inhoud - Plantijn Hogeschool

inhoud
FORUM, tweemaandelijks tijdschrift
uitgegeven door het
Koninklijk Conservatorium Antwerpen
AP-Hogeschool
issn 0779-7397
Hoofdredactie
Lieve Eeckhaut
Eindredactie
Lieve Eeckhaut
Redactie
Hans Dowit, Ann Lommelen,
Wilma Schneider, Kevin Voets
Tekstredactie
Roger Quadflieg, Wilma Schneider
Werkten mee
Kathleen Coessens, Hans Dowit,
Jan Dewilde, Fred Schalckens, Nicole Fux,
Christoph Grafe, Roger Qaudflieg
Redactie-adres
Desguinlei 25, 2018 Antwerpen
Tel.: 03-244 18 00 Fax: 03-238 90 17
E-mail: [email protected]
website: www.conservatorium.be
Vormgeving
Marie Vandevoorde
Coverbeeld
Fotograaf: Frederik Beyens
Forum thuis ontvangen?
neem contact via [email protected]
prima vista
Koers zetten naar een duurzame samenwerking
op kunstcampus deSingel 3
O&O
CorpØreal, het lichaam van de kunstenaar is aanwezig
interview
15
Koorzanger in de opera is een hondenstiel
21
Reizen door de Vlaamse tuin
24
Beroep: Pianist
8
parelvisser
heilig huisje
O&O
Julius J.B. Schrey met Red Star Line op concerttournee
29
vrienden
20 jaar Vrienden van het conservatorium
Kort
32
34
Agenda
38
Drukwerk
Drukkerij De Bie
Overname van artikels en illustraties is slechts toegelaten
mits uitdrukkelijke toestemming van de uitgever.
Tot onze grote spijt is er een foutje geslopen in de titel van een artikel in onze vorige editie.
Forum 1 september-oktober: Op pagina 10: O&O Elisabeth & Albert is de juiste titel van dit
artikel. Onze welgemeende excuses. De Redactie
1
De directie van het conservatorium heeft samen met
de Antwerpse economische, politieke, academische
en culturele gemeenschap in 1999 de Stichting
Conservatorium Antwerpen opgericht. Voorzitter van
de Stichting is Gouverneur Cathy Berx. De Stichting
stelt zich tot doel, door mecenaat, de uitbouw van het
conservatorium te stimuleren en de uitstraling ervan in
de Antwerpse regio te versterken. De Stichting stelt de
nodige middelen ter beschikking voor masterclasses,
studiebeurzen, instrumenten en het jaarlijks uitreiken
van de titel ‘maestro honoris causa’.
Inlichtingen: Ann Lommelen
T: 0032 (0) 3 244 18 06
[email protected]
Structurele partners van de Stichting Conservatorium Antwerpen zijn:
10 advertising - Bnp paribas Fortis private Banking - Cegelec - KBC - laboratoria wolfs
leasinvest real estate - lions Club antwerpen ter Beke - maintenance partners - piano’s
maene - sd worx - soudal - Yamaha music europe - Zurich insurance
2
prima vista
Koers zetten naar een duurzame samenwerking op
kunstcampus deSingel
door Nicole Fux
Tijdens het academiejaar 2012-2013
onderzocht Nicole Fux, in het kader
van een opleiding Cultuurmanagement
aan de Universiteit Antwerpen, de
mogelijkheden en uitdagingen rond de
samenwerking tussen het conservatorium en deSingel. De Kunstcampus
werd in detail onder de loep genomen.
In de samenwerking tussen het Londense Barbican Centre en de Guildhall
School vond ze interessant vergelijkingsmateriaal.
Een exploratief onderzoek naar de meerwaarde van een structurele samenwerking tussen deSingel en het Koninklijk Conservatorium Antwerpen
In 2008 verscheen in Forum een artikel waarin de vraag werd
gesteld wat er zo revolutionair was aan de kunstcampus die toen
op komst was en welke nieuwe vormen van artistieke creatie en
onderzoeksmethodes verwacht konden worden met de introductie ervan1 . Op dat ogenblik was de nieuwe vleugel nog in aanbouw. Sinds de opening ervan in oktober 2010 introduceerde
deSingel de nieuwe naam kunstcampus. Dit nieuwe tijdperk
werd ingeluid door de collectieve uitvoering van ‘in C’ van Terry
Riley, waarbij de in deSingel residerende ensembles en studenten van het conservatorium de handen in elkaar sloegen. Het
origineel samenwerkingsproject stond meteen symbool voor wat
een kunstcampus kan zijn. Het was een schakelmoment voor
zowel deSingel als het conservatorium: dankzij de uitbreiding
van de infrastructuur kon deSingel haar werking uitbreiden tot
het productieproces. Het conservatorium bracht haar opleidingen dans en drama naar de campus, waardoor een volwaardige
multidisciplinaire opleiding podiumkunsten mogelijk werd.
Sindsdien groeiden er spontaan diverse pilootprojecten tussen deSingel, het conservatorium en andere artistieke ensembles in huis: het project LAbO met Champ d’Action, VENN
met Eastman, de Orkestacademie met deFilharmonie, de recent
3
geopende kunstcampusleeszaal, workshops, lecturerecitals… Hiermee zijn lang niet alle mogelijkheden
ontgonnen. In december 2012 vond een overlegvergadering plaats tussen deSingel en het conservatorium, waarbij werd nagedacht over de verdere concrete invulling van het concept kunstcampus. Kort
daarna stelde deSingel me voor om in het kader van
mijn masteropleiding Cultuurmanagement aan de
Universiteit Antwerpen een onderzoek uit te voeren
naar de mogelijkheden voor een structurele samenwerking op de kunstcampus2 . Het werd een boeiend onderzoek, waaraan tal van medewerkers van
deSingel en het conservatorium meewerkten. Ook
ervaringen van enkele buitenlandse kunstcampussen werden onderzocht. In wat volgt geef ik graag
enkele highlights weer van dit onderzoek.
In een eerste deel van het onderzoek gingen we na
wat het concept kunstcampus eigenlijk is. Hoewel
de term voorkomt in beleidsplannen en programma’s van zowel deSingel als het conservatorium was
het van bij aanvang allerminst duidelijk wat de term
precies inhoudt. Door de verschillende visies bij elkaar te leggen ontstond een omschrijving van de
kunstcampus als een optimale plek voor transmissie
tussen kunst, onderwijs en onderzoek: de kunstcampus als katalysator voor de interactie tussen student,
(pre)professioneel en publiek, een plaats waar een
synergie tot stand kan komen tussen de verschillende kunstdisciplines, en waar leren, tonen en maken
één zijn. De kunstcampus wordt gekenmerkt door
drie gemeenschappelijke doelstellingen: het ontwikkelen van artistiek talent, het ontwikkelen van de artistieke praktijk en het valoriseren van kunst.
Op dit ogenblik zijn er vier soorten samenwerkingsprojecten op de kunstcampus:
1.Activiteiten waarin reflectie over kunst centraal staat en die open staan voor een breed publiek.
2.Activiteiten waarbij de artistieke praktijk
4
centraal staat en knowhow wordt overgedragen van
de professional naar elke geïnteresseerde luisteraar.
3.Activiteiten waarbij het experiment centraal
staat: het is een ruimte waarin een artistieke productie tot stand komt door samenwerking tussen gevestigde kunstenaars en kunstenaars in wording.
4.Permanente ondersteunende diensten die
deel uitmaken van de site en openstaan voor alle bezoekers.
Enkele medewerkers stelden voor kunsteducatieve activiteiten toe te voegen, gerealiseerd door
studenten en gericht naar een brede doelgroep van
jongeren.
Een samenwerking is een complexe zaak en niet
alle samenwerkingen realiseren hun volledig potentieel. Daarom is het belangrijk na te gaan wat
de voor- en nadelen zijn en deze tegen elkaar af te
wegen. De belangrijkste voordelen van de samenwerking zijn de wederzijdse bundeling van krachten en de daaraan gekoppelde versterking van het
gezamenlijk innoverend vermogen. Verder maakt
de samenwerking ook een rationele inzet van overheidsmiddelen mogelijk, deSingel en het conservatorium hangen immers af van subsidies van de Ministeries van respectievelijk Cultuur en Onderwijs.
Een bijkomend voordeel is dat de samenwerking de
positie van de beide organisaties in het kunstenveld
kan versterken.
In een tweede deel van het onderzoek onderzochten we hoe de samenwerking op dit moment
verloopt. Er is een enorm potentieel aanwezig door
de complementariteit van de organisaties die op de
campus huizen. Betrokkenheid en enthousiasme
zijn erg groot en ook het unieke gebouw is een enorme troef voor de samenwerking. Anderzijds stelden
we vast dat een aantal voorwaarden ontbreken om de
samenwerking succesvol verder te ontwikkelen. Het
belangrijkste probleem is dat er geen algemeen ge-
dragen gemeenschappelijke visie is over de samenwerking, wat nochtans een essentiële voorwaarde is
om tot een duurzame samenwerking te komen. Een
tweede probleem stelt zich door de tegengestelde belangen die er zijn tussen het conservatorium en deSingel. Zo heeft de term ‘kwaliteit’ verschillende betekenissen: voor deSingel primeert de kwaliteit van
het eindproduct, voor het conservatorium de kwaliteit van het leerproces. Er zijn nog meer belangentegenstellingen die moeten uitgeklaard worden om
tot een perfecte win-win situatie te kunnen komen:
Afbeelding 1: tegengestelde belangen
Een derde probleem is dat er momenteel geen
management is voor de samenwerking. De projecten
ontstaan ad hoc, maar er is geen specifieke organisatiestructuur, noch een gefaseerd plan. Dat is evenwel
nodig om de samenwerking succesvol verder te zetten.
Hoe pakken andere kunstcampussen dit dan aan?
We onderzochten enkele campussen in het buitenland en zagen dat er diverse mogelijkheden zijn voor
een samenwerkingsstructuur, gaande van losse ad
hoc projecten over kleine samenwerkingscellen, gedeelde administratieve diensten tot zelfs een fusie
tot één enkele organisatie. We stelden vast dat overal
dezelfde uiteenlopende belangen voorkomen, die
worden opgelost door veel vertrouwen en overleg.
De campus Barbican Centre - Guildhall school in
5
London trok onze aandacht vanwege de vele parallellen met deSingel/conservatorium, zowel op het vlak
van de infrastructuur, geschiedenis als werking. Het
kunstcentrum Barbican profileert zich als multidisciplinair en heeft naast een programma van podiumkunsten ook een filmhuis en tentoonstellingszalen.
Guildhall School biedt opleidingen muziek, drama
en podiumtechniek. Beide organisaties huizen in
een aparte vleugel van eenzelfde gebouwencomplex
dat dateert uit de jaren ’80.
Meer dan 30 jaar waren Barbican en Guildhall
naaste buren zonder echt samen te werken. Daar
kwam 6 jaar geleden verandering in. De impuls
voor deze verandering kwam door een combinatie
van twee factoren: een directiewissel in beide organisaties en een veranderend politiek landschap. Er
werd ernstig bespaard op onderwijs en cultuur en
tegelijkertijd bood de overheid mogelijkheden om
extra middelen te verwerven voor kunsteducatie.
Barbican, Guildhall en het in Barbican residerende
London Symphony Orchestra verenigden hun krachten om subsidies aan te vragen voor een gezamenlijk
project.
Een troef voor de samenwerking in Barbican was
dat er van bij aanvang al een grote overlap was tussen de missies: Barbican had een eigen uitgebreide
kunsteducatieve dienst Barbican Creative Learning
Division, Guildhall School organiseerde uitstralingsactiviteiten rond cultuurparticipatie onder hun
dienst Guildhall Connect. En ook het London Symphony Orchestra had een eigen kunsteducatief programma Discovery.
De samenwerking in Barbican is een proces van
jaren dat in drie fasen werd uitgevoerd. In een eerste
fase werd een gedeeld administratief platform opgericht waarin de financiële diensten en de dienst
HRM van Barbican en Guildhall werden samengebracht. Deze gemeenschappelijke structuur bleek
6
een enorme stimulans te geven aan de artistieke samenwerking. In een tweede fase, drie jaar later, werd
de gemeenschappelijke divisie Creative Learning
opgericht. Dit is het hart van de huidige artistieke
samenwerking. Het departement is een versmelting
van Guildhall Connect en Barbican Creative Learning Division. De dienst wordt gefinancierd door
Barbican en Guildlhall en staat onder leiding van
een afzonderlijke directeur. Deze divisie groeit jaar
na jaar en bereikt momenteel met haar programma
zo’n 40.000 toeschouwers. De derde fase van de
samenwerking in Barbican is net van start gegaan
met de recente opening van het nieuwe gebouw voor
Guildhall School, Milton Court, waarin wordt vanaf
dit jaar de opleiding drama is gehuisvest. Het gebouw en de nieuwe concertzaal zullen ook gebruikt
worden door Barbican en verhuurd aan externe organisaties.
Wat houdt de artistieke samenwerking in Barbican dan juist in? Voor Guildhall School is het doel
van de samenwerking vooral de studenten te engageren in een artistieke context en ze in te zetten voor
kunsteducatieve projecten in verschillende buurten
van London. Barbican wil de relatie met het publiek
intensifiëren en het publiek initiëren in de kunsteducatieve programma’s. Een ander doel van Creative Learning is om nieuwe kunstvormen te ontwikkelen. Concreet bestaat de werking uit twee polen:
Creative and Professional Practice en Participatory
Practice. De eerste pool richt zich op artistieke ontwikkeling, de tweede focust op het ontdekken van
talent door participatieve projecten te organiseren
voor een zo breed mogelijk publiek. Creative Learning organiseert vier programma’s, elk voor een welbepaalde doelgroep:
1.
Het educatieve programma richt zich op
jongeren en op communities in de ruimere zin.
2. Het undergraduate programma richt zich
tot alle bachelorstudenten van Guildhall. Zo worden
studenten aangezet te experimenteren met crossoutkunst. Creative Learning organiseert voor hen
ook lessen over cultuurmanagement, netwerking,
speeddating, samenwerkingsvaardigheden.
3.
Het masterprogramma Leadership wil
een vernieuwende kijk geven op multidisciplinaire
kunstvormen en participatief werk. Studenten in
deze masteropleding krijgen een eigen platform in
de ‘offside’ buurten van London en mogen daar experimenteren.
4. Het vierde programma is permanente vorming voor artiesten in elk stadium van hun loopbaan. Iedereen kan een aanvraag indienen voor dit
laboratorium. De geselecteerde projecten krijgen
een experimenteerruimte aangeboden in Barbican.
Momenteel wordt er ook een plan ontwikkeld voor
een nieuwe bacheloropleiding over actuele kunstvormen zoals street art en beebop.
De succesfactoren voor de samenwerking in Barbican zijn divers. Uit onderzoek is gebleken dat de
gemeenschappelijke structuur alvast de samenwerking3 ten goede kwam: zowel de gedeelde administratieve diensten als de gemeenschappelijke cel
Creative Learning zijn een katalysator voor de artistieke samenwerking . Een andere succesfactor is
de gezamenlijke ontwikkeling van een gedeelde visie. Sinds de cel Creatieve Learning over een eigen
missie beschikt is de richting van de samenwerking
voor iedereen duidelijk en kan deze helder worden
gecommuniceerd, zowel intern als extern. Beslissingen worden makkelijker genomen en er is een stevige basis voor een strategisch plan voor de toekomst.
Tot slot is het succes ook te danken aan een goede
overlegcultuur. Op alle niveaus van de organisaties
is er overkoepelend overleg. Het is ingebed in de dagelijkse werking.
Elke samenwerking is uniek. Het conservatorium
van Antwerpen heeft een dansopleiding, Guildhall
heeft dat niet. Daar waar Barbican inzet op kunsteducatie, wil deSingel eerder inzetten op productie. De
context is anders, ook voor de verwerving van middelen. Zeker is dat kunstcampus deSingel een enorm
potentieel heeft voor het ontwikkelen van een unieke kunstcampus. Veel medewerkers van de huidige
samenwerkingsprojecten zien het als een boeiende
uitdaging om hiermee verder te gaan en brachten tal
van suggesties aan. Zaak is nu de dialoog te openen,
samen te kijken wat de mogelijkheden zijn, en te beslissen welke gemeenschappelijke koers deSingel en
het conservatorium eventueel willen varen. Er is al
een startschot gegeven met een overlegvergadering
in december. We kijken met nieuwsgierigheid uit
naar de volgende episode van de samenwerking op
Kunstcampus deSingel.
1. Dowit, H., Voets, K. (2008). De Internationale Kunstcampus. Close Encounters of the
Third Kind? Forum 3 0809, tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door het Koninklijk
Conservatorium Artesis Hogeschool Antwerpen
2. FUX, N. (2013). Koers zetten naar een duurzame samenwerking op kunstcampus deSingel. Een exploratief onderzoek naar de meerwaarde van een structurele samenwerking
tussen deSingel en het conservatorium van Antwerpen. Proefschrift ingediend tot het
behalen van de graad van master in Cultuurmanagement. UA, Antwerpen, niet gepubliceerd.
3. Renshaw, P. (2011). Working together. An inquiry into creative collaborative learning
across the Barbican-Guildhall Campus. Geraadpleegd via http://www.gsmd.ac.uk/fileadmin/user_upload/files/Research/Working_Together___final_version.pdf
7
o&o
CORPØREAL
Het lichaam van de kunstenaar is aanwezig
door Kathleen Coessens
Voor u deze tekst begint te lezen,
nodig ik u uit uw lectuur artistiek in te
leiden of te begeleiden met de muziek
van Lachenmann’s Tema1 en/of met
de foto’s van Abramovic performance
‘the artist is present’2, of nog even de
monoloog van Agrado in Pedro
Almodóvar’s film Todo sobre mi
madre3 te bekijken
The artist is present
“Performance is the moment when the performer, with his
own idea, steps in his own mental-physical construction in front
of the audience in a particular time.” Abramovic, interview 20104.
Wie Marina Abramovic – hedendaags perfomer – kent, heeft
misschien in bovenstaande titel een knipoog gezien naar haar
performance ‘the artist is present’, een onderdeel van de retrospectieve tentoonstelling van haar werk in het MOMA van 14
maart tot 31 mei 2010. Gedurende drie maanden was Abramovic
zelf aanwezig in het museum. Zij zat op een stoel gedurende
de volledige openingstijd van het museum en mensen konden
vrijblijvend tegenover haar gaan zitten, in alle stilte. De artistieke
performance bestond uit de lichamelijke aanwezigheid van de
artieste en de uitwisseling – de performance – die plaatsvond
tussen de kunstenaar en de genodigde. Een blik, een gewaarwording, een interpretatie, een gevoelen, een (h)erkenning werden
mogelijk in die stille dimensie van lichamelijke presentie. Sommige bezoekers bleven slechts enkele minuten zitten, anderen
gingen het experiment aan voor uren. In Abramovic’ stille en
kalme, maar zeer intens expressieve lichamelijke aanwezigheid
1. http://callithumpianconsort.bandcamp.com/track/helmut-lachenmann-tema
2. http://www.moma.org/interactives/exhibitions/2010/marinaabramovic/
3. http://www.youtube.com/watch?v=iBh2PGBDn1Q&list=PL4DB95A69F2B30F8C
4. http://www.moma.org/interactives/exhibitions/2010/marinaabramovic/marina_perf.html
5. http://www.moma.org/explore/inside_out/2010/06/03/marina-abramovic-the-artist-speaks
8
begonnen sommigen stil te huilen, terwijl anderen
peinzend staarden of nog rustig glimlachten. De retrospectieve werd getransformeerd tot een levende
performance en improvisatie, waarin (het lichaam
van) de kunstenaar de zintuiglijkheid en de zelfreflectie van eenieder diep aansprak5. De beelden van
de verschillende deelnemers zijn ontroerend, uitnodigend, intrigerend.
Een performance is een mentaal-fysische constructie, gecreëerd door een podiumkunstenaar voor
een publiek, met een publiek, zoals Abramovic zegt.
Het is die ‘mentaal-fysische constructie’ die ik hier
in het perspectief van onderzoek in de kunsten als
thema wil plaatsen. In deze tekst wil ik dan ook een
pleidooi houden voor artistiek onderzoek naar de
lichamelijkheid van de kunstenaar in de podiumkunst.
The body is present
We zijn begin 21ste eeuw, overladen met media
en technologie, op zoek naar virtuele connecties en
experimentele identiteiten, ge-’fotoshopte’ lichamen
en gereconstrueerde organen en vormen. We kunnen verschillende, gelijktijdige dimensies van ruimte en tijd beleven, waarbij we vele levens hebben en
alles kunnen overwinnen. We denken als het ware te
kunnen ontsnappen aan de materialiteit, aan de enveloppe en aan de kwetsbaarheid van het menselijk
lichaam.
Maar in dit begin van de 21ste eeuw worden we
echter ook telkens weer geconfronteerd met de fysieke en gevoelsmatige eigenschappen van het menszijn, aangevallen en vernederd, door en door kwetsbaar in ziekte, oorlog of rampen, zonder enige kans
pijn en ontreddering, eigen aan de lichamelijkheid
en zintuiglijkheid van de mens, te kunnen ontlopen.
Vreemd genoeg gebruiken we dan diezelfde virtuele media, gsm, internet, om te communiceren hoe
reëel die pijn is.
We staan meestal niet stil bij de eigentijdse paradoxen van af- en aanwezigheid, virtualiteit en realiteit van het lichaam. We vergeten de schier eindeloze reeksen van transformaties die technologie
en cultuur veroorzaken in de menselijke ervaring en
beleving van het lichaam. We ‘beleven’ en ‘ervaren’,
zij het reëel, zij het virtueel, maar altijd vanuit onze
lichamelijke en kwetsbare gevoelsmatigheid.
De ontwikkeling van technologische mogelijkheden en culturele media confronteren ons permanent
met de aan- en afwezigheid van het lichaam. In de
kunst wordt die paradox als thema of zelfs als methode uitgediept.
Roland Barthes toonde in zijn tekst Camera Lucida
al aan hoe de foto van zijn overleden moeder, door
het medium van de fotografie, plots die gevoelsmatige ‘aanwezigheid’ en lichamelijkheid naar voren
brengt. Meer recent, in de film Todo sobre mi madre
van Pedro Almodóvar (1999), speelt het personage
Agrado een geïmproviseerde monoloog, waarin zij
de authenticiteit van haar door esthetische chirurgie
gereconstrueerde droomlichaam uiteenzet. Is dat
lichaam nog een echt lichaam? Waar ligt de relatie
tussen zintuiglijke indrukken en lichamelijke idealen, tussen culturele invloed en persoonlijke expressie, tussen performance en dagelijks leven?
Serge Verstockt’s recente opera Hold Your Horses
maakt ons attent op hoe amateuristische gsm-filmpjes het lichamelijke (en geestelijke) leed van de ander – zoals van de zelfverbranding van monniken die
protesteren – die we eigenlijk niet kennen, in onze
huiskamer brengen. Maar in diezelfde opera wordt
deze lichamelijke en toch onwezenlijke realiteit van
de ongekende medemens geplaatst naast de aanwezigheid van een virtuele prima donna – een knipoog
9
naar het Japanse virtuele popidool Hatsune Miku,
dat als 3D-zangeres hele zalen tot extase brengt.
Hebben we dan geen belichaamde kunstenaars,
geen performers meer nodig?
De nieuwe technologie en media veroorzaken tal
van feedback-loops die lichaam en output verbinden
en transformeren. Zij creëren nieuwe mogelijkheden, onverwachte uitkomsten en experimenten over
en in lichamelijkheid: over kijken en bekijken, tonen
en vertonen, reëel en virtueel, innerlijk en uiterlijk.
Maar aan de menselijke fundamentele lichamelijkheid en haar mogelijkheden kunnen zij niet ontsnappen.
The body of the artist is present
Aldus blijven we podiumkunstenaars opleiden,
goed beseffend dat het lichaam van de artiest het medium én het punt van oscillatie is dat kunst mogelijk
maakt; goed wetend dat dat specifiek menselijk lichaam dat getraind kan worden als geen ander dier,
dat lichaam met zijn eigen fysieke en sensoriële, visuele, haptische en auditieve mogelijkheden, in staat
is het esthetische, het schone, het lelijke te ervaren,
te transformeren, te creëren. Podiumkunstenaars
negotiëren kunst met hun lichaam. Zij zoeken naar
een evenwicht tussen de objectieve voorwaarden
voor het creëren van kunst en de subjectieve aanwezigheid van het lichaam dat deze voorwaarden moet
(h)erkennen, tussen de inherente mogelijkheden
van het omringend materiaal en de lichamelijke vertaling van een artistiek idee. Dat evenwicht is kwetsbaar. De objectieve voorwaarden en de inherente
mogelijkheden van het omringend materiaal wijzigen, maar de gevoelsmatigheid van het lichaam blijft
acuut aanwezig.
Het lichaam van de kunstenaar kan die bestaande
praktijken en esthetische en sensoriële ervaringen
10
in vraag stellen. Zo zoekt de componist Helmut Lachenmann experimentele mogelijkheden die leiden
tot een nieuwe lichamelijke en perceptuele benadering van klank en instrument. Hij leert ons in zijn
compositie Tema (van Atem, adem) esthetisch te
luisteren naar wat ademen is, als basis voor het leven, voor het beleven. Het muziekwerk esthetiseert
de adem in al zijn vormen, in twijfel, in haast, schurend, levendig, pijnlijk, en stelt zo niet enkel een
fundamentele lichaamsdaad – ademen – maar ook
de grenzen van de lichamelijkheid van de performer
en diens interactie met het traditionele instrument
in vraag.
Abramovic confronteert ons in haar performancewerk voortdurend met de impact die de lichamelijke
aanwezigheid en de performance als performance,
als actie, als daad op een publiek heeft. Het lichaam
van de podiumkunstenaar roept vragen op. Vragen
naar de grenzen tussen alledaagse daad en artistieke
performance, tussen discipline en improvisatie, tussen het fysische en het esthetische, tussen impressie
en expressie, innerlijk en uiterlijk, tussen culturele
discours en spontaneïteit, tussen af- en aanwezigheid. Welke talen uit het lichaam, welke talen aanvaardt het lichaam?
Het lichaam van de kunstenaar is complex. Het
toont zich meervoudig en terzelfder tijd verstopt het
zich achter de kunstuiting. Een eerste vertoningsvorm van het lichaam in een kunstpraktijk is deze
van een drager van expertise of de ‘kunde’. Het lichaam toont zich als een fysieke structuur die bepaalde discours op kan nemen – denk maar aan de
klassieke pianist versus de jazzpianist. Door die lichamelijke praktijk of expertise in een bepaald discours is het lichaam van de kunstenaar een fysieke
informatiebron en precies instrument. In domeinen
van uitvoeringspraktijk kan die expertise zich uiten
als een levend archief van kunstwerken. Ten tweede,
om dat discours te uiten, moet het lichaam ‘performen’, handelen, actie ondernemen en de vastgelegde codes van een kunstwerk of de esthetische ideeën
van een kunstvorm omzetten in een interpretatie,
een uitvoering, een improvisatie. Deze tweede vertoningsvorm is het lichaam als medium, als fysieke
en betekenisgevende, dynamische schakel in een
actienetwerk. De performer als schakel tussen partituur en instrument, tussen instrument en klank,
tussen choreografische score en ruimte, tussen idee
en uitdrukking, tussen tekst en actie. Tot slot is het
artistieke lichaam ook een sensoriële ontvanger,
een receptiekanaal dat betekenis kan geven aan de
zintuiglijke informatie en ervaring. Vanuit die waarneming en sensibiliteit kan de kunstenaar weer de
twee andere rollen opnemen en kan hij of zij interageren met andere artiesten, musici of dansers.
De lichamelijke aanwezigheid van de kunstenaar,
de fysieke ‘present-heid’ in al zijn complexiteit,
wordt echter meestal niet bewust ervaren door het
publiek, dat zich eerder concentreert op het kunstwerk of de performance als een geheel met een bepaalde esthetische boodschap. De fundamentele rol
van het lichaam als medium, als sensoriële drager
van het artistieke proces, blijft in de achtergrond
van elke voorstelling. De kennis en methodes achter en verweven met deze lichamelijke presentatie
blijven dan ook impliciet en verborgen. Deze kennis
en methodes worden wel gedragen en doorgegeven
in pedagogische opleidingen en binnen artistieke
groeperingen of ensembles in de domeinen van de
podiumkunsten – dans, theater, muziek. Maar het
lichaam van de kunstenaar en diens kennis en methodes zijn niet of weinig aanwezig in onderzoek:
deze inzichten vallen ofwel buiten onderzoek omdat
dat zich eerder concentreert op het kunstwerk als

De start van het nieuwe academiejaar betekent ook de
aftrAP van de AP-Hogeschool,
de fusiehogeschool van Artesis
en Plantijn. Zij verwelkomt de allereerste
AP studenten, waaronder meer dan 2700
nieuwelingen.
Ook in ons conservatorium verandert er
heel wat. Pascale De Groote neemt afscheid als departementshoofd om Algemeen Directeur van de nieuwe hogeschool
te worden. Zij wordt opgevolgd door
Freddy Marien, voorheen directeur van de
Stedelijke Academie voor Muziek, Woord
en Dans te Lier. Wie benieuwd is naar het
nieuwe departementshoofd kan een kijkje
nemen in Forum 1. In de Artistieke directie
Muziek wordt Levente Kende (op pensioen)
opgevolgd door cellodocent Justus Grimm.
Als coördinator van de toetsinstrumenten
wordt hij opgevolgd door Eliane Rodrigues
(piano) en Aäron Wajnberg (andere toetsinstrumenten, percussie en begeleiding).
Ter vervanging van Raf Smet (ontslagnemend) wordt Liene Geeraerts de nieuwe
departementssecretaris. Zij was directeur
van het Antwerpse Diamantmuseum.
Carmien Michels studeerde in juli af als
Master Woordkunst met als masterproef
een roman. Wij zijn water verschijnt op
1 oktober bij De Bezige Bij en zal in vele
boekhandels te vinden zijn.
Mohamed Pablo Boujarra, alumnus van
onze dansopleiding, maakte deel uit van
een bejubeld experiment met paard en
danser @ Grindbakken – Gent. Bekijk het
filmje op: http://vimeo.com/74619717#
lees meer op p. 14
11
‘opus’, of worden bestudeerd als object van studie in
andere disciplines. Tot de eerste categorie behoren
onderzoek in de musicologie of de kunstwetenschappen over specifieke kunstwerken, kunstenaars en
kunststromingen. Tot de tweede categorie behoren
onderzoek in fysiologie – studies naar het functioneren van het lichaam – of in de muziekpsychologie
bijvoorbeeld onderzoek naar de creativiteit bij kunstenaars. Ondanks de belangrijke bijdrage van deze
domeinen blijven bepaalde inzichten en invalshoeken fundamenteel onbesproken en niet onderzocht.
De buitenstaander, musicoloog, kunst- of theaterwetenschapper, muzieksocioloog of -psycholoog, kan
immers enkel afgaan op een onderzoekspositie van
buiten uit, daar waar een aantal inzichten enkel van
in de kunstpraktijk tot uiting kunnen komen. Dit betekent dat de complexiteit van zulke inzichten enkel
kan begrepen en verduidelijkt worden vanuit een onderzoek in de ervaringswereld van de performer en
door de performer zelf. Zulk onderzoek noodzaakt
dan ook een fundamentele artistieke onderzoekshouding: een diepgaande verkenning van binnenin
het artistieke proces, ondersteund door bestaande
interdisciplinaire inzichten en kennis over lichamelijkheid in kunst.
CORPØREAL is present
De aandacht voor onderzoek naar lichaamspraktijken in het algemeen, maar ook in de kunst, neemt
toe, zowel nationaal als internationaal. Verscheidene
disciplines hebben in de loop van de vorige eeuw hun
kennisdomein grondig uitgebreid met betrekking
tot lichamelijkheid en waarneming: filosofie van het
lichaam en van de perceptie, fenomenologie, biologische psychologie, ontwikkelingspsychologie, antropologie en sociologie van het lichaam. Onderzoek
12
is de kunstenaar helemaal niet vreemd, maar bleef
meestal beperkt tot het atelier, de repetitieruimte of
de pedagogische omgeving. De recente ontwikkeling van artistiek onderzoek, als een interdisciplinair
gevoede maar zelfstandige discipline, opent nieuwe
mogelijkheden tot het verdiepen en verspreiden van
zulke inzichten.
Enerzijds is er de nood om in kunsthogescholen
in Vlaanderen een diepgaande reflectie en communicatie over de lichamelijke aanwezigheid van de
kunstenaar in podiumkunsten te voeren. Anderzijds
is een groeiende groep artistieke onderzoekers aan
het Conservatorium Antwerpen expliciet rond dit
thema aan het werken.
De volgende logische stap is dan de creatie van
de onderzoeksgroep CORPØREAL, dat staat voor Collaborative Research in Performance – Reflective
Embodied Art Laboratory (collaboratief onderzoek
in podiumkunst – een reflectief en artistiek laboratorium over lichamelijkheid).
CORPØREAL heeft als doel artistieke kennis te ontwikkelen en te verspreiden met betrekking tot het
lichaam van de kunstenaar in podiumkunsten: het
onderzoeken van coherente methodes6 en perspectieven die artistieke ervaring en experiment rond
lichamelijkheid aanmoedigen en nieuwe vragen oproepen.
CORPØREAL meent dat sensorieel ontwikkelde en
ervaringsgerichte kennis slechts moeizaam door één
kunstenaar-onderzoeker kan worden weergegeven
en gecommuniceerd. Niet alleen de persoonlijke ervaringen en kennis, maar ook de mogelijke expressie van deze ervaringen moeten gedeeld worden
in een artistieke onderzoekscontext. CORPØREAL
wil dan ook een collaboratieve interdisciplinaire
en transartistieke (over verschillende vormen van
6. Laten we niet vergeten dat de ethymologie van ‘methode’ teruggaat op meta + hodos, ‘het
ontwikkelen van een weg’.
kunst heen) onderzoeksgroep zijn waarbij verschillende onderzoekers in de kunst hun ervaring en
kennis zullen delen, bijschaven en communiceren.
De ‘aanwezigheid’ van het lichaam van de artiest
zal in dialoog vanuit de verschillende persoonlijke
onderzoeksprojecten worden benaderd om zo tot de
ontwikkeling van een vocabularium en expressie van
de kennis van proces, methode en ervaring van het
lichaam in podiumkunsten te komen.
CORPØREAL start met een aantal gemotiveerde artistieke onderzoekers (doctoraatsstudent of docent)
aan het conservatorium van Antwerpen, die allen
hun kunstpraktijk met onderzoek verbinden. Adilia
Jip on Ying is marimbaperformer en gefascineerd
door de culturele verschillen in lichamelijke en cognitieve benadering van het marimba- en balafonspel.
Aline Veiga Loureiro onderzoekt de impliciete kennis
van lichamelijke discours in dans, vanuit haar dans-
ervaring en haar kennis van performancestudies.
Jan Schacher, musicus en multimediaal kunstenaar,
onderzoekt de lichamelijke voorwaarden van en
lichamelijke impact op performance en klankcreatie.
Niko Raes bevindt zich op de grens tussen visuele en
performancekunst, waarbij het lichaam het medium
is tot het exploreren van een esthetica van de fysieke
limieten. Kathleen Coessens, musicus en filosoof,
oprichter van de onderzoeksgroep, heeft zich gespecialiseerd in artistiek onderzoek met betrekking tot
sensoriële en lichamelijke aspecten van kunst, waarbij dit onderzoek zowel in praktijk beoefend wordt
als een instrument is tot reflectie.
CORPØREAL wil met co-creatieve en collaboratieve
interactie en discussie, presentaties, workshops en
publicaties leiden tot hoogwaardig, origineel en gefundeerd artistiek onderzoek en output over lichamelijke en sensoriële interactie en kennis in podiumkunsten.
13

Mathias Coppens studeerde vorig jaar af met een diploma piano en compositie en een specifieke lerarenopleiding op zak.
Een jaar later maakt hij zijn dromen waar.
Zo is er deCompagnie, een groep bevriende
muzikanten uit verschillende conservatoria,
waarmee hij momenteel een nieuw album
opneemt met composities uit alle hoeken
van Europa, die zowel de Barok, Classicisme, de Romantiek als de 20ste eeuw beslaan. Coppens schrijft zelf partituren voor
de groep.
Docent Korneel Bernolet is vanaf dit academiejaar ook docent klavecimbel en basso
continuo aan de repetiteur-afdeling van de
Operastudio Vlaanderen.
Michaël Mannes, masterstudent piano,
heeft de derde editie van de VriendenCultuurPrijs gewonnen. De wedstrijd wordt georganiseerd door de Vereniging Vrienden
Theaters Tilburg. De vakjury en de publieksjury waren het er unaniem over eens dat Michaël Mannes’ uitvoering subliem was.
Alumnus Bram Weijters is bezig met een
aantal grote muzikale projecten. Met het
nodige enthousiasme wil hij hierover zoveel
mogelijk mensen informeren.
Voor de hele lijst geplande concerten en
info kan je terecht op zijn website: www.
bramweijters.com.
Stein Verrelst, alumnus klassieke gitaar aan
het conservatorium, speelt al enkele jaren
met andere oud-studenten in het ‘Four Aces
Guitar Quartet’. Eind deze maand brengen
zij hun tweede cd uit en gaan zij toeren in
China en Amerika.
lees meer op p. 31
De constellatie van deze onderzoeksgroep aan het
conservatorium is veelbelovend: alle kunstenaarsonderzoekers hebben een verschillende achtergrond
en behoren tot verschillende kunstdomeinen, doch
allen richten hun focus op de rol van het lichaam
in performance. Vanuit de kruisbestuiving tussen
de verschillende individuele projecten wil de onderzoeksgroep de rol en de dynamiek van sensoriële en
lichamelijke bewustzijnsinhouden en interpretaties
in artistieke praktijken onderzoeken, evenals de impact van het eigen esthetische beeld en van de culturele invloeden op deze processen. De onderzoeksgroep staat open voor geïnteresseerden, studenten,
artiesten en onderzoekers, zowel binnen als buiten
het conservatorium van antwerpen.
CorpØreal hoopt op veel bruggen en verbindingen!
een eerste afspraak met CorpØreal is een bijdrage op
“BoDY WorKS’, een publieke artistieke happening rond
onderzoek in de kunst georganiseerd door het research
Café op 21.11.2013, om 20.00 uur .
interview
Beroep: pianist
door Fred Schalckens
Na (minstens) vijf jaar zwoegen wacht
de beoogde bekroning, het masterdiploma piano. Mogelijk wordt dit zelfs
vergezeld van een extra bachelor of
master. Maar dan rijst de vraag:
wat nu? Hoe en in welk domein of
domeinen bouw ik een loopbaan uit?
En wat zijn de mogelijkheden?
Fred Schalkens sprak erover met een man die dagelijks in nauw
contact staat met de wereld van de piano en van de pianisten. Als
hoofd van één van Europa’s meest gerenommeerde pianobedrijven heeft Chris Maene onbetwistbaar een deskundige en realistische kijk op deze vragen. Zijn medewerker, de recent afgestudeerde pianist Wolf Leye, branch manager van de Antwerpse vestiging
van Piano’s Maene vult aan met zijn persoonlijke ervaringen.
Chris Maene, de opleiding piano is ongetwijfeld een van de
meest populaire aan de conservatoria maar is er ook een markt voor al
deze afgestudeerde pianisten?
Laat ik vooreerst duidelijk stellen dat jonge mensen die op
academisch niveau pianostudies aanvatten dit in de eerste plaats
moeten doen in de vaste overtuiging en de ambitie om ooit op een
podium te staan als uitvoerder, als solist. Deze ambitie is immers
de essentiële vereiste om de veeleisende studie met kans op succes
aan te vatten.
Maar het is slechts een beperkt aantal pianisten die deze ambitie kunnen waarmaken. En dan?
Het is daarom dat elke student in de loop van zijn studie eerlijk
moet blijven tegenover zichzelf en zich systematisch moet blijven
afvragen of het oorspronkelijke doel nog realistisch is. En geloof
15
Chris maene
Werd in het voorjaar 60 en kreeg bij deze gelegenheid
van en door zijn medewerkers-pianisten een grandioos
pianorecital aangeboden.
Het huis Maene bestaat 75 jaar en werd opgericht
door de vader van de huidige eigenaar. Als jongste
van zes kinderen is Chris Maene van jongsaf geboeid
door de piano. Vooral de techniek interesseert hem
en hij brengt veel tijd door in het atelier van vader. Op
16-jarige leeftijd bouwt hij zijn eerste instrument. Na het
middelbaar onderwijs stapt hij in het bedrijfje van vader
dat hij als selfmade man ontwikkelt tot wat het vandaag
is. Met zijn twee zonen actief in de zaak is de toekomst
veilig gesteld.
De passie en liefde voor de piano wordt vooral geïllustreerd in het museum dat Chris Maene in de loop
der jaren heeft uitgebouwd. De collectie bevat officieel
een 170-tal piano’s, maar volgens Maene zijn het er
veeleer 225. Alhoewel het museum nog steeds wordt
aangevuld, is de prioriteit nu het systematiseren van de
collectie en het maken van een catalogus.
Vraag je Chris Maene naar zijn hobby’s, dan is het
antwoord duidelijk: de piano. Hij hoeft enkel zijn piano’s
te volgen om de hele wereld te zien, terwijl de piano
tevens een sleutel betekent voor contacten met zoveel
en alle mogelijke mensen. Tot het Hof en de voormalige
koningin toe. Als pianist waardeert Chris Maene het
meest Alexei Lubimov, voormalig hoofd oude muziek
in Moskou, die nu in Parijs woont. Waarom? Lubimov is
100% natuurlijk en polyvalent. En als pianocomponist,
kiest hij resoluut voor Bach, waarmee hij veeleer het
muziekgenre bedoelt. Dus ook componisten “in de trant
van”, zoals Busoni.
me, een pianist ervaart vrij snel, al dan niet geholpen door zijn docenten, dat hij of zij tegen een plafond stoot. Is de conclusie dan dat het podium altijd
een droom zal blijven, moet, hoe pijnlijk soms ook,
de ambitie worden bijgesteld. Dit gebeurt best door
open te staan, alert te blijven voor de kansen die zich
sowieso voordoen. Want dat er kansen zullen zijn, is
een vaststaand feit. De masteropleiding piano is een
bijzonder kwaliteitsvolle algemene vorming. Bovendien wordt tijdens de veeleisende muziekstudie een
ijzeren discipline gekweekt, wat een belangrijke eigenschap is die erg gewaardeerd wordt in een professionele omgeving.
Hoe moet ik me die “kansen” voorstellen?
Kansen ontdekken betekent in de eerste plaats:
geen enkele optie per definitie uitsluiten. een pianist
mag niet alleen als uitvoerder denken, maar moet ook
openstaan voor technische aspecten. Bovendien is het
aan te raden om het ontdekken en onderzoeken van
deze kansen niet uit te stellen tot het einde van de
studie. Zeker tijdens de laatste studiejaren zou een
student best goed rondkijken. Van deze houding is
Wolf leye trouwens een mooi voorbeeld.
Klopt! Mijn interesse voor alles wat met piano te
maken had, maakte dat ik tijdens mijn studie geregeld
binnenliep bij de firma Maene. Na een tijdje werd ik
af en toe eens gevraagd voor occasionele opdrachten,
zoals het rondleiden van bezoekers. Toen mij na mijn
studie de kans werd geboden om in het bedrijf te stappen, was de zaak vlug rond.
En jij bent ongetwijfeld niet het enige voorbeeld van een
master piano in het bedrijf?
Wij hebben een vijftigtal medewerkers. Deze hebben zowat allemaal een opleiding piano, zij het op
16
verschillende niveaus. Negen van onze collega’s hebben een mastergraad piano. Zeven van de negen zijn,
zoals Wolf, verkoopsadviseurs en twee zijn stemmers.
Die laatste twee zijn vrij recent aangeworven en werden weerhouden uit een totaal van 35 kandidaten. De
dames in kwestie waren de twee enigen met een masterdiploma. Zeker wanneer er moet gestemd worden
voor een pianist van een hoog niveau, is de conservatoriumachtergrond een meerwaarde.
Maar is het beroep van stemmer niet een duffe, dorre en
alles behalve spannende bezigheid?
Best mogelijk dat dit beroep nog steeds een weinig sexy imago geniet. Maar ik kan je verzekeren dat
het een erg gevarieerd en uitermate boeiend beroep
is. Ik zou zonder aarzelen masters piano aanraden
meer interesse te tonen voor het beroep van stemmer. Tenminste voor zover men, naast de pianistieke
kwaliteiten, over de andere nodige eigenschappen en
talenten beschikt. Een goed gehoor is een evidentie,
maar handigheid en behendigheid zijn even onmisbaar. Met de hand een oog aan een snaar maken of
een plectrum steken bij een klavecimbel is niet vanzelfsprekend Technische belangstelling, kennis en
vaardigheden zijn een andere vereiste: de “machine”
piano mag met andere woorden voor een stemmer
geen geheimen kennen. Ook geduld is onmisbaar,
evenals de nodige sociale vaardigheden, zoals o.a.
aanpassingsvermogen.
Wanneer men te maken krijgt met concertpianisten is stressbestendigheid een must. Live en in een
beperkt tijdsbestek moet een pianist zich bewijzen
voor een alsmaar kritischer publiek, waardoor de pianist zijn druk of stress overbrengt op de piano en de
pianostemmer. Om dit te illustreren, een – toegegeven – extreme situatie. Wij verzorgen de piano tijdens
de Koningin Elisabethwedstrijd. Enkele jaren terug
werd beslist dat gedurende het gehele concours iedere
deelnemer op hetzelfde instrument moet spelen, op
een instrument dat uiteraard op elk ogenblik perfect
in orde is. Het gevolg is dat onze stemmer de gehele
wedstrijd aanwezig is, elke deelnemer kent en volgt,
en dus kan inspelen op zijn wensen en noden. Tijdens de finaleweek van het concours betekent dit: de
ganse dag repeteren en ‘s avonds 2 maal het verplichte werk, 2 solo-uitvoeringen en 2 concerti! En dit alles
op één en dezelfde piano, die op elk ogenblik optimaal
gestemd is. Het stoffige imago dat het beroep misschien nog heeft, is dus totaal onverdiend.
Ik veronderstel dat u niet elke stemmer met om het even
welke opdracht kan belasten?
Vanzelfsprekend zijn opdrachten zoals de Elisabethwedstrijd voorbehouden voor de ervaren stemmers, de experten. Op de in totaal vijftien stemmers
in het bedrijf tellen we grosso modo één derde experten, één derde seniors en een derde juniors. Voor
de opleiding zorgen we zelf. In een eerste fase van
zes maanden, die voor beide partijen fungeert als een
echt ontdekkings- en aanlooptraject, komen de kandidaten elke zaterdag naar het bedrijf voor de cursus.
Zij krijgen daarnaast bepaalde opdrachten en oefeningen die ze zelfstandig moeten uitvoeren. Wordt een
kandidaat aangeworven, dan volgt voor hem of haar
gedurende het volledige eerste jaar een opleidingstraject aan de hand van eenvoudige concrete opdrachten.
Daarna is het aan de juniorstemmer om zich verder te
ontplooien en te bekwamen. Maar het is hoe dan ook
zo dat voor iedereen, wat ook de graad van ervaring
en expertise is, opleiding een permanente bekommernis is.
En wat met de vraag naar stemmers? Is er een markt
voor?
17
De behoefte aan stemmers is zonder enige discussie groot, vooral in de categorie van de echte meesters
van de techniek, waarmee we de experten bedoelen,
de stemmers op concertniveau. Bovendien kampt
ons land met een grote achterstand wat betreft het
stemmen van piano’s. In Nederland wordt een piano
gemiddeld driemaal per jaar gestemd, in België niet
één keer per jaar. Ik ben er persoonlijk van overtuigd
dat het kunnen stemmen een eerste belangrijke en
onmisbare etappe is in de opleiding tot instrumentenbouwer. Na het stemmen volgt het intoneren en
reguleren, vervolgens de herstellingen, om tenslotte
via de stap van de opleiding ‘restauratie’ te komen tot
het eigenlijke bouwen van instrumenten. Waarmee
nogmaals wordt aangetoond dat de opleiding tot verschillende beroepsbestemmingen leidt.
Fascinerende verhalen. Hopelijk kunnen zij sommige
studenten inspireren. Maar u sprak ook van verkoopsadviseurs. Hoe rijmen we het fenomeen van de agressieve
verkoper met een conservatoriumopleiding?
Als we naar het buitenland kijken, begrijp ik uw
bedenkingen en reserves. In de Verenigde Staten en
in Nederland bv. weigert men zelfs pianisten voor
dergelijke functies, want té soft. Bij ons is de aanpak
totaal anders en hebben deze functies in de verste
verte niets te maken met het beeld van de agressieve
verkoper. Onze medewerkers worden dan ook niet
vergoed in functie van hun verkoopresultaten. Bij ons
geen commissies, wedstrijden of concurrentie tussen
de verkopers.
Ons uitgangspunt is in de eerste plaats dat onze
adviseurs de koper die op zoek is naar een geschikt instrument deskundig bijstaan. Het is iemand die moet
kunnen voordoen, tonen, zien, maar natuurlijk vooral
moet laten horen hoe een bepaalde piano klinkt. De
geloofwaardigheid van de adviseur, van de verkoper,
18
daar komt het voor ons op aan: het advies van iemand
die gedreven wordt door de passie, de interesse, de
liefde voor het instrument.
We hebben het tot nu toe gehad over kansen voor pianisten in uw bedrijf...
Inderdaad. Maar het is evident dat er buiten piano’s Maene nog heel wat andere mogelijkheden bestaan voor afgestudeerde pianisten: het onderwijs,
musea, culturele huizen, professionele gezelschappen, concertorganisaties, de media en nog veel meer.
Dus, ogen open en volgen hoe de markt evolueert. Ik
stel vast dat de interesse voor privélessen, die onmiskenbaar sterk verwaterd was, duidelijk opnieuw aangroeit. De redenen? De geïnteresseerde particuliere,
liefhebber pianostudent is ten eerste kritischer en
kan zich minder vinden in de standaardoplossingen
die bv. de muziekscholen bieden. Privélessen zijn bovendien flexibel: er is geen druk, de opleiding is op
maat, men kiest zelf de leraar en de uurregeling . Bovendien, niet onbelangrijk, men hoeft zich niet te verplaatsen, met andere woorden: tijdwinst en comfort.
Kortom, de mogelijkheden zijn er. Aan de pianist zeg
ik: baseer je op je opleiding en op je eigen, specifieke
talenten om een loopbaan te kiezen en uit te bouwen.
Wolf, ik heb begrepen dat jij met dit alles perfect kan
instemmen maar heb je zelf nog een persoonlijke noot toe
te voegen?
Vanuit mijn, weliswaar beperkte, ervaring wil ik
aan jonge pianisten twee bedenkingen meegeven.
In de eerste plaats: hoe je loopbaan zich ook ontwikkelt, blijf ten alle tijde piano spelen. En ten tweede,
ontwikkel je loopbaan niet op een eenzijdige manier,
maar combineer verschillende activiteiten. Ik geef het
voorbeeld van een vroegere collega die nu lesgeeft,
daarnaast actief is in een ensemble voor oude muziek,
piano’s stemt en die tenslotte eigenaar is van enkele
instrumenten die hij verhuurt.
Heren, dank voor dit gesprek dat hopelijk een aantal studenten kan inspireren en hen kan voeden met
ideeën, maar dat hen vooral moet sterken in de
overtuiging om met enthousiasme en inzet hun studies verder te zetten.
wolf leye
Wolf is 26 jaar en recent afgestudeerd aan het
Lemmens-instituut als master piano en bachelor orgel.
Hij vervoegde in juli 2010 Piano’s Maene als pianoconsultant en werd in augustus 2011 branch manager van
de nieuwe vestiging van Maene in de Antwerpse regio.
Naast zijn activiteit bij Piano’s Maene musiceert Wolf
solo als pianist, en met enkele vrienden waagt hij zich
regelmatig aan zijn grote liefde, de kamermuziek. Af
en toe geeft hij bovendien ook les en hij levert hiermee
een duidelijke getuigenis van de door hem aangeraden
polyvalentie.
19
20
de parelvisser
Koorzanger in de opera is een hondenstiel
door Jan Dewilde
Een partituur is altijd meer dan alleen
maar de grafische weergave van een
compositie, die na decodering door
uitvoerders muziek kan worden. Een
partituur, of die nu geschreven of
gedrukt is, reveleert daarenboven ook
altijd een brok cultuurgeschiedenis,
vormelijk én inhoudelijk. Zo ook deze
uit de bibliotheekcollectie opgediepte
parel, die ons een en ander leert over
de Franse operapraktijk rond 1840.
De tekst van deze ‘scène’, in feite een kort muziektheaterwerkje bedoeld voor een zanger-acteur, werd geschreven door
de Franse acteur en librettist Edouard Duprez (1804-1879). Deze
Edouard is de oudere broer van de fameuze tenor Gilbert Duprez
(1806-1896), beroemd om zijn ‘contre-ut en voix de poitrine’ die
hij er als allereerste op een scène zou hebben uitgeperst. Edouard
ging de operageschiedenis in als vertaler van Italiaanse opera’s
(hij maakte de Franse vertalingen van Rigoletto en La Traviata),
maar hij schreef zelf ook libretto’s voor minder bekende componisten als Marquis de Colbert-Chabanais en voor zijn broer Gilbert. Een van de opera’s van de gebroeders Duprez, L’Abîme de
la Maladett, werd overigens op 19 november 1851 in De Munt in
Brussel gecreëerd. Edouard Duprez kende het operabedrijf dus
van binnenuit en die kennis benutte hij ten volle in deze semikomische scène rond de tribulaties van een korist uit de opera,
die hij in deze muzikale monoloog zelf aan het woord laat.
Dat zingen in een operakoor niet altijd een te benijden job
was, wordt in de eerste zinnen meteen duidelijk: ‘Je suis choriste,
quel chien de métier / joyeux ou triste, faut toujours chanter.’ Uit
het vervolg wordt duidelijk dat de koorzanger in kwestie op zijn
twintigste als operatenor nog grote ambities koesterde. Maar hij
zou zijn carrière beginnen in een provinciaal operahuis, waar hij
zowel in opera’s als melodrama’s en tragedies moest optreden.
In een klein operahuis moest een zanger flexibel zijn en dus ook
21
als acteur functioneren. Zo vertelt de zanger in deze
scène dat hij Narcisse moest spelen in Britannicus
van Jean Racine en daarbij werd uitgejouwd, waarna
hij zich tot het publiek richt: ‘Pardon, Messieurs, mais
la tragédie c’nest pas mon affaire… je suis choriste, quel
chien de métier.’ Wat een hondenstiel! zo klinkt het
telkens opnieuw in het refrein. Want een koorzanger in de opera moet uren bewegingsloos op een podium kunnen staan en moet kunnen zingen terwijl
hij vecht of marcheert. En altijd, maar dan ook altijd
moet hij van de partij zijn, ook al is hij ziek: ‘s’il est
malade, y doit chanter, s’il est enrotté, y doit chanter, s’il
est mort, y doit… non qu’il reste chez lui.’ En dat alles
voor een schamele 80 frs. per maand.
Duprez’ tekst is intelligent en geestig opgebouwd,
met verwijzingen naar de beroemde acteur FrançoisJoseph Talma (1763-1826) en de toen bijzonder populaire Rossini-tenor Giovanni Battista Rubini (17941854). Mooi materiaal dus voor een componist als
Charles Bosselet (1812-1873), die zelf ook zeer goed
vertrouwd was met de operapraktijk. De in Lyon geboren Bosselet was een tijdlang tweede dirigent van
het Théâtre royal de la Monnaie in Brussel en voor dat
theater schreef hij verschillende balletten. Daarnaast
was hij vanaf 1840 professor harmonie aan het Brussels conservatorium, waar hij generaties Belgische
componisten in de harmonie inwijdde. Onder hen
ook Peter Benoit.
Bosselet goot Duprez’ tekst in een strofische aria,
geïntercaleerd met stukken gesproken tekst. De intertekstuele muzikale verwijzingen naar opera’s zoals La Muette de Portici en Der Freischütz zorgen voor
een meerlagigheid die de scène optilt en voor de operaliefhebber extra boeiend maakt. Om de korist zijn
technisch kunnen te laten demonsteren, laat Bosselet hem enkele hoge do’s op rij zingen. Uit de partituur blijkt ook dat Bosselet bij het componeren hulp
kreeg van Eugène Déjazet (1819-1888), zoon van de
legendarische actrice en zangeres Virginie Déjazet
(1798-1875).
Het is duidelijk dat je voor de uitvoering van een
dergelijke scène een even goede zanger als acteur
nodig hebt, die daarenboven over een ‘vis comica’
beschikt. In het Parijs van de jaren 1830-1840 kon
je dan niet om de tenor Levassor heen, die gespe-
cialiseerd was in ‘chansonettes’, ‘scènes bouffes’ en
‘vaudevilles’, genres op het kruispunt tussen muziek
en theater. Niettegenstaande hij in zijn repertoire en
humor ‘très français’ was, trad Levassor ook met veel
succes op in Engeland, de Verenigde Staten en de
Duitstalige gebieden.
Voor wie deze partituur, en meteen een brok operageschiedenis, opnieuw tot leven wil wekken: de
partituur is gedigitaliseerd en vanuit onze bibliotheekcatalogus rechtstreeks te consulteren:
http://anet.ua.ac.be/record/opacdkvc/c:lvd:14125521/N.
Het titelblad van de partituur, vermoedelijk in
1842 bij Cotelle in Parijs gepubliceerd, werd geïllustreerd door Frédéric Bouchot (1790-1860), een van
de prominente illustratoren en karikaturisten van
zijn tijd. Bouchot tekende vooral huiselijke scènes
en muzikale onderwerpen en publiceerde in bladen
zoals Le Charivari en Journal pour rire.
23
heilige huisjes
Reizen door de Vlaamse tuin
door Christoph Grafe
Christoph Grafe is wetenschapper,
docent, publicist en directeur van het
Vlaams Architectuurinstituut (VAi).
Hij heeft een uitgesproken
visie op architectuur als een
gemeenschappelijk cultureel bezit.
Heilige Huisjes. Zou een architect nu de aangewezen persoon
zijn om daarover te schrijven? Misschien wel. In ieder geval hebben architecten wel enige ervaring met huizen, de profane en
soms ook de heilige. Bovendien – dit is een generalisering, natuurlijk – delen veel architecten een diepe afkeer van de heilige
huisjes van hun medemens. Wellicht is dit nergens zo geprononceerd als in Vlaanderen, waar ganse volksstammen met plezier
en enthousiasme aan het bouwen zijn en daarmee onverdroten
doorgaan tot werkelijk het laatste stukje van het land is volgebouwd. Architecten, althans toch diegenen die vanuit een zekere
passie werken, bekijken dit kritisch (en zijn, meestal, ook weer
niet te beroerd om toch weer een villa te helpen neerzetten, als ze
daarmee de mogelijkheid krijgen om te bouwen). In Vlaanderen
is er niet alleen een traditie van het volbouwen, maar ook één van
het met fors retorisch geschut schieten op de bouwdrift van de
medemens en het onvermogen van de overheid om hierin enigszins sturend op te treden. Sterker nog, de meeste Vlamingen die
ik ken zijn ervan overtuigd in een land van unieke lelijkheid te
leven. En met het ‘lelijkste land van de wereld’ ook een vorm van
bijzonderheid te claimen.
Nu leert de blik over de grens dat Vlamingen geen aanspraak
kunnen maken op een uitzonderlijke status wat de lelijkheid
van hun omgeving betreft. In Duitsland, bijvoorbeeld, heeft een
wetgeving die al sinds de Tweede Wereldoorlog inzet op steun
24
voor het individuele woonhuis – het spreekwoordelijke ‘Bausparen’ – zijn sporen achtergelaten tot in
het laatste gehucht. Overal zien we dezelfde gestandaardiseerde woningen, wat conformistischer dan in
Vlaanderen, maar uiteindelijk met een vergelijkbaar
effect op het landschap. Om over chaotische buitenwijken van de grote steden in Noord-Italië nog te
zwijgen. Alleen in Nederland heeft een met harde
hand gecontroleerde gronduitgifte ervoor gezorgd
dat het verwezenlijken van een persoonlijke droom
zo exclusief is gemaakt, dat het voor het grootste deel
© Michel Wiegend
van de mensen onbereikbaar is geworden. En ja, het
landschap is daar dan veelal opener, maar vervolgens zo hardhandig aan de grote ruilverkavelingen
van de jaren zestig en zeventig onderworpen dat veel
sporen van de geschiedenis van landbouw en bewerking zijn verdwenen. Dit is in Vlaanderen veel minder gebeurd. Wellicht heeft de verspreide bebouwing
voor een heilzame resistentie gezorgd. Het Vlaamse
particularisme is immers ook een obstakel voor al te
radicale herontwerpen van het territorium.
Om de twee jaar reis ik, samen met een selecte
groep specialisten door heel het land om de stand
van zaken van de architectuur op te nemen en dit in
het Architectuurboek Vlaanderen te verwerken. Dat
zijn enerverende dagen, waarop je gecondenseerd en
met een wonderbaarlijk soort scherpte waarneemt
hoe lokale overheden of particulieren bouwen, en
welke architecten hun werk niet louter als een veredelde dienstverlening beschouwen maar ook als
een culturele stellingname. Een dergelijke reis heeft
altijd iets van een schoolexcursie en ook van road
movie. Het transport, in een klein busje voorzien
van koffie en koeken, voert van gebouw tot gebouw,
steeds in de hoop om samen een nieuw architecturaal hoogtepunt te ontdekken of een nieuw talent.
Zo’n verwachting is natuurlijk onterecht; de meeste
gebouwen zijn teveel het resultaat van compromissen om op alle fronten te slagen en zelfs de carrières
van goede architecten kennen opeenvolgingen van
successen en mislukkingen. Wat je al reizend waarneemt zijn al die gebouwen die nooit als architectuur bedoeld zijn geweest; de bedrijfshallen langs de
autostrade, de notariswoningen, of de showrooms
en vitrines van de middenstand die in Vlaanderen op
de meest onwaarschijnlijke plekken kunnen opduiken. Wat je ook ziet: als iets ooit gebouwd is, wordt
het bijna onmogelijk om het weer af te breken. De
oude baksteenfabriek die al lang niet meer werkt, de
winkelhal die al lang geen klant meer heeft gezien,
het parkeerterrein waarvan het beton barsten vertoont en waar hooguit nog een verdwaalde caravan
is achtergebleven. Als het economische nut uitblijft,
heeft niemand nog geld over om de rommel op te
ruimen. Afzonderlijk bezitten de ruïnes van de niet
uitgekomen dromen van groei soms een eigenaardig
25
melancholiek soort schoonheid, opgeteld en in hun
geheel waargenomen zijn ze dan toch weer een stuk
minder charmant. (Dit laatste geldt vooral ook voor
de infrastructuur: er worden weliswaar steeds nieuwe wegen aangelegd, in de ijdele hoop dat het er ooit
genoeg zullen zijn, maar ik kan me niet herinneren
dat er ooit maar één weg is afgebroken.)
Onlangs brachten mij de voorbereidingen voor de
nieuwe editie (die van 2014) van het Architectuurboek Vlaanderen voor het eerst naar de Westhoek.
Een mooie reis, evenwijdig aan de kust, met aan de
rechterhand de achterkant van het appartement-lint
hoog en wit opschemerend vanuit de Polder, dwars
door tuinbouwgebieden met af en toe een klein kasteeltje dat zijn oorsprong uit de negentiende eeuw
kunstig verloochent, en langs allerlei nieuwe woonuitbreidingen. Rond Poperinge en Lo-Reninge wordt
de dichtheid gevoelig lager en kom je terecht in een
landschap dat in ieder geval oogt alsof de grote verstedelijkingsdruk er grotendeels aan voorbij is gegaan. Maar ook hier, in dit spreekwoordelijke platte
land, verschijnt Vlaanderen als een dichtbebouwde
lappendeken. Vanuit de kern van elk dorp lijkt het
alsof je de kerktoren van de omringende plaatsen
bijna kunt aanraken. Het land tussen de dorpen is
niet open, maar bezaaid met huizen, boerderijen
of garages. Alles is voorgrond, of toch hooguit middengrond. Je zou kunnen zeggen dat de afwezigheid
van vergezichten Vlaanderen wellicht tot het minst
aristocratische landschap van Europa heeft gemaakt.
Telkens er een open veld of een panorama dreigde
te ontstaan, heeft iemand er wel iets neergezet dat
de grootse romantiek vakkundig om zeep heeft geholpen.
Wat je ook ziet in de Westhoek: eigenlijk is Vlaanderen één grote tuin. Niet altijd en overal opgeruimd,
26
vaak nogal rommelig en wat liefdeloos aangeharkt.
En, sowieso, overal met te veel bestrating. (Terzijde:
als niet-Vlaming ben ik nog steeds verbaasd over de
innige liefdesrelatie die veel mensen in dit deel van
Europa met hun automobiel koesteren. Soms waan
je je net in de jaren zeventig toen de wagen nog echt
een statussymbool was.) Maar ondanks die stenen,
het blijft een tuin. Geen stuk land is onbenut, alles
is bouwgrond, en kan bebouwd worden, zonder veel
omhaal en zonder de ingewikkelde grondwerken die
bijvoorbeeld in het laag gelegen deel van Nederland
een collectieve ordening van het land nodig maken.
Overal wordt die fundamentele drang om iets te verbouwen en er nut uit te trekken verwezenlijkt.
Deze volledige bezetting van het land is niet
nieuw, zoals je in de Westhoek ziet. Op de kaarten
die graaf Ferraris in de achttiende eeuw van de Oostenrijkse Nederlanden liet vervaardigen is dit reeds
heel duidelijk af te lezen. Ook toen, nog voor de
industrialisering haar sporen in het Vlaamse landschap kon achterlaten en nog voor het aangroeien
van de linten langs de steenwegen, was het patroon
van het dicht bewoonde tuinlandschap zichtbaar.
(Wat de kaarten van Ferraris trouwens ook laten
zien: de huidige communautaire tegenstellingen
hebben reeds in de Oostenrijkse tijd een ruimtelijk
aspect. Wallonië verschijnt op kaarten als een gebied
met grote bossen, wijde velden en enkele steden; de
perfecte ondergrond voor grootschalige industrielandschappen.)
De volheid, maar ook de gelaagdheid zit dus echt
in het DNA van het Vlaamse landschap. De drang om
je eigen stuk van de tuin te verbouwen is de specifiek
Vlaamse (en, zoals de oude kaarten laten zien, niet
Belgische) vertaling van een wens naar autonomie.
Je eigen plek zelf vormgeven, om het even of het nu
gaat om een moderne villa, een kasteeltje met gazon
of een duivenkot, zonder veel om je heen te hoeven
kijken, is een verworven recht waarop deze samenleving lijkt te zijn gebouwd. Met enige overdrijving
zou je kunnen zeggen dat de verdediging van die
eigen plek wellicht de meest belangrijke grondslag
voor de hele samenleving in dit deel van Europa is.
Niet voor niets was de Belgische grondwet een van
de meest liberale in haar tijd. Maar: het lijkt ook wel
dat er nu langzamerhand een punt is bereikt waarop
de grenzen van het particularisme pijnlijk scherp
naar voren komen. Waar de intrinsieke kwaliteit van
het kunnen voortmodderen op je eigen stuk grond
verloren gaat, ofwel omdat de buren zo dichtbij komen dat van ongestoordheid geen sprake meer kan
zijn of omdat je simpelweg te veel tijd moet investeren om überhaupt van je autonomie te genieten.
Meer doen met minder ruimte. Dat is één van de
motto’s van de Dag van de Architectuur 2013. Het
klinkt als een toverformule. Vlaanderen zal immers
niet zomaar weer maagdelijk leeg zijn. De ruimte is
eindig. We moeten die eindigheid creatief gebruiken, door meer en verscheidene vormen van gebruik
samen te voegen, door dichter op elkaar te wonen en
te werken, door intelligente oplossingen te zoeken
voor combinaties. Een landschap, waarin productie en recreatie elkaar niet langer uitsluiten, maar
samen worden ontwikkeld. En waar ook plaats is
voor nieuwe vormen van duurzame industrie, niet
ergens in ontoegankelijke bedrijventerreinen – of
verre landen – maar als een vanzelfsprekend onderdeel van steden en dorpen. Een ruimte waar stad en
land verweven zijn. Een tuin.
27
28
o&o
Julius J.B. Schrey met Red Star Line op concerttournee
door Jan Dewilde
Een van de vele migratieverhalen die
na de opening op 27 september 2013
van het Red Star Line Museum op het
Eilandje bleef hangen, was dat van
de vijfjarige Israel Isodore Baline, die
in 1893 samen met ouders, broers en
zussen inscheepte op de SS Rijnland
naar New York.
De Joodse familie Baline was op de vlucht voor de bloedige
pogroms in Wit-Rusland en zocht een nieuw en beter leven aan
de andere kant van de oceaan. En dat vond de vijfjarige Israel er
ook, in grote mate zelfs: als Irving Berlin groeide hij er uit tot
een van de allergrootste Amerikaanse songwriters. In zijn zestig
jaar durende carrière – Berlin werd 101! – schreef hij naar schatting 1.500 songs en de muziek voor 19 Broadwayshows en 18
Hollywoodfilms. Zijn schrijverstalent legde hem geen windeieren: ‘he has moved up-town and made lots of money’, zoals de
producer George M. Cohan het verwoordde. Amerika omarmde
de migrantenzoon en vice versa. In verschillende songs zong hij
zijn liefde voor zijn nieuwe vaderland uit, zoals in This Is a Great
Country:
‘Hats off to America,
The home of the free and the brave—
If this is flag waving,
Flag waving,
Do you know of a better flag to wave?’
In het Red Star Line Museum herinnert één van de minstens
drie Sohmer-piano’s van Berlin aan de kleine jongen die vanuit
Antwerpen naar de Nieuwe Wereld reisde.
Maar tussen de 2,6 miljoen gelukszoekers, landverhuizers en
avonturiers die tussen 1873 en 1934 met oceaanstomers vanuit
29
Antwerpen vertrokken, waren er wel meer musici.
Ook Vlaamse musici. Eén van hen was de violist,
dirigent en componist Julius J.B. Schrey (1870- ?).
Na zijn studies aan Benoits muziekschool besloot
hij in 1893: ‘Ik ga voyageeren door Amerika’. Alhoewel Schrey niet van rijke komaf was, wel zeer
integendeel, was zijn Amerikareis zeker geen vlucht
uit miserabele levensomstandigheden, maar veeleer
ingegeven door amoureuze perikelen. Het was het
klassieke verhaal: hij, zoon van een arme schoenlapper, was te min voor Julia, een meisje van rijke
afkomst. Schrey wou zich tegenover zijn Julia en
haar ouders artistiek én financieel manifesteren en
daarom hoopte hij in het nieuwe ‘Goldland’ werk te
vinden in de grote orkesten die er gevormd werden
en die grotendeels uit buitenlandse orkestmusici bestonden.
Op 16 september 1893 – precies één jaar en één
dag nadat Antonín Dvorák vanuit Praag naar New
York was afgereisd – scheepte de verliefde Schrey
in aan boord van het ‘Belgian royal and U.S. Mail
Steamship Noordland’. Dat schip zou hem en zijn
medepassagiers op tien dagen tijd naar New York
varen, waar hij op 26 september op Ellis Island aan
wal ging. ‘De Noordland’ was gebouwd door Laird
Bros in Birkenhead, een belangrijk centrum voor
scheepsbouw, en werd op 1 november 1883 te water
gelaten. Het schip, dat 63 passagiers in eerste klas,
56 in tweede en 500 in derde klas kon herbergen,
maakte op 24 maart 1884 zijn maidentrip voor de
Red Star Line op de lijn Antwerpen – New York en
deed zijn laatste vaart voor die maatschappij op 9
maart 1901. Het schip werd toen overgenomen door
American Line, die het inzette tussen Liverpool en
Philadelphia. In 1908 werd het schip uit de vaart genomen en voor afbraak naar Genua gebracht.
Al tijdens zijn heenreis op dit schip liet Schrey
30
zijn muzikale kunsten horen. Hij gaf minstens twee
concerten, waaronder een voor de spaarkas van de
matrozen (‘for the benefit of the Antwerp Seamen’s
Friends Society’). Zijn virtuoze vioolspel viel zo in de
smaak, dat scheepskapitein C.H. Grant hem bij aankomst in New York een aanbevelingsbrief meegaf:
‘This is to certify that the bearer, Julius Schrey, has
charmed all of the cabin passengers by his exquisite violin playing during a Sept[ember] voyage and we consider
him a violinist of greatest promise. I consider him to be
the peer of any violinist to whom I have had the pleasure
of listening.’
Na een tweede recital aan boord van het schip organiseerde de kapitein een collecte om de talentvolle
violist financieel op weg te helpen in Amerika. Bovenaan een lijst met de namen van de gulle donateurs, schreef kapitein Grant:
‘We, the undersigned, being desirous of helping our
fellow passenger Julius Schrey, gladly contribute to a
fund to help him on his way.’
Schrey heeft zijn tien dagen aan boord nuttig gebruikt, zoals te lezen valt in een brief die hij op 23 oktober 1893 vanuit New York aan zijn ouders schreef:
‘Pa en Ma,
Ik ben heel goed hier aangekomen. Ik heb alleen wat
de zeeziekte gehad gedurende een dag of drie, dat is al.
Ik geloof dat ik hier wel veel geld zal verdienen; alleen op
den boot heb ik twee concerts gespeeld, één voor niet[s]
voor de kas van de matrozen en het andere heeft men mij
175 fr betaalt [sic], dat is een begin. Ik heb veel goede kennissen gemaakt onder de passagiers van 1e klas ook; en
veel recommandatie brieven gekregen, onder andere van
de kapitein Grant, die schreef dat ik de grootste violist
was die hij tot hiertoe op zijn reizen is tegengekomen. Ik
heb ook kennis gemaakt met een Amerikaansche pianiste [Mary E. Garlichs] die me geloof ik veel goed kan doen.
Ook nog van een Duitsch componist, die in St. Louis,
Mo. woont; die hebben me allemaal brieven gegeven, en
twee of drie rijke dames ook. Ge ziet dat ik op goeden weg
ben. Ik denk ten naaste zomer eens over te komen. Ik
zou ook nog vergeten te zeggen, dat er een artikel in “The
American Art Journal” over mij staat. Dat de violist Julius J.B. Schrey in New York is aangekomen en van zin
is zich daar te vestigen en in een van de grootste orkesten
wil treden. Alles is op goede voet.’
Schrey zou lid worden van The Mendelssohn
Quintette Club, een internationaal kamermuziekensemble, met standplaats Boston, waarmee hij
door de VS toerde (‘100 fr. per week en alle kosten
van eten en logement en reizen vrij’). Via de brieven aan het thuisfront zijn Schrey’s amerikaanse
avonturen goed te volgen. om zijn ouders gerust te
stellen, bracht Schrey in zijn brieven vooral enthousiast nieuws (‘Ik kom op mijn renten leven’), maar
in 1894 was hij toch al opnieuw thuis. Meer dan
waarschijnlijk werd zijn terugkeer vervroegd door de
Wereldtentoonstelling die van 5 mei tot 5 november
1894 in antwerpen werd georganiseerd: de talrijke
geplande concerten brachten voor musici veel werk
mee.
Schrey vond toen emplooi in verschillende antwerpse orkesten, maar zou in 1899 opnieuw gaan
studeren aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium. eerst als violist, en nadien als operadirigent zou
hij carrière maken. In die hoedanigheid was Schrey
in grote mate mee verantwoordelijk voor de Wagnerreputatie van de toenmalige Koninklijke Vlaamse
opera.
bibliografie: Jan Dewilde (e.a), ‘Ik ga voyageeren door amerika’. De amerikaanse concertreis (1893-1894) van Julius J.B. Schrey (CTB-cahiers, nr. 1), Gent, Koninklijke academie voor Nederlandse Taal- en letterkunde, 2003.

Op het eerste Champ d’Action
Studioconcert van het seizoen
presenteerde de jonge gitarist
Nico Couck - vorig jaar winnaar van Jong
Talent Klara - zijn eerste solo-cd ‘Reciprocity’. Hij bracht werk van Simon Steen-Andersen, Johannes Kreidler, Clemens Gadenstaetter. Met dit project gaat Nico Couck
nadien op tournee in Vlaanderen, Nederland en in de Verenigde Staten.
De jonge oprichters van het Antwerpse internetbedrijfje NeoScores behaalden een
award van VOKA, als meest beloftevolle
startende onderneming van 2013. NeoScores digitaliseert muziekpartituren. Onder
meer Samsung heeft interesse om de technologie te gebruiken voor zijn tablets. Neoscores is een initiatief van alumni Bob Hamblok (piano) en Jonas Coomans (fagot) en
van Bart Van der Roost.
In het kader van de Kunstencampus werken conservatoriumstudenten nauw samen
met het professionele veld. De bachelorstudenten Dans gaan aan de slag met materiaal van de choreografen Emanuel Gat
en Wim Vandekeybus. Het repetitieproces
zal geleid worden door dansers van beide gezelschappen, resp. Hervé Chaussard
voor Emanuel Gat en Iñaki Azpillaga voor
Ultima Vez. Het resultaat kan u zien op een
samengestelde soirée op 25, 26, 27 en 28
juni 2014 om 20 u. in de Theaterstudio van
deSingel.
Werk van beide choreografen kan u nu
reeds zien in deSingel (voor meer info:
www.desingel.be)
Lees meer in de volgende Forum
31
vrienden
20 jaar (vrolijke) Vrienden
door Roger Quadflieg
Men zegge en schrijve het gezegende
jaar 1993: Jan Raes, de toenmalige
artistiek directeur Muziek van het
conservatorium en huidig algemeen
directeur van het Koninklijk Concertgebouworkest, vatte het plan op om
een vereniging te stichten om het
maatschappelijk draagvlak van het
conservatorium te verbreden en bij
te dragen tot de ontwikkeling en de
uitstraling ervan.
32
De Vrienden Conservatorium Antwerpen zagen het levenslicht. De pioniers werden in eerste instantie buiten het conservatorium gezocht: Julien Esser, Frans De Boodt en Herman Raes
waren de drijvende krachten in de beginjaren. Het ledenaantal
groeide gestaag en dit liet de vereniging toe om projecten en andere initiatieven te steunen, in eerste instantie deze waarvoor
het conservatorium zelf niet de nodige middelen had. Vooral de
operaklas maakte gretig gebruik van deze hulp. Hierdoor konden de leden uitgenodigd worden op bijzondere voorstellingen,
meermaals op ongewone locaties zoals bij antiquair Axel Vervoordt in de vroegere mouterij Kanaal-Wijnegem of in kasteel
d’Ursel in Hingene.
Het lidgeld is nog steeds bijzonder laag, door sommigen al
eens ‘het goedkoopste cultuurabonnement in Vlaanderen’ genoemd. Inmiddels steunen de Vrienden ook in belangrijke mate
de Concertvereniging van het conservatorium, wat deze dan
weer toelaat om de Vrienden gratis of tegen vermindering uit
te nodigen op een hele reeks concerten. Jaarlijks financieren de
Vrienden ook de uitgave van een cd, telkens gewijd aan een bepaalde afdeling of instrument of instrumentengroep. Ondertussen zagen al 12 cd’s het levenslicht, op 3 december wordt het
volgende exemplaar gepresenteerd. Deze laatste is gewijd aan de
jazzafdeling, die ongeveer gelijktijdig met de Vrienden geboren
werd en dus ook haar 20-jarig jubileum viert.
In 2010 gaf Julien Esser de voorzittersfakkel door aan Fred
Schalckens, tevens ondervoorzitter van de Stichting
Conservatorium.
Sinds de opening van de Beel-nieuwbouw in
2010 worden regelmatig ook voorstellingen van de
opleidingen dans en drama in het Vriendenaanbod
opgenomen. De communicatie met de leden wordt
bevorderd door het gebruik van de nieuwe media.
Maar in de eerste plaats wordt het accent gelegd op
publiekswerving en op het vormen van een (h)echte
Vriendenkring. Zo werd er bv. een bijzonder gesmaakte uitstap georganiseerd naar Piano’s Maene.
Voornamelijk bij de aperitiefconcerten op zondag kan een groeiende belangstelling vastgesteld
worden, en die komt vooral door de aanwezigheid
van de talrijke Vrienden die elkaar steeds beter leren
kennen. Voor de optredende studenten, alumni en
docenten betekent dit een meer dan welkome steun.
En dit is toch de uiteindelijke bedoeling.
Op 17 december vieren we ’20 jaar Vrienden’ met
een concert in de Blauwe Zaal van deSingel. De docenten Tatiana Samouil (viool), Justus Grimm (cello)
en de gloednieuwe pianodocente Polina Leschenko
brengen kamermuziektrio’s, waarna Mendelssohn’s
Psalm 42 wordt uitgevoerd door het Groot Koor en
het Symfonieorkest van het Conservatorium o.l.v.
Geert Hendrix.
Zoals het op een feestje past is de toegang gratis,
ook voor degenen die nog geen lid zijn, u hoeft zelfs
uw komst niet te melden en u mag zoveel familie,
vrienden en kennissen meebrengen als u zelf wil.
We hopen natuurlijk heimelijk dat velen die avond
van de gelegenheid gebruik zullen maken om toe te
treden tot de Vrienden. Want, zoals het spreekwoord
zegt: ‘In de noten herkent men zijn Vrienden’.
33
KORT
Masterclasses
Masterclass viool door Anton Steck
Donderdag 7 november 2013 van 14u00 tot 18u00: masterclass
– om 20u00: lezing
Vrijdag 8 november 2013 van 9u30 tot 12u30 en van 14u00 tot
17u00: masterclass.
Doelgroep: studenten Conservatorium Antwerpen
Toehoorders gratis welkom
Anton Steck studeerde viool in Karlsruhe en barokviool bij Reinhard Goebel aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam. Hij deed er intens onderzoek
naar de speeltechnieken en de uitvoeringspraktijk
van vóór 1850. Daarna was hij jarenlang leider van enkele van de meest bekende ensembles van de vroege
muziek, zoals Les Musiciens du Louvre o.l.v. Marc
Minkowski, Concerto Köln en Musica Antiqua Köln.
In 1996 stichtte Anton Steck het Schuppanzigh
Quartet. Het kwartet verkreeg een excellente internationale reputatie door de vele recitals, opnames en
behaalde prijzen. Bovendien speelt Anton regelmatig samen met de klavecinisten Marieke Spaans en
Christian Rieger.
Sinds 2000 is Anton Steck werkzaam als docent
barokviool en als dirigent van het barokorkest van de
Staatlichen Hochschule für Musik in Trossingen.
34
Masterclass fluit door Eva Amsler
Woensdag 11 december 2013 van 14u00 tot 20u00
Doelgroep: studenten Conservatorium Antwerpen
Toehoorders gratis welkom
Eva Amsler is hoogleraar Fluit aan de Florida State University. Voorheen was zij verbonden aan het
Staatsconservatorium in Feldkirch (Oostenrijk), waar
zij vanaf 1982 fluit, pedagogie en kamermuziek doceerde. Zij geeft masterclasses in Europa, de Verenigde Staten en Azië.
Daarnaast was zij gedurende twintig jaar lid van
het St. Gallen Symfonie Orkest (Zwitserland).
Eva Amsler is een pionier van de houten fluit. Ze
organiseerde een wereldwijde serie concerten met
The Dorian Consort en speelde op diverse fluiten in
concerten van nieuwe muziek met het ensemble Enif
- Aktuelle Music.
Zij concerteerde met artiesten zoals Aurèle Nicolet, Barbara Schlick en het Carmina Quartet. Haar cdopnamen werden uitgebracht op het Ambitus- en op
het Cavalli-label. Haar optredens werden uitgezonden
in Zwitserland, Oostenrijk, Duitsland, Scandinavië en
de Verenigde Staten.
Pre-concert door het slagwerkensemble
Woensdag 13 november 2013, 18.30u, Witte Zaal
Gratis toegang.
De Noor Rolf Wallin is een van de meest prominente Scandinavische toonzetters van het moment.
Naast een veelzijdig componist is hij tegelijkertijd
kunstenaar-performer en veelgevraagd trompettist.
Op 13 november presenteert deSingel werk van hem
in de Theaterstudio met het HERMESensemble onder leiding van Vykintas Baltakas. Op het programma
staat onder meer het uitzonderlijke Strange News,
een werk voor ensemble, live electronics, video en
spreker op tekst van Josse De Pauw, over kindsoldaten in Afrika.
Wallin componeert ook graag fascinerende en vernieuwende werken voor slagwerkensemble, reden
voor de Werkgroep Hedendaagse en Actuele Muziek
om hem uit te nodigen om samen te werken. Op 13
november geeft het slagwerkensemble een pre-concert in de Witte Zaal met op het programma de composities Stonewave, Frap en Twine.
Workshop hobobouw door Joost Reijns
Donderdag 21 november 2013 van 9u tot 17u
Geïnteresseerden gratis welkom
Joost Reijns kreeg zijn opleiding bij Roland
Rigoutat, met wie hij daarna jaren samen werkte in
het Parijse atelier. Vanuit Wiggensbach geldt hij vandaag de dag als hun voornaamste Duitse vertegenwoordiger. Ook voor Alain De Gourdon van het huis
Lorée – met wie hij eveneens een heel nauwe band
onderhoudt – worden instrumenten gebouwd. Reeds
jarenlang werkt Joost met de beste hoboïsten ter wereld.
Workshop jazz, Combo en compositie door Aki
Takase, compositie – Rudi Mahall, basklarinet
Donderdag 5 december 2013 van 11u tot 13u
Toehoorders gratis welkom!
Pianiste/componiste Aki Takase (Japan) studeerde
aan de Tohogakuen Music University in Tokyo. Zij
trad op en maakte opnames in de Verenigde Staten
met Lester Bowie, David Liebman, Cecil Mcbee, Bob
Moses, Joe Henderson, John Zorn e.a.
In 1981 speelde zij voor het eerst op het Jazz Festi-
val in de Filharmonie van Berlijn met Takeo Moriyama en Nobuyoshi Ino. Sinds 1987 woont ze in Berlijn.
Zij werkt intensief samen met Alexander von Schlippenbachs “Berlin Contemporary Jazz Orchestra”, in
trio met Rashied Ali en Reggie Workman, met Tristan Honsinger, WC Handy Project met Fred Frith,
in duetten met David Murray, Maria Joao, N-H. O. Pedersen en verder ook met Rudi Mahall, Nils Wogram
and Paul Lovens.
Rudi Mahall (Duitsland) is basklarinettist. Tijdens
zijn studie klassieke klarinet, stapte Mahall over naar
hedendaagse muziek, improvisatie en jazz. Hij is
of was lid van volgende bands: Avantgardeband Die
Hartmann 8, Der Rote Bereich (aanvankelijk met
Frank Möbus, Marty Cook, Jim Black und Henning
Sievert), de Trio Tiefe Töne für Augen und Ohren
(met Sievert en Bill Elgart), Carlos Bicas Azul en Die
Enttäuschung (oa met Axel Dörner, Jan Roder). Hij
voerde verscheidene projecten uit en publiceerde cd’s
met Aki Takase over het werk van Eric Dolphy en
anderen. Mahall nam deel aan Alexander von Schlippenbachs opname van de volledige werken van Thelonious Monk. Hij is lid van het Globe Unity Orchestra
en trad op met Conny Bauer, Lee Konitz, Barry Guy,
Karl Berger, Paul Lovens, Sven-Åke Johansson, Radu
Malfatti, Ed Schuller, Ray Anderson, Kenny Wheeler,
Hannes Bauer en vele anderen.
Mahall speelde op het Free Music Festival Jazz in
Mulhouse in 2008, op het Moers Festival, het JazzFest Berlijn, de Leverkusener Jazztage en jazzfestivals in New York, Amsterdam, München, Würzburg,
Nürnberg, en hij toerde in Portugal en in Zuid- en
Oost-Afrika.
35
Research Café: BODYWORKS
Donderdag 21 november 2013, 20.00u, Witte Zaal en foyer
Gratis toegang.
Onderzoek geeft veelal aanleiding tot allerhande
colloquia, symposia, congressen, conferenties… Heel
interessant allemaal, maar soms weinig tot de verbeelding sprekend van een ruimer publiek van geïnteresseerden. Koninklijk Conservatorium Antwerpen
introduceert daarom het Research Café: een laagdrempelig en inspirerend evenement rond onderzoek
in de kunsten, met de klemtoon op presentatie en demonstratie, gesprek en interactie.
De eerste editie staat in het teken van onderzoek
rond lichamelijkheid, en zal naast bijdragen van conservatoriumonderzoekers ook gasten uit de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten ontvangen. Op het
programma staat alvast een keynote presentatie van
Kathleen Coessens, en presentaties of performances
van Adilia Yip On Ying, Chin Cheng Lin, Aline Veiga
Loureiro, Jorge Manilla en Ann Van de Velde. Kom
zeker een kijkje nemen, drink een glas, en laat u inspireren!
Sidi Larbi Cherkaoui, Maestro 2013
Dansvoorstelling VENN
vrijdag 29 november 2013, 20u
Rode Zaal, deSingel
Tickets: €15/€12, reservatie via [email protected]
of 03 248 28 28
De Stichting Conservatorium Antwerpen huldigt
choreograaf Sidi Larbi Cherkoui als Maestro Honoris
Causa 2013. Ter gelegenheid van deze huldiging organiseert de Stichting een herneming van de voorstelling Venn van de dansopleiding van het Koninklijk
Conservatorium Antwerpen.
36
De titel verwijst naar de wiskundige term ‘Venndiagram’, een grafische voorstelling van de logische
relaties tussen meerdere verzamelingen. De studenten focussen onder leiding van Iris Bouche en Eastman op het oeuvre van Sidi Larbi Cherkaoui en Damien Jalet. Zo komt repertoire uit de voorstellingen
‘Foi’, ‘Origine’ en ‘Orbo Novo’ aan bod. Los van het
materiaal uit de verschillende choreografieën onderzochten de studenten tijdens het werkproces terugkerende thema’s in Cherkaoui’s oeuvre, werkten zij met
tekst en ‘handgestures’ en bestudeerden zij de relatie
tussen dans, livemuziek en zang.
Uitvoerders: Studenten Dans Koninklijk Conservatorium Antwerpen - Patrizia Bovi, stem & harp Gabriele Miracle Bragantini, percussie - Kobe Proesmans, percussie - N.N., piano – Jeroen Vernimmen,
viool – Dries Brouwers, viool - Lotte Stuyck, altviool
– Mathias Van den Plas, cello
20 jaar Jazz
Dinsdag 3 december 2013, 20u in de Witte zaal van het
Conservatorium.
Toegang: €7/€5 (Vrienden gratis),
reservatie verplicht via [email protected]
We vieren dit jaar het 20 jarig bestaan van onze
afstudeerrichting Jazz/Lichte muziek. Een geschiedenis van twee decennia artistieke en pedagogische ontwikkeling, die het Koninklijk Conservatorium hebben
verrijkt met een specialisme waarop we trots zijn. Het
jubileum wordt bekroond met de voorstelling van de
vrienden-cd SPOREN 14, een schitterende verzameling opnames van een aantal jazz-alumni. De voorstelling wordt gevolgd door een jazzparty met DJ Vincent
Brijs. Een evenement om niet te missen!
werken in de klas. Per thema wordt er voor elke discipline een les voorgesteld waarbij de andere kunstdisciplines makkelijk geïntegreerd worden. Verder staat
‘4 je mee?’ boordevol tips om initiatielessen boeiend
en zinvol te maken voor zowel de leraar als de leerlingen.
In Memoriam Edouard Pétre
Edouard (Eddy) Pétré (+ 3.8.2013)
© Chris Joris
4 je mee?
Bob Selderslaghs, Annouk Van Moorsel en Sanne
Caluwaerts zijn alle drie werkzaam in de specifieke
lerarenopleidingen drama, dans en muziek aan het
Koninklijk Conservatorium van de AP Hogeschool
van Antwerpen. Indra Wolfaert is voor diezelfde AP
Hogeschool verbonden aan de specifieke lerarenopleiding voor beeldende kunsten van de Koninklijke
Academie voor Schone Kunsten.
Samen schreven zij ‘4 je mee?’, een praktisch
handboek voor leerkrachten. Het boek is een initiatie tot het deeltijds kunstonderwijs en bij uitbreiding
een aanrader voor leerkrachten muzische vorming in
het basisonderwijs. Het bevat 36 lessen drama, dans,
muziek en beeld voor 6- à 7-jarigen. De leeractiviteiten zijn erop gericht om domeinoverschrijdend te
Het Antwerps conservatorium heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de pedagogische opleidingen voor leraren Muziek en Woord in
het Deeltijds Kunstonderwijs. In 1983 werd Edouard
Pétré aangesteld als coördinator van de pedagogische
afdeling van het conservatorium. Hij moest de opleidingen conformeren aan de kersverse regelgeving
van 1982 en voor een aangepaste invulling van de programma’s zorgen.
Pétré hechtte veel belang aan het artistieke en culturele profiel van de toekomstige pedagogen. Daarom
verruimde hij het studiepakket met een aantal nieuwe
vakken die echter door sommige behoudsgezinde
instrumentleraars eerder als belastend dan als verrijkend werden aangevoeld. Hij had ook oren voor de
steeds luider klinkende roep naar een eigentijdse benadering en organisatie van het gesubsidieerd kunstonderwijs voor liefhebbers en pre-professionelen.
Bijgevolg engageerde hij zich ten volle in de voorbereiding van de hervorming van de Vlaamse academies
die in 1990 in voege zou treden.
De ideeën van Edouard Petré hebben hun stempel
op een hele generatie jonge leraars in de kunsten gedrukt en er toe bijgedragen dat het vernieuwde Deeltijds Kunstonderwijs in Vlaanderen aansluiting vond
bij de actuele artistiek-pedagogische stromingen in
Europa.
37
AGENDA
38
5.11.2013, 20u
Museum Vleeshuis
Toegang gratis mits reservatie via
[email protected]
Recital Kris Verhelst: Het Dulcken klavecimbel
J.S. Bach: Klavierpartita’s nrs. 2. 3 en 4 uit het Erster Teil der
Klavierübung
i.s.m. het Ruckersgenootschap
17.11.2013, 11u
Witte Zaal, Conservatorium
Toegang: €10 (€7 Vrienden)
aperitief inbegrepen, geen reservatie
MEESTERS Eliane Rodrigues. piano
Ravel: Sonatine - Rachmaninov: Preludes - Chopin: Andante Spianato et
Grande Polonaise Brillante op.22 Beethoven: Sonate nr.23 op.57
19.11.2013, 20u
Rataplan
Toegang gratis mits reservatie
via 03 292 97 40
JAZZ Breathing #11 o.l.v. Nicolas Thys
De studenten jazz van het conservatorium trakteren ook dit seizoen
op verschillende concerten in Rataplan. De studenten repeteren
enkele weken onder leiding van een ervaren coach. In Rataplan kan je
vervolgens het resultaat van deze intensieve sessies komen beluisteren.
Een uitgelezen kans om de toekomst van de Belgische jazz aan het werk
te horen!
20.11.13, 13u
Witte Zaal, Conservatorium
Gratis, geen reservatie
Celloklas Olsi Leka
Middagconcert
29.11.2013, 20u
Rode Zaal, deSingel
Toegang: €15/€12, reservatie via
[email protected] of 03 248 28 28
DANSVOORSTELLING ‘VENN’
‘Venn’ is een herneming van de eindejaarsvoorstelling van de
dansopleiding. De titel verwijst naar de wiskundige term ‘Venndiagram’, een grafische voorstelling van de logische relaties tussen
meerdere verzamelingen. De studenten focussen onder leiding van Iris
Bouche en Eastman op het oeuvre van Sidi Larbi Cherkaoui en Damien
Jalet. Onder meer repertoire uit de voorstellingen ‘Foi’, ‘Origine’ en
‘Orbo Novo’ komt aan bod. Los van het materiaal uit de verschillende
choreografieën onderzoeken de studenten tijdens het werkproces aan
‘Venn’ terugkerende thema’s in Cherkaoui’s oeuvre, werken zij met tekst
en ‘handgestures’ en bestuderen zij de relatie tussen dans, livemuziek en
zang.
i.s.m. Stichting Conservatorium Antwerpen
3.12.2013, 20u
Witte Zaal, Conservatorium
Toegang: €7/€5 (Vrienden gratis),
reservatie via [email protected]
CD-VOORSTELLING Jazz
De cd SPOREN ’14 is een schitterende verzameling opnames van
alumni van de afstudeerrichting jazz en lichte muziek, die dit jaar 20
jaar bestaat. De voorstelling wordt gevolgd door een jazzparty met DJ
Vincent Brijs.
4.12.2013, 13u
Witte Zaal, Conservatorium
Gratis, geen reservatie
Zangklas Stephanie Friede
Middagconcert
6.12.2013, 17u
Gele Zaal, Conservatorium
Gratis, geen reservatie
DANS - JAZZ improvisatie
Resultaat van een week samenwerken tussen de studenten van
de afdeling Dans (B2) en Muziek/Jazz. Thema improvisatie, een
introductie in ‘Soundpainting: The Universal Live Composing Sign
Language’ gegeven door Jennifer Rahfeldt.
10.12.2013, 20u
Rataplan
Toegang gratis mits reservatie
via 03 292 97 40
JAZZ Breathing #12 o.l.v. Ben Sluijs
Voor meer info over Jazz Breathing zie 19 november 2013.
10.12.2013, 20u
Carolus Borromeuskerk
Tickets: €25 via [email protected]
of ter plaatse
Kersthappening Lions Club Antwerpen Ter Beke
Houtblazersensemble en Kamerkoor Conservatorium Antwerpen,
Kurt Van Herck, Nathan Wouters en Warre Borgmans
39
11.12.2013, 13u
Witte Zaal, Conservatorium
Gratis, geen reservatie
Celloklas France Springuel
Middagconcert
11 en 12.12.2013, 20u
13.12.2013, 13u
Zwarte Zaal, Conservatorium
Gratis, geen reservatie
WOORDKUNST Toonmoment Podium
met Kristin Arras 2de jaar bachelors woordkunst
13 tot 16.12.2013, 20u
op zondag 14.30u
lokalen 430 en 103, Conservatorium
Gratis, geen reservatie
ACTEREN Publieke toonmomenten
B2 – lokaal 430 < vr 13, za 14 en zo 15 December 2013
B3 – lokaal 103 < za 14, zo 15 en ma 16 December 2013
*Voorstellingen zijn om 20:00, op zondagen om 14:30
17. 18 en 19.12.2013, 20u
Gele Zaal, Conservatorium
Gratis, geen reservatie
KLEINKUNST Toonmoment
Muziekproject B2, B3 afstudeerrichting Kleinkunst.
De studenten brengen eigen songs in wisselende formaties
o.l.v. Gert Bettens en Tom Pintens.
17.12.2013, 20u
Blauwe Zaal, deSingel
Toegang gratis, geen reservatie
JUBILEUMCONCERT ‘20 jaar Vrienden’
Onder andere Mendelssohn: Psalm opus 42 door het Symfonieorkest en
Koor Conservatorium Antwerpen o.l.v. Geert Hendrix
18.12.2013, 13u
Witte Zaal, Conservatorium
Gratis, geen reservatie
Kamermuziekklassen
Middagconcert
Kleinschalige initiatieven zoals klasconcerten, recitals e.a. worden op korte termijn gepland en enkel op de website
bekend gemaakt. Updates en aanvullingen van deze kalender vind je dus op www.conservatorium.be
40