H2O 35(22) - koerselmanconsulting

Actualiteit
Medio 2003 eindresultaat van projectgroep
Toekomstverkenningen
voor de waterleidingbedrijfstak
Ontwikkel vier realistische toekomstbeelden voor de waterleidingbedrijfstak. Vertaal deze beelden in
kennisbehoeften en onderzoekslijnen voor de bedrijfstak en lever hiermee bouwstenen voor bedrijfsstrategieën en lange termijn plannen voor de individuele participanten in het bedrijfstakonderzoek
(BTO). Zo luidt de opdracht waarvoor een projectgroep met de werktitel ‘De Kartonnen Doos’ zich
tot medio 2003 geplaatst ziet. Dan moet het eindrapport (fraai verpakt in een kartonnen doos) worden opgeleverd, waarmee zowel de bedrijfstak als de individuele waterleidingbedrijven adequaat
kunnen inspelen op externe ontwikkelingen.
Tijdig en adequaat inspelen op externe
ontwikkelingen is van belang voor de waterleidingbedrijfstak, zeker nu deze sterk in
beweging is. Diverse maatschappelijke en
technologische ontwikkelingen (mechanisering, informatisering, miniaturisering, gentechnologie) zorgen ervoor dat de toekomst
steeds sneller dichterbij komt. De waterlei-
dingsector moet daar - zeker gezien de lange
investeringstermijnen - tijdig op in kunnen
spelen. Ze moet kunnen meebewegen met de
toekomst in plaats van na te schokken, zoals
in het geval van de verdrogingsproblematiek, elektrodialyse en - recentelijk Legionella is gebeurd, aldus de projectgroep.
Toekomstverkenningen met behulp van
scenarioplanning is daarbij een handig
hulpmiddel. Scenarioplanning maakt het
mogelijk om nu al rekening te houden met
toekomstige trends en trendbreuken.
Vorig jaar is de basis gelegd voor ‘De Kartonnen Doos’. Geprobeerd wordt om in
samenwerking met zoveel mogelijk vertegenwoordigers uit de waterleidingwere ld
toekomstbeelden te ontwikkelen. Medio volgend jaar wil de projectgroep het resultaat
aan de bedrijfstak presenteren. Hiermee
onderstreept Kiwa Water Research in Nieuwegein ook zijn nieuwe rol in de drinkwatersector: het instituut moet fungeren als de
‘ogen en oren’ van de waterleidingbedrijfstak. Die wens had de bedrijfstak vorig jaar
duidelijk richting Kiwa geuit.
‘High potentials’
De waterleidingbedrijven worden daarom
nauw bij het proces betrokken. In het projectteam zitten vertegenwoordigers van elf waterleidingbedrijven (zie foto). Het gaat om een
groep jonge ‘high potentials’, die vorm kunnen geven aan de toekomst van de bedrijfstak.
In samenwerking met het Utrechtse
advies- en opleidingenbureau CIBIT en
VEWIN, en ondersteund door Kiwa, is het
project april jongstleden van start gegaan.
De leden van de projectgroep ‘De Kartonnen Doos’: v.l.n.r. Eri Salomé (Hydron Flevoland), Mark Schaap (Waterbedrijf Groningen), Karin Stemgeé (Vlaamse Maatschappij voor
Watervoorziening), Patrick van der Wens (Brabant Water), Marc van Eekeren (Kiwa), Rik Mars (Gemeentewaterleidingen Amsterdam), Joost Maas (Tilburgsche Waterleiding
Maatschappij), Ben Römgens (Cibit), René Wisse (Delta), Aleid Diepeveen (Waterleidingmaatschappij Drenthe), Willem Koerselman (Kiwa), Marco Kortleve (Duinwaterbedrijf
Zuid-Holland), Dieuwke Voorhoeve (Kiwa), Ineke van Hooff (PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland), Carleen Mesters (Kiwa) en Anne Mathilde Hummelen (Kiwa).
Op de foto ontbreken Ellen Broekmans (Waterleidingmaatschappij Limburg) en Toine Ramaker (Kiwa). (foto: Michelle Muus).
4
H 2 O # 21•2002
Vier toekomstbeelden
Het projectteam heeft op basis van
bestaande bronnen (CPB, OECD, CBS etc.) uit
een groslijst van meer dan 100 trends er 28
geselecteerd die relevant zijn voor de drinkwatersector. De trends hebben zowel betrekking op technologisch ontwikkelingen
(sensoren en ICT) als op sociaal-culturele
ontwikkelingen (consumentenvertrouwen),
economie (economische groei en netwerkrelaties), politiek (internationalisering en
publiek-private samenwerking), ecologie
(duurzaamheid en klimaatsverandering) en
demografie (vergrijzing en diversiteit leefvormen). Van deze trends is het effect op de
drinkwatersector geschetst op drie terreinen:
producten en diensten (Waar zal de klant om
vragen?) , productie en distributie (Wat zijn
de effecten van de trend op de wijze waarop
we water produceren en transporteren?) en
samenwerking en organisatie (Met wie werken waterbedrijven samen en hoe organiseren ze zich als deze trend doorzet?).
Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van
eerder voor de bedrijfstak uitgevoerde toekomstverkenningen (van bijvoorbeeld
Twynstra, Arthur D. Little en Awwarf). De
aandacht concentreert zich op de ‘blinde
vlekken’ in deze studies en de praktische toepassing van de resultaten. De resultaten van
deze eerste verkenning staan reeds op papier
en zijn eind mei gepresenteerd aan het College van Opdrachtgevers, de bedrijfstakdelegatie die het bedrijfstakonderzoek voor de
waterleidingsector aanstuurt.
Op basis van de eerste verkenning wordt
momenteel de aandacht toegespitst op elf
trends waarvan het effect op de drinkwatersector groot lijkt, maar nader onderzoek
nodig is om de trend en het daadwerkelijke
effect op de bedrijfstak beter in beeld te
brengen. Dit onderzoek wordt door de vertegenwoordigers van de waterleidingbedrijven
uitgevoerd in elf deelprojecten. Het onderzoek omvat interviews, workshops, bedrijfsbezoeken en ‘desk-research’ (internet, literatuur). Het accent ligt op het effect van de
trends op de bedrijfstak en op de wijze waarop de bedrijfstak op deze trends kan inspelen. De resultaten van iedere trendanalyse
worden door de teamleden in een serie artikelen gerapporteerd in H2O.
Op basis van de trendanalyes ontwikkelt
het projectteam daarna vier gelijkwaardige
‘Jules Verne-achtige’ toekomstbeelden: beelden die onderling sterk verschillen, maar
tegelijkertijd even waarschijnlijk én realistisch zijn. De toekomstbeelden geven aan
welke kennis binnen de bedrijfstak nodig is
om in de toekomst succesvol te zijn en welk
BTO-onderzoek nodig is om die kennis te
genereren. Vooral onderzoek dat in meerdere
van de vier toekomstbeelden relevant is, verdient natuurlijk aandacht. Daarmee krijgt
het College van Opdrachtgevers een instrument in handen, waarmee het een innovatief
toekomstgericht onderzoekprogramma kan
vaststellen.
Belangstelling van buiten
De aanpak in het project ‘De Kartonnen
Doos’ is bijzonder, omdat het de lange termijn kennisbehoefte goed in beeld brengt.
Daarom heeft Technology Foresight (Brussel)
de projectgroep gevraagd om in december de
aanpak toe te lichten. Technology Foresight
brengt namens de EU initiatieven op het
gebied van scenarioplanning in kaart en is
momenteel bezig met het vaststellen van de
toekomstige kennisbehoefte van de EU.
Met Shell en andere ondernemingen en
kennisinstituten die toekomstverkenningen
uitvoeren, lopen inmiddels contacten om
informatie uit te wisselen.
Van project naar proces
Volgens Kiwa bestaat bij de waterleidingbedrijven behoefte aan het in kaart
brengen van toekomstbeelden. De enthousiaste deelname in het projectteam, de daaruit voortvloeiende terugkoppeling naar het
eigen bedrijf én het draagvlak binnen het
College van Opdrachtgevers geven dat aan,
aldus Kiwa. Volgens het instituut gaat het
om een blijvende behoefte, omdat de toekomst nooit op houdt te bestaan. Het verdient dan ook aanbeveling om het uitvoeren
van toekomstverkenningen tot een continu
proces te maken, zodat de gehele bedrijfstak
én individuele BTO-participanten in staat
zijn om te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen, zo besluit Kiwa. ¶
Voor meer informatie:
Marc van Eekeren (030) 606 97 13.
Themanummer over
drinkwater
Na themanummers over riolering, afval- en
proceswater verschijnt op 6 december een
themanummer van H2O over drinkwater.
Voor dit nummer kunt u nog wetenschappelijke artikelen opsturen tot 8 november.
Niet-wetenschappelijke artikelen kunnen
aangeleverd worden tot 22 november.
Een handleiding voor Platform-artikelen is
op te vragen bij de redactie (010) 427 41 65.
Ze stond ook afgedrukt in H2O nr. 14/15
(pag. 51).
Actualiteit
Eerste dijk verlegd
in kader verruiming
rivieren
Bij het industrieterrein de Bakenhof in Arnhem
heeft op 2 oktober de inmiddels demissionaire
staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
Melanie Schultz van Haegen, met een theatraal
spektakel de afronding gevierd van de eerste
dijkverlegging in Nederland in het kader van
‘Ruimte voor de rivier’. De nieuwe dijk ligt 200
meter achter de oude. De oude dijk is verlaagd
en in het gebied daartussen is de uiterwaard
afgegraven zodat een geul is ontstaan die bij
hoog water deel uitmaakt van de Rijn.
Bij het industrieterrein bestond weinig
ruimte voor de Rijn. Rijkswaterstaat besloot
daarom, samen met Waterschap Rivierenland, de provincie Gelderland en de gemeenten Arnhem en Bemmel de dijk te verplaatsen. Dit is in twee fasen gebeurd. Eerst werd
de nieuwe dijk binnendijks aangelegd. Deze
loopt 200 meter landinwaarts over een lengte
van 1200 meter. De uiterwaardegrond die in
het verleden door de Rijn vervuild raakte, is
afgegraven. De nieuwe dijk had een jaar
nodig om stevig te worden.
Tijdens de tweede fase is de oude dijk
afgegraven en de uiterwaard verlaagd. Hierin is de nevengeul gegraven. Deze staat in
open verbinding met de Rijn, zodat het
water blijft stromen. In de nieuwe uiterwaard ligt een fiets- en wandelpad en een
brug zodat recreanten om de geul heen kunnen lopen of fietsen. Het zuidelijk gedeelte is
ingericht als natuurgebied, zodat ook de
natuur profiteert van de dijkverlegging.
De dijkverlegging zorgt ter plaatse voor
een verlaging van de waterstand met zeven
centimeter. In combinatie met andere projecten (een spoorbrug bij Oosterbeek en een
stuweiland bij Driel) die nog lopen, wordt de
waterstand verder verlaagd. De Bakenhof is
het eerste project in een reeks die de komende tien tot vijftien jaar wordt afgerond. De
kosten zijn deels betaald met een subsidie
van IRMA (Internationale Rijn-Maas-activiteiten). ¶
Voor meer informatie: Rijkswaterstaat directie
Oost-Nederland (026) 368 88 46.
H 2 O # 21•2002
5