inhoud FORUM, tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door het Koninklijk Conservatorium Antwerpen AP-Hogeschool issn 0779-7397 Hoofdredactie Lieve Eeckhaut Eindredactie Lieve Eeckhaut Redactie Hans Dowit, Ann Lommelen, Wilma Schneider, Kevin Voets Tekstredactie Roger Quadflieg, Wilma Schneider Werkten mee Kathleen Coessens, Hans Dowit, Jan Dewilde, Fred Schalckens, Nicole Fux, Christoph Grafe, Roger Qaudflieg Redactie-adres Desguinlei 25, 2018 Antwerpen Tel.: 03-244 18 00 Fax: 03-238 90 17 E-mail: [email protected] website: www.conservatorium.be Vormgeving Marie Vandevoorde Coverbeeld Fotograaf: Frederik Beyens Forum thuis ontvangen? neem contact via [email protected] prima vista Koers zetten naar een duurzame samenwerking op kunstcampus deSingel 3 O&O CorpØreal, het lichaam van de kunstenaar is aanwezig interview 15 Koorzanger in de opera is een hondenstiel 21 Reizen door de Vlaamse tuin 24 Beroep: Pianist 8 parelvisser heilig huisje O&O Julius J.B. Schrey met Red Star Line op concerttournee 29 vrienden 20 jaar Vrienden van het conservatorium Kort 32 34 Agenda 38 Drukwerk Drukkerij De Bie Overname van artikels en illustraties is slechts toegelaten mits uitdrukkelijke toestemming van de uitgever. Tot onze grote spijt is er een foutje geslopen in de titel van een artikel in onze vorige editie. Forum 1 september-oktober: Op pagina 10: O&O Elisabeth & Albert is de juiste titel van dit artikel. Onze welgemeende excuses. De Redactie 1 De directie van het conservatorium heeft samen met de Antwerpse economische, politieke, academische en culturele gemeenschap in 1999 de Stichting Conservatorium Antwerpen opgericht. Voorzitter van de Stichting is Gouverneur Cathy Berx. De Stichting stelt zich tot doel, door mecenaat, de uitbouw van het conservatorium te stimuleren en de uitstraling ervan in de Antwerpse regio te versterken. De Stichting stelt de nodige middelen ter beschikking voor masterclasses, studiebeurzen, instrumenten en het jaarlijks uitreiken van de titel ‘maestro honoris causa’. Inlichtingen: Ann Lommelen T: 0032 (0) 3 244 18 06 [email protected] Structurele partners van de Stichting Conservatorium Antwerpen zijn: 10 advertising - Bnp paribas Fortis private Banking - Cegelec - KBC - laboratoria wolfs leasinvest real estate - lions Club antwerpen ter Beke - maintenance partners - piano’s maene - sd worx - soudal - Yamaha music europe - Zurich insurance 2 prima vista Koers zetten naar een duurzame samenwerking op kunstcampus deSingel door Nicole Fux Tijdens het academiejaar 2012-2013 onderzocht Nicole Fux, in het kader van een opleiding Cultuurmanagement aan de Universiteit Antwerpen, de mogelijkheden en uitdagingen rond de samenwerking tussen het conservatorium en deSingel. De Kunstcampus werd in detail onder de loep genomen. In de samenwerking tussen het Londense Barbican Centre en de Guildhall School vond ze interessant vergelijkingsmateriaal. Een exploratief onderzoek naar de meerwaarde van een structurele samenwerking tussen deSingel en het Koninklijk Conservatorium Antwerpen In 2008 verscheen in Forum een artikel waarin de vraag werd gesteld wat er zo revolutionair was aan de kunstcampus die toen op komst was en welke nieuwe vormen van artistieke creatie en onderzoeksmethodes verwacht konden worden met de introductie ervan1 . Op dat ogenblik was de nieuwe vleugel nog in aanbouw. Sinds de opening ervan in oktober 2010 introduceerde deSingel de nieuwe naam kunstcampus. Dit nieuwe tijdperk werd ingeluid door de collectieve uitvoering van ‘in C’ van Terry Riley, waarbij de in deSingel residerende ensembles en studenten van het conservatorium de handen in elkaar sloegen. Het origineel samenwerkingsproject stond meteen symbool voor wat een kunstcampus kan zijn. Het was een schakelmoment voor zowel deSingel als het conservatorium: dankzij de uitbreiding van de infrastructuur kon deSingel haar werking uitbreiden tot het productieproces. Het conservatorium bracht haar opleidingen dans en drama naar de campus, waardoor een volwaardige multidisciplinaire opleiding podiumkunsten mogelijk werd. Sindsdien groeiden er spontaan diverse pilootprojecten tussen deSingel, het conservatorium en andere artistieke ensembles in huis: het project LAbO met Champ d’Action, VENN met Eastman, de Orkestacademie met deFilharmonie, de recent 3 geopende kunstcampusleeszaal, workshops, lecturerecitals… Hiermee zijn lang niet alle mogelijkheden ontgonnen. In december 2012 vond een overlegvergadering plaats tussen deSingel en het conservatorium, waarbij werd nagedacht over de verdere concrete invulling van het concept kunstcampus. Kort daarna stelde deSingel me voor om in het kader van mijn masteropleiding Cultuurmanagement aan de Universiteit Antwerpen een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden voor een structurele samenwerking op de kunstcampus2 . Het werd een boeiend onderzoek, waaraan tal van medewerkers van deSingel en het conservatorium meewerkten. Ook ervaringen van enkele buitenlandse kunstcampussen werden onderzocht. In wat volgt geef ik graag enkele highlights weer van dit onderzoek. In een eerste deel van het onderzoek gingen we na wat het concept kunstcampus eigenlijk is. Hoewel de term voorkomt in beleidsplannen en programma’s van zowel deSingel als het conservatorium was het van bij aanvang allerminst duidelijk wat de term precies inhoudt. Door de verschillende visies bij elkaar te leggen ontstond een omschrijving van de kunstcampus als een optimale plek voor transmissie tussen kunst, onderwijs en onderzoek: de kunstcampus als katalysator voor de interactie tussen student, (pre)professioneel en publiek, een plaats waar een synergie tot stand kan komen tussen de verschillende kunstdisciplines, en waar leren, tonen en maken één zijn. De kunstcampus wordt gekenmerkt door drie gemeenschappelijke doelstellingen: het ontwikkelen van artistiek talent, het ontwikkelen van de artistieke praktijk en het valoriseren van kunst. Op dit ogenblik zijn er vier soorten samenwerkingsprojecten op de kunstcampus: 1.Activiteiten waarin reflectie over kunst centraal staat en die open staan voor een breed publiek. 2.Activiteiten waarbij de artistieke praktijk 4 centraal staat en knowhow wordt overgedragen van de professional naar elke geïnteresseerde luisteraar. 3.Activiteiten waarbij het experiment centraal staat: het is een ruimte waarin een artistieke productie tot stand komt door samenwerking tussen gevestigde kunstenaars en kunstenaars in wording. 4.Permanente ondersteunende diensten die deel uitmaken van de site en openstaan voor alle bezoekers. Enkele medewerkers stelden voor kunsteducatieve activiteiten toe te voegen, gerealiseerd door studenten en gericht naar een brede doelgroep van jongeren. Een samenwerking is een complexe zaak en niet alle samenwerkingen realiseren hun volledig potentieel. Daarom is het belangrijk na te gaan wat de voor- en nadelen zijn en deze tegen elkaar af te wegen. De belangrijkste voordelen van de samenwerking zijn de wederzijdse bundeling van krachten en de daaraan gekoppelde versterking van het gezamenlijk innoverend vermogen. Verder maakt de samenwerking ook een rationele inzet van overheidsmiddelen mogelijk, deSingel en het conservatorium hangen immers af van subsidies van de Ministeries van respectievelijk Cultuur en Onderwijs. Een bijkomend voordeel is dat de samenwerking de positie van de beide organisaties in het kunstenveld kan versterken. In een tweede deel van het onderzoek onderzochten we hoe de samenwerking op dit moment verloopt. Er is een enorm potentieel aanwezig door de complementariteit van de organisaties die op de campus huizen. Betrokkenheid en enthousiasme zijn erg groot en ook het unieke gebouw is een enorme troef voor de samenwerking. Anderzijds stelden we vast dat een aantal voorwaarden ontbreken om de samenwerking succesvol verder te ontwikkelen. Het belangrijkste probleem is dat er geen algemeen ge- dragen gemeenschappelijke visie is over de samenwerking, wat nochtans een essentiële voorwaarde is om tot een duurzame samenwerking te komen. Een tweede probleem stelt zich door de tegengestelde belangen die er zijn tussen het conservatorium en deSingel. Zo heeft de term ‘kwaliteit’ verschillende betekenissen: voor deSingel primeert de kwaliteit van het eindproduct, voor het conservatorium de kwaliteit van het leerproces. Er zijn nog meer belangentegenstellingen die moeten uitgeklaard worden om tot een perfecte win-win situatie te kunnen komen: Afbeelding 1: tegengestelde belangen Een derde probleem is dat er momenteel geen management is voor de samenwerking. De projecten ontstaan ad hoc, maar er is geen specifieke organisatiestructuur, noch een gefaseerd plan. Dat is evenwel nodig om de samenwerking succesvol verder te zetten. Hoe pakken andere kunstcampussen dit dan aan? We onderzochten enkele campussen in het buitenland en zagen dat er diverse mogelijkheden zijn voor een samenwerkingsstructuur, gaande van losse ad hoc projecten over kleine samenwerkingscellen, gedeelde administratieve diensten tot zelfs een fusie tot één enkele organisatie. We stelden vast dat overal dezelfde uiteenlopende belangen voorkomen, die worden opgelost door veel vertrouwen en overleg. De campus Barbican Centre - Guildhall school in 5 London trok onze aandacht vanwege de vele parallellen met deSingel/conservatorium, zowel op het vlak van de infrastructuur, geschiedenis als werking. Het kunstcentrum Barbican profileert zich als multidisciplinair en heeft naast een programma van podiumkunsten ook een filmhuis en tentoonstellingszalen. Guildhall School biedt opleidingen muziek, drama en podiumtechniek. Beide organisaties huizen in een aparte vleugel van eenzelfde gebouwencomplex dat dateert uit de jaren ’80. Meer dan 30 jaar waren Barbican en Guildhall naaste buren zonder echt samen te werken. Daar kwam 6 jaar geleden verandering in. De impuls voor deze verandering kwam door een combinatie van twee factoren: een directiewissel in beide organisaties en een veranderend politiek landschap. Er werd ernstig bespaard op onderwijs en cultuur en tegelijkertijd bood de overheid mogelijkheden om extra middelen te verwerven voor kunsteducatie. Barbican, Guildhall en het in Barbican residerende London Symphony Orchestra verenigden hun krachten om subsidies aan te vragen voor een gezamenlijk project. Een troef voor de samenwerking in Barbican was dat er van bij aanvang al een grote overlap was tussen de missies: Barbican had een eigen uitgebreide kunsteducatieve dienst Barbican Creative Learning Division, Guildhall School organiseerde uitstralingsactiviteiten rond cultuurparticipatie onder hun dienst Guildhall Connect. En ook het London Symphony Orchestra had een eigen kunsteducatief programma Discovery. De samenwerking in Barbican is een proces van jaren dat in drie fasen werd uitgevoerd. In een eerste fase werd een gedeeld administratief platform opgericht waarin de financiële diensten en de dienst HRM van Barbican en Guildhall werden samengebracht. Deze gemeenschappelijke structuur bleek 6 een enorme stimulans te geven aan de artistieke samenwerking. In een tweede fase, drie jaar later, werd de gemeenschappelijke divisie Creative Learning opgericht. Dit is het hart van de huidige artistieke samenwerking. Het departement is een versmelting van Guildhall Connect en Barbican Creative Learning Division. De dienst wordt gefinancierd door Barbican en Guildlhall en staat onder leiding van een afzonderlijke directeur. Deze divisie groeit jaar na jaar en bereikt momenteel met haar programma zo’n 40.000 toeschouwers. De derde fase van de samenwerking in Barbican is net van start gegaan met de recente opening van het nieuwe gebouw voor Guildhall School, Milton Court, waarin wordt vanaf dit jaar de opleiding drama is gehuisvest. Het gebouw en de nieuwe concertzaal zullen ook gebruikt worden door Barbican en verhuurd aan externe organisaties. Wat houdt de artistieke samenwerking in Barbican dan juist in? Voor Guildhall School is het doel van de samenwerking vooral de studenten te engageren in een artistieke context en ze in te zetten voor kunsteducatieve projecten in verschillende buurten van London. Barbican wil de relatie met het publiek intensifiëren en het publiek initiëren in de kunsteducatieve programma’s. Een ander doel van Creative Learning is om nieuwe kunstvormen te ontwikkelen. Concreet bestaat de werking uit twee polen: Creative and Professional Practice en Participatory Practice. De eerste pool richt zich op artistieke ontwikkeling, de tweede focust op het ontdekken van talent door participatieve projecten te organiseren voor een zo breed mogelijk publiek. Creative Learning organiseert vier programma’s, elk voor een welbepaalde doelgroep: 1. Het educatieve programma richt zich op jongeren en op communities in de ruimere zin. 2. Het undergraduate programma richt zich tot alle bachelorstudenten van Guildhall. Zo worden studenten aangezet te experimenteren met crossoutkunst. Creative Learning organiseert voor hen ook lessen over cultuurmanagement, netwerking, speeddating, samenwerkingsvaardigheden. 3. Het masterprogramma Leadership wil een vernieuwende kijk geven op multidisciplinaire kunstvormen en participatief werk. Studenten in deze masteropleding krijgen een eigen platform in de ‘offside’ buurten van London en mogen daar experimenteren. 4. Het vierde programma is permanente vorming voor artiesten in elk stadium van hun loopbaan. Iedereen kan een aanvraag indienen voor dit laboratorium. De geselecteerde projecten krijgen een experimenteerruimte aangeboden in Barbican. Momenteel wordt er ook een plan ontwikkeld voor een nieuwe bacheloropleiding over actuele kunstvormen zoals street art en beebop. De succesfactoren voor de samenwerking in Barbican zijn divers. Uit onderzoek is gebleken dat de gemeenschappelijke structuur alvast de samenwerking3 ten goede kwam: zowel de gedeelde administratieve diensten als de gemeenschappelijke cel Creative Learning zijn een katalysator voor de artistieke samenwerking . Een andere succesfactor is de gezamenlijke ontwikkeling van een gedeelde visie. Sinds de cel Creatieve Learning over een eigen missie beschikt is de richting van de samenwerking voor iedereen duidelijk en kan deze helder worden gecommuniceerd, zowel intern als extern. Beslissingen worden makkelijker genomen en er is een stevige basis voor een strategisch plan voor de toekomst. Tot slot is het succes ook te danken aan een goede overlegcultuur. Op alle niveaus van de organisaties is er overkoepelend overleg. Het is ingebed in de dagelijkse werking. Elke samenwerking is uniek. Het conservatorium van Antwerpen heeft een dansopleiding, Guildhall heeft dat niet. Daar waar Barbican inzet op kunsteducatie, wil deSingel eerder inzetten op productie. De context is anders, ook voor de verwerving van middelen. Zeker is dat kunstcampus deSingel een enorm potentieel heeft voor het ontwikkelen van een unieke kunstcampus. Veel medewerkers van de huidige samenwerkingsprojecten zien het als een boeiende uitdaging om hiermee verder te gaan en brachten tal van suggesties aan. Zaak is nu de dialoog te openen, samen te kijken wat de mogelijkheden zijn, en te beslissen welke gemeenschappelijke koers deSingel en het conservatorium eventueel willen varen. Er is al een startschot gegeven met een overlegvergadering in december. We kijken met nieuwsgierigheid uit naar de volgende episode van de samenwerking op Kunstcampus deSingel. 1. Dowit, H., Voets, K. (2008). De Internationale Kunstcampus. Close Encounters of the Third Kind? Forum 3 0809, tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door het Koninklijk Conservatorium Artesis Hogeschool Antwerpen 2. FUX, N. (2013). Koers zetten naar een duurzame samenwerking op kunstcampus deSingel. Een exploratief onderzoek naar de meerwaarde van een structurele samenwerking tussen deSingel en het conservatorium van Antwerpen. Proefschrift ingediend tot het behalen van de graad van master in Cultuurmanagement. UA, Antwerpen, niet gepubliceerd. 3. Renshaw, P. (2011). Working together. An inquiry into creative collaborative learning across the Barbican-Guildhall Campus. Geraadpleegd via http://www.gsmd.ac.uk/fileadmin/user_upload/files/Research/Working_Together___final_version.pdf 7 o&o CORPØREAL Het lichaam van de kunstenaar is aanwezig door Kathleen Coessens Voor u deze tekst begint te lezen, nodig ik u uit uw lectuur artistiek in te leiden of te begeleiden met de muziek van Lachenmann’s Tema1 en/of met de foto’s van Abramovic performance ‘the artist is present’2, of nog even de monoloog van Agrado in Pedro Almodóvar’s film Todo sobre mi madre3 te bekijken The artist is present “Performance is the moment when the performer, with his own idea, steps in his own mental-physical construction in front of the audience in a particular time.” Abramovic, interview 20104. Wie Marina Abramovic – hedendaags perfomer – kent, heeft misschien in bovenstaande titel een knipoog gezien naar haar performance ‘the artist is present’, een onderdeel van de retrospectieve tentoonstelling van haar werk in het MOMA van 14 maart tot 31 mei 2010. Gedurende drie maanden was Abramovic zelf aanwezig in het museum. Zij zat op een stoel gedurende de volledige openingstijd van het museum en mensen konden vrijblijvend tegenover haar gaan zitten, in alle stilte. De artistieke performance bestond uit de lichamelijke aanwezigheid van de artieste en de uitwisseling – de performance – die plaatsvond tussen de kunstenaar en de genodigde. Een blik, een gewaarwording, een interpretatie, een gevoelen, een (h)erkenning werden mogelijk in die stille dimensie van lichamelijke presentie. Sommige bezoekers bleven slechts enkele minuten zitten, anderen gingen het experiment aan voor uren. In Abramovic’ stille en kalme, maar zeer intens expressieve lichamelijke aanwezigheid 1. http://callithumpianconsort.bandcamp.com/track/helmut-lachenmann-tema 2. http://www.moma.org/interactives/exhibitions/2010/marinaabramovic/ 3. http://www.youtube.com/watch?v=iBh2PGBDn1Q&list=PL4DB95A69F2B30F8C 4. http://www.moma.org/interactives/exhibitions/2010/marinaabramovic/marina_perf.html 5. http://www.moma.org/explore/inside_out/2010/06/03/marina-abramovic-the-artist-speaks 8 begonnen sommigen stil te huilen, terwijl anderen peinzend staarden of nog rustig glimlachten. De retrospectieve werd getransformeerd tot een levende performance en improvisatie, waarin (het lichaam van) de kunstenaar de zintuiglijkheid en de zelfreflectie van eenieder diep aansprak5. De beelden van de verschillende deelnemers zijn ontroerend, uitnodigend, intrigerend. Een performance is een mentaal-fysische constructie, gecreëerd door een podiumkunstenaar voor een publiek, met een publiek, zoals Abramovic zegt. Het is die ‘mentaal-fysische constructie’ die ik hier in het perspectief van onderzoek in de kunsten als thema wil plaatsen. In deze tekst wil ik dan ook een pleidooi houden voor artistiek onderzoek naar de lichamelijkheid van de kunstenaar in de podiumkunst. The body is present We zijn begin 21ste eeuw, overladen met media en technologie, op zoek naar virtuele connecties en experimentele identiteiten, ge-’fotoshopte’ lichamen en gereconstrueerde organen en vormen. We kunnen verschillende, gelijktijdige dimensies van ruimte en tijd beleven, waarbij we vele levens hebben en alles kunnen overwinnen. We denken als het ware te kunnen ontsnappen aan de materialiteit, aan de enveloppe en aan de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam. Maar in dit begin van de 21ste eeuw worden we echter ook telkens weer geconfronteerd met de fysieke en gevoelsmatige eigenschappen van het menszijn, aangevallen en vernederd, door en door kwetsbaar in ziekte, oorlog of rampen, zonder enige kans pijn en ontreddering, eigen aan de lichamelijkheid en zintuiglijkheid van de mens, te kunnen ontlopen. Vreemd genoeg gebruiken we dan diezelfde virtuele media, gsm, internet, om te communiceren hoe reëel die pijn is. We staan meestal niet stil bij de eigentijdse paradoxen van af- en aanwezigheid, virtualiteit en realiteit van het lichaam. We vergeten de schier eindeloze reeksen van transformaties die technologie en cultuur veroorzaken in de menselijke ervaring en beleving van het lichaam. We ‘beleven’ en ‘ervaren’, zij het reëel, zij het virtueel, maar altijd vanuit onze lichamelijke en kwetsbare gevoelsmatigheid. De ontwikkeling van technologische mogelijkheden en culturele media confronteren ons permanent met de aan- en afwezigheid van het lichaam. In de kunst wordt die paradox als thema of zelfs als methode uitgediept. Roland Barthes toonde in zijn tekst Camera Lucida al aan hoe de foto van zijn overleden moeder, door het medium van de fotografie, plots die gevoelsmatige ‘aanwezigheid’ en lichamelijkheid naar voren brengt. Meer recent, in de film Todo sobre mi madre van Pedro Almodóvar (1999), speelt het personage Agrado een geïmproviseerde monoloog, waarin zij de authenticiteit van haar door esthetische chirurgie gereconstrueerde droomlichaam uiteenzet. Is dat lichaam nog een echt lichaam? Waar ligt de relatie tussen zintuiglijke indrukken en lichamelijke idealen, tussen culturele invloed en persoonlijke expressie, tussen performance en dagelijks leven? Serge Verstockt’s recente opera Hold Your Horses maakt ons attent op hoe amateuristische gsm-filmpjes het lichamelijke (en geestelijke) leed van de ander – zoals van de zelfverbranding van monniken die protesteren – die we eigenlijk niet kennen, in onze huiskamer brengen. Maar in diezelfde opera wordt deze lichamelijke en toch onwezenlijke realiteit van de ongekende medemens geplaatst naast de aanwezigheid van een virtuele prima donna – een knipoog 9 naar het Japanse virtuele popidool Hatsune Miku, dat als 3D-zangeres hele zalen tot extase brengt. Hebben we dan geen belichaamde kunstenaars, geen performers meer nodig? De nieuwe technologie en media veroorzaken tal van feedback-loops die lichaam en output verbinden en transformeren. Zij creëren nieuwe mogelijkheden, onverwachte uitkomsten en experimenten over en in lichamelijkheid: over kijken en bekijken, tonen en vertonen, reëel en virtueel, innerlijk en uiterlijk. Maar aan de menselijke fundamentele lichamelijkheid en haar mogelijkheden kunnen zij niet ontsnappen. The body of the artist is present Aldus blijven we podiumkunstenaars opleiden, goed beseffend dat het lichaam van de artiest het medium én het punt van oscillatie is dat kunst mogelijk maakt; goed wetend dat dat specifiek menselijk lichaam dat getraind kan worden als geen ander dier, dat lichaam met zijn eigen fysieke en sensoriële, visuele, haptische en auditieve mogelijkheden, in staat is het esthetische, het schone, het lelijke te ervaren, te transformeren, te creëren. Podiumkunstenaars negotiëren kunst met hun lichaam. Zij zoeken naar een evenwicht tussen de objectieve voorwaarden voor het creëren van kunst en de subjectieve aanwezigheid van het lichaam dat deze voorwaarden moet (h)erkennen, tussen de inherente mogelijkheden van het omringend materiaal en de lichamelijke vertaling van een artistiek idee. Dat evenwicht is kwetsbaar. De objectieve voorwaarden en de inherente mogelijkheden van het omringend materiaal wijzigen, maar de gevoelsmatigheid van het lichaam blijft acuut aanwezig. Het lichaam van de kunstenaar kan die bestaande praktijken en esthetische en sensoriële ervaringen 10 in vraag stellen. Zo zoekt de componist Helmut Lachenmann experimentele mogelijkheden die leiden tot een nieuwe lichamelijke en perceptuele benadering van klank en instrument. Hij leert ons in zijn compositie Tema (van Atem, adem) esthetisch te luisteren naar wat ademen is, als basis voor het leven, voor het beleven. Het muziekwerk esthetiseert de adem in al zijn vormen, in twijfel, in haast, schurend, levendig, pijnlijk, en stelt zo niet enkel een fundamentele lichaamsdaad – ademen – maar ook de grenzen van de lichamelijkheid van de performer en diens interactie met het traditionele instrument in vraag. Abramovic confronteert ons in haar performancewerk voortdurend met de impact die de lichamelijke aanwezigheid en de performance als performance, als actie, als daad op een publiek heeft. Het lichaam van de podiumkunstenaar roept vragen op. Vragen naar de grenzen tussen alledaagse daad en artistieke performance, tussen discipline en improvisatie, tussen het fysische en het esthetische, tussen impressie en expressie, innerlijk en uiterlijk, tussen culturele discours en spontaneïteit, tussen af- en aanwezigheid. Welke talen uit het lichaam, welke talen aanvaardt het lichaam? Het lichaam van de kunstenaar is complex. Het toont zich meervoudig en terzelfder tijd verstopt het zich achter de kunstuiting. Een eerste vertoningsvorm van het lichaam in een kunstpraktijk is deze van een drager van expertise of de ‘kunde’. Het lichaam toont zich als een fysieke structuur die bepaalde discours op kan nemen – denk maar aan de klassieke pianist versus de jazzpianist. Door die lichamelijke praktijk of expertise in een bepaald discours is het lichaam van de kunstenaar een fysieke informatiebron en precies instrument. In domeinen van uitvoeringspraktijk kan die expertise zich uiten als een levend archief van kunstwerken. Ten tweede, om dat discours te uiten, moet het lichaam ‘performen’, handelen, actie ondernemen en de vastgelegde codes van een kunstwerk of de esthetische ideeën van een kunstvorm omzetten in een interpretatie, een uitvoering, een improvisatie. Deze tweede vertoningsvorm is het lichaam als medium, als fysieke en betekenisgevende, dynamische schakel in een actienetwerk. De performer als schakel tussen partituur en instrument, tussen instrument en klank, tussen choreografische score en ruimte, tussen idee en uitdrukking, tussen tekst en actie. Tot slot is het artistieke lichaam ook een sensoriële ontvanger, een receptiekanaal dat betekenis kan geven aan de zintuiglijke informatie en ervaring. Vanuit die waarneming en sensibiliteit kan de kunstenaar weer de twee andere rollen opnemen en kan hij of zij interageren met andere artiesten, musici of dansers. De lichamelijke aanwezigheid van de kunstenaar, de fysieke ‘present-heid’ in al zijn complexiteit, wordt echter meestal niet bewust ervaren door het publiek, dat zich eerder concentreert op het kunstwerk of de performance als een geheel met een bepaalde esthetische boodschap. De fundamentele rol van het lichaam als medium, als sensoriële drager van het artistieke proces, blijft in de achtergrond van elke voorstelling. De kennis en methodes achter en verweven met deze lichamelijke presentatie blijven dan ook impliciet en verborgen. Deze kennis en methodes worden wel gedragen en doorgegeven in pedagogische opleidingen en binnen artistieke groeperingen of ensembles in de domeinen van de podiumkunsten – dans, theater, muziek. Maar het lichaam van de kunstenaar en diens kennis en methodes zijn niet of weinig aanwezig in onderzoek: deze inzichten vallen ofwel buiten onderzoek omdat dat zich eerder concentreert op het kunstwerk als De start van het nieuwe academiejaar betekent ook de aftrAP van de AP-Hogeschool, de fusiehogeschool van Artesis en Plantijn. Zij verwelkomt de allereerste AP studenten, waaronder meer dan 2700 nieuwelingen. Ook in ons conservatorium verandert er heel wat. Pascale De Groote neemt afscheid als departementshoofd om Algemeen Directeur van de nieuwe hogeschool te worden. Zij wordt opgevolgd door Freddy Marien, voorheen directeur van de Stedelijke Academie voor Muziek, Woord en Dans te Lier. Wie benieuwd is naar het nieuwe departementshoofd kan een kijkje nemen in Forum 1. In de Artistieke directie Muziek wordt Levente Kende (op pensioen) opgevolgd door cellodocent Justus Grimm. Als coördinator van de toetsinstrumenten wordt hij opgevolgd door Eliane Rodrigues (piano) en Aäron Wajnberg (andere toetsinstrumenten, percussie en begeleiding). Ter vervanging van Raf Smet (ontslagnemend) wordt Liene Geeraerts de nieuwe departementssecretaris. Zij was directeur van het Antwerpse Diamantmuseum. Carmien Michels studeerde in juli af als Master Woordkunst met als masterproef een roman. Wij zijn water verschijnt op 1 oktober bij De Bezige Bij en zal in vele boekhandels te vinden zijn. Mohamed Pablo Boujarra, alumnus van onze dansopleiding, maakte deel uit van een bejubeld experiment met paard en danser @ Grindbakken – Gent. Bekijk het filmje op: http://vimeo.com/74619717# lees meer op p. 14 11 ‘opus’, of worden bestudeerd als object van studie in andere disciplines. Tot de eerste categorie behoren onderzoek in de musicologie of de kunstwetenschappen over specifieke kunstwerken, kunstenaars en kunststromingen. Tot de tweede categorie behoren onderzoek in fysiologie – studies naar het functioneren van het lichaam – of in de muziekpsychologie bijvoorbeeld onderzoek naar de creativiteit bij kunstenaars. Ondanks de belangrijke bijdrage van deze domeinen blijven bepaalde inzichten en invalshoeken fundamenteel onbesproken en niet onderzocht. De buitenstaander, musicoloog, kunst- of theaterwetenschapper, muzieksocioloog of -psycholoog, kan immers enkel afgaan op een onderzoekspositie van buiten uit, daar waar een aantal inzichten enkel van in de kunstpraktijk tot uiting kunnen komen. Dit betekent dat de complexiteit van zulke inzichten enkel kan begrepen en verduidelijkt worden vanuit een onderzoek in de ervaringswereld van de performer en door de performer zelf. Zulk onderzoek noodzaakt dan ook een fundamentele artistieke onderzoekshouding: een diepgaande verkenning van binnenin het artistieke proces, ondersteund door bestaande interdisciplinaire inzichten en kennis over lichamelijkheid in kunst. CORPØREAL is present De aandacht voor onderzoek naar lichaamspraktijken in het algemeen, maar ook in de kunst, neemt toe, zowel nationaal als internationaal. Verscheidene disciplines hebben in de loop van de vorige eeuw hun kennisdomein grondig uitgebreid met betrekking tot lichamelijkheid en waarneming: filosofie van het lichaam en van de perceptie, fenomenologie, biologische psychologie, ontwikkelingspsychologie, antropologie en sociologie van het lichaam. Onderzoek 12 is de kunstenaar helemaal niet vreemd, maar bleef meestal beperkt tot het atelier, de repetitieruimte of de pedagogische omgeving. De recente ontwikkeling van artistiek onderzoek, als een interdisciplinair gevoede maar zelfstandige discipline, opent nieuwe mogelijkheden tot het verdiepen en verspreiden van zulke inzichten. Enerzijds is er de nood om in kunsthogescholen in Vlaanderen een diepgaande reflectie en communicatie over de lichamelijke aanwezigheid van de kunstenaar in podiumkunsten te voeren. Anderzijds is een groeiende groep artistieke onderzoekers aan het Conservatorium Antwerpen expliciet rond dit thema aan het werken. De volgende logische stap is dan de creatie van de onderzoeksgroep CORPØREAL, dat staat voor Collaborative Research in Performance – Reflective Embodied Art Laboratory (collaboratief onderzoek in podiumkunst – een reflectief en artistiek laboratorium over lichamelijkheid). CORPØREAL heeft als doel artistieke kennis te ontwikkelen en te verspreiden met betrekking tot het lichaam van de kunstenaar in podiumkunsten: het onderzoeken van coherente methodes6 en perspectieven die artistieke ervaring en experiment rond lichamelijkheid aanmoedigen en nieuwe vragen oproepen. CORPØREAL meent dat sensorieel ontwikkelde en ervaringsgerichte kennis slechts moeizaam door één kunstenaar-onderzoeker kan worden weergegeven en gecommuniceerd. Niet alleen de persoonlijke ervaringen en kennis, maar ook de mogelijke expressie van deze ervaringen moeten gedeeld worden in een artistieke onderzoekscontext. CORPØREAL wil dan ook een collaboratieve interdisciplinaire en transartistieke (over verschillende vormen van 6. Laten we niet vergeten dat de ethymologie van ‘methode’ teruggaat op meta + hodos, ‘het ontwikkelen van een weg’. kunst heen) onderzoeksgroep zijn waarbij verschillende onderzoekers in de kunst hun ervaring en kennis zullen delen, bijschaven en communiceren. De ‘aanwezigheid’ van het lichaam van de artiest zal in dialoog vanuit de verschillende persoonlijke onderzoeksprojecten worden benaderd om zo tot de ontwikkeling van een vocabularium en expressie van de kennis van proces, methode en ervaring van het lichaam in podiumkunsten te komen. CORPØREAL start met een aantal gemotiveerde artistieke onderzoekers (doctoraatsstudent of docent) aan het conservatorium van Antwerpen, die allen hun kunstpraktijk met onderzoek verbinden. Adilia Jip on Ying is marimbaperformer en gefascineerd door de culturele verschillen in lichamelijke en cognitieve benadering van het marimba- en balafonspel. Aline Veiga Loureiro onderzoekt de impliciete kennis van lichamelijke discours in dans, vanuit haar dans- ervaring en haar kennis van performancestudies. Jan Schacher, musicus en multimediaal kunstenaar, onderzoekt de lichamelijke voorwaarden van en lichamelijke impact op performance en klankcreatie. Niko Raes bevindt zich op de grens tussen visuele en performancekunst, waarbij het lichaam het medium is tot het exploreren van een esthetica van de fysieke limieten. Kathleen Coessens, musicus en filosoof, oprichter van de onderzoeksgroep, heeft zich gespecialiseerd in artistiek onderzoek met betrekking tot sensoriële en lichamelijke aspecten van kunst, waarbij dit onderzoek zowel in praktijk beoefend wordt als een instrument is tot reflectie. CORPØREAL wil met co-creatieve en collaboratieve interactie en discussie, presentaties, workshops en publicaties leiden tot hoogwaardig, origineel en gefundeerd artistiek onderzoek en output over lichamelijke en sensoriële interactie en kennis in podiumkunsten. 13 Mathias Coppens studeerde vorig jaar af met een diploma piano en compositie en een specifieke lerarenopleiding op zak. Een jaar later maakt hij zijn dromen waar. Zo is er deCompagnie, een groep bevriende muzikanten uit verschillende conservatoria, waarmee hij momenteel een nieuw album opneemt met composities uit alle hoeken van Europa, die zowel de Barok, Classicisme, de Romantiek als de 20ste eeuw beslaan. Coppens schrijft zelf partituren voor de groep. Docent Korneel Bernolet is vanaf dit academiejaar ook docent klavecimbel en basso continuo aan de repetiteur-afdeling van de Operastudio Vlaanderen. Michaël Mannes, masterstudent piano, heeft de derde editie van de VriendenCultuurPrijs gewonnen. De wedstrijd wordt georganiseerd door de Vereniging Vrienden Theaters Tilburg. De vakjury en de publieksjury waren het er unaniem over eens dat Michaël Mannes’ uitvoering subliem was. Alumnus Bram Weijters is bezig met een aantal grote muzikale projecten. Met het nodige enthousiasme wil hij hierover zoveel mogelijk mensen informeren. Voor de hele lijst geplande concerten en info kan je terecht op zijn website: www. bramweijters.com. Stein Verrelst, alumnus klassieke gitaar aan het conservatorium, speelt al enkele jaren met andere oud-studenten in het ‘Four Aces Guitar Quartet’. Eind deze maand brengen zij hun tweede cd uit en gaan zij toeren in China en Amerika. lees meer op p. 31 De constellatie van deze onderzoeksgroep aan het conservatorium is veelbelovend: alle kunstenaarsonderzoekers hebben een verschillende achtergrond en behoren tot verschillende kunstdomeinen, doch allen richten hun focus op de rol van het lichaam in performance. Vanuit de kruisbestuiving tussen de verschillende individuele projecten wil de onderzoeksgroep de rol en de dynamiek van sensoriële en lichamelijke bewustzijnsinhouden en interpretaties in artistieke praktijken onderzoeken, evenals de impact van het eigen esthetische beeld en van de culturele invloeden op deze processen. De onderzoeksgroep staat open voor geïnteresseerden, studenten, artiesten en onderzoekers, zowel binnen als buiten het conservatorium van antwerpen. CorpØreal hoopt op veel bruggen en verbindingen! een eerste afspraak met CorpØreal is een bijdrage op “BoDY WorKS’, een publieke artistieke happening rond onderzoek in de kunst georganiseerd door het research Café op 21.11.2013, om 20.00 uur . interview Beroep: pianist door Fred Schalckens Na (minstens) vijf jaar zwoegen wacht de beoogde bekroning, het masterdiploma piano. Mogelijk wordt dit zelfs vergezeld van een extra bachelor of master. Maar dan rijst de vraag: wat nu? Hoe en in welk domein of domeinen bouw ik een loopbaan uit? En wat zijn de mogelijkheden? Fred Schalkens sprak erover met een man die dagelijks in nauw contact staat met de wereld van de piano en van de pianisten. Als hoofd van één van Europa’s meest gerenommeerde pianobedrijven heeft Chris Maene onbetwistbaar een deskundige en realistische kijk op deze vragen. Zijn medewerker, de recent afgestudeerde pianist Wolf Leye, branch manager van de Antwerpse vestiging van Piano’s Maene vult aan met zijn persoonlijke ervaringen. Chris Maene, de opleiding piano is ongetwijfeld een van de meest populaire aan de conservatoria maar is er ook een markt voor al deze afgestudeerde pianisten? Laat ik vooreerst duidelijk stellen dat jonge mensen die op academisch niveau pianostudies aanvatten dit in de eerste plaats moeten doen in de vaste overtuiging en de ambitie om ooit op een podium te staan als uitvoerder, als solist. Deze ambitie is immers de essentiële vereiste om de veeleisende studie met kans op succes aan te vatten. Maar het is slechts een beperkt aantal pianisten die deze ambitie kunnen waarmaken. En dan? Het is daarom dat elke student in de loop van zijn studie eerlijk moet blijven tegenover zichzelf en zich systematisch moet blijven afvragen of het oorspronkelijke doel nog realistisch is. En geloof 15 Chris maene Werd in het voorjaar 60 en kreeg bij deze gelegenheid van en door zijn medewerkers-pianisten een grandioos pianorecital aangeboden. Het huis Maene bestaat 75 jaar en werd opgericht door de vader van de huidige eigenaar. Als jongste van zes kinderen is Chris Maene van jongsaf geboeid door de piano. Vooral de techniek interesseert hem en hij brengt veel tijd door in het atelier van vader. Op 16-jarige leeftijd bouwt hij zijn eerste instrument. Na het middelbaar onderwijs stapt hij in het bedrijfje van vader dat hij als selfmade man ontwikkelt tot wat het vandaag is. Met zijn twee zonen actief in de zaak is de toekomst veilig gesteld. De passie en liefde voor de piano wordt vooral geïllustreerd in het museum dat Chris Maene in de loop der jaren heeft uitgebouwd. De collectie bevat officieel een 170-tal piano’s, maar volgens Maene zijn het er veeleer 225. Alhoewel het museum nog steeds wordt aangevuld, is de prioriteit nu het systematiseren van de collectie en het maken van een catalogus. Vraag je Chris Maene naar zijn hobby’s, dan is het antwoord duidelijk: de piano. Hij hoeft enkel zijn piano’s te volgen om de hele wereld te zien, terwijl de piano tevens een sleutel betekent voor contacten met zoveel en alle mogelijke mensen. Tot het Hof en de voormalige koningin toe. Als pianist waardeert Chris Maene het meest Alexei Lubimov, voormalig hoofd oude muziek in Moskou, die nu in Parijs woont. Waarom? Lubimov is 100% natuurlijk en polyvalent. En als pianocomponist, kiest hij resoluut voor Bach, waarmee hij veeleer het muziekgenre bedoelt. Dus ook componisten “in de trant van”, zoals Busoni. me, een pianist ervaart vrij snel, al dan niet geholpen door zijn docenten, dat hij of zij tegen een plafond stoot. Is de conclusie dan dat het podium altijd een droom zal blijven, moet, hoe pijnlijk soms ook, de ambitie worden bijgesteld. Dit gebeurt best door open te staan, alert te blijven voor de kansen die zich sowieso voordoen. Want dat er kansen zullen zijn, is een vaststaand feit. De masteropleiding piano is een bijzonder kwaliteitsvolle algemene vorming. Bovendien wordt tijdens de veeleisende muziekstudie een ijzeren discipline gekweekt, wat een belangrijke eigenschap is die erg gewaardeerd wordt in een professionele omgeving. Hoe moet ik me die “kansen” voorstellen? Kansen ontdekken betekent in de eerste plaats: geen enkele optie per definitie uitsluiten. een pianist mag niet alleen als uitvoerder denken, maar moet ook openstaan voor technische aspecten. Bovendien is het aan te raden om het ontdekken en onderzoeken van deze kansen niet uit te stellen tot het einde van de studie. Zeker tijdens de laatste studiejaren zou een student best goed rondkijken. Van deze houding is Wolf leye trouwens een mooi voorbeeld. Klopt! Mijn interesse voor alles wat met piano te maken had, maakte dat ik tijdens mijn studie geregeld binnenliep bij de firma Maene. Na een tijdje werd ik af en toe eens gevraagd voor occasionele opdrachten, zoals het rondleiden van bezoekers. Toen mij na mijn studie de kans werd geboden om in het bedrijf te stappen, was de zaak vlug rond. En jij bent ongetwijfeld niet het enige voorbeeld van een master piano in het bedrijf? Wij hebben een vijftigtal medewerkers. Deze hebben zowat allemaal een opleiding piano, zij het op 16 verschillende niveaus. Negen van onze collega’s hebben een mastergraad piano. Zeven van de negen zijn, zoals Wolf, verkoopsadviseurs en twee zijn stemmers. Die laatste twee zijn vrij recent aangeworven en werden weerhouden uit een totaal van 35 kandidaten. De dames in kwestie waren de twee enigen met een masterdiploma. Zeker wanneer er moet gestemd worden voor een pianist van een hoog niveau, is de conservatoriumachtergrond een meerwaarde. Maar is het beroep van stemmer niet een duffe, dorre en alles behalve spannende bezigheid? Best mogelijk dat dit beroep nog steeds een weinig sexy imago geniet. Maar ik kan je verzekeren dat het een erg gevarieerd en uitermate boeiend beroep is. Ik zou zonder aarzelen masters piano aanraden meer interesse te tonen voor het beroep van stemmer. Tenminste voor zover men, naast de pianistieke kwaliteiten, over de andere nodige eigenschappen en talenten beschikt. Een goed gehoor is een evidentie, maar handigheid en behendigheid zijn even onmisbaar. Met de hand een oog aan een snaar maken of een plectrum steken bij een klavecimbel is niet vanzelfsprekend Technische belangstelling, kennis en vaardigheden zijn een andere vereiste: de “machine” piano mag met andere woorden voor een stemmer geen geheimen kennen. Ook geduld is onmisbaar, evenals de nodige sociale vaardigheden, zoals o.a. aanpassingsvermogen. Wanneer men te maken krijgt met concertpianisten is stressbestendigheid een must. Live en in een beperkt tijdsbestek moet een pianist zich bewijzen voor een alsmaar kritischer publiek, waardoor de pianist zijn druk of stress overbrengt op de piano en de pianostemmer. Om dit te illustreren, een – toegegeven – extreme situatie. Wij verzorgen de piano tijdens de Koningin Elisabethwedstrijd. Enkele jaren terug werd beslist dat gedurende het gehele concours iedere deelnemer op hetzelfde instrument moet spelen, op een instrument dat uiteraard op elk ogenblik perfect in orde is. Het gevolg is dat onze stemmer de gehele wedstrijd aanwezig is, elke deelnemer kent en volgt, en dus kan inspelen op zijn wensen en noden. Tijdens de finaleweek van het concours betekent dit: de ganse dag repeteren en ‘s avonds 2 maal het verplichte werk, 2 solo-uitvoeringen en 2 concerti! En dit alles op één en dezelfde piano, die op elk ogenblik optimaal gestemd is. Het stoffige imago dat het beroep misschien nog heeft, is dus totaal onverdiend. Ik veronderstel dat u niet elke stemmer met om het even welke opdracht kan belasten? Vanzelfsprekend zijn opdrachten zoals de Elisabethwedstrijd voorbehouden voor de ervaren stemmers, de experten. Op de in totaal vijftien stemmers in het bedrijf tellen we grosso modo één derde experten, één derde seniors en een derde juniors. Voor de opleiding zorgen we zelf. In een eerste fase van zes maanden, die voor beide partijen fungeert als een echt ontdekkings- en aanlooptraject, komen de kandidaten elke zaterdag naar het bedrijf voor de cursus. Zij krijgen daarnaast bepaalde opdrachten en oefeningen die ze zelfstandig moeten uitvoeren. Wordt een kandidaat aangeworven, dan volgt voor hem of haar gedurende het volledige eerste jaar een opleidingstraject aan de hand van eenvoudige concrete opdrachten. Daarna is het aan de juniorstemmer om zich verder te ontplooien en te bekwamen. Maar het is hoe dan ook zo dat voor iedereen, wat ook de graad van ervaring en expertise is, opleiding een permanente bekommernis is. En wat met de vraag naar stemmers? Is er een markt voor? 17 De behoefte aan stemmers is zonder enige discussie groot, vooral in de categorie van de echte meesters van de techniek, waarmee we de experten bedoelen, de stemmers op concertniveau. Bovendien kampt ons land met een grote achterstand wat betreft het stemmen van piano’s. In Nederland wordt een piano gemiddeld driemaal per jaar gestemd, in België niet één keer per jaar. Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat het kunnen stemmen een eerste belangrijke en onmisbare etappe is in de opleiding tot instrumentenbouwer. Na het stemmen volgt het intoneren en reguleren, vervolgens de herstellingen, om tenslotte via de stap van de opleiding ‘restauratie’ te komen tot het eigenlijke bouwen van instrumenten. Waarmee nogmaals wordt aangetoond dat de opleiding tot verschillende beroepsbestemmingen leidt. Fascinerende verhalen. Hopelijk kunnen zij sommige studenten inspireren. Maar u sprak ook van verkoopsadviseurs. Hoe rijmen we het fenomeen van de agressieve verkoper met een conservatoriumopleiding? Als we naar het buitenland kijken, begrijp ik uw bedenkingen en reserves. In de Verenigde Staten en in Nederland bv. weigert men zelfs pianisten voor dergelijke functies, want té soft. Bij ons is de aanpak totaal anders en hebben deze functies in de verste verte niets te maken met het beeld van de agressieve verkoper. Onze medewerkers worden dan ook niet vergoed in functie van hun verkoopresultaten. Bij ons geen commissies, wedstrijden of concurrentie tussen de verkopers. Ons uitgangspunt is in de eerste plaats dat onze adviseurs de koper die op zoek is naar een geschikt instrument deskundig bijstaan. Het is iemand die moet kunnen voordoen, tonen, zien, maar natuurlijk vooral moet laten horen hoe een bepaalde piano klinkt. De geloofwaardigheid van de adviseur, van de verkoper, 18 daar komt het voor ons op aan: het advies van iemand die gedreven wordt door de passie, de interesse, de liefde voor het instrument. We hebben het tot nu toe gehad over kansen voor pianisten in uw bedrijf... Inderdaad. Maar het is evident dat er buiten piano’s Maene nog heel wat andere mogelijkheden bestaan voor afgestudeerde pianisten: het onderwijs, musea, culturele huizen, professionele gezelschappen, concertorganisaties, de media en nog veel meer. Dus, ogen open en volgen hoe de markt evolueert. Ik stel vast dat de interesse voor privélessen, die onmiskenbaar sterk verwaterd was, duidelijk opnieuw aangroeit. De redenen? De geïnteresseerde particuliere, liefhebber pianostudent is ten eerste kritischer en kan zich minder vinden in de standaardoplossingen die bv. de muziekscholen bieden. Privélessen zijn bovendien flexibel: er is geen druk, de opleiding is op maat, men kiest zelf de leraar en de uurregeling . Bovendien, niet onbelangrijk, men hoeft zich niet te verplaatsen, met andere woorden: tijdwinst en comfort. Kortom, de mogelijkheden zijn er. Aan de pianist zeg ik: baseer je op je opleiding en op je eigen, specifieke talenten om een loopbaan te kiezen en uit te bouwen. Wolf, ik heb begrepen dat jij met dit alles perfect kan instemmen maar heb je zelf nog een persoonlijke noot toe te voegen? Vanuit mijn, weliswaar beperkte, ervaring wil ik aan jonge pianisten twee bedenkingen meegeven. In de eerste plaats: hoe je loopbaan zich ook ontwikkelt, blijf ten alle tijde piano spelen. En ten tweede, ontwikkel je loopbaan niet op een eenzijdige manier, maar combineer verschillende activiteiten. Ik geef het voorbeeld van een vroegere collega die nu lesgeeft, daarnaast actief is in een ensemble voor oude muziek, piano’s stemt en die tenslotte eigenaar is van enkele instrumenten die hij verhuurt. Heren, dank voor dit gesprek dat hopelijk een aantal studenten kan inspireren en hen kan voeden met ideeën, maar dat hen vooral moet sterken in de overtuiging om met enthousiasme en inzet hun studies verder te zetten. wolf leye Wolf is 26 jaar en recent afgestudeerd aan het Lemmens-instituut als master piano en bachelor orgel. Hij vervoegde in juli 2010 Piano’s Maene als pianoconsultant en werd in augustus 2011 branch manager van de nieuwe vestiging van Maene in de Antwerpse regio. Naast zijn activiteit bij Piano’s Maene musiceert Wolf solo als pianist, en met enkele vrienden waagt hij zich regelmatig aan zijn grote liefde, de kamermuziek. Af en toe geeft hij bovendien ook les en hij levert hiermee een duidelijke getuigenis van de door hem aangeraden polyvalentie. 19 20 de parelvisser Koorzanger in de opera is een hondenstiel door Jan Dewilde Een partituur is altijd meer dan alleen maar de grafische weergave van een compositie, die na decodering door uitvoerders muziek kan worden. Een partituur, of die nu geschreven of gedrukt is, reveleert daarenboven ook altijd een brok cultuurgeschiedenis, vormelijk én inhoudelijk. Zo ook deze uit de bibliotheekcollectie opgediepte parel, die ons een en ander leert over de Franse operapraktijk rond 1840. De tekst van deze ‘scène’, in feite een kort muziektheaterwerkje bedoeld voor een zanger-acteur, werd geschreven door de Franse acteur en librettist Edouard Duprez (1804-1879). Deze Edouard is de oudere broer van de fameuze tenor Gilbert Duprez (1806-1896), beroemd om zijn ‘contre-ut en voix de poitrine’ die hij er als allereerste op een scène zou hebben uitgeperst. Edouard ging de operageschiedenis in als vertaler van Italiaanse opera’s (hij maakte de Franse vertalingen van Rigoletto en La Traviata), maar hij schreef zelf ook libretto’s voor minder bekende componisten als Marquis de Colbert-Chabanais en voor zijn broer Gilbert. Een van de opera’s van de gebroeders Duprez, L’Abîme de la Maladett, werd overigens op 19 november 1851 in De Munt in Brussel gecreëerd. Edouard Duprez kende het operabedrijf dus van binnenuit en die kennis benutte hij ten volle in deze semikomische scène rond de tribulaties van een korist uit de opera, die hij in deze muzikale monoloog zelf aan het woord laat. Dat zingen in een operakoor niet altijd een te benijden job was, wordt in de eerste zinnen meteen duidelijk: ‘Je suis choriste, quel chien de métier / joyeux ou triste, faut toujours chanter.’ Uit het vervolg wordt duidelijk dat de koorzanger in kwestie op zijn twintigste als operatenor nog grote ambities koesterde. Maar hij zou zijn carrière beginnen in een provinciaal operahuis, waar hij zowel in opera’s als melodrama’s en tragedies moest optreden. In een klein operahuis moest een zanger flexibel zijn en dus ook 21 als acteur functioneren. Zo vertelt de zanger in deze scène dat hij Narcisse moest spelen in Britannicus van Jean Racine en daarbij werd uitgejouwd, waarna hij zich tot het publiek richt: ‘Pardon, Messieurs, mais la tragédie c’nest pas mon affaire… je suis choriste, quel chien de métier.’ Wat een hondenstiel! zo klinkt het telkens opnieuw in het refrein. Want een koorzanger in de opera moet uren bewegingsloos op een podium kunnen staan en moet kunnen zingen terwijl hij vecht of marcheert. En altijd, maar dan ook altijd moet hij van de partij zijn, ook al is hij ziek: ‘s’il est malade, y doit chanter, s’il est enrotté, y doit chanter, s’il est mort, y doit… non qu’il reste chez lui.’ En dat alles voor een schamele 80 frs. per maand. Duprez’ tekst is intelligent en geestig opgebouwd, met verwijzingen naar de beroemde acteur FrançoisJoseph Talma (1763-1826) en de toen bijzonder populaire Rossini-tenor Giovanni Battista Rubini (17941854). Mooi materiaal dus voor een componist als Charles Bosselet (1812-1873), die zelf ook zeer goed vertrouwd was met de operapraktijk. De in Lyon geboren Bosselet was een tijdlang tweede dirigent van het Théâtre royal de la Monnaie in Brussel en voor dat theater schreef hij verschillende balletten. Daarnaast was hij vanaf 1840 professor harmonie aan het Brussels conservatorium, waar hij generaties Belgische componisten in de harmonie inwijdde. Onder hen ook Peter Benoit. Bosselet goot Duprez’ tekst in een strofische aria, geïntercaleerd met stukken gesproken tekst. De intertekstuele muzikale verwijzingen naar opera’s zoals La Muette de Portici en Der Freischütz zorgen voor een meerlagigheid die de scène optilt en voor de operaliefhebber extra boeiend maakt. Om de korist zijn technisch kunnen te laten demonsteren, laat Bosselet hem enkele hoge do’s op rij zingen. Uit de partituur blijkt ook dat Bosselet bij het componeren hulp kreeg van Eugène Déjazet (1819-1888), zoon van de legendarische actrice en zangeres Virginie Déjazet (1798-1875). Het is duidelijk dat je voor de uitvoering van een dergelijke scène een even goede zanger als acteur nodig hebt, die daarenboven over een ‘vis comica’ beschikt. In het Parijs van de jaren 1830-1840 kon je dan niet om de tenor Levassor heen, die gespe- cialiseerd was in ‘chansonettes’, ‘scènes bouffes’ en ‘vaudevilles’, genres op het kruispunt tussen muziek en theater. Niettegenstaande hij in zijn repertoire en humor ‘très français’ was, trad Levassor ook met veel succes op in Engeland, de Verenigde Staten en de Duitstalige gebieden. Voor wie deze partituur, en meteen een brok operageschiedenis, opnieuw tot leven wil wekken: de partituur is gedigitaliseerd en vanuit onze bibliotheekcatalogus rechtstreeks te consulteren: http://anet.ua.ac.be/record/opacdkvc/c:lvd:14125521/N. Het titelblad van de partituur, vermoedelijk in 1842 bij Cotelle in Parijs gepubliceerd, werd geïllustreerd door Frédéric Bouchot (1790-1860), een van de prominente illustratoren en karikaturisten van zijn tijd. Bouchot tekende vooral huiselijke scènes en muzikale onderwerpen en publiceerde in bladen zoals Le Charivari en Journal pour rire. 23 heilige huisjes Reizen door de Vlaamse tuin door Christoph Grafe Christoph Grafe is wetenschapper, docent, publicist en directeur van het Vlaams Architectuurinstituut (VAi). Hij heeft een uitgesproken visie op architectuur als een gemeenschappelijk cultureel bezit. Heilige Huisjes. Zou een architect nu de aangewezen persoon zijn om daarover te schrijven? Misschien wel. In ieder geval hebben architecten wel enige ervaring met huizen, de profane en soms ook de heilige. Bovendien – dit is een generalisering, natuurlijk – delen veel architecten een diepe afkeer van de heilige huisjes van hun medemens. Wellicht is dit nergens zo geprononceerd als in Vlaanderen, waar ganse volksstammen met plezier en enthousiasme aan het bouwen zijn en daarmee onverdroten doorgaan tot werkelijk het laatste stukje van het land is volgebouwd. Architecten, althans toch diegenen die vanuit een zekere passie werken, bekijken dit kritisch (en zijn, meestal, ook weer niet te beroerd om toch weer een villa te helpen neerzetten, als ze daarmee de mogelijkheid krijgen om te bouwen). In Vlaanderen is er niet alleen een traditie van het volbouwen, maar ook één van het met fors retorisch geschut schieten op de bouwdrift van de medemens en het onvermogen van de overheid om hierin enigszins sturend op te treden. Sterker nog, de meeste Vlamingen die ik ken zijn ervan overtuigd in een land van unieke lelijkheid te leven. En met het ‘lelijkste land van de wereld’ ook een vorm van bijzonderheid te claimen. Nu leert de blik over de grens dat Vlamingen geen aanspraak kunnen maken op een uitzonderlijke status wat de lelijkheid van hun omgeving betreft. In Duitsland, bijvoorbeeld, heeft een wetgeving die al sinds de Tweede Wereldoorlog inzet op steun 24 voor het individuele woonhuis – het spreekwoordelijke ‘Bausparen’ – zijn sporen achtergelaten tot in het laatste gehucht. Overal zien we dezelfde gestandaardiseerde woningen, wat conformistischer dan in Vlaanderen, maar uiteindelijk met een vergelijkbaar effect op het landschap. Om over chaotische buitenwijken van de grote steden in Noord-Italië nog te zwijgen. Alleen in Nederland heeft een met harde hand gecontroleerde gronduitgifte ervoor gezorgd dat het verwezenlijken van een persoonlijke droom zo exclusief is gemaakt, dat het voor het grootste deel © Michel Wiegend van de mensen onbereikbaar is geworden. En ja, het landschap is daar dan veelal opener, maar vervolgens zo hardhandig aan de grote ruilverkavelingen van de jaren zestig en zeventig onderworpen dat veel sporen van de geschiedenis van landbouw en bewerking zijn verdwenen. Dit is in Vlaanderen veel minder gebeurd. Wellicht heeft de verspreide bebouwing voor een heilzame resistentie gezorgd. Het Vlaamse particularisme is immers ook een obstakel voor al te radicale herontwerpen van het territorium. Om de twee jaar reis ik, samen met een selecte groep specialisten door heel het land om de stand van zaken van de architectuur op te nemen en dit in het Architectuurboek Vlaanderen te verwerken. Dat zijn enerverende dagen, waarop je gecondenseerd en met een wonderbaarlijk soort scherpte waarneemt hoe lokale overheden of particulieren bouwen, en welke architecten hun werk niet louter als een veredelde dienstverlening beschouwen maar ook als een culturele stellingname. Een dergelijke reis heeft altijd iets van een schoolexcursie en ook van road movie. Het transport, in een klein busje voorzien van koffie en koeken, voert van gebouw tot gebouw, steeds in de hoop om samen een nieuw architecturaal hoogtepunt te ontdekken of een nieuw talent. Zo’n verwachting is natuurlijk onterecht; de meeste gebouwen zijn teveel het resultaat van compromissen om op alle fronten te slagen en zelfs de carrières van goede architecten kennen opeenvolgingen van successen en mislukkingen. Wat je al reizend waarneemt zijn al die gebouwen die nooit als architectuur bedoeld zijn geweest; de bedrijfshallen langs de autostrade, de notariswoningen, of de showrooms en vitrines van de middenstand die in Vlaanderen op de meest onwaarschijnlijke plekken kunnen opduiken. Wat je ook ziet: als iets ooit gebouwd is, wordt het bijna onmogelijk om het weer af te breken. De oude baksteenfabriek die al lang niet meer werkt, de winkelhal die al lang geen klant meer heeft gezien, het parkeerterrein waarvan het beton barsten vertoont en waar hooguit nog een verdwaalde caravan is achtergebleven. Als het economische nut uitblijft, heeft niemand nog geld over om de rommel op te ruimen. Afzonderlijk bezitten de ruïnes van de niet uitgekomen dromen van groei soms een eigenaardig 25 melancholiek soort schoonheid, opgeteld en in hun geheel waargenomen zijn ze dan toch weer een stuk minder charmant. (Dit laatste geldt vooral ook voor de infrastructuur: er worden weliswaar steeds nieuwe wegen aangelegd, in de ijdele hoop dat het er ooit genoeg zullen zijn, maar ik kan me niet herinneren dat er ooit maar één weg is afgebroken.) Onlangs brachten mij de voorbereidingen voor de nieuwe editie (die van 2014) van het Architectuurboek Vlaanderen voor het eerst naar de Westhoek. Een mooie reis, evenwijdig aan de kust, met aan de rechterhand de achterkant van het appartement-lint hoog en wit opschemerend vanuit de Polder, dwars door tuinbouwgebieden met af en toe een klein kasteeltje dat zijn oorsprong uit de negentiende eeuw kunstig verloochent, en langs allerlei nieuwe woonuitbreidingen. Rond Poperinge en Lo-Reninge wordt de dichtheid gevoelig lager en kom je terecht in een landschap dat in ieder geval oogt alsof de grote verstedelijkingsdruk er grotendeels aan voorbij is gegaan. Maar ook hier, in dit spreekwoordelijke platte land, verschijnt Vlaanderen als een dichtbebouwde lappendeken. Vanuit de kern van elk dorp lijkt het alsof je de kerktoren van de omringende plaatsen bijna kunt aanraken. Het land tussen de dorpen is niet open, maar bezaaid met huizen, boerderijen of garages. Alles is voorgrond, of toch hooguit middengrond. Je zou kunnen zeggen dat de afwezigheid van vergezichten Vlaanderen wellicht tot het minst aristocratische landschap van Europa heeft gemaakt. Telkens er een open veld of een panorama dreigde te ontstaan, heeft iemand er wel iets neergezet dat de grootse romantiek vakkundig om zeep heeft geholpen. Wat je ook ziet in de Westhoek: eigenlijk is Vlaanderen één grote tuin. Niet altijd en overal opgeruimd, 26 vaak nogal rommelig en wat liefdeloos aangeharkt. En, sowieso, overal met te veel bestrating. (Terzijde: als niet-Vlaming ben ik nog steeds verbaasd over de innige liefdesrelatie die veel mensen in dit deel van Europa met hun automobiel koesteren. Soms waan je je net in de jaren zeventig toen de wagen nog echt een statussymbool was.) Maar ondanks die stenen, het blijft een tuin. Geen stuk land is onbenut, alles is bouwgrond, en kan bebouwd worden, zonder veel omhaal en zonder de ingewikkelde grondwerken die bijvoorbeeld in het laag gelegen deel van Nederland een collectieve ordening van het land nodig maken. Overal wordt die fundamentele drang om iets te verbouwen en er nut uit te trekken verwezenlijkt. Deze volledige bezetting van het land is niet nieuw, zoals je in de Westhoek ziet. Op de kaarten die graaf Ferraris in de achttiende eeuw van de Oostenrijkse Nederlanden liet vervaardigen is dit reeds heel duidelijk af te lezen. Ook toen, nog voor de industrialisering haar sporen in het Vlaamse landschap kon achterlaten en nog voor het aangroeien van de linten langs de steenwegen, was het patroon van het dicht bewoonde tuinlandschap zichtbaar. (Wat de kaarten van Ferraris trouwens ook laten zien: de huidige communautaire tegenstellingen hebben reeds in de Oostenrijkse tijd een ruimtelijk aspect. Wallonië verschijnt op kaarten als een gebied met grote bossen, wijde velden en enkele steden; de perfecte ondergrond voor grootschalige industrielandschappen.) De volheid, maar ook de gelaagdheid zit dus echt in het DNA van het Vlaamse landschap. De drang om je eigen stuk van de tuin te verbouwen is de specifiek Vlaamse (en, zoals de oude kaarten laten zien, niet Belgische) vertaling van een wens naar autonomie. Je eigen plek zelf vormgeven, om het even of het nu gaat om een moderne villa, een kasteeltje met gazon of een duivenkot, zonder veel om je heen te hoeven kijken, is een verworven recht waarop deze samenleving lijkt te zijn gebouwd. Met enige overdrijving zou je kunnen zeggen dat de verdediging van die eigen plek wellicht de meest belangrijke grondslag voor de hele samenleving in dit deel van Europa is. Niet voor niets was de Belgische grondwet een van de meest liberale in haar tijd. Maar: het lijkt ook wel dat er nu langzamerhand een punt is bereikt waarop de grenzen van het particularisme pijnlijk scherp naar voren komen. Waar de intrinsieke kwaliteit van het kunnen voortmodderen op je eigen stuk grond verloren gaat, ofwel omdat de buren zo dichtbij komen dat van ongestoordheid geen sprake meer kan zijn of omdat je simpelweg te veel tijd moet investeren om überhaupt van je autonomie te genieten. Meer doen met minder ruimte. Dat is één van de motto’s van de Dag van de Architectuur 2013. Het klinkt als een toverformule. Vlaanderen zal immers niet zomaar weer maagdelijk leeg zijn. De ruimte is eindig. We moeten die eindigheid creatief gebruiken, door meer en verscheidene vormen van gebruik samen te voegen, door dichter op elkaar te wonen en te werken, door intelligente oplossingen te zoeken voor combinaties. Een landschap, waarin productie en recreatie elkaar niet langer uitsluiten, maar samen worden ontwikkeld. En waar ook plaats is voor nieuwe vormen van duurzame industrie, niet ergens in ontoegankelijke bedrijventerreinen – of verre landen – maar als een vanzelfsprekend onderdeel van steden en dorpen. Een ruimte waar stad en land verweven zijn. Een tuin. 27 28 o&o Julius J.B. Schrey met Red Star Line op concerttournee door Jan Dewilde Een van de vele migratieverhalen die na de opening op 27 september 2013 van het Red Star Line Museum op het Eilandje bleef hangen, was dat van de vijfjarige Israel Isodore Baline, die in 1893 samen met ouders, broers en zussen inscheepte op de SS Rijnland naar New York. De Joodse familie Baline was op de vlucht voor de bloedige pogroms in Wit-Rusland en zocht een nieuw en beter leven aan de andere kant van de oceaan. En dat vond de vijfjarige Israel er ook, in grote mate zelfs: als Irving Berlin groeide hij er uit tot een van de allergrootste Amerikaanse songwriters. In zijn zestig jaar durende carrière – Berlin werd 101! – schreef hij naar schatting 1.500 songs en de muziek voor 19 Broadwayshows en 18 Hollywoodfilms. Zijn schrijverstalent legde hem geen windeieren: ‘he has moved up-town and made lots of money’, zoals de producer George M. Cohan het verwoordde. Amerika omarmde de migrantenzoon en vice versa. In verschillende songs zong hij zijn liefde voor zijn nieuwe vaderland uit, zoals in This Is a Great Country: ‘Hats off to America, The home of the free and the brave— If this is flag waving, Flag waving, Do you know of a better flag to wave?’ In het Red Star Line Museum herinnert één van de minstens drie Sohmer-piano’s van Berlin aan de kleine jongen die vanuit Antwerpen naar de Nieuwe Wereld reisde. Maar tussen de 2,6 miljoen gelukszoekers, landverhuizers en avonturiers die tussen 1873 en 1934 met oceaanstomers vanuit 29 Antwerpen vertrokken, waren er wel meer musici. Ook Vlaamse musici. Eén van hen was de violist, dirigent en componist Julius J.B. Schrey (1870- ?). Na zijn studies aan Benoits muziekschool besloot hij in 1893: ‘Ik ga voyageeren door Amerika’. Alhoewel Schrey niet van rijke komaf was, wel zeer integendeel, was zijn Amerikareis zeker geen vlucht uit miserabele levensomstandigheden, maar veeleer ingegeven door amoureuze perikelen. Het was het klassieke verhaal: hij, zoon van een arme schoenlapper, was te min voor Julia, een meisje van rijke afkomst. Schrey wou zich tegenover zijn Julia en haar ouders artistiek én financieel manifesteren en daarom hoopte hij in het nieuwe ‘Goldland’ werk te vinden in de grote orkesten die er gevormd werden en die grotendeels uit buitenlandse orkestmusici bestonden. Op 16 september 1893 – precies één jaar en één dag nadat Antonín Dvorák vanuit Praag naar New York was afgereisd – scheepte de verliefde Schrey in aan boord van het ‘Belgian royal and U.S. Mail Steamship Noordland’. Dat schip zou hem en zijn medepassagiers op tien dagen tijd naar New York varen, waar hij op 26 september op Ellis Island aan wal ging. ‘De Noordland’ was gebouwd door Laird Bros in Birkenhead, een belangrijk centrum voor scheepsbouw, en werd op 1 november 1883 te water gelaten. Het schip, dat 63 passagiers in eerste klas, 56 in tweede en 500 in derde klas kon herbergen, maakte op 24 maart 1884 zijn maidentrip voor de Red Star Line op de lijn Antwerpen – New York en deed zijn laatste vaart voor die maatschappij op 9 maart 1901. Het schip werd toen overgenomen door American Line, die het inzette tussen Liverpool en Philadelphia. In 1908 werd het schip uit de vaart genomen en voor afbraak naar Genua gebracht. Al tijdens zijn heenreis op dit schip liet Schrey 30 zijn muzikale kunsten horen. Hij gaf minstens twee concerten, waaronder een voor de spaarkas van de matrozen (‘for the benefit of the Antwerp Seamen’s Friends Society’). Zijn virtuoze vioolspel viel zo in de smaak, dat scheepskapitein C.H. Grant hem bij aankomst in New York een aanbevelingsbrief meegaf: ‘This is to certify that the bearer, Julius Schrey, has charmed all of the cabin passengers by his exquisite violin playing during a Sept[ember] voyage and we consider him a violinist of greatest promise. I consider him to be the peer of any violinist to whom I have had the pleasure of listening.’ Na een tweede recital aan boord van het schip organiseerde de kapitein een collecte om de talentvolle violist financieel op weg te helpen in Amerika. Bovenaan een lijst met de namen van de gulle donateurs, schreef kapitein Grant: ‘We, the undersigned, being desirous of helping our fellow passenger Julius Schrey, gladly contribute to a fund to help him on his way.’ Schrey heeft zijn tien dagen aan boord nuttig gebruikt, zoals te lezen valt in een brief die hij op 23 oktober 1893 vanuit New York aan zijn ouders schreef: ‘Pa en Ma, Ik ben heel goed hier aangekomen. Ik heb alleen wat de zeeziekte gehad gedurende een dag of drie, dat is al. Ik geloof dat ik hier wel veel geld zal verdienen; alleen op den boot heb ik twee concerts gespeeld, één voor niet[s] voor de kas van de matrozen en het andere heeft men mij 175 fr betaalt [sic], dat is een begin. Ik heb veel goede kennissen gemaakt onder de passagiers van 1e klas ook; en veel recommandatie brieven gekregen, onder andere van de kapitein Grant, die schreef dat ik de grootste violist was die hij tot hiertoe op zijn reizen is tegengekomen. Ik heb ook kennis gemaakt met een Amerikaansche pianiste [Mary E. Garlichs] die me geloof ik veel goed kan doen. Ook nog van een Duitsch componist, die in St. Louis, Mo. woont; die hebben me allemaal brieven gegeven, en twee of drie rijke dames ook. Ge ziet dat ik op goeden weg ben. Ik denk ten naaste zomer eens over te komen. Ik zou ook nog vergeten te zeggen, dat er een artikel in “The American Art Journal” over mij staat. Dat de violist Julius J.B. Schrey in New York is aangekomen en van zin is zich daar te vestigen en in een van de grootste orkesten wil treden. Alles is op goede voet.’ Schrey zou lid worden van The Mendelssohn Quintette Club, een internationaal kamermuziekensemble, met standplaats Boston, waarmee hij door de VS toerde (‘100 fr. per week en alle kosten van eten en logement en reizen vrij’). Via de brieven aan het thuisfront zijn Schrey’s amerikaanse avonturen goed te volgen. om zijn ouders gerust te stellen, bracht Schrey in zijn brieven vooral enthousiast nieuws (‘Ik kom op mijn renten leven’), maar in 1894 was hij toch al opnieuw thuis. Meer dan waarschijnlijk werd zijn terugkeer vervroegd door de Wereldtentoonstelling die van 5 mei tot 5 november 1894 in antwerpen werd georganiseerd: de talrijke geplande concerten brachten voor musici veel werk mee. Schrey vond toen emplooi in verschillende antwerpse orkesten, maar zou in 1899 opnieuw gaan studeren aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium. eerst als violist, en nadien als operadirigent zou hij carrière maken. In die hoedanigheid was Schrey in grote mate mee verantwoordelijk voor de Wagnerreputatie van de toenmalige Koninklijke Vlaamse opera. bibliografie: Jan Dewilde (e.a), ‘Ik ga voyageeren door amerika’. De amerikaanse concertreis (1893-1894) van Julius J.B. Schrey (CTB-cahiers, nr. 1), Gent, Koninklijke academie voor Nederlandse Taal- en letterkunde, 2003. Op het eerste Champ d’Action Studioconcert van het seizoen presenteerde de jonge gitarist Nico Couck - vorig jaar winnaar van Jong Talent Klara - zijn eerste solo-cd ‘Reciprocity’. Hij bracht werk van Simon Steen-Andersen, Johannes Kreidler, Clemens Gadenstaetter. Met dit project gaat Nico Couck nadien op tournee in Vlaanderen, Nederland en in de Verenigde Staten. De jonge oprichters van het Antwerpse internetbedrijfje NeoScores behaalden een award van VOKA, als meest beloftevolle startende onderneming van 2013. NeoScores digitaliseert muziekpartituren. Onder meer Samsung heeft interesse om de technologie te gebruiken voor zijn tablets. Neoscores is een initiatief van alumni Bob Hamblok (piano) en Jonas Coomans (fagot) en van Bart Van der Roost. In het kader van de Kunstencampus werken conservatoriumstudenten nauw samen met het professionele veld. De bachelorstudenten Dans gaan aan de slag met materiaal van de choreografen Emanuel Gat en Wim Vandekeybus. Het repetitieproces zal geleid worden door dansers van beide gezelschappen, resp. Hervé Chaussard voor Emanuel Gat en Iñaki Azpillaga voor Ultima Vez. Het resultaat kan u zien op een samengestelde soirée op 25, 26, 27 en 28 juni 2014 om 20 u. in de Theaterstudio van deSingel. Werk van beide choreografen kan u nu reeds zien in deSingel (voor meer info: www.desingel.be) Lees meer in de volgende Forum 31 vrienden 20 jaar (vrolijke) Vrienden door Roger Quadflieg Men zegge en schrijve het gezegende jaar 1993: Jan Raes, de toenmalige artistiek directeur Muziek van het conservatorium en huidig algemeen directeur van het Koninklijk Concertgebouworkest, vatte het plan op om een vereniging te stichten om het maatschappelijk draagvlak van het conservatorium te verbreden en bij te dragen tot de ontwikkeling en de uitstraling ervan. 32 De Vrienden Conservatorium Antwerpen zagen het levenslicht. De pioniers werden in eerste instantie buiten het conservatorium gezocht: Julien Esser, Frans De Boodt en Herman Raes waren de drijvende krachten in de beginjaren. Het ledenaantal groeide gestaag en dit liet de vereniging toe om projecten en andere initiatieven te steunen, in eerste instantie deze waarvoor het conservatorium zelf niet de nodige middelen had. Vooral de operaklas maakte gretig gebruik van deze hulp. Hierdoor konden de leden uitgenodigd worden op bijzondere voorstellingen, meermaals op ongewone locaties zoals bij antiquair Axel Vervoordt in de vroegere mouterij Kanaal-Wijnegem of in kasteel d’Ursel in Hingene. Het lidgeld is nog steeds bijzonder laag, door sommigen al eens ‘het goedkoopste cultuurabonnement in Vlaanderen’ genoemd. Inmiddels steunen de Vrienden ook in belangrijke mate de Concertvereniging van het conservatorium, wat deze dan weer toelaat om de Vrienden gratis of tegen vermindering uit te nodigen op een hele reeks concerten. Jaarlijks financieren de Vrienden ook de uitgave van een cd, telkens gewijd aan een bepaalde afdeling of instrument of instrumentengroep. Ondertussen zagen al 12 cd’s het levenslicht, op 3 december wordt het volgende exemplaar gepresenteerd. Deze laatste is gewijd aan de jazzafdeling, die ongeveer gelijktijdig met de Vrienden geboren werd en dus ook haar 20-jarig jubileum viert. In 2010 gaf Julien Esser de voorzittersfakkel door aan Fred Schalckens, tevens ondervoorzitter van de Stichting Conservatorium. Sinds de opening van de Beel-nieuwbouw in 2010 worden regelmatig ook voorstellingen van de opleidingen dans en drama in het Vriendenaanbod opgenomen. De communicatie met de leden wordt bevorderd door het gebruik van de nieuwe media. Maar in de eerste plaats wordt het accent gelegd op publiekswerving en op het vormen van een (h)echte Vriendenkring. Zo werd er bv. een bijzonder gesmaakte uitstap georganiseerd naar Piano’s Maene. Voornamelijk bij de aperitiefconcerten op zondag kan een groeiende belangstelling vastgesteld worden, en die komt vooral door de aanwezigheid van de talrijke Vrienden die elkaar steeds beter leren kennen. Voor de optredende studenten, alumni en docenten betekent dit een meer dan welkome steun. En dit is toch de uiteindelijke bedoeling. Op 17 december vieren we ’20 jaar Vrienden’ met een concert in de Blauwe Zaal van deSingel. De docenten Tatiana Samouil (viool), Justus Grimm (cello) en de gloednieuwe pianodocente Polina Leschenko brengen kamermuziektrio’s, waarna Mendelssohn’s Psalm 42 wordt uitgevoerd door het Groot Koor en het Symfonieorkest van het Conservatorium o.l.v. Geert Hendrix. Zoals het op een feestje past is de toegang gratis, ook voor degenen die nog geen lid zijn, u hoeft zelfs uw komst niet te melden en u mag zoveel familie, vrienden en kennissen meebrengen als u zelf wil. We hopen natuurlijk heimelijk dat velen die avond van de gelegenheid gebruik zullen maken om toe te treden tot de Vrienden. Want, zoals het spreekwoord zegt: ‘In de noten herkent men zijn Vrienden’. 33 KORT Masterclasses Masterclass viool door Anton Steck Donderdag 7 november 2013 van 14u00 tot 18u00: masterclass – om 20u00: lezing Vrijdag 8 november 2013 van 9u30 tot 12u30 en van 14u00 tot 17u00: masterclass. Doelgroep: studenten Conservatorium Antwerpen Toehoorders gratis welkom Anton Steck studeerde viool in Karlsruhe en barokviool bij Reinhard Goebel aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam. Hij deed er intens onderzoek naar de speeltechnieken en de uitvoeringspraktijk van vóór 1850. Daarna was hij jarenlang leider van enkele van de meest bekende ensembles van de vroege muziek, zoals Les Musiciens du Louvre o.l.v. Marc Minkowski, Concerto Köln en Musica Antiqua Köln. In 1996 stichtte Anton Steck het Schuppanzigh Quartet. Het kwartet verkreeg een excellente internationale reputatie door de vele recitals, opnames en behaalde prijzen. Bovendien speelt Anton regelmatig samen met de klavecinisten Marieke Spaans en Christian Rieger. Sinds 2000 is Anton Steck werkzaam als docent barokviool en als dirigent van het barokorkest van de Staatlichen Hochschule für Musik in Trossingen. 34 Masterclass fluit door Eva Amsler Woensdag 11 december 2013 van 14u00 tot 20u00 Doelgroep: studenten Conservatorium Antwerpen Toehoorders gratis welkom Eva Amsler is hoogleraar Fluit aan de Florida State University. Voorheen was zij verbonden aan het Staatsconservatorium in Feldkirch (Oostenrijk), waar zij vanaf 1982 fluit, pedagogie en kamermuziek doceerde. Zij geeft masterclasses in Europa, de Verenigde Staten en Azië. Daarnaast was zij gedurende twintig jaar lid van het St. Gallen Symfonie Orkest (Zwitserland). Eva Amsler is een pionier van de houten fluit. Ze organiseerde een wereldwijde serie concerten met The Dorian Consort en speelde op diverse fluiten in concerten van nieuwe muziek met het ensemble Enif - Aktuelle Music. Zij concerteerde met artiesten zoals Aurèle Nicolet, Barbara Schlick en het Carmina Quartet. Haar cdopnamen werden uitgebracht op het Ambitus- en op het Cavalli-label. Haar optredens werden uitgezonden in Zwitserland, Oostenrijk, Duitsland, Scandinavië en de Verenigde Staten. Pre-concert door het slagwerkensemble Woensdag 13 november 2013, 18.30u, Witte Zaal Gratis toegang. De Noor Rolf Wallin is een van de meest prominente Scandinavische toonzetters van het moment. Naast een veelzijdig componist is hij tegelijkertijd kunstenaar-performer en veelgevraagd trompettist. Op 13 november presenteert deSingel werk van hem in de Theaterstudio met het HERMESensemble onder leiding van Vykintas Baltakas. Op het programma staat onder meer het uitzonderlijke Strange News, een werk voor ensemble, live electronics, video en spreker op tekst van Josse De Pauw, over kindsoldaten in Afrika. Wallin componeert ook graag fascinerende en vernieuwende werken voor slagwerkensemble, reden voor de Werkgroep Hedendaagse en Actuele Muziek om hem uit te nodigen om samen te werken. Op 13 november geeft het slagwerkensemble een pre-concert in de Witte Zaal met op het programma de composities Stonewave, Frap en Twine. Workshop hobobouw door Joost Reijns Donderdag 21 november 2013 van 9u tot 17u Geïnteresseerden gratis welkom Joost Reijns kreeg zijn opleiding bij Roland Rigoutat, met wie hij daarna jaren samen werkte in het Parijse atelier. Vanuit Wiggensbach geldt hij vandaag de dag als hun voornaamste Duitse vertegenwoordiger. Ook voor Alain De Gourdon van het huis Lorée – met wie hij eveneens een heel nauwe band onderhoudt – worden instrumenten gebouwd. Reeds jarenlang werkt Joost met de beste hoboïsten ter wereld. Workshop jazz, Combo en compositie door Aki Takase, compositie – Rudi Mahall, basklarinet Donderdag 5 december 2013 van 11u tot 13u Toehoorders gratis welkom! Pianiste/componiste Aki Takase (Japan) studeerde aan de Tohogakuen Music University in Tokyo. Zij trad op en maakte opnames in de Verenigde Staten met Lester Bowie, David Liebman, Cecil Mcbee, Bob Moses, Joe Henderson, John Zorn e.a. In 1981 speelde zij voor het eerst op het Jazz Festi- val in de Filharmonie van Berlijn met Takeo Moriyama en Nobuyoshi Ino. Sinds 1987 woont ze in Berlijn. Zij werkt intensief samen met Alexander von Schlippenbachs “Berlin Contemporary Jazz Orchestra”, in trio met Rashied Ali en Reggie Workman, met Tristan Honsinger, WC Handy Project met Fred Frith, in duetten met David Murray, Maria Joao, N-H. O. Pedersen en verder ook met Rudi Mahall, Nils Wogram and Paul Lovens. Rudi Mahall (Duitsland) is basklarinettist. Tijdens zijn studie klassieke klarinet, stapte Mahall over naar hedendaagse muziek, improvisatie en jazz. Hij is of was lid van volgende bands: Avantgardeband Die Hartmann 8, Der Rote Bereich (aanvankelijk met Frank Möbus, Marty Cook, Jim Black und Henning Sievert), de Trio Tiefe Töne für Augen und Ohren (met Sievert en Bill Elgart), Carlos Bicas Azul en Die Enttäuschung (oa met Axel Dörner, Jan Roder). Hij voerde verscheidene projecten uit en publiceerde cd’s met Aki Takase over het werk van Eric Dolphy en anderen. Mahall nam deel aan Alexander von Schlippenbachs opname van de volledige werken van Thelonious Monk. Hij is lid van het Globe Unity Orchestra en trad op met Conny Bauer, Lee Konitz, Barry Guy, Karl Berger, Paul Lovens, Sven-Åke Johansson, Radu Malfatti, Ed Schuller, Ray Anderson, Kenny Wheeler, Hannes Bauer en vele anderen. Mahall speelde op het Free Music Festival Jazz in Mulhouse in 2008, op het Moers Festival, het JazzFest Berlijn, de Leverkusener Jazztage en jazzfestivals in New York, Amsterdam, München, Würzburg, Nürnberg, en hij toerde in Portugal en in Zuid- en Oost-Afrika. 35 Research Café: BODYWORKS Donderdag 21 november 2013, 20.00u, Witte Zaal en foyer Gratis toegang. Onderzoek geeft veelal aanleiding tot allerhande colloquia, symposia, congressen, conferenties… Heel interessant allemaal, maar soms weinig tot de verbeelding sprekend van een ruimer publiek van geïnteresseerden. Koninklijk Conservatorium Antwerpen introduceert daarom het Research Café: een laagdrempelig en inspirerend evenement rond onderzoek in de kunsten, met de klemtoon op presentatie en demonstratie, gesprek en interactie. De eerste editie staat in het teken van onderzoek rond lichamelijkheid, en zal naast bijdragen van conservatoriumonderzoekers ook gasten uit de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten ontvangen. Op het programma staat alvast een keynote presentatie van Kathleen Coessens, en presentaties of performances van Adilia Yip On Ying, Chin Cheng Lin, Aline Veiga Loureiro, Jorge Manilla en Ann Van de Velde. Kom zeker een kijkje nemen, drink een glas, en laat u inspireren! Sidi Larbi Cherkaoui, Maestro 2013 Dansvoorstelling VENN vrijdag 29 november 2013, 20u Rode Zaal, deSingel Tickets: €15/€12, reservatie via [email protected] of 03 248 28 28 De Stichting Conservatorium Antwerpen huldigt choreograaf Sidi Larbi Cherkoui als Maestro Honoris Causa 2013. Ter gelegenheid van deze huldiging organiseert de Stichting een herneming van de voorstelling Venn van de dansopleiding van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. 36 De titel verwijst naar de wiskundige term ‘Venndiagram’, een grafische voorstelling van de logische relaties tussen meerdere verzamelingen. De studenten focussen onder leiding van Iris Bouche en Eastman op het oeuvre van Sidi Larbi Cherkaoui en Damien Jalet. Zo komt repertoire uit de voorstellingen ‘Foi’, ‘Origine’ en ‘Orbo Novo’ aan bod. Los van het materiaal uit de verschillende choreografieën onderzochten de studenten tijdens het werkproces terugkerende thema’s in Cherkaoui’s oeuvre, werkten zij met tekst en ‘handgestures’ en bestudeerden zij de relatie tussen dans, livemuziek en zang. Uitvoerders: Studenten Dans Koninklijk Conservatorium Antwerpen - Patrizia Bovi, stem & harp Gabriele Miracle Bragantini, percussie - Kobe Proesmans, percussie - N.N., piano – Jeroen Vernimmen, viool – Dries Brouwers, viool - Lotte Stuyck, altviool – Mathias Van den Plas, cello 20 jaar Jazz Dinsdag 3 december 2013, 20u in de Witte zaal van het Conservatorium. Toegang: €7/€5 (Vrienden gratis), reservatie verplicht via [email protected] We vieren dit jaar het 20 jarig bestaan van onze afstudeerrichting Jazz/Lichte muziek. Een geschiedenis van twee decennia artistieke en pedagogische ontwikkeling, die het Koninklijk Conservatorium hebben verrijkt met een specialisme waarop we trots zijn. Het jubileum wordt bekroond met de voorstelling van de vrienden-cd SPOREN 14, een schitterende verzameling opnames van een aantal jazz-alumni. De voorstelling wordt gevolgd door een jazzparty met DJ Vincent Brijs. Een evenement om niet te missen! werken in de klas. Per thema wordt er voor elke discipline een les voorgesteld waarbij de andere kunstdisciplines makkelijk geïntegreerd worden. Verder staat ‘4 je mee?’ boordevol tips om initiatielessen boeiend en zinvol te maken voor zowel de leraar als de leerlingen. In Memoriam Edouard Pétre Edouard (Eddy) Pétré (+ 3.8.2013) © Chris Joris 4 je mee? Bob Selderslaghs, Annouk Van Moorsel en Sanne Caluwaerts zijn alle drie werkzaam in de specifieke lerarenopleidingen drama, dans en muziek aan het Koninklijk Conservatorium van de AP Hogeschool van Antwerpen. Indra Wolfaert is voor diezelfde AP Hogeschool verbonden aan de specifieke lerarenopleiding voor beeldende kunsten van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. Samen schreven zij ‘4 je mee?’, een praktisch handboek voor leerkrachten. Het boek is een initiatie tot het deeltijds kunstonderwijs en bij uitbreiding een aanrader voor leerkrachten muzische vorming in het basisonderwijs. Het bevat 36 lessen drama, dans, muziek en beeld voor 6- à 7-jarigen. De leeractiviteiten zijn erop gericht om domeinoverschrijdend te Het Antwerps conservatorium heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de pedagogische opleidingen voor leraren Muziek en Woord in het Deeltijds Kunstonderwijs. In 1983 werd Edouard Pétré aangesteld als coördinator van de pedagogische afdeling van het conservatorium. Hij moest de opleidingen conformeren aan de kersverse regelgeving van 1982 en voor een aangepaste invulling van de programma’s zorgen. Pétré hechtte veel belang aan het artistieke en culturele profiel van de toekomstige pedagogen. Daarom verruimde hij het studiepakket met een aantal nieuwe vakken die echter door sommige behoudsgezinde instrumentleraars eerder als belastend dan als verrijkend werden aangevoeld. Hij had ook oren voor de steeds luider klinkende roep naar een eigentijdse benadering en organisatie van het gesubsidieerd kunstonderwijs voor liefhebbers en pre-professionelen. Bijgevolg engageerde hij zich ten volle in de voorbereiding van de hervorming van de Vlaamse academies die in 1990 in voege zou treden. De ideeën van Edouard Petré hebben hun stempel op een hele generatie jonge leraars in de kunsten gedrukt en er toe bijgedragen dat het vernieuwde Deeltijds Kunstonderwijs in Vlaanderen aansluiting vond bij de actuele artistiek-pedagogische stromingen in Europa. 37 AGENDA 38 5.11.2013, 20u Museum Vleeshuis Toegang gratis mits reservatie via [email protected] Recital Kris Verhelst: Het Dulcken klavecimbel J.S. Bach: Klavierpartita’s nrs. 2. 3 en 4 uit het Erster Teil der Klavierübung i.s.m. het Ruckersgenootschap 17.11.2013, 11u Witte Zaal, Conservatorium Toegang: €10 (€7 Vrienden) aperitief inbegrepen, geen reservatie MEESTERS Eliane Rodrigues. piano Ravel: Sonatine - Rachmaninov: Preludes - Chopin: Andante Spianato et Grande Polonaise Brillante op.22 Beethoven: Sonate nr.23 op.57 19.11.2013, 20u Rataplan Toegang gratis mits reservatie via 03 292 97 40 JAZZ Breathing #11 o.l.v. Nicolas Thys De studenten jazz van het conservatorium trakteren ook dit seizoen op verschillende concerten in Rataplan. De studenten repeteren enkele weken onder leiding van een ervaren coach. In Rataplan kan je vervolgens het resultaat van deze intensieve sessies komen beluisteren. Een uitgelezen kans om de toekomst van de Belgische jazz aan het werk te horen! 20.11.13, 13u Witte Zaal, Conservatorium Gratis, geen reservatie Celloklas Olsi Leka Middagconcert 29.11.2013, 20u Rode Zaal, deSingel Toegang: €15/€12, reservatie via [email protected] of 03 248 28 28 DANSVOORSTELLING ‘VENN’ ‘Venn’ is een herneming van de eindejaarsvoorstelling van de dansopleiding. De titel verwijst naar de wiskundige term ‘Venndiagram’, een grafische voorstelling van de logische relaties tussen meerdere verzamelingen. De studenten focussen onder leiding van Iris Bouche en Eastman op het oeuvre van Sidi Larbi Cherkaoui en Damien Jalet. Onder meer repertoire uit de voorstellingen ‘Foi’, ‘Origine’ en ‘Orbo Novo’ komt aan bod. Los van het materiaal uit de verschillende choreografieën onderzoeken de studenten tijdens het werkproces aan ‘Venn’ terugkerende thema’s in Cherkaoui’s oeuvre, werken zij met tekst en ‘handgestures’ en bestuderen zij de relatie tussen dans, livemuziek en zang. i.s.m. Stichting Conservatorium Antwerpen 3.12.2013, 20u Witte Zaal, Conservatorium Toegang: €7/€5 (Vrienden gratis), reservatie via [email protected] CD-VOORSTELLING Jazz De cd SPOREN ’14 is een schitterende verzameling opnames van alumni van de afstudeerrichting jazz en lichte muziek, die dit jaar 20 jaar bestaat. De voorstelling wordt gevolgd door een jazzparty met DJ Vincent Brijs. 4.12.2013, 13u Witte Zaal, Conservatorium Gratis, geen reservatie Zangklas Stephanie Friede Middagconcert 6.12.2013, 17u Gele Zaal, Conservatorium Gratis, geen reservatie DANS - JAZZ improvisatie Resultaat van een week samenwerken tussen de studenten van de afdeling Dans (B2) en Muziek/Jazz. Thema improvisatie, een introductie in ‘Soundpainting: The Universal Live Composing Sign Language’ gegeven door Jennifer Rahfeldt. 10.12.2013, 20u Rataplan Toegang gratis mits reservatie via 03 292 97 40 JAZZ Breathing #12 o.l.v. Ben Sluijs Voor meer info over Jazz Breathing zie 19 november 2013. 10.12.2013, 20u Carolus Borromeuskerk Tickets: €25 via [email protected] of ter plaatse Kersthappening Lions Club Antwerpen Ter Beke Houtblazersensemble en Kamerkoor Conservatorium Antwerpen, Kurt Van Herck, Nathan Wouters en Warre Borgmans 39 11.12.2013, 13u Witte Zaal, Conservatorium Gratis, geen reservatie Celloklas France Springuel Middagconcert 11 en 12.12.2013, 20u 13.12.2013, 13u Zwarte Zaal, Conservatorium Gratis, geen reservatie WOORDKUNST Toonmoment Podium met Kristin Arras 2de jaar bachelors woordkunst 13 tot 16.12.2013, 20u op zondag 14.30u lokalen 430 en 103, Conservatorium Gratis, geen reservatie ACTEREN Publieke toonmomenten B2 – lokaal 430 < vr 13, za 14 en zo 15 December 2013 B3 – lokaal 103 < za 14, zo 15 en ma 16 December 2013 *Voorstellingen zijn om 20:00, op zondagen om 14:30 17. 18 en 19.12.2013, 20u Gele Zaal, Conservatorium Gratis, geen reservatie KLEINKUNST Toonmoment Muziekproject B2, B3 afstudeerrichting Kleinkunst. De studenten brengen eigen songs in wisselende formaties o.l.v. Gert Bettens en Tom Pintens. 17.12.2013, 20u Blauwe Zaal, deSingel Toegang gratis, geen reservatie JUBILEUMCONCERT ‘20 jaar Vrienden’ Onder andere Mendelssohn: Psalm opus 42 door het Symfonieorkest en Koor Conservatorium Antwerpen o.l.v. Geert Hendrix 18.12.2013, 13u Witte Zaal, Conservatorium Gratis, geen reservatie Kamermuziekklassen Middagconcert Kleinschalige initiatieven zoals klasconcerten, recitals e.a. worden op korte termijn gepland en enkel op de website bekend gemaakt. Updates en aanvullingen van deze kalender vind je dus op www.conservatorium.be 40
© Copyright 2025 ExpyDoc