Opleiding elektriciteit BA4 - MAP

Opleiding elektriciteit BA4
bij werken aan elektrische installaties
Toelichting structuur & inhoud
BA4
BA5
H1. Inleiding
H2. Elektrische begrippen
H1. Huishoudelijke en kleine industriële
installaties
H3. Aardverbindingssystemen
H2. Buiten- en werfinstallaties
H4. Gevaren van elektriciteit
H3. Werken in de nabijheid van leidingen
H5. Beschermingsmaatregelen
H4. Veilig werken in cabine
H6. Veiligheidsaspecten van
elektrisch materieel
H5. Veilig werken op het net
H6. ATEX explosieveiligheid
H7. Werken aan elektrische
installaties
H8. Eerste hulp bij ongevallen
H9. Signalisatie
H10. Oefeningen
Hoe oud is het gebruik van elektriciteit?
1847 Thomas Edison
1752 Benjamin Franklin
1871 Zenobe Gramme
1890 1ste elektrische centrale
•1
Elektriciteit:
wat zouden we doen zonder???
•
VROEGER:
elektriciteit in onze woningen was heel beperkt
–
enkele peertjes aan het plafond
–
twee, hooguit drie stopcontacten per kamer
–
een wasmachine was zeer uitzonderlijk
4
Elektriciteit:
wat zouden we doen zonder???
•
VANDAAG:
Elektriciteit speelt een prominente rol
Elektriciteit is een deel van ons leven
–
–
–
–
geeft ons warm water en warmte in huis
geeft ons licht
biedt ons een blik op de wereld (pc, internet,…)
zorgt voor gezondheid (elektrotherapie,…)
KORTOM: onmisbaar!
5
1. Inleiding
•2
•3
INLEIDING
INLEIDING
INLEIDING
Ook controles evolueren
Wat houdt dit in?
• Dit KB vervangt het KB van 2 juni 2008 betreffende de minimale voorschriften inzake
veiligheid van bepaalde OUDE elektrische installaties op arbeidsplaatsen, dat wordt
opgeheven. In dit KB was een overgangstermijn voorzien van 5 jaar die afliep op 28 juni
2013.
INLEIDING
Keuring laag‐ en hoogspanningsinstallatie:
• Op 21 december 2012 werd het K.B. tot de minimale voorschriften inzake veiligheid van
elektrische installaties op arbeidsplaatsen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Keuring laag‐ en hoogspanningsinstallatie:
Het nieuwe KB verlengt de overgangstermijn naar 31 december 2014 voor de
risicoanalyse en 31 december 2016 voor de minimale maatregelen. De werkgever mag
deze laatste datum met een maximaal 2 jaar verlengen, als hij een gedetailleerd
uitvoeringsplan aan het Comité (I.P.B.W.) voorlegt.
INLEIDING
•
Keuring laag‐ en hoogspanningsinstallatie:
Het gaat dus NIET meer enkel over oude elektrische installaties (Technisch Reglement)
van voor de invoering van het AREI.
•
Het gaat wel degelijk maar over alle installaties op arbeidsplaatsen die onder het
toepassingsgebied van het AREI vallen.
•
Het nieuwe KB richt zich tot elektrische installaties gelegen in gebouwen of op de terreinen
van de onderneming of de inrichting van een werkgever (ook voor installaties in open
lucht).
INLEIDING
•
•4
INLEIDING
1.1
Wettelijk kader
Reglementering elektrisch materieel
Onder toepassing van Europese Economische Richtlijnen:
essentiële veiligheids- en gezondheidsvereisten
-73/23/EEG elektrisch materieel bestemd voor het gebruik
binnen bepaalde spanningsgrenzen;
-89/336/EEG elektromagnetische compatibiliteit
INLEIDING
Belangrijke Economische Richtlijnen:
-94/09/EEG apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor
gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen
1.1
Wettelijk kader
Algemeen reglement op elektrische installaties – AREI
-KB van 10 maart 1981
- productie
- transformatie
- transport
- gebruik
van elektrische energie
INLEIDING
-van toepassing op ALLE elektrische installaties,
in werking gesteld na 1/10/1981, voor:
•5
1.1
Wettelijk kader
Algemeen reglement op elektrische installaties - AREI
Art. 3 t.e.m. 27
H2. Beschermingsmaatregelen
Art. 28 t.e.m. 141
H3. Keuze en gebruik van elektrische geleiders en
leidingen
Art. 142 t.e.m. 223
H4. Keuze en ingebruikname van elektrische toestellen en
materieel
Art. 224 t.e.m. 260
H5. Algemene voorschriften door personen na te leven
Art. 261 t.e.m. 275
H6. Oude elektrische installaties
Art. 276 t.e.m. 279
1.1
INLEIDING
H1. Algemene voorschriften
Wettelijk kader
Algemeen reglement op elektrische installaties - AREI
H2. Beschermingsmaatregelen
Art. 28 t.e.m. 99
Deel 2: Bescherming tegen thermische invloeden
Art. 100 t.e.m. 113
Deel 3: De elektrische bescherming tegen overstroom
Art. 114 t.e.m. 135
Deel 4: Elektrische bescherming tegen overspanning
Art. 136 t.e.m. 137
Deel 5: Bescherming tegen bepaalde andere uitwerkingen
Art. 138 t.e.m. 141
1.1
INLEIDING
Deel 1: Bescherming tegen elektrische schokken
Wettelijk kader
Bekwaamheid van personen
Art. 47 AREI
Omschrijving
Voorwaarden
Niet hieronder geclassificeerde
personen.
BA2
gewoon, nietgewaarschuwde
personen
kinderen
BA3
gehandicapten
BA4
gewaarschuwden
BA5
Bevoegden of
vakbekwamen
Kinderen die zich bevinden in voor
hen bestemde lokalen
Personen die niet over al hun
fysische of geestelijke vermogens
beschikken.
Personen die voldoende informatie
kregen of onder
toezicht staan van bevoegde
personen, om de gevaren
veroorzaakt door de
elektriciteit te voorkomen.
Personen die beschikken over een
voldoende technische
kennis of de nodige ervaring om de
risico’s te vermijden ten gevolge van
elektriciteit.
Voorbeelden
Uitbatings- of
onderhoudspersoneel
van elektrische
installaties,…
INLEIDING
Code
BA1
Ingenieurs en technici
belast met de uitbating
van elektrische
installaties,…
•6
1.1
Wettelijk kader
Bekwaamheid van personen
BA4
- Toekenning door werkgever
Gewaarschuwde
INLEIDING
- Toekenning op structurele wijze
- Beoordeling moet traceerbaar zijn:
- Attesten van (na-)schoolse opleiding
-Schriftelijke evalutie van ervaring
1.1
Wettelijk kader
Verantwoordelijkheden
1.1
Gewaarschuwde
Gewoon persoon
Complexiteit taken
Vakbekwame persoon
Verantwoordelijkheid
Werkverantwoordelijke
Opleiding/ervaring
Instructies
Installatieverantwoordelijke
INLEIDING
Beveiliging v/d installaties
Art. 266 AREI
Wettelijk kader
Keuring laag- en hoogspanningsinstallatie
-Gelijkvormigheidskeuring vóór indienststelling:
- nieuwe installatie
- beduidende uitbreidingen bestaande installatie
-Regelmatige controlebezoeken
-laagspanningsinstallatie:
-om de 25 jaar huishoudelijke installaties
INLEIDING
- belangrijke wijzigingen bestaande installatie
-om de 13 maanden foorinstallaties
-om de 5 jaar overige installaties (ook bedrijven).
-hoogspanningsinstallatie:
-jaarlijks
•7
1.1
Wettelijk kader
Keuring laag- en hoogspanningsinstallatie
-Wat wordt er gecontroleerd ?
- administratieve controle
- controle door beproeving : differentieelschakelaars
- controle door meting : aardings-, isolatie-, foutlusimpedentie- en
continuïteitsmeting
-Wie controleert ?
- E.D.T.C. of Externe Dienst voor Technische controle
INLEIDING
- visuele controle
…
1.1
Wettelijk kader
Normering
- regels voor goed vakmanschap
- bepaalde normen zijn opgenomen in de reglementering
Normalisatie-instellingen elektrotechniek:
-International Electrotechnical Commission (IEC):
publicatie internationale normen (CEI-IEC)
-Comité Européen de Normalisation Electrotechnique (CENELEC):
publicatie Europese normen (EN) en harmonisatiedocumenten (HD)
INLEIDING
- overige normen zijn vrijblijvend toepasbaar
-Belgisch Elektrotechnisch Comité (CEB-BEC):
publicatie nationale normen (NBN)
1.1
Wettelijk kader
CE markering
- Conformité Européenne
- sinds 1/01/1996 op alle elektrisch materieel
- zelfcertificering
- voldoen aan LS richtlijn
- voldoen aan voorschriften elektromagnetische compatibiliteit
INLEIDING
- geen keurmerk
•8
2. Elektrische begrippen
2.1
Kenmerkende grootheden
de hoeveelheid elektrische lading die per tijdseenheid door de
geleider vloeit.
Symbool:
I
Eenheid:
Ampère (A)
Voorwaarden:
- gesloten elektrische keten
- elektrische spanning
2.1
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Stroomsterkte
Kenmerkende grootheden
het potentiaalverschil tussen 2 punten.
Symbool:
U
Eenheid:
Volt (V)
Hoe hoger de spanning, hoe meer stroom er getransporteerd wordt.
Europese standaard: 230 V
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Spanning
•9
2.1
Kenmerkende grootheden
een elektrische stroom I tussen 2 punten waartussen een
potentiaal verschil U ontstaat, levert een vermogen van P = U x I.
Symbool:
P
Eenheid:
Watt (W)
VERMOGEN = SPANNING x STROOM
2.1
P=UxI
Kenmerkende grootheden
de elektrische eigenschap van materialen om de
doorgang van elektrische stroom te bemoeilijken.
3 hoofdgroepen: geleiders, niet-geleiders en halfgeleiders.
Symbool:
R
Eenheid:
Ohm (Ω)
LAGE weerstand bij de mens door bvb. onderdompeling in water (BB3)
Wet van Ohm:
De stroomsterkte door een geleider is recht evenredig met het
potentiaalverschil tussen de uiteinden.
STROOM = SPANNING / WEERSTAND
I=U/R
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Weerstand
2.1
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Vermogen
Kenmerkende grootheden
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Soortelijke weerstand
•10
2.1
Kenmerkende grootheden
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Weerstand
in serie geschakeld:
R1
R2
R3
R = R1 + R2 + R3
parallel geschakeld: 1/R = 1/R1 + 1/R2 + 1/R3
2.1
Kenmerkende grootheden
Dus
U = R x I of
P=RxIxI
De totale weerstand van een serieschakeling van weerstanden is de som van
de weerstanden. (wetten van Kirchhoff)
Voorbeeld:
2Ω
Vraag: bereken voor het systeem
in de tekening volgende waarden:
6Ω
45V
7Ω
1 Totale weerstand:
2Ω + 6Ω + 7 Ω = 15Ω
2 Stroom door het systeem:
I = U / R = 45V / 15Ω = 3A
3 Spanningsval over iedere weerstand:
U = R x I = 2Ω x 3A = 6V (over de weerstand van 2Ω)
U = R x I = 6Ω x 3A = 18V (over de weerstand van 6Ω)
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Weerstand
U = R x I = 7Ω x 3A = 21V (over de weerstand van 7Ω)
2.1
Kenmerkende grootheden
Minimale waarden van isolatieweerstand
Nominale spanning van de
stroombaan
Zeer lage spanning gevoed door een
veiligheidstransformator
Testspanning
gelijkstroom
Isolatiewaarde
250 V
250 kΩ
Spanning < 500 V
500 V
500 kΩ
500 V < spanning < 1000 V
1000 V
1000 kΩ
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Isolatieweerstand Ω
•11
2.1
Kenmerkende grootheden
2.1
Kenmerkende grootheden
P=UxI
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
VERMOGEN = SPANNING x STROOM
2.2
I=U/R
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Wet van Ohm:
STROOM = SPANNING / WEERSTAND
Gelijk- of wisselstroomkringen
is een spanning die in de tijd constant blijft of een periodische
spanning die niet van teken verandert tijdens de periode.
Men onderscheidt: - gelijkspanning met rimpel
- gelijkspanning zonder rimpel
Toepassingen: laboratoria, specifieke industriële omgevingen, batterijen,
alternatieve energie (fotovoltaïsche cellen)…
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Gelijkspanning (stroom)
•12
2.2
Gelijk- of wisselstroomkringen
is een spanning die zich herhaalt met gelijke tussentijden waarvan
de gemiddelde waarde per periode 0 is.
Het aantal perioden per seconde noemt men de frequentie (f), uitgedrukt in
Hertz (Hz).
Netspanning Europa: 50 Hz
Netspanning Amerika: 60 Hz
BEIDE frequenties: zeer gevoelig voor menselijk zenuwstelsel
Toepassing: huishoudelijke en industriële omgeving
2.2
Gelijk- of wisselstroomkringen
-
Een wisselstroom met een frequentie van 50 Hz (de voedingstroom van
het elektriciteitsnet in België voor woningen en industrie) houdt meer
gevaar in dan gelijkstroom afkomstig van een batterij
-
Stroom met een frequentie boven de 5.000 Hz gaat niet meer door het
lichaam maar plant zich voort langs de huid (wordt gebruikt in bepaalde
toestellen bvb. medische behandeling).
= SKIN-effect
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Gevolgen van wisselspanning (stroom)
2.3
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Wisselspanning (stroom)
Elektrische installaties
Meterkast via zware kabel in verbinding met
elektriciteitsnet.
Verdeelbord, hier vertrekken alle stroombanen
en komen de verschillende schakeltoestellen en
beveiligingen samen, in verbinding met
meterkast.
Differentieelschakelaar onderbreekt stroom bij
overbelasting of defect.
Aarding leidt verliesstroom naar aarde.
Leidingen transporteren stroom naar
stopcontacten, lichten en toestellen.
Beveiliging beschermt tegen overbelasting en
kortsluiting
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Kenmerkende onderdelen
•13
2.3
Elektrische installaties
Actieve geleiders:
-Fasegeleider L1, L2, L3,…
-Nulgeleider N
-Beschermingsgeleider PE ‘Protective Earth’
-PEN geleider
(zwart of bruin)
(blauw)
(geel-groen)
(geel-groen)
OPLETTEN bij oude installaties!
Draden en kleurcoderingen
SOORT
NIEUWE kleur
OUDE kleur
fasedraad
bruin
groen
nuldraad
blauw
rood
aardingsdraad
geel/groen
grijs of wit
schakeldraad
zwart
zwart
2.3
Elektrische installaties
Massa’s
Onder normale omstandigheden:
- aanraakbaar;
- elektrisch geleidend;
- geen actieve delen;
- van actieve delen gescheiden door functionele isolatie (basisisolatie);
- o.w.v. isolatiefout onder spanning kunnen komen staan.
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Kenmerkende onderdelen
2.3
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Kenmerkende onderdelen
Elektrische installaties
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Kenmerkende onderdelen
•14
2.3
Elektrische installaties
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Aarding
Aarde
Aardelektrode
Aardverbinding
Aardgeleider
Hoofdaardingsklem of –strip
Aardingsinstallatie: lokaal of globaal
2.3
Elektrische installaties
Beschermingsgeleider PE
Hoofdbeschermingsgeleider
Equipotentiaalverbinding
Hoofdequipotentiaalverbinding
Bijkomende equipotentiaalverbinding
Plaatselijke, niet geaarde, equipotentiaalverbinding
Geleider (geel-groen)
2.3
Aardgeleider
Minimale
doorsnede
16 mm²
Hoofdbeschermingsgeleider
6 mm²
Hoofdequipotentiaalverbinding
6 mm²
Bijkomende equipotentiale
verbinding
Beschermingsgeleider
stopcontacten
Beschermingsgeleider verlichting
4 mm²
2,5 mm²
1,5 mm²
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Aarding
Elektrische installaties
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Aarding
•15
2.4
Spanningen / stromen
Wisselspanning
Zeer lage spanning (ZLS)
U < 50 V
Laagspanning
(LS)
1ste cat.
Hoogspanning
(HS)
2de cat.
U > 50 000 V
Gelijkspanning met
rimpel
U < 75 V
Gelijkspanning
zonder rimpel
U < 120 V
50 V < U < 500 V
75 V < U < 750 V
120 V < U < 750 V
2de cat.
500 V < U < 1 000 V
750 V < U < 1 500 V
750 V < U < 1 500 V
1ste cat.
1000 V < U < 50000 V
U > 1 500 V
U > 1 500 V
Hoogspanning tot 30 kV = ‘middenspanning’ (MS)
2.4
Spanningen / stromen
2.4
Spanningen / stromen
Middenspanning (volgens AREI – hoogspanning 1ste categorie):
3 kV (3000 V)
6,6 kV
10 kV
11 kV
12 kV
15 kV
26 kV
Hoogspanning (volgens AREI – hoogspanning 1ste categorie):
36 kV
Laagspanning
3N/230 V (130/230 V)
3,230 V (3x230 V)
3N/400 V (230/400V)
net met 4 actieve geleiders, de nulgeleider
wordt niet meer bedeeld in moderne
installaties en aan nieuwe klanten.
net met 3 actieve geleiders.
net met 4 actieve geleiders.
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Spanningsmogelijkheden op distributienet
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Spanningsgebieden
•16
2.4
Spanningen / stromen
-toevallige elektrische verbinding (rechtstreeks of impedantie)
-tussen 2 punten
-op verschillende potentialen
VOORBEELD:
Ongeval met maaltijdkar in ziekenhuis
2.4
Spanningen / stromen
-bij isolatiefout
-tussen massa en een punt waarvan potentiaal niet veranderd door het
onder spanning komen v/d massa
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Foutspanning (Uf)
2.4
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Fout (f)
Spanningen / stromen
-bij isolatiefout
-tussen gelijktijdig genaakbare delen, bv. massa en aardpotentiaal,
met uitzondering van actieve delen
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Contactspanning (Uk)
•17
2.4
Spanningen / stromen
-bij isolatiefout of boog
-tussen 2 punten v/h grondoppervlak op 1m van elkaar
2.4
Spanningen / stromen
Aardfoutstroom (Iaf) : stroom die naar aarde vloeit
Lekstroom (Il) : stroom die in foutloze elektrische stroombaan naar
aarde of vreemde geleidende delen vloeit
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Foutstroom (If): stroom ontstaan door fout
2.4
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Stapspanning (Us)
Spanningen / stromen
Overbelastingsstroom Io
Kortsluitstroom Icc
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Overstroom
•18
2.5
Elektrisch materieel
A. Smeltveiligheid
B. Automatische schakelaar / vermogensschakelaar
C. Automatische differentieelstroominrichting
2.5
Elektrisch materieel
A. Smeltveiligheid
Pensmeltveiligheid
Schroefsmeltveiligheid
Messmeltveiligheid
LS huishoudelijk
LS industrieel
LS industrieel
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Overstroom beschermingstoestellen
2.5
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Overstroom beschermingstoestellen
Elektrisch materieel
B. Automatische schakelaar / vermogensschakelaar
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Overstroom beschermingstoestellen
•19
2.5
Elektrisch materieel
C. Automatische differentieelstroominrichting
differentieelstroomschakelaar
differentieelelement
(2- en 4- polig)
2.5
(2- en 4- polig)
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Overstroom beschermingstoestellen
Elektrisch materieel
Vermogensscheidingsschakelaar:
meermaals kortsluitstromen onderbreken
-HS: SF6-schakelaars (gas) (vroeger persluchtschakelaars)
-MS: SF6-schakelaars en vacuümschakelaars
-LS: grote keuze
Lastschakelaar
afschakelen normale belastingstroom, geen kortsluitstroom
beveiligen met smeltveiligheden
kleiner onderbrekingsvermogen dan voorgaande
Scheidingsschakelaar
enkel stroomloos bedienen
geen onderbrekingsvermogen
Vervangelementen voor smeltveiligheden
ELEKTRISCHE BEGRIPPEN
Onderbrekingstoestellen
Stopcontacten
3. Aardverbindingssystemen
•20
Aardverbindingssystemen
3 aardverbindingssystemen
verbinden van een netwerk met de aarde
WORDT IN DETAIL BESPROKEN TIJDENS DE BA5-OPLEIDING
Codering:
1ste letter:
relatie tussen verdeelnet en aarde
2de letter:
relatie tussen massa’s van elektrische installatie en aarde
Eventueel 3de en 4de letter:
geven plaatsing van nulgeleider N en beschermingsgeleider PE weer
Aardverbindingssystemen
3 aardverbindingssystemen
1ste letter: relatie tussen verdeelnet en aarde
T: rechtstreekse verbinding van een punt met de aarde
I : isolatie
– hetzij isolatie van alle actieve delen t.o.v. de aarde
– hetzij verbinding van een punt met de aarde via een impedante
Aardverbindingssystemen
3 aardverbindingssystemen
2de letter: relatie tussen massa’s van elektrische installatie en aarde
T: massa’s rechtstreeks verbonden met aarde, onafhankelijk van de eventuele
aarding van een voedingspunt
N: massa’s verbonden met het voedingspunt dat aan de aarde ligt (bij
wisselstroominstallaties is dit punt dat aan de aarde ligt normaal de nulgeleider)
AARDVERBINDINGSSYSTEMEN
3.0
AARDVERBINDINGSSYSTEMEN
3.0
AARDVERBINDINGSSYSTEMEN
3.0
•21
Aardverbindingssystemen
3 aardverbindingssystemen
3de en 4de letter: geven plaatsing van N- en PE-geleider weer
S: functies van N- en PE-geleiders vervuld door afzonderlijke geleiders
C: functies van N- en PE- geleiders gecombineerd door één enkele geleider
(PEN geleider)
3.1
AARDVERBINDINGSSYSTEMEN
3.0
TT schema
TT schema
3.2
ONGEVAL
In België is 70% van dit type.
Een voedingspunt wordt rechtstreeks verbonden met de aarde, waarbij de
massa’s van de installatie verbonden worden met de aardingsgeleiders die
elektrisch gescheiden zijn van de aarding van de voeding.
IT schema
IT schema
In België is 20% van dit type.
Geen enkel voedingspunt wordt rechtstreeks verbonden met de aarde, de massa’s
van de installatie liggen wel degelijk aan de aarde.
ONGEVAL
•22
3.3
TN schema
TN schema
In België is 10% van dit type.
Een voedingspunt wordt rechtstreeks met de aarde verbonden, de massa’s van de
installatie worden met hetzelfde punt verbonden door de beschermingsgeleiders.
3.3
ONGEVAL
3 varianten:
1. TN-S
2. TN-C
3. TN-C-S
TN schema
TN-S schema
De nulgeleider N en de beschermingsgeleider PE zijn van elkaar gescheiden over
de ganse installatie.
ONGEVAL
3.3
TN schema
TN-C schema
De nulgeleider N en de beschermingsgeleider PE worden samengevoegd in één
enkele geleider.
ONGEVAL
•23
3.3
TN schema
TN-C-S schema
3.3
ONGEVAL
De nulgeleider N en de beschermingsgeleider PE worden gecombineerd in één
enkele geleider, doch uitsluitend in een bepaald gedeelte van de installatie.
Stroomafwaarts van het scheidingspunt tussen de nulgeleider en de
beschermingsgeleider, moeten ze gescheiden blijven.
TN schema
Toegelaten en verboden TN schema’s
Eénfazig TN-schema
ONGEVAL
3.3
TN schema
Toegelaten en verboden TN schema’s
Driefazig TN-schema zonder nulgeleider
ONGEVAL
•24
3.3
TN schema
Toegelaten en verboden TN schema’s
Driefazig TN-schema met nulgeleider
ONGEVAL
3.4
Overzicht
Overzicht
IT-net
Voedingstransformator
geïsoleerd. Massa’s
verbruikers via PEgeleider geaard.
Voordelen
Kleine foutstroom.
Eenvoudige uitvoering.
Geen bevoegd
personeel nodig.
Verzekert best
continuïteit. Zeer geringe
foutstroom bij eerste fout
(geen gevaar, geen
uitschakeling).
Nadelen
Naast
overstroombeveiliging
eveneens
stroomverliesschakelaar
nodig. Periodieke
controle
verliesstroomschakelaar
noodzakelijk.
Permanente
isolatiecontrole
noodzakelijk. Bevoegd
personeel vereist.
TN-net
Voedingstransformator
geaard. Massa’s
verbruikers via de
nulgeleider in eenzelfde
punt geaard.
Beveiliging tegen
overstroom volstaat. TN-C
en TN-S mogelijk. TN-C
heeft 1 geleider minder (=
bijkomend voordeel).
ONGEVAL
TT-net
Voedingsnet en massa’s
van de verbruikers zijn
geaard.
Wat ?
Groter brandgevaar.
Voorstudie noodzakelijk.
Bevoegd
onderhoudspersoneel
noodzakelijk.
Uitschakeling bij eerste
fout.
4. Gevaren van elektriciteit
•25
4.0
Gevaren van elektriciteit
Effecten van elektrische stroom
4.0
GEVAREN
• Warmteontwikkeling (strijkijzer, gloeilamp, verwarmingstoestel,...);
• Magnetische werking (elektromagneet);
• Chemische werking (elektrolyse);
• Vonken (elektrisch lassen);
• Omzetting van elektrische energie naar mechanische energie
(elektromotor)…
Gevaren van elektriciteit
Effecten van elektrische stroom
Bij het laden van accu's komt waterstofgas vrij.
Slechts een kleine concentratie waterstof kan, in combinatie met een
ontstekingsenergie (een lasvonk, elektrische installaties of hete
oppervlakten), al catastrofale gevolgen hebben.
4.0
GEVAREN
Indien waterstof in aanraking komt met zuurstof kan het uiterst
ontploffingsgevoelige knalgas ontstaan.
Gevaren van elektriciteit
Gevaren van elektriciteit
VLAMBOOG! = 8000°C = Ontsteking hoornvlies (‘lasogen’)
• voor de omgeving:
- brand
- explosie
GEVAREN
• voor personen:
- elektrocutie door rechtstreekse aanraking
- elektrocutie door onrechtstreekse aanraking
- elektrocutie door elektrostatische ontlading
•26
4.1
Gevaren voor personen
Elektrocutie door rechtstreekse aanraking
GEVAREN
2 geleiders
4.1
1 geleider en de aarde
Gevaren voor personen
Elektrocutie door onrechtstreekse aanraking
Bij hoogspanning overslag door
de lucht naar het lichaam.
GEVAREN
massa en de aarde
4.1
Gevaren voor personen
Elektrocutie door elektrostatische ontlading
Als je 2 of meer niet-geleidende stoffen over elkaar wrijft, ontstaat er een
ladingsverschil. Omdat de stof niet geleidend is, vloeit de lading niet weg naar de
aarde. De stof is dan statisch geladen.
Niet weglekken
zeer hoge lading
Oplossingen
- antistatisch schoeisel en kledij
- aarding
vonkoverslag
explosie ?
GEVAREN
Effect van ontlading: schrikreactie
- equipotentiale verbinding
- metaalvezels
- relatieve vochtigheid > 65%
- plaatselijke afzuiging
•27
4.1
Gevaren voor personen
Invloedsfactoren
Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door:
Grootte van de spanning
Weerstand
contactweerstand
duur stroomdoorgang
inwendige weerstand
frequentie
overgangsweerstand
weg van de stroom
4.1
GEVAREN
grootte stroomsterkte
Gevaren voor personen
Invloedsfactoren
Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door:
Weerstand
inwendige weerstand R2
overgangsweerstand R3
GEVAREN
contactweerstand R1
R1 en R3 afhankelijk van:
-geleidbaarheid contactpunten;
-grootte contactoppervlak;
-contactdruk;
-aard en toestand van de huid;
-gebruik van isolerende materialen;
-klimatologische omstandigheden;…
4.1
Gevaren voor personen
Invloedsfactoren
Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door:
Weerstand
inwendige weerstand R2
overgangsweerstand R3
GEVAREN
contactweerstand R1
R2: tussen de 250 Ω en 1000 Ω met een gemiddelde van 400 Ω.
Met onderscheid tussen droge en vochtige atmosfeer.
•28
4.1
Gevaren voor personen
Invloedsfactoren
Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door:
Weerstand
GEVAREN
Voorbeeld 1:
Zeer gunstige omstandigheden (hoge weerstand):
Veronderstellen we: totale weerstand van 115k Ω en 230V spanning.
Via de wet van Ohm vinden we dan als stroomsterkte:
I = U/R = 230 / 115000 = 0,002 A = 2mA
4.1
Gevaren voor personen
Invloedsfactoren
Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door:
Weerstand
GEVAREN
Voorbeeld 2:
Ongunstigere omstandigheden :
Veronderstellen we: totale weerstand van 2300 Ω en 230V spanning.
Via de wet van Ohm vinden we dan als stroomsterkte:
I = U/R = 230 / 2300 = 0,1 A = 100mA
4.1
Gevaren voor personen
Invloedsfactoren
Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door:
Weerstand
GEVAREN
Voorbeeld 3:
Slechte omstandigheden :
Veronderstellen we: totale weerstand van 460Ω en 230V spanning.
Via de wet van Ohm vinden we dan als stroomsterkte:
I = U/R = 230 / 460 = 0,5 A = 500mA
•29
4.1
Gevaren voor personen
Invloedsfactoren
Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door:
Grootte van de spanning
I
Effect op menselijk lichaam
0,01 – 1mA
1 – 5mA
5 – 25mA
25 – 50mA
50 – 80mA
80mA – 3A
>3A
4.1
Kriebeling in de hand.
Gevoel in de hand verdwijnt.
Lichte verstijving van de hand en onderarm.
Krampvorming in de hand en onderarm verhoogt. Een in de hand
gehouden geleider kan niet meer worden losgelaten.
Verhoging van de bloeddruk.
Hartslagritme wordt onregelmatig.
Omkeerbare stilstand van het hart.
Verlies van het bewustzijn.
Verlies van het bewustzijn.
Hartfibrillatie (=onregelmatig werken van het hart waardoor de
bloedcirculatie stopt)
Inwendige en uitwendige brandwonden.
Vorming van niergif
GEVAREN
grootte stroomsterkte
Gevaren voor personen
Invloedsfactoren
Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door:
Grootte van de spanning
GEVAREN
duur stroomdoorgang
Zone 1 geen effect
Zone 2 weinig gevaarlijk
lichamelijk effect
Zone 3 spiersamentrekkingen,
ademhalingsmoeilijkheden en
omkeerbare verstoring van de
hartwerking.
Zone 4 kans op hartfibrillatie,
hart- en ademhalingsstilstand en
brandwonden
Curve a = gewaarwordingsgrens
Curve b = veilige stroomgrens
Curve c = hartfibrillatiegrens
4.1
Gevaren voor personen
Invloedsfactoren
Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door:
Grootte van de spanning
Loslaatstroomsterkte van gelijkstroom = 3x groter dan die van wisselstroom
Bij frequenties > 5000 Hz: stroom niet door het lichaam, maar over de huid
GEVAREN
frequentie
Eerder aangehaalde risico’s gelden bij wisselstroom met 50Hz frequentie.
Zie eerdere uitleg rond de gevaren van 50Hz – 60Hz
•30
4.1
Gevaren voor personen
Invloedsfactoren
Stroomsterkte door menselijk lichaam bepaald door:
Grootte van de spanning
Traject
Linkerhand naar één of beide
voeten
Rechterhand naar één of
beide voeten
Linkerhand naar rechterhand
Rug naar linkerhand
Rug naar rechterhand
Borst naar linkerhand
Borst naar rechterhand
Zitvlak naar één of beide
voeten
4.2
Hartstroomfactor
1
GEVAREN
weg van de stroom: niet de kortste, wel deze met minste weerstand
0,8
0,4
0,7
0,3
1,5
1,3
0,7
Gevaren voor omgeving
Brand
1 op 3 branden veroorzaakt door elektrisch defect
overbelasting
kortsluiting (huishoudelijk: stromen tot 3 000A)
defecte contacten
abnormale weerstand + opwarming
langdurige lekstromen
hot-spots
wordt preventief opgespoord via warmte-camera
4.2
GEVAREN
Oorzaken:
Gevaren voor omgeving
Explosie
Oorzaak:
vonkvorming door statische elektriciteit
LEL – Lower Explosion Limit
De minimale hoeveelheid gas of damp
die in de lucht moet zitten om een explosie
te veroorzaken.
Explosiegebied
Het gebied tussen de bovenste en
onderste explosiegrens.
GEVAREN
ONDERSTE ONTPLOFFINGSGRENS
UEL – Upper Explosion Limit
BOVENSTE ONTPLOFFINGSGRENS
De maximale hoeveelheid gas of damp in de
lucht waarbij er nog een explosie kan plaatsvinden
WORDT VERDER BESPROKEN IN BA5-OPLEIDING.
•31
4.2
Gevaren voor omgeving
GEVAREN
5. Beschermingsmaatregelen
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Volledige
bescherming
Gedeeltelijke
bescherming
ZLVS
verwijdering
isolatie
afscherming
omhulling
Bijkomende
bescherming
differentieelstroominrichting
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
•32
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Volledige
bescherming
ZLVS of niet gevaarlijke spanningsgrens: zonder gevaar aan te raken
isolatie
omhulling
Code
BB1
BB2
BB3
Onbeperkt rechtstreeks aanraken i.f.v.
- huidvochtigheid
- spanningstype
Toestand menselijk lichaam
Volledig droge huid of vochtig door transpiratie
Natte huid
Ondergedompelde huid
Weerstandswaarde
2000Ω
1000Ω
500Ω
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Volledige
bescherming
ZLVS of niet gevaarlijke spanningsgrens: zonder gevaar aan te raken
isolatie
omhulling
Code
BB1
BB2
BB3
Onbeperkt rechtstreeks aanraken i.f.v.
- huidvochtigheid
- spanningstype
Toestand menselijk
lichaam
Volledig droge huid of
vochtig door transpiratie
Natte huid
Ondergedompelde huid
absolute conventionele grensspanning (UL) bij
rechtstreekse aanraking in Volt
Wisselspanning Gelijkspanning Gelijkspanning
met rimpel
zonder rimpel
25V
35V
60V
12V
6V
18V
12V
30V
20V
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Volledige
bescherming
ZLVS of niet gevaarlijke spanningsgrens: zonder gevaar aan te raken
isolatie
omhulling
Conventionele relatieve spanningsgrenzen UL(t)
Gedurende bepaalde tijd rechtstreeks aanraken i.f.v.
- huidvochtigheid
- spanningstype
Wisselspanning
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
Conventionele absolute spanningsgrenzen UL
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
Conventionele absolute spanningsgrenzen UL
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
•33
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Volledige
bescherming
ZLVS of niet gevaarlijke spanningsgrens: zonder gevaar aan te raken
isolatie
omhulling
Conventionele relatieve spanningsgrenzen UL(t)
Gedurende bepaalde tijd rechtstreeks aanraken i.f.v.
- huidvochtigheid
- spanningstype
Wisselspanning
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Volledige
bescherming
ZLVS
isolatie van actieve delen:
omhulling
Basisisolatie
Dubbele isolatie
Versterkte isolatie
Totale isolatie
Bijkomende isolatie
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Volledige
bescherming
ZLVS
isolatie van actieve delen:
omhulling
Basisisolatie
Dubbele isolatie
Versterkte isolatie
Totale isolatie
Bijkomende isolatie
-noodzakelijk voor normale werking
-fundamentele bescherming
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
•34
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Volledige
bescherming
ZLVS
isolatie van actieve delen:
omhulling
Basisisolatie
Dubbele isolatie
Versterkte isolatie
Totale isolatie
Bijkomende isolatie
-basisisolatie + onafhankelijke
bijkomende isolatie
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Volledige
bescherming
ZLVS
isolatie van actieve delen:
omhulling
Basisisolatie
Dubbele isolatie
Versterkte isolatie
Totale isolatie
Bijkomende isolatie
-enkelvoudige isolatie met mechanische en
elektrische eigenschappen
-gelijkwaardige bescherming als dubbele
isolatie
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Volledige
bescherming
ZLVS
isolatie van actieve delen:
omhulling
Basisisolatie
Dubbele isolatie
Versterkte isolatie
Totale isolatie
Bijkomende isolatie
-in fabriek vervaardigde schakel- en
verdeelinrichtingen
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
•35
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Volledige
bescherming
ZLVS
isolatie van actieve delen:
omhulling
Basisisolatie
Dubbele isolatie
Versterkte isolatie
Totale isolatie
Bijkomende isolatie
-aangebracht tijdens het installeren
-over basisisolatie
-gelijkwaardige bescherming als dubbele
isolatie
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Volledige
bescherming
ZLVS
isolatie
omhulling van alle actieve delen
Voorwaarden:
-doetreffende bescherming
-niet weg te nemen of te openen zonder gereedschap of
sleutel
-automatische afschakeling bij wegname of opening
omhulling
-1 of meer inwendige schermen (blijvend bevestigd of
automatisch, demontage m.b.v. gereedschap)
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Gedeeltelijke
bescherming
verwijdering:
naakt actief deel buiten handbereik opstellen
afscherming
naakt actief deel binnen handbereik,
maar op min. 2,5m van elk ander naakt actief deel
Heeft te maken met het ‘Genaakbaarheidsgabarit’.
Wordt verder besproken in BA5-opleiding
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
•36
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Gedeeltelijke
bescherming
verwijdering
afscherming:
hindernis (leuning, traliewerk, scherm,…) én
min. beschermingsgraad IP2X (zie hoofdstuk 6.1)
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Bijkomende
bescherming
Differentieelstroominrichting:
ultrasnelle onderbreking bij stroomdoorvloeiing door lichaam
Indeling volgens gevoeligheid:
(kleine gevoeligheid: uitschakeling bij stroomverschil > 1A;)
(middelmatige gevoeligheid: uitschakeling tussen 30mA en 1A;)
grote gevoeligheid: uitschakeling tussen 10mA en 30mA;
zeer grote gevoeligheid: uitschakeling bij verschil < 10mA.
Indeling volgens werking:
type A: gevoelig voor wisselstroom en pulserende gelijkstroom;
type AC: enkel gevoelig voor wisselstroom;
type B: gevoelig voor wisselstroom, pulserende en constante
gelijkstroom.
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Bijkomende
bescherming
Differentieelstroominrichting
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
•37
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking
Bescherming tegen rechtstreekse aanraking bij LS
Bijkomende
bescherming
EXTRA: Veiligheidsscheiding van de stroombanen:
nog weining toegepast
geen aardelektrode vereist
gebruik:-op bouwplaatsen voor weinig uitgestrekte elektrische
installaties gevoed door elektrogeengroepen;
-voor vitale installaties van gering vermogen die
moeten kunnen blijven functioneren (ook bij isolatiefout);
-voor speciale toepassingen bij een hoog risico voor
elektrocutie, bv. bij gebruik van draagbaar gereedschap
op 230V in geleidende gesloten ruimten.
Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking
Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking bij LS
Passieve maatregelen
(geen onderbreking)
beletten van contact
Actieve maatregelen
(met onderbreking)
Bijkomende isolatie
Dubbele isolatie
Verwijdering of hindernissen
contact ongevaarlijk
maken
Veiligheidsscheiding van stroombanen
ZLVS
Plaatselijke equipotentiale verbindingen
Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking
Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking bij LS
Passieve maatregelen
(geen onderbreking)
beletten van contact
Bijkomende isolatie
Dubbele isolatie
Verwijdering of hindernissen:
onmogelijk maken om gelijktijdig 2
delen die op een verschillend
potentiaal zouden kunnen staan aan
te raken.
De horizontale afstand tussen de
massa’s onderling en de vreemde
geleidende delen bedraagt binnen
het genaakbaarheidsprofiel 2m en
daarbuiten 1,25m.
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.2
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.2
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.1
•38
Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking
Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking bij LS
Passieve maatregelen
(geen onderbreking)
contact ongevaarlijk
maken
Veiligheidsscheiding van stroombanen
ZLVS: zie tabel
Plaatselijke equipotentiale verbindingen
Code Toestand menselijk
lichaam
BB1 Volledig droge huid of
vochtig door transpiratie
BB2 Natte huid
BB3 Ondergedompelde huid
25V
12V
36V
18V
60V
30V
Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking
Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking bij LS
Actieve maatregelen
(met onderbreking)
verbinding van massa met beschermingsgeleider in combinatie
met beschermingstoestel.
uitschakeltijd van onderbrekingstoestel < tijdsinterval waarop
foutspanning, voortkomend uit isolatiedefect, optreedt.
(tijdsinterval: afgeleid uit veiligheidscurve)
coördinatie tussen aardverbindingssysteem (TN, TT, IT) en
karakteristieken van onderbrekingstoestel.
Dit kan zijn:
-beschermingsinrichting tegen maximum stroom;
-automatische differentieelschakelaar;
-beschermingsinrichting tegen foutspanning;
-bewakingsinrichting van de isolatie.
Bescherming tegen statische elektriciteit
Bescherming tegen de gevaren van statische
elektriciteit
• aarden;
• isolerende vloerbekledingen vermijden (asfalt, tapijt, linoleum ...);
• vloer onderhouden: verwijder oliën en vetten (verhogen elektrische weerstand);
• geschikte kledij dragen: geen synthetische vezels, geleidende schoenen...;
• equipotentiale verbinding bij overtappen en assemblage van elektronische
toestellen;
• percentage metaalvezels verwerken in product bv. in kledij;
• relatieve vochtigheid > 65% (verminderd geleidbaarheid van lucht);
• plaatselijke afzuiging: onder de onderste explosiegrens blijven;
• zich elektrisch te ontladen (aanraken metalen voorwerp) alvorens
elektronische componenten aan te raken
• extra aandachtig in gevaarlijke situatie (bv. werken op hoogte)
• transportbanden geleidend te houden (bv. met grafiet)
• inwerken op isolatoren onder spanning door lucht te ioniseren
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.3
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.2
absolute conventionele grensspanning (UL) bij
onrechtstreekse aanraking in Volt
WisselGelijkspanning Gelijkspanning
spanning
met rimpel
zonder rimpel
50V
75V
120V
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.2
•39
Bescherming tegen statische elektriciteit
Bescherming tegen de gevaren van statische
elektriciteit
Specifieke maatregelen bij transport van vloeistoffen en gassen:
stroomsnelheid beperken
aarden pijpleidingen, apparatuur en tanks
equipotentiaalverbinding
valhoogte beperken
antistatische dope als additief toevoegen (bv. xyleen)
stikstof i.p.v. lucht als drijfgas gebruiken bij pneumatisch
transport
Bescherming tegen gevaren van overstroom
Bescherming tegen de gevaren van overbelasting
Stroom
opwarming van leidingen (Joule-effect)
temp. beperken
Toelaatbare stroom (Iz) door een leiding i.f.v.:
doorsnede van de geleiders;
isolatie van de geleiders;
samenstelling van de leiding;
plaats en omgeving van de leiding;
omgevingstemperatuur.
Binnen LS- en ZLS-installaties dient het toestel dat de bescherming van
leidingen verzekert te voldoen aan volgende voorwaarden:
- conventionele aanspreekstroom < 1,15 x Iz;
- conventionele niet aanspreekstroom < 1,45 x Iz;
- Iz > toegekende stroom > bedrijfsstroom.
Bescherming tegen gevaren van overstroom
Bescherming tegen de gevaren van overbelasting
Overzicht van de nominale stroom voor smeltveiligheden en
installatieautomaten i.f.v. geleiderdoorsnede (huishoudelijke installaties)
Doorsnede van
Toegekende
de geleider
stroom van de
(mm²)
smeltveiligheid
(A)
1.5
10
2.5
16
4
20
6
32
10
50
16
63
25
80
35
100
Toegekende
stroom van de
installatieauto
maat (A)
16
20
25
40
63
80
100
125
Kleur kalibreer
element
Oranje
Grijs
Blauw
Bruin
Groen
Kalibreerelement voor
schroefsmeltveiligheden
Kalibreerelement voor
pensmeltveiligheden
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.4
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.4
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.3
•40
Bescherming tegen gevaren van overstroom
Bescherming tegen de gevaren van overbelasting
Beschermingstoestel:
aan begin van elke stroombaan
verboden te plaatsen op leidingen die een machine voeden
waarvan het onvoorzien afschakelen gevaren veroorzaakt.
bv. bij sprinklerpompen of elektromagneten voor laad- en hijstoestellen.
sprinklerpomp
Bescherming tegen gevaren van overstroom
Bescherming tegen de gevaren van kortsluiting
Beschermingstoestel:
voldoende onderbrekingsvermogen bv. huishoudelijk min. 3 000 A
zo kort mogelijke werkingstijd (niet langer dan tijd nodig voor
geleiders op toelaatbare temperatuur te brengen)
aan begin van elke stroombaan
afzonderlijke beschermingstoestellen van kortsluiting en
overbelasting op elkaar afstellen
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.4
BESCHERMINGSMAATREGELEN
5.4
6. Veiligheidsaspecten
elektrisch materieel
•41
6.1
Beschermingsgraad van elektrisch materieel
IP – code International Protection
IP gevolgd door 2 of 3 cijfers:
1ste cijfer: bescherming tegen indringen van vreemde vaste voorwerpen
2de cijfer: bescherming tegen indringen van water
3de cijfer: mechanische bescherming (slagvastheid)
6.1
ELEKTRISCH MATERIEEL
Beschermingsgraad van elektrisch materieel
Beschermingsgraad van elektrisch materieel
1 Voorwerpen groter
dan 50mm (bv. hand)
2 Voorwerpen groter
dan 12mm
3 Voorwerpen groter
dan 2,5mm
4 Voorwerpen groter
dan 1mm
5 Stof
6 Stofdicht
IP xXx
0 Geen bescherming
(gewoon)
1 Verticaal vallende
druppels
2 Vallende druppels
(tot 15° v/d verticale)
3 Regen (tot 60° v/d
verticale)
4 Spatwaterdicht
IP xxX
0 geen bescherming
5 Spuitwaterdicht
5 2,0 J
1 0,225 J
2 0,375 J
3 0,5 J
6 Stortbuien
7 Waterdicht
1m diep – 30min
8 drukwaterdicht
7 6,0 J
ELEKTRISCH MATERIEEL
IP Xxx
0 Geen bescherming
9 10,0 J
6.2
Klassen van elektrisch materieel
klasse 0
bescherming door enkelvoudige isolatie,
onderdelen niet geaard
klasse 0I enkelvoudige isolatie en beschermingsklem
(massaklem) maar voedingskabel omvat geen
beschermingsgeleider (aardingsgeleider)
klasse I enkelvoudige isolatie met beschermingsgeleider
en voedingskabel die een aardgeleider bevat.
Bv. wasmachine, vaatwasser, koffiezet,…
klasse II dubbele of versterkte isolatie, voedingskabel
zonder aardgeleider. Het materieel draagt van
buiten zichtbaar het symbool:
Bv. boormachine, radio, scheerapparaat,…
klasse III elektrisch materiaal gevoed met zeer lage
veiligheidsspanning.
Bv. halogeenlampen, bel,…
ALTIJD
AARDEN
NOOIT
AARDEN
NOOIT
AARDEN
ELEKTRISCH MATERIEEL
Klassen van elektrisch materieel
•42
7. Werken aan elektrische
installaties
Algemeen
Zonering
Nominale netspanning
(kV)
<1
3
6
10
20
60
110
150
Algemeen
Basisprincipe
Preventiehiërarchie:
1. Bestrijding van risico’s aan de bron
2. Gebruik van collectieve beschermingsmiddelen
3. Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
4. Begeleidende maatregelen
Risicobeoordeling vóór aanvang werken – geschreven procedures
Gebruik geschikte collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen
en arbeidsmiddelen
Gepaste signalering
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.1
Afstand die de buitengrens van de Afstand die de buitengrens van de
zone onder spanning aangeeft
nabijheidszone aangeeft
DL (mm)
DV (mm)
Geen aanraking
500
120
1120
120
1120
150
1150
220
1220
630
1630
1000
2000
1200
3200
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.1
•43
Algemeen
Werkprocedures
vóór aanvang werken :
-verantwoordelijke deelt gedetailleerde instructies mee aan
personeel belast met uitvoering van het werk
-verantwoordelijke gaat na of instructies begrepen zijn
-installatieverantwoordelijke inlichten over werken
(indien mogelijk schriftelijk)
-beslissen al dan niet spanningsloos te werken
-collectieve en persoonlijke BM voorzien
IN PRINCIPE STEEDS BUITEN SPANNING WERKEN
Werken buiten spanning
Werken buiten spanning
volgens de principes van de VITALE VIJF
1. Vrijschakelen
2. Vergrendelen
3. Meten
4. Aarden en kortsluiten
5. Afbakenen
Werken buiten spanning
Werken buiten spanning
volgens de principes van de VITALE VIJF
1. Vrijschakelen
buiten spanning stellen door één of meerdere
scheidingsmiddelen:
van het gedeelte waaraan gewerkt wordt,
van niet-geïsoleerde delen binnen het genaakbaarheidsvolume
Toegelaten scheidingsinrichtingen bij LS en ZLS:
meerpolige en enkelpolige scheiders
stopcontacten
vervangingselementen voor smeltveiligheden
scheidingsmessen
speciaal ontworpen contactklemmen
lastscheidingsschakelars die gelijkgesteld worden met scheiders
vermogenschakelaars en automatische differentieelschakelaars
uittrekbare gedeelten en de wegneembare delen van de geprefabriceerde
schakel- en verdeelinrichtingen
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.2
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.2
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.1
•44
Werken buiten spanning
Werken buiten spanning
volgens de principes van de VITALE VIJF
1. Vrijschakelen
buiten spanning stellen door één of meerdere
scheidingsmiddelen:
van het gedeelte waaraan gewerkt wordt,
van niet-geïsoleerde delen binnen het genaakbaarheidsvolume
Toegelaten scheidingsinrichtingen bij HS:
meerpolige of éénpolige scheidingsschakelaars
het loskoppelen van een toestel
het wegnemen van de geleiders, de rails of de scheidingsstrippen
vervangelementen van smeltzekeringen
lastscheidingsschakelaars
vermogensschakelaars
Werken buiten spanning
Werken buiten spanning
volgens de principes van de VITALE VIJF
2. Vergrendelen
voorkomen van iedere ontijdige herinschakeling van de
spanning:
vergrendelen door slot of hangslot,
aanbrengen van waarschuwingsborden,
opstelling in een met sleutel afgesloten lokaal,
terugvoeding vermijden.
Werken buiten spanning
Werken buiten spanning
volgens de principes van de VITALE VIJF
3. Meten
aan/afwezigheid van spanning controleren
met gepaste middelen en steeds tester eerst testen.
Middelen voor de controle :
Bij laagspanning:
-spanningsmeters met een of meerdere
meetbereiken
-verklikkers
Bij hoogspanning:
-teststokken met neonbuis of lichtgevende
diodes en eventueel geluidssignaal.
Opmerking: zelf gefabriceerde testlampen zijn uit den boze!!!
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.2
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.2
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.2
•45
Werken buiten spanning
Werken buiten spanning
volgens de principes van de VITALE VIJF
4. Aarden en kortsluiten
zo dicht mogelijk bij de plek waar gewerkt wordt:
bij HS aan beide zijden van actieve delen die buiten spanning
gesteld worden,
uitgevoerd door een bevoegde of gewaarschuwde persoon.
Voor laagspanning is het aarden niet altijd noodzakelijk.:
“Het aarden en kortsluiten van laagspanningsinstallaties binnen de werkzone is
enkel verplicht wanneer het risico aanwezig is dat deze installatie ongewild
spanning kan voeren, bijvoorbeeld :
- bij bovengrondse leidingen die gekruist worden door andere lijnen of die
elektrisch worden beïnvloed;
- installaties die gevoed kunnen worden door noodstroombronnen.”
Werken buiten spanning
Werken buiten spanning
volgens de principes van de VITALE VIJF
5. Afbakenen
van de werkzone met ketting of lint uit isoleerstof in
heldere kleur
Voor laagspanning is het aarden niet altijd noodzakelijk.:
“Het aarden en kortsluiten van laagspanningsinstallaties binnen de werkzone is
enkel verplicht wanneer het risico aanwezig is dat deze installatie ongewild
spanning kan voeren, bijvoorbeeld :
- bij bovengrondse leidingen die gekruist worden door andere lijnen of die
elektrisch worden beïnvloed;
- installaties die gevoed kunnen worden door noodstroombronnen.”
Werken onder spanning
Werken onder spanning
3 voorwaarden:
kenmerken van de elektrische installatie moeten het toelaten
spanningsgebied, aard van de werken,…
én
aangepaste werkmethode toepassen
-gewaarschuwde of vakbekwame personen
-regels van goed vakmanschap
-aangepaste werktuigen en PBM
én
veiligheids- of dienstnoodwendigheden vereisen het
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.3
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.2
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.2
•46
Werken onder spanning
Werken onder spanning
Werkmethoden:
Werkzaamheden op afstand
Isolerende stok voor binnendienst (links)
Isolerende stok voor buitendienst (rechts)
Werken onder spanning
Werken onder spanning
Werkmethoden:
Werkzaamheden met contact:
-isolerende handschoenen (en
armbeschermers) én
-isolerende arbeidsmiddelen
Werken onder spanning
Werken onder spanning
Werkmethoden:
Werkzaamheden op hetzelfde potentiaal
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.3
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.3
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.3
•47
Werken onder spanning
Werken onder spanning
Werken aan ZLVS-installaties
-
Zonder beschermingsmaatregelen
tegen rechtstreekse aanraking
-
Maatregelen tegen risico’s van
kortsluiting
Werken onder spanning
Werken in de nabijheid van delen onder spanning
Beveiliging d.m.v. schermen (HS) en isolerende afdekzeilen (LS):
verhinderen van aanraking spanningvoerende delen en
binnendringen in ‘zone onder spanning’
Aandacht voor:
hun diëlektrische vastheid bij installatie ;
hun stabiliteit en mechanische weerstand;
de afmetingen en de opstelling;
de goede zichtbaarheid van de erop vastgehechte pictogrammen
die waarschuwen voor de aanwezigheid van de afgeschermde
spanningsvoerende delen.
Werken onder spanning
Werken in de nabijheid van delen onder spanning
Bescherming door behoud van een veilige werkafstand
afstand niet kleiner dan DL
criteria voor de aanduiding van de uitvoerders
procedures om tijdens de werkzaamheden het binnendringen in
de ‘zone onder spanning’ te voorkomen
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.3
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.3
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.3
•48
Werken onder spanning
Onderhoudswerkzaamheden
preventief of correctief onderhoud
onderhoudswerken waarbij de veiligheid van
onderhoudspersoneel in gevaar komt of waarbij het ontwerp van
de uitrusting een veilig uit te voeren onderhoud mogelijk maakt
volgens de werkprocedures (bv. vervangen smeltveiligheden en
lampen)
uitsluitend mits akkoord installatieverantwoordelijke
aanduiden werkverantwoordelijke
voorschriften naleven (buiten, onder of in de nabijheid van spanning)
Werken onder spanning
Onderhoudswerkzaamheden
Herstellingswerkzaamheden: -opsporen defect (werkprocedure)
-verhelpen defect (werkprocedure)
-opnieuw in werken stellen (werkprocedure)
Vervangingswerkzaamheden
-smeltveiligheden: buiten spanning
-bij LS door gewoon persoon
(mits bescherming tegen rechtstreekse
aanraking en kortsluiting)
-bij HS door vakbekwaam persoon
-lampen: buiten spanning
Bij tijdelijke onderbreking van werkzaamheden:
-toegang tot niet-geïsoleerde delen onder spanning verhinderen
-niet-geoorloofde schakeling verhinderen
-indien nodig installatieverantwoordelijke verwittigen
Aangedreven mechanisch gereedschap
Handslijpmachines, doorslijp- en afbraamschijven
Risico’s
- rondvliegende deeltjes
- contact met draaiende slijpschijf
- het uit elkaar springen van de slijpschijf
- klemmen van de schijf
- ontsteking van brandbare stoffen door de hitte van de schijf of vonken
- lawaai
- stof en dampen
MACHINES & GEREEDSCHAPPEN
8.5
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.3
WERKEN AAN ELEKTRICITEIT
7.3
•49
8. Signalisatie
8.1
Waarschuwingsborden
Waarschuwingsborden
gesloten ruimten van de elektrische dienst;
elektrische installaties, machines, toestellen en leidingen
op LS die, in niet gesloten en gesloten ruimten, niet
volledig beschermd zijn tegen rechtstreekse aanraking;
schakelborden, kasten, machines, toestellen en
leidingen op HS die zich in gewone ruimten bevinden.
8.2
SIGNALISATIE
Waar ?
niet gesloten ruimten van de elektrische dienst;
Verbodsborden
Waarschuwingsborden
VERBODEN TE SCHAKELEN
SIGNALISATIE
op machines en leidingen waarvan de aanraking of de
benadering gevaarlijk kan zijn of op deuren die toegang
verstrekken tot zulk materieel, zelfs indien een dergelijk
gevaar niet onmiddellijk blijkt.
NIET AANRAKEN
GEEN DOORGANG VOOR ONBEVOEGDEN
•50
8.3
Inlichtingsborden
Inlichtingsborden
Storingen en defecten
Straatlampentelefoon
Andere inlichtingsborden
SIGNALISATIE
op HS installatie: minstens telefoonnummer verdeelmaatschappij
9. Eerste hulp bij
elektrocutie
9.1
Eerste hulp bij elektrocutie
Wat doen bij elektrocutie ?
- Zorg voor je eigen veiligheid
noodstop, schakelaar, automaat, stekker, zekering,…
- Zo uitschakelen niet mogelijk is
Slachtoffer ontrekken aan stroom met de nodige
hulpmiddelen om de redder te isoleren van spanning en
aarde of geaarde massa’s:
ideaal: geïsoleerde hulpmiddelen: bankje, isolerende stok met
haak, isolerende schoenen, dikke rubberen handschoenen,
droog hout, droge doeken
in de mate van het mogelijke hierbij één hand gebruiken
EERSTE HULP
- Verbreken van contact met de stroom:
- Altijd hulpdiensten en /of dokter oproepen. Eerste zorgen
toedienen of laten toedienen door een nijverheidshelper in
afwachting van gespecialiseerde hulp.
•51
9.2
Algemene tips voor uw veiligheid
Algemene veiligheidstips
• Draag zorg voor elektrische kabels:
Wat u wel moet doen:
-de opgerolde verlengkabels volledig afwikkelen voor u ze gebruikt
-oude en uitgerafelde verlengsnoeren vervangen: ze zijn gevaarlijk
9.2
EERSTE HULP
Wat u nooit mag doen:
-elektrische kabels vastspijkeren of nieten
-een elektrische kabel onder een deur of een tapijt laten doorlopen.
-iets ophangen aan kabels of andere elektrische circuits
-verlengdraden gebruiken om toestellen met verwarmingsweerstand
(broodrooster, frietketel, convector…) aan te sluiten. Vermijd zo veel
mogelijk het gebruik van verlengdraden en berg ze na gebruik weer op
-aan de kabel trekken om de stekker uit het stopcontact te halen
-blootgelegde draden aanraken
Algemene tips voor uw veiligheid
Algemene veiligheidstips
• Ook stopcontacten verdienen uw aandacht:
Wat u wel moet doen:
-kapotte, gedemonteerde of slecht bevestigde stopcontacten laten
herstellen
-verdeelstekkers, bij voorkeur met een veiligheidssysteem, gebruiken
9.2
EERSTE HULP
Wat u nooit mag doen:
-dominostekkers gebruiken
-stopcontacten overbelasten
Algemene tips voor uw veiligheid
Algemene veiligheidstips
• Elektrische toestellen zijn geen speelgoed:
Wat u wel moet doen:
- nagaan of alle toestellen geaard zijn
- nagaan of het snoer van de elektrische apparaten in goede staat is
- tv uitzetten met aan-uitknop op het toestel, niet met afstandsbediening
- de stekker van de elektrische toestellen uittrekken vooraleer u ze
schoonmaakt of herstelt. Ook bij onweer, trekt u de stekkers best uit.
- voor voldoende ruimte en ventilatie zorgen
- respecteer de gebruiksaanwijzing van de toestellen
EERSTE HULP
Wat u nooit mag doen:
- kledij, handdoeken... laten drogen op de
elektrische verwarming
- de stekker van elektrische toestellen onnodig in het stopcontact
laten zitten
- gevulde glazen of vazen op een elektrisch toestel plaatsen.
- strijken met blote voeten
•52
9.2
Algemene tips voor uw veiligheid
Algemene veiligheidstips
• Opgepast voor elektrocutie
Wat u wel moet doen:
- gebruik enkel erkend materiaal: het is herkenbaar aan de labels
BOSEC, CEBEC, CE
GEBRUIK MATERIAAL MET JUISTE IP-FACTOR!
- Bvb. IP 44 (spatwaterdicht) in ‘natte’ ruimtes of omgeving
9.2
EERSTE HULP
Wat u nooit mag doen:
- elektrische toestellen gebruiken wanneer u natte handen hebt of met
de voeten in het water staat
- elektrische toestellen dicht bij uw bad of douche plaatsen
Algemene tips voor uw veiligheid
Algemene veiligheidstips
• De installatie
Wat u wel moet doen:
- stel eerst de oorzaak vast als er een zekering kapot gaat, voordat u
deze verwisselt. Als de zekering voor een tweede keer stuk gaat en u
kent de oorzaak niet, laat dan de verliesstroomschakelaar uitstaan en
doe beroep op een vakman.
- regelmatig de verliesstroomschakelaar controleren: als u de testknop
indrukt, moet hij uitschakelen. Doet hij dat niet: vakman contacteren
- voor de grote elektrische huishoudapparaten een aparte leiding
voorzien vanaf het elektrisch verdeelbord
EERSTE HULP
Wat u nooit mag doen:
- sleutelen aan de installatie in de meterkast
- een smeltveiligheid ‘repareren’
- met een 220V-looplamp in een kruipruimte werken
10. Oefeningen
•53
Oefeningen
10
Oefeningen
10
Oefeningen
OEFENINGEN
10
OEFENINGEN
OEFENINGEN
•54