Juni 2014

Nummer
27
Periodieke informatie
van de preventiedienst
InfoRisk
Juni 2014
ARBEIDSVRAAGSTUK
Voorwoord
Daniel Pirotte
Directeur B.O.A.R. Collectiviteiten en Ondernemingen
Beste verzekerde,
Veiligheidsvoorschriften en -procedures worden onderwezen, herhaald, uitgesproken en uitgehangen. Maar
hoe komt het dan dat er in de massa aangiftes van
arbeidsongevallen veel ongevallen zitten die vermeden
hadden kunnen worden indien die regels gevolgd zouden zijn? Weten de werknemers dan niet hoe ze veilig
moeten werken?
Veelal natuurlijk wel. Maar het volstaat nu eenmaal
niet om te weten wat te doen en hoe het moet, om tot
consequent veilig gedrag te komen.
De rol van al wie enige verantwoordelijkheid over
anderen heeft is daarin cruciaal. Vaak beseffen we niet
hoe belangrijk iemands voorbeeldfunctie is. Wanneer
mensen met zo’n functie (vaak onbewust) veiligheidsvoorschriften negeren, dan zullen hun medewerkers die
voorschriften ook niet belangrijk vinden. Wat bijvoorbeeld te denken van de manager die snel even door de
installatie loopt zonder helm en veiligheidsschoenen,
terwijl het verplicht is om deze daar te dragen?
Dit principe werkt natuurlijk ook in de positieve zin!
De chefs die op elk moment de veiligheidsprocedures
voor zichzelf respecteren en hun directe medewerkers
daarop aanspreken, krijgen daarin navolging bij diegenen die aan hen verantwoording moeten afleggen. Hun
goede voorbeeld wordt versterkt indien de organisatie dit expliciet onder de aandacht brengt en de juiste
reflex beloont.
Activeren en belonen: dit zijn ook 2 centrale peilers
van de “Ethias Prevention Awards”, een organisatie van
Ethias gesteund door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid
en Sociaal Overleg en door Kluwer. De wedstrijd staat
open voor overheidsinstellingen en voor organisaties
zonder winstoogmerk die hoofdzakelijk een opdracht
van maatschappelijk nut vervullen. Wij nodigen u uit
om een kijkje te nemen op de w
­ ebsite. U kunt nog tot
15 ­september 2014 uw kandidatuur indienen.
Veel leesplezier!
Gebruik van
arbeidsmiddelen
door werknemer voor
privédoeleinden
Het gebeurt dat de werkgever z’n arbeidsmiddelen ter
beschikking stelt van het personeel voor privégebruik.
Hij ziet dit als een dienst aan het personeel en als een
blijk van goede wil. Maar denken we altijd voldoende
aan de risico’s? En hoe zit het met verzekeringen en
aansprakelijkheid?
Volgende situaties komen geregeld voor:
• Een werknemer leent van zijn werkgever een arbeidsmid­
del (slijpmachine, kettingzaag, …) om tijdens het week­
end thuis een klus uit te voeren. Tijdens die klus gebeurt
er een ongeval…
• Een werknemer komt tijdens het weekend enkele werkjes
uitvoeren in het atelier van de werkgever. Hij maakt daar­
bij gebruik van de aanwezige machines. Maar er gebeurt
een ongeval, of er ontstaat brand in het atelier.
• Een werknemer gebruikt een bestelwagen van de werk­
gever om ’s avonds een en ander te verhuizen. Op weg
naar huis raakt de werknemer betrokken bij een aanrij­
ding met de bestelwagen.
Het is duidelijk dat aansprakelijkheid hier een belangrijke
rol zal spelen.
Welke opties heeft de werkgever als hij personeel de
kans wil geven om machines, materiaal, voertuigen e.d. te
gebruiken in hun vrije tijd? Waarop moet hij letten en wat
doet hij beter niet?
Op 28 maart 2014 verscheen een nieuw, belangrijk KB
over de brandpreventie op arbeidsplaatsen. In onze
volgende InfoRisk staan we hier uitgebreid bij stil.

Infofiche:
Nieuwe norm over
kleding met hoge
zichtbaarheid
Juni 2014 InfoRisk
1
1-3
4-5
6
Voorwoord
Gebruik van
arbeids­
middelen
voor privé­
doeleinden
Wat
­verwachten
van een
bezoek van
de Arbeids­
inspectie?
Update
wetgeving
Copyright ©2014, Ethias. Alle rechten voorbehouden. – Deze nieuwsbrief is beschikbaar in 2 talen en werd conform de wet op het privéleven verstuurd. Indien u deze nieuwsbrief
niet meer wenst te ontvangen, uw gegevens wenst aan te passen, de nieuwsbrief in een andere taal wenst te ontvangen of contact met ons wilt opnemen, klik dan hier.
1
De volgende 4 cases bieden duidelijke antwoorden op deze
lastige vragen.
Situatie 1:
Werknemer kwetst zich tijdens gebruik van
machine
Er zal geen financiële tussenkomst zijn door de arbeidson­
gevallenverzekeraar. Want er is een essentiële voorwaarde
niet vervuld om van een arbeidsongeval te kunnen spre­
ken: het ongeval gebeurde niet “tijdens de uitvoering van
de arbeidsovereenkomst”. Het gaat om een ongeval in het
privéleven.
Dit wil zeggen dat de gewone ziekteverzekering instaat
voor de medische kosten en voor een vergoeding tijdens
een eventuele werkongeschiktheid.
En hoe zit het dan met de aansprakelijkheid?
De werkgever kan aansprakelijk gesteld worden als aan
volgende voorwaarden is voldaan:
• Het ongeval is te wijten aan een gebrek aan de machine
waarvan de werkgever op de hoogte was, en
• Bij het uitlenen heeft hij de werknemer hiervan niet op
de hoogte gebracht.
En er is nog meer: omdat er sprake is van lichamelijk letsel,
is strafrechtelijke vervolging mogelijk (onopzettelijke sla­
gen en verwondingen).
Het gerecht zal dan nagaan wie binnen de organisatie het
meest in aanmerking komt voor vervolging. Concreet zal
het gaan om de persoon of personen die zeggenschap heb­
ben over de staat van bedrijfsmiddelen en over het uitle­
nen ervan.
Tot slot moeten we nog iets zeggen over het
“zorgvuldigheidsprincipe”.
Dit principe zit immers achter de wettelijke bepaling dat
een uitlener eventuele gebreken aan een machine moet
melden aan de ontlener. Er staat nergens tot in detail uit­
geschreven wat dit zorgvuldigheidsprincipe betekent.
Daarom hangt de uiteindelijke beslissing ook deels af van
de interpretatie door de rechter.
In dit geval zal het zorgvuldigheidsbeginsel minstens bete­
kenen dat je als uitlener uitleg geeft over het correcte
gebruik van het arbeidsmiddel, dat je een veiligheids­
instructiekaart of gebruikshandleiding meegeeft enz. Zeker
als de werkgever weet dat de werknemer in kwestie niet
gewoon is om met bijvoorbeeld een kettingzaag te werken.
De verhuurder moet zeker zijn dat de ontlener de juiste
competenties heeft om het arbeidsmiddel te gebruiken.
Belangrijke nuance: het zorgvuldigheidsprincipe geldt voor
iedereen! Stel dat de werknemer een ontleende kettingzaag
doorgeeft aan zijn zoon, en bij het omzagen van de boom
raakt de zoon verwond, dan geldt de zorgvuldigheidsplicht
in de eerste plaats voor de ontlenende werknemer, en veel
minder voor de werkgever.
Situatie 2:
Machine wordt beschadigd of gaat verloren tijdens
bruikleen
De werknemer moet de machine die hij ontleent terug inle­
veren op de afgesproken tijd en in de staat waarin hij hem
in bruikleen heeft gekregen. Bovendien moet de werkne­
mer de machine gebruiken volgens de instructies van de
eigenaar-werkgever.
Als de werknemer het bedrijfsmiddel beschadigt, bij­
voorbeeld door een verkeerd gebruik, dan is hij aan­
sprakelijk voor de schade. Dit zou niet het geval zijn
als de schade zou ontstaan bij de uitvoering van de
arbeidsovereenkomst.
In dat geval zal de werkgever alle schade moeten vergoe­
den. En voor dit soort “contractuele aansprakelijkheid”
bestaat normaliter geen verzekering.
Infofiche:
Nieuwe norm over
kleding met hoge
zichtbaarheid
Juni 2014 InfoRisk
Bij teruggave moet de werkgever de staat van de ­ontleende
machine controleren. Elke schade of mankement dat niet
1
1-3
4-5
6
Voorwoord
Gebruik van
arbeids­
middelen
voor privé­
doeleinden
Wat
­verwachten
van een
bezoek van
de Arbeids­
inspectie?
Update
wetgeving

2
wordt opgemerkt bij teruggave, kan immers daarna een
arbeidsongeval veroorzaken.
Wanneer het arbeidsmiddel beschadigd wordt tijdens een
ongeval waarvoor een derde aansprakelijk gesteld kan wor­
den, dan zal dat in theorie niet beletten dat de werkgever
toch van de werknemer de teruggave of herstelling vraagt.
De werknemer kan zich dan wel tegen de aansprakelijke
derde keren. Of de werkgever kan zich rechtstreeks richten
tot de aansprakelijke derde of zijn verzekeraar.
Let op! De werknemer-ontlener kan niet aansprakelijk
gesteld worden voor normale gebruikssporen of slijtage.
Tot slot: de werkgever draagt als eigenaar het risico van
het verlies van de machine door toeval of overmacht.
Situatie 3:
Werknemer berokkent schade aan derden
aan voorzorg gemakkelijk in de schoenen van de werkge­
ver geschoven kan worden. Het is immers hij die toelaat
dat het personeel buiten de werkuren aanwezig is op de
werkplaats.
Daarom kan de werkgever in het arbeidsreglement best
bepalen dat de toegang tot de arbeidsplaats buiten de
arbeidsuren verboden is. En als hij afwijkingen op dit ver­
bod wil toestaan, moeten deze afwijkingen keurig worden
beschreven.
Conclusie
Het is duidelijk dat er heel wat risico’s op schade verbon­
den zijn aan het privégebruik van arbeidsmiddelen. Afhan­
kelijk van de concrete situatie waarin zich een voorval
voordoet, kunnen er verschillende juridische gevolgen uit
voortvloeien.
De werknemer is persoonlijk burgerlijk aansprakelijk voor
de schade die hij in het kader van zijn privéleven toebrengt
aan derden, ook wanneer dit gebeurt in het kader van een
activiteit met een geleend arbeidsmiddel. In veel gevallen –
afhankelijk van de concrete omstandigheden van het voor­
val – zal een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid het
risico dekken (bv. familiale verzekering).
Indien het gaat om een aanrijding met de bestelwagen van
de zaak, wordt het risico gedekt door de B.A. motorrijtui­
genverzekering, onderschreven door de werkgever. Hier
maakt het niet uit of de verplaatsing een beroeps- of privé­
activiteit was.
Let op! De B.A. motorrijtuigenverzekering dekt enkel de
schade die wordt toegebracht aan anderen, niet de licha­
melijke schade van de bestuurder in fout of de schade aan
het rijtuig. De werknemer die de bestelwagen in privétijd
leent en een ongeval in fout heeft, zal die schades zelf
moeten dragen.
Situatie 4:
Er ontstaat brand bij werken in werkplaats buiten
gewone werktijd
In dit geval zal de brandverzekering in principe de brand­
schade aan het gebouw vergoeden.
Of er ook een vergoeding is van brandschade aan uitrus­
ting en voorraden, en van bedrijfsschade, hangt af van de
onderschreven waarborgen.
De risico’s hebben niet altijd te maken met ongevallen; ze
kunnen ook juridisch-fiscaal van aard zijn.
We herhalen nogmaals dat je als werkgever best een dui­
delijke procedure opstelt en laat naleven i.v.m. gebruik
van arbeidsmiddelen door personeel in de privésituatie.
Deze procedure neem je dan op in het arbeidsreglement.
Voor sporadische gevallen kan je een uitleenbon opmaken
waarin naar deze procedure verwezen wordt.
Bovendien kan zich de vraag opdringen wie aansprakelijk is
voor de schade met het oog op strafvervolging of op terug­
betaling van de schade. Hierover beslist uiteindelijk de
rechtbank, maar het is duidelijk dat een eventueel gebrek
Infofiche:
Nieuwe norm over
kleding met hoge
zichtbaarheid
Juni 2014 InfoRisk

1
1-3
4-5
6
Voorwoord
Gebruik van
arbeids­
middelen
voor privé­
doeleinden
Wat
­verwachten
van een
bezoek van
de Arbeids­
inspectie?
Update
wetgeving
3
WELZIJN IN DE ONDERNEMING
Wat mag u verwachten van een bezoek van de
Arbeidsinspectie?
Benieuwd naar wat er u te wachten staat wanneer een
arbeidsinspecteur van het Toezicht op het Welzijn op het
Werk u met een bezoek vereert? InfoRisk ging het voor
u na.
De afdeling Toezicht op het Welzijn op het Werk (TWW) is
een onderdeel van de FOD WASO (Werkgelegenheid, Arbeid
en Sociaal Overleg). TWW doet inspecties inzake het welzijn van werknemers, zowel in bedrijven als bij instellingen
van de openbare sector. Enkel de Seveso-bedrijven vallen
onder de afzonderlijke Afdeling van het toezicht op de chemische risico’s.
Men kan er van uitgaan dat werkgevers die de welzijnsreglementering respecteren, hun professionele risico’s voldoende beheersen. Het positieve effect daarvan is dat
arbeidsongevallen verminderen in aantal en in ernst. Wanneer dat onvoldoende blijkt, dan vaardigt de wetgever
een nog beter beschermende reglementering uit. Veelal
gebeurt dit onder impuls van de Europese regels over
arbeidsbescherming.
TWW richt zich dus op compliance met de geldende reglementering door niet-conformiteiten op te sporen. Men gaat
op zoek naar elementen uit de welzijnsreglementering die
een werkgever niet respecteert.
Praktisch verloop
De inspecteur gaat na of de werkgever een adequate organisatie heeft voorzien om de risico’s voor zijn werknemers
te beheersen, en of hij zich daarbij in de mate van het
nodige laat bijstaan door experts. De inspecteur kijkt of de
overlegstructuren functioneren en geeft advies over hoe
de welzijnsreglementering moet worden geïnterpreteerd.
Bij voorkeur en waar mogelijk zet hij de werkgever aan tot
positieve maatregelen om in orde te zijn, eerder dan sancties op te leggen.
Tijdens het inspectiebezoek praat de inspecteur minstens
met iemand van de hiërarchische lijn, met de interne preventieadviseur en met vertegenwoordigers van de werknemers. Er kunnen diverse aspecten van het welzijnsbeleid
– zogenaamde “welzijnsrubrieken” – aan bod komen. De
inspectie zal zich de documenten ter zake laten voorleggen. Indirect voert de inspecteur ook een kwaliteitscontrole uit op het werk van de Externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk (EDPBW’s), en op dat van
de Externe diensten voor technische controle op de werkplaats (EDTC’s).
Volgende documenten worden frequent opgevraagd:
• identificatiedocument van preventiediensten;
• arbeidsreglement;
• naamlijsten van gezondheidstoezicht;
• rapporten van meest recente rondgangen van EDPBW;
• lijst van gevaarlijke stoffen en mengsels, met hun
locatie;
• instructienota m.b.t. gebruik van persoonlijke bescher­
mingsmiddelen (PBM’s);
• indienststellingsverslagen van arbeidsmiddelen;
• periodieke controles en keuringen;
• r isicoanalyses;
• arbeidsongevallensteekkaarten;
• laatste jaarverslagen;
• meest recente globaal preventieplan (GPP);
• jaaractieplan (JAP);
• maandverslagen van Interne Dienst voor Preventie en
Bescherming op het Werk (IDPBW)
• asbestinventaris;
• …
De inspecteur stelt in de verschillende welzijnsrubrieken
van zijn checklist vast of de werkgever al dan niet de reglementering respecteert. Voor elk van de rubrieken trekt hij
dan een inspectieconclusie.
De inspecteur heeft verschillende instrumenten voorhanden
wanneer hij een niet-conformiteit vaststelt. Dat kan gaan
van een corrigerend mondeling advies, over mondelinge
en schriftelijke waarschuwingen, tot het opleggen van een
maatregel, stopzetting van de activiteit, proces-verbaal en/
of strafvervolging.
Wie komt aan de beurt?
De regionale directies selecteren proactief de te bezoeken
werkgevers en richten hun inspectiecampagnes op de problematieken die ze in hun werkgebied vaststellen. Er zijn
ook nationale campagnes, waarin de focus kan liggen op
een sector, op specifieke arbeidsmiddelen enz.
Inspectiebezoeken kunnen ook het gevolg zijn van een
klacht of een ernstig arbeidsongeval. De arbeidsauditeur
kan een opdracht geven, maar dat is geen noodzaak om tot
actie over te gaan.

∆
Infofiche:
Nieuwe norm over
kleding met hoge
zichtbaarheid
Juni 2014 InfoRisk
1
1-3
4-5
6
Voorwoord
Gebruik van
arbeids­
middelen
voor privé­
doeleinden
Wat
­verwachten
van een
bezoek van
de Arbeids­
inspectie?
Update
wetgeving
4
Enkele cijfers voor 2012:
• De inspecteurs bezochten 13.873 vestigingseenheden. In
35% van de gecontroleerde welzijnsrubrieken stelde de
inspecteur een niet-conformiteit vast. De betrokken werk­
gevers kregen minstens een mondelinge waarschuwing.
• Daarnaast bezochten ze 14.725 werkgevers op tijdelijke
of mobiele bouwplaatsen met niet-conformiteit in 39%
van de geïnspecteerde werkzaamheden.
Lokale besturen
Ook de lokale besturen moeten de welzijnsreglementering
respecteren en worden erop gecontroleerd.
Maar moet u nu bang zijn voor een bezoek van de inspectie? Uiteraard niet. U heeft een preventieadviseur in dienst
en luistert naar zijn adviezen? U voert een actief welzijnsbeleid en heeft een dynamisch risicobeheersingssysteem
(DRBS) op maat? U vervult de verplichtingen van de welzijnsreglementering en alles is keurig gedocumenteerd?
Dan zit u goed en wordt een bezoek van de inspectie een
moment van trots.
Ziet de toestand er minder rooskleurig uit, dan is het
advies: maak er werk van! En denk eraan dat TWW in het
najaar een campagne plant in de lokale besturen. Deze zal
uitgevoerd worden door de regionale directies van OostVlaanderen en Luik.
Ten slotte nog iets over welzijn op het werk en de financiële crisis: lokale besturen staan voor moeilijke budgettaire
uitdagingen.
Dit mag echter niet tot gevolg hebben dat preventiediensten worden beperkt of dat arbeidsmiddelen niet meer worden beheerd. De crisis mag ook geen reden zijn om noodzakelijke vormingen en opleidingen uit te stellen.
Bij de ondernemingen zijn er traditioneel veel inspecties
bij metaal en houtverwerking, in de detail- en groothandel,
transport en horeca, en in de bouw.
De preventiedienst van Ethias organiseert basisopleidingen
en staat klaar om u te ondersteunen en bij te staan op vlak
van preventie.
In de publieke sector zien we onder meer inspecties bij
lokale besturen, bij de brandweer, in de zorg, … Sinds 1
januari 2014 worden ook de arbeidsongevallen van de Wet
67 geregistreerd bij het Fonds voor arbeidsongevallen. De
nieuwe informatie die dit project PUBLIATO oplevert, zal
TWW helpen om de werkgevers met hoge ongevalsfrequentie beter te detecteren en om z’n inspectiecampagnes
daarop af te stemmen.
En vergeet niet dat elke euro die u investeert in preventie
en veiligheid, zich voor het volle pond terugverdient!
Bijzondere dank aan Luc Van Hamme, adviseur-generaal en
afdelingshoofd van het Regionaal Toezicht op het Welzijn
op het Werk, voor zijn toelichtingen bij de realisatie van dit
artikel.

Infofiche:
Nieuwe norm over
kleding met hoge
zichtbaarheid
Juni 2014 InfoRisk
1
1-3
4-5
6
Voorwoord
Gebruik van
arbeids­
middelen
voor privé­
doeleinden
Wat
­verwachten
van een
bezoek van
de Arbeids­
inspectie?
Update
wetgeving
5
Update wetgeving
In deze rubriek krijgt u een overzicht van de belangrijkste
nieuwe en veranderde wetgeving over welzijn op het werk
zoals die verscheen in het Belgisch Staatsblad. In deze
editie komt de periode tussen midden december 2013 en
midden april 2014 aan bod.
1) Vervoer via de weg of per spoor van gevaarlijke stof­
fen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve
stoffen. Bericht, B.S., 30 december 2013,
.
2) Koninklijk besluit van 26 november 2013 tot wijzi­
ging, wat de etiketteringsvoorschriften betreft, van het
koninklijk besluit van 31 juli 2009 betreffende aero­
sols, B.S., 15 januari 2014,
.
3) Wet van 21 december 2013 tot uitvoering van de Ver­
ordening (EU) Nr. 305/2011 van het Europees Parle­
ment en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling
van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhande­
len van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn
89/106/EEG van de Raad, en tot opheffing van diverse
bepalingen, B.S., 20 januari 2014,
.
4) Koninklijk besluit van 21 december 2013 tot aanpas­
sing van de regelgeving betreffende het vervoer van
gevaarlijke goederen via de weg of per spoor aan de
wetenschappelijke en technische vooruitgang, B.S.,
22 januari 2014,
.
5) Koninklijk besluit van 26 januari 2014 waarbij alge­
meen verbindend wordt verklaard de collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 108 van 16 juli 2013, gesloten
in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de tijdelijke
arbeid en uitzendarbeid, B.S., 10 februari 2014,
.
6) Koninklijk besluit van 11 februari 2014 tot uitvoering
van de artikelen 31ter, § 1, tweede lid en § 3, eer­
ste lid, 31quinquies, vierde lid, 31sexies, § 2, derde
en vierde lid en 31septies, derde lid van de wet van
4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werk­
nemers bij de uitvoering van hun werk en van arti­
kel 13 van de wet van 27 december 2012 tot invoering
van de elektronische registratie van aanwezigheden
op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, B.S., 21 febru­
ari 2014, .
7) Decreet van 31 januari 2014 houdende instemming
met het verdrag nr. 189 inzake waardig werk voor
het huispersoneel, aangenomen door de Internatio­
nale Arbeidsconferentie in haar honderdste zitting in
Genève op 16 juni 2011, B.S., 24 februari 2014,
.
8) Wet van 26 januari 2014 tot wijziging van de wet van
15 april 1994 betreffende de bescherming van de
bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ionise­
rende stralingen voortspruitende gevaren en betref­
fende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Con­
trole, wat betreft het dosimetrisch toezicht, B.S., 10
maart 2014,
.
9) Koninklijk besluit van 9 maart 2014 tot wijziging van
een aantal bepalingen inzake interne diensten en eer­
ste hulp met betrekking tot lichte ongevallen en bij­
scholing van hulpverleners, B.S., 10 april 2014,
.
10) Koninklijk besluit van 19 maart 2014 tot wijziging van
het koninklijk besluit van 12 maart 2003 tot vaststel­
ling van de wijze en van de termijn van aangifte van
een arbeidsongeval, B.S., 10 april 2014,
.
11) Koninklijk besluit van 9 maart 2014 tot wijziging van
het koninklijk besluit van 11 maart 2002 betreffende
de bescherming van de gezondheid en de veiligheid
van de werknemers tegen de risico’s van chemische
agentia op het werk, B.S., 14 april 2014,
.

∆
Infofiche:
Nieuwe norm over
kleding met hoge
zichtbaarheid
Juni 2014 InfoRisk
1
1-3
4-5
6
Voorwoord
Gebruik van
arbeids­
middelen
voor privé­
doeleinden
Wat
­verwachten
van een
bezoek van
de Arbeids­
inspectie?
Update
wetgeving
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Daniel Pirotte, Prins-Bisschopssingel 73, 3500 Hasselt E-MAIL [email protected]
REDACTIE Dienst Preventie Ethias GRAFISCH CONCEPT Perplex, Aalst REALISATIE EN PRODUCTIE Kluwer, Mechelen
6
Juni 2014
Periodieke informatie
van de preventiedienst
InfoRisk
Nieuwe norm over kleding met hoge zichtbaarheid
In het Publicatieblad van de ­Europese
Unie van 28 juni 2013 en in het
­Belgisch Staatsblad van 2 juli 2013
werd een nieuwe norm gepubliceerd
over kleding met hoge zichtbaarheid
(EN ISO 20471:2013). Deze norm ­vervangt
de norm EN 471, die niet l­anger voldoet aan de fundamentele veiligheidsen gezondheidsvoorschriften die worden bepaald door de Europese richtlijn
betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen (Richtlijn 89/686/EEG).
Op basis van deze richtlijn eist de Belgische wetgeving
(KB van 13 juni 2005) dat werknemers die op en langs de
openbare weg werken bij de dagelijkse uitoefening van hun
functie worden beschermd door het dragen van kleding
met signaalfunctie.
Kleding met hoge zichtbaarheid zorgt voor een duidelijke
visuele signalering van de werknemer en is dus onontbeerlijk om zijn veiligheid te waarborgen.
Belangrijkste veranderingen in vergelijking met
vroegere norm EN 471
De belangrijkste vernieuwing is dat de norm EN ISO
20471:2013 een zichtbaarheid van de werknemers van 360°
oplegt.
De norm beschrijft uitvoerig de kenmerken van kleding die
voor bedekking zorgt van:
• alleen de romp (bv. mouwloos vest, hesje);
• de romp en de armen (bv. vest met mouwen, hemd, jas,
T-shirt);
• alleen de benen (bv. lange broek, short, bermuda,
werkbroek);
• de romp en de benen (bv. overal zonder mouwen);
• de romp, de armen en de benen (bv. overal met
mouwen).
Zichtbaarheid van 360°
Ongeacht het type van de hierboven omschreven kleding,
moeten de fluorescerende stof en de retroreflecterende
stroken rondom romp, armen en benen lopen zodat een
zichtbaarheid van 360° is gewaarborgd.
De breedte van de retroreflecterende stroken mag niet kleiner zijn dan 50 mm. Ook de afstand tussen twee retroreflecterende stroken moet ten minste 50 mm bedragen. Ten
slotte moet de laagste band zich op ten minste 50 mm van
de onderkant van het kledingstuk bevinden.
Kwaliteit en zichtbaarheidsklasse
Het materiaal waaruit de retroreflecterende banden
bestaan, moet van eenvormige kwaliteit zijn en voldoen
aan minimumwaarden op het vlak van retroreflectie. Hierdoor bevat het etiket niet langer informatie over de kwaliteit van dat materiaal maar alleen over de zichtbaarheidsklasse van het kledingstuk overeenkomstig de norm.
Wat het fluorescerend materiaal betreft, omschrijft de norm
vereisten voor drie types van fluorescerende kleuren: geel,
oranje-rood en rood.
Levensduur van het kledingstuk
Ook nieuw in de norm is de levensduur van het kledingstuk met hoge zichtbaarheid. De levensduur is voortaan
een criterium voor de certificatie. Waar de vroegere norm
zich beperkte tot het meten van de kwaliteit van de retroreflecterende stroken, beschrijft de norm EN ISO 20471 de
bestendigheidsvoorwaarden van de fluorescerende kleur
en van de retroreflecterende materialen, niet alleen bij het
onderhoud van de kleding (wassen, chemisch reinigen en
drogen) maar ook bij gebruik ervan, zoals koud opvouwen,
schuring, buiging, UV-bestendigheid, …
Welke kleding met hoge zichtbaarheid kiezen?
Zoals eerder al gezegd, dient kleding met hoge zichtbaarheid om een werknemer op de openbare weg of een persoon in een noodsituatie beter te zien.
De norm EN ISO 20471 omschrijft drie risiconiveaus, naargelang van de snelheid van de voertuigen en het type van
weggebruiker:
• laag risico;
• matig risico;
• hoog risico.
Infofiche | Juni 2014 | InfoRisk
01
Infofiche
VEILIGHEID DOOR ZICHTBAARHEID
Lage en matige risico’s
Eén enkel kledingstuk of een combinatie
Voor lage en matige risico’s is een kledingstuk met zichtbaarheid of verbeterde zichtbaarheid voldoende. Het gaat
om de kledingstukken die we gebruiken als voetganger of
fietser, d.w.z. als actieve weggebruiker. De norm is niet van
toepassing op deze twee risicosituaties.
Aan de voorwaarden van een klasse kan worden voldaan door het dragen van één enkel kledingstuk met hoge
zichtbaarheid (bv. een jas die de romp en armen bedekt
en waarop retroreflecterende stroken zijn aangebracht,
geldt voor klasse 3) of door een combinatie van twee
kledingstukken.
Hoog risico
Voor een hoog risico maakt de norm een onderscheid tussen drie klassen:
• hoog risico-klasse 1;
• hoog risico-klasse 2;
• hoog risico-klasse 3.
Dit zijn risico’s waaraan passieve weggebruikers worden blootgesteld, met name personen die zich op de weg
bevinden zonder betrokken te zijn bij de verkeersstromen,
zoals werknemers bij wegwerkzaamheden of personen in
een noodsituatie.
Zo kan door combinatie van twee kledingstukken van
klasse 2 een zichtbaarheid van klasse 3 worden bereikt. U
kunt dus opteren voor het vest (dat alleen de romp bedekt)
en dat combineren met een broek waarop retroreflecterende stroken zijn aangebracht (die de benen bedekken)
om klasse 3 te bereiken.
Een jas die romp en armen bedekt, gecombineerd met een
lange broek die de benen bedekt, voldoet uiteraard aan
klasse 3.
Beoordeling van het risico
• “Hoog risico – klasse 1” geldt voor wegen waar de toegestane snelheid lager of gelijk is aan 30 km/u.
• “Hoog risico – klasse 2” geldt voor wegen waar de toegestane snelheid lager of gelijk is aan 60 km/u.
• “Hoog risico – klasse 3” geldt voor wegen waar de toegestane snelheid hoger is dan 60 km/u.
Voor een “hoog risico – klasse 3” moet aan de werknemer
dus kleding met hoge zichtbaarheid van klasse 3 worden
bezorgd.
Klassen en zichtbare oppervlakte
Net als in de vroegere norm EN 471 heeft het onderscheid
tussen de klassen te maken met de vereiste minimumoppervlakte van zichtbaar materiaal in m2. De vereisten op
het vlak van de minimumoppervlakte stemmen overeen
met de vroegere norm EN 471.
Klasse 1: Basisgraad van bescherming
Fluorescerend materiaal: 0,14 m2; retroreflecterend materiaal: 0,10 m2; materiaal met gecombineerde kenmerken (dat
is materiaal dat zowel fluorescerende als retroreflecterende
eigenschappen heeft): 0,20 m2
Klasse 2: Intermediaire graad van bescherming
Fluorescerend materiaal: 0,50 m2; retroreflecterend
­materiaal: 0,13 m2
Klasse 3: Hoge graad van bescherming
Fluorescerend materiaal: 0,80 m2; retroreflecterend
­materiaal: 0,20 m2
Opgelet! Als u uw logo of andere onderscheidingstekens
en belettering aanbrengt op het fluorescerend of retroreflecterend materiaal, loopt u het risico dat het kledingstuk niet langer voldoet aan de door de norm vereiste
minimumoppervlaktes.
02
InfoRisk | Juni 2014 | Infofiche
Belangrijk is dat deze combinatie voldoet aan de minimumvereiste van zichtbaarheid naargelang van de beoordeling
van het risico op het terrein (werk overdag of ‘s nachts,
weersomstandigheden, …).
3 is beter
Aangezien klasse 3 altijd het hoogste niveau van zichtbaarheid biedt, dient bij een doeltreffende preventie de keuze
naar die klasse uit te gaan.
Mag de veiligheidskledij die conform is met de norm
EN 471 nog worden gebruikt?
Ja
De nieuwe norm is alleen van toepassing op fabrikanten
van dit type van kledij. Zij moeten zich sinds 1 oktober
2013 naar deze nieuwe norm schikken om te voldoen aan
de fundamentele veiligheids- en gezondheidsvoorschriften.
Het spreekt voor zich dat kledij die momenteel in gebruik is
en die voldoet aan de norm EN 471 tot de vervanging ervan
mag worden gebruikt om de aanwezigheid van werknemers
visueel te signaleren.
Maar…
Bij de aankoop van nieuwe kledij met hoge zichtbaarheid
moet u controleren of deze voldoet aan de voorschriften
van de nieuwe norm EN ISO 20471, want alleen die kledij is
voortaan in overeenstemming met de fundamentele veiligheids- en gezondheidsvereisten.
WERKKLEDIJ MET HOGE ZICHTBAARHEID (norm EN ISO 20471:2013)
Kledij 100% fluo + retroreflecterende stroken – Zichtbaarheid van 360°
klasse 1
Tuinbroek
Overal
Parka
klasse 2
klasse 2
klasse 3
klasse 3
Kleding klasse 3
Zichtbaarheid van het geheel
–
Kleding klasse 2
Kleding klasse 3
Kleding klasse 3
N.B. :
• Deze tabel geeft het klasseniveau weer dat wordt bereikt door de kleding, uitgaande van dragen van één of meer kle­
dingstukken waarvan de klasse wordt aangegeven op het etiket dat binnenin het kledingstuk is aangebracht.
• De plaats van de retroreflecterende stroken kan verschillen naargelang van de fabrikant.
• Kledingstukken die werden doorkruist zijn niet toegestaan want ze bevatten niet voldoende zichtbare oppervlakte (fluo
of stroken) om in overeenstemming te zijn met de norm.
Infofiche | Juni 2014 | InfoRisk
03
Infofiche
Kleding klasse 1
Vest en lange broek