Medische zorg voor patiënten met een verstandelijke beperking 35 PRADER-WILLISYNDROOM DEEL III MEDISCHE ZORG VANUIT ETIOLOGISCH GEZICHTSPUNT korte vingers (zie fig. 35.3). Ook de voeten zijn relatief klein, de schouders hangen af. Voorts bestaat er een hoge pijndrempel en is de braakreflex afgenomen. 3 4 3 Differentiaaldiagnosen Tijdens het eerste levensjaar moet onderscheid gemaakt worden met andere aandoeningen met neonatale hypotonie en voedingsproblemen met failure to thrive, zoals cardiofaciocutaneus syndroom (cfcS), mitochondriale aandoeningen en williamssyndroom. Later moet juist onderscheid gemaakt worden met andere oorzaken voor verhoogde eetlust en obesitas, zoals bardet-biedlsyndroom, cohensyndroom, fragielex-syndroom (obesitas type) en smith-magenissyndroom. 2 Figuur 35.3 De handen zijn klein. 35.3 Functionele consequenties en behandelmogelijkheden behorend bij deze aandoening De eerste levensmaanden zijn er voedingsproblemen door een slechte zuigreflex en hypotonie. Het geven van borstvoeding is doorgaans niet mogelijk. Vaak is tijdelijk (meestal gedurende drie tot zes maanden) sondevoeding noodzakelijk. Wanneer de spiertonus na enkele maanden verbetert, nemen de voedingsproblemen doorgaans af. Na enkele maanden tot een jaar met een relatief ‘normaal’ voedingspatroon ontstaat echter een toename van de eetlust, samen met een afgenomen verzadigingsgevoel. De uiterlijke kenmerken en afwijkend gedrag worden geleidelijk duidelijk. W. Braam M.J. van Duinen-Maas D.A.M. Festen I. van Gelderen S.A. Huisman M.A.M. Tonino 1 2 Voor diagnostiek volstaat arrayonderzoek niet, omdat daarmee alleen de deletie (oligoarray) of deletie en upd (snp-array) kan worden vastgesteld. Een imprintingsdefect wordt hiermee gemist. Bij klinische verdenking op pws dient daarom een methyleringsonderzoek plaats te vinden (dit detecteert deleties, upd en imprintingsdefecten). Prenatale diagnostiek is mogelijk indien er een verhoogd risico bestaat. Medische zorg voor patiënten met een verstandelijke beperking 35.3.1 Niveau van functioneren en ontwikkeling Meestal is er een lichte tot matige verstandelijke beperking (iq gemiddeld 60-70). Zowel de motorische als de spraak- en taalontwikkeling is vertraagd (zitten bij 12 maanden, lopen bij 24 maanden, eerste woordjes bij 2 jaar). Figuur 35.1 De kenmerkende kleine gestalte van een man met prader-willisyndroom. 35.3.2 Neurologische aandoeningen Hypotonie is al vóór de geboorte aanwezig, waardoor afname van de foetale bewegingen, en een grotere kans op kunstverlossing wegens niet-vorderende baring en liggingsafwijking ontstaan. Bij baby’s zijn centrale hypotonie, lethargie en slechte zuigreflex de belangrijkste neurologische problemen. Hierdoor kunnen ernstige voedingsproblemen optreden. Vaak is sondevoeding nodig. De hypotonie is neonataal zo uitgesproken dat er dikwijls een verdenking op een neuromusculaire aandoening bestaat. Na het eerste jaar verdwijnen de voedingsproblemen. Een verminderde spierkracht van romp en ledematen blijft het verdere leven bestaan en draagt bij aan een vertraagde motorische ontwikkeling, verminderde spierkracht en spiermassa, inactiviteit, slechte 488 Titel: Isbn: Uitgever: Bindwijze: Omvang: Redactie: Jaar: Prijs: Figuur 35.2 Typisch zijn een smal gelaat met amandelvormige ogen en een carieus gebit. 489 Medische zorg voor patiënten met een verstandelijke beperking 978 90 8562 124 9 Prelum Medische media en nascholing genaaid, gebonden 624 pagina’s Braam W., Duinen-Maas M.J. van, Festen D.A.M., Gelderen I. van, Tonino M.A.M. 2014 € 69,50 Medische zorg voor patiënten met een verstandelijke beperking ! Bestelformulier 3 4 Ja, ik bestel 3 exempla(a)r(en) van Medische zorg voor patiënten met een verstandelijke beperking (ISBN 978 90 8562 124 9) à € 69,50. 1 Naam: Voorletters: Straat: Huisnummer: Postcode: Plaats: Telefoonnummer: E-mail: dhr/mw 2 2 W. Braam M.J. van Duinen-Maas D.A.M. Festen I. van Gelderen S.A. Huisman M.A.M. Tonino Meer dan 600 pagina’s praktijkgerichte informatie over de medische zorg voor patiënten met een verstandelijke beperking. Een compleet handboek voor alle zorgprofessionals die te maken krijgen met deze complexe patiëntengroep. DEEL II MEDISCHE ZORG BELICHT VANUIT VEELVOORKOMENDE COMORBIDITEIT Handtekening: 15 AANDOENINGEN VAN DE LUCHTWEGEN Bij auscultatie zijn soms uitgebreid rhonchi te horen, als teken van secreetophoping in de grotere luchtwegen. Ook ongelijkmatige ventilatie en luchtwegobstructie zijn waarneembaar aan de intensiteit van het ademgeruis en een verlengd expirium. 15.2 Incidentie/prevalentie Alle prijzen zijn inclusief 6% BTW Cijfers over frequenties van recidiverende lagere luchtweginfecties (llwi’s) bij mensen met een ernstige meervoudige handicap variëren, maar zijn duidelijk verhoogd ten opzichte van incidentiecijfers in de algehele bevolking. Een recente prospectieve cohortstudie onder meervoudig beperkte kinderen liet een incidentie zien van 348 per 1.000 kinderen per jaar, van wie 11% minstens tweemaal per jaar een recidief llwi vertoonde. Dat is tienmaal hoger dan de incidentie bij kinderen in de algehele populatie. Dysfagie en ernstige scoliose bleken belangrijke risicofactoren. Retrospectief onderzoek toonde een prevalentie van 8% onder kinderen en jongvolwassenen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking die opgenomen werden in het ziekenhuis te gevolge van ernstige klachten passend bij een llwi. Stuur dit bestelformulier in een ongefrankeerde envelop naar: Prelum, Antwoordnummer 7029, 3990 TA Houten Of fax naar: 030-63 55 069 FlyerHandboekVerstBeperk-2.indd 1-2 Bron: Jorissen M M, Willems T. Cilia, ciliaire functie en dysfunctie. NT Allergie 2004;1:4-9. 5 15.3 Pathofysiologie 6 De sputumhoeveelheid is afhankelijk van de productie, de viscositeit, de kwaliteit van het mucociliaire transport en de kwaliteit van de hoest. Sputum bestaat uit een sol- en een gelfase. De gelfase bevat mucines (glycoproteïnen), daaronder bevindt zich de solfase (fig. 15.1). Met een goede sol-gelverhouding, een goede slagfrequentie en synchroniciteit van de ciliabewegingen en een goede zucht- en hoestfunctie is er een goede mucociliaire klaring (mck) (fig. 15.2). De hoestfunctie kan verminderd zijn bij verminderde functie van het diafragma of de thorax, de buikspieren en/of de thoraxmusculatuur, en kan berusten op neurologische of mechanische beperkingen. De mck vermindert tijdens de slaap, en kan verder gestoord zijn bij: ■ chronische luchtweginfecties; ■ (passief ) roken, luchtvervuiling; ■ hypoxie/hyperoxie; ■ hypo- of hyperthermie; ■ hypothyreoïdie; ■ gebruik van codeïne/morfine, halothaan; ■ inademing van droge lucht; ■ chronische aspiratie; ■ impactie van mucus; ■ sinusitis, rinitis; ■ mondademhaling zoals bij kno-problematiek of -infecties; ■ aanwezigheid van een tracheacanule; ■ corpora aliena (indirect). Onze boeken kunt u ook verkrijgen via en de boekhandel bij u in de buurt. Verzendkosten bedragen € 1,95 voor Nederland en € 2,95 voor België. Bij bestellingen boven de € 150,worden geen verzendkosten in rekening gebracht. Op al onze aanbiedingen en overeenkomsten zijn de Algemene Voorwaarden en Standaard Publicatievoorwaarden van Prelum Uitgevers BV van toepassing, gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Utrecht op 23 september 2009 onder dossiernummer 30237451. • Gestrekte trilhaar met top in gelfase • Terugkeerslag met door solfase gebogen trilhaar • 14-18 HZ (slagen per sec) • Temp afhankelijk Figuur 15.1 Sol- en gelfase van sputum. 232 6 3 4 3 1 2 2 Figuur 15.2 Normale interactie van mucus en cilia. Legenda: 1. Slij Slijmbekercellen 2. Cilindrische cellen 3. Trilharen met Solfase 4. Mucus 5. Gelfase 6. Sol-Gel interfase Het gevolg van verminderde mck is volzitten en chronisch hoesten, wat kan leiden tot verstoorde nachtrust, verminderde eetlust, verminderde inspanningstolerantie, verlaagde longfunctie, bronchiëctasieën, atelectasen, verhoogde ademarbeid, gestoorde gaswisseling en respiratoire insufficiëntie. Secundaire ciliaire dyskinesie is een onderschatte oorzaak van langdurig gestoorde mck. Hierbij zijn de cilia in principe normaal van structuur, maar functioneren zij niet of zijn afwezig door epitheelschade als gevolg van bepaalde omgevingsfactoren – meestal door luchtweginfecties. 233 www.prelum.nl 19-05-14 13:04 DEEL III MEDISCHE ZORG VANUIT ETIOLOGISCH GEZICHTSPUNT Klinische beschrijving besc De hersengebieden met de meest actieve stofwisseling worden essentiële voedingsstoffen onthouden met als gevolg ernstige schade. Bij deze kinderen staat een vb vaak meer op de voorgrond dan motorische problemen. De vb wordt vaak pas na enkele jaren duidelijk. Bij kinderen met uitgebreide afwijkingen en cysteuze wittestofafwijkingen blijft de groei van het hoofd achter en is er behalve van een vb vaak sprake van epilepsie en cerebrale slechtziendheid. Diagnostiek Bij postnataal mri-onderzoek worden afwijkingen gezien in de hersenstam en de centrale gebieden van de hersenen. Er is een correlatie tussen de ernst van de mri-afwijkingen en de ernst van de handicap (zie figuur 23.5 links). In dit handboek wordt uitgebreid geschetst wat bijzonder is aan een patiënt met een verstandelijke beperking en waarin de medische anamnese, diagnostiek en zorg anders zijn dan anders. Het boek bestaat uit drie delen: 23 VERWORVEN HERSENLETSEL Pathogenese Neonatale CVA Incidentie Bij 1 : 2.300 levendgeboren kinderen wordt een neonatale cva vastgesteld. Zij presenteren zich vaak met focale convulsies na een veelal ongecompliceerde partus. Klinische beschrijving ■ dyskinetische spastische cerebrale parese of quadriplegie; ■ een wisselende mate van vb; ■ epilepsie. De vaak complexe etiologie van de verstandelijke beperking Diagnostiek en klinische beschrijving Partiële asfyxie Etiologie Er kan al enige dagen voor de bevalling sprake zijn van een probleem, zonder dat duidelijk wordt wat dat precies is. Het kan een tekortschieten zijn van de placenta met iugr. Ook kan de navelstreng af en toe zijn afgekneld. Vaak vertelt de moeder dat zij de laatste dagen minder kindbeweging heeft gevoeld. Naar analogie van dierexperimenteel onderzoek wordt gesuggereerd dat bij langer bestaande problemen een herverdeling van de bloedvoorziening plaatsvindt. Daarbij worden eerst hart en hersenen gespaard. Bij een eventueel tweede herverdeling worden de meest actieve gebieden in de hersenen doorbloed ten koste van de hersenschors. Als daarbovenop tijdens de bevalling problemen optreden, zullen deze laatstgenoemde gebieden het meest kwetsbaar zijn. en de comorbiditeit op gezondheid en sociaal functioneren, maken patiënten met deze beperking bijzonder kwetsbaar. De diagnose is met een mri beter te stellen dan met echografie. Met diffusiegewogen mri is de afwijking al kort na het ontstaan van een infarct duidelijk zichtbaar (fig. 23.6). Met vroege beeldvorming kan in de eerste levensweek een betrouwbare voorspelling worden gedaan over de ontwikkeling van een hemiplegie (bij ongeveer 30%). Deze kinderen hebben vaak ook gedragspoblemen en bij 20-40% treedt later epilepsie op. Neonatale beroerte kan ook worden gezien bij prematuren, vooral bij monozygote tweelingen, die een gemeenschappelijke circulatie hebben. Diagnostiek Beeldvormend onderzoek laat schade in de hersenschors en witte stof zien, vaak in de grensgebieden tussen de a. cerebri media en anterior of posterior (zie fig. 23.5 rechts). Figuur 23.6 Neonatale CVA bij een voldragen pasgeborene, die zich presenteerde met focale convulsies en een hemiplegie ontwikkelde; a) T1-gewogen MRI/opname en b) diffusiegewogen MRI-opname in de eerste week na de geboorte, c) T1-gewogen opname op de leeftijd van 3 maanden. Omdat het medisch-wetenschappelijk onderzoek naar deze 23.2.3 Mogelijkheden voor preventie respectievelijk vroege behandeling patiëntengroep van recente datum is, krijgen zij nog niet altijd Figuur 23.5 Diffusiegewogen MRI-opname in de eerste week na de geboorte. Links een voldragen pasgeborene Preventieve maatregelen voor perinatale problematiek die tot latere morbiditeit leidt, zijn vooralsnog beperkt. Voorkomen van prematuriteit zou tot een enorme vermindering leiden van het ontstaan van bloedingen en leukomalacie, aandoeningen die vrijwel uitsluitend bij prematuren voorkomen. Helaas is de oorzaak van prematuriteit meestal nog onduidelijk. Wel blijkt dat bij toedienen van corticosteroïden bij een dreigende vroeggeboorte een duidelijke afname zichtbaar is van het aantal bloedingen. Ook is vooruitgang te verwachten nu er meer aanwijzingen zijn voor de rol die een prenatale infectie bij de moeder kan spelen voor het ontstaan van leukomalacie bij het kind. met acute asfyxie, met hoog signaal in de thalamus, basale kernen en hippocampus. Rechts een voldragen 346 347 pasgeborene met partiële asfyxie en een hoog signaal in waterscheidingsgebieden beiderzijds. de evidence-based zorg die ze nodig hebben. II. Medische zorg en comorbiditeit. Bij patiënten met een verstandelijke beperking is er vaker sprake van comorbiditeit. In dit deel komt het complete spectrum van zintuigproblematiek tot moeilijk te begrijpen gedrag aan de orde. Ook wordt uitgebreid stilgestaan bij alle relevante aspecten van de interne geneeskunde en bij moeilijke kwesties als palliatieve zorg. Dit boek wil graag een helpende hand bieden aan alle 29 CHARGE-SYNDROOM DEEL III MEDISCHE ZORG VANUIT ETIOLOGISCH GEZICHTSPUNT zorgprofessionals die in de praktijk met deze patiënten te maken krijgen. Figuur 29.1 Jongen, minder ernstig aangedaan, met breed voorhoofd, prominente neus en (geopereerde) lipspleet. Figuur 29.4 Meisje met atypische vorm van het CHARGE-syndroom. Te zien is vooral het coloboma iris. Tabel 29.1 Klinische criteria voor CHARGE-syndroom (Blake et al. en Verloes). Blake et al.* major criteria minor criteria inclusion rule 1. coloboma (zie fig. 29.4), microftalmie 2. choanale atresie of stenose** 1. cardiovasculaire malformaties 2. tracheo-oesofageale defecten 3. genitale hypoplasie of vertraagde puberteitsontwikkeling 4. gespleten lip en/of palatum 5. vertraagde ontwikkeling 6. groeivertraging 7. karakteristiek gelaat typische CHARGE: 4 major of 3 major + 3 minor 1. hart- of oesofagusmalformatie 2. malformatie van het middenoor of uitwendige oor 3. rombencefalitische disfunctie inclusief sensorineurale doofheid 4. hypothalamo-hypofyseale disfunctie (gonadotropine of groeihormoon deficiëntie) 5. verstandelijke beperking typische CHARGE: 3 major of 2 major+2 minor partial CHARGE: 2 major +1 minor atypische CHARGE: 2 major of 1 major +3 minor 3. karakteristieke uitwendige ooranomalie, midden-/ binnenoormalformaties, gemengde doofheid 1 COMMUNICATIE EN CONSULTVOERING DEEL I WAT NODIG IS OM MEDISCHE ZORG TE VERLENEN 4. hersenzenuwdisfunctie Onder redactie van: Dr. W. Braam M.J. van Duinen-Maas Dr. D.A.M. Festen I. van Gelderen S.A. Huisman Dr. M.A.M. Tonino Samen met de motorische ontwikkeling, fysiologische rijping, seksuele ontwikkeling, gewetensontwikkeling, enz. ontstaat een breed ontwikkelingsprofiel. Daarnaast kan sprake zijn van aanvullende problematiek, zoals syndroomgebonden aandoeningen of ontwikkelingsstoornissen zoals adhd of ass. Niet zelden is hier een duidelijke samenhang met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek. De consequenties voor de communicatie nemen toe met de som van de beperkingen, dus met de complexiteit van de problematiek. Net als alle andere patiënten vinden mensen met een vb het belangrijk dat respectvol met hen wordt gesproken, er niet onnodig hard wordt gepraat, helder wordt uitgelegd wat de bedoeling is en dat geluisterd wordt naar wat ze proberen te zeggen. Bij patiënten met een vb moet er doorgaans meer tijd worden uitgetrokken. Communicatie met patiënten met een vb vereist een grote ontvankelijkheid voor alle communicatieve signalen en (zelf )reflectie van de arts op de communicatie. Tabel 1.1 Kenmerken en aanbevelingen voor communicatie per ontwikkelingsniveau of -stadium. ontwikkelingsniveau/-stadium kenmerken* aanbevelingen ■ zeer ernstige verstandelijke ■ aanvankelijk symbiotisch met verzorger; is ■ in contact blijven door nabijheid beperking (DSM-IV profound mental retardation) één met omgeving ■ IQ < 20-25 ■ 0-2 jr (ICD-10 0-3 jr) ■ sensomotorische fase (Piaget) ■ lichaamsgebonden ervaringsordening (Timmers-Huigens) ■ gebruik intonatie en melodie door lichamelijk contact van de stem om aandacht en sfeer te bevorderen ■ beweging van reactie op zintuiglijke prikkels (zuigen, grijpen, zich heen-en-weer bewegen, tegen iets slaan) naar herhalen van motorische handelingen ■ wees daarbij bewust van eigen lichaamshouding en mimiek ■ symbiotische communicatie inzetten als professioneelsturingsmechanisme: rust bevordert rust (maar angst roept angst op) eigen lichaam ■ patiënt kunnen ‘lezen’ is essen- tief voornamelijk bij de ander eenvoudig taalgebruik korte zinnen concrete voorbeelden vermijd dubbele ontkenningen wacht een reactie (minimaal 10 sec) af zo mogelijk open vragen stellen zo nodig herhaling en herformulering vul aan met lichaamstaal en/of visuele ondersteuning (gebaren, mimiek, demonstratie, pictogrammen) Aansluiten bij cognitief ontwikkelingsniveau en ervaringsordening Pas wanneer de arts een indicatie heeft van het cognitief ontwikkelingsniveau en de manier waarop de patiënt met een vb zichzelf en de wereld beleeft en begrijpt, kan hij aansluiten bij de patiënt. De theorie over de cognitieve ontwikkeling van Piaget en het verklaringsmodel vanuit de ervaringsordening van Timmers-Huigens bieden daarvoor belangrijke aanknopingspunten. Piaget bestudeerde de cognitieve ontwikkeling van kinderen en beschreef vier stadia in de ontwikkeling van het kind. Deze stadia in de cognitieve ontwikkeling bij een bepaalde kalenderleeftijd geven een indicatie voor de ontwikkelingsleeftijd. Vanuit de ervaringsordening volgens het verklaringsmodel van Timmers-Huigens wordt duidelijk gemaakt hoe mensen met een vb de wereld om hen heen beleven en tegemoet treden. Deze benadering gaat uit van vier ordeningen: lichaamsgebonden, associatief, structurerend en vormgevend (zie tabel 1.1). nb: in dit schema komt de laatste fase van Piaget, de formeel operationele fase (11 jaar en ouder) niet voor, omdat die buiten het bestek van een vb valt. tieel voor basisveiligheid ■ voorwerpen of personen buiten het ■ ■ ■ ■ ernstige verstandelijke beperking (DSM-IV severe mental retardation) gezichtsveld zijn er niet (geen objectpermanentie) heeft zeer beperkt besef van de functies van het eigen lichaam dichotome stemmingsuitingen: rust (tevreden, prettig) of onrust (ontevreden, onprettig) herkenning door herhaling, regelmaat ■ ik ontwikkelt zich, eigen persoon, ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ Geactualiseerd in 2006 en 2009. Choanale atresie en palatoschizis kunnen beide voorkomen, maar worden zelden gezamenlijk gezien. Differentiaaldiagnosen Syndromen die op een aantal punten gelijkenis vertonen met het charge-syndroom zijn onder andere 22q11.2 deletiesyndroom, vater-associatie, feingoldsyndroom en kallmannsyndroom, charge-like syndroom door teratogene stoffen. 434 435 ■ luisterafstand tot 3 m ■ geef concrete informatie ■ let op eenvoudig taalgebruik ■ vul aan met lichaamstaal (gebaren, mimiek, demonstratie) beperkingen ■ intrinsieke motivatie ontbreekt; samen ■ * ** veiligheid communicatie alleen vanuit eigen perspectief ■ geen inzicht in eigen mogelijkheden en ■ parese, prominerende neusbrug, dysplastische oorschelpen, een gecorrigeerde lipspleet en irregulaire dentitie. opmerkzaamheid van ouder/ begeleider samenwerken met ouder of begeleider voor interpretatie lichaamstaal (cave: angst), voor de heteroanamnese en uitvoering lichamelijk onderzoek voorspelbaarheid bieden door herkenbare structuur, herhaling en handelingsrituelen III. Medische zorg en etiologie. Bij diagnostiek en behandeling van mensen met een verstandelijke beperking is de etiologie een belangrijke factor. In dit deel komen hersenletsel, al dan niet aangeboren, diverse neurodegeneratieve aandoeningen en vijftien veel voorkomende genetische syndromen !!"#$%#&'$%(#)*+#$%#,-"$'&.%"#/*+"#,0%1*2#%3%# begeleidingsaspecten en adviezen toegevoegd. ■ nabijheid is voorwaarde voor ■ herkent personen en hun rollen ■ wederkerigheid in contactname en ordening (Timmers-Huigens) Figuur 29.3 a en b Ernstig aangedane man met typische gelaatstrekken (behalve het brede voorhoofd), facialis- ■ patiënt is afhankelijk van egocentrisme ■ IQ 20-25 tot 35-40 ■ 2-4 jr (ICD-10 3-6 jr) ■ preoperationele fase (Piaget) ■ associatieve ervarings- 1. oculair coloboma 2. choanale atresie 3. hypoplastische semicirculaire kanalen voor sfeer en vertrouwen ■ communicatie via lichaamstaal ■ korte/vluchtige contactmomenten, initia- ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ Verloes ■ luisterafstand max. 1 m ■ veiligheid bieden door aandacht proeven, voelen ■ beleeft zichzelf en de wereld zintuiglijk en ■ gevoelig voor klanken, intonatie, sfeer ■ verkent omgeving via contact met het Tips verbale communicatie Figuur 29.2 Breed voorhoofd en dysmorfe oorschelpen. en aanraking ■ nog geen besef van de buitenwereld ■ ervaart op lichaamsniveau: tasten, I. Hulp bij medische zorg en diagnose? De zorg voor deze bijzondere patiëntengroep wordt belicht vanuit zowel de etiologie als de comorbiditeit. Ten behoeve van doelgerichte anamnese en diagnostiek worden praktische handvatten over communicatie en adviezen over lichamelijk onderzoek en aanvullende diagnostiek geboden. doen maakt het leuk beginnende taalontwikkeling (losse woorden, heel korte zinnetjes) herkent (terugkerende) situaties en (de functie van) voorwerpen structuur, vaste patronen en voorspelbaarheid voorwaarde voor zekerheid, welbevinden en veiligheid kan al iets meer emoties uiten kan magisch denken kan op basis van herhaling eenvoudige verbanden leggen het zien van middel-doelrelaties (‘dit heb ik nodig om dat te bereiken’) heeft duidelijke kaders en grenzen nodig ■ vraag naar bekende en leuke dingen DEEL III MEDISCHE ZORG VANUIT ETIOLOGISCH GEZICHTSPUNT ■ geef complimenten ■ doe de dingen samen ■ belangrijke informatie via ouder 40 TUBEREUZESCLEROSE COMPLEX of begeleider In recent onderzoek met behulp van dti (diffusion tensor imaging) is aangetoond dat er in de hersenen behalve tumoren ook wittestofafwijkingen zijn, vooral in gebieden die van belang zijn voor sensorische prikkelverwerking en communicatie op hoger niveau, zoals het corpus callosum, de tractus geniculocalcarinus, de gyrus temporalis superior, en het voorste deel van de capsula interna en de frontale hersenen. Met muisonderzoek is aangetoond dat ten gevolge van onvoldoende mtor-remming ook synapsdisfunctie optreedt. Deze afwijkingen zijn waarschijnlijk mede verantwoordelijk voor de neurologische symptomen. ■ verzin een list als informatie echt niet geschikt is om gehoord te worden door de patiënt Differentiaaldiagnosen ■ hartritmestoornis dd: wolff-parkinson-whitesyndroom; ■ hamarteuze darmpoliepen dd: adenomateuze poliepen; ■ huid: hypomelanotische vlekken dd: vitiligo; ■ faciale angiofibromen dd: acne, sproeten of rosacea. 40.3 Klinische beschrijving en diagnostische criteria 30 De diagnose tsc wordt gesteld op grond van klinische diagnostische criteria en mri/ct/echo-onderzoek. Ongeveer 20% van de nieuwe diagnosen wordt tegenwoordig door – bij prenatale echo gevonden – cardiale rabdomyomen gesteld. 31 Tabel 40.1 Major en minor criteria voor het vastellen van TSC. zeker TSC 2 major criteria, of mogelijk TSC 1 major en 2 minor criteria misschien TSC 1 major en 1 minor criteria 1 major en 2 minor criteria Figuur 40.1 Ernstig aangedane man met faciale angiofibromen en fibreuze plaques. Tabel 40.2 Diagnostische criteria. Medische zorg voor patiënten met een verstandelijke beperking is een onmisbaar naslagwerk voor de AVG, de huisarts en alle (para)medische specialisten die in de praktijk te maken krijgen met patiënten met een verstandelijke beperking. DEEL II MEDISCHE ZORG BELICHT VANUIT VEELVOORKOMENDE COMORBIDITEIT verlaagde botmineraaldichtheid kunnen fracturen zelfs ontstaan na een minimaal of soms niet herkenbaar trauma. Deze botbreuken worden ook wel spontane fracturen genoemd. Mensen met een vb hebben een verhoogd risico op een lage botkwaliteit. De verklaring voor de verhoogde prevalentie van lage botkwaliteit moet gezocht worden in het frequent voorkomen van risicofactoren voor osteoporose in deze groep. Immobiliteit, anti-epilepticagebruik, hypogonadisme, hyperprolactinemie (op basis van antipsychoticagebruik), voedingsproblemen en vitamine D-deficiëntie komen frequent voor en deze risicofactoren zijn vaak al vanaf jonge leeftijd aanwezig. geslacht leeftijd hormonen en puberteit spiermassa fysieke activiteit major criteria beginleeftijd ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ faciaal angiofibroom (voorhoofdsplaque) (zie fig.40.1) (peri)unguaal fibroom hypomelanotische macula peau de chagrin (bindweefselhamartoom) corticale tubers subependymale noduli subependymale reuscelastrocytomen (SEGA) retinale hamartomen/astrocytomen cardiaal rabdomyoom angiomyolipomen (AML) van de nieren lymfangioleiomyomatose van de longen (LAM) kinder-volwassen leeftijd puberteit-volwassen leeftijd baby-kindertijd kindertijd foetaal kinder-volwassen leeftijd kinder-volwassen leeftijd kindertijd foetaal kinder-volwassen leeftijd puberteit-volwassen leeftijd minor criteria Tabel 13.1 Definitie van osteoporose door de Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization WHO). T-score* interpretatie T ≤ -2,5 osteoporose botweefsel ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ calcium –2,5 < T ≤ –1 osteopenie T > –1 normale waarde botmineraaldichtheid • genetische factoren gewicht en lengte vitamine D T-score: Standaarddeviatiescore van botmineraaldichtheid in vergelijking met gemiddelde piekbotmassa bij ziekte medicatie Figuur 13.2 Factoren die de kwaliteit en opbouw van botweefsel beïnvloeden. jongvolwassenen. 13.3.1 Prevalentie van lage botkwaliteit menopauze Botmassa In Nederland wordt in de algemene populatie ouderen boven de 55 jaar een lage botkwaliteit gevonden bij 5,2% van de mannen en 16,6% van de vrouwen. Bij mensen met een vb liggen deze percentages aanzienlijk hoger, maar er zijn wel grote verschillen tussen de prevalentiecijfers, afhankelijk van de onderzochte groep. Bij jongvolwassen mannen met een lichte tot matige beperking ligt de prevalentie van lage botkwaliteit rond de 20%. Bij postmenopauzale vrouwen die in een zorgorganisatie verblijven rond de 43%. In de groep kinderen met matige tot ernstige cerebrale parese worden nog hogere prevalentiecijfers gevonden. In deze groep kwetsbare kinderen wordt een lage botkwaliteit gevonden bij 77%. Het is de verwachting dat door een toegenomen levensverwachting, de prevalentie van lage botkwaliteit bij mensen met een vb de komende jaren verder zal toenemen. suboptimale omstandigheden 0 10 20 30 hoog fractuur risico 13.3.2 Incidentie van fracturen 40 50 60 70 Leeftijd (in jaren) (Bewerking van figuur Heaney et al. 2000) 218 multipele tandglazuurputjes rectale hamarteuze poliepen botcysten radiaire migratielijnen in de cerebrale witte stof gingiva fibromen retinale achromische vlek confetti-achtige huidafwijkingen multipele renale cysten niet-renale hamartomen Bron: Crino et al. en Roach et al. 530 optimale omstandigheden Figuur 13.1 Verloop van botopbouw met de leeftijd tijdens optimale en suboptimale omstandigheden. FlyerHandboekVerstBeperk-2.indd 3-4 13 SKELET- EN SPIERAANDOENINGEN: HET BEWEGINGSAPPARAAT EN REVALIDATIE Mensen met een vb hebben een verhoogd valrisico. Dit hangt samen met het frequent aanwezig zijn van stoornissen in de motoriek. Ook epilepsie, visusstoornissen, problemen met de balans en het gebruik van medicatie zijn hieraan debet. In combinatie met een lage botkwaliteit veroorzaakt het vallen een verhoogde incidentie van fracturen ten opzichte van de algemene populatie. Bij kinderen met matige tot ernstige cerebrale parese ligt de fractuurincidentie rond de 4,0% per jaar (ter vergelijking: fractuurincidentie bij gezonde kinderen is ± 2,5%). Bij volwassenen wordt een incidentie van 7,3% per jaar beschreven. Fracturen bij mensen met een vb treden frequent op in de onderste extremiteiten (tibia en femur). Figuur 40.2 (Sub)unguale plaques. 40.4 Functionele consequenties en behandelmogelijkheden behorend bij deze aandoening 40.4.1 Niveau van functioneren en ontwikkeling Tenzij de diagnose al vroeg bekend is door bij prenataal echo-onderzoek gevonden afwijkingen of door prenatale diagnostiek, wordt de aandoening meestal pas geleidelijk duidelijk tijdens het opgroeien. Eerste 531 Bij de totstandkoming van deze lijvige uitgave is onder leiding van een bevlogen redactie een team van bijna 100 experts erin geslaagd een kwalitatief hoogwaardig handboek samen te stellen waarin de meest actuele kennis is gebundeld. 219 19-05-14 13:04
© Copyright 2024 ExpyDoc