MULTIFUNCTIONELE OPLADER „RS16“ $ GEBRUIKSAANWIJZING Bestelnr.: 1211580 VERSIE 10/14 Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding...............................................................................................................................4 2. Verklaring van de symbolen................................................................................................5 3. Beoogd gebruik...................................................................................................................5 4. Leveringsomvang................................................................................................................6 5. Veiligheidsaanwijzingen......................................................................................................7 a) Algemeen.......................................................................................................................7 b) Locatie...........................................................................................................................8 c) Gebruik..........................................................................................................................9 d) Omgaan met accu’s (algemeen).................................................................................. 11 e) Omgaan met lithiumaccu’s...........................................................................................13 6. Bedieningsonderdelen.......................................................................................................15 7. Vastkoppelen van een oplaadkabel...................................................................................16 8. Productbeschrijving...........................................................................................................17 9. Bruikbare soorten accu‘s...................................................................................................19 10. Ingebruikname...................................................................................................................20 11. Aansluiten van een accu...................................................................................................21 12. Bediening..........................................................................................................................24 13. Lithiumaccu‘s (LiPo, LiIon, LiFe).......................................................................................27 a) Algemeen.....................................................................................................................27 b) Accu opladen zonder balanceraansluiting („CHARGE“)..............................................28 c) Accu opladen met balanceraansluiting („BALANCE“)..................................................30 d) Snelladen („FAST CHG“).............................................................................................31 e) Accu opslaan („STORAGE“)........................................................................................31 f) Accu ontladen („DISCHARGE“)...................................................................................32 2 Pagina 14. NiMH- en NiCd-accu‘s.......................................................................................................33 a) Algemeen.....................................................................................................................33 b) Accu laden („CHARGE“)..............................................................................................34 c) Automatische oplaadmodus („Auto CHARGE“)...........................................................35 d) Accu nogmaals naladen („RE-PEAK“).........................................................................36 e) Accu ontladen („DISCHARGE“)...................................................................................37 f) Cyclusprogramma („CYCLE“)......................................................................................39 15. Loodaccu‘s (Pb)................................................................................................................41 a) Algemeen.....................................................................................................................41 b) Accu laden („CHARGE“)..............................................................................................42 c) Accu ontladen („DISCHARGE“)...................................................................................43 16. Accugegevens opslaan/laden...........................................................................................45 a) Accugegevens kiezen/instellen....................................................................................45 b) Accugegevens opslaan................................................................................................49 c) Accugegevens laden....................................................................................................50 17. Spanningsaanduiding voor lithiumaccu‘s..........................................................................51 18. Systeeminstellingen..........................................................................................................52 19. Aansluiten op een PC........................................................................................................56 20. Waarschuwingsmeldingen op het beeldscherm................................................................57 21. Onderhoud en reiniging.....................................................................................................59 22. Verwijdering.......................................................................................................................59 a) Algemeen.....................................................................................................................59 b) Batterijen en accu‘s......................................................................................................59 23. Technische gegevens........................................................................................................60 3 1. INTRODUCTIE Geachte klant, Met de aankoop van dit Voltcraft® -product heeft u een uitstekende beslissing genomen waarvoor wij u van harte danken. Voltcraft® - Deze naam staat op het gebied van de meet-, laad- en nettechniek voor producten van meer dan gemiddelde kwaliteit die uitblinken door waartoe ze in staat zijn op hun expertisegebied, hun buitengewone prestatievermogen en hun permanenten innovatie. De ambitieuze vrijetijdselektronicus maar ook de professionele gebruiker heeft met een product uit het Voltcraft® - assortiment zelfs voor de meest veeleisende opgaven altijd de beste oplossing tot zijn beschikking. En wat heel bijzonder is: de uitgekristalliseerde techniek en de betrouwbare kwaliteit van onze Voltcraft® - producten bieden wij u met een bijna niet te overtreffen gunstige prijs/kwaliteitsverhouding aan. Daarmee leggen wij de basis voor een lange, goede en ook succesvolle samenwerking. Wij wensen u veel plezier met uw nieuwe Voltcraft® - product! Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle rechten voorbehouden. Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk. Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be 4 2. VERKLARING VAN DE SYMBOLEN Het symbool met het uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing die beslist opgevolgd moeten worden. Een pijlsymbool geeft aan dat er bijzondere tips en aanwijzingen over de bediening van het apparaat gegeven worden. 3. BEOOGD GEBRUIK De oplader dient voor het laden van accu‘s van de types NiCd + NiMH (1 - 15 cellen), LiPo/LiIon/LiFe (1 - 6 cellen) en voor loodaccu‘s (1 - 10 cellen, 2 V - 20 V). De oplaadstroom kan afhankelijk van de aangesloten accu‘s en hun cellenaantal/capaciteit ingesteld worden op waarden tussen 0,1 A en 16 A. Het maximale oplaadvermogen van de oplader bedraagt 180 W. Verder kunnen accu‘s ook ontladen worden; de ontlaadstroom kan afhankelijk van de aangesloten accu en het cellenaantal/capaciteit ingesteld worden op waarden tussen 0,1 A en 8 A. Het maximale ontlaadvermogen van de oplader bedraagt 30 W. De oplader mag alleen gebruikt worden aangesloten op een gestabiliseerde gelijkstroombron met een spanning tussen 11 en 18 V/DC. Het apparaat wordt bediend m.b.v. een tweeregelig verlicht beeldscherm en een 4-weg bedieningsknop. Voor LiPo-/LiIon-/LiFe-accu‘s is in de oplader een balancer ingebouwd; een passend extern balancerboard met de meest gebruikte aansluitbussen is meegeleverd. Lees deze gebruiksaanwijzing voordat u het product voor het eerst gaat gebruiken goed en aandachtig door: er staat veel belangrijke informatie in over opstelling, gebruik en bediening. U dient de veiligheidsaanwijzingen en alle andere informatie, die in deze gebruiksaanwijzing staan, onder alle omstandigheden op te gevolgen. Elk ander gebruik dan hierboven beschreven zal het product beschadigen en kan andere gevaren met zich meebrengen zoals een kortsluiting, brand, elektrische schok, etc. Aan het volledig product mag niets worden veranderd resp. omgebouwd en de behuizing mag niet worden geopend. Het product voldoet aan de nationale en Europese wettelijke voorschriften. 5 4. LEVERINGSOMVANG • Oplader • Aansluitkabel met banaanstekkers (Ø 4 mm) • Oplaadkabel met open kabeleinden • Oplaadkabel voor 2-cellige Lithium-Racingpacks met hardcase-behuizing • Balancerboard met aansluitkabel • CD met software • Gebruiksaanwijzing 6 5. VEILIGHEIDSINSTRUCTIES De garantie is ongeldig in geval van schade veroorzaakt door het niet volgen van deze gebruiksaanwijzing! Wij zijn niet aansprakelijk voor gevolgschade! Wij zijn niet aansprakelijk voor schade aan eigendommen of letsel veroorzaakt door verkeerd gebruik of het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen! In dergelijke gevallen is de garantie ongeldig! Geachte klant, de volgende veiligheidsinstructies en waarschuwingen hebben niet alleen de bescherming van het product, maar ook de bescherming van uw gezondheid tot doel. Lees daarom de volgende punten eerst aandachtig door voordat u het product aansluit en in gebruik neemt. a) Algemeen • Vanwege veiligheids- en vergunningsredenen (CE) is het naar eigen inzicht ombouwen en/of veranderen van het product niet toegestaan. Haal het niet uit elkaar. • Onderhouds-, instellings- of reparatiewerkzaamheden mogen alleen door een vakman/ servicewerkplaats verricht worden. • Dit product is geen speelgoed. Houd het buiten bereik van kinderen. Het product mag alleen op een plaats worden neergezet, gebruikt of bewaard die niet voor kinderen toegankelijk is. Hetzelfde geldt voor de accu’s. Kinderen kunnen van alles in de oplader steken, instellingen veranderen of accu‘s of aansluitingen van het balancerboard kortsluiten wat tot brand of ontploffen van de accu kan leiden. Dat is levensgevaarlijk! • In scholen, onderwijsinstellingen, hobby- en zelfhulpwerkplaatsen moet erop worden toegezien dat het product verantwoordelijk gebruikt wordt door geschoold personeel. • Laat verpakkingsmateriaal niet zomaar rondslingeren. Dit kan gevaarlijk materiaal worden voor spelende kinderen. • Mocht u niet weten wat de correcte aansluiting is of vragen hebben, die niet tijdens het doorlezen van de gebruiksaanwijzing beantwoord worden, neem dan contact met ons (contactinformatie zie hfst. 1) of een andere vakman op. 7 b) Locatie • Het product mag alleen in droge binnenruimtes gebruikt worden. Deze mag niet vochtig of nat worden. • Gebruik het product niet in motorvoertuigen. • Kies om het product op neer te zetten een stabiele, vlakke, schone en voldoend grote locatie. Zet de product nooit op een brandbaar oppervlak (bijv. tapijt, tafelkleed). Gebruik altijd een geschikte onbrandbare, hittebestendige ondergrond. Hetzelfde geldt voor de aangesloten accu. Plaats het product niet zonder een daarvoor geschikte bescherming op oppervlakken van waardevolle meubels. Door inwerking van de hitte zouden er kleur- of materiaalveranderingen kunnen optreden. • Houd het product uit de buurt van licht ontvlambare materialen (bijv. gordijnen, papier), vloeistoffen (bijv. benzine) of gassen. • Vermijd directe instraling van de zon, overmatige hitte of koude. Houd het product uit de buurt van stof en vuil. • Gebruik het product niet in de directe omgeving van sterke magnetische of elektromagnetische velden, zendmasten of HF-generatoren. Daardoor kan de besturingselektronica beïnvloedt worden. • Zet bijv. geen met vloeistof gevulde potten, vazen of planten op of naast het product. Als deze vloeistoffen in de oplader binnendringen, gaat de oplader kapot en verder bestaat er groot gevaar op een brand of een ontploffing. Ontkoppel in een dergelijk geval het product direct van de werkspanning en ontkoppel de accu van de oplader. Gebruik de oplader niet meer. Laat de oplader door een servicewerkplaats controleren of verwijder de oplader op milieuvriendelijke wijze. 8 • Let erop dat de aansluitkabel (tussen oplader en de spanning-/stroomvoorziening of tussen oplader en accu) niet geplet of door scherpe kanten beschadigd kan worden. c) Gebruik • De oplader mag alleen gebruikt worden aangesloten op een gestabiliseerde gelijkspanning van 11 - 18 V/DC. Afhankelijk van de gewenste laadstroom moet een passende netvoedingadapter, geschikt voor hoge stroomsterkten, of een 12 V-loodaccu (autoaccu) gebruikt worden. • Met deze oplader mogen alleen daarvoor geschikte accu‘s opgeladen worden (ziet hfst. „Technische Gegevens“). Laad nooit andere accu‘s of niet-herlaadbare batterijen op. Er bestaat dan levensgroot gevaar op brand of een ontploffing! Laad nooit meer dan één accupack tegelijk op en laad ook nooit parallel geschakelde accupacks op! • Stel voor de start van een oplaad-/ontlaadprocedure altijd eerst het juiste accutype in het menu van de oplader in. Hetzelfde geldt voor de laad-/ontlaadstroom en eventuele ander instellingen. Worden onjuiste instellingen gekozen dan kan niet alleen de oplader beschadigd worden maar bestaat er ook brand- en ontploffingsgevaar door de accu! • Sluit altijd eerst de oplaadkabel (en zonodig het balancerboard) op de oplader aan. Pas daarna mag de oplaadkabel (en zonodig het balancerboard) met de accu verbonden worden. Na afloop van het opladen moet in omgekeerde volgorde gehandeld worden; koppel eerst de accu los van de oplaadkabel (en zonodig van het balancerboard). Pas daarna mag de oplaadkabel (en zonodig het balancerboard) van de oplader losgekoppeld worden. Als u een en ander in verkeerde volgorde doet, bestaat er kans op kortsluiting wat to brand of een accuontploffing kan leiden! • Zorg voor voldoende afstand tot brandbare voorwerpen. Zorg voor een afstand van minsten 20 cm tussen oplader en accu en leg de accu nooit op de oplader. • Omdat zowel de oplader als ook de aangesloten accu tijdens het opladen/ontladen warm worden, is het noodzakelijk te zorgen voor voldoende ventilatie. Dek de oplader en/of de aangesloten accu nooit af. Blokkeer nooit een in de oplader ingebouwde ventilator! Let er verder op dat er door de ventilator geen kleine voorwerpen naar binnen worden gezogen: houd dus het gebied in het aanzuigbereik van de ventilator vrij. 9 • Laat het apparaat nooit zonder toezicht achter als het aan staat. Ondanks de omvangrijke en veelvoudige veiligheidsschakelingen kunnen tijdens het opladen van een accu storingen of problemen niet uitgesloten worden. • Als u met de oplader of accu‘s werkt, draag dan geen metalen of geleidende materialen zoals bijv. juwelen (kettingen, armbanden, ringen e.a.). Door een kortsluiting met de accu of de oplader bestaat brand- en ontploffingsgevaar. • Laat de accu niet aangesloten aan de oplader als de oplader niet nodig is of als de accu volledig opgeladen is. • Gebruik het product op gematigde breedten, nooit in de tropen. Raadpleeg de rubriek Technische Gegevens voor de toegestane omgevingsomstandigheden. • Gebruik het product nooit meteen nadat het vanuit een koude naar een warme ruimte is overgebracht. De condens die daarbij ontstaat, kan onder bepaalde omstandigheden de werking van het apparaat storen of tot beschadiging leiden. Bovendien bestaat er levensgevaar door kortsluiting! Laat de oplader (en de accu[‚s]) eerst op kamertemperatuur komen voordat u de oplader aansluit op de stroom-/spanningsvoorziening en/of deze in gebruik neemt. Dit kan soms een aantal uur duren. • Behandel het product met zorg. Door er tegenaan te stoten of te slaan of het van geringe hoogte te laten vallen, wordt het al beschadigd. • Als een veilige werking van het product niet langer mogelijk is, stop met het gebruik van het product en beveilig deze tegen toevallig gebruik. Het is waarschijnlijk dat gevaarloos gebruik niet meer mogelijk is als het product zichtbaar beschadigd is en/of niet meer werkt zowel als na lange opslag onder ongunstige omstandigheden of na zwaar geleden te hebben door transport. 10 d) Omgaan met accu’s (algemeen) • Houd batterijen uit kinderhanden. Houd accu‘s buiten bereik van kinderen. • Laat accu’s niet rondslingeren; er bestaat dan gevaar dat ze door kinderen of huisdieren worden ingeslikt. Neem in zo’n geval direct contact op met een arts! • Accu’s mogen nooit worden kortgesloten, uit elkaar gehaald of in het vuur geworpen worden. Er bestaat dan brand- en explosiegevaar! • Uitgelopen of beschadigde accu’s kunnen bij contact met de huid verwondingen veroorzaken; gebruik daarom in een dergelijk geval de daarvoor geschikte veiligheidshandschoenen. • Uit accu‘s weglekkende vloeistoffen zijn chemisch zeer agressief. Voorwerpen of oppervlakken die ermee in contact komen, kunnen daardoor zwaar beschadigd worden. Bewaar accu‘s daarom op een daarvoor geschikte plaats. • Laad alleen accu‘s met de passende accutechnologie op met de oplader (zie daarvoor hfst. „Technische Gegevens“). Probeer nooit andere accu‘s of nietherlaadbare batterijen met deze oplader op te laden. Er bestaat dan brand- en ontploffingsgevaar! Niet-herlaadbare batterijen zijn alleen bestemd voor eenmalig gebruik en moeten volgens de geldende regels weggegooid worden als ze leeg zijn. Laad alleen accu’s op die daarvoor gemaakt zijn. • Accu’s mogen niet vochtig of nat worden. • Beschadig de buitenkant van een accu nooit. Er bestaat dan brand- en explosiegevaar! • Laad/ontlaad accu’s nooit zonder dat iemand er toezicht op houdt. • Laad/ontlaad een accu nooit terwijl deze nog in het model zit. Haal de accu eerst uit het model en koppel de accu volledig los van de besturing van de auto of het vliegtuig. • Let er bij het aansluiten van de accu aan de oplader of het model (bijv. vliegtuigmodel) op dat de polariteit juist is (letten op plus/+ en min/-). Wordt de accu onjuist aangesloten dan wordt niet alleen uw model maar ook de accu beschadigd. Er bestaat dan brand- en ontploffingsgevaar! 11 • Laad/ontlaad geen accu’s die nog warm zijn (bijv. veroorzaakt door het stroomverbruik van uw modelauto of -vliegtuig). Laat de accu eerst afkoelen tot omgevingstemperatuur voordat u hem weer oplaadt. • Laad/ontlaad nooit beschadigde, uitgelopen of vervormde accu’s. Dat kan brand of een explosie ten gevolge hebben! Verwijder dergelijke onbruikbaar geworden accu’s op milieuvriendelijke wijze. • Laad/ontlaad nooit accupacks die uit een aantal van elkaar verschillende cellen zijn samengesteld. • Met deze oplader mogen geen accu‘s opgeladen worden die over een eigen interne laadelektronica of eigen veiligheidsschakelingen beschikken (bijv. accu‘s van mobiele telefoons). • Laad nooit accu‘s op die vast zijn ingebouwd of die bijv. nog met een elektronische schakeling verbonden zijn. • Sluit nooit accu‘s aan de oplader aan waarvan de accuchemie en de technische gegevens niet bekend zijn. • Accu‘s worden warm als ze (ont)laden worden. U kunt uzelf branden als u een accu vastpakt! • Als de aansluitkabel van de accu ingekort moet worden (bijv. als de accu zonder aansluitstekker wordt geleverd), kort dan ieder leiding apart in om te voorkomen dat er kortsluiting ontstaat. Er bestaat dan brand- en explosiegevaar! • Laad accu’s minimaal eenmaal per 3 maanden op omdat anders zelfontlading een z.g. diepontlading kan veroorzaken waardoor de accu’s onbruikbaar worden. • Koppel de accu los van de oplader als deze volledig opgeladen is. • Bij onoordeelkundig gebruik (te hoge laadstromen of verkeerde poling) kan een accu overladen dan wel onbruikbaar gemaakt worden. In het ergste geval kan de accu ontploffen en daardoor flinke schade veroorzaken. • Volg de veiligheidsaanwijzingen van de accufabrikant op en neem kennis van zijn informatie over de maximale laad- en ontlaadstroom. 12 e) Omgaan met lithiumaccu’s • Moderne accu’s gebaseerd op lithiumtechniek beschikken over een duidelijk hogere capaciteit dan NiMH- of NiCd-accu’s en wegen ook duidelijk minder. Dit maakt dit soort accu’s zeer interessant voor gebruik in de modelbouw en het is ook hier dat meestal zg. LiPo-accu’s (lithiumpolymeer) worden gebruikt. LiPo-accu‘s (en ook de door de oplader oplaadbare LiFe- en LiIon-accu‘s) moeten bijzonder zorgvuldig geladen/ontladen, gebruikt en onderhouden worden. • De buitenomhulling van LiPo-accu’s is zeer kwetsbaar omdat ze slechts uit één laag folie bestaat. Haal de accu nooit uit elkaar of beschadig deze nooit, laat de accu nooit vallen en steek geen voorwerpen in de accu! Vermijd iedere mechanische belasting van de accu en trek ook nooit aan de aansluitkabel van de accu. Er bestaat dan brand- en explosiegevaar! Let hier ook op als de accu in het model wordt bevestigd (resp. uit het model verwijderd wordt). • Let er bij gebruik, op- of ontladen, transport en opslag van de accu op dat de accu niet oververhit raakt. Plaats de accu niet naast warmtebronnen (bijv. snelheidsregelaars, motoren) en zorg ervoor dat er geen directe zonnestraling op valt. Als de accu oververhit raakt, bestaat er een kans op brand of ontploffingen! • De accu mag nooit warmer worden dan +60 °C (indien nodig de hand houden aan de beperkingen vermeld in de extra informatie van de fabrikant). • Gebruik de accu niet meer indien deze beschadigingen vertoont (bijv. na het neerstorten van een modelvliegtuig of –helikopter) of de buitenkant er opgezwollen/opgeblazen uitziet. Laad de accu niet meer op. Er bestaat dan brand- en explosiegevaar! Pak de accu slechts voorzichtig vast, gebruik daarvoor geschikte veiligheidshandschoenen. Gooi de accu op milieuvriendelijke wijze weg. • Gebruik voor het opladen van een accu met lithiumtechniek uitsluitend een daarvoor geschikte oplader. Conventionele opladers voor NiCd-, NiMH- of loodaccu’s mogen niet worden gebruikt vanwege het brand- en explosiegevaar! • Als u een accu met lithiumtechniek met meer dan een cel oplaad, gebruik dan altijd een zg. balancer (is in de hier geleverde oplader al ingebouwd). 13 • Laad LiPo-accu’s op met een laadstroom van max. 1C. Dat betekent dat de laadstroom niet groter mag zijn dan de op de accu afgedrukte capaciteitswaarde (bijv. accucapaciteit 1000 mAh, max. laadstroom 1000 mA = 1 A). Volg bij LiFe-/LiIon-accu‘s per se de opgaven van de accufabrikant. • De ontlaadstroom mag niet groter zijn dan wat op de accu staat aangegeven. Is bijvoorbeeld op een LiPo-accu een waarde van „20 C“ aangegeven dan is de maximale ontlaadstroom 20x groter dan de capaciteit van de accu (bijv. accucapaciteit 1000 mAh, max. ontlaadstroom 20 C = 20 x 1000 mA = 20 A). Anders raakt de accu oververhit wat kan leiden tot vervormingen/opblazen van de accu of zelfs tot een explosie en brand! De op de accu aangegeven waarde (bijv. „20 C“) heeft in de regel geen betrekking op duurstroom maar op de piekstroom die de accu voor korte tijd kan leveren. Duurstroom moet niet groter zijn dan de helft van de aangegeven waarde. 14 • Accu‘s gebaseerd op lithiumtechniek zijn zeer gevoelig voor diepontladingen waardoor de accu kapot gaat. Beschikt het model over een bescherming tegen diepontlading of een optische indicator voor een te lage accuspanning, stel het stroomverbruik van het model daar dan op in. 6. BEDIENINGSELEMENTEN 1 2 3 5 6 7 8 4 9 Afbeelding 1 1 Ventilator 2 LC-beeldscherm 3 USB-poort voor aansluiting op een computer 4 4-Wegbedieningsknop 5 Aansluitbus voor spanning-/stroomvoorziening 6 Ronde bussen voor spanning-/stroomvoorziening (aan de onderkant; voor het plaatsen van de oplader op een daarvoor geschikte netvoedingadapter) 7 Balancerbus voor het aansluiten van het meegeleverde balancerboard 8 Bus voor externe temperatuursensor (niet meegeleverd) 9 Aansluitbussen voor oplaadkabels (4 mm) 15 7. VASTKOPPELEN VAN EEN OPLAADKABEL Maak een geschikte oplaadkabel gereed indien deze niet voorhanden is. Daarvoor treft u in de oplader een voorbereide kabel (10) met twee 4 mm banaanstekkers (11) aan het ene uiteinde en open kabeluiteinden (12) aan het andere uiteinde aan. 12 10 11 Afbeelding 2 Aan de open kabeleinden kunnen geschikte, verpolingsveilige stekkers vast gesoldeerd worden die moeten passen in de krachtstroombussen van de accu. Let daarbij op dat de steekverbinding goed contact maakt met de kabel en zorg ervoor dat de polariteit juist is: Rood = Plus (+) Zwart = Min (-) Isoleer de soldeerverbindingen met krimpkous. De oplaadkabel (zie afb. 2, pos. 10) is enkel op fototechnische gronden opgerold afgebeeld. Gebruik bij het opladen een afgewikkelde kabel. 16 8. PRODUCTBESCHRIJVING Compacte bouwvorm en gemakkelijk te bedienen De oplader is ondanks zijn hoge (ont)laadstroom toch zeer compact gebouwd. Het Pultontwerp, de 4-wegbedieningsknop evenals het tweeregelige verlichte LC-beeldscherm maken bediening uiterst eenvoudig. Twee ingangen voor de spanning-/stroomvoorziening. De oplader kan via een bus (5) aan de rechterkant en de meegeleverde aansluitkabel aangesloten worden op een daarvoor geschikte netvoedingadapter of een 12 V loodaccu (autoaccu). Via twee bussen (6) aan de onderkant kan de oplader direct op de tot het systeem behorende netvoedingadapter gezet worden (als accessoire verkrijgbaar). Optimale oplaadtechniek voor lithiumaccu‘s met balancers. Bij het opladen van lithiumaccu‘s beschermt de oplader de accu tegen overladen; bij het ontladen wordt de accu tegen een diepontlading beschermd. Door de ingebouwde balancer worden de aparte cellen van een meercellig lithiumaccupack tot een gelijke spanning opgeladen. Daardoor kan gebruik van de accu bijv. in modelauto‘s, -vliegtuigen of -helikopters niet leiden tot diepontlading van één van de cellen. Bij het opladen van een meercellige accu wordt door de balancer overladen van één enkele cel voorkomen. Op het beeldscherm is de spanning van iedere afzonderlijke cel te bewaken. Een balancerboard met de gebruikelijkste accu-balanceraansluitingen is meegeleverd. De oplader werkt met lithiumaccu‘s van de types LiPo, LiFe en LiIon. Geheugenopslag voor 5 instellingen De oplader beschikt over een geheugen met 5 plaatsen waarin u accuprofielen voor laden en ontladen kunt opslaan. Zo kunt u vaak gebruikte instellingen voor bijv. een aantal vliegtuigaccu‘s opslaan en weer oproepen. Cyclusgebruik voor regelmatig op-/ontladen Bijvoorbeeld voor het opfrissen van accu‘s of voor prestatieoptimalisering kan de oplaad-/ ontlaadprocedure automatisch een aantal keer achtereen uitgevoerd worden (instelbaar tot 5 cycli). 17 Delta-Peak-afschakeling voor NiMH-/NiCd-accu‘s Door de Delta-Peak-laadprocedure wordt het opladen van NiMH- en NiCd-accu’s direct gestopt zodra de accu vol is. Veiligheidsfuncties In het menu van de oplader kan niet alleen een tijdlimiet worden ingesteld voor de laadprocedure maar ook een capaciteitslimiet. Voor de oplaadprocedure van NiMH-/NiCd-accu‘s met een geringe interne weerstand kan een maximale laadstroom ingesteld worden. Door een externe temperatuursensor (niet meegeleverd, apart bestelbaar) kan de accutemperatuur tijdens het opladen bewaakt worden; bij een te hoge temperatuur kan het opladen afgebroken worden. Sturing via PC-software De oplader kan via een daarvoor geschikte USB-kabel (niet meegeleverd, apart bestelbaar) aan een Windows-PC (minstens Windows XP vereist) worden aangesloten en daardoor gestuurd worden. Verder is het bewaken van de oplaad/ontlaadprocedure mogelijk met grafische weergave. 18 9. BRUIKBARE SOORTEN ACCU‘S Accutype LiPo LiIon LiFe NiCd NiMH Pb Nominale spanning (V/cel) 3,7 3,6 3,3 1,2 1,2 2,0 Max. laadspanning (V/cel) 4,2 4,1 3,6 1,5 1,5 2,46 Spanning voor opslag (V/cel) 3,85 3,75 3,3 - - - Oplaadstroom voor snelladen <= 1C <= 1C <= 4C 1C - 2C 1C - 2C <= 0,4C Min. spanning na ontlading (V/cel) 3,0 - 3,3 2,9 - 3,2 2,6 - 2,9 0,1 - 1,1 0,1 - 1,1 1,8 De spanningen aangegeven in bovenstaande tabel gelden voor een enkele cel. De maximale oplaad- en ontlaadstroom worden aangegeven met de capaciteitswaarde „C“. Een oplaadstroom van 1C komt daarbij overeen met de op de accu aangegeven capaciteitswaarde (bijv. aangegeven accucapaciteit 1000 mAh, oplaadstroom 1000 mA = 1A). Let er bij meercellige accupacks bovendien altijd op dat de spanning juist is ingesteld. Zo kunnen bijvoorbeeld bij een tweecellig accupack de aparte cellen parallel zowel als in serie geschakeld worden. Wordt de voor de accu maximaal toelaatbare oplaadstroom overschreden of wordt een onjuist(e) aantal cellen/spanningsinstelling gekozen dan bestaat het gevaar dat de accu kapot gaat. Bovendien bestaat er door de accu brand- en ontploffingsgevaar! Verdere tips over de max. oplaadstroom zowel als over het cellenaantal/spanning vindt u in de bijsluiters of de accuopschriften. 19 10. INGEBRUIKNAME Voor de oplader moet een gestabiliseerde gelijkspanning (11 - 18 V/DC) gebruikt worden. Gebruik de oplader nooit met een andere spanning: het apparaat gaat hierdoor kapot en de garantie vervalt dan. Het maximale laadvermogen van de oplader is 180 W. Afhankelijk van de aangesloten accu, het type en het cellenaantal is een laadstroom tot 16 A mogelijk. Hierdoor moet de stroomvoorziening ook van een vergelijkbaar grootte zijn wat capaciteit betreft. Bij volledig gebruik van het oplaadvermogen van 180 W moet de netvoedingadapter een ongeveer 15% hoger vermogen kunnen leveren, dus minstens ca. 205 - 210 W. Voor een 12 V-netvoedingadapter betekent dat een uitgangsstroom van ca. 17 A. Heeft de netvoedingadapter een hogere uitgangsspanning dan is de benodigde stroom navenant lager. De oplader beschikt over twee verschillende ingangen voor het aansluiten van de spanning-/ stroomvoorziening: 1. Over een bus (5) aan de rechterkant en de meegeleverde aansluitkabel kan de oplader aangesloten worden op een daarvoor geschikte netvoedingadapter of een 12 V loodaccu (autoaccu). 2. Via twee bussen (6) aan de onderkant kan de oplader direct op de tot het systeem behorende netvoedingadapter gezet worden (als accessoire verkrijgbaar). Gebruik nooit meer dan één van de beide aansluitmanieren tegelijk. Sluit nooit tegelijkertijd twee netvoedingadapters op de oplader aan want dit leidt tot onklaar raken van zowel de oplader als beide netvoedingadapters en bovendien gaat de garantie verloren. Let bij aansluiting altijd op de juiste polariteit (let op plus/+ en min/-). De rode kabel moet met de positieve pool (plus/+) en de zwarte kabel met de negatieve pool (min/-) verbonden worden. De oplader laat een kort geluidssignaal horen, het LC-beeldscherm licht op. De oplader bevindt zich nu in het hoofdmenu en is klaar voor gebruik. 20 11. AANSLUITEN VAN EEN ACCU Let op de volgende punten voordat u de accu aansluit/oplaadt: • Indien u dat nog niet heeft gedaan, hoofdstuk 5 en 9 volledig en zorgvuldig doorlezen. • Weet u precies wat de eigenschappen zijn van de accu? Onbekende accu‘s of accu‘s zonder opschrift waarvan u geen gegevens kent, mogen niet aangesloten/geladen/ontladen worden! • Heeft u het juiste oplaadprogramma gekozen dat past bij het soort accu dat u voor u heeft? Onjuiste instellingen beschadigen de oplader en de accu en bovendien bestaat er dan brand- en ontploffingsgevaar! • Heeft u de juiste oplaadstroom ingesteld? • Heeft u de juiste spanning ingesteld (bijv. bij meercellige LiPo-accu‘s)? Zo kan een tweecellige LiPo-accu ofwel parallel (3,7 V) dan wel in serie (7,4 V) geschakeld zijn. • Zijn alle verbindingskabels en aansluitingen correct en zitten de stekkers stevig in de aansluitbussen? Versleten stekkers en beschadigde kabels moeten vervangen worden. • Laad u altijd slechts één accu of één accupack op? Sluit nooit een aantal accupacks aan om opgeladen te worden. • Als u zelfs gebouwde accupacks wil opladen dan moeten de cellen identiek zijn (zelfde type, capaciteit en fabrikant). Bovendien moeten de cellen een gelijke laadtoestand hebben (de spanning van cellen van LiPo-accu‘s kunnen via de balancer gelijk worden gemaakt, bij andere accupacks bijv. van NiMH of NiCd gaat dat echter niet). Belangrijk bij het op- of ontladen van een lithiumaccu met balanceraansluiting: Meercellige lithiumaccupacks beschikken normaalgesproken altijd over een balanceraansluiting. Via deze is het mogelijk dat de oplader iedere cel apart bewaken kan. De oplader maakt bij afwijkingen de spanning van alle cellen identiek. De balancer verhindert daarmee dus dat één of een aantal cellen overladen worden of dat andere cellen niet voldoende opgeladen worden. De balancer beschermt dus tegen overladen (wat tot brand of een ontploffing kan leiden) en garandeert het optimale prestatievermogen van het accupack in uw model. 21 Bij aansluiting van meercellige lithiumaccupacks moet er dus altijd op gelet worden dat de balanceraansluiting via het meegeleverde balancerboard (en de aansluitkabel daarvan) met de oplader verbonden wordt (zie afb. hierboven). Mocht de door u gebruikte accu over andere balancerstekkers beschikken, die niet in de aansluitingen van het balancerboard passen, gebruik dan de benodigde adapters die u in de detailhandel kunt krijgen. Bij zelf gemaakte accupacks kan de oplader later mogelijk fouten melden als de volgorde of de eigenschappen van de stekkers afwijken van wat gebruikelijk is. Doorloop voor het aansluiten de volgende stappen: 1. Verbind eerst de oplaadkabel met de laadbus (9) van de oplader. Let daarbij op de juiste polariteit (rode kabel = plus/+, zwarte kabel = min/-). De oplaadkabel mag nog niet op de accu aangesloten zijn anders bestaat er gevaar op kortsluiting door de beide ronde stekkers van de oplaadkabel, brand- en ontploffingsgevaar! 2. Als u een meercellige lithiumaccu met een balancerkabel wil aansluiten, verbind dan nu het meegeleverde balancerboard via zijn aansluitkabel met de balancerbus (7) van de oplader. 3. Sluit de oplaadkabel nu aan op de accu. Let daarbij op de juiste polariteit (rode kabel = plus/+, zwarte kabel = min/-). 4. Als de lithiumaccu over een balancerkabel beschikt, steek deze dan in de daarvoor bestemde aansluiting van het balancerboard. Let goed op de juiste vorm van de bus en de stekkers van het balancerboard en de accu. Gebruik niet te veel kracht bij het aansluiten! Afbeelding 3: Voorbeeld van een meercellig lithiumaccupack aangesloten met een balancerkabel. 22 Voor het loskoppelen van een accu gaat u als volgt te werk: 1. Als de lithiumaccu over een balancerkabel beschikt, ontkoppel deze dan van het balancerboard. 2. Ontkoppel de laadkabel van de accu. 3. Ontkoppel indien nodig het balancerboard van de oplader. 4. Tenslotte koppelt u de oplaadkabel los van de oplader. Doe het altijd in de hierboven beschreven volgorde. De accu moet altijd als eerste van de oplaadkabel/balancerboard losgekoppeld worden. Pas daarna mag de oplaadkabel los worden gemaakt van de oplader. Anders bestaat er gevaar op kortsluiting door de beide ronde stekkers van de oplaadkabel, brand- en ontploffingsgevaar! 23 12. BEDIENING OSD-menudiagram: 24 25 De oplader wordt bediend met de 4-wegbedieningsknop en een tweeregelig, verlicht LCbeeldscherm. In te stellen waarde verhogen, functie/menu kiezen Bedieningsknop naar beneden „2“ bewegen: In te stellen waarde verlagen, functie/submenu kiezen Bedieningsknop naar boven „8“ bewegen: Bedieningsknop naar links „4“ bewegen: Naar vorige functie teruggaan of procedure afbreken Bedieningsknop naar rechts „6“ bewegen: Instelling/functie bevestigen of starten Nadat de oplader op de spanningsvoorziening is aangesloten, hoort u een kort toon en licht het LC-beeldscherm op. De oplader bevindt zich nu in het hoofdmenu en is klaar voor gebruik. Beweeg de bedieningsknop naar boven of beneden om het accutype (LiPo, LiFe, LiIon, NiCd, NiMH, Pb) te kiezen, het accugeheugen („BATT MEMORY“) op te roepen, de aanduiding van de spanning van de cellen te activeren („LI BATT METER“) of om systeeminstellingen in te voeren („SYSTEM SET“). Beweeg de bedieningsknop naar rechts om uw keuze te bevestigen en in het betreffende submenu terecht te komen. Hier kunt u verdere instellingen veranderen of functies/submenu‘s kiezen. Beweeg de bedieningsknop naar links om weer terug te keren naar de eerdere functie/submenu (in een functie/submenu ingevoerde instellingen blijven hierbij behouden). Om de actuele functie (bijv. een oplaadprocedure) met de instellingen van dat moment te starten, duwt u de bedieningsknop 3 seconden lang naar rechts. Om de functie af te breken/te stoppen beweegt u de bedieningsknop naar links. 26 13. LITHIUMACCU‘S (LIPO, LIION, LIFE) a) Algemeen De accuprogramma‘s voor LiPo-, LiIon- en LiFe-accu‘s onderscheiden zich in feite alleen van elkaar in de voltages en de toegestane oplaadstroom (zie hfst. 9). Bij het opladen van een LiPo-, LiIon- of LiFe-accu zijn er twee van elkaar verschillende fases. Eerst wordt de accu met een constante stroom geladen. Bereikt de accu de maximale spanning ( voor een LiPo-accu bijv. 4,2 V) dan wordt met constante spanning verder geladen (de laadstroom neemt daarbij af). Komt de laadstroom onder een bepaalde grens, dan wordt het opladen gestopt en is de accu volledig geladen en klaar voor gebruik. Bij meercellige lithiumaccu‘s neemt de ingebouwde balancer de bewaking van de spanning van de verschillende cellen over zodat aan het eind van de laadprocedure alle cellen een gelijke spanning hebben. De in te stellen oplaadstroom hangt af van de capaciteit van de accu‘s en de manier waarop ze gebouwd zijn (zie hfst. 9). Let hierbij op de opgaven van de fabrikant. Kies in het hoofdmenu het accutype „LiPo BATT“, „LiIon BATT“ of „LiFe BATT“; beweeg daarvoor de bedieningsknop naar boven „8“ dan wel naar beneden „2“. PROGRAM SELECT LiPo BATT PROGRAM SELECT LiIo BATT PROGRAM SELECT LiFe BATT Beweeg de bedieningsknop naar rechts „„boven „6“ om LiPo BALANCE het accuprogramma te kunnen kiezen. De laatst ingestel2.2A 7.4V(2S) de waarden verschijnen dan op het beeldscherm. Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om het gewenste accuprogramma te kiezen. • „CHARGE“: Lithiumaccu zonder balanceraansluiting opladen • „BALANCE“: Lithiumaccu met balanceraansluiting opladen • „FAST CHG“: Een accu snelladen • „STORAGE“: Accu tot een bepaalde spanning opladen of ontladen • „DISCHARGE“: Accu ontladen 27 b) Accu zonder balanceraansluiting opladen („CHARGE“) Uiteraard kunt u ook meercellige lithiumaccu‘s met een balanceraansluiting laden met het accuprogramma „CHARGE“. Hierbij wordt de spanning van de afzonderlijke cellen echter niet aangepast zodat één of meerdere cellen overladen kunnen worden. Er bestaat dan brand- en ontploffingsgevaar! Laad daarom meercellige lithiumaccu‘s met een balanceraansluiting altijd op met het accuprogramma „BALANCE“. • Stel zoals beschreven in Hfst. 13 a) het accutype in (LiPo, LiIon of LiFe) en kies het accuprogramma „CHARGE“. LiPo CHARGE 2.2A 11.1V(3S) Linksbovenin het beeldscherm wordt het gekozen accutype getoond, rechts daarnaast het accuprogramma. De waarde linksonder geeft de op dat moment ingesteld laadstroom aan, de waarde rechtsonder de spanning dan wel het aantal cellen van het accupack (in dit voorbeeld hier een LiPo-accupack met 3 cellen, 3 x 3,7 V = 11,1 V). Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om een ander accuprogramma te kiezen. Beweeg de bedieningsknop naar links „4“ of naar beneden om terug te keren naar het hoofdmenu. • Als de waarden voor de laadstroom en het aantal cellen veranderd moeten worden, beweeg de bedieningsknop dan naar rechts „6“. De laadstroom knippert. • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om de oplaadstroom in te stellen. De maximaal mogelijke oplaadstroom hangt af van het accutype, de accucapaciteit en ook het aantal cellen. Raadpleeg daarvoor de opgaven van de accufabrikanten, hoofdstuk 9 en het ook hoofdstuk „Technische Gegevens“ aan het eind van de gebruiksaanwijzing. • Beweeg de bedieningsknop naar rechts „6“ waarop het cellenaantal knippert. • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om het cellenaantal in te stellen. Afhankelijk van het soort accu wordt de betreffende nominale spanning automatisch berekend en aangegeven (zie hfst. 9). Wordt de bedieningsknop nogmaals naar rechts bewogen dan stopt het knipperen van de aanduiding. Ga als boven beschreven te werk om, indien gewenst, de oplaadstroom of het cellenaantal zonodig te veranderen. 28 • Activeer het accuprogramma door de bedieningsknop 3 seconden lang naar rechts „6“ te duwen. • In het geval dat de instellingen onjuist zijn of de oplader een fout constateert, hoort u een waarschuwingstoon en verschijnt de bijbehorende informatie op het beeldscherm. Om het waarschuwingssignaal te stoppen en naar het vorige menu terug te keren, beweegt u de bedieningsknop naar links „4“. Zijn de instellingen juist dan verschijnt op het beeldscherm bijvoorbeeld de rechts getoonde aanduiding. R:3SER S:3SER CONFIRM(ENTER) Het getal „R:“ geeft het aantal cellen aan die door de oplader zijn herkend. Het getal „S:“ geeft het aantal cellen aan die u in het menu ingesteld heeft. Indien deze beide cellenaantallen niet overeenstemmen, controleer dan hoe zowel de oplader als de accu ingesteld zijn. Mogelijk is de accu diepontladen of is een cel defect. Zulke accu‘s moet u niet opladen omdat er dan brand- en ontploffingsgevaar bestaat! • Start de oplaadprocedure door de bedieningsknop naar rechts „6“ te bewegen. Op het beeldscherm ziet u tijdens het opladen bijvoorbeeld de volgende gegevens: Li3S 1.2A 12.59V CHG 022:43 00682 Links bovenin wordt het soort accu en het aantal cellen aangegeven („Li3S“ = Lithiumaccu met 3 cellen), midden bovenin de oplaadstroom en rechts bovenin de accuspanning van dat moment. Links onderin staat het actuele accuprogramma („CHG“ = „CHARGE“), in het midden de verstreken oplaadduur en rechts daarnaast de geladen capaciteit in mAh. Als u de bedieningsknop een aantal maal naar beneden „2“ beweegt, kunt u een aantal verschillende gegevens laten verschijnen. Om weer naar de standaard weergave terug te keren, moet u de bedieningsknop naar rechts „6“ bewegen. • Als de oplaadprocedure afgerond is, hoort u een geluidssignaal (vooropgesteld dat deze functie niet is uitgeschakeld). Om de oplaadprocedure af te breken, moet u de bedieningsknop naar links „4“ bewegen. 29 c) Accu opladen met balanceraansluiting („BALANCE“) In tegenstelling tot bij het eenvoudige oplaadprogramma „CHARGE“ (Hfst. 13 b) wordt bij het oplaadprogramma „BALANCE“ de spanning van iedere cel van een meercellig lithiumaccupack afzonderlijk bewaakt en bij afwijkingen zoals vereist gecorrigeerd. Naast de normale twee accuaansluitingen (plus/+ en min/-) moet ook de balanceraansluiting van de accu op de oplader aangesloten worden (zie hfst. 11). Hoe de accu verder moet worden opgeladen is hetzelfde als beschreven onder het oplaadprogramma „CHARGE“ (zie hfst. 13 b). Als een meercellige accu via een balanceraansluiting verbonden is, kunt u bovendien de spanning van de afzonderlijke cellen zien door de bedieningsknop naar boven „8“ te bewegen. Om weer naar de normale weergave terug te keren moet u de bedieningsknop naar rechts „6“ bewegen. Let op het volgende: • Alleen een accupack waarvan de cellen exact gelijke spanningen hebben, levert een maximale prestatie voor uw auto-/vliegtuigmodel bij een optimale gebruiksduur. Bij het ontladen kan het door verschillen in de materiaalkwaliteit en de interne opbouw van een meercellig accupack voorkomen dat de cellen aan het eind van een ontlading verschillende voltages hebben. Laad men een dergelijke LiPo-accu zonder balancer dan ontstaan snel sterk verschillende celspanningen. Dit leidt niet alleen tot een kortere gebruiksduur (omdat één cel de spanning verstoort) maar ook de hele accu wordt door een diepontlading van een enkele cel beschadigd. • Verder bestaat er, als de cellen van het accupack verschillend geladen zijn, bij het opladen van dat accupack zonder balancer overlaadgevaar. Voorbeeld: Een zonder balancer geladen LiPo-accupack met 2 cellen levert voor de buitenwereld een spanning 8,4 V en lijkt dus volledig geladen. Een van de cellen heeft echter een spanning van 4,5 V, de ander van 3,9 V (een cel is gevaarlijk overladen, de andere half leeg). Een dergelijke overladen cel kan in brand vliegen of ontploffen! Een lithiumaccupack dat uit meerdere cellen bestaat, moet daarom altijd over een balanceraansluiting beschikken en ook altijd via dezelfde laadprocedure (met balancer) opgeladen worden. 30 d) Snelladen („FAST CHG“) Bij het opladen van een lithiumaccu wordt de laadstroom door de gevolgde oplaadprocedure lager naarmate de accu verder geladen is (als de accu zijn maximale spanning heeft bereikt en de oplader van de constante stroom- naar de constante spanningsfase overgaat). Daardoor duurt het laden uiteraard langer. Bij snelladen wordt bij het opladen bij constante spanning een hogere oplaadstroom gebruikt. Dit gaat echter ten koste van de capaciteit omdat vanwege veiligheidsschakelingen in de oplader het opladen eerder gestopt wordt. Dat betekent bijv. dat een LiPo-accu na een snellading niet volledig geladen is. Bij snelladen is slechts ongeveer 90% van de capaciteit beschikbaar die bij een normale oplaadprocedure beschikbaar is. Snelladen is dus alleen zinvol als het erom gaat een accu zo snel mogelijk weer te kunnen gebruiken. Instellen van de oplaadstroom en spanning/aantal cellen moet net zo gedaan worden als bij een normale oplaadprocedure (zie hfst. 13 b). e) Accu opslaan („STORAGE“) Gebruik dit programma als u de accu voor langere tijd wilt opslaan. Afhankelijk van het ingestelde accutype wordt een accu tot een bepaalde spanning geladen dan wel ontladen (LiPo = 3,85 V, LiIon = 3,75 V, LiFe = 3,3 V; spanning per afzonderlijke cel). Afhankelijk van de spanning per cel op dat moment wordt de accu ontladen dan wel opgeladen. Dit is uiteraard bij een meercellig accupack alleen zinvol als een balanceraansluiting beschikbaar is en op de oplader aangesloten kan worden. Bij een langere opslag van een lithiumaccu (zoals bij overwintering van een vliegtuigaccu) moet de accu in ieder geval om de 3 maanden getest worden en opnieuw met het accuprogramma „STORAGE“ behandeld worden om te voorkomen dat er een schadelijke diepontlading optreedt. Instellen van de oplaadstroom en spanning/aantal cellen moet net zo gedaan worden als bij een normale oplaadprocedure (zie hfst. 13 b). 31 f) Accu ontladen („DISCHARGE“) Normaal gesproken is het voor lithiumaccu‘s niet nodig dat ze ontladen worden (i.t.t. vroeger gebruikte NiCd-accu‘s). De accu kan onafhankelijk van de toestand waarin hij verkeert direct worden opgeladen. Als u desondanks een lithiumaccu wilt ontladen (bijv. om de capaciteit te meten) dan kan de ontlaadstroom ingesteld worden op stroomsterkten tussen 0,1 A en 8 A. De grootst mogelijke ontlaadstroom hangt af van het accutype, de accucapaciteit en ook het aantal cellen (het max. ontlaadvermogen van de oplader bedraagt 30W; dit begrenst mogelijk de ontlaadstroom van meercellige accu‘s). Raadpleeg daarvoor het hoofdstuk „Technische Gegevens“ aan het eind van de gebruiksaanwijzing en ook Hfst. 9. De ontlaadstroom en de spanning/het cellenaantal worden net zo ingesteld als aangegeven bij de oplaadprocedure (zie hfst. 13 b), verschil is alleen dat na de start van het accuprogramma de accu niet opgeladen maar ontladen wordt. Op het beeldscherm ziet u tijdens het ontladen bijvoorbe- Li3S 0.4A 12.59V eld de volgende gegevens: DSC 022:43 00682 Links bovenin wordt het soort accu en het aantal cellen aangegeven („Li3S“ = Lithiumaccu met 3 cellen), midden bovenin de ontlaadstroom en rechts bovenin de accuspanning van dat moment. Links onderin staat het actuele accuprogramma („DSC“ = „DISCHARGE“), in het midden de verstreken ontlaadtijd en rechts daarnaast de ontladen capaciteit in mAh. De spanning na afloop van het ontladen hangt af van het soort accu en is in de oplader reeds vooraf ingesteld. • LiPo: 3,0 V per cel • LiIon: 2,9 V per cel • LiFe: 2,6 V per cel Als een meercellige accu via een balanceraansluiting verbonden is, kunt u bovendien de spanning van de afzonderlijke cellen zien door de bedieningsknop naar boven „8“ te bewegen. Als u de bedieningsknop een aantal maal naar beneden „2“ beweegt, kunt u een aantal verschillende gegevens laten verschijnen. Om weer naar de standaard weergave terug te keren, moet u de bedieningsknop naar rechts „6“ bewegen. 32 14. NIMH- EN NICD-ACCU‘S a) Algemeen De accuprogramma‘s voor NiMH- en NiCd-accu‘s zijn in feite alleen anders wat betreft de gebruikte interne oplaadprocedure. De menu-instellingen zijn identiek. Kies in het hoofdmenu het accutype „NiMH BATT“ of „NiCd BATT“; beweeg daarvoor de bedieningsknop naar boven „8“ dan wel naar beneden „2“. PROGRAM SELECT NiMH BATT PROGRAM SELECT NiCD BATT Beweeg de bedieningsknop naar rechts „6“ om in staat NiMH CHARGE te zijn het accuprogramma te kunnen kiezen. De laatst CURRENT 2.0A ingestelde waarden verschijnen dan op het beeldscherm. Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om het gewenste accuprogramma te kiezen. • „CHARGE“: Accu‘s opladen • „Auto CHARGE“: Accu laden, laadstroom automatisch kiezen • „DISCHARGE“: Accu ontladen • „RE-PEAK“: Nogmaals naladen van een volle accu • „CYCLE“: Meervoudige laad/ontlaad- dan wel laad-l/ontlaadcycli 33 b) Accu laden („CHARGE“) De in te stellen oplaadstroom is afhankelijk van de capaciteit van de accu‘s en bedraagt gewoonlijk 1C (zie ook hfst. 9). Voor hoogwaardige accu‘s kunnen ook oplaadstromen tot 2C gebruikt worden. Let daarbij echter altijd goed op wat de accufabrikant heeft aangegeven. De aanduiding „1C“ betekent dat de oplaadstroom gelijk is aan de capaciteit van de accu. Bij een 3000 mAh NiMH-accu betekent 1C dus dat een oplaadstroom van 3 A ingesteld moet worden. Een waarde van 0,5C betekent dus dat de oplaadstroom overeen moet komen met de halve capaciteit. Bij een 3000 mAh NiMH-accu betekent 0,5C dus dat een oplaadstroom van 1,5 A ingesteld moet worden. In de regel geldt: Hoe kleiner de accu (dus de afzonderlijke cel), des te lager is de maximale oplaadstroom. Zo kan bijvoorbeeld voor traditionele NiMH-mignon/AA-cellen met een capaciteit van 2000 mAh geen oplaadstroom van 1C (overeenkomend met een laadstroom van 2 A) gebruikt worden. Voor het snelladen van zulke cellen (bijv. aanwezig in ontvangeraccu‘s) mag nooit een stroom groter dan 0,5C worden ingesteld. Ga voor het opladen van een NiMH- of een NiCd-accu als volgt te werk: • Stel zoals beschreven in Hfst. 14 a) het accutype in (NiMH of NiCd) en kies het accuprogramma „CHARGE“. NiMH CHARGE CURRENT 2.0A Linksbovenin het beeldscherm wordt het gekozen accutype getoond, rechts daarnaast het accuprogramma. Het getal rechts geeft de op dat moment ingestelde oplaadstroom weer. Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om een ander accuprogramma te kiezen. Beweeg de bedieningsknop naar links „4“ om terug te keren naar het hoofdmenu. • Als de waarde voor de laadstroom veranderd moeten worden, beweeg de bedieningsknop dan naar rechts „6“. De laadstroom knippert. • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om de oplaadstroom in te stellen. De maximaal mogelijke oplaadstroom hangt af van het accutype, de accucapaciteit en ook het aantal cellen. Raadpleeg daarvoor de opgaven van de accufabrikanten, hoofdstuk 9 en het ook hoofdstuk „Technische Gegevens“ aan het eind van de gebruiksaanwijzing. 34 Wordt de bedieningsknop nogmaals naar rechts bewogen dan stopt het knipperen van de aanduiding. Ga als bovenbeschreven te werk om, indien gewenst, de oplaadstroom te veranderen. • Activeer het oplaadprogramma door de bedieningsknop 3 seconden lang naar rechts „6“ te duwen. In het geval dat de instellingen onjuist zijn of de oplader een fout constateert, hoort u een waarschuwingstoon en verschijnt de bijbehorende informatie op het beeldscherm. Om het waarschuwingssignaal te stoppen en naar het vorige menu terug te keren, beweegt u de bedieningsknop naar links „4“. Op het beeldscherm ziet u tijdens het opladen bijvoorbeeld de volgende gegevens: NiMH 2.0A 7.42V CHG 022:45 00890 Links bovenin wordt het soort accu („NiMH“ = NiMH-accu) aangegeven, midden bovenin de oplaadstroom en rechts bovenin de accuspanning op dat moment. Links onderin staat het actuele accuprogramma („CHG“ = „CHARGE“), in het midden de verstreken oplaadduur en rechts daarnaast de geladen capaciteit in mAh. • Als de oplaadprocedure afgerond is, hoort u een geluidssignaal (vooropgesteld dat deze functie niet is uitgeschakeld). Om de oplaadprocedure af te breken, moet u de bedieningsknop naar links „4“ bewegen. c) Automatische oplaadmodus („Auto CHARGE“) In de automatische modus test de oplader de toestand van de accu (bijv. de interne weerstand) en berekent op basis daarvan de oplaadstroom. U moet een bovengrens instellen voor de oplaadstroom zodat de accu niet kan worden beschadigd door een te hoge oplaadstroom. Afhankelijk van de accu en zijn interne weerstand zijn in de automatische oplaadmodus onder bepaalde omstandigheden de oplaadtijden korter dan bij een normale oplaadprocedure (hfst. 14 b). Ga voor het instellen of de bediening te werk als bij een normale oplaadprocedure (hfst. 14 b). Het enige verschil is dat bij het automatische opladen de oplaadstroom niet daadwerkelijk wordt ingesteld maar de grenswaarde voor de maximale oplaadstroom die de oplader niet mag overschrijden. 35 d) Accu nogmaals naladen („RE-PEAK“) De oplader stopt het opladen van NiMH- en NiCd-accu‘s automatisch als de accu vol is. Dat de accu volledig opgeladen is, wordt m.b.v. het Delta-U-procedé geconstateerd. Met behulp van het accuprogramma „RE-PEAK“ is het mogelijk dat deze constatering nogmaals gedaan wordt. Zo kan niet alleen gewaarborgd worden dat de accu ook werkelijk volledig geladen is maar kan ook getest worden hoe goed de accu tegen het snelladen kan. Laad de accu dus allereerst volledig op (zie hfst. 14 b) dan wel hfst. 14 c). Start pas daarna het accuprogramma „RE-PEAK“. Ga als volgt te werk: • Stel zoals beschreven in Hfst. 14 a) het accutype in (NiMH of NiCd) en kies het accuprogramma „REPEAK“. NiMH RE-PEAK 2 Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om een ander accuprogramma te kiezen. Beweeg de bedieningsknop naar links „4“ om terug te keren naar het hoofdmenu. • Als het aantal herkenningsprocedures gewijzigd moet worden, beweeg dan de bedieningsknop naar rechts „6“. Het aantal knippert. • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om het aantal herkenningsprocedures in te stellen. Wordt de bedieningsknop nogmaals naar rechts bewogen dan stopt het knipperen van de aanduiding. Ga als bovenbeschreven te werk om, indien gewenst, het aantal te veranderen. • Start het accuprogramma door de bedieningsknop 3 seconden lang naar rechts „6“ te duwen. In het geval dat de instellingen onjuist zijn of de oplader een fout constateert, hoort u een waarschuwingstoon en verschijnt de bijbehorende informatie op het beeldscherm. Om het waarschuwingssignaal te stoppen en naar het vorige menu terug te keren, beweegt u de bedieningsknop naar links „4“. 36 Op het beeldscherm ziet u tijdens het opladen bijvoorbeeld de volgende gegevens: NiMH 2.0A 9.59V RPC 000:33 00017 Links bovenin wordt het soort accu („NiMH“ = NiMH-accu) aangegeven, midden bovenin de oplaadstroom en rechts bovenin de accuspanning op dat moment. Links onderin staat het actuele accuprogramma („RPC“ = „RE-PEAK“), in het midden de verstreken oplaadduur en rechts daarnaast de geladen capaciteit in mAh. • Als de oplaadprocedure afgerond is, hoort u een geluidssignaal (vooropgesteld dat deze functie niet is uitgeschakeld). Om de oplaadprocedure af te breken, moet u de bedieningsknop naar links „4“ bewegen. e) Accu ontladen („DISCHARGE“) Om deels geladen NiMH-/NiCd-accu‘s in een goedgedefinieerde uitgangstoestand te brengen, moeten ze met behulp van dit programma ontladen worden. Met name NiCd-accu‘s moeten niet opgeladen worden als ze nog gedeeltelijk geladen zijn, omdat hierdoor de capaciteit kan afnemen (memory-effect). Het accuprogramma kan ook gebruikt worden om de capaciteit van de accu te bepalen. De grootst mogelijke ontlaadstroom hangt af van het accutype, de accucapaciteit en ook het aantal cellen (het max. ontlaadvermogen van de oplader bedraagt 30W; dit begrenst mogelijk de ontlaadstroom van meercellige accu‘s). Raadpleeg daarvoor het hoofdstuk „Technische Gegevens“ aan het eind van de gebruiksaanwijzing. Ga voor het ontladen van een NiMH- of een NiCd-accu als volgt te werk: • Stel zoals beschreven in Hfst. 14 a) het accutype in (NiMH of NiCd) en kies het accuprogramma „CHARGE“. NiMH DISCHARGE 0.1A CUT: 1.0V Linksbovenin het beeldscherm wordt het gekozen accutype getoond, rechts daarnaast het accuprogramma. Het getal links onderin toont de op dat moment ingesteld ontlaadstroom, het getal rechts staat voor de uitschakelspanning. Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om een ander accuprogramma te kiezen. Beweeg de bedieningsknop naar links „4“ of naar beneden om terug te keren naar het hoofdmenu. 37 • Als de waarden voor de laadstroom en/of de uitschakelspanning veranderd moeten worden, beweeg de bedieningsknop dan naar rechts „6“. De ontlaadstroom knippert. • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om de ontlaadstroom in te stellen. • Beweeg de bedieningsknop naar rechts „6“ waarop de uitschakelspanning knippert. • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om de uitschakelspanning in te stellen. Wordt de bedieningsknop nogmaals naar rechts bewogen dan stopt het knipperen van de aanduiding. Ga als boven beschreven te werk om de ontlaadstroom of de uitschakelspanning indien nodig te veranderen. • Start het ontlaadprogramma door de bedieningsknop 3 seconden lang naar rechts „6“ te duwen. In het geval dat de instellingen onjuist zijn of de oplader een fout constateert, hoort u een waarschuwingstoon en verschijnt de bijbehorende informatie op het beeldscherm. Om het waarschuwingssignaal te stoppen en naar het vorige menu terug te keren, beweegt u de bedieningsknop naar links „4“. Op het beeldscherm ziet u tijdens het ontladen bijvoor- NiMH 0.1A beeld de volgende gegevens: 7.42V DSC 022:45 00890 Links bovenin wordt het soort accu („NiMH“ = NiMH-accu) aangegeven, midden bovenin de ontlaadstroom en rechts bovenin de accuspanning op dat moment. Links onderin staat het actuele accuprogramma („DSC“ = „DISCHARGE“), in het midden de verstreken ontlaadtijd en rechts daarnaast de ontladen capaciteit in mAh. • Als de ontlaadprocedure afgerond is, hoort u een geluidssignaal (vooropgesteld dat deze functie niet is uitgeschakeld). Om de ontlaadprocedure af te breken, moet u de bedieningsknop naar links „4“ bewegen. 38 f) Cyclusprogramma („CYCLE“) Om accu‘s te testen, nieuwe accu‘s te maken of oudere accu‘s op te frissen kunt u tot 5 cycli automatisch achterelkaar programmeren. Zowel de combinatie „laden/ontladen“ („CHG>DCHG“) als de combinatie „ontladen/laden“ („DCHG>CHG“) zijn mogelijk. Als laad- resp. ontlaadstroom worden die waarden gebruikt die u in het oplaadprogramma („CHARGE“) of het ontlaadprogramma („DISCHARGE“) heeft ingesteld. Ga als volgt te werk: • Stel zoals beschreven in hfst. 14 a) het accutype in (NiMH of NiCd) en kies het accuprogramma „CYCLE“. NiMH CYCLE DCHG>CHG 1 Linksbovenin het beeldscherm wordt het gekozen accutype getoond, rechts daarnaast het accuprogramma. De aanduiding links onderin staat voor de betreffende combinatie „laden/ontladen“ („CHG>DCHG“) of voor de combinatie „ontladen/laden“ („DCHG>CHG“), rechts onderin wordt het aantal cycli dat u hebt ingesteld aangegeven. Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om een ander accuprogramma te kiezen. Beweeg de bedieningsknop naar links „4“ of naar beneden om terug te keren naar het hoofdmenu. • Beweeg de bedieningsknop naar rechts „6“, nu knippert de aanduiding „CHG>DCHG“ of de aanduiding „DCHG>CHG“. • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om de gewenste volgorde voor de cyclusprocedure te kiezen: „CHG>DCHG“ = opladen + aansluitend ontladen „DCHG>CHG“ = ontladen + aansluitend opladen • Beweeg de bedieningsknop naar rechts „6“ waarna het aantal cycli knippert (hoe vaak de net ingestelde volgorde van opladen/ontladen dan wel ontladen/opladen uitgevoerd wordt). • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ dan wel naar beneden „2“ om het aantal cycli in te stellen (1-5 cycli zijn mogelijk). Wordt de bedieningsknop nogmaals naar rechts bewogen dan stopt het knipperen van de aanduiding. Ga zoals boven beschreven te werk om de volgorde voor de cyclische procedure of het aantal cycli indien nodig te veranderen. 39 • Start de cyclische procedure door de bedieningsknop 3 seconden lang naar rechts „6“ te duwen. In het geval dat de instellingen onjuist zijn of de oplader een fout constateert, hoort u een waarschuwingstoon en verschijnt de bijbehorende informatie op het beeldscherm. Om het waarschuwingssignaal te stoppen en naar het vorige menu terug te keren, beweegt u de bedieningsknop naar links „4“. Op het beeldscherm ziet u tijdens het laden of ontladen bijvoorbeeld de volgende gegevens: NiMH 1.0A 7.42V C>D 022:45 00890 Links bovenin wordt het soort accu („NiMH“ = NiMH-accu) aangegeven, midden bovenin de laad- en de ontlaadstroom en rechts bovenin de accuspanning op dat moment. Links onderin staat de gekozen cyclische procedure („C>D“ = opladen/ontladen, „D>C“ = ontladen/opladen), in het midden de verstreken oplaad- resp. ontlaadtijd en rechts daarnaast de geladen resp. ontladen capaciteit in mAh. • Als de cyclische procedure afgerond is, hoort u een geluidssignaal (vooropgesteld dat deze functie niet is uitgeschakeld). Om de cyclische procedure af te breken, moet u de bedieningsknop naar links „4“ bewegen. 40 15. LOODACCU‘S a) Algemeen Loodaccu‘s zijn totaal anders dan lithium-, NiMH- of NiCd-accu‘s. Ze kunnen vergeleken met hun grote capaciteit slechts weinig stroom leveren en bovendien is de oplaadprocedure anders. De oplaadstroom voor moderne loodaccu‘s mag niet groter zijn dan 0,4C; 0,1C is voor alle loodaccu‘s optimaal. Een grotere oplaadstroom is niet toegestaan omdat de accu daardoor overbelast wordt! Er bestaat dan niet allen brand- en ontploffingsgevaar maar ook kans op verwondingen door het zuur dat in de accu zit. Neem bovendien altijd goed kennis van de informatie en de gegevens die door de accufabrikant op de accu afgedrukt zijn bijv. welke laadstroom toegestaan is. Kies in het hoofdmenu het accutype „Pb BATT“; beweeg daarvoor de bedieningsknop naar boven „8“ dan wel naar beneden „2“. PROGRAM SELECT Pb BATT Beweeg de bedieningsknop naar rechts „6“ om het accuprogramma te kunnen kiezen. De laatst ingestelde waarden verschijnen dan op het beeldscherm. Pb CHARGE 2.0A 2.0V(1P) Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om het gewenste accuprogramma te kiezen. • „CHARGE“: Accu‘s opladen • „DISCHARGE“: Accu ontladen 41 b) Accu laden („CHARGE“) De in te stellen oplaadstroom is afhankelijk van de capaciteit van de accu‘s en bedraagt gewoonlijk 0,1C (zie ook hfst. 9). Voor hoogwaardige loodaccu‘s kunnen ook oplaadstromen tot 0,4C gebruikt worden. Let daarbij echter altijd goed op wat de accufabrikant heeft aangegeven. De aanduiding „0,1C“ betekent dat de oplaadstroom gelijk is aan 1/10 van de capaciteit van de accu. Bij een 5000 mAh loodaccu (= 5 Ah) betekent 0,1C dus dat een oplaadstroom van 0,5 A ingesteld moet worden. Ga voor het laden van een loodaccu als volgt te werk: • Stel zoals beschreven in Hfst. 15 a) het accutype in (Pb) en kies het accuprogramma „CHARGE“. Pb CHARGE 2.0A 12.0V(6P) Linksbovenin het beeldscherm wordt het gekozen accutype getoond, rechts daarnaast het accuprogramma. Het getal linksonder geeft de op dat moment ingesteld laadstroom aan, het getal rechtsonder de spanning dan wel het aantal cellen van de loodaccu (in dit voorbeeld hier een loodaccu met 6 cellen (6 x 2,0 V = 12,0 V). Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om een ander accuprogramma te kiezen. Beweeg de bedieningsknop naar links „4“ of naar beneden om terug te keren naar het hoofdmenu. • Als de waarden voor de laadstroom en het aantal cellen veranderd moeten worden, beweeg de bedieningsknop dan naar rechts „6“. De laadstroom knippert. • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om de oplaadstroom in te stellen. De maximaal mogelijke oplaadstroom hangt af van het accutype, de accucapaciteit en ook het aantal cellen. Raadpleeg daarvoor de opgaven van de accufabrikanten, hoofdstuk 9 en het ook hoofdstuk „Technische Gegevens“ aan het eind van de gebruiksaanwijzing. • Beweeg de bedieningsknop naar rechts „6“ waarop het cellenaantal knippert. • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om het cellenaantal in te stellen. Afhankelijk van het aantal cellen wordt de betreffende nominale spanning automatisch berekend en aangegeven. Wordt de bedieningsknop nogmaals naar rechts bewogen dan stopt het knipperen van de aanduiding. Ga als boven beschreven te werk om, indien gewenst, de oplaadstroom of het cellenaantal zonodig te veranderen. 42 • Activeer het oplaadprogramma door de bedieningsknop 3 seconden lang naar rechts „6“ te duwen. In het geval dat de instellingen onjuist zijn of de oplader een fout constateert, hoort u een waarschuwingstoon en verschijnt de bijbehorende informatie op het beeldscherm. Om het waarschuwingssignaal te stoppen en naar het vorige menu terug te keren, beweegt u de bedieningsknop naar links „4“. Op het beeldscherm ziet u tijdens het opladen bijvoorbeeld de volgende gegevens: Pb-6 3.0A 12.59V CHG 022:45 00890 Links bovenin wordt het soort accu („Pb“ = loodaccu) aangegeven, midden bovenin de oplaadstroom en rechts bovenin de accuspanning op dat moment. Links onderin staat het actuele accuprogramma („CHG“ = „CHARGE“),in het midden de verstreken oplaadduur en rechts daarnaast de geladen capaciteit in mAh. • Als de oplaadprocedure afgerond is, hoort u een geluidssignaal (vooropgesteld dat deze functie niet is uitgeschakeld). Om de oplaadprocedure af te breken, moet u de bedieningsknop naar links „4“ bewegen. c) Accu ontladen („DISCHARGE“) Om deels geladen loodaccu‘s in een goedgedefinieerde uitgangstoestand te brengen, moeten ze met behulp van dit programma ontladen worden. Het accuprogramma kan ook gebruikt worden om de capaciteit van de accu te bepalen. De grootst mogelijke ontlaadstroom hangt af van het accutype, de accucapaciteit en ook het aantal cellen (het max. ontlaadvermogen van de oplader bedraagt 30W; dit begrenst mogelijk de ontlaadstroom van meercellige accu‘s). Raadpleeg daarvoor het hoofdstuk „Technische Gegevens“ aan het eind van de gebruiksaanwijzing. Ga voor het ontladen van een loodaccu als volgt te werk: • Stel zoals beschreven in Hfst. 15 a) het accutype in (Pb) en kies het accuprogramma „DISCHARGE“. Pb DISCHARGE 0.1A 12.0V(6P) Linksbovenin het beeldscherm wordt het gekozen accutype getoond, rechts daarnaast het accuprogramma. Het getal linksonder geeft de op dat moment ingesteld ontlaadstroom aan, het getal rechtsonder de spanning dan wel het aantal cellen van de loodaccu (in dit voorbeeld hier een loodaccu met 6 cellen (6 x 2,0 V = 12,0 V). 43 Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om een ander accuprogramma te kiezen. Beweeg de bedieningsknop naar links „4“ of naar beneden om terug te keren naar het hoofdmenu. • Als de waarden voor de ontlaadstroom en de accuspanning/cellenaantal veranderd moeten worden, beweeg de bedieningsknop dan naar rechts „6“. De ontlaadstroom knippert. • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om de ontlaadstroom in te stellen. • Beweeg de bedieningsknop naar rechts „6“ waarop de accuspanning knippert. • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om de accuspanning in te stellen. Het aantal cellen wordt automatisch veranderd (celspanning van loodaccu‘s 2 V). Wordt de bedieningsknop nogmaals naar rechts bewogen dan stopt het knipperen van de aanduiding. Ga als boven beschreven te werk om de ontlaadstroom of de accuspanning indien nodig te veranderen. • Start het ontlaadprogramma door de bedieningsknop 3 seconden lang naar rechts „6“ te duwen. In het geval dat de instellingen onjuist zijn of de oplader een fout constateert, hoort u een waarschuwingstoon en verschijnt de bijbehorende informatie op het beeldscherm. Om het waarschuwingssignaal te stoppen en naar het vorige menu terug te keren, beweegt u de bedieningsknop naar links „4“. Op het beeldscherm ziet u tijdens het ontladen bijvoor- Pb-6 0.4A 12.59V beeld de volgende gegevens: DSC 022:45 00132 Links bovenin wordt het soort accu („Pb“ = loodaccu) aangegeven, midden bovenin de ontlaadstroom en rechts bovenin de accuspanning op dat moment. Links onderin staat het ingestelde accuprogramma („DSC“ = „DISCHARGE“) zowel als het cellenaantal, in het midden de verstreken ontlaadtijd en rechts daarnaast de ontladen capaciteit in mAh. • Als de ontlaadprocedure afgerond is, hoort u een geluidssignaal (vooropgesteld dat deze functie niet is uitgeschakeld). Om de ontlaadprocedure af te breken, moet u de bedieningsknop naar links „4“ bewegen. 44 16. ACCUGEGEVENS IN GEHEUGEN OPSLAAN/LADEN De oplader beschikt over in totaal 10 geheugenplaatsen waarin u accugegevens/instellingen kunt opslaan. Deze kunnen indien nodig herladen worden. a) Accugegevens kiezen/instellen • Kies in het hoofdmenu van de oplader de functie PROGRAM SELECT „BATT MEMORY“ door de bedieningsknop naar boven BATT MEMORY „8“ of naar beneden „2“ te bewegen. • Beweeg de bedieningsknop naar rechts „6“ om in staat te zijn het geheugenprogramma te kunnen kiezen. Ηet geheugennummer knippert. [ BATT MEMORY 1] ENTER SET-> • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of baar beneden „2“ om één van de 10 geheugens te kiezen. • Beweeg de bedieningsknop naar rechts „6“ om BATT TYPE te kunnen komen tot de keuze van de beschikbare LiPo instelfunctie. Eerst wordt het type accu getoond, zie de afbeelding rechts. Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om de gewenste instelfunctie te kiezen. Moet een instelling gewijzigd worden, beweeg de bedieningsknop dan naar rechts „6“. De betreffende instelbare waarde knippert. Wijzig het knipperende getal door de bedieningsknop naar boven „8“ dan wel naar beneden „2“ te bewegen. Beëindig de instelling door de bedieningsknop naar rechts „6“ te bewegen. De ingestelde waarde houdt op met knipperen. U kunt vervolgens aansluitend een andere instelfunctie uitkiezen, zie boven. Om terug te gaan naar het kiezen van het geheugen beweegt u de bedieningsknop naar links „8“. Voor het in het geheugen opslaan van de SAVE PROGRAM ingestelde waarden moet u de instelfunctie „SAVE ENTER PROGRAM“ kiezen en de bedieningsknop aansluitend naar rechts „6“ bewegen. Doet u dat niet dan gaan alle instellingen verloren! 45 U heeft de beschikking over de volgende sleutelfuncties: Afhankelijk van het ingestelde type accu (LiPo, LiIon, LiFe, NiMH, NiCd, Pb) zijn verschillende instelfuncties beschikbaar. Er is bijvoorbeeld alleen bij lithiumaccu‘s een functie voor het per cel instellen van een bepaalde spanning waarbij het opladen stopt. Stel daarom altijd eerst het accutype in en pas daarna andere gegevens zodat de oplader u de juiste instelfuncties kan aanbieden. Accutype BATT TYPE LiPo Kies hier het accutype „LiPo“, „LiIon“, „LiFe“, „NiMH“, „NiCd“ of „Pb“. Zoals al eerder beschreven moet deze keuze als eerste gedaan worden om ervoor te zorgen dat de juiste instelfuncties getoond worden. Accuspanning BATT VOLTS 7.4V(2S) Afhankelijk van het ingestelde type accu kan de accuspanning hier ingesteld worden. Er kan echter geen willekeurige spanning worden ingesteld maar de grootte van de stappen is afhankelijk van de nominale spanning van de afzonderlijke cellen van de betreffende accu (zie hfst. 9). Zo bedraagt bijvoorbeeld de nominale spanning van een afzonderlijke cel van een LiPoaccu 3,7 V. Dientengevolge kan de accuspanning ook alleen maar worden ingesteld in stappen van 3,7 V (3,7 V, 7,4 V, 11,1 V etc.). Laadstroom CHARGE CURRENT 2.2A Stel de door u gewenste oplaadstroom in (0,1....16,0 A). Deze moet zo gekozen worden dat hij past bij de gebruikte accu. Let erop dat de oplaadvermogen van de oplader maximaal 180 W bedraagt. Bij accu‘s met een groot aantal cellen is dus niet de maximale laadstroom beschikbaar. 46 Ontlaadstroom DSCH CURRENT 1.2A Stel de door u gewenste ontlaadstroom in (0,1....8,0 A). Deze moet zo gekozen worden dat hij past bij de gebruikte accu. Houd er rekening mee dat het ontlaadvermogen van de oplader max. 30 W bedraagt. Bij accu‘s met een groot aantal cellen is dus niet de maximale ontlaadstroom beschikbaar. Spanning per cel waarbij het ontladen stopt DSCH VOLTAGE 3.0V/CELL Hier kan de spanning per cel ingesteld wordt waarbij het ontladen beëindigd wordt. Opgelet! Stel nooit een te lage spanning in. Bij lithiumaccu‘s kan dit bijvoorbeeld tot een diepontlading aanleiding geven waardoor de accu permanent beschadigd wordt! Spanning per cel waarbij het opladen stopt TVC=YOUR RISK! 4.20V Hier kan bij lithiumaccu‘s per cel de spanning ingesteld worden waarbij het opladen beëindigd wordt. Opgelet! Stel nooit een te hoge spanning in. Bij lithiumaccu‘s kan dat leiden tot brand of een ontploffing van de accu! 47 Uitschakelen bij te hoge temperatuur TEMPERATURE CUT-OFF 50C De oplader kan het opladen/ontladen automatisch afbreken als de temperatuur van de accu de hier ingestelde waarde overschrijdt. Om van deze functie gebruik te kunnen maken is een externe temperatuursensor noodzakelijk (niet meegeleverd). Deze moet aangesloten worden op de daarvoor bestemde bus aan de rechterkant van de oplader. Onderhoudslaadstroom (alleen voor NiMH- en NiCd-accu‘s) TRICKLE 100mA Stel hier de onderhoudslaadstroom in. Als een NiMH- of een NiCd-accu volledig opgeladen is, verliest deze door zelfontlading langzamerhand weer een deel van zijn lading. Door de onderhoudslaadstroom (korte oplaadimpulsen, geen continue oplaadstroom!) wordt ervoor gezorgd dat de accu volledig opgeladen blijft. Bovendien verhindert dit dat er zich in de accu kristallen vormen. Vertragingstijd bij Delta-U-herkenning (alleen bij NiMH- en NiCd-accu‘s) PEAK DELAY 1Min De oplader stopt het opladen van NiMH- dan wel NiCd-accu‘s volgens de Delta-U-methode. Stel hier in hoe lang de oplader na deze herkenning nog doorladen moet. 48 Spanning voor Delta-U-herkenning (alleen bij NiMH-accu‘s) DELTA PEAK SENSE 4mV/C Stel hier de spanning in waarbij bij een Delta-U-oplaadprocedure een volledig opgeladen accu herkend wordt. Is een te hoge waarde ingesteld dan herkent de oplader onder bepaalde omstandigheden niet dat de accu volledig opgeladen is. Hier reageert dan gewoonlijk de veiligheidsschakeling voor de oplaadduur of voor de maximale capaciteit (aangenomen dat die juist is ingesteld). Is een te lage waarde ingesteld dan schakelt de oplader zich te vroeg uit en wordt de accu niet volledig opgeladen. Verander de spanning stapsgewijs en controleer het opladen. Door het grote aantal verschillende accu‘s is het niet mogelijk een optimale waarde aan te raden. b) Accugegevens opslaan Om de ingestelde waarden in het geheugen op te slaan moet u de instelfunctie „SAVE PROGRAM“ kiezen en de bedieningsknop aansluitend naar rechts „6“ bewegen. Doet u dat niet dan gaan alle instellingen verloren! De oplader toont als er iets in het geheugen opslagen wordt een daarbij behorende melding op het beeldscherm en laat ook een geluidssignaal horen. SAVE PROGRAM ENTER SAVE PROGRAM SAVE.... Als u later in het hoofdmenu van de oplader de functie [ BATT MEMORY 1] „BATT MEMORY“ kiest en daarna de informatiebevattenLiPo 7.4V(2S) de geheugenplaats, dan laat de oplader u de belangrijkste informatie zien (zie voorbeeld in de afbeelding rechts). ÇÈ [ BATT MEMORY 1] Zo kunt u met de eerste oogopslag herkennen welke D:2.2A accu of welke gegevens in het geheugen zijn opgeslagen. C:2.2A 49 c) Accugegevens laden • Kies in het hoofdmenu van de oplader de functie PROGRAM SELECT „BATT MEMORY“ door de bedieningsknop naar boven BATT MEMORY „8“ of naar beneden „2“ te bewegen. • Beweeg de bedieningsknop naar rechts „6” om het geheugennummer te kunnen kiezen. Het geheugennummer knippert. [ BATT MEMORY 1] LiPo 7.4V(2S) Is in het geheugen informatie opgeslagen, dan worden [ BATT MEMORY 2] de belangrijkste gegevens getoond, is het geheugen ENTER SET-> leeg dan verschijnt „ENTER SET ->“ op het beeldscherm. • Laad de accugegevens die in het gekozen geheugen zijn opgeslagen door de bedieningsknop 3 seconden lang naar rechts „6“ te duwen. Op het beeldscherm verschijnt de melding „ENTER CHARGE LOAD.....“, waarop de gegevens geladen worden en het gewenste laad-/ontlaadprogramma gekozen en gestart kan worden. ENTER CHARGE LOAD.... Als u de bedieningsknop bij een lege geheugenplaats naar rechts „6“ geduwd houdt, start de oplader de kies-/instelmodus (zie hfst. 16 a). 50 17. SPANNINGSINDICATIE VOOR LITHIUMACCU‘S De oplader kan de actuele spanning van de cellen van een lithiumaccu (LiPo, LiIon, LiFe) tonen. Hiervoor moet de lithiumaccu over een balanceraansluiting beschikken die via het meegeleverde balancerboard met de oplader verbonden moet worden. Ga als volgt te werk: • Kies in het hoofdmenu van de oplader de functie „LI BATT METER“ door de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ te bewegen. • Beweeg de bedieningsknop naar rechts „6” om bij de spanningsindicatie te komen • Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om om te schakelen van de spanning van de afzonderlijke cellen naar de gezamenlijke spanning van de cellen of de maximum /minimum spanning van de cellen. PROGRAM SELECT LI BATT METER 4.19 4.15 4.18 V 0.00 0.00 0.00 V MAIN 12.52V H4.190V L4.150V De bovenste regel van het beeldscherm („MAIN“) toont de totale spanning van het gehele aangesloten accupack. Op de onderste regel van het beeldscherm staat links de maximum celspanning („H“) en rechts de minimum celspanning („L“) van alle cellen van het aangesloten accupack. Zo kunt u in een oogopslag de spanningsverschillen zien tussen de verschillende cellen. 51 18. SYSTEEMINSTELLINGEN In de systeeminstellingen van de oplader zijn diverse standaardinstellingen samengevat. Bij aflevering zijn de meest gangbare waarden ingevoerd. Afhankelijk van de accu die u opladen of ontladen wil, zijn echter bepaalde veranderingen zinvol. Ga als volgt te werk: • Kies in het hoofdmenu van de oplader de functie PROGRAM SELECT „SYSTEM SET->“ door de bedieningsknop naar boven SYSTEM SET-> „8“ of naar beneden „2“ te bewegen. • Beweeg de bedieningsknop naar rechts „6“ om bij de eerste beschikbare instelfunctie te komen. Eerst wordt de duur van de pauze tussen een laad-/ontlaadprocedure (bijv. bij cyclisch gebruik) getoond (zie afbeelding rechts). Rest Time CHG>DCHG 10Min Beweeg de bedieningsknop naar boven „8“ of naar beneden „2“ om de gewenste instelfunctie te kiezen. Moet een instellingen gewijzigd worden, beweeg de bedieningsknop dan naar rechts „6“. De betreffende instelbare waarde knippert. Wijzig het knipperende getal door de bedieningsknop naar boven „8“ dan wel naar beneden „2“ te bewegen. Beëindig het instellen door de bedieningsknop naar rechts „6“ te bewegen. De betreffende ingestelde waarde houdt op met knipperen; de waarde is in het geheugen opgeslagen. U kunt vervolgens aansluitend een andere instelfunctie uitkiezen, zie boven. Beweeg de bedieningsknop naar links „4” om terug te keren naar het hoofdmenu. Neem voor een beschrijving van de instelfuncties de informatie op de volgende bladzijden in acht. 52 Duur van de pauze tussen laad-/ontlaadprocedures Rest Time CHG>DCHG 10Min Als een accu wordt opgeladen, wordt deze warm (in welke mate is afhankelijk van de laadstroom). Bij een cyclisch gebruik kan de oplader een pauze inlassen tussen opladen en ontladen zodat de accu kan afkoelen voordat een ontlading begint. Veiligheidstimer SAFETY TIMER ON 120Min Als een oplaadprocedure start, dan start ook de interne veiligheidstimer. Als de oplader om de een of andere reden niet kan vaststellen of de accu volledig opgeladen is (bijv. bij de Delta-Uherkenning) dan wordt, als de veiligheidstimer is aangezet, het opladen na afloop van de hier ingestelde tijd beëindigd. Dit beschermt de accu tegen overlading. De veiligheidstimer kan aan- („ON“) of uitgezet („OFF“) worden en ook kan de op de veiligheidstimer ingestelde tijd veranderd worden. Stel echter geen te korte tijd in omdat anders de accu niet volledig opgeladen wordt omdat de veiligheidstimer het opladen te snel afbreekt. Bereken de op de veiligheidstimer in te stellen tijd als volgt: Voorbeelden: Accucapaciteit Laadstroom Timertijd 2000 mAh 2,0 A 2000 / 2,0 = 1000 / 11,9 = 84 minuten 3300 mAh 3,0 A 3300 / 3,0 = 1100 / 11,9 = 92 minuten 1000 mAh 1,2 A 1000 / 1,2 = 833 / 11,9 = 70 minuten De factor 11,9 dient ervoor om ervoor te zorgen dat de accu tot 140% van zijn capaciteit opgeladen is voordat de veiligheidstimer actief wordt (de accu is daardoor gegarandeerd volledig geladen). 53 Automatische uitschakeling als bepaalde lading is geladen Capacity Cut-Off ON 5000mAh Door deze veiligheidsfunctie van de oplader wordt het opladen automatisch afgebroken als de accu tot een bepaald deel van zijn capaciteit opgeladen is. Deze veiligheidsfunctie kan aan- („ON“) of uitgezet („OFF“) worden en ook kan de capaciteit ingesteld worden. Stel echter geen te kleine capaciteit in omdat anders de accu niet volledig opgeladen kan worden. Toetsenbevestigings-/waarschuwingssignalen aan-/uitzetten Key Beep Buzzer ON ON Met de functie „Key Beep“ wordt de bevestigingsgeluidstoon dat klinkt bij iedere druk op een toets, aan- („ON“) dan wel uitgezet („OFF“). Met behulp van de functie „Buzzer“ kan het geluidssignaal bij diverse functies/waarschuwingsmeldingen aan („ON“) dan wel uitgezet („OFF“) worden. Bewaking van de ingangsspanning Input Power Low Cut-Off 11.0V Deze functie bewaakt de spanning die op de ingang van de oplader staat. Dit is nuttig als voor de stroomvoorziening gebruik wordt gemaakt van een 12 V-autoaccu. Zakt de spanning onder de ingestelde waarde dan wordt het opladen onderbroken om te voorkomen dat er een diepontlading van de autoaccu optreedt. 54 Indicatie van de temperatuur van de accu en de oplader Ext.Temp Int.Temp 0C 19C Met deze functie kunt u de interne en de externe temperatuur laten weergeven. De externe temperatuur kan alleen getoond worden als een externe temperatuursensor is aangesloten (niet meegeleverd maar wel verkrijgbaar als accessoire). Werkinstellingen laden (Reset) LOAD FACTORY SET ENTER Hier kunnen de werkinstellingen opnieuw worden ingevoerd (Reset). Duw de bedieningsknop 3 seconden lang naar rechts „6“ te duwen. Daarop verschijnt op de onderste regel van het beeldscherm „COMPLETED“; de oplader herstart nu en bevindt zich daarop weer in het hoofdmenu. Let wel dat alle door u ingestelde waarden overschreven zijn en teruggezet zijn op de standaard werkinstellingen; ook alle 10 accugeheugens (zie hfst. 16) zijn gewist. Firmware-versie tonen VERSION 1.03 Rechts onderin het beeldscherm wordt de actuele firmware-versie van de oplader getoond. 55 19. AANSLUITING OP EEN PC Installeer eerst de software en de drivers die op de meegeleverde cd staan voordat u de oplader op een computer aansluit. Volg voor de bediening van de software de betreffende informatie die op de cd of in de hulpfunctie staat. • Leg de meegeleverde CD in de daarvoor bestemde drive van uw computer. • Mocht het installatieprogramma niet automatisch starten, open dan de inhoudsopgave van de CD bijv. met de bestandsmanager van Windows en start het programma handmatig. • Volg alle instructies van de software. • Verbind nu de USB-bus van de oplader (zie hfst. 6, sectie 3) met een daarvoor geschikte USB-kabel (niet meegeleverd) met de USB-poort van de PC. Windows herkent nieuwe hardware en beëindigt de installatie van de drivers. Het is mogelijk dat Windows aansluitend herstart moet worden. • Start de software. Als u problemen constateert, start de software dan als test met administratorrechten. Als de oplader met een USB-verbinding aan een PC is gekoppeld, kan de oplader alleen met de PC bestuurd worden en niet met behulp van de bedieningsknop op de oplader. 56 20. WAARSCHUWINGSMELDINGEN OP HET BEELDSCHERM REVERSE POLARITY De polariteit van de accuaansluitingen is verwisseld. CONNECTION BREAK De verbinding met de accu is verbroken bijv. als de accu tijdens het opladen ontkoppeld is. CONNECT ERROR CHECK MAIN PORT De accu is onjuist gepoold aangesloten. BALANCE CONNECT ERROR De balanceraansluiting van de accu is onjuist aangesloten of is verkeerd gepoold. DC IN TOO LOW De ingangsspanning (bedrijfsspanning) voor de oplader is te laag (<11 V). DC IN TOO HIGH De ingangsspanning (bedrijfsspanning) voor de oplader is te hoog (>18 V). CELL ERROR LOW VOLTAGE De spanning van één cel van een aangesloten lithiumaccu is te laag. CELL ERROR HIGH VOLTAGE De spanning van één cel van een aangesloten lithiumaccu is te hoog. CELL ERROR VOLTAGE INVALID De spanning van één cel van een aangesloten lithiumaccu is niet te meten. CELL NUMBER INCORRECT Het ingestelde aantal cellen is onjuist. 57 INT.TEMP.TOO HI De temperatuur van de oplader is te hoog. Controleer indien nodig de ventilator. EXT.TEMP.TOO HI De met een externe sensor gemeten accutemperatuur is te hoog. OVER CHARGE CAPACITY LIMIT De ingestelde capaciteitslimiet (zie hfst. 18) is overschreden. OVER TIME LIMIT De ingestelde tijdslimiet voor het opladen (zie hfst. 18) is overschreden. BATTERY WAS FULL De aangesloten accu is vol. Controleer indien nodig de instelling van het aantal cellen. 58 21. ONDERHOUD EN REINIGING Het product is onderhoudsvrij, maak het dus nooit open. Laat reparaties alleen uitvoeren door een vakman of servicewerkplaats anders bestaat het gevaar dat het product kapot gaat en bovendien verloopt dan de vergunning (CE) en de garantie. Maak het product schoon met een zacht, schoon, droog en pluisvrij doekje. Gebruik geen schoonmaakmiddelen; de behuizing en de opschriften kunnen daardoor aangetast worden. Stof kan gemakkelijk met een langharige, zachte, schone penseel en een stofzuiger verwijderd worden. 22. VERWIJDERING a) Algemeen Als het product niet meer werkt, moet u het volgens de geldende wettelijke bepalingen voor afvalverwerking inleveren. b) Batterijen en accu‘s U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen en accu’s in te leveren; verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan. Batterijen/accu‘s die schadelijke stoffen bevatten, worden aangeduid met het hiernaast staande symbool dat aangeeft dat het verboden is deze voorwerpen met het huisvuil weg te gooien. De aanduidingen voor irriterend werkende, zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwikzilver, Pb = lood (de aanduiding staat op de batterijen/accu’s, bijv. onder het aan de linkerzijde afgebeelde vuilnisbaksymbool). U kunt verbruikte batterijen gratis bij de verzamelpunten van uw gemeente, onze filialen of overal waar batterijen worden verkocht, afgeven. Zo vervult u uw wettelijke verplichtingen en draagt u bij tot de bescherming van het milieu. 59 23. TECHNISCHE GEGEVENS Bedrijfsspanning....................11 tot 18 V/DC Oplaadkanalen .....................1 Stroomverbruik......................Afhankelijk van de laadstroom en de accu, max. ca. 17 A bij 12 V/DC Oplaadstroom........................0,1 - 16,0 A Tolerantie ±0,3 A bij 0,1 - 1 A resp. ±10% bij 1 - 16 A Max. oplaadvermogen . ........180 W Ontlaadstroom.......................0,1 - 8,0 A Tolerantie ±10% Max. ontlaadvermogen . .......30 W Geschikte accu‘s...................NiMH/NiCd, 1 - 15 cellen, 100 - 50000 mAh LiPo/LiIon/LiFe, 1 - 6 cellen, 100 - 50000 mAh Pb, 1 - 10 cellen, 100 - 50000 mAh Ontlaadstroom balancer .......200 mA per cel Omgevingstemperatuur.........0 °C tot +40 °C, luchtvochtigheid 0% tot 80% relatief, niet condenserend Gewicht..................................422 g Afmetingen............................110 x 95 x 50 mm (L x B x H) 60 61 62 63 $ Colofon Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com). Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. © Copyright 2014 by Conrad Electronic SE. V1_1014_02
© Copyright 2024 ExpyDoc