Fiscale verwerking bij fusies

F iscaliteit
Fiscale verwerking
bij fusies
Pierre-François Coppens
Belastingconsulent
De volgende bijdrage is een methodologische tool waar economische beroepsbeoefenaars gebruik
van kunnen maken om hun opdracht inzake fiscale adviesverlening bij fusies tot een goed einde
te brengen. Dit is een synthetische opsomming van de punten waarop een accountant en/of
belastingconsulent moet letten in het kader van de evaluatie van fiscale risico’s met betrekking
tot een fusieverrichting. De belangrijkste voorwaarden met betrekking tot de belastingneutraliteit
van de fusies worden bestudeerd, net als de gevolgen op het vlak van btw en registratierechten. Het
artikel onderzoekt bovendien de overneming van een filiaal door een onderneming.
1. Algemene voorwaarden voor belastingvrijstelling –
Artikel 211, § 1 WIB 1992
Naleving van de drie basisvoorwaarden: overneming of
fusie door binnenlandse of intra-Europese vennootschap,
geen belastingfraude of -ontwijking (geldige motieven) en
overeenstemming met het Belgische of buitenlandse vennootschapsrecht.
2. Bestaan van geldige motieven – Artikel 183bis WIB
1992
De verrichting mag niet als hoofddoel of een van de
hoofddoelen belastingfraude of -ontwijking hebben. De bewijslast berust bij de fiscus.
De belastingplichtige moet zijn medewerking verlenen
door de niet-fiscale motieven voor de verrichting mee te delen. Als de fiscus het ontbreken van geldige economische
motieven aantoont, is er een vermoeden van belastingfraude of -ontwijking. Een economische reden die leidt tot belastingontwijking kan niet als ‘geldig’ worden beschouwd.
Maar niet-economische redenen kunnen dienen om het vermoeden te weerleggen, ongeacht of ze worden vastgesteld
bij de overgenomen of bij de overnemende vennootschap.
Volgens deze logica zouden de volgende twee redenen
moeten worden uitgesloten:
1. een overweging die, hoewel zij niet fiscaal is, zodanig
algemeen is dat zij te vinden is in elke herstructureringsverrichting (de Dienst voorafgaande beslissingen
– DVB – redeneert op dezelfde manier), bijvoorbeeld
besparingen voor het opstellen en openbaar maken
van de jaarrekening;
2. een overweging die weliswaar specifiek is voor de bedoelde verrichting, maar zodanig zwak is dat geen enkele normale persoon die verrichting enkel en alleen
om die reden zou uitvoeren (de echte overweging is
bijgevolg niet de aangevoerde overweging).
Als er geen fiscaal voordeel is, is er geen reden om een
geldige economische overweging in te roepen om de belastingneutraliteit van de verrichting mogelijk te maken.
De aanwezigheid van fiscale voordelen kan alleen worden
beoordeeld ten opzichte van de vennootschapsbelasting en
de directe belastingen die verschuldigd zijn door de vennoten van de betrokken vennootschappen.
3. Geen fiscaal misbruik (algemene antimisbruik­
maatregel) – Artikel 344, § 1 WIB 1992
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige middels de door hem gestelde rechtshandeling of
het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:
1° een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de
doelstellingen van een bepaling van dit wetboek of de
ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het
toepassingsgebied van die bepaling plaatst; of
2° een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op
een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van
dit wetboek of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou
2 014/1
23
F iscaliteit
zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in
wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de
keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het
ontwijken van inkomstenbelastingen.
Indien de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert,
worden de belastbare grondslag en de belastingberekening
zodanig hersteld dat de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van de wet wordt onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.
De nieuwe bepaling heeft tot doel alle fiscale misbruiken
te bestrijden zonder dat de belastingadministratie een nieuwe juridische kwalificatie moet aantonen voor de door een
belastingplichtige gestelde handeling.
De definitie van het begrip ‘fiscaal misbruik’ in artikel 344,
§ 1 WIB 1992 vereist het bestaan van een objectief en een
subjectief element.
Het objectieve element dat moet worden gecontroleerd,
is tweeledig:
1. Het vermijden van het toepassingsgebied of de aanspraak op
een belastingvoordeel
Het objectieve element houdt in dat de belastingplichtige een rechtshandeling of een geheel aan rechtshandelingen stelt waardoor hij zich ofwel buiten het toepassingsgebied plaatst van een bepaling van het WIB
1992 of van de uitvoeringsbesluiten ervan met een belastingbesparing tot gevolg, ofwel aanspraak maakt op
een belastingvoordeel waarin een bepaling van het
WIB 1992 of van de uitvoeringsbesluiten ervan voorziet in de vorm van een belastingvermindering.
2. De tegenstrijdigheid met de doelstellingen van de betreffende
bepaling
Het tweede deel van dit objectieve element houdt in
dat de belastingplichtige die zich buiten het toepassingsgebied van een bepaling van het WIB 1992 of van
de uitvoeringsbesluiten ervan heeft geplaatst of aanspraak maakt op een belastingvoordeel, de doelstellingen van de betreffende bepalingen overtreedt.
De antimisbruikmaatregel is dus van toepassing wanneer
het toepassingsgebied van een bepaling van het WIB 1992
verschilt met wat de wetgever heeft bedoeld, en dit verschil
wordt aangewend door de belastingplichtige die zich ofwel
buiten het toepassingsgebied ervan plaatst ofwel de bepaling inroept om een belastingvoordeel te halen.
Het subjectieve element veronderstelt dan weer dat de belastingplichtige de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen stelt met als hoofddoel het verkrijgen van een
belastingvoordeel. Circulaire nr. Ci.RH.81/616.207, AAFisc
nr. 17/2012 van 4 mei 2012 verduidelijkt dat dit subjectieve
element niet hoeft te worden vastgesteld door de belastingadministratie, omdat het om een subjectief element gaat
dat alleen de belastingplichtige kan kennen. Het zou immers
onmogelijk zijn dat de bewijslast bij de administratie berust.
Volgens de DVB kan een verrichting waarbij een vennootschap alle effecten van een vennootschap verwerft en vervolgens korte tijd erna overgaat tot de overneming ervan, fiscaal
misbruik uitmaken in de zin van artikel 344, § 1 WIB 1992.
4. Naleving vennootschapsrecht – Artikel 671 e.v.
W.Venn., artikel 629 W.Venn.
De hoofdetappes van een fusie kunnen in elk van de betrokken vennootschappen als volgt worden samengevat:
– het opstellen van de jaarrekening die is vastgesteld op
de dag vóór de datum waarop de fusie uitwerking zal
hebben of een boekhoudkundige staat die niet meer
dan drie maanden vóór de datum van het fusievoorstel
is vastgesteld;
– het opstellen van een fusievoorstel en de neerlegging
van dat voorstel op de griffie van de rechtbank van
koophandel ten minste zes maanden vóór de algemene
vergadering die zich over de fusie moet uitspreken;
– het opstellen van een omstandig schriftelijk verslag
door het bestuursorgaan over de wenselijkheid van de
fusie, de voorwaarden en de wijze waarop ze zal geschieden en de gevolgen ervan, de methoden volgens
welke de ruilverhouding van de aandelen of deelbewijzen is vastgesteld, en de voorgestelde ruilverhouding;
– het opstellen van een verslag van inbreng in natura –
op te stellen door een bedrijfsrevisor naar aanleiding
van de kapitaalverhoging van de overnemende vennootschap; ofwel ter vervanging van dat verslag, verschillende verslagen (één voor elke betrokken vennootschap) op te stellen door de commissaris, door een
extern accountant of een bedrijfsrevisor waarin wordt
verklaard dat de ruilverhouding naar zijn mening al
dan niet relevant en redelijk is;
– het naleven van de informatieverplichtingen aan de
aandeelhouders; het bezorgen van het fusievoorstel en
van de bovenvermelde verslagen aan de aandeelhouders
ten minste één maand vóór de algemene vergadering;
– het houden van de vergaderingen in aanwezigheid van
de notaris.
Er is geen schriftelijk of omstandig verslag noch een verslag van een beroepsbeoefenaar bij een ‘vereenvoudigde fu-
24
2 014/1
F iscaliteit
sie’ of een ‘met fusie gelijkgestelde verrichting’ (overdracht
van het volledige vermogen van een vennootschap naar
een vennootschap die al haar aandelen bezit).
Er dient ook te worden nagegaan in welke mate de overwogen fusieverrichting in overeenstemming is met artikel 629 van het Wetboek van Vennootschappen. Volgens
die bepaling mag een onderneming alleen financiële bijstand verlenen met het oog op de verkrijging van haar aandelen door een derde indien de volgende strikte voorwaarden zijn vervuld:
1. de verrichting moet gebeuren onder de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur en tegen billijke
marktvoorwaarden (dit wil zeggen rekening houdend
met de gewoonlijke rentevoet en met de gebruikelijke
waarborgen voor dezelfde types van financiering alsook met de financiële situatie van de derde partij);
2. de verrichting is onderworpen aan een voorafgaand besluit van de algemene vergadering der aandeelhouders
(zelfde quorum en meerderheid als voor een statutenwijziging);
3. de raad van bestuur stelt een verslag op waarin worden
vermeld: (i) de redenen voor de verrichting, (ii) het belang dat de vennootschap bij het aangaan van een dergelijke verrichting heeft, (iii) de voorwaarden waartegen de verrichting wordt aangegaan, (iv) de aan de
verrichting verbonden risico’s voor de liquiditeit en de
solvabiliteit van de vennootschap en (v) de prijs waartegen de aandelen worden verkocht.
Wanneer een bestuurder van de moedervennootschap
of de moedervennootschap zelf de begunstigde is van
de verrichting, dan bevat het verslag van de raad van
bestuur bovendien een specifieke verantwoording van
de genomen beslissing, rekening houdend met de hoedanigheid van de begunstigde, alsook met de vermogensrechtelijke gevolgen van de verrichting voor de
vennootschap;
4. de bijstand mag niet hoger zijn dan het bedrag van de
winst die vatbaar is voor uitkering (in de zin van
art. 617 W.Venn.); de vennootschap neemt aan de passiefzijde van haar balans een niet voor uitkering beschikbare reserve op voor het bedrag van de totale financiële bijstand.
De naleving van artikel 629 van het Wetboek van Vennootschappen heeft hoofdzakelijk betrekking op ‘debt push
down’-verrichtingen. Het gaat hierbij om een techniek die
het mogelijk maakt om de verwervingsschuld die werd aangegaan door een holdingmaatschappij om een vennootschap te kopen, geheel of gedeeltelijk over te dragen naar
die vennootschap. Die verrichtingen worden door de DVB
met terughoudendheid beoordeeld.
5. Terugwerkende kracht van fusieakte – Com IB 211/14
In principe wordt een boekhoudkundige retroactiviteitsclausule verboden door de fiscus. De administratieve commentaar verduidelijkt echter dat een dergelijke clausule geldig is wanneer het met de werkelijkheid overeenstemt,
betrekking heeft op een korte periode en een juiste toepassing van de belastingwetgeving niet in de weg staat.
De administratieve commentaar verduidelijkt in dat verband dat de retroactiviteit van minder dan zeven maanden
kan worden aanvaard.
Invloed van de retroactiviteit op de aftrek voor
risicokapitaal1:
Voorbeeld 1:
–
–
–
A en B sluiten af op 31 december
A neemt B over op 1 december 2013
Terugwerkende kracht tot 1 juli 2013
•
•
Hoe wordt de aftrek voor risicokapitaal berekend?
Volgens de administratie moet rekening worden gehouden met de terugwerkende kracht en moet ervan worden uitgegaan dat het risicokapitaal van B
werd overgedragen naar A op de datum van boekhoudkundige uitwerking (1 juli 2013)
Voorbeeld 2:
–
–
–
A en B sluiten af op 31 maart
A neemt B over op 15 maart 2014
Terugwerkende kracht tot 1 oktober 2013
Volgens de administratie moet rekening worden gehouden met de terugwerkende kracht:
• het risicokapitaal van B wordt overgedragen naar A
op de datum van boekhoudkundige uitwerking
• het bij B in aanmerking te nemen tarief is dat van
het aanslagjaar 2013
6. Belastingneutraliteit – Artikelen 211 en 212 WIB 1992
–
1
Het principe van belastingneutraliteit houdt in dat:
de activa- en passivabestanddelen van de overgenomen
vennootschap voor hun oorspronkelijke fiscale waarde
worden overgenomen door de overnemende vennootschap;
Voorbeelden uit een UHPC-seminarie dat hierover werd gegeven
door de heer David Debacker.
2 014/1
25
F iscaliteit
–
de afschrijvingen, investeringsaftrekken, belastingkredieten voor onderzoek en ontwikkeling, aftrekken voor
risicokapitaal, kapitaalsubsidies, minderwaarden of
meerwaarden worden bepaald alsof de fusie niet had
plaatsgevonden (art. 212 WIB 1992); de overnemende
vennootschap zet de aftrek voor risicokapitaal en het
belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling zonder beperking verder (volgens de DVB mag de overnemende vennootschap het recht op de overdracht van
de DBI van de vorige jaren behouden, de overgenomen
vennootschap echter niet);
– de fiscale regels als dusdanig van toepassing blijven op
de waardeverminderingen, voorzieningen, onder- en
overwaarderingen, kapitaalsubsidies, vorderingen,
meerwaarden en reserves die bij de overgenomen vennootschappen bestonden, voor zover die bestanddelen
worden teruggevonden in de activa van de overnemende of verkrijgende vennootschappen;
– de eigen kapitaalbestanddelen van de overgenomen
vennootschap hun fiscale kwalificatie behouden in de
overnemende vennootschap;
– de herwaarderingsmeerwaarden, de meerwaarden bedoeld in artikel 47 WIB 1992, de meerwaarden die naar
aanleiding van die verrichting verwezenlijkt worden of
vastgesteld, vrijgesteld zijn (art. 211, § 1, 1 WIB 1992);
– de kapitaalsubsidies bedoeld in artikel 362 WIB 1992
die nog niet als winsten werden aangemerkt, vrijgesteld zijn (nieuwe regel van de wet van 22 december
1998);
– de overige meerwaarden en belastingvrije reserves (bijvoorbeeld het monetaire gedeelte) vrijgesteld blijven.
7. Gestort kapitaal – Artikel 212, 1ste lid WIB 1992
Bij een fusie wordt het gestorte kapitaal – in de fiscale betekenis, dus met inbegrip van de ermee gelijkgestelde uitgiftepremies – van de overnemende vennootschap bepaald
alsof de fusie niet had plaatsgevonden.
Bij een latere verdeling of vermindering van het kapitaal
moet een onderscheid worden gemaakt tussen:
– de stortingen en terugbetalingen in alle vennootschappen vóór de fusie; en
– de stortingen en terugbetalingen in de overnemende
vennootschap na de fusie.
8. Belastingvrije reserves bij de overnemende
vennootschap – Artikel 211, § 2 WIB 1992
Behoud van de belastingvrije reserves bij de overnemende
vennootschap indien de voorwaarden vervuld zijn. Het
gaat meer bepaald om:
– de onaantastbaarheidsvoorwaarde;
26
2 014/1
–
het boeken op een afzonderlijke rekening van de kapitaalsubsidies, voorzieningen voor verliezen of kosten of
waardeverminderingen op handelsvorderingen;
– eventuele herbeleggingen binnen de termijn van drie
of vijf jaar;
– alle andere vrijstellingsvoorwaarden die betrekking
hebben op alle andere belastingvrije reserves die bij de
overnemende vennootschap terug te vinden zijn.
9. Begrip fiscale nettowaarde bij fusie – Artikel 184ter,
§ 3 WIB 1992
De fiscale nettowaarde van een bestanddeel stemt overeen
met de boekwaarde van dit bestanddeel, verminderd met de
uitgedrukte, niet-belaste meerwaarden van welke aard ook
(tenzij deze uitgedrukte meerwaarden al werden belast als
belaste reserves wegens de verwerping als overtollige afschrijvingen) en verhoogd met de verworpen afschrijvingen en de niet in aftrek aanvaarde waardeverminderingen
(behalve de waardeverminderingen op andere aandelen of
deelbewijzen dan de eigen aandelen van de vennootschap),
de fiscaal in aanmerking genomen onderschattingen van
voorraad of van activa en overschattingen van passiva.
De totale fiscale nettowaarde van de bestanddelen die naar
aanleiding van een fusie of ermee gelijkgestelde verrichting
worden overgedragen, is gelijk aan het verschil tussen:
– de fiscale nettowaarde van de ingebrachte activa; en
– de fiscale nettowaarde van de ingebrachte schulden,
verminderd met de vrijgestelde waardeverminderingen
en de vrijgestelde voorzieningen voor risico’s en kosten
voor zover ze als dusdanig terug te vinden zijn in de
boekhouding van de overnemende of verkrijgende
vennootschappen. De aan de ingebrachte activa verbonden schulden ten aanzien van derden worden in
mindering gebracht en de fiscale nettowaarde kan niet
lager zijn dan nul.
10.Bezit van aandelen van overgenomen vennootschap
door overnemende vennootschap: principes –
Artikel 726 W.Venn., artikel 211, § 1, 1ste lid en
artikel 264, 1ste lid, 2°, eerste streepje WIB 1992
Wanneer de inbreng niet volledig wordt vergoed met
nieuwe aandelen omdat de overnemende vennootschap
vooraf in het bezit is van aandelen of deelbewijzen, heeft
dat tot gevolg dat de bestanddelen van het maatschappelijk
vermogen van de overgenomen vennootschap niet langer
terug te vinden zijn in de overnemende vennootschap.
Het verdwijnen van het gestorte kapitaal heeft als gevolg dat
het niet meer belastingvrij kan worden terugbetaald aan de
aandeelhouders. Het verdwijnen van de andere bestanddelen
F iscaliteit
van het eigen vermogen (belaste reserves en andere belastingvrije reserves dan de louter uitgedrukte meerwaarden, deze die
onderworpen zijn aan de gespreide taxatie van art. 47, die vrijgesteld zijn op het tijdstip van de verrichting, alsook de meerwaarden die naar aanleiding van die verrichting worden verwezenlijkt of vastgesteld) wordt beschouwd als de uitkering
van een dividend dat in de belastbare grondslag moet worden
opgenomen, voor zover de verdwenen eigen middelen hoger
zijn dan het verdwenen geherwaardeerd gestort kapitaal.
De opname in de belastbare grondslag wordt echter gecompenseerd door een belastingvrijstelling in het geval dat
de belaste reserves verdwijnen. Dat dividend is echter niet
onderworpen aan de roerende voorheffing.
11.Bezit van aandelen van overgenomen vennootschap
door overnemende vennootschap: aanrekening van
eigen vermogen – Artikel 211, § 2 WIB 1992
Wanneer de inbreng niet volledig wordt vergoed met
nieuwe aandelen of deelbewijzen, moeten het gestorte kapitaal, de belaste reserves en de belastingvrije reserves van de
overgenomen vennootschap die bij de overnemende vennootschap bestonden, worden verminderd door de toepassing van bepaalde aanrekeningsregels.
De vermindering wordt verhoudingsgewijs toegerekend
op het gestorte kapitaal en de reserves, waarbij de vermindering van de reserves bij voorrang op de belaste reserves
wordt aangerekend.
Er wordt geen vermindering aangerekend op de meerwaarden en de kapitaalsubsidies, op de belastingvrije reserves die
vóór de verrichting in de overgenomen vennootschap aanwezig waren en die niet verbonden zijn aan een buitenlandse
inrichting van deze vennootschap, op de waardeverminderingen en de vrijgestelde provisies die als dusdanig voorkomen
in de boekhouding van de overnemende vennootschappen.
12.Bezit van aandelen van overgenomen vennootschap
door overnemende vennootschap: overdracht van
belastingvrije reserves – Artikel 211, § 2 & 4 WIB 1992
en advies 2009/6 van de CBN
Het WIB 1992 staat de moedervennootschap toe om alle
belastingvrije reserves van de overgenomen dochtermaatschappij over te nemen, met als gevolg dat zich bij de fusie
geen verlies van belastbare materie zal voordoen.
Artikel 211, § 2 WIB 1992 bepaalt uitdrukkelijk dat er
geen vermindering wordt aangerekend, wat dus betekent
dat er geen belastingheffing zal plaatsvinden op de meerwaarden en de kapitaalsubsidies als bedoeld in § 1, eerste
lid, 1°, noch op de belastingvrije reserves als bedoeld in § 1,
eerste lid, 2° of op de waardeverminderingen en vrijgestelde
provisies die als dusdanig voorkomen in de boekhouding
van de overnemende of verkrijgende vennootschappen.
Hoe moet deze overname in de praktijk gebeuren in de
rekeningen van de moedermaatschappij? Alles hangt af van
het eigen vermogen van die moedermaatschappij. Als het
gaat om de belastingvrije reserves die niet boekhoudkundig
naar de moedervennootschap worden overgedragen (met
name het deel van de belastingvrije reserves dat overeenstemt met het niet in aandelen vergoede gedeelte), kan worden overwogen om een belastingvrije reserve aan te leggen
via de resultatenrekening. Zo wordt voldaan aan de wettelijke vereiste die verbiedt om een vermindering aan te rekenen op dat eigen vermogen.
In haar advies 2009/6 (p. 12 en 13) verleent de Commissie voor Boekhoudkundige Normen haar medewerking door een concrete oplossing voor te stellen.
Ze stelt voor dat in de mate dat de andere dan de belastingvrije reserves van de overgenomen vennootschap ontoereikend zouden zijn om de vermindering van de belastingvrije reserves volledig op te vangen, het gedeelte van de
belastingvrije reserves dat na de toerekening aan de andere
dan de belastingvrije reserves van de overgenomen vennootschap nog steeds niet is samengesteld, na de fusie kan
worden heraangelegd via het debet van de resultatenrekening aan de hand van de volgende correctieboeking:
689
Overboeking naar de belastingvrije reserves
Aan 132
Belastingvrije reserves
De Commissie is dus van mening dat de wedersamenstelling van de belastingvrije reserves ook lastens het resultaat
mag gebeuren, zonder artikel 78, § 6 in fine KB/W.Venn. toe
te passen.
Aan de overnamevoorwaarde is ook voldaan wanneer de
belastingvrije reserves worden opgenomen in een afzonderlijke subrekening van het kapitaal, parallel met het creëren
van een in het kapitaal opgenomen negatieve belaste reserve voor een identiek bedrag.
13.Bezit van aandelen van overgenomen vennootschap
door overnemende vennootschap: boekwaarde van
aandelen hoger dan aandeel in eigen vermogen –
Advies 2009/6 van de CBN
Vooraleer de vennootschap een minderwaarde vaststelt,
moet ze dit verschil aanrekenen op de activabestanddelen
2 014/1
27
F iscaliteit
waarvan de werkelijke waarde hoger is dan de boekwaarde
(bijvoorbeeld een gebouw waarvan de werkelijke waarde
hoger is dan de boekwaarde). Dat is een vereiste van het
boekhoudrecht.
geen bestaansreden meer hebben of die overtollig zijn,
moeten die bestanddelen bij de fusie worden teruggenomen ten belope van dit overschot, en dit via de resultatenrekening.
Met andere woorden: voor zover dit verschil te wijten is
aan een overwaardering van schulden of aan afschrijvingen, waardeverminderingen of voorzieningen op de resultatenrekening van de overgenomen vennootschap die
Blijft er na die verschillende correcties een verschil bestaan, dan moet het op de balans worden opgenomen als
goodwill (waarvan de afschrijvingen niet aftrekbaar zullen
zijn) of in resultaat worden genomen. Zie onderstaand kader.
Voorbeeld van minderwaarde bij fusie (goodwill)2:
•
•
•
A neemt B over
Het eigen vermogen van B verdwijnt en wordt geacht te zijn uitgekeerd
De minderwaarde van de fusie – 2 000 (11 000 – 13 000) is niet fiscaal aftrekbaar
Venn. A
A
Aandelen B
13 000
Kapitaal
4 000
Besch. res.
2 000
Schulden
7 000
13 000
13 000
Venn. B
A
Activa
16 000
8 000
Besch. res.
3 000
Schulden
5 000
16 000
Venn. A+B
Activa
16 000
P
Kapitaal
16 000
A
P
P
Kapitaal
4 000
Besch. res.
2 000
Minderwaarde fusie
– 2 000
Schulden
12 000
16 000
16 000
Of
Venn. A+B
A
Activa
16 000
Goodwill
2 000
Kapitaal
4 000
Besch. res.
2 000
Schulden
12 000
18 000
2
2
Uit een UHPC-seminarie dat hierover werd gegeven door de heer David Debacker.
28
2 014/1
P
18 000
F iscaliteit
Voorbeeld van fusiemeerwaarde (fusie moeder-dochter):
•
•
•
A neemt B over
Het eigen vermogen van B verdwijnt en wordt geacht te zijn uitgekeerd
De fusiemeerwaarde (geboekt als financiële opbrengsten) van 3 000 (11 000 – 8 000) geeft recht op DBI tegen 100 %
Venn. A
A
Aandelen B
8 000
Kapitaal
4 000
Besch. res.
2 000
Schulden
2 000
8 000
8 000
Venn. B
A
Activa
16 000
P
Kapitaal
8 000
Besch. res.
3 000
Schulden
5 000
16 000
16 000
Venn. A+B
A
Activa
P
16 000
P
Kapitaal
4 000
Besch. res.
2 000
MW fusie
3 000
Schulden
7 000
16 000
Belastingaangifte van A
Reserves
16 000
1/1
31/12
2 000
5 000
3 000
Beweging van reserves
– 3 000
DBI-aftrek
0
Belastbare grondslag
Belastingaangifte van B
Reserves
1/1
31/12
3 000
0
– 3 000
Beweging van reserves
3 000
Dividend
0
Belastbare grondslag
2 014/1
29
F iscaliteit
14.Bezit van aandelen van overgenomen vennootschap
door overnemende vennootschap: boekwaarde van
aandelen lager dan aandeel in eigen vermogen – Advies
2009/6 van de CBN en artikel 204, 2de lid WIB 1992
Deze situatie moet eerst worden geanalyseerd in het licht
van de gemeenrechtelijke bepalingen van het boekhoudrecht om na te gaan of het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap niet overgewaardeerd is:
– de artikelen 61, § 1, 2de lid en 64, § 1, 2de lid
KB/W.Venn. bepalen in de eerste plaats dat aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen moeten worden geboekt indien wegens technische omstandigheden of
wijziging van economische of technologische omstandigheden, de boekwaarde van materiële of immateriële
vaste activa met beperkte gebruiksduur hoger is dan
hun gebruikswaarde voor de vennootschap;
– de artikelen 70, 2de lid, 72, 2de lid en 75 KB/W.Venn.
bepalen dat aanvullende waardeverminderingen worden geboekt op de verschillende bestanddelen van de
voorraden, geldbeleggingen en liquide middelen om
rekening te houden hetzij met de evolutie van de
markt- of realisatiewaarde, hetzij met de risico’s inherent aan de aard van de betrokken producten of de gevoerde activiteit;
– tot slot legt artikel 33, 1ste lid KB/W.Venn. de verplichting op om rekening te houden met alle voorzienbare
risico’s, eventuele verliezen en waardeverminderingen
die tijdens het boekjaar zijn ontstaan.
Als het vastgestelde fusieverschil niet kan worden weggewerkt op grond van de bovenvermelde bepalingen, dan
wordt het in resultaat genomen door de overnemende
vennootschap. De overnemende vennootschap heeft ten
gevolge van de fusieverrichting immers een nettoactief dat
hoger is dan de boekwaarde van de betrokken aandelen.
De fiscale wetgever heeft ervoor gekozen om zich af te
stemmen op de tekst van de richtlijn, die voorziet in een
volledige vrijstelling van de meerwaarde die de moedervennootschap naar aanleiding van het verdwijnen van haar effecten heeft verkregen.
De beperking van de DBI-aftrek ten belope van 95 % werd
geschrapt: het surplus wordt als dividend beschouwd bij de
overgenomen vennootschap, en wordt tegen 100 % afgetrokken bij de overnemende vennootschap.
Er dient echter te worden opgemerkt dat wanneer de overname van een dochtermaatschappij minder dan één jaar na
de verwerving ervan plaatsvindt, de vennootschap de DBIaftrek niet kan genieten (voorwaarde van minimaal één jaar
in bezit werd niet nageleefd). Zie kader op p. 29.
30
2 014/1
15.Fusie wanneer overgenomen vennootschap
aandelen van overnemende vennootschap bezit –
Artikel 726 W.Venn., a contrario
Wanneer een vennootschap een andere vennootschap
overneemt die aandelen van de eerste bezit, verwerft de
overnemende vennootschap op die manier haar eigen aandelen. Men spreekt soms over ‘omgekeerde fusie’.
Dergelijke aandelen kunnen aanleiding geven tot de toekenning van aandelen van de overnemende vennootschap,
aangezien er geen enkele vermindering of beperking van
toepassing is op de eigen vermogensbestanddelen van de
overnemende vennootschap.
Deze verwerving van eigen aandelen wordt geregeld door
de bepalingen van artikel 186 WIB 1992. In de praktijk zullen
bij de fusie de eigen aandelen en de naar aanleiding daarvan
gecreëerde onbeschikbare reserve tegelijk worden vernietigd.
16.Overname van binnenlandse vennootschap door
intra-Europese vennootschap – Artikel 211, § 1, 1ste,
2de & 5de lid en artikel 211, § 2, 6de lid WIB 1992 –
Artikel 229, § 4, 1ste lid WIB 1992
Wanneer een binnenlandse vennootschap wordt overgenomen door een intra-Europese vennootschap, kan de regeling
van de belastingneutraliteit alleen worden toegepast op voorwaarde en voor zover de overgedragen bestanddelen aangewend en behouden worden in een Belgische inrichting waarover de overnemende intra-Europese vennootschap beschikt.
Een Belgische inrichting is elke vaste inrichting met behulp waarvan de beroepswerkzaamheden van een buitenlandse onderneming geheel of gedeeltelijk in België worden
uitgeoefend.
De belastingneutraliteit hangt in het kader van een dergelijke grensoverschrijdende fusie dus af van de voorwaarde
dat er daadwerkelijk een Belgische inrichting wordt behouden. Een voorwaarde die we goed begrijpen, aangezien de
wetgever er zeker van wil zijn dat er naar aanleiding van de
verrichting geen belastbare materie verdwijnt.
Wanneer bij een overname of verwerving door een
i­ntra-Europese vennootschap de ten gevolge van de verrichting overgenomen of verkregen bestanddelen niet
worden aangewend binnen een inrichting waarover de
overnemende of verkrijgende vennootschap in België – al
dan niet ten gevolge van deze verrichting – beschikt, of
niet bijdragen tot de totstandkoming van de resultaten
van deze inrichting die in aanmerking worden genomen
voor de belastinggrondslag, worden dezelfde verminde-
F iscaliteit
ringen van fiscale bestanddelen van eigen middelen toegepast als deze die van toepassing zijn bij de toekenning
van opleggen in geld (art. 211, § 2, 1ste en 2de lid) : “de
vermindering wordt eerst aangerekend op de belaste reserves, daarna, indien die reserves ontoereikend zijn, op de
vrijgestelde reserves en ten slotte op het gestorte kapitaal”.
Artikel 229, § 4, 1ste lid omschrijft op gedetailleerde wijze
de bestanddelen van het eigen vermogen die feitelijk bestaan in een Belgische inrichting.
17.Overname van intra-Europese vennootschap door
binnenlandse vennootschap – Artikelen 184bis, § 4 en
184ter, § 2 WIB 1992
Wanneer een binnenlandse vennootschap een Europese
vennootschap overneemt die geen Belgische inrichting
heeft, worden de meerwaarden die op de buitenlandse bestanddelen worden verwezenlijkt, niet belast. Vrij logisch,
aangezien deze bestanddelen niet met België verbonden zijn.
De regel is dat het bedrag van het gestorte kapitaal – dat
vóór de verrichting aanwezig was (op het niveau van de
buitenlandse vennootschappen, vastgesteld volgens de Belgische normen) – wordt overgenomen en dat voor het overige belaste reserves worden aangelegd, rekening houdend
met de boekwaarde van de overgenomen bestanddelen die
in het buitenland gelegen zijn.
De latere meerwaarden op buitenlandse bestanddelen die
in de binnenlandse vennootschap zijn verworven, worden
vastgesteld op basis van de boekwaarde van die bestanddelen op het tijdstip van de verrichting.
Meerwaarden die betrekking hebben op de periode vóór
de verrichting, zijn dus niet belastbaar in België en de meerwaarden die zich sinds de verrichting hebben voorgedaan,
zijn volledig belastbaar. De afschrijvingen, waardeverminderingen en minderwaarden mogen niet tot een fiscale step
up leiden. Ze zijn bijgevolg alleen aftrekbaar voor zover de
boekwaarde van die bestanddelen lager is dan hun fiscale
nettowaarde (= aanschaffingswaarde verminderd met de
toegepaste afschrijvingen) op het tijdstip van de verrichting.
18.Aftrek van vroegere beroepsverliezen – Artikel 206,
§ 2 WIB 1992
Wanneer bij een belastingvrije fusie verlieslatende vennootschappen betrokken zijn, zijn die verliezen enkel overdraagbaar naar verhouding tot het fiscale nettoactief van de
verlieslatende vennootschap vóór de verrichting ten opzichte van het totaal van het fiscale nettoactief van de fuserende
vennootschappen. Het surplus van de verliezen gaat verloren.
Het aanvaarde bedrag van de verliezen is hetzelfde, ongeacht de richting van de fusie.
Indien de fiscale nettowaarde van de overnemende of verkrijgende vennootschap gelijk is aan nul of indien de fiscale
nettowaarde van de overgedragen bestanddelen nul is, dan
kan geen enkel beroepsverlies – dat wordt geleden door de
vennootschap waarvan de fiscale nettowaarde nul is ten gevolge van de fusie – aftrekbaar zijn bij de overnemende of
verkrijgende vennootschap.
Formule
Overgedragen
×
fiscale verliezen
Fiscaal nettoactief vóór fusie overnemende/overgenomen venn.
Fiscaal nettoactief van de over­
nemende + overgenomen venn.
Voorbeeld: een vennootschap A heeft een nettoactief van
2 000 en overgedragen verliezen van 1 000, en B een netto­
actief van 6 000.
Indien B overgenomen wordt door A, zullen de overdraagbare verliezen beperkt zijn tot 1 000 × 2 000/8 000.
Indien A overgenomen wordt door B, zullen de overdraagbare verliezen eveneens beperkt zijn tot 1 000 ×
2 000/8 000.
19.Gevolgen bij aandeelhouders/natuurlijke personen
van overgenomen vennootschap – Artikelen 90, 9°, 95
en 96 WIB 1992
Bij de Belgische aandeelhouders van een overgenomen
vennootschap die natuurlijke personen zijn, die in privéhoedanigheid en niet in professionele hoedanigheid handelen, zal de meerwaarde die naar aanleiding van een fusie
wordt verwezenlijkt, niet belastbaar zijn (art. 90, 9o WIB
1992), voor zover die werd verwezenlijkt in het kader van
het beheer van het privévermogen. Een minderwaarde is
echter niet aftrekbaar.
Onafhankelijk van artikel 90, 9°, zijn de meerwaarden op
aandelen of deelbewijzen in binnenlandse vennootschappen of in intra-Europese vennootschappen – in de mate dat
ze worden gerealiseerd naar aanleiding van een fusie of een
met een fusie gelijkgestelde verrichting – tijdelijk vrijgesteld, op voorwaarde dat:
– de aandelen of deelbewijzen worden geruild voor nieuwe aandelen of deelbewijzen uitgegeven door de in-
2 014/1
31
F iscaliteit
–
brengverkrijgende vennootschap met eventueel een
opleg in geld die niet meer bedraagt dan 10 % van de
nominale waarde, of – bij gebrek aan nominale waarde – van de fractiewaarde van de nieuw uitgegeven aandelen of deelbewijzen;
de inbrengverkrijgende vennootschap in totaal meer
dan 50 % van de stemmen verwerft in de vennootschap waarvan de aandelen of deelbewijzen worden
ingebracht, of dat deze, indien zij reeds over een meerderheid van de stemmen beschikt, haar deelneming
vergroot. Het gaat hierbij om een zogenaamde verrichting van ‘aandelenruil’.
De vrijstelling is slechts van toepassing indien de verrichting geen belastingfraude of -ontwijking tot doel heeft. Het
behoud van de vrijstelling is afhankelijk van de voorwaarde
dat de belastingplichtige tot staving van zijn aangiften in
de personenbelasting, volgend op deze waarin de verrichting heeft plaatsgevonden, het bewijs levert dat hij de ontvangen aandelen of deelbewijzen nog in zijn bezit heeft en
dat ze niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een gehele
of gedeeltelijke terugbetaling.
20.Gevolgen bij de aandeelhouders/rechtspersonen
van de overgenomen vennootschap – artikel 45, § 1
WIB 1992
Bij de Belgische aandeelhouders van een overgenomen
vennootschap die natuurlijke personen die in professionele
hoedanigheid handelen of vennootschappen zijn, zullen de
naar aanleiding van de fusie verkregen of vastgestelde meerwaarden van belasting worden vrijgesteld voor zover de verrichting wordt vergoed door de uitgifte van nieuwe aandelen of deelbewijzen en voor zover de fusie wordt
verwezenlijkt met toepassing van de regeling van de belastingneutraliteit, waarin artikel 11, § 1 WIB 1992 of analoge
bepalingen die van toepassing zijn in een andere lidstaat,
voorzien.
De fiscale nettowaarde van de in ruil ontvangen aandelen
of deelbewijzen is gelijk aan de fiscale nettowaarde van de
omgeruilde aandelen of deelbewijzen: de meerwaarden of
minderwaarden op de in ruil ontvangen aandelen of deelbewijzen worden bepaald met inachtneming van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de omgeruilde aandelen, eventueel verhoogd met de belaste meerwaarden of
verminderd met de aangenomen minderwaarden, zowel
voor als na de ruil. Voor de toepassing van de regelingen
inzake herwaardering van de aanschaffingsprijs en vrijstelling van de meerwaarden op aandelen die door de vennootschappen werden verwezenlijkt, worden de in ruil ontvangen aandelen of deelbewijzen geacht te zijn verkregen op de
32
2 014/1
datum waarop de geruilde aandelen of deelbewijzen zijn
verkregen.
De vrijstelling geldt uiteraard slechts op voorwaarde dat
de verrichting geen belastingontduiking of -ontwijking tot
doel heeft. Voor de vennootschappen die aandeelhouder
zijn, wordt, als de verrichting niet onder de vrijstellingsregeling valt, de meerwaarde belast als een dividend waarop
de DBI-regeling eventueel kan worden toegepast.
Als logisch gevolg van de vrijstelling van de meerwaarde
is de eventuele minderwaarde die voortvloeit uit de omruiling van de effecten, niet aftrekbaar (art. 198, 1ste lid WIB
1992).
21.Aspecten van registratierechten – Artikelen 117 &
120 W.Reg.
Het registratierecht bij inbreng is niet verschuldigd in geval van inbreng van de universaliteit der goederen van een
vennootschap, bij wijze van fusie, splitsing of anderszins, in
een of meer nieuwe of bestaande vennootschappen.
Deze vrijstelling is evenwel slechts toepasselijk op voorwaarde dat:
1° de vennootschap die de inbreng doet, de zetel van haar
werkelijke leiding of haar statutaire zetel heeft op het
grondgebied van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen;
2° eventueel na aftrek van de op het tijdstip van de inbreng door de inbrengende vennootschap verschuldigde sommen, de inbreng uitsluitend vergoed wordt, hetzij door toekenning van aandelen of deelbewijzen die
maatschappelijke rechten vertegenwoordigen, hetzij
door toekenning van aandelen of deelbewijzen die
maatschappelijke rechten vertegenwoordigen samen
met een storting in contanten die het tiende van de
nominale waarde van de toegekende maatschappelijke
aandelen of deelbewijzen niet overschrijdt.
Aangezien het registratierecht bij inbreng sinds 1 januari
2006 tot nul werd teruggebracht (behalve ingeval een onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk aangewend wordt
voor bewoning door een natuurlijke persoon, wordt ingebracht (tarief van 10 % of 12,5 % naargelang het gewest)),
kan de bovenvermelde bepaling nutteloos lijken.
Artikel 120 W.Reg. bepaalt echter dat een inbreng die gedeeltelijk anders dan door toekenning van maatschappelijke rechten wordt vergoed (gemengde inbreng), belast
wordt als een overeenkomst onder bezwarende titel. In geval van inbreng van een algemeenheid van goederen of van
F iscaliteit
een bedrijfstak wordt die inbreng vrijgesteld van het evenredig recht overeenkomstig artikel 120 gecombineerd met
artikel 117. Zelfs als het gepaard gaat met een overname
van het passief, wat een andere vorm van vergoeding is dan
een toekenning van aandelen. Het onveranderd bestaan
van artikel 120 verantwoordt het blijven bestaan van artikel 117.
–
–
–
22.Btw-aspecten
–
Na te leven formaliteiten:
– aangifte tot stopzetting van activiteit (604C) voor de
overgenomen vennootschap;
– eventuele aanpassing van de btw-inschrijving (604B)
van de overnemende vennootschap;
–
–
aangifte van de aanvang van een activiteit (604A) voor
de nieuw opgerichte vennootschappen;
de akte moet worden opgenomen in het boek van uitgaande facturen (overgenomen of gesplitste vennootschap) en in het boek van inkomende facturen (overnemende of verkrijgende vennootschap);
de waarde van de transactie moet worden opgenomen
in vak 00 (overgenomen of gesplitste vennootschap) en
in de vakken 81, 82 en 83;
de overgenomen of gesplitste vennootschap moet een
tabel van de investeringsgoederen bezorgen;
boekhoudkundige retroactiviteit: geen uitwerking voor
de btw;
opgelet voor de verschillende toelatingen (maandelijkse terugbetalingen, self-billing enz.)
•
Btw actua 2013
Marc Govers
·
·
·
·
·
2014
ISBN 978-94-000-0479-5
xviii + 270 blz.
55 euro
paperback
Groenstraat 31
2640 Mortsel - België
Dit boek bevat een gestructureerd informatief btw-jaaroverzicht m.b.t. 2013. Alle
wetgeving, administratieve
standpunten en rechtspraak,
zowel op Europees als op
Belgisch vlak, zijn erin opgenomen. Inclusief de btw-plicht
voor advocaten vanaf 2014, de
verlenging van de overgangsregeling inzake de opeisbaarheid
van de btw voor 2014, en de
laatste commentaar inzake het
recht op aftrek van gemengd
gebruikte bedrijfsmiddelen
(o.a. bedrijfswagens).
T +32 3 680 15 50
F +32 3 658 71 21
[email protected]
www.intersentia.be
Fax deze antwoordkaart naar Intersentia
Ja, ik bestel .................
ex. van het boek Btw actua
2013 (ISBN 978-94-0000479-5) aan 55 euro (incl.
btw, excl. verzendkosten)
per exemplaar.
Ik betaal pas na ontvangst
van de factuur, die mij samen met mijn bestelling
wordt bezorgd.
Alle titels zijn ook verkrijgbaar
in de boekhandel. Intersentia nv
respecteert uw privacy. De persoonsgegevens die u doorgeeft,
mag Intersentia gebruiken om u
op de hoogte te houden van haar
uitgaven. Wilt u geen commerciële
informatie van Intersentia nv? Kruis
dan dit vakje aan: . U kunt uw
gegevens ook opvragen en laten
verbeteren via fax of per brief.
03 658 71 21
Dhr. / Mevr.
Voornaam:
Naam:
Bedrijf:
Btw-nr.:
Straat:
Nr.:
Bus:
Postcode:
Gemeente:
Telefoon:
Fax:
E-mail:
Datum:
Handtekening:
2 014/1
33