Februari 2014

Nummer
26
Periodieke informatie
van de preventiedienst
InfoRisk
Februari 2014
ARBEIDSVRAAGSTUK
Voorwoord
Daniel Pirotte
Directeur B.O.A.R. Collectiviteiten en Ondernemingen
Beste verzekerde,
Elke dag doen werkgevers en hun personeel inspanningen om het veiligheidsniveau in hun instelling of onderneming naar een hoger niveau te brengen. Iedereen is
er steeds meer van overtuigd dat veiligheid en welzijn
waarden zijn die we niet alleen moeten koesteren, maar
waaraan we ook hard moeten werken.
Organisaties willen bovendien graag van elkaar
leren, want samen staan we sterker. Door ervaringen en
goede praktijken te delen, maken we de beste vooruitgang. En zijn we gemotiveerd om nog verder te gaan.
Vorig jaar vond de eerste editie van de “Ethias Prevention Awards” plaats. Een initiatief van Ethias om de
preventie-inspanningen van organisaties in verschillende categorieën te eren. Zes winnaars en acht bijkomend genomineerde finalisten zagen hun harde werk
op deze manier beloond.
Enkele thema’s die werden genomineerd: verkeersveiligheid, alcoholpreventie, veilig schoeisel en
veiligheidsopleidingen.
Dit jaar staat de wedstrijd ook open voor ondernemingen uit de privésector, de social profit en voor verenigingen. Klik na het lezen van deze “InfoRisk” zeker
door naar www.preventionawards.be, en bereid uw
inzending voor. Op die manier deelt u uw goede praktijk met de sector, en krijgt u de kans om uw organisatie in de bloemetjes te zetten. Want veiligheid gedijt
alleen in een positief klimaat.
Benieuwd wat deze “InfoRisk” u te bieden heeft?
Dit keer kijken we met een praktische blik naar drie
onderwerpen die onlangs een grondige wettelijke
update kregen en die voor ongeveer elke werkgever
relevant zijn: het bewijs van vakbekwaamheid voor goederen- of personenvervoer, de veiligheid van elektrische
installaties, en de aankoop en het gebruik van collectieve beschermingsmiddelen. Dit laatste onderwerp bieden wij u aan in een praktische Infofiche.
Regelmatig krijgt onze preventiedienst vragen over
de vakbekwaamheid van beroepsbestuurders, zowel
van werkgevers uit de privésector als vanuit openbare
besturen. Hamvraag is voor wie en wanneer nu het
vakbekwaamheidsattest nodig is. Wij bieden u een
praktisch overzicht, met dank aan Wegcode.be, BIVV,
FOD Mobiliteit en DrivOlution.
Richtlijn 2003/59/EG – die volledig is omgezet in Belgisch
recht – beoogt de kwaliteit van beroepsbestuurders in het
goederen- en personenvervoer over de weg te garanderen
door een systeem van aantoonbare “vakbekwaamheid”.
Vrachtwagen- en buschauffeurs kunnen het getuigschrift
van vakbekwaamheid verkrijgen door te slagen in een
theoretisch en praktisch examen “basiskwalificatie”. Het
praktische examen bestaat uit een rijtest op de openbare
weg en een praktische proef. De voertuigen waarmee de
kandidaten zich aanbieden in de exameninstelling, moeten – naargelang de voertuigcategorie – aan strikte eisen
voldoen.
Er is een getuigschrift van basiskwalificatie voor “groep
C” (vrachtwagens: rijbewijs C, C1, C+E, C1+E) en een ander
voor “groep D” (autobussen: rijbewijs D, D1, D+E, D1+E).
Wie het getuigschrift voor 1 groep heeft en het ook voor
de andere groep wil bekomen, moet enkel bijkomende, verkorte examens afleggen.
Het bewijs van vakbekwaamheid geldt voor 5 jaar. Het
wordt ingeschreven op het rijbewijs met een communautaire code “95” en met vermelding van de vervaldatum.
De beroepsbestuurder moet dus om de 5 jaar zijn rijbewijs
laten vernieuwen.
Nascholing
Tijdens die 5 jaar moet de bestuurder minimaal 35 uren
nascholing volgen. Dit laat hem of haar toe om het bewijs
van vakbekwaamheid opnieuw met 5 jaar te verlengen.
Anders dan voor de basiskwalificatie, geldt de nascholing
zowel voor groep C als voor groep D. De lessen worden
verstrekt door een erkend opleidingscentrum in modules
Veel leesplezier!
Infofiche:
Aankoop en gebruik
van collectieve
beschermingsmiddelen
Februari 2014 InfoRisk
Vakbekwaamheidsattest
voor beroepsbestuurders
praktisch bekeken
1
1-2
3-4
5
Voorwoord
Vakbekwaamheidsattest
voor beroepsbestuurders
Is uw
elektrische
installatie
in orde?
Update
wetgeving
Copyright ©2014, Ethias. Alle rechten voorbehouden. – Deze nieuwsbrief is beschikbaar in 2 talen en werd conform de wet op het privéleven verstuurd. Indien u deze nieuwsbrief
niet meer wenst te ontvangen, uw gegevens wenst aan te passen, de nieuwsbrief in een andere taal wenst te ontvangen of contact met ons wilt opnemen, klik dan hier.

1
van minstens 7 uren. Dat komt neer op een volledige werkdag per jaar. Ze beslaan de volgende domeinen (opgenomen in Bijlage 1 van het KB van 4 mei 2007):
• rationeel rijden op basis van veiligheidsvoorschriften
(zuinig rijden, defensief rijden, ladingzekering, …);
• toepassing van de voorschriften (rij- en rusttijden,
gebruik van tachograaf, …);
• gezondheid, verkeers- en milieuveiligheid, dienstverlening en logistiek.
De 5 te volgen modules nascholing moeten gespreid zijn
over de 3 domeinen. Bovendien moet er minstens 1 module
gevolgd worden over defensief of zuinig rijden, met daarin
3 of meer uren praktisch rijonderricht.
Vrijstellingen
Chauffeurs die hun rijbewijs C haalden vóór 10 september
2009 en autobusbestuurders die hun rijbewijs D haalden
vóór 10 september 2008, zijn vrijgesteld van de examenverplichting voor de basiskwalificatie. Zij moeten dat examen dus niet afleggen. Ze moeten wel respectievelijk vóór
10 september 2016 (rijbewijs C) of 10 september 2015 (rijbewijs D) de verplichte 35 uren nascholing bewijzen. Ook
zij moeten vóór de vervaldatum de vakbekwaamheid laten
inschrijven op het rijbewijs om de geldigheid ervan met 5
jaar te verlengen.
De vereiste van vakbekwaamheid geldt niet voor:
• het besturen van voertuigen met een maximumsnelheid
van ten hoogste 45 km/u;
• militaire voertuigen, brandweer, civiele bescherming,
handhaving van openbare orde en ritten bij noodtoestand of reddingsoperaties;
• testritten door bijvoorbeeld garagepersoneel;
• niet-commercieel goederen- en personenvervoer voor
privédoeleinden;
• vervoer van materiaal, apparatuur of machines die de
bestuurder voor zijn werk nodig heeft en waarbij dit vervoer niet de voornaamste activiteit van de bestuurder is.
Hiernaar moet men kijken in het licht van de opdracht,
niet in het licht van het beroep van de persoon. Wanneer
het de hoofdtaak is om vracht op te halen, weg te brengen en te leveren, dan moet de bestuurder het bewijs
van vakbekwaamheid hebben. Wanneer de werknemer
het materiaal ook zelf gebruikt in zijn activiteit, dan hoeft
de vakbekwaamheid niet.
Enkele voorbeelden om dit te verduidelijken:
Bewijs van vakbekwaamheid vereist
• Personeelslid van technische dienst brengt met vrachtwagen van gemeente tenten, kampmateriaal en bagage
voor jeugdbeweging naar kampplaats.
Infofiche:
Aankoop en gebruik
van collectieve
beschermingsmiddelen
Februari 2014 InfoRisk
• Personeelslid bij bouwbedrijf brengt met vrachtwagen
bakstenen en zand aan op 4 werven, en vervoegt op die
laatste werf zijn ploeg waar hij de laatste 2 uren van de
werkdag meewerkt in de ruwbouw.
• Personeelslid van centrale keuken werkt deeltijds om
maaltijden weg te brengen naar scholen en woonzorgcentra van het OCMW en naar gezinnen.
• Personeelslid van reinigingsdienst gaat container plaatsen op inzamelpunt voor eenmalige actie.
• Personeel van verhuisfirma rijdt met vrachtwagen.
• Leerlingenvervoer met het schoolbusje (meer dan 8 zitplaatsen, bestuurderszit niet inbegrepen) door een
opvoed(st)er die het grootste gedeelte van de dag in de
opvang staat.
Geen bewijs van vakbekwaamheid vereist
• Gemeentearbeider openbare werken brengt ploeg en
nodige materiaal vanop technische dienst naar tijdelijke
mobiele werkplaats, waar ze samen aan de slag gaan.
• Restauranthouder rijdt zelf naar vroegmarkt om zijn inkopen te doen.
VAKBEKWAAMHEIDSATTEST VERPLICHT?
NEEN
JA
Rijbewijs C, C-E, C1, C1+E,
D, D-E, D1, D1+E
Rijbewijs B, B+E, G
NEEN
•
•
•
•
•
Voertuig max. 45 km/u
Strijdkrachten
Brandweer
Openbare ordehandhaving
Privédoeleinden (niet
commercieel)
• Niet voornaamste activiteit bij
het vervoer van apparatuur,
machines, toestellen, …
NEEN
• Meewerkende bestuurder bij
het opbouwen en afbreken
van bv. feesttent, kerststal,
feestmaterialen, buffetten,
kampplaats, …
• Meewerkende bestuurder bij
de werkzaamheden op
werven (afhalen gereedschappen, machines, toestellen,
materialen, …)
• Bestuurder camionette
groendienst, Dienst der
Werken, …
• Bestuurder zoutstrooier,
wegsignalisatievoertuig, …
•…
JA
Vervoersactiviteiten zullen vroeg
of laat winst of verlies opleveren
en zijn geen privéactiviteiten
JA
Hoofdtaak rijden:
• Beroepschauffeurs
vrachtwagens en autobussen
• Bestuurder vrachtwagen
bouwonderneming,
huisvuilophaling, autobus
schoolvervoer, …
• Bestuurder vrachtwagen met
materialen jeugdkamp
• Bestuurder vrachtwagen van
bv. feesttent, kerststal,
feestmaterialen, buffetten,
kampplaats, …
• Bestuurder vrachtwagen van
gereedschappen, machines,
toestellen, materialen, … voor
een werf
•…

1
1-2
3-4
5
Voorwoord
Vakbekwaamheidsattest
voor beroepsbestuurders
Is uw
elektrische
installatie
in orde?
Update
wetgeving
2
ARBEIDSMIDDELEN
Is uw elektrische installatie in orde?
Met het KB van 4 december 2012 zijn de voorschriften
voor alle elektrische installaties op de werkplaats onder
eenzelfde regelgeving gekomen. Het KB bevat een kalender
voor de aanpassing van de oude installaties. De eerste fase
daarvan moest uitgevoerd zijn vóór 1 januari 2014. Bent u
nog mee?
Het belangrijkste principe uit het nieuwe KB is dat de werkgever verplicht is om een risicoanalyse uit te voeren en
preventiemaatregelen te treffen ter bescherming van de
werknemers. Deze verplichting geldt zowel voor oude als
voor nieuwe elektrische installaties.
• rechtstreekse of onrechtstreekse aanraking;
• ontladingen en lichtbogen;
• potentiaalspreiding;
• ophoping van energie, zoals in condensatoren;
• overspanningen, oververhitting of overstromen;
• spanningsdalingen en terug opkomende spanning;
• het gebruik van elektriciteit of het werken aan de
installatie;
• niet-elektrische effecten van het slecht functioneren.
Het KB somt ook de parameters op die men minimaal in de
evaluatie van de risico’s moet incalculeren:
• spanningsgebieden;
• absolute en relatieve conventionele grensspanning;
• aarding;
• uitwendige invloeden op de installatie, zoals temperatuur, vochtigheid, vreemde vaste lichamen, corrosie, vervuilende stoffen, belasting, trillingen, planten en dieren,
elektromagnetische invloed, zon, …;
• inplanting van installatie, al dan niet in exclusieve ruimte
van elektrische dienst;
• externe factoren.
Uit de risicoanalyse volgen dan de nodige preventiemaatregelen om de werknemers tegen de risico’s te beschermen.
De werkgever zal moeten aantonen dat zijn installatie veilig
is uitgevoerd, uitgebaat en onderhouden.
Opleiding, informatie en instructies
Materiële oplossingen alleen volstaan niet om de elektriciteitsrisico’s volledig te elimineren. Daarom neemt dit KB
verplichtingen inzake vorming, bekwaamheid en informatie op.
Uiteindelijk is het de bedoeling dat elke elektrische installatie voldoet aan de bepalingen van het AREI of een gelijkwaardige bescherming biedt. Voor oude installaties zijn
afwijkingen van het AREI mogelijk. Ze moeten wel voldoen
aan de minimale voorschriften uit Bijlage I van het KB. Is
dat nog niet het geval, dan legt het KB hiervoor een stappenplan met timing op.
Risicoanalyse
Het KB verplicht de werkgever om de gevaren voor het welzijn van de werknemers in de uitvoering van hun werk op
te sporen en te evalueren. Voor elektrische installaties kunnen deze gevaren te maken hebben met:
Infofiche:
Aankoop en gebruik
van collectieve
beschermingsmiddelen
Februari 2014 InfoRisk
De werkgever moet de nodige maatregelen nemen opdat
alleen mensen met de nodige bekwaamheid werkzaamheden op de installatie uitvoeren (opleiding en attestering
van BA4/BA5-personeel).
Hij zorgt ervoor dat de nodige instructies gekend zijn en
dat de hiërarchische lijn deze ook doet naleven.
Een EHBO-instructie met betrekking tot elektriciteit wordt
opgehangen op een geschikte plaats.
Verder moet er een dossier van de elektrische installatie
bestaan. Dat bevat de volgende elementen:
• schema’s en plannen van de elektrische installatie;
• afwijkingen ten opzichte van AREI-voorschriften, met
de conclusies van de risicoanalyse met betrekking tot
deze afwijkingen, een verantwoording en de genomen
preventiemaatregelen;

∆
1
1-2
3-4
5
Voorwoord
Vakbekwaamheidsattest
voor beroepsbestuurders
Is uw
elektrische
installatie
in orde?
Update
wetgeving
3
• berekeningsnota’s;
• verslag van gelijkvormigheidsonderzoek of van eerste
controlebezoek van oude installatie en de verslagen van
de laatste 2 controlebezoeken;
• bestaande instructies;
• lijst van werknemers BA4 en BA5 met vermelding van het
bevoegdheidsdomein en met de evaluatie die tot de toekenning van de bekwaamheid leidde.
Het KB legt geen verplichting tot aanstelling van een installatieverantwoordelijke op (zoals we die kennen uit artikel
266 van het AREI). Het is de werkgever die verantwoordelijk is voor de realisatie en het naleven van de verschillende verplichtingen.
Controles
Elke elektrische installatie moet een eerste keuring ondergaan vóór ingebruikname (gelijkvormigheidsonderzoek).
Er moet ook een gelijkvormigheidsonderzoek gebeuren na
elke omvangrijke uitbreiding of wijziging van de installatie.
De werkgever moet periodiek een controlebezoek laten
doen. Voor laagspanningsinstallaties moet dit minstens
elke 5 jaar. Hoogspanningsinstallaties moeten zelfs jaarlijks
een controlebezoek hebben, bovenop een minstens driemaandelijks veiligheidsnazicht.
Zowel het gelijkvormigheidsonderzoek als de controlebezoeken moeten gebeuren door een Externe Dienst voor
Technische Controle (EDTC). De dienst levert zijn verslag af
dat de conformiteit van de installatie met het AREI attesteert. De werkgever moet deze verslagen kunnen voorleggen in geval van controle.
Wanneer het verslag een tekortkoming aantoont, dan moet
de werkgever de nodige werken (laten) uitvoeren om de
installatie in overeenstemming te brengen. Het KB laat de
mogelijkheid open om de installatie in tussentijd in dienst
te houden. De werkgever moet dan wel een risicoanalyse
uitvoeren en de nodige maatregelen treffen om de veiligheid van de werknemers te verzekeren.
Merk op: het KB legt geen termijn op voor de aanpassingswerken aan de installatie. Het AREI doet dat wel: in artikel
274 heet het dat dit zonder vertraging moet gebeuren.
Alle elektrische installaties op de werkplaats
Eenvormigheidsonderzoek
• Voor ingebruikname van
door EDTC
de nieuwe installatie
• Na elke belangrijke
wijziging
Controlebezoek door EDTC:
• hoogspanningsinstallatie jaarlijks
• laagspanningsinstallatie
5-jaarlijks
Veiligheidsnazicht:
• hoogspanningsinstallatie 3-maandelijks
• laagspanningsinstallatie
niet
Risicoanalyse van de niet
conforme installatie
Uitvoeren van de nodige
“zonder vertraging”
aanpassingswerken
vastgesteld na controle of
risicoanalyse
Opmaken en bijhouden
van het dossier van de
elektrische installatie
Toekennen van de
kwalificatie BA4 en BA5
aan de werknemers (met
naam en bevoegdheid in het
dossier op te nemen)
Voorzien in de opleidingen
BA4/BA5 voor het personeel
dat de kwalificatie moet
krijgen
EHBO-instructie zichtbaar
op een geschikte plaats
Oude elektrische installaties*
Controleonderzoek
Uiterlijk 31 december 2013
door EDTC
Risicoanalyse van de niet
Uiterlijk 31 december 2014
conforme installatie
Uiterlijk 31 december 2016
Uitvoeren van de
aanpassingswerken om te
voldoen aan de minimale
voorwaarden van Bijlage 1
van het KB
Gedetailleerd
uitvoeringsplan dat
eventuele vertraging in
de aanpassingswerken
motiveert
Maximaal 2 jaar bijkomend
uitstel
* Installaties waarvan de uitvoering ter plaatse is aangevangen vóór 1 januari 1983
of vóór 1 oktober 1981 in inrichtingen zonder eigen elektriciteitsdienst met personeel
BA4 of BA5.
Hierna bundelen we voor u nog eens de verplichtingen en
respectieve deadlines in een schematisch overzicht.

Infofiche:
Aankoop en gebruik
van collectieve
beschermingsmiddelen
Februari 2014 InfoRisk
1
1-2
3-4
5
Voorwoord
Vakbekwaamheidsattest
voor beroepsbestuurders
Is uw
elektrische
installatie
in orde?
Update
wetgeving
4
Update wetgeving
In deze rubriek krijgt u een overzicht van de belangrijkste
nieuwe en veranderde wetgeving over welzijn op het werk
zoals die verscheen in het Belgisch Staatsblad. In deze
editie komt de periode tussen midden augustus 2013 en
midden december 2013 aan bod.
1) Ordonnantie van 26 juli 2013 betreffende de toegang tot en de uitwisseling van informatie over ondergrondse kabels, buizen en leidingen. Brussels Hoofdstedelijk Gewest. B.S., 3 september 2013,
.
2) Koninklijk besluit van 30 augustus 2013 tot wijziging
van het koninklijk besluit van 31 juli 2009 betreffende
het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren, B.S., 6 september 2013,
.
3) Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 11 juli 2013 betreffende de uitvoering
van bouwplaatsen op de openbare weg, B.S., 6 september 2013,
.
4) Koninklijk besluit van 30 augustus 2013 tot vaststelling van de minimale normen betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en de bijkomende uitrusting die de hulpverleningszones en de prezones ter
beschikking stellen van hun operationeel personeel,
B.S., 19 september 2013,
.
5) Wet van 1 september 2012 houdende instemming met
het Verdrag nr. 177 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende thuiswerk, aangenomen te Genève
op 20 juni 1996, B.S., 23 september 2013,
.
6) Koninklijk besluit van 30 augustus 2013 tot vaststelling van algemene bepalingen betreffende de keuze, de
aankoop en het gebruik van collectieve beschermingsmiddelen, B.S., 7 oktober 2013,
.
7) Koninklijk besluit van 18 oktober 2013 tot wijziging
van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende
algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen
en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, B.S.,
25 november 2013,
.
8) Ministerieel besluit van 21 november 2013 houdende
uitvoering van artikel 5 van het koninklijk besluit van
7 mei 2013 houdende uitvoering van artikel 20sexies
van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie
van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen,
voor ongevallen op de weg naar en van het werk en
voor beroepsziekten in de overheidssector, voor wat
betreft de regels voor de wijze van overdracht en doorstroming van de gegevens, B.S., 3 december 2013,
.
9) Ministerieel besluit van 21 november 2013 tot wijziging
van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot
uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk
besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, met
betrekking tot de medische criteria, B.S., 5 december
2013,
.
10) Koninklijk besluit van 1 december 2013 houdende
regeling van het Bestuur voor medische expertise, B.S.,
13 december 2013,
.
Niet te vergeten: het jaarverslag IDPBW ten laatste op 31 maart indienen!
De nodige gegevens omtrent de arbeidsongevallen en de modules voor berekening zijn beschikbaar via Extranet.
Een praktische gids vindt u in de Infofiche van het februarinummer 2011 van “InfoRisk”
.

∆
Infofiche:
Aankoop en gebruik
van collectieve
beschermingsmiddelen
Februari 2014 InfoRisk
1
1-2
3-4
5
Voorwoord
Vakbekwaamheidsattest
voor beroepsbestuurders
Is uw
elektrische
installatie
in orde?
Update
wetgeving
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Daniel Pirotte, Prins-Bisschopssingel 73, 3500 Hasselt E-MAIL [email protected]
REDACTIE Dienst Preventie Ethias GRAFISCH CONCEPT Perplex, Aalst REALISATIE EN PRODUCTIE Kluwer, Mechelen
5
Februari 2014
Periodieke informatie
van de preventiedienst
InfoRisk
Aankoop en gebruik van collectieve
beschermingsmiddelen
Met het recent gepubliceerde KB van
30 augustus 2013 tot vaststelling van
algemene bepalingen betreffende de
keuze en het gebruik van collectieve
beschermingsmiddelen, is een eind
gekomen aan art. 54quater van
het ARAB. Het begrip “collectieve
beschermingsmiddelen” heeft eindelijk
z’n plekje gevonden in de Codex.
Maar wat moet u hierover nu eigenlijk
weten?
Een CBM moet effectief zijn zonder een nieuw risico
te vormen
W
at vliegt de tijd! Meer dan 20 jaar geleden werd de
aanzet gegeven om tot een andere aanpak in de veiligheidsregelgeving te komen. De steriele benadering van
het ARAB, een set punctuele en strikte regels, maakte
plaats voor breed en algemeen geformuleerde doelstellingen. De wetgever gaf het op om een zeer gedetailleerde
wetgeving op te stellen. Het initiatief voor een veiligheidsbeleid lag vanaf nu bij de werkgever, die het beleid meer
aan zijn organisatie kon aanpassen. Begrippen als “dynamisch risicobeheersingssysteem”, “minimumeisen” en “risicoanalyse” kwamen centraal te staan.
Onder impuls van Europa werden gaandeweg heel wat van
de strikte regels uit het ARAB vervangen door nieuwe artikelen die werden opgenomen in de Welzijnswet en zijn
uitvoeringsbesluiten (KB’s). Het geheel is gebundeld in de
Codex op het Welzijn op het werk.
ARAB, art. 54quater
Artikel 54quater van het ARAB (het voorkomingsbeleid)
kende een eerste wijziging toen de aankoopprocedure voor
machines, installaties en gemechaniseerd gereedschap
opgenomen werd in het KB van 12/08/1993 betreffende het
gebruik van arbeidsmiddelen.
Meer dan 10 jaar later werd een tweede deel van het artikel opgeheven door het KB van 13/06/2005 betreffende het
gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s).
Nu verdwijnt ook het laatste restje van het artikel uit 1975.
De overblijvende bepalingen zijn immers door het KB van
30/08/2013 overgeheveld naar de Codex. In Titel VII Collectieve en individuele bescherming, vinden we een nieuw
hoofdstuk “Collectieve beschermingsmiddelen” (CBM’s).
De bepalingen zijn verduidelijkt. De structuur van het KB
ligt in de lijn van de huidige aanpak en is zeer analoog
met de structuur van de KB’s over gebruik van PBM’s en
arbeidsmiddelen.
Wat staat er nu zoal in dit nieuwe KB? Onze preventiedienst
zocht het voor u uit!
Toepassingsgebied en definitie: (art. 1 – art. 3)
Het besluit is van toepassing op werkgevers en werknemers, en op daarmee gelijk gestelde personen, zoals
bedoeld in artikel 2, §1 van de Welzijnswet.
Een CBM wordt gedefinieerd als elke beschermingsuitrusting die tot doel heeft de werknemer te beschermen tegen
één of meerdere gevaren die zijn veiligheid of gezondheid
op het werk kunnen in het gedrang brengen, evenals alle
Infofiche | Februari 2014 | InfoRisk
01
Infofiche
VAN ARAB NAAR CODEX
aanvullingen of accessoires die hiertoe bestemd zijn, en die
gelijktijdig de volgende kenmerken vertonen:
1. zo ontworpen en geïnstalleerd dat ze zo rechtstreeks
mogelijk inwerken op de oorzaak van het risico, zodat
dit risico maximaal wordt beperkt;
2. bestemd om, voorafgaand aan de uitvoering van het
werk, te worden geïnstalleerd;
3. van die aard dat de werknemer niet actief moet tussenkomen om zijn veiligheid en gezondheid op het werk te
verzekeren.
Noteer ook dat de CBM’s waarover we spreken geen onderdeel mogen vormen van een arbeidsmiddel. CBM’s die
onderdeel zijn van een arbeidsmiddel, vallen onder de
regelgeving betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen.
artikel gaat over de keuze van de toegangsmiddelen tot de
werkpost op hoogte. Eigenlijk gaat het om art. 6 §4 (aanbrengen van beveiligingsmiddelen om vallen te vorkomen).
Aankoopprocedure (3-groenelichtenprocedure):
(art. 12 – art. 14)
Zoals voor arbeidsmiddelen, installaties, PBM’s, … moet
voor iedere aankoop een bestelbon worden opgemaakt
waarin de vigerende wettelijke bepalingen en de eventueel
aanvullende eisen (resultaten van de risicoanalyse, regels
van goed vakmanschap, …) worden opgenomen. Eens dit
gebeurd is, wordt de bestelbon door de preventieadviseur
ondertekend.
Bij de levering moet de leverancier een document overmaken waarin hij verklaart dat het geleverde CBM voldoet aan
alle eisen opgenomen op de bestelbon.
Alvorens het CBM mag worden gebruikt, moet een indienststellingsverslag worden opgemaakt door de Interne Dienst
PBW.
Het geleverde CBM moet ook vergezeld zijn van een
instructienota voor installatie, gebruik, onderhoud en controle (art. 12, 5°).
Plaatsing en gebruik van een CBM: (art. 16 –art. 17)
Onderhoud en controle: (art. 21)
Maak
rechtstreeks
contact
met bewegende
of scherpe
delen
onmogelijk
Risicoanalyse en activiteiten: (art. 6 – art. 11)
Op basis van de algemene beginselen opgenomen in artikel
5 van de Welzijnswet, zal de werkgever de gevaren moeten
identificeren en proberen deze uit te schakelen door het
nemen van technische of organisatorische maatregelen. Pas
als dit niet kan, mag er worden gekozen voor het gebruik
van CBM’s om het risico te reduceren. De keuze van het
meest geschikte CBM om de werknemers te beschermen
tegen een bepaald risico, is op zijn beurt gestaafd op een
risicoanalyse waarbij rekening moet worden gehouden met
de KB’s opgenomen in Bijlage I van het besluit.
In Bijlage II wordt opgelijst voor welke activiteiten en
arbeidsomstandigheden CBM’s ter beschikking moeten
worden gesteld. Het gaat voornamelijk over werken op
hoogte. Hierin vinden we de opgeheven ARAB-bepalingen
betreffende de te nemen preventiemaatregelen voor de
bescherming van de werknemers tegen een val van meer
dan 2 m. De bijlage verwijst naar art. 6 §5 van het KB van
31/08/2005 m.b.t. tijdelijke werkzaamheden op hoogte. Dit
02
InfoRisk | Februari 2014 | Infofiche
De werkgever moet de nodige maatregelen treffen opdat
het CBM wordt geplaatst zoals voorzien in de instructienota. Indien de veiligheid afhangt van de wijze van installatie, moet de werkgever het CBM daarenboven laten controleren vóór ingebruikname. Na een montage op een andere
locatie moet deze controle opnieuw gebeuren.
Naast de hierboven aangehaalde controle vóór ingebruikname, voorziet het besluit ook in een periodiek onderhoud en een periodieke controle conform de instructienota. Dit moet ervoor zorgen dat het CBM tijdens de gehele
gebruiksduur blijft voldoen aan de toepasselijke bepalingen. De controles worden uitgevoerd door een deskundige persoon (intern of extern) na uitzonderlijke gebeurtenissen (transformatie, ongevallen, natuurverschijnselen,
lange periode van buitengebruikstelling). De bevindingen
en de controles moeten worden vastgelegd in een schriftelijk verslag.
De CBM’s die onderworpen zijn aan de wettelijke keuringen
door een EDTC, worden uiteraard verder gekeurd en tussendoor gecontroleerd.
De werkgever zorgt eveneens voor het juiste gebruik, voor
het juiste doel en waakt erover dat het CBM niet wordt uitgeschakeld (art. 20), verplaatst, veranderd of beschadigd.
Graag verwijzen wij ook naar:
• art. 6, 3° van de Welzijnswet: hierin wordt duidelijk
bepaald dat de werknemers de veiligheidsvoorzieningen
(CBM’s) niet willekeurig mogen uitschakelen;
• art. 13, 3° van het KB van 27/03/1998 betreffende het
Welzijnsbeleid: de hiërarchie moet een effectieve controle uitoefenen op o.a. CBM’s;
• art. 13, 6°: de hiërarchie wordt verplicht om de gegeven
instructies te doen naleven.
Opleiding en informatie: (art. 22)
Verbied het uitschakelen van CBM’s
Slotbepalingen:
Opgeheven bepalingen
(ARAB)
Art. 54quater
Art. 434.7.1 – 434.7.5
Art. 434.8.1 – 434.8.2
Art. 434.9.1 – 434.9.4
Nieuwe bepalingen
(Codex Titel VII)
Art. 12, art. 13 en art. 14
Bijlage II van het KB
Het is ondertussen alom gekend dat CBM’s voorrang hebben op PBM’s wanneer de risico’s niet uitgeschakeld kunnen worden of niet voldoende beperkt kunnen worden aan
de bron (maatregelen, methodes of procedés op het gebied
van arbeidsorganisatie).
Infofiche | Februari 2014 | InfoRisk
03
Infofiche
Om uiteindelijk op een juiste wijze te kunnen omgaan met
de gebruikte CBM’s, stelt de werkgever schriftelijke informatie en instructies betreffende het gebruik ter beschikking. De minimale inhoud wordt bepaald in art. 22, §1
van het besluit. Deze informatie en instructies moeten
voor de betrokken werknemer begrijpelijk zijn en worden
– zo nodig – aangevuld door de preventieadviseur en de
arbeidsgeneesheer. Ze worden voor gezien ondertekend
door de preventieadviseur.
Let op! Een CBM, hoe efficiënt ook, is enkel doeltreffend
als het effectief door de werknemer wordt gebruikt. De
rol van toezicht van de hiërarchische lijn op het verplichte
gebruik van CBM’s is dus van enorm groot belang. Het
niet naleven van deze verplichting door de hiërarchische
lijn is strafbaar.