuren van het gebied zelf én in de naaste omgeving. De door het college vastgesteld visie met uitvoeringsprogramma is uitgangspunt. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in uitvoering van een klein deel van die visie. Op termijn komen via bestemmingsplanherzieningen ook andere delen van het gebied van de visie aan bod. 10.3 Burgerparticipatie Door initiatiefnemer is uitvoering gegegven aan het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie. De resultaten van de burgerparticipatie zijn onderstaand in het kort weergegeven. De complete rapportage is als bijlage toegevoegd. - huisdierencrematorium Hart van Brabant Er is een rapportage opgesteld na een schriftelijke participatie. Men heeft 23 bedrijven en natuurlijke personen betrokken in het onderzoek. De volgende bedrijven en personen hebben gereageerd: - DOC-T - schriftelijk positief; - Fox Hill Stables - schriftelijk afwachtend; - de heer Schellekens - schriftelijk negatief; - de heren W. en G. Versteijnen - schriftelijk afwachtend. Een kopie van de reacties zijn als bijlage bij de rapportage gevoegd. Van de overige bedrijven en personen is binnen drie weken na verzending geen reactie ontvangen, wat als een positief oordeel kan worden gezien. De heer Schellekens zal zijn bezwaren pas toelichten indien de aanvraag voor de bouwvergunning bij de gemeente ter inzage zal liggen. De heren Versteijnen geven pas een oordeel indien voor hun duidelijk hoe het totale plan aan de Wielevenweg eruit komt te zien. Overigens is aan hen de gevraagde informatie verstrekt zoals concept aanvraag milieuvergunning en meetrapport van de crematieoven J100. Fox Hill Stables wil pas inhoudelijk oordelen indien zij meer duidelijkheid hebben over hun toekomst en plannen van de gemeente. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 49 10.4 Zienswijzen Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van invullen datum tot en met invullen datum. Tijdens deze periode zijn er invullen aantal zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen. N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009). INVULLEN (per genummerde zienswijze een inhoudelijk oordeel, met conclusie dat zienswijze geheel of gedeeltelijk gegrond dan wel ongegrond dan wel niet-ontvankelijk is). Bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 5e herziening (naast Wielevenw eg 20) 50
© Copyright 2024 ExpyDoc