Opleiding elektriciteit BA4 bij werken aan elektrische installaties Toelichting structuur & inhoud BA4 BA5 H1. Inleiding H2. Elektrische begrippen H1. Huishoudelijke en kleine industriële installaties H3. Aardverbindingssystemen H2. Buiten- en werfinstallaties H4. Gevaren van elektriciteit H3. Werken in de nabijheid van leidingen H5. Beschermingsmaatregelen H4. Veilig werken in cabine H6. Veiligheidsaspecten van elektrisch materieel H5. Veilig werken op het net H6. ATEX explosieveiligheid H7. Werken aan elektrische installaties H8. Eerste hulp bij ongevallen H9. Signalisatie H10. Oefeningen Hoe oud is het gebruik van elektriciteit? 1847 Thomas Edison 1752 Benjamin Franklin 1871 Zenobe Gramme 1890 1ste elektrische centrale •1 Elektriciteit: wat zouden we doen zonder??? • VROEGER: elektriciteit in onze woningen was heel beperkt – enkele peertjes aan het plafond – twee, hooguit drie stopcontacten per kamer – een wasmachine was zeer uitzonderlijk 4 Elektriciteit: wat zouden we doen zonder??? • VANDAAG: Elektriciteit speelt een prominente rol Elektriciteit is een deel van ons leven – – – – geeft ons warm water en warmte in huis geeft ons licht biedt ons een blik op de wereld (pc, internet,…) zorgt voor gezondheid (elektrotherapie,…) KORTOM: onmisbaar! 5 1. Inleiding •2 •3 INLEIDING INLEIDING INLEIDING Ook controles evolueren Wat houdt dit in? • Dit KB vervangt het KB van 2 juni 2008 betreffende de minimale voorschriften inzake veiligheid van bepaalde OUDE elektrische installaties op arbeidsplaatsen, dat wordt opgeheven. In dit KB was een overgangstermijn voorzien van 5 jaar die afliep op 28 juni 2013. INLEIDING Keuring laag‐ en hoogspanningsinstallatie: • Op 21 december 2012 werd het K.B. tot de minimale voorschriften inzake veiligheid van elektrische installaties op arbeidsplaatsen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Keuring laag‐ en hoogspanningsinstallatie: Het nieuwe KB verlengt de overgangstermijn naar 31 december 2014 voor de risicoanalyse en 31 december 2016 voor de minimale maatregelen. De werkgever mag deze laatste datum met een maximaal 2 jaar verlengen, als hij een gedetailleerd uitvoeringsplan aan het Comité (I.P.B.W.) voorlegt. INLEIDING • Keuring laag‐ en hoogspanningsinstallatie: Het gaat dus NIET meer enkel over oude elektrische installaties (Technisch Reglement) van voor de invoering van het AREI. • Het gaat wel degelijk maar over alle installaties op arbeidsplaatsen die onder het toepassingsgebied van het AREI vallen. • Het nieuwe KB richt zich tot elektrische installaties gelegen in gebouwen of op de terreinen van de onderneming of de inrichting van een werkgever (ook voor installaties in open lucht). INLEIDING • •4 INLEIDING 1.1 Wettelijk kader Reglementering elektrisch materieel Onder toepassing van Europese Economische Richtlijnen: essentiële veiligheids- en gezondheidsvereisten -73/23/EEG elektrisch materieel bestemd voor het gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen; -89/336/EEG elektromagnetische compatibiliteit INLEIDING Belangrijke Economische Richtlijnen: -94/09/EEG apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen 1.1 Wettelijk kader Algemeen reglement op elektrische installaties – AREI -KB van 10 maart 1981 - productie - transformatie - transport - gebruik van elektrische energie INLEIDING -van toepassing op ALLE elektrische installaties, in werking gesteld na 1/10/1981, voor: •5 1.1 Wettelijk kader Algemeen reglement op elektrische installaties - AREI Art. 3 t.e.m. 27 H2. Beschermingsmaatregelen Art. 28 t.e.m. 141 H3. Keuze en gebruik van elektrische geleiders en leidingen Art. 142 t.e.m. 223 H4. Keuze en ingebruikname van elektrische toestellen en materieel Art. 224 t.e.m. 260 H5. Algemene voorschriften door personen na te leven Art. 261 t.e.m. 275 H6. Oude elektrische installaties Art. 276 t.e.m. 279 1.1 INLEIDING H1. Algemene voorschriften Wettelijk kader Algemeen reglement op elektrische installaties - AREI H2. Beschermingsmaatregelen Art. 28 t.e.m. 99 Deel 2: Bescherming tegen thermische invloeden Art. 100 t.e.m. 113 Deel 3: De elektrische bescherming tegen overstroom Art. 114 t.e.m. 135 Deel 4: Elektrische bescherming tegen overspanning Art. 136 t.e.m. 137 Deel 5: Bescherming tegen bepaalde andere uitwerkingen Art. 138 t.e.m. 141 1.1 INLEIDING Deel 1: Bescherming tegen elektrische schokken Wettelijk kader Bekwaamheid van personen Art. 47 AREI Omschrijving Voorwaarden Niet hieronder geclassificeerde personen. BA2 gewoon, nietgewaarschuwde personen kinderen BA3 gehandicapten BA4 gewaarschuwden BA5 Bevoegden of vakbekwamen Kinderen die zich bevinden in voor hen bestemde lokalen Personen die niet over al hun fysische of geestelijke vermogens beschikken. Personen die voldoende informatie kregen of onder toezicht staan van bevoegde personen, om de gevaren veroorzaakt door de elektriciteit te voorkomen. Personen die beschikken over een voldoende technische kennis of de nodige ervaring om de risico’s te vermijden ten gevolge van elektriciteit. Voorbeelden Uitbatings- of onderhoudspersoneel van elektrische installaties,… INLEIDING Code BA1 Ingenieurs en technici belast met de uitbating van elektrische installaties,… •6 1.1 Wettelijk kader Bekwaamheid van personen BA4 - Toekenning door werkgever Gewaarschuwde INLEIDING - Toekenning op structurele wijze - Beoordeling moet traceerbaar zijn: - Attesten van (na-)schoolse opleiding -Schriftelijke evalutie van ervaring 1.1 Wettelijk kader Verantwoordelijkheden 1.1 Gewaarschuwde Gewoon persoon Complexiteit taken Vakbekwame persoon Verantwoordelijkheid Werkverantwoordelijke Opleiding/ervaring Instructies Installatieverantwoordelijke INLEIDING Beveiliging v/d installaties Art. 266 AREI Wettelijk kader Keuring laag- en hoogspanningsinstallatie -Gelijkvormigheidskeuring vóór indienststelling: - nieuwe installatie - beduidende uitbreidingen bestaande installatie -Regelmatige controlebezoeken -laagspanningsinstallatie: -om de 25 jaar huishoudelijke installaties INLEIDING - belangrijke wijzigingen bestaande installatie -om de 13 maanden foorinstallaties -om de 5 jaar overige installaties (ook bedrijven). -hoogspanningsinstallatie: -jaarlijks •7 1.1 Wettelijk kader Keuring laag- en hoogspanningsinstallatie -Wat wordt er gecontroleerd ? - administratieve controle - controle door beproeving : differentieelschakelaars - controle door meting : aardings-, isolatie-, foutlusimpedentie- en continuïteitsmeting -Wie controleert ? - E.D.T.C. of Externe Dienst voor Technische controle INLEIDING - visuele controle … 1.1 Wettelijk kader Normering - regels voor goed vakmanschap - bepaalde normen zijn opgenomen in de reglementering Normalisatie-instellingen elektrotechniek: -International Electrotechnical Commission (IEC): publicatie internationale normen (CEI-IEC) -Comité Européen de Normalisation Electrotechnique (CENELEC): publicatie Europese normen (EN) en harmonisatiedocumenten (HD) INLEIDING - overige normen zijn vrijblijvend toepasbaar -Belgisch Elektrotechnisch Comité (CEB-BEC): publicatie nationale normen (NBN) 1.1 Wettelijk kader CE markering - Conformité Européenne - sinds 1/01/1996 op alle elektrisch materieel - zelfcertificering - voldoen aan LS richtlijn - voldoen aan voorschriften elektromagnetische compatibiliteit INLEIDING - geen keurmerk •8 2. Elektrische begrippen 2.1 Kenmerkende grootheden de hoeveelheid elektrische lading die per tijdseenheid door de geleider vloeit. Symbool: I Eenheid: Ampère (A) Voorwaarden: - gesloten elektrische keten - elektrische spanning 2.1 ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Stroomsterkte Kenmerkende grootheden het potentiaalverschil tussen 2 punten. Symbool: U Eenheid: Volt (V) Hoe hoger de spanning, hoe meer stroom er getransporteerd wordt. Europese standaard: 230 V ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Spanning •9 2.1 Kenmerkende grootheden een elektrische stroom I tussen 2 punten waartussen een potentiaal verschil U ontstaat, levert een vermogen van P = U x I. Symbool: P Eenheid: Watt (W) VERMOGEN = SPANNING x STROOM 2.1 P=UxI Kenmerkende grootheden de elektrische eigenschap van materialen om de doorgang van elektrische stroom te bemoeilijken. 3 hoofdgroepen: geleiders, niet-geleiders en halfgeleiders. Symbool: R Eenheid: Ohm (Ω) LAGE weerstand bij de mens door bvb. onderdompeling in water (BB3) Wet van Ohm: De stroomsterkte door een geleider is recht evenredig met het potentiaalverschil tussen de uiteinden. STROOM = SPANNING / WEERSTAND I=U/R ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Weerstand 2.1 ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Vermogen Kenmerkende grootheden ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Soortelijke weerstand •10 2.1 Kenmerkende grootheden ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Weerstand in serie geschakeld: R1 R2 R3 R = R1 + R2 + R3 parallel geschakeld: 1/R = 1/R1 + 1/R2 + 1/R3 2.1 Kenmerkende grootheden Dus U = R x I of P=RxIxI De totale weerstand van een serieschakeling van weerstanden is de som van de weerstanden. (wetten van Kirchhoff) Voorbeeld: 2Ω Vraag: bereken voor het systeem in de tekening volgende waarden: 6Ω 45V 7Ω 1 Totale weerstand: 2Ω + 6Ω + 7 Ω = 15Ω 2 Stroom door het systeem: I = U / R = 45V / 15Ω = 3A 3 Spanningsval over iedere weerstand: U = R x I = 2Ω x 3A = 6V (over de weerstand van 2Ω) U = R x I = 6Ω x 3A = 18V (over de weerstand van 6Ω) ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Weerstand U = R x I = 7Ω x 3A = 21V (over de weerstand van 7Ω) 2.1 Kenmerkende grootheden Minimale waarden van isolatieweerstand Nominale spanning van de stroombaan Zeer lage spanning gevoed door een veiligheidstransformator Testspanning gelijkstroom Isolatiewaarde 250 V 250 kΩ Spanning < 500 V 500 V 500 kΩ 500 V < spanning < 1000 V 1000 V 1000 kΩ ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Isolatieweerstand Ω •11 2.1 Kenmerkende grootheden 2.1 Kenmerkende grootheden P=UxI ELEKTRISCHE BEGRIPPEN VERMOGEN = SPANNING x STROOM 2.2 I=U/R ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Wet van Ohm: STROOM = SPANNING / WEERSTAND Gelijk- of wisselstroomkringen is een spanning die in de tijd constant blijft of een periodische spanning die niet van teken verandert tijdens de periode. Men onderscheidt: - gelijkspanning met rimpel - gelijkspanning zonder rimpel Toepassingen: laboratoria, specifieke industriële omgevingen, batterijen, alternatieve energie (fotovoltaïsche cellen)… ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Gelijkspanning (stroom) •12 2.2 Gelijk- of wisselstroomkringen is een spanning die zich herhaalt met gelijke tussentijden waarvan de gemiddelde waarde per periode 0 is. Het aantal perioden per seconde noemt men de frequentie (f), uitgedrukt in Hertz (Hz). Netspanning Europa: 50 Hz Netspanning Amerika: 60 Hz BEIDE frequenties: zeer gevoelig voor menselijk zenuwstelsel Toepassing: huishoudelijke en industriële omgeving 2.2 Gelijk- of wisselstroomkringen - Een wisselstroom met een frequentie van 50 Hz (de voedingstroom van het elektriciteitsnet in België voor woningen en industrie) houdt meer gevaar in dan gelijkstroom afkomstig van een batterij - Stroom met een frequentie boven de 5.000 Hz gaat niet meer door het lichaam maar plant zich voort langs de huid (wordt gebruikt in bepaalde toestellen bvb. medische behandeling). = SKIN-effect ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Gevolgen van wisselspanning (stroom) 2.3 ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Wisselspanning (stroom) Elektrische installaties Meterkast via zware kabel in verbinding met elektriciteitsnet. Verdeelbord, hier vertrekken alle stroombanen en komen de verschillende schakeltoestellen en beveiligingen samen, in verbinding met meterkast. Differentieelschakelaar onderbreekt stroom bij overbelasting of defect. Aarding leidt verliesstroom naar aarde. Leidingen transporteren stroom naar stopcontacten, lichten en toestellen. Beveiliging beschermt tegen overbelasting en kortsluiting ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Kenmerkende onderdelen •13 2.3 Elektrische installaties Actieve geleiders: -Fasegeleider L1, L2, L3,… -Nulgeleider N -Beschermingsgeleider PE ‘Protective Earth’ -PEN geleider (zwart of bruin) (blauw) (geel-groen) (geel-groen) OPLETTEN bij oude installaties! Draden en kleurcoderingen SOORT NIEUWE kleur OUDE kleur fasedraad bruin groen nuldraad blauw rood aardingsdraad geel/groen grijs of wit schakeldraad zwart zwart 2.3 Elektrische installaties Massa’s Onder normale omstandigheden: - aanraakbaar; - elektrisch geleidend; - geen actieve delen; - van actieve delen gescheiden door functionele isolatie (basisisolatie); - o.w.v. isolatiefout onder spanning kunnen komen staan. ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Kenmerkende onderdelen 2.3 ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Kenmerkende onderdelen Elektrische installaties ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Kenmerkende onderdelen •14 2.3 Elektrische installaties ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Aarding Aarde Aardelektrode Aardverbinding Aardgeleider Hoofdaardingsklem of –strip Aardingsinstallatie: lokaal of globaal 2.3 Elektrische installaties Beschermingsgeleider PE Hoofdbeschermingsgeleider Equipotentiaalverbinding Hoofdequipotentiaalverbinding Bijkomende equipotentiaalverbinding Plaatselijke, niet geaarde, equipotentiaalverbinding Geleider (geel-groen) 2.3 Aardgeleider Minimale doorsnede 16 mm² Hoofdbeschermingsgeleider 6 mm² Hoofdequipotentiaalverbinding 6 mm² Bijkomende equipotentiale verbinding Beschermingsgeleider stopcontacten Beschermingsgeleider verlichting 4 mm² 2,5 mm² 1,5 mm² ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Aarding Elektrische installaties ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Aarding •15 2.4 Spanningen / stromen Wisselspanning Zeer lage spanning (ZLS) U < 50 V Laagspanning (LS) 1ste cat. Hoogspanning (HS) 2de cat. U > 50 000 V Gelijkspanning met rimpel U < 75 V Gelijkspanning zonder rimpel U < 120 V 50 V < U < 500 V 75 V < U < 750 V 120 V < U < 750 V 2de cat. 500 V < U < 1 000 V 750 V < U < 1 500 V 750 V < U < 1 500 V 1ste cat. 1000 V < U < 50000 V U > 1 500 V U > 1 500 V Hoogspanning tot 30 kV = ‘middenspanning’ (MS) 2.4 Spanningen / stromen 2.4 Spanningen / stromen Middenspanning (volgens AREI – hoogspanning 1ste categorie): 3 kV (3000 V) 6,6 kV 10 kV 11 kV 12 kV 15 kV 26 kV Hoogspanning (volgens AREI – hoogspanning 1ste categorie): 36 kV Laagspanning 3N/230 V (130/230 V) 3,230 V (3x230 V) 3N/400 V (230/400V) net met 4 actieve geleiders, de nulgeleider wordt niet meer bedeeld in moderne installaties en aan nieuwe klanten. net met 3 actieve geleiders. net met 4 actieve geleiders. ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Spanningsmogelijkheden op distributienet ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Spanningsgebieden •16 2.4 Spanningen / stromen -toevallige elektrische verbinding (rechtstreeks of impedantie) -tussen 2 punten -op verschillende potentialen VOORBEELD: Ongeval met maaltijdkar in ziekenhuis 2.4 Spanningen / stromen -bij isolatiefout -tussen massa en een punt waarvan potentiaal niet veranderd door het onder spanning komen v/d massa ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Foutspanning (Uf) 2.4 ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Fout (f) Spanningen / stromen -bij isolatiefout -tussen gelijktijdig genaakbare delen, bv. massa en aardpotentiaal, met uitzondering van actieve delen ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Contactspanning (Uk) •17 2.4 Spanningen / stromen -bij isolatiefout of boog -tussen 2 punten v/h grondoppervlak op 1m van elkaar 2.4 Spanningen / stromen Aardfoutstroom (Iaf) : stroom die naar aarde vloeit Lekstroom (Il) : stroom die in foutloze elektrische stroombaan naar aarde of vreemde geleidende delen vloeit ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Foutstroom (If): stroom ontstaan door fout 2.4 ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Stapspanning (Us) Spanningen / stromen Overbelastingsstroom Io Kortsluitstroom Icc ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Overstroom •18 2.5 Elektrisch materieel A. Smeltveiligheid B. Automatische schakelaar / vermogensschakelaar C. Automatische differentieelstroominrichting 2.5 Elektrisch materieel A. Smeltveiligheid Pensmeltveiligheid Schroefsmeltveiligheid Messmeltveiligheid LS huishoudelijk LS industrieel LS industrieel ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Overstroom beschermingstoestellen 2.5 ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Overstroom beschermingstoestellen Elektrisch materieel B. Automatische schakelaar / vermogensschakelaar ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Overstroom beschermingstoestellen •19 2.5 Elektrisch materieel C. Automatische differentieelstroominrichting differentieelstroomschakelaar differentieelelement (2- en 4- polig) 2.5 (2- en 4- polig) ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Overstroom beschermingstoestellen Elektrisch materieel Vermogensscheidingsschakelaar: meermaals kortsluitstromen onderbreken -HS: SF6-schakelaars (gas) (vroeger persluchtschakelaars) -MS: SF6-schakelaars en vacuümschakelaars -LS: grote keuze Lastschakelaar afschakelen normale belastingstroom, geen kortsluitstroom beveiligen met smeltveiligheden kleiner onderbrekingsvermogen dan voorgaande Scheidingsschakelaar enkel stroomloos bedienen geen onderbrekingsvermogen Vervangelementen voor smeltveiligheden ELEKTRISCHE BEGRIPPEN Onderbrekingstoestellen Stopcontacten 3. Aardverbindingssystemen •20 Aardverbindingssystemen 3 aardverbindingssystemen verbinden van een netwerk met de aarde WORDT IN DETAIL BESPROKEN TIJDENS DE BA5-OPLEIDING Codering: 1ste letter: relatie tussen verdeelnet en aarde 2de letter: relatie tussen massa’s van elektrische installatie en aarde Eventueel 3de en 4de letter: geven plaatsing van nulgeleider N en beschermingsgeleider PE weer Aardverbindingssystemen 3 aardverbindingssystemen 1ste letter: relatie tussen verdeelnet en aarde T: rechtstreekse verbinding van een punt met de aarde I : isolatie – hetzij isolatie van alle actieve delen t.o.v. de aarde – hetzij verbinding van een punt met de aarde via een impedante Aardverbindingssystemen 3 aardverbindingssystemen 2de letter: relatie tussen massa’s van elektrische installatie en aarde T: massa’s rechtstreeks verbonden met aarde, onafhankelijk van de eventuele aarding van een voedingspunt N: massa’s verbonden met het voedingspunt dat aan de aarde ligt (bij wisselstroominstallaties is dit punt dat aan de aarde ligt normaal de nulgeleider) AARDVERBINDINGSSYSTEMEN 3.0 AARDVERBINDINGSSYSTEMEN 3.0 AARDVERBINDINGSSYSTEMEN 3.0 •21 Aardverbindingssystemen 3 aardverbindingssystemen 3de en 4de letter: geven plaatsing van N- en PE-geleider weer S: functies van N- en PE-geleiders vervuld door afzonderlijke geleiders C: functies van N- en PE- geleiders gecombineerd door één enkele geleider (PEN geleider) 3.1 AARDVERBINDINGSSYSTEMEN 3.0 TT schema TT schema 3.2 ONGEVAL In België is 70% van dit type. Een voedingspunt wordt rechtstreeks verbonden met de aarde, waarbij de massa’s van de installatie verbonden worden met de aardingsgeleiders die elektrisch gescheiden zijn van de aarding van de voeding. IT schema IT schema In België is 20% van dit type. Geen enkel voedingspunt wordt rechtstreeks verbonden met de aarde, de massa’s van de installatie liggen wel degelijk aan de aarde. ONGEVAL •22 3.3 TN schema TN schema In België is 10% van dit type. Een voedingspunt wordt rechtstreeks met de aarde verbonden, de massa’s van de installatie worden met hetzelfde punt verbonden door de beschermingsgeleiders. 3.3 ONGEVAL 3 varianten: 1. TN-S 2. TN-C 3. TN-C-S TN schema TN-S schema De nulgeleider N en de beschermingsgeleider PE zijn van elkaar gescheiden over de ganse installatie. ONGEVAL 3.3 TN schema TN-C schema De nulgeleider N en de beschermingsgeleider PE worden samengevoegd in één enkele geleider. ONGEVAL •23 3.3 TN schema TN-C-S schema 3.3 ONGEVAL De nulgeleider N en de beschermingsgeleider PE worden gecombineerd in één enkele geleider, doch uitsluitend in een bepaald gedeelte van de installatie. Stroomafwaarts van het scheidingspunt tussen de nulgeleider en de beschermingsgeleider, moeten ze gescheiden blijven. TN schema Toegelaten en verboden TN schema’s Eénfazig TN-schema ONGEVAL 3.3 TN schema Toegelaten en verboden TN schema’s Driefazig TN-schema zonder nulgeleider ONGEVAL •24 3.3 TN schema Toegelaten en verboden TN schema’s Driefazig TN-schema met nulgeleider ONGEVAL 3.4 Overzicht Overzicht IT-net Voedingstransformator geïsoleerd. Massa’s verbruikers via PEgeleider geaard. Voordelen Kleine foutstroom. Eenvoudige uitvoering. Geen bevoegd personeel nodig. Verzekert best continuïteit. Zeer geringe foutstroom bij eerste fout (geen gevaar, geen uitschakeling). Nadelen Naast overstroombeveiliging eveneens stroomverliesschakelaar nodig. Periodieke controle verliesstroomschakelaar noodzakelijk. Permanente isolatiecontrole noodzakelijk. Bevoegd personeel vereist. TN-net Voedingstransformator geaard. Massa’s verbruikers via de nulgeleider in eenzelfde punt geaard. Beveiliging tegen overstroom volstaat. TN-C en TN-S mogelijk. TN-C heeft 1 geleider minder (= bijkomend voordeel). ONGEVAL TT-net Voedingsnet en massa’s van de verbruikers zijn geaard. Wat ? Groter brandgevaar. Voorstudie noodzakelijk. Bevoegd onderhoudspersoneel noodzakelijk. Uitschakeling bij eerste fout. 4. Gevaren van elektriciteit •25 4.0 Gevaren van elektriciteit Effecten van elektrische stroom 4.0 GEVAREN • Warmteontwikkeling (strijkijzer, gloeilamp, verwarmingstoestel,...); • Magnetische werking (elektromagneet); • Chemische werking (elektrolyse); • Vonken (elektrisch lassen); • Omzetting van elektrische energie naar mechanische energie (elektromotor)… Gevaren van elektriciteit Effecten van elektrische stroom Bij het laden van accu's komt waterstofgas vrij. Slechts een kleine concentratie waterstof kan, in combinatie met een ontstekingsenergie (een lasvonk, elektrische installaties of hete oppervlakten), al catastrofale gevolgen hebben. 4.0 GEVAREN Indien waterstof in aanraking komt met zuurstof kan het uiterst ontploffingsgevoelige knalgas ontstaan. Gevaren van elektriciteit Gevaren van elektriciteit VLAMBOOG! = 8000°C = Ontsteking hoornvlies (‘lasogen’) • voor de omgeving: - brand - explosie GEVAREN • voor personen: - elektrocutie door rechtstreekse aanraking - elektrocutie door onrechtstreekse aanraking - elektrocutie door elektrostatische ontlading •26 4.1 Gevaren voor personen Elektrocutie door rechtstreekse aanraking GEVAREN 2 geleiders 4.1 1 geleider en de aarde Gevaren voor personen Elektrocutie door onrechtstreekse aanraking Bij hoogspanning overslag door de lucht naar het lichaam. GEVAREN massa en de aarde 4.1 Gevaren voor personen Elektrocutie door elektrostatische ontlading Als je 2 of meer niet-geleidende stoffen over elkaar wrijft, ontstaat er een ladingsverschil. Omdat de stof niet geleidend is, vloeit de lading niet weg naar de aarde. De stof is dan statisch geladen. Niet weglekken zeer hoge lading Oplossingen - antistatisch schoeisel en kledij - aarding vonkoverslag explosie ? GEVAREN Effect van ontlading: schrikreactie - equipotentiale verbinding - metaalvezels - relatieve vochtigheid > 65% - plaatselijke afzuiging •27 4.1 Gevaren voor personen Invloedsfactoren Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door: Grootte van de spanning Weerstand contactweerstand duur stroomdoorgang inwendige weerstand frequentie overgangsweerstand weg van de stroom 4.1 GEVAREN grootte stroomsterkte Gevaren voor personen Invloedsfactoren Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door: Weerstand inwendige weerstand R2 overgangsweerstand R3 GEVAREN contactweerstand R1 R1 en R3 afhankelijk van: -geleidbaarheid contactpunten; -grootte contactoppervlak; -contactdruk; -aard en toestand van de huid; -gebruik van isolerende materialen; -klimatologische omstandigheden;… 4.1 Gevaren voor personen Invloedsfactoren Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door: Weerstand inwendige weerstand R2 overgangsweerstand R3 GEVAREN contactweerstand R1 R2: tussen de 250 Ω en 1000 Ω met een gemiddelde van 400 Ω. Met onderscheid tussen droge en vochtige atmosfeer. •28 4.1 Gevaren voor personen Invloedsfactoren Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door: Weerstand GEVAREN Voorbeeld 1: Zeer gunstige omstandigheden (hoge weerstand): Veronderstellen we: totale weerstand van 115k Ω en 230V spanning. Via de wet van Ohm vinden we dan als stroomsterkte: I = U/R = 230 / 115000 = 0,002 A = 2mA 4.1 Gevaren voor personen Invloedsfactoren Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door: Weerstand GEVAREN Voorbeeld 2: Ongunstigere omstandigheden : Veronderstellen we: totale weerstand van 2300 Ω en 230V spanning. Via de wet van Ohm vinden we dan als stroomsterkte: I = U/R = 230 / 2300 = 0,1 A = 100mA 4.1 Gevaren voor personen Invloedsfactoren Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door: Weerstand GEVAREN Voorbeeld 3: Slechte omstandigheden : Veronderstellen we: totale weerstand van 460Ω en 230V spanning. Via de wet van Ohm vinden we dan als stroomsterkte: I = U/R = 230 / 460 = 0,5 A = 500mA •29 4.1 Gevaren voor personen Invloedsfactoren Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door: Grootte van de spanning I Effect op menselijk lichaam 0,01 – 1mA 1 – 5mA 5 – 25mA 25 – 50mA 50 – 80mA 80mA – 3A >3A 4.1 Kriebeling in de hand. Gevoel in de hand verdwijnt. Lichte verstijving van de hand en onderarm. Krampvorming in de hand en onderarm verhoogt. Een in de hand gehouden geleider kan niet meer worden losgelaten. Verhoging van de bloeddruk. Hartslagritme wordt onregelmatig. Omkeerbare stilstand van het hart. Verlies van het bewustzijn. Verlies van het bewustzijn. Hartfibrillatie (=onregelmatig werken van het hart waardoor de bloedcirculatie stopt) Inwendige en uitwendige brandwonden. Vorming van niergif GEVAREN grootte stroomsterkte Gevaren voor personen Invloedsfactoren Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door: Grootte van de spanning GEVAREN duur stroomdoorgang Zone 1 geen effect Zone 2 weinig gevaarlijk lichamelijk effect Zone 3 spiersamentrekkingen, ademhalingsmoeilijkheden en omkeerbare verstoring van de hartwerking. Zone 4 kans op hartfibrillatie, hart- en ademhalingsstilstand en brandwonden Curve a = gewaarwordingsgrens Curve b = veilige stroomgrens Curve c = hartfibrillatiegrens 4.1 Gevaren voor personen Invloedsfactoren Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door: Grootte van de spanning Loslaatstroomsterkte van gelijkstroom = 3x groter dan die van wisselstroom Bij frequenties > 5000 Hz: stroom niet door het lichaam, maar over de huid GEVAREN frequentie Eerder aangehaalde risico’s gelden bij wisselstroom met 50Hz frequentie. Zie eerdere uitleg rond de gevaren van 50Hz – 60Hz •30 4.1 Gevaren voor personen Invloedsfactoren Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door: Grootte van de spanning Traject Linkerhand naar één of beide voeten Rechterhand naar één of beide voeten Linkerhand naar rechterhand Rug naar linkerhand Rug naar rechterhand Borst naar linkerhand Borst naar rechterhand Zitvlak naar één of beide voeten 4.2 Hartstroomfactor 1 GEVAREN weg van de stroom: niet de kortste, wel deze met minste weerstand 0,8 0,4 0,7 0,3 1,5 1,3 0,7 Gevaren voor omgeving Brand 1 op 3 branden veroorzaakt door elektrisch defect overbelasting kortsluiting (huishoudelijk: stromen tot 3 000A) defecte contacten abnormale weerstand + opwarming langdurige lekstromen hot-spots wordt preventief opgespoord via warmte-camera 4.2 GEVAREN Oorzaken: Gevaren voor omgeving Explosie Oorzaak: vonkvorming door statische elektriciteit LEL – Lower Explosion Limit De minimale hoeveelheid gas of damp die in de lucht moet zitten om een explosie te veroorzaken. Explosiegebied Het gebied tussen de bovenste en onderste explosiegrens. GEVAREN ONDERSTE ONTPLOFFINGSGRENS UEL – Upper Explosion Limit BOVENSTE ONTPLOFFINGSGRENS De maximale hoeveelheid gas of damp in de lucht waarbij er nog een explosie kan plaatsvinden WORDT VERDER BESPROKEN IN BA5-OPLEIDING. •31 4.2 Gevaren voor omgeving GEVAREN 5. Beschermingsmaatregelen Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Volledige bescherming Gedeeltelijke bescherming ZLVS verwijdering isolatie afscherming omhulling Bijkomende bescherming differentieelstroominrichting BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 •32 Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Volledige bescherming ZLVS of niet gevaarlijke spanningsgrens: zonder gevaar aan te raken isolatie omhulling Code BB1 BB2 BB3 Onbeperkt rechtstreeks aanraken i.f.v. - huidvochtigheid - spanningstype Toestand menselijk lichaam Volledig droge huid of vochtig door transpiratie Natte huid Ondergedompelde huid Weerstandswaarde 2000Ω 1000Ω 500Ω Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Volledige bescherming ZLVS of niet gevaarlijke spanningsgrens: zonder gevaar aan te raken isolatie omhulling Code BB1 BB2 BB3 Onbeperkt rechtstreeks aanraken i.f.v. - huidvochtigheid - spanningstype Toestand menselijk lichaam Volledig droge huid of vochtig door transpiratie Natte huid Ondergedompelde huid absolute conventionele grensspanning (UL) bij rechtstreekse aanraking in Volt Wisselspanning Gelijkspanning Gelijkspanning met rimpel zonder rimpel 25V 35V 60V 12V 6V 18V 12V 30V 20V Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Volledige bescherming ZLVS of niet gevaarlijke spanningsgrens: zonder gevaar aan te raken isolatie omhulling Conventionele relatieve spanningsgrenzen UL(t) Gedurende bepaalde tijd rechtstreeks aanraken i.f.v. - huidvochtigheid - spanningstype Wisselspanning BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 Conventionele absolute spanningsgrenzen UL BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 Conventionele absolute spanningsgrenzen UL BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 •33 Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Volledige bescherming ZLVS of niet gevaarlijke spanningsgrens: zonder gevaar aan te raken isolatie omhulling Conventionele relatieve spanningsgrenzen UL(t) Gedurende bepaalde tijd rechtstreeks aanraken i.f.v. - huidvochtigheid - spanningstype Wisselspanning Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Volledige bescherming ZLVS isolatie van actieve delen: omhulling Basisisolatie Dubbele isolatie Versterkte isolatie Totale isolatie Bijkomende isolatie Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Volledige bescherming ZLVS isolatie van actieve delen: omhulling Basisisolatie Dubbele isolatie Versterkte isolatie Totale isolatie Bijkomende isolatie -noodzakelijk voor normale werking -fundamentele bescherming BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 •34 Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Volledige bescherming ZLVS isolatie van actieve delen: omhulling Basisisolatie Dubbele isolatie Versterkte isolatie Totale isolatie Bijkomende isolatie -basisisolatie + onafhankelijke bijkomende isolatie Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Volledige bescherming ZLVS isolatie van actieve delen: omhulling Basisisolatie Dubbele isolatie Versterkte isolatie Totale isolatie Bijkomende isolatie -enkelvoudige isolatie met mechanische en elektrische eigenschappen -gelijkwaardige bescherming als dubbele isolatie Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Volledige bescherming ZLVS isolatie van actieve delen: omhulling Basisisolatie Dubbele isolatie Versterkte isolatie Totale isolatie Bijkomende isolatie -in fabriek vervaardigde schakel- en verdeelinrichtingen BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 •35 Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Volledige bescherming ZLVS isolatie van actieve delen: omhulling Basisisolatie Dubbele isolatie Versterkte isolatie Totale isolatie Bijkomende isolatie -aangebracht tijdens het installeren -over basisisolatie -gelijkwaardige bescherming als dubbele isolatie Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Volledige bescherming ZLVS isolatie omhulling van alle actieve delen Voorwaarden: -doetreffende bescherming -niet weg te nemen of te openen zonder gereedschap of sleutel -automatische afschakeling bij wegname of opening omhulling -1 of meer inwendige schermen (blijvend bevestigd of automatisch, demontage m.b.v. gereedschap) Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Gedeeltelijke bescherming verwijdering: naakt actief deel buiten handbereik opstellen afscherming naakt actief deel binnen handbereik, maar op min. 2,5m van elk ander naakt actief deel Heeft te maken met het ‘Genaakbaarheidsgabarit’. Wordt verder besproken in BA5-opleiding BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 •36 Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Gedeeltelijke bescherming verwijdering afscherming: hindernis (leuning, traliewerk, scherm,…) én min. beschermingsgraad IP2X (zie hoofdstuk 6.1) Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Bijkomende bescherming Differentieelstroominrichting: ultrasnelle onderbreking bij stroomdoorvloeiing door lichaam Indeling volgens gevoeligheid: (kleine gevoeligheid: uitschakeling bij stroomverschil > 1A;) (middelmatige gevoeligheid: uitschakeling tussen 30mA en 1A;) grote gevoeligheid: uitschakeling tussen 10mA en 30mA; zeer grote gevoeligheid: uitschakeling bij verschil < 10mA. Indeling volgens werking: type A: gevoelig voor wisselstroom en pulserende gelijkstroom; type AC: enkel gevoelig voor wisselstroom; type B: gevoelig voor wisselstroom, pulserende en constante gelijkstroom. Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Bijkomende bescherming Differentieelstroominrichting BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 •37 Bescherming tegen rechtstreekse aanraking Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS Bijkomende bescherming EXTRA: Veiligheidsscheiding van de stroombanen: nog weining toegepast geen aardelektrode vereist gebruik:-op bouwplaatsen voor weinig uitgestrekte elektrische installaties gevoed door elektrogeengroepen; -voor vitale installaties van gering vermogen die moeten kunnen blijven functioneren (ook bij isolatiefout); -voor speciale toepassingen bij een hoog risico voor elektrocutie, bv. bij gebruik van draagbaar gereedschap op 230V in geleidende gesloten ruimten. Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking bij LS Passieve maatregelen (geen onderbreking) beletten van contact Actieve maatregelen (met onderbreking) Bijkomende isolatie Dubbele isolatie Verwijdering of hindernissen contact ongevaarlijk maken Veiligheidsscheiding van stroombanen ZLVS Plaatselijke equipotentiale verbindingen Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking bij LS Passieve maatregelen (geen onderbreking) beletten van contact Bijkomende isolatie Dubbele isolatie Verwijdering of hindernissen: onmogelijk maken om gelijktijdig 2 delen die op een verschillend potentiaal zouden kunnen staan aan te raken. De horizontale afstand tussen de massa’s onderling en de vreemde geleidende delen bedraagt binnen het genaakbaarheidsprofiel 2m en daarbuiten 1,25m. BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.2 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.2 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 •38 Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking bij LS Passieve maatregelen (geen onderbreking) contact ongevaarlijk maken Veiligheidsscheiding van stroombanen ZLVS: zie tabel Plaatselijke equipotentiale verbindingen Code Toestand menselijk lichaam BB1 Volledig droge huid of vochtig door transpiratie BB2 Natte huid BB3 Ondergedompelde huid 25V 12V 36V 18V 60V 30V Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking bij LS Actieve maatregelen (met onderbreking) verbinding van massa met beschermingsgeleider in combinatie met beschermingstoestel. uitschakeltijd van onderbrekingstoestel < tijdsinterval waarop foutspanning, voortkomend uit isolatiedefect, optreedt. (tijdsinterval: afgeleid uit veiligheidscurve) coördinatie tussen aardverbindingssysteem (TN, TT, IT) en karakteristieken van onderbrekingstoestel. Dit kan zijn: -beschermingsinrichting tegen maximum stroom; -automatische differentieelschakelaar; -beschermingsinrichting tegen foutspanning; -bewakingsinrichting van de isolatie. Bescherming tegen statische elektriciteit Bescherming tegen de gevaren van statische elektriciteit • aarden; • isolerende vloerbekledingen vermijden (asfalt, tapijt, linoleum ...); • vloer onderhouden: verwijder oliën en vetten (verhogen elektrische weerstand); • geschikte kledij dragen: geen synthetische vezels, geleidende schoenen...; • equipotentiale verbinding bij overtappen en assemblage van elektronische toestellen; • percentage metaalvezels verwerken in product bv. in kledij; • relatieve vochtigheid > 65% (verminderd geleidbaarheid van lucht); • plaatselijke afzuiging: onder de onderste explosiegrens blijven; • zich elektrisch te ontladen (aanraken metalen voorwerp) alvorens elektronische componenten aan te raken • extra aandachtig in gevaarlijke situatie (bv. werken op hoogte) • transportbanden geleidend te houden (bv. met grafiet) • inwerken op isolatoren onder spanning door lucht te ioniseren BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.3 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.2 absolute conventionele grensspanning (UL) bij onrechtstreekse aanraking in Volt WisselGelijkspanning Gelijkspanning spanning met rimpel zonder rimpel 50V 75V 120V BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.2 •39 Bescherming tegen statische elektriciteit Bescherming tegen de gevaren van statische elektriciteit Specifieke maatregelen bij transport van vloeistoffen en gassen: stroomsnelheid beperken aarden pijpleidingen, apparatuur en tanks equipotentiaalverbinding valhoogte beperken antistatische dope als additief toevoegen (bv. xyleen) stikstof i.p.v. lucht als drijfgas gebruiken bij pneumatisch transport Bescherming tegen gevaren van overstroom Bescherming tegen de gevaren van overbelasting Stroom opwarming van leidingen (Joule-effect) temp. beperken Toelaatbare stroom (Iz) door een leiding i.f.v.: doorsnede van de geleiders; isolatie van de geleiders; samenstelling van de leiding; plaats en omgeving van de leiding; omgevingstemperatuur. Binnen LS- en ZLS-installaties dient het toestel dat de bescherming van leidingen verzekert te voldoen aan volgende voorwaarden: - conventionele aanspreekstroom < 1,15 x Iz; - conventionele niet aanspreekstroom < 1,45 x Iz; - Iz > toegekende stroom > bedrijfsstroom. Bescherming tegen gevaren van overstroom Bescherming tegen de gevaren van overbelasting Overzicht van de nominale stroom voor smeltveiligheden en installatieautomaten i.f.v. geleiderdoorsnede (huishoudelijke installaties) Doorsnede van Toegekende de geleider stroom van de (mm²) smeltveiligheid (A) 1.5 10 2.5 16 4 20 6 32 10 50 16 63 25 80 35 100 Toegekende stroom van de installatieauto maat (A) 16 20 25 40 63 80 100 125 Kleur kalibreer element Oranje Grijs Blauw Bruin Groen Kalibreerelement voor schroefsmeltveiligheden Kalibreerelement voor pensmeltveiligheden BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.4 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.4 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.3 •40 Bescherming tegen gevaren van overstroom Bescherming tegen de gevaren van overbelasting Beschermingstoestel: aan begin van elke stroombaan verboden te plaatsen op leidingen die een machine voeden waarvan het onvoorzien afschakelen gevaren veroorzaakt. bv. bij sprinklerpompen of elektromagneten voor laad- en hijstoestellen. sprinklerpomp Bescherming tegen gevaren van overstroom Bescherming tegen de gevaren van kortsluiting Beschermingstoestel: voldoende onderbrekingsvermogen bv. huishoudelijk min. 3 000 A zo kort mogelijke werkingstijd (niet langer dan tijd nodig voor geleiders op toelaatbare temperatuur te brengen) aan begin van elke stroombaan afzonderlijke beschermingstoestellen van kortsluiting en overbelasting op elkaar afstellen BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.4 BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.4 6. Veiligheidsaspecten elektrisch materieel •41 6.1 Beschermingsgraad van elektrisch materieel IP – code International Protection IP gevolgd door 2 of 3 cijfers: 1ste cijfer: bescherming tegen indringen van vreemde vaste voorwerpen 2de cijfer: bescherming tegen indringen van water 3de cijfer: mechanische bescherming (slagvastheid) 6.1 ELEKTRISCH MATERIEEL Beschermingsgraad van elektrisch materieel Beschermingsgraad van elektrisch materieel 1 Voorwerpen groter dan 50mm (bv. hand) 2 Voorwerpen groter dan 12mm 3 Voorwerpen groter dan 2,5mm 4 Voorwerpen groter dan 1mm 5 Stof 6 Stofdicht IP xXx 0 Geen bescherming (gewoon) 1 Verticaal vallende druppels 2 Vallende druppels (tot 15° v/d verticale) 3 Regen (tot 60° v/d verticale) 4 Spatwaterdicht IP xxX 0 geen bescherming 5 Spuitwaterdicht 5 2,0 J 1 0,225 J 2 0,375 J 3 0,5 J 6 Stortbuien 7 Waterdicht 1m diep – 30min 8 drukwaterdicht 7 6,0 J ELEKTRISCH MATERIEEL IP Xxx 0 Geen bescherming 9 10,0 J 6.2 Klassen van elektrisch materieel klasse 0 bescherming door enkelvoudige isolatie, onderdelen niet geaard klasse 0I enkelvoudige isolatie en beschermingsklem (massaklem) maar voedingskabel omvat geen beschermingsgeleider (aardingsgeleider) klasse I enkelvoudige isolatie met beschermingsgeleider en voedingskabel die een aardgeleider bevat. Bv. wasmachine, vaatwasser, koffiezet,… klasse II dubbele of versterkte isolatie, voedingskabel zonder aardgeleider. Het materieel draagt van buiten zichtbaar het symbool: Bv. boormachine, radio, scheerapparaat,… klasse III elektrisch materiaal gevoed met zeer lage veiligheidsspanning. Bv. halogeenlampen, bel,… ALTIJD AARDEN NOOIT AARDEN NOOIT AARDEN ELEKTRISCH MATERIEEL Klassen van elektrisch materieel •42 7. Werken aan elektrische installaties Algemeen Zonering Nominale netspanning (kV) <1 3 6 10 20 60 110 150 Algemeen Basisprincipe Preventiehiërarchie: 1. Bestrijding van risico’s aan de bron 2. Gebruik van collectieve beschermingsmiddelen 3. Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen 4. Begeleidende maatregelen Risicobeoordeling vóór aanvang werken – geschreven procedures Gebruik geschikte collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en arbeidsmiddelen Gepaste signalering WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.1 Afstand die de buitengrens van de Afstand die de buitengrens van de zone onder spanning aangeeft nabijheidszone aangeeft DL (mm) DV (mm) Geen aanraking 500 120 1120 120 1120 150 1150 220 1220 630 1630 1000 2000 1200 3200 WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.1 •43 Algemeen Werkprocedures vóór aanvang werken : -verantwoordelijke deelt gedetailleerde instructies mee aan personeel belast met uitvoering van het werk -verantwoordelijke gaat na of instructies begrepen zijn -installatieverantwoordelijke inlichten over werken (indien mogelijk schriftelijk) -beslissen al dan niet spanningsloos te werken -collectieve en persoonlijke BM voorzien IN PRINCIPE STEEDS BUITEN SPANNING WERKEN Werken buiten spanning Werken buiten spanning volgens de principes van de VITALE VIJF 1. Vrijschakelen 2. Vergrendelen 3. Meten 4. Aarden en kortsluiten 5. Afbakenen Werken buiten spanning Werken buiten spanning volgens de principes van de VITALE VIJF 1. Vrijschakelen buiten spanning stellen door één of meerdere scheidingsmiddelen: van het gedeelte waaraan gewerkt wordt, van niet-geïsoleerde delen binnen het genaakbaarheidsvolume Toegelaten scheidingsinrichtingen bij LS en ZLS: meerpolige en enkelpolige scheiders stopcontacten vervangingselementen voor smeltveiligheden scheidingsmessen speciaal ontworpen contactklemmen lastscheidingsschakelars die gelijkgesteld worden met scheiders vermogenschakelaars en automatische differentieelschakelaars uittrekbare gedeelten en de wegneembare delen van de geprefabriceerde schakel- en verdeelinrichtingen WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.2 WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.2 WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.1 •44 Werken buiten spanning Werken buiten spanning volgens de principes van de VITALE VIJF 1. Vrijschakelen buiten spanning stellen door één of meerdere scheidingsmiddelen: van het gedeelte waaraan gewerkt wordt, van niet-geïsoleerde delen binnen het genaakbaarheidsvolume Toegelaten scheidingsinrichtingen bij HS: meerpolige of éénpolige scheidingsschakelaars het loskoppelen van een toestel het wegnemen van de geleiders, de rails of de scheidingsstrippen vervangelementen van smeltzekeringen lastscheidingsschakelaars vermogensschakelaars Werken buiten spanning Werken buiten spanning volgens de principes van de VITALE VIJF 2. Vergrendelen voorkomen van iedere ontijdige herinschakeling van de spanning: vergrendelen door slot of hangslot, aanbrengen van waarschuwingsborden, opstelling in een met sleutel afgesloten lokaal, terugvoeding vermijden. Werken buiten spanning Werken buiten spanning volgens de principes van de VITALE VIJF 3. Meten aan/afwezigheid van spanning controleren met gepaste middelen en steeds tester eerst testen. Middelen voor de controle : Bij laagspanning: -spanningsmeters met een of meerdere meetbereiken -verklikkers Bij hoogspanning: -teststokken met neonbuis of lichtgevende diodes en eventueel geluidssignaal. Opmerking: zelf gefabriceerde testlampen zijn uit den boze!!! WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.2 WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.2 WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.2 •45 Werken buiten spanning Werken buiten spanning volgens de principes van de VITALE VIJF 4. Aarden en kortsluiten zo dicht mogelijk bij de plek waar gewerkt wordt: bij HS aan beide zijden van actieve delen die buiten spanning gesteld worden, uitgevoerd door een bevoegde of gewaarschuwde persoon. Voor laagspanning is het aarden niet altijd noodzakelijk.: “Het aarden en kortsluiten van laagspanningsinstallaties binnen de werkzone is enkel verplicht wanneer het risico aanwezig is dat deze installatie ongewild spanning kan voeren, bijvoorbeeld : - bij bovengrondse leidingen die gekruist worden door andere lijnen of die elektrisch worden beïnvloed; - installaties die gevoed kunnen worden door noodstroombronnen.” Werken buiten spanning Werken buiten spanning volgens de principes van de VITALE VIJF 5. Afbakenen van de werkzone met ketting of lint uit isoleerstof in heldere kleur Voor laagspanning is het aarden niet altijd noodzakelijk.: “Het aarden en kortsluiten van laagspanningsinstallaties binnen de werkzone is enkel verplicht wanneer het risico aanwezig is dat deze installatie ongewild spanning kan voeren, bijvoorbeeld : - bij bovengrondse leidingen die gekruist worden door andere lijnen of die elektrisch worden beïnvloed; - installaties die gevoed kunnen worden door noodstroombronnen.” Werken onder spanning Werken onder spanning 3 voorwaarden: kenmerken van de elektrische installatie moeten het toelaten spanningsgebied, aard van de werken,… én aangepaste werkmethode toepassen -gewaarschuwde of vakbekwame personen -regels van goed vakmanschap -aangepaste werktuigen en PBM én veiligheids- of dienstnoodwendigheden vereisen het WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.3 WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.2 WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.2 •46 Werken onder spanning Werken onder spanning Werkmethoden: Werkzaamheden op afstand Isolerende stok voor binnendienst (links) Isolerende stok voor buitendienst (rechts) Werken onder spanning Werken onder spanning Werkmethoden: Werkzaamheden met contact: -isolerende handschoenen (en armbeschermers) én -isolerende arbeidsmiddelen Werken onder spanning Werken onder spanning Werkmethoden: Werkzaamheden op hetzelfde potentiaal WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.3 WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.3 WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.3 •47 Werken onder spanning Werken onder spanning Werken aan ZLVS-installaties - Zonder beschermingsmaatregelen tegen rechtstreekse aanraking - Maatregelen tegen risico’s van kortsluiting Werken onder spanning Werken in de nabijheid van delen onder spanning Beveiliging d.m.v. schermen (HS) en isolerende afdekzeilen (LS): verhinderen van aanraking spanningvoerende delen en binnendringen in ‘zone onder spanning’ Aandacht voor: hun diëlektrische vastheid bij installatie ; hun stabiliteit en mechanische weerstand; de afmetingen en de opstelling; de goede zichtbaarheid van de erop vastgehechte pictogrammen die waarschuwen voor de aanwezigheid van de afgeschermde spanningsvoerende delen. Werken onder spanning Werken in de nabijheid van delen onder spanning Bescherming door behoud van een veilige werkafstand afstand niet kleiner dan DL criteria voor de aanduiding van de uitvoerders procedures om tijdens de werkzaamheden het binnendringen in de ‘zone onder spanning’ te voorkomen WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.3 WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.3 WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.3 •48 Werken onder spanning Onderhoudswerkzaamheden preventief of correctief onderhoud onderhoudswerken waarbij de veiligheid van onderhoudspersoneel in gevaar komt of waarbij het ontwerp van de uitrusting een veilig uit te voeren onderhoud mogelijk maakt volgens de werkprocedures (bv. vervangen smeltveiligheden en lampen) uitsluitend mits akkoord installatieverantwoordelijke aanduiden werkverantwoordelijke voorschriften naleven (buiten, onder of in de nabijheid van spanning) Werken onder spanning Onderhoudswerkzaamheden Herstellingswerkzaamheden: -opsporen defect (werkprocedure) -verhelpen defect (werkprocedure) -opnieuw in werken stellen (werkprocedure) Vervangingswerkzaamheden -smeltveiligheden: buiten spanning -bij LS door gewoon persoon (mits bescherming tegen rechtstreekse aanraking en kortsluiting) -bij HS door vakbekwaam persoon -lampen: buiten spanning Bij tijdelijke onderbreking van werkzaamheden: -toegang tot niet-geïsoleerde delen onder spanning verhinderen -niet-geoorloofde schakeling verhinderen -indien nodig installatieverantwoordelijke verwittigen Aangedreven mechanisch gereedschap Handslijpmachines, doorslijp- en afbraamschijven Risico’s - rondvliegende deeltjes - contact met draaiende slijpschijf - het uit elkaar springen van de slijpschijf - klemmen van de schijf - ontsteking van brandbare stoffen door de hitte van de schijf of vonken - lawaai - stof en dampen MACHINES & GEREEDSCHAPPEN 8.5 WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.3 WERKEN AAN ELEKTRICITEIT 7.3 •49 8. Signalisatie 8.1 Waarschuwingsborden Waarschuwingsborden gesloten ruimten van de elektrische dienst; elektrische installaties, machines, toestellen en leidingen op LS die, in niet gesloten en gesloten ruimten, niet volledig beschermd zijn tegen rechtstreekse aanraking; schakelborden, kasten, machines, toestellen en leidingen op HS die zich in gewone ruimten bevinden. 8.2 SIGNALISATIE Waar ? niet gesloten ruimten van de elektrische dienst; Verbodsborden Waarschuwingsborden VERBODEN TE SCHAKELEN SIGNALISATIE op machines en leidingen waarvan de aanraking of de benadering gevaarlijk kan zijn of op deuren die toegang verstrekken tot zulk materieel, zelfs indien een dergelijk gevaar niet onmiddellijk blijkt. NIET AANRAKEN GEEN DOORGANG VOOR ONBEVOEGDEN •50 8.3 Inlichtingsborden Inlichtingsborden Storingen en defecten Straatlampentelefoon Andere inlichtingsborden SIGNALISATIE op HS installatie: minstens telefoonnummer verdeelmaatschappij 9. Eerste hulp bij elektrocutie 9.1 Eerste hulp bij elektrocutie Wat doen bij elektrocutie ? - Zorg voor je eigen veiligheid noodstop, schakelaar, automaat, stekker, zekering,… - Zo uitschakelen niet mogelijk is Slachtoffer ontrekken aan stroom met de nodige hulpmiddelen om de redder te isoleren van spanning en aarde of geaarde massa’s: ideaal: geïsoleerde hulpmiddelen: bankje, isolerende stok met haak, isolerende schoenen, dikke rubberen handschoenen, droog hout, droge doeken in de mate van het mogelijke hierbij één hand gebruiken EERSTE HULP - Verbreken van contact met de stroom: - Altijd hulpdiensten en /of dokter oproepen. Eerste zorgen toedienen of laten toedienen door een nijverheidshelper in afwachting van gespecialiseerde hulp. •51 9.2 Algemene tips voor uw veiligheid Algemene veiligheidstips • Draag zorg voor elektrische kabels: Wat u wel moet doen: -de opgerolde verlengkabels volledig afwikkelen voor u ze gebruikt -oude en uitgerafelde verlengsnoeren vervangen: ze zijn gevaarlijk 9.2 EERSTE HULP Wat u nooit mag doen: -elektrische kabels vastspijkeren of nieten -een elektrische kabel onder een deur of een tapijt laten doorlopen. -iets ophangen aan kabels of andere elektrische circuits -verlengdraden gebruiken om toestellen met verwarmingsweerstand (broodrooster, frietketel, convector…) aan te sluiten. Vermijd zo veel mogelijk het gebruik van verlengdraden en berg ze na gebruik weer op -aan de kabel trekken om de stekker uit het stopcontact te halen -blootgelegde draden aanraken Algemene tips voor uw veiligheid Algemene veiligheidstips • Ook stopcontacten verdienen uw aandacht: Wat u wel moet doen: -kapotte, gedemonteerde of slecht bevestigde stopcontacten laten herstellen -verdeelstekkers, bij voorkeur met een veiligheidssysteem, gebruiken 9.2 EERSTE HULP Wat u nooit mag doen: -dominostekkers gebruiken -stopcontacten overbelasten Algemene tips voor uw veiligheid Algemene veiligheidstips • Elektrische toestellen zijn geen speelgoed: Wat u wel moet doen: - nagaan of alle toestellen geaard zijn - nagaan of het snoer van de elektrische apparaten in goede staat is - tv uitzetten met aan-uitknop op het toestel, niet met afstandsbediening - de stekker van de elektrische toestellen uittrekken vooraleer u ze schoonmaakt of herstelt. Ook bij onweer, trekt u de stekkers best uit. - voor voldoende ruimte en ventilatie zorgen - respecteer de gebruiksaanwijzing van de toestellen EERSTE HULP Wat u nooit mag doen: - kledij, handdoeken... laten drogen op de elektrische verwarming - de stekker van elektrische toestellen onnodig in het stopcontact laten zitten - gevulde glazen of vazen op een elektrisch toestel plaatsen. - strijken met blote voeten •52 9.2 Algemene tips voor uw veiligheid Algemene veiligheidstips • Opgepast voor elektrocutie Wat u wel moet doen: - gebruik enkel erkend materiaal: het is herkenbaar aan de labels BOSEC, CEBEC, CE GEBRUIK MATERIAAL MET JUISTE IP-FACTOR! - Bvb. IP 44 (spatwaterdicht) in ‘natte’ ruimtes of omgeving 9.2 EERSTE HULP Wat u nooit mag doen: - elektrische toestellen gebruiken wanneer u natte handen hebt of met de voeten in het water staat - elektrische toestellen dicht bij uw bad of douche plaatsen Algemene tips voor uw veiligheid Algemene veiligheidstips • De installatie Wat u wel moet doen: - stel eerst de oorzaak vast als er een zekering kapot gaat, voordat u deze verwisselt. Als de zekering voor een tweede keer stuk gaat en u kent de oorzaak niet, laat dan de verliesstroomschakelaar uitstaan en doe beroep op een vakman. - regelmatig de verliesstroomschakelaar controleren: als u de testknop indrukt, moet hij uitschakelen. Doet hij dat niet: vakman contacteren - voor de grote elektrische huishoudapparaten een aparte leiding voorzien vanaf het elektrisch verdeelbord EERSTE HULP Wat u nooit mag doen: - sleutelen aan de installatie in de meterkast - een smeltveiligheid ‘repareren’ - met een 220V-looplamp in een kruipruimte werken 10. Oefeningen •53 Oefeningen 10 Oefeningen 10 Oefeningen OEFENINGEN 10 OEFENINGEN OEFENINGEN •54
© Copyright 2024 ExpyDoc