Vooys 32 3 15-10-14 09:53 Pagina 70 i n de k ast Aukje van Hout Geertje (1905) – Johan de Meester In de rubriek ‘In de kast’ bepleiten uiteenlopende figuren uit de wereld der letteren waarom een bepaalde tekst of auteur opnieuw de volle aandacht verdient. Dit keer bespreekt Aukje van Hout het boek Geertje van Johan de Meester uit 1905. Dit boek werd indertijd met zeer uiteenlopende en niet altijd even positieve reacties ontvangen. Geertje zou – evenals voorgaande werken van De Meester – een vuile naturalistische roman zijn. Hier geeft Van Hout aan waarom dit boek mogelijk afwijkt van de naturalistische conventies en waarom het een nieuwe kans verdient bij de moderne lezer. Waar namen van negentiende-eeuwse schrijvers als Marcellus Emants en Lodewijk van Deyssel bij de moderne lezer wellicht nog wel een belletje doen rinkelen, is hun gelijkgestemde tijdgenoot Johan de Meester (1860-1931) ten onrechte in vergetelheid geraakt. Dat is vreemd en wellicht ook jammer als je bedenkt dat zijn in 1905 geschreven roman Geertje door enkele critici met zeer lovende woorden werd ontvangen. Zo noemde Herman Robbers de roman in Elsevier’s geïllustreerd maandschrift ‘een van de allerbeste nederlandsche romans’en sprak Carel Scharten in De Gids van ‘een magistraal werk’. Of dergelijke kwalificaties terecht zijn, valt te betwijfelen, maar feit is wel dat De Meester met Geertje een bijzonder boek schreef. Hoewel minder bekend, sluit het vroege werk van De Meester aan bij dat van Emants: beiden schreven sombere en pessimistische verhalen, in navolging van het naturalistisch proza van Zola. Met zijn werk had De Meester kennisgemaakt toen hij van 1886 tot 1891 in Parijs werkzaam was als correspondent voor het Algemeen Handelsblad. Zijn carrière bij deze krant was echter geen lang leven beschoren. De Meester bleek te radicaal voor dat deftige burgerlijke blad en hij diende zijn ontslag in nadat de krant een felle negatieve recensie over Noodlot van Couperus had gepubliceerd, een roman waarmee hij als naturalist toentertijd sympathiseerde. Vanaf dat moment werkte De Meester jarenlang, tot zijn pensioen in 1927, als kunstredacteur voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Daarnaast publiceerde hij romans, waaronder een reeks naturalistische romans en novellen als Een huwelijk uit 1890 en Zeven vertellingen uit 1899, een bundel zeer zwartgallige verhalen, en in 1905 Geertje, een boek dat afwijkt van zijn vroegere werk. Meermaals is De Meester beschuldigd van het schrijven van platte en weerzinwekkende romans, waarin te veel aandacht is voor het vulgaire en voor allerlei onverkwikkelijke details. In een interview met E. d’Oliveira zegt De Meester echter dat in zijn 70 Vooys | 32.3 | 2014 i n de k ast Illustratie: Vince Trommel Vooys 32 3 15-10-14 09:53 Pagina 71 werk enkel ‘menschelijkheid en levensbegrip’ centraal staan. Wellicht is dat wat De Meester met zijn Geertje, dat hij in de opdracht een ‘boek van liefdesverlangen’ noemt, gepoogd heeft te beschrijven. Dat neemt niet weg dat Geertje door tijdgenoten wisselend werd ontvangen, variërend van een ‘meesterwerk’ tot een ‘onzedelijk en vuil boek’. Toen ik na Zeven vertellingen aan Geertje begon, dacht ik eerst een ‘vuile’ naturalistische roman in handen te hebben, maar met dit boek was iets bijzonders aan de hand. Na honderd pagina’s dacht ik enigszins teleurgesteld: waar blijven dan die vuiligheden en die zwartgalligheid? Geertje is een heel ander boek dan Zeven vertellingen. De Meester beschrijft een verhaal van alle tijden, dat ook voor de lezer(es) van nu herkenbaar is: een mooi, onschuldig meisje wordt hopeloos verliefd op een foute man, die misbruik maakt van de situatie en haar verleidt, om haar vervolgens wanneer dat hem uitkomt te dumpen. Deze korte samenvatting laat al enigszins zien dat Geertje nauwelijks onderdoet voor een modern drama. Uit het ‘soap-achtige’ karakter van de roman blijkt dat men ook honderd jaar geleden al wist te genieten van andermans ellende. Het tragische liefdesleven van Geertje opvallend genoeg beschreven door een man spreekt overigens waarschijnlijk meer tot een vrouwelijk dan een mannelijk lezerspubliek, waardoor Geertje ten onrechte als slechts een simpele damesroman beschouwd zou kunnen worden. Wellicht is dat ook de reden dat de roman in de vergetelheid is geraakt. Dat is zonde, want Geertje heeft de (moderne) lezer meer te bieden, zoals humoristische beschrijvingen en dialogen, een mooi tijdsbeeld van het leven in de grote stad (dat sterk in contrast staat met het leven op het platteland) en een interessant en sympathiek hoofdpersonage. De roman van De Meester draait om het mooie en onschuldige weesmeisje Geertje, au kje va n hou t 71 Vooys 32 3 15-10-14 09:53 Pagina 72 dat sinds de dood van haar ouders door haar grootouders wordt opgevoed in een streng godsdienstig dorpsmilieu. Wanneer dit haar te benauwd wordt, besluit ze haar geluk te gaan beproeven in de grote stad Rotterdam: ‘ze snàkte naar ‘en leven met jònge menschen....’. (13-I) Al bij vertrek naar Rotterdam blijkt dat het met de onschuldige Geertje niet anders dan slecht kan aflopen, wanneer ze direct na het afscheid het nadrukkelijke advies van haar grootvader aan haar laars lapt. Hoewel ze in een vrouwencoupé moet plaatsnemen, laat Geertje zich in met een vriendelijke heer die dezelfde kant op reist als zij. Vanaf dat moment is het de lezer duidelijk hoe het Geertje in de wijde wereld zal vergaan: Toen de trein eindelijk voorstond, zei ze nochtans: – Ja, nu moet ik een dames-coupé hebbe. Doch er was er maar een, en die zat vol. Er was nog net nu moet ik eein, dat een dikke boerin innam, die voor Geertje heendrong. – Ziet u wel! Nu is er geen plaats, nu moet u toch bij mij komen zitten, lachte de heer. En zij lachte ook. Maar ze vond het niet goed van zichzelf. Misschien was er nog een coupé, geweest; zij had daar niet verder naar gezocht. (15-I) Het eerste verzet van Geertje tegen haar verstikkende omgeving is al vroeg in de roman aanwezig. Dat maakt haar tot een eigenzinnig en modern personage: we hebben te maken met een meisje dat hoewel naïef en onschuldig – haar eigen weg durft te kiezen en niet slechts droomt van een ander leven, maar actief probeert deze droom te verwezenlijken. Dat gaat haar uiteraard niet altijd gemakkelijk af. De grote stad valt Geertje in eerste instantie vies tegen: het is er onbekend, druk en benauwd. Ze logeert bij haar oom, een afvallige zoon van haar grootvader, en diens vrouw, die in een groezelige en armoedige buurt wonen en daar een kleine en benauwde winkel runnen. Oom blijkt een klaploper te zijn, de winkel heeft nauwelijks klandizie en oom en tante houden nog maar net het hoofd boven water. Al snel moet ze haar eerste teleurstelling verwerken: de betrekking die haar door haar oom beloofd was, blijkt een leugen en laat nog even op zich wachten. Daardoor brengt Geertje meer ‘Toen ik na Zeven tijd met haar oom en tante door dan goed vertellingen aan Geertje voor haar is. Dan blijkt na een tijdje het leven in de begon, dacht ik eerst een stad toch ook de bevrijding te brengen die ‘vuile’ naturalistische roman Geertje zoekt: ‘...uit de strakheid, uit de gein handen te hebben, maar druktheid, die de vroomheid gaf aan Groo’va en Groo’moe, en aan de meeste met dit boek was iets mensen in ’t dorp.’ (20-I) Geertje stort zich bijzonders aan de hand.’ vol overgave in het woelige leven van de stad en doet alles wat God en ‘Groo’va’ haar verboden hebben. Onder invloed van haar van hun geloof gevallen oom en tante (‘Die reuk van heiligheid he’t me niks as schaaj gedaan!’ – 22-I) laat Geertje het bidden al snel 72 Vooys | 32.3 | 2014 i n de k ast Vooys 32 3 15-10-14 09:53 Pagina 73 zitten, de Bijbelstudie wordt verwaarloosd en naar de kerk gaat ze niet meer. Ze drinkt jenever, wordt dronken en bezoekt de kermis met haar dronken oom en Gerrit, de handtastelijke broer van haar tante (‘Toe Geer, la’k je no’ is pakke!’ – 83-I). Geertje weet zijn lompe avances gelukkig prima te pareren. Ook als ze eindelijk kan toegeven aan de verleidingen van haar nieuwe leven, blijkt Geertje een meisje dat haar eigen grenzen weet te bewaken. De kermis is voor haar een keerpunt. Op de kermis ontmoet ze een meisje dat uiterlijk sprekend op haar lijkt, maar dat veel te bloot gekleed is en bij wat mannen rondhangt. Wanneer haar oom ‘in een zwalp van bierstank tegen haar aankletsend’ uitroept: ‘Geer! die meid lijkt op jou!’, geneert ze zich vreselijk over de gelijkenis tussen haar en het meisje en realiseert ze zich plotseling dat deze wereld niet bij haar past, ze wil niet worden zoals ‘die meid’. (90-I) Ondertussen heeft Geertje eindelijk een betrekking gevonden als kindermeisje bij de familie Heins. Meneer Heins is een sportieve, knappe en welvarende man, voor wie Geertje direct een zwak heeft. Hij heeft een slecht huwelijk met zijn vrouw, die hele dagen in bed ligt en haar man en kinderen verwaarloost. Geertje is weerloos tegenover deze man van de wereld en het duurt dan ook niet lang voordat ze hopeloos verliefd is. Pas na een tijdje durft Geertje zich helemaal aan Jan Heins te geven, streng godsdienstig als ze is, wil ze niet zondigen, maar uiteindelijk geeft ze toe: Zonde was – wat de Bijbel overspel noemt, en overspel, nou dat is natuurlijk, als je vrouw verlaat voor een ander. Zij zou juist heel vriendelijk tegen de Juffrouw zijn. Alles net doen als de Juffrouw ’t graag wou hebben. En dan zou Hij ommers ook iets meer van z’en vrouw kunnen hou’en. (212-I) Geertje heeft een wat naïeve voorstelling van overspel: als Jan Heins zijn vrouw niet verlaat, dan is er geen overspel. Sterker nog: als ze extra lief is voor de bedrogen echtgenote, zal die beminnelijker worden voor Heins en zal hij meer van haar kunnen houden. De overgave aan Jan Heins loopt noodlottig af. Geertje raakt zwanger en wordt bruut aan de kant gezet door Heins, die niets meer met haar te maken wil hebben. Hij laat Geertje door zijn vrouw het huis uitzetten. Na een miskraam keert ze ontgoocheld terug naar haar geboortedorp. Er is echter geen sprake van berouw: Geertje vindt berusting in haar lot omdat ze ‘echte liefde’ heeft gekend en in het dorp wacht, ondanks alles, nog een huwelijkskandidaat op haar, die ze overigens afwijst. Het is duidelijk dat de roman door zijn goede afloop afwijkt van de naturalistische traditie. Geertje neemt aan het einde van de roman haar lot in eigen hand. Dit doet denken aan de positieve wending in het leven van Hedwig de Fontayne, in Van Eedens Van de koele meren des doods (1900), een boek dat een antwoord wilde zijn op het vulgaire naturalisme met een noodlottig einde. Is hier sprake van een verandering in de naturalistische poëtica of tekent zich hier een nieuw soort proza af? Met andere woorden: hoe flexibel is de naturalistische poëtica? Veel hangt af van de vraag of het hoofdpersonage au kje va n hou t 73 Vooys 32 3 15-10-14 09:53 Pagina 74 slachtoffer is van omstandigheden of zich slachtoffer voelt. Geertje bewaart ondanks alles een positieve levensinstelling en probeert haar leven actief zelf vorm te geven. Geertje laat zien hoe een jonge vrouw, in wier leven het verlangen naar vrijheid en liefde centraal staat, zich losmaakt uit haar beschermende en bekrompen milieu, maar vervolgens ernstig gekwetst wordt. Ondanks alles blijft ze dwars tegen alle conventies in trouw aan haar idealen en schikt zich tenslotte sadder but wiser naar het leven. Onderzoek naar de normen en waarden in de roman zou kunnen aantonen dat uit deze afloop De Meesters oordeel over zijn personage Geertje blijkt, met wie hij sterk sympathiseert. Om de vraag of de naturalistische poëtica moet worden bijgesteld goed te kunnen beantwoorden, moet worden onderzocht wat voor romans er rond 1905 werden geschreven en hoe zij door critici werden ontvangen: als naturalisme of een vervolg daarop? De wisselende ontvangst van Geertje laat zien dat het voor critici niet helemaal duidelijk was in welk licht zij de roman moesten zien. Critici als Herman Robbers, Lodewijk van Deyssel, M.H. van Campen en Israel Querido, toentertijd niet de minste figuren in de literaire wereld, hebben Geertje allen verschillend geïnterpreteerd en beoordeeld. Hoewel Geertje als naturalistisch werk werd bestempeld, vanwege onder andere het realisme en de rol die erfelijkheid en desillusie spelen in het boek, werd het meisje Geertje meer als een romantisch personage gezien en vond men de verteller te veel aanwezig in het boek. Ook hierin wijkt de roman dus af van de naturalistische poëtica. Je kunt je ook afvragen welke ontwikkeling de romanschrijver Johan de Meester heeft doorgemaakt, van Zeven vertellingen tot Geertje en daarna. Van de latere romans heeft vooral Walmende lampen (1920) mijn nieuwsgierigheid gewekt, een boek waarin min of meer openlijk wordt gesproken over liefde tussen twee vrouwen. Ik verwacht dat in Walmende lampen de ontwikkeling weg van het naturalisme is voltooid en vermoed dat het moderne levensgevoel in deze roman door een andere literatuuropvatting tot uitdrukking wordt gebracht. In mijn promotieonderzoek probeer ik deze verschillende (maar toch samenhangende) onderzoeksvragen te beantwoorden. Hoewel wisselend ontvangen en voor verschillende interpretaties vatbaar is Geertje ondanks of misschien juist dankzij de vermeende vuiligheden een succesvol boek gebleken. De roman genoot maar liefst zes drukken (1905, 1911, 1917, 1921, 1929 en heel opmerkelijk: 1942), wat aantoont dat De Meester verschillende generaties lezers wist aan te spreken ook nu nog. Literatuur De Meester, J., Geertje, Bussum 1905. d’Oliveira E., De jongere generatie: gesprekken met vertegenwoordigers van de nieuwere richting in onze literatuur; tevens een enquete naar enkele beginselen in ons nationaal geestelijk leven, Amsterdam 1913. Robbers, H., In: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift, XXII (1912), nr. XLIII: 260. Scharten, C., In: De Gids, 71 (1907), nr. 4: 166-168. 74 Vooys | 32.3 | 2014 i n de k ast
© Copyright 2024 ExpyDoc