Broedvogels in de Bergermeer

Broedvogels in de Bergermeer
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
Hazenkoog 35A
Bovendijk 35-G
1822 BS Alkmaar
2295 RV Kwintsheul
www.vandergoesengroot.nl
G&G-rapport 2014-13
Inventarisatie 2014
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
Broedvogels in de Bergermeer Inventarisatie 2014
F.M. van Groen
T. Damm 2014 Opdrachtgever TAQA Energy B.V. G&G‐rapport 2014‐13 Versie Concept Eindrapport Datum 20‐8‐2014 9‐9‐2014 Bovendijk 35‐G Hazenkoog 35‐A 2295 RV Kwintsheul 1822 BS Alkmaar d
l
Broedvogels in de Bergermeer 3 Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding tot het onderzoek .................................................................................. 5 1.2 Doel van het onderzoek ........................................................................................... 6 1.3 Ligging en beknopte beschrijving van het onderzoeksgebied ................................ 8 1.4 Tijdelijk compensatiegebied .................................................................................... 9 2 Methode 11 2.1 Slaapplaats ............................................................................................................. 11 2.2 Alarmtelling ........................................................................................................... 11 2.3 Broedvogelinventarisatie ....................................................................................... 12 2.4 Weersomstandigheden in 2014 ............................................................................ 13 2.5 Biotopen ................................................................................................................ 14 2.6 Foutendiscussie ..................................................................................................... 14 3 Resultaten 15 3.1 Slaapplaatstellingen ............................................................................................... 15 3.2 Alarmtelling ........................................................................................................... 17 3.3 Broedvogels ........................................................................................................... 18 3.4 Rode Lijst................................................................................................................ 19 3.5 Niet‐broedvogels ................................................................................................... 20 3.6 Biotopen ................................................................................................................ 20 4 Vergelijking met eerdere inventarisaties 22 4.1 Aantalsveranderingen ........................................................................................... 22 4.2 Dichtheden ............................................................................................................ 24 4.2.1 Weidevogelkerngebieden ....................................................................................... 24 4.2.2 Beheertype ‘Vochtig weidevogelgrasland’ .............................................................. 24 4.3 Tijdelijk compensatiegebied .................................................................................. 25 4.4 Loterijlanden .......................................................................................................... 27 5 Conclusies 28 5.1 Plas‐drasperceel en slaapplaats ............................................................................ 28 5.2 Alarmtelling ........................................................................................................... 28 5.3 Broedvogels ........................................................................................................... 28 Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 4 6 Literatuur 29 7 Bijlagen 31 Bijlage 1 Verspreidingskaarten per bezoekronde ....................................................... 32 Bijlage 2 Verspreidingskaarten broedvogels Bergermeer .......................................... 33 Bijlage 3 Verspreidingskaarten broedvogels Bergerweg‐Groeneweg ........................ 34 Bijlage 4 Biotoopkaart ................................................................................................. 35 Bijlage 5 Dichtheidskaarten ......................................................................................... 36 Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 1
5 Inleiding 1.1
Aanleiding tot het onderzoek Het energiebedrijf TAQA Energy B.V. realiseert momenteel in een nagenoeg uitgeput gasveld onder de Bergermeer tussen Alkmaar en Bergen in Noord‐Holland een ondergrondse gasopslag. De locatie bestaat uit een kavel van ongeveer drie hectare en ligt ongeveer één kilometer ten zuiden van Bergen en grenst aan de Loterijlanden. In het kader van dit project is de voormalige puttenlocatie heringe‐
richt en zijn bestaande voorzieningen gerenoveerd. Daarnaast worden nieuwe putten geboord en zijn nieuwe leidingen naar het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid‐2 aangelegd. Hier vindt de gasbehandeling en –compressie plaats. Alle installaties op de puttenlocatie in de Bergermeer zijn verdiept in kelders aangelegd, zodat na afloop van de werkzaamheden alle installaties aan het zicht zijn onttrokken. De puttenlocatie is ook niet uitgebreid, omdat alle faciliteiten binnen de bestaande grenzen konden worden aangelegd. In verband met het project is in 2009 een milieueffectrapportage uitgevoerd waarin onder meer de gevolgen voor natuurwaarden in het gebied zijn geanalyseerd. Uit de MER bleek dat boren in het Boortoren op puttenloctie met op de voorgrand de Loterijlanden.
Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 6 broedseizoen mogelijk ernstige effecten kan hebben op het broed‐
succes van weidevogels rond de puttenlocatie. Er wordt gedurende twee jaar jaarrond geboord. In december 2012 is de toren opgebouwd op locatie en in januari 2013 is het boren, een continue proces, gestart. Om de in de omgeving van de boorlocatie broedende vogels een goede uitwijkmogelijkheid te bieden is in 2009 reeds een tijdelijk compensatiegebied ingericht ten zuiden van de Groeneweg. Daarnaast wordt bij jaarrond boren voorzien in een permanente substantiële compensatie, bestaande uit de aankoop van 30 ha weiland dat speciaal wordt beheerd voor weidevogels. Het boren zou ook de Grutto’s en Scholeksters op de voorjaarsrust‐ en ‐ontmoetingsplaats aan de zuidzijde van de Molensloot tegenover de puttenlocatie kunnen verstoren. Om de vogels ook voor deze rust‐
plaats een goed alternatief te bieden heeft TAQA begin februari 2012 een plas‐draszone ingericht in het tijdelijke compensatiegebied. De aanleg van deze plas‐draszone is gebeurd in overleg met ter zake kundige ecologen. In 2012 is het peil van 5 à 10 cm water nog gehandhaafd met een pomp, maar inmiddels is het gebied verlaagd tot beneden het winterpeil zodat de plas‐dras vanzelf gehandhaafd blijft. In de Bergermeer waren in het verleden wel geschikte plas‐dras‐
gebieden, maar deze zijn verdwenen of ongeschikt geworden voor weidevogels (ROOBEEK, 2004, 2009). Dit was dan ook de reden dat de Grutto’s noodgedwongen gebruik maakten van de slaapplaats langs de Molensloot, die eigenlijk niet optimaal geschikt is als grutto‐
slaapplaats. Het nieuwe plas‐drasgebied van TAQA in het tijdelijk compensatiegebied is dan ook enig in zijn soort in de Bergermeer en creëert daarmee nieuwe kansen voor Grutto’s en andere weide‐
vogels in de Bergermeer. 1.2
Doel van het onderzoek Om het effect van de boringen en het gebruik van het tijdelijke com‐
pensatiegebied te monitoren is TAQA al in 2009 gestart met het monitoren van de vogelstand in een groot gebied rond de putten‐
locatie. De tellingen vanaf 2009 tot en met 2012 geven daarbij de nulsituatie weer. Nu de besluitvorming betreffende het Bergermeerproject is afgerond is een belangrijk onderdeel in het verdere verloop van de realisatie het monitoren van de effecten van de uitvoering op de voorkomende weidevogels. Daarvoor is continuering van goede en herhaalde tellingen van de aanwezige broedvogels in het gebied tijdens de uitvoeringsfase van belang. Vandaar dat de in 2009‐2012 uitgevoerde (weide‐)vogelinventarisaties in het gebied, uitgevoerd met een ruime onderzoeksdoelstelling (DE BEER & DAMM, 2009; DAMM & VAN SCHOO‐
TEN, 2010; DAMM & VAN GROEN, 2011, 2012), worden gecontinueerd. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 7 Hooilanden ten westen van de Kolonel Sneepweg, met op de achtergrond de duinen. Deze inventarisatie is daarom in 2013 (DAMM & VAN GROEN, 2013) en 2014 herhaald, wederom met slaapplaatstellingen van Grutto’s en in 2014 ook met een zogenaamde alarmtelling van Grutto’s met jongen. Dit rapport doet verslag van deze drie onderdelen. De tellingen in 2013 en 2014 geven de situatie gedurende het daadwerkelijke boren weer. Het gaat om een inventarisatie van alle broedvogels van open gebied met speciale aandacht voor de primaire en secundaire weidevogels, omdat deze het meest gestoord zullen worden door het boren. Het broedsucces van de gruttopopulatie is tot 2014 niet gestandaardi‐
seerd gevolgd in het hele gebied door middel van alarmtellingen. Dit stuitte, zoals beschreven in eerdere rapporten, op weerstand van Natuurmonumenten. In 2014 was het wel mogelijk een alarmtelling te organiseren. Aan de hand van gevonden verspreiding, dichtheden en broedsucces kunnen uiteindelijk uitspraken worden gedaan over verstoring door geluid en het effect van het te plaatsen scherm rond de boorlocatie, hoewel autonome effecten hierop ook van invloed zijn. Voor de bos‐ en struweelvogels geldt dat de mogelijke verstoring minder effect zal hebben dan voor vogels van open gebied. Daarom is de stand van deze broedvogels alleen langs de Bergerweg en de Groeneweg binnen een straal van 500 meter van de puttenlocatie onderzocht. Ook is het van belang te weten of dit gebied leefgebied (jachtgebied) is voor uilen. De slaapplaatstellingen hebben als doel het gebruik van de bestaan‐
de slaapplaats en die van de nieuw ingerichte locatie vast te stellen. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 8 Het is van belang de tellingen jaarlijks te herhalen tot enkele jaren na het boren om verschuivingen door het verstorende effect van het boren te kunnen meten en om vast te stellen of de tijdelijke en per‐
manente compensatiegebieden meer of minder territoria herbergen dan vóór het boren. 1.3
Ligging en beknopte beschrijving van het onderzoeksgebied In Figuur 1 is de ligging van de Bergermeer aangegeven. Het gebied beslaat 749 ha, overwegend open van karakter en wordt agrarisch gebruikt. Op uitgebreide schaal komt grasland voor, afgewisseld met akkerland waarop vooral bloembollen worden geteeld. Ook is er verspreide bebouwing en zijn er her en der boomgroepen. Figuur 1.
Ligging van het onder‐
zoeksgebied, waaronder de Bergermeer (zwart omkaderd, 749 ha). Apart aangegeven is het gebied waarin alle vogelsoorten werden genoteerd (groen om‐
kaderd) en de huidige putten‐ en boorlocatie (rood omkaderd). ±
Het onderzoeksgebied beslaat vrijwel de gehele polder ‘de Berger‐
meer’. Een klein randje van de Egmondermeer, in het zuiden, een groot deel van de Damlanderpolder, in het noorden, en kleine stuk‐
ken van de Sluispolder en de Zuurvenspolder, in het noordoosten, zijn mede onderzocht. In het open landschap van de Bergermeer ligt centraal een klein landgoed, ‘de Karperton’, met een begin vorige eeuw gegraven plasje rond een oude bron. Het nabijgelegen mobili‐
satieterrein is een ander opvallend element in de Bergermeer. Hier staan enkele barakken en loodsen omgeven door bomensingels. Dit terrein is door Defensie verkocht en zal heringericht worden als Ecodorp. Een deel van de centrale Bergermeerpolder, de ‘Loterij‐
Bergen
Groeneweg Bergerweg Alkmaar © Kadaster Nederland, 2013
Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 9 landen’, bestaat uit halfnatuurlijke graslanden, beheerd door Natuurmonumenten. Een vergelijkbaar perceel langs de noordrand in de Damlanderpolder wordt ook door hen beheerd, maar ligt voor weidevogels nogal ongunstig. De graslandpercelen ten zuiden van het mobilisatieterrein worden grotendeels door Natuurmonumenten beheerd en laat gemaaid. Dit gebied wordt wel ‘het vliegveld’ genoemd. Het totale onderzoeksgebied beslaat in principe een gebied met een straal van 2000 meter rond de puttenlocatie waar mogelijk effecten kunnen optreden. Niet geschikt weidevogelgebied is echter uitge‐
sloten, waaronder stedelijk gebied en ander niet‐open gebieden, evenals het golfterrein en andere sportterreinen. Daarna zijn logische geografische grenzen aangehouden, waardoor de grenzen aan de west‐ en zuidwestzijde op wat grotere afstand zijn komen te liggen. Gezien de recente verspreidingsgegevens van de weidevogels was dit niet onlogisch, omdat in deze richting de dichtheden veel hoger zijn. Bovendien zullen de verstoorde vogels voor meer dan 90% individuen betreffen die aan de west‐ en zuidwestzijde van de puttenlocatie hun territorium hadden in de ‘Loterijlanden’. Zij zullen gezien de inrich‐
ting van het gebied vermoedelijk vooral in westelijke richtingen een plek voor een nieuw territorium zoeken. Het onderzoeksgebied be‐
sloeg 780 hectare in 2009 en 749 ha vanaf 2010. Vanaf 2010 is het meest noordwestelijke deel (Damlanderpolder‐west) niet meer geïnventariseerd omdat dit een voor weidevogels marginaal biotoop betreft: op dit schrale land met onder andere heidevegetaties, in beheer bij Natuurmonumenten, bevonden zich in 2009 alleen twee territoria van Kievit, terwijl ook eenmalig een baltsende Wulp werd gezien. Omdat in open gebied de Kerkuil van de verwachte uilensoorten de grootste actieradius heeft (1500 meter), is het inventarisatiegebied voor uilen hierop gebaseerd. In de praktijk komt het overeen met het gehele gebied. Voor de bos‐ en struweelvogels zijn de gebouwen en erven geselec‐
teerd binnen een straal van ongeveer 500 meter van de BGM‐putten‐
locatie. De Karperton ligt hier net buiten en heeft bovendien de kortste zijde aan de kant van de toekomstige geluidsbron. 1.4
Tijdelijk compensatiegebied In 2009 is een gebied van ongeveer 18 ha (inclusief sloten) ten zuiden van de Groeneweg geschikt gemaakt als tijdelijk compensatiegebied voor broedende weidevogels (zie Figuur 2). Het doel hiervan is het creëren van een geschikt uitwijkgebied voor weidevogels als com‐
pensatie voor het verminderde broedareaal rond de boorlocatie op het moment dat daadwerkelijk wordt geboord. In deze graslanden is de eerste maaidatum uitgesteld naar 15 juni. Tijdens het broedsei‐
zoen is rondom het hele gebied schrikdraad tegen vossen aanwezig Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 10 en wordt een gebied van circa 1,4 ha plas‐dras gezet. Door deze maatregelen wordt het uitmaaien van nesten voorkomen en wordt predatie (door met name Vossen) tegengegaan. In 2012 is het com‐
pensatiegebied uitgebreid met een perceel aan de oostzijde van het gebied en daarmee nu 19,5 ha groot. In 2014 is hetzelfde beheer gevoerd als in 2009‐2013, met uitzondering van het plas‐drasperceel, zie hieronder. Het plas‐dras zetten slaagde door het droge voorjaar van 2010 slechts ten dele en in 2011 helemaal niet. Daarom is in de winter voor het broedseizoen van 2012 een perceel middels bemaling actief plas‐dras gezet en ingericht als mogelijke slaapplaats voor Grutto’s. De zone heeft een waterdiepte van ca. 10 cm en is daarmee met name geschikt voor Grutto’s en Tureluurs. Scholeksters stellen andere eisen en zullen dus niet verhuizen zolang er geen echte aanleiding voor is. Eind 2012 is het plas‐dras gebied deels afgegraven tot beneden het winterpeil en verbonden met twee sloten, zodat de plas‐dras vanzelf gehandhaafd blijft. De in het tijdelijke compensatiegebied gevonden aantallen vogels worden apart besproken in §3.1 (slaapplaats) en §4.3 (broedplaats). Figuur 2.
In 2012 ‐ 2014 aan‐
gewezen tijdelijk com‐
pensatiegebied voor weidevogels (lichtgroen, met in lichtblauw het plas‐drasperceel) en de ligging van de Loterij‐
landen, met de weide‐
vogelgraslanden (mos‐
groen) en het moeras (oranjebruin). De boorlocatie is rood omkaderd. ±
Groeneweg Bergerweg Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 2
11
Methode 2.1
Slaapplaats Zowel de bestaande slaapplaats aan de Molensloot als het plas‐dras‐
perceel in het compensatiegebied zijn tussen 24 februari en 9 april vijf keer geteld (zie Tabel 1). De tellingen werden door twee waarnemers op hetzelfde moment uitgevoerd, respectievelijk vanaf de Groeneweg ten zuiden van de Molensloot en vanaf een slootoever net ten zuiden van de Karperton, waardoor de waarnemer niet als silhouet afstak tegen de lucht. De landelijke telperioden voor slaapplaatsen van Grutto’s en andere steltlopers liggen ook in deze periode. Steeds zijn de reeds aanwezige en invallende Grutto’s geteld van 45 minuten voor zonsondergang tot 45 minuten erna. Op deze manier is het aantal aanwezige vogels op het einde van de telling bepaald. Vogels die voor het einde van de telling opvlogen en naar elders vertrokken zijn ook genoteerd. Van het plas‐drasperceel is ook het gebruik door andere soorten genoteerd. Tabel 1. Bezoekdatums slaap‐
plaatstellingen rond de Groeneweg in Bergen in 2014. Bezoek 1 2 3 4 5 Datum Tijd 24‐2
10‐3
24‐3
31‐3
9‐4
17:25 – 18:55
17:50 – 19:20
18:15 – 19:45
19:27 – 20:57
19:42 – 21:12
Weersomstandigheden
(Bewolking, Wind, Temperatuur) 2/8, Z2, 11°C 8/8, N5, 8°C 0/8, NW 2, 6°C 4/8, NO 2, 14°C 8/8, W2‐4, 10°C 2.2
Alarmtelling In 2014 kon voor het eerst een zogenaamde alarmtelling worden georganiseerd. De telling vond plaats op 26 mei tussen 7 en 11 uur in de ochtend in de Loterijlanden en in het compensatiegebied. Vanwege mogelijke uitloop van paren met pullen werden ook alarmerende paren in aangrenzende percelen genoteerd. Alarmtellingen leveren meer informatie op over daadwerkelijk broedsucces en kunnen een aanvulling zijn op een BMP‐telling. De alarmtelling is uitgevoerd volgens de methode Nijland en Van Paassen (NIJLAND & VAN PAASSEN, 2007). Deze methode komt er in het kort op neer dat het gebied systematisch doorkruist wordt door de teller. Gruttogezinnen worden genoteerd in het perceel waar de oudervogels opvliegen. Bij meerdere vogels wordt het aantal gezinnen gelijkgesteld aan het aantal alarmerende oudervogels gedeeld door twee, waarbij naar boven wordt afgerond. Bij meer dan tien vogels wordt het maximum aantal geschat, gedeeld door anderhalf en naar boven afgerond. Uiteraard wordt gelet op het voorkomen van dubbeltellingen. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 12 2.3
Broedvogelinventarisatie Het doel van het broedvogelonderzoek was inzicht te krijgen in de aanwezige soorten, hun relatieve aantallen en hun verspreiding (namen volgens BIJLSMA ET AL., 2001). Het is uitgevoerd conform de landelijk gebruikelijke methodiek zoals uitgebreid beschreven in de ‘Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek’ (VAN DIJK & BOELE, 2011), waarbij de bezoekdata die van de variant voor weidevogels hebben gevolgd (BMP‐W). De geïnventariseerde soorten zijn alle primaire en secundaire weide‐
vogels en een aantal riet‐ en moerasvogels (zie Tabel 2). In een beperkt gebied langs de Bergerweg en de Groeneweg (zie Figuur 1 en §1.2) werden alle broedvogels genoteerd behalve de Wilde eend en Meerkoet die in het geheel niet zijn opgeschreven; deze algemene soorten storen zich over het algemeen niet zo aan geluid. Daarnaast zijn opvallende vogelgroepen en predatoren genoteerd. In totaal zijn in de periode april t/m juni zeven bezoeken uitgevoerd. Het ging om vijf dagbezoeken vanaf zonsopgang tot in de middag. In de vroege ochtend lag de nadruk op de (delen met veel) zangvogels, daarna op de weidevogels. Twee nachtbezoeken werden uitgevoerd voor nachtactieve soorten, zoals uilen, rallen, Kwartel en Kwartel‐
koning. Er werd geen gebruik gemaakt van geluidsopnamen. De bezoekdatums, de bestede tijd en de weersomstandigheden tijdens de veldbezoeken in de Bergermeer staan vermeld in Tabel 3. In verband met de droge omstandigheden en het waarschijnlijk langere verblijf op elders onder water gezette percelen is het eerste bezoek bewust wat later gepland dan in eerdere jaren. De eerste bezoekronde werd deels door Tom Damm, deels door Frank van Groen uitgevoerd, op dezelfde dag. De overige veldbezoeken zijn uitgevoerd door Tom Damm (ronde 2‐4) en Frank van Groen (ronde 5 en nachtronden). De bestede tijd is vergelijkbaar met de onderzoeks‐
inspanning in voorgaande jaren. Het weer beïnvloedt de activiteit van vogels. Bij harde wind, neerslag, lage en ook hoge temperaturen zijn vogels minder actief. Geprobeerd is dergelijke omstandigheden tijdens de veldbezoeken zoveel moge‐
lijk te vermijden. Tijdens de bezoeken waren de weersomstandig‐
Tabel 2. Geïnventariseerde soorten tijdens de broedvogel‐
inventarisatie van de Bergermeer in 2009‐2014. Weergegeven zijn de soor‐
ten die in het gehele onderzoeksgebied zijn geteld, in een kleiner geselecteerd gebied zijn vrijwel alle soorten genoteerd. Primaire weidevogels
Grutto Kemphaan Kievit Scholekster Tureluur Watersnip Secundaire weidevogels
Gele kwikstaart Graspieper Kluut Krakeend
Kuifeend
Kwartelkoning
Slobeend
Tafeleend
Veldleeuwerik
Visdief
Wintertaling
Zomertaling
Riet‐ en moerasvogels
Blauwborst
Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau Bosrietzanger Kleine karekiet Koekoek Rietzanger Rietgors Sprinkhaanzanger Uilen
alle soorten evt. zeldzamere soorten
2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 13
heden over het algemeen gunstig (zie Tabel 3). Na het digitaliseren van alle geldige waarnemingen zijn deze geclus‐
terd tot territoria met behulp van een door Van der Goes en Groot ontwikkeld clusterprogramma dat werkt met de SOVON‐criteria (VAN DIJK & BOELE, 2011). Na de automatische clustering zijn de resultaten vervolgens gecontroleerd en indien nodig aangepast. Resultaat van de clustering is per soort een stippenkaart met alle aangetroffen broedvogelterritoria. 2.4
Weersomstandigheden in 2014 Het verloop van de winter heeft, met name bij standvogels, invloed op de populatie in het voorjaar. Ook droogte of juist natte omstan‐
digheden kunnen de stand van bepaalde soorten beïnvloeden. Hieronder volgt daarom een beknopte impressie van de voorafgaan‐
de winter en de weersomstandigheden gedurende het broedseizoen van 2014. De winter van 2013/2014 verliep uitzonderlijk zacht en was aan de zonnige en droge kant. Er was nauwelijks sprake van vorst en sneeuw. Op sommige plaatsen aan zee vroor het zelfs op geen enkele dag. Met in De Bilt een gemiddelde temperatuur van 6,0 °C tegen 3,4 °C normaal, eindigt de winter samen met die van 1990 op een gedeelde tweede plaats in de rij van zachtste winters sinds 1706. Alle drie de afzonderlijke wintermaanden eindigden in de top tien van zachtste maanden in ruim een eeuw. De lente van 2014 was de één na zachtste in drie eeuwen en volgde ook nog eens op een uitzonderlijk zachte winter. De lente verliep zonnig, vooral in maart, en was iets droger dan normaal. Met name maart was een droge maand. Van de afzonderlijke maanden deze lente waren maart en april zeer zacht. Juni verliep vrij warm, droog en zonnig. Tabel 3. Bezoekdatums, bestede tijd en weersomstandig‐
heden tijdens de veld‐
bezoeken van de broed‐
vogelinventarisatie in de Bergermeer in 2014 (N = nachtronde). Bezoek Datum Bestede tijd 1 2 3 4 N1 5 N2 Totaal 16‐4
26‐4
28‐4
9‐5
10‐5
13‐5
20‐5
21‐5
2‐6
9‐6
10‐6
22‐6
11.00
7.00
5.00
5.30
3.30
4.00
5.30
7.00
2.00
5.30
5.30
3.00
64,5 uur
Weersomstandigheden
(Bewolking, Wind, Temperatuur) 1/8, ZO2, 5‐12°C 4/8, ZW3, 7‐14°C 3/8, 2, 8‐15°C 8/8, W4‐5, 11°C, buien
1/8, W2‐4, 8°C 4/8, NW2‐3, 10°C 3/8, ZW3, 14‐20°C 8/8, 1, 14‐18°C 1/8, 1, 11°C 1/8, Z2, 18‐23°C 2/8, ZW3, 18‐23°C 1/8, NW2, 15‐>11°C Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 14 2.5
Biotopen Tijdens het onderzoek is bijgehouden op welke percelen vee was ingeschaard en waar was gemaaid. Daarnaast is genoteerd welke percelen akkers waren en welk gewas werd verbouwd. 2.6
Foutendiscussie Tijdens de veldbezoeken waren de weersomstandigheden goed, over het algemeen licht tot zwaar bewolkt, weinig wind en geen bijzonder lage of hoge temperaturen (zie Tabel 3). In de Bergermeer zijn voldoende wegen en dijken aanwezig om de percelen goed te tellen. Het drukke verkeer langs de Bergerweg leverde in de ochtenduren zoveel lawaai op dat hier soms niet goed was te inventariseren waardoor soorten met een zacht en onopvallend geluid, zoals Grauwe vliegenvanger, hier soms mogelijk zijn gemist. Ook kunnen vogels die aan de achterzijde van erven zongen zijn gemist. Deel van de Bergermeer, met begraasd grasland op de voorgrond, daarachter de hooilanden van het compensatiegebied en het plas‐dras‐gebied en linksachter de boortoren op de puttenlocatie. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 3
15
Resultaten 3.1
Slaapplaatstellingen Zoals uit Tabel 1 blijkt waren de omstandigheden tijdens de tellingen gunstig, half tot zwaar bewolkt, geen harde wind en niet te koud. In Tabel 4 staat per telling het maximum aantal Grutto’s en Scholeksters weergegeven dat op de slaapplaats aanwezig was. Indien van toepassing staat het aantal vogels dat voor het einde van de telling opvloog tussen haakjes genoemd. Ook staan de overige watervogels die op de slaapplaats aanwezig waren tijdens de telling genoemd. In 2013 konden, vanwege de koude, pas op 18 maart de eerste Scholeksters geteld worden. Omdat in 2014 het voorjaar juist erg warm was (zie ook §2.4) werden meteen bij de eerste telling al 121 Scholeksters op de traditionele slaapplaats Molensloot geteld, terwijl diezelfde avond ook een klein groepje bij het plas‐dras‐perceel aanwezig was. Bij alle tellingen sliep een grote groep Scholeksters bij de Molensloot. Het aantal varieerde van 121 op 24 februari tot 226 op 24 maart. Bij het plas‐dras‐perceel sliepen geen noemenswaardige aantallen Scholeksters. Vanwege het koude voorjaar werden in 2013 bij de eerste twee tellingen in het geheel geen Scholeksters gezien en Tabel 4. Maximumaantallen per telling van Grutto’s, Schol‐
eksters en enkele overige soorten bij de Molensloot (M) en van het plas‐dras‐
perceel in het tijdelijke compensatiegebied (P). De aantallen tussen haakjes betreffen vogels die voor het einde van de telling opvlogen. Datum/ Locatie Grutto Scholekster Overige soorten 24‐2 / M 0 121 24‐2 / P 0 6 (+13) 10‐3 / M 0 175 10‐3 / P (1) 0 24‐3 / M (7) 226 24‐3 / P (22)
0
31‐3 / M 2 152 31‐3 / P (15)
(2)
9‐4 / M 2 158 9‐4 / P (2) 0 Smient 46, Wintertaling 1, Wilde eend 5, Meerkoet 16 Smient 160, Wintertaling 5, Nijlgans 2, Bergeend 5, Kievit 5 Smient 13, Nijlgans 2, Meerkoet 7, Wilde eend 6, Kievit 3, Tureluur 5 Bergeend 5, Nijlgans 2, Kievit 21, Krakeend 5, Wulp 8 Tureluur 13, Wintertaling 2, Wilde eend 12, Krakeend 3, Meerkoet 6, Smient 6, Aalscholver 2, Bergeend 2 Bergeend 4, Nijlgans 2, Smient 2, Tureluur 9
Smient 15, Meerkoet 5, Wilde eend 5, Bergeend 2, Nijlgans 2, Krakeend 8, Fuut 1, Aalscholver 2, Waterhoen 2, Tureluur 4, Kievit 3. Tureluur 6, Zwarte ruiter 1, Bergeend 4
Tureluur 6, Brandgans 21, Grauwe gans 46, Nijlgans 4, Krakeend 4 paar, Kuifeend 2, Knobbelzwaan 3, Fuut 2, Wilde eend 5, Wintertaling 2 Tureluur 1, Kievit 5, Bergeend 8, Grote Canadese gans 2 Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 16 Broedvogels in de Bergermeer daarna sliepen maximaal 126 vogels bij de Molensloot. De eerste Grutto werd op 10 maart gezien, terwijl de vogel luid roepend overvloog. Alleen op 31 maart en 9 april waren nog twee Grutto’s aanwezig bij de Molensloot aan het einde van de telling. Bij het compensatiegebied werden maximaal 22 Grutto’s gezien (op 24 maart), maar die vlogen voor het einde van de telling allemaal op in noordoostelijke richting, ongetwijfeld naar een elders gelegen slaapplaats. Ook op 31 maart vlogen 15 Grutto’s hiervandaan weg in noordoostelijke richting, vergezeld van enkele Tureluurs. Ook in 2013 werd het plas‐dras‐gebied tijdens de tellingen vooral als voorver‐
zamelplaats gebruikt en slechts één keer als slaapplaats. Vermoede‐
lijk zijn alle Grutto’s naar de Kleimeer of het recreatiegebied Geestmerambacht gegaan om te overnachten. Tijdens de tellingen van Grutto’s en Scholeksters op beide slaap‐
plaatsen werden wisselende aantallen van diverse andere water‐
vogels opgemerkt die van het gebied gebruik maakten. Tijdens de eerste telling op 24 februari werden nog flinke aantallen Smienten gezien, een veel voorkomende wintergast. Tijdens de tweede telling waren deze vogels nagenoeg verdwenen. Het gebruik van het plas‐dras‐perceel na het broedseizoen als slaapplaats is dit jaar niet specifiek onderzocht. Gezenderde Grutto’s Van de Nouakchott zijn dit jaar geen peilingen uit de Bergermeer bekend geworden (http://volg.keningfanegreide.nl/). Deze vogel is pas na 3 april uit Spanje vertrokken en was vanaf 11 april weer in het broedgebied van vorig jaar aanwezig, net ten zuiden van de Hoever‐
weg. Omdat de broedvogels van de Bergermeer mogelijk deels dezelfde omzwervingen maken wordt de route van Nouakchott hier wat uitgebreider beschreven (Bissau is het hele jaar niet uitgepeild). Rond half mei verbleef ze een tijdje dicht bij de zuidwesthoek van het onderzoeksgebied, maar was op 19 mei weer ten zuiden van de Hoeverweg. De laatste decade van mei werd ze gepeild bij de Nauertogt, waar plasjes zijn aangelegd als uitbreiding van recreatie‐
gebied Geestmerambacht en waarvan we vermoeden dat ‘onze’ Grutto’s daarheen gingen om te slapen. Van 31 mei tot en met 12 juni verbleef ze net ten noorden van Schagen en op 14 juni was ze alweer in Spanje, in de buurt van Madrid! Na een tochtje door de Coto Doñana was op 6 juli de oversteek van de Sahara een feit en zat ze in een Nationaal Park voor vogels net ten zuiden van de stad waar ze naar vernoemd is, op de grens van Mauritanië en Senegal. Na een paar dagen vloog ze echter door naar Sierra Leone, waar ze ook vorig jaar heen ging en toen een afstandsrecord vestigde (5400 km). Ze zat er op 6 september nog steeds. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 3.2
17
Alarmtelling Tijdens de alarmtelling werden van Grutto vijf alarmerende paren waargenomen (waarvan vier even ten noorden van de Molensloot en één in de Loterijlanden) en van Tureluur zes (waarvan drie in het compensatiegebied en drie in percelen die grenzen aan de Loterijlanden). In en vlak bij het gebied waar de alarmtelling werd gehouden, de Loterijlanden en het compensatiegebied, zijn in 2014 tien territoria van Grutto en tien van Tureluur vastgesteld (zie Bijlage 2). Wanneer het aantal vastgestelde gruttoterritoria vergeleken wordt met het aantal alarmerende paren met jongen tijdens de alarmtelling kan het zogenaamde Bruto Territoriaal Succes (BTS) berekend worden. Bij een percentage van 50% of meer wordt aangenomen dat voldoende jongen vliegvlug zijn geworden om de populatie in stand te houden (NIJLAND & VAN PAASSEN, 2007). Voor Grutto komt het BTS in 2014 aldus uit op 50% en voor Tureluur op 60%. Dit zou dus voldoende moeten zijn om de populatie in stand te houden. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 18 3.3
Broedvogels De aantallen waarnemingen die gebruikt zijn bij de interpretatie staan in Tabel 5. De verspreidingskaarten van deze zogenaamde ‘geldige waarnemingen’ per ronde zijn te vinden in Bijlage 1. In totaal zijn van 54 soorten 636 territoria vastgesteld (zie Tabel 6 en Tabel 7). De verspreidingskaarten van de vastgestelde broedvogels Tabel 5. Aantal ‘geldige waar‐
nemingen’ van broedvogels in de Bergermeer in 2014. Ronde 1 2 3 4 5 Ronde 1 2 3 4 5
Meeuwen 8 5 4 5 4 Weidezangvogels 32 22 19 31 84
Stormmeeuw Watervogels Dodaars 8 5 4 5 4 Veldleeuwerik 108 94 81 55 93 Graspieper 1 Gele kwikstaart Fuut 5 4 4 Knobbelzwaan Grauwe gans Grote Canadese gans Brandgans Nijlgans Bergeend Krakeend Wintertaling Slobeend Kuifeend Waterhoen IJsvogel 5 9 2 2 6 2 1 1 3 2
24 13 14 24 61
6 8 4 4 21
Zangvogels (vnl.) 73 92 75 84 92
1 1 Holenduif 1 Houtduif 1 Turkse tortel 1 Koekoek 9 13 10 5 10 Gr. bonte specht 16 24 21 16 10 Boerenzwaluw 44 26 17 19 37 Witte kwikstaart 1 3 Winterkoning 1 2 2 Heggenmus 11 17 18 10 17 Roodborst 7 5 6 4 6 Tapuit 1 Merel 10 10 2 4 1 1 8 10 5 7 1
12 12 11
4 2 4
1 2 3 1
3 1 1 2 2
13 14 18
4 5 7
1 2
1 5 6 3 6 2
Steltlopers en Hoenders 166 144 120 120 120 Zanglijster 1 Patrijs Scholekster Kievit Grutto Tureluur 1
3 4 3 3 4
2 5 2 4 2
1 2 2 2 3
1 55 53 26 10 49 36 25 10 1 44 40 24 11 1 1 5 8 Staartmees 1 1 2 2 1 1 1 1 4 8 20 45 66 Kauw 4 5 1 2 1
1 3 1 2 2 2 3 2 5 2 5 2 1 55 57 35 19 Roofvogels en uilen Bruine kiekendief Buizerd Torenvalk Boomvalk Ransuil 1 Rietzangvogels 3 Sprinkhaanzanger Rietzanger Bosrietzanger Kleine karekiet Rietgors 58 24 11 27 Grasmus Zwartkop Tjiftjaf Fitis Gr. vliegenvanger 1
Pimpelmees Koolmees Boomkruiper Gaai Ekster 1 Zwarte kraai 4 3 Spreeuw 3 2 Huismus 14 34 52 Ringmus 3 3 9 Vink Groenling Totaal 390 366 320 345 467 Putter Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 1 1 5 3 1 2 6 8 2 3 1 1 1 2 1 3 6 3 3 2
4
1
5
2 4 3 5 1 2 2 4 1 4 2 3 2 4
4 2
3
4 6
4 3
1 2
2 1 1 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer Tabel 6. Aantal territoria van broedvogels die in de gehele Bergermeer zijn onderzocht in 2014. Soorten met een * staan vermeld op de Rode Lijst. Soort Dodaars Fuut Knobbelzwaan
Grauwe gans
Nijlgans Bergeend Krakeend Slobeend*
Kuifeend Torenvalk Waterhoen
Scholekster
Kievit Aantal soorten
19
Aantal
1
7
2
9
10
21
43
2
18
1
13
57
53
26
Soort Grutto*
Tureluur*
Stormmeeuw Koekoek*
Ransuil*
Veldleeuwerik* Graspieper*
Gele kwikstaart* Sprinkhaanzanger Rietzanger
Bosrietzanger Kleine karekiet Rietgors
Aantal territoria Aantal
29
24
8
1
4
3
66
23
1
6
5
67
12
486
zijn te vinden in Bijlage 2 (per soort, hele gebied) en Bijlage 3 (per soort, Bergerweg – Groeneweg). De in de verspreidingskaarten weergegeven territoriumstippen liggen meestal op de locatie van de waarneming met de hoogste broed‐
zekerheidscode binnen de datumgrenzen. Indien nodig is een correctie toegepast, bijvoorbeeld bij uitloop van kuikens over grote afstand. Vaak is sprake van meerdere waarnemingen die samen een territorium vormen. De stip geeft meestal niet de locatie van een eventueel nest aan. Het gebied rondom de territoriumstip dat voldoet aan de eisen die de desbetreffende soort aan zijn leefgebied stelt is onderdeel van het territorium. De grootte van het territorium hangt af van de soort en de kwaliteit van het leefgebied. 3.4
Rode Lijst Van de 54 vastgestelde broedvogels komen er elf voor op de ‘Rode Lijst van de Nederlandse Broedvogels’ (VAN BEUSEKOM ET AL., 2005). Het betreft Slobeend (kwetsbaar), Grutto (gevoelig), Tureluur (gevoelig), Koekoek (kwetsbaar), Ransuil (kwetsbaar), Veldleeuwerik (gevoelig), Graspieper (gevoelig), Gele kwikstaart (gevoelig), Grauwe vliegen‐
Tabel 7. Aantal territoria van broedvogels die in deelgebied Bergerweg‐
Groeneweg aanvullend zijn onderzocht in 2014. Soorten met een * staan vermeld op de Rode Lijst. Soort Holenduif Houtduif Turkse tortel
Grote bonte specht
Witte kwikstaart
Winterkoning
Heggenmus
Roodborst
Merel Zanglijster
Grasmus Zwartkop Tjiftjaf Fitis Aantal soorten
Aantal
1
16
5
2
3
18
9
2
9
1
1
6
5
4
28
Soort Grauwe vliegenvanger* Staartmees
Pimpelmees
Koolmees
Boomkruiper
Ekster
Kauw
Zwarte kraai
Spreeuw
Huismus*
Ringmus*
Vink
Groenling
Putter
Aantal territoria
Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau Aantal
1
1
7
9
2
5
7
4
7
5
9
6
4
1
150
2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 20 vanger (gevoelig), Huismus (gevoelig) en Ringmus (gevoelig). 3.5
Niet‐broedvogels Van enkele soorten voldeden de verzamelde waarnemingen niet aan de criteria voor het vaststellen van een geldig territorium. Het betreft Grote Canadese gans (paar op 28 april), Brandgans (paar op 10 juni), Wintertaling (enkele eenmalige waarnemingen, deels buiten de datumgrenzen), Bruine kiekendief (enkele malen een jagend manne‐
tje), Buizerd (tweemaal een roepende vogel en af en toe een langs‐
vliegende; deze soort broedt waarschijnlijk net buiten het gebied), Boomvalk (langsvliegende vogel op 10 juni), Patrijs (paartje op 21 mei in noorden van gebied), IJsvogel (overvliegende vogel langs de Bergerweg op 9 juni), Boerenzwaluw (enkele territoriale vogels bij de Bergerweg en de Groeneweg), Tapuit (paar op 28 april aan westzijde van gebied) en Gaai (enkele vogel op 21 mei). 3.6
Biotopen In vergelijking met eerdere jaren is het beeld qua biotoop in grote lijnen hetzelfde, met uitzondering van de opgebouwde boortoren (ook al in 2013 aanwezig). Een biotoopkaart met de ligging van de akkers, beweide percelen, hooiland en gemaaide percelen in 2014 De Tureluur is een kritische weidevogel met een stabiele stand in de Bergermeer.
Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 21
De Gele kwikstaart is een weidezangvogel die ook veel in bollenvelden broedt.
staat in Bijlage 4. In vergelijking met 2013 zijn hier en daar kleine verschuivingen opgetreden in beweiding en maaiperiode. De puttenlocatie, waar tijdens het broedseizoen van 2012 keten en andere opgaande structuren aanwezig waren, is vóór het broedseizoen van 2013 ingericht als boorlocatie met een ’s nachts verlichte boortoren van 60 m hoog en een geluidwerende omheining van 10 m hoog. Ook tijdens het broedseizoen van 2014 was de boortoren en de geluidwerende omheining aanwezig. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 22 4
Vergelijking met eerdere inventarisaties 4.1
Aantalsveranderingen Bij een vergelijking van de resultaten van broedvogelinventarisaties uit verschillende jaren is het goed om te beseffen dat veranderingen in het aantal vastgestelde territoria te maken kunnen hebben met jaarinvloeden (zoals het weer en de voedselsituatie), landschappelij‐
ke veranderingen en de landelijke trend. Daarnaast kunnen waar‐
nemersinvloeden optreden wanneer door verschillende mensen is geïnventariseerd. Dat laatste is in dit geval niet aan de orde. De Bergermeer is in 2014 grotendeels op dezelfde manier onderzocht als in 2009‐2013 (DE BEER & DAMM, 2009; DAMM & VAN SCHOOTEN, 2010; DAMM & VAN GROEN, 2011, DAMM & VAN GROEN, 2012, DAMM & VAN GROEN, 2013). Wel zijn er enkele kleine verschillen tussen de jaren. Zo zijn rietzangvogels in 2009 en 2010 niet overal geteld en is de Stormmeeuw pas vanaf 2011 systematisch genoteerd. Deze kleine meeuwensoort broedt in en rond het gebied op allerlei daken en (tot 2012) op de puttenlocatie die niet door ons bezocht is. De Torenvalk is alleen in 2011 en 2012 in het hele gebied geteld. Overigens zijn de zes inventarisaties goed vergelijkbaar. Samen vormen ze een betere meting dan de gegevens van slechts één jaar, omdat populatie‐
schommelingen en verschillende weersomstandigheden er nu deels in verdisconteerd zijn. Na enkele wat strengere winters was de winter van 2013/2014 uitzonderlijk zacht te noemen (zie §2.4). Ook het voorjaar verliep zachter dan normaal. Een overzicht waarin de resultaten van de broedvogelinventarisaties uit 2009‐2014 worden vergeleken is te vinden in Tabel 8. Hierin zien we voornamelijk de gebruikelijke jaarlijkse schommelingen die in populaties optreden en bij sommige soorten ook het effect van toeval door een lagere trefkans in onoverzichtelijke biotopen (met name Patrijs, Waterhoen, Groene specht). Net als 2013 was 2014 een goed jaar voor watervogels. Grauwe gans, Krakeend en Kuifeend bereikten hun hoogste stand. De weidevogelstand bleef ten opzichte van het jaar 2013 vrijwel gelijk. Het aantal territoria van Grutto is net als in 2013 gedaald, zij het minder sterk. De Grutto neemt ook elders in Nederland af. Het gaat hierbij om een matige afname, dat wil zeggen een significante afname van minder dan 5% per jaar. Sinds 1990 is de gruttostand in Nederland daardoor gehalveerd (bron Sovon). Verder nam ook Scholekster wat af terwijl het aantal territoria van Tureluur en Kievit steeg. Met name het aantal territoria van Tureluur is over de jaren heen opmerkelijk stabiel, hetgeen overeenkomt met de landelijke trend. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer Het aantal territoria van Graspieper bereikte met 66 een record. Dat een groot deel van het vliegveld op 22 juni was gemaaid zal het broedsucces van deze soort dit jaar echter niet ten goede zijn gekomen. Met name in 2009 en 2010 zijn Graspieper en ook Gele kwikstaart vermoedelijk onderteld. Tabel 8. Vergelijking van het aantal vastgestelde territoria van broedvogels in de jaren 2009‐2014. Hele gebied Naam \ Jaar Dodaars Fuut Knobbelzwaan Grauwe gans Grote Canadese gans
Brandgans Nijlgans Bergeend Krakeend Slobeend* Kuifeend Torenvalk Patrijs* Kwartel Waterhoen Scholekster Kievit Kemphaan* Grutto* Tureluur* Stormmeeuw Kleine mantelmeeuw
Koekoek* Ransuil* Veldleeuwerik* Graspieper* Gele kwikstaart* Engelse kwikstaart* Blauwborst Roodborsttapuit Sprinkhaanzanger Rietzanger Bosrietzanger In het gebied werden in 2014 tijdens de nachtrondes op vier plaatsen 09 10 11 12 13 14 1 2 3 7 1 5 4 8 1 7 2 9 4 1 1 1 2 2 5 1 2 2 2 5 4 3 10 9 15 10 14 15 15 20 24 21 19 15 24 21 31 43 8 4 5 2 3 2 4 6 13 9 10 18 3 1 1 1 8 3 12 6 13 4 7 13 64 75 80 64 64 57 79 63 71 45 46 53 1 45 76 42 42 33 29 24 21 28 22 19 24 1 16 14 11 8 2 2 1 2 4 6 3 5 7 1 3 18 8 18 41 42 66 7 6 26 29 30 23 1 1 2 1 1 2 1 5 7 2 3 6 2 3 2 5 Kleine karekiet Rietgors 23
19 70 76 61 67 2 3 4 14 9 12 Bergerweg‐Groeneweg
Naam \ Jaar 09 10 11 12 13 14 Holenduif Houtduif Turkse tortel Groene specht* Grote bonte specht Boerenzwaluw* Witte kwikstaart Winterkoning Heggenmus Roodborst Merel Zanglijster Braamsluiper Grasmus Tuinfluiter Zwartkop Tjiftjaf Fitis Grauwe vliegenvanger*
Staartmees Pimpelmees Koolmees Boomkruiper Gaai Ekster Kauw Zwarte kraai Spreeuw Huismus* Ringmus* Vink Groenling Putter 3 2 5 4 4 1 13 15 30 22 18 16 3 3 4 2 5 5 1 1 1 1 3 1 2 1 1 2 2 3 19 18 20 19 17 18 9 9 11 8 8 9 1 1 2 2 1 2 9 8 17 13 11 9 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 3 4 8 7 6 6 3 5 10 5 4 5 3 5 5 2 5 4 1 1 1 1 1 2 1 1 1 7 6 9 10 10 7 10 8 10 8 9 9 2 3 2 2 4 2 1 2 1 2 1 2 8 7 4 5 2 6 5 2 7 1 4 2 3 4 9 4 16 6 5 7 4 9 7 7 7 5 10 11 14 13 8 9 1 2 5 1 1 6 2 3 1 5 4 3 3 3 5 3 1 Aantal territoria 123 128 207 164 146 150
Aantal soorten 27 26 28 30 28 28 Aantal territoria 312 336 479 442 440 486 Totaal aantal territoria 435 464 686 606 584 636
Aantal soorten 18 22 28 25 28 26 Totaal aantal soorten Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 45 48 56 55 54 54 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 24 jonge Ransuilen gehoord waarvan twee plaatsen in de Bergermeer en twee plaatsen net buiten de grenzen van het gebied, aan de noord‐
oostrand in Alkmaar bij een sportterrein en aan de zuidzijde in een windsingel. Het jaar 2014 is een goed muizenjaar. Dat verklaart het relatief grote aantal territoria van de Ransuil. In 2013 werden ook op twee plaatsen net buiten het gebied jonge Ransuilen gehoord. Deze zijn ook in de vergelijkingstabel opgenomen. Het aantal vastgestelde soorten van de Rode lijst is redelijk stabiel maar bereikte met elf soorten in 2014 een record. Ook het aantal territoria van deze groep bereikte in 2014 een record, met name dankzij Ransuil en Graspieper. Dit aantal schommelde in de loop der jaren tussen de 123 (2009) en 167 (2014) In 2012 werden 164 territoria van deze groep vastgesteld. 4.2
Dichtheden Om de verspreiding van belangrijke weidevogelsoorten beter in beeld te krijgen zijn van enkele soortgroepen en de Grutto dichtheidskaar‐
ten opgenomen in Bijlage 5 en deze worden hieronder besproken. 4.2.1
Weidevogelkerngebieden Van de soorten die van belang zijn bij het bepalen van weidevogel‐
kerngebieden (PROVINCIE NOORD‐HOLLAND, 2009) zijn de territoria bij elkaar genomen. Het betreft Slobeend, Kuifeend, Scholekster, Grutto, Tureluur, Gele kwikstaart en Veldleeuwerik. Wintertaling, Zomer‐
taling, Kemphaan en Watersnip behoren ook tot deze groep, maar komen in 2014 niet voor in het onderzoeksgebied. Een gebied is een weidevogelkerngebied als het aantal territoria van deze soortgroep gezamenlijk de 20 paar per 100 ha overschrijdt. Ook worden Grutto‐
kerngebieden onderscheiden, die eigenlijk altijd binnen de weide‐
vogelkerngebieden liggen: daarbij is het aantal Gruttoterritoria minimaal 10 paar per 100 ha. Ten opzichte van de periode 2009‐2013 blijkt voor deze groep dat het gebied ten zuidwesten van de boorlocatie relatief steeds belangrijker wordt, met name door afname aan de randen van de Bergermeer. Nergens wordt in 2014 meer een dichtheid van 50 territoria per 100 ha gehaald. Verder zijn hier en daar kleine verschuivingen opgetreden in de gebieden met de hoogste dichtheden. Het gebied ten zuidwesten van puttenlocatie is nog steeds een belangrijk gebied voor de Grutto binnen de Bergermeer. Een andere kern ligt oostelijk van de Bergerweg. 4.2.2
Beheertype ‘Vochtig weidevogelgrasland’ Soorten die van belang zijn voor de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL) zijn bij elkaar genomen in de derde kaart van Bijlage 5. Het gaat hier om Krakeend, Slobeend, Kuifeend, Grutto, Tureluur, Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer Tabel 9. Aantal geldige waarne‐
mingen per ronde van de steltlopers onder de broedvogels in het tijde‐
lijke compensatiegebied in de Bergermeer tijdens de inventarisatieronden in 2009‐2014. 25
Steltlopers 1 2 3 4 5 waarvan Grutto Ronde 09 10 11 12 13 14 09 10 11 12 13 14 5 4 2 1 0 9 6 7 2 2 15 19 6 1 1 15 9 5 1 3 12 15 15 8 9 12 4 1 2 5 0 0 0 1 0 2 2 3 1 0 3 4 3 1 0 5 3 2 0 0 1 1 2 3 2 3 1 2 1 Veldleeuwerik, Graspieper en Gele kwikstaart. Ook bij deze groep horen nog soorten die niet in het onderzoeksgebied voorkomen: naast de eerder genoemde is dat nog de Kluut. Wanneer een gebied een dichtheid van 35 broedparen per 100 ha heeft van deze soorten voldoet het aan het beheertype ‘Vochtig weidevogelgrasland’ (N13.01). Dit is een type voor natuurgebieden, zoals de Loterijlanden. Voor agrarische gebieden bestaat een ander beheertype, maar daarvan waren de kwaliteitseisen tijdens de rapportage van 2009 nog niet vastgelegd en daarom is deze ook daarna niet gebruikt. Uit de dichtheidskaart van SNL‐soorten komt in grote lijnen overeen met die van de soorten van weidevogelkerngebieden. De hogere dichtheden ten zuidwesten van de boorlocatie, met name richting de Kolonel Sneepweg, worden veroorzaakt door het grote aantal territoria van de Graspieper daar, een soort die niet in de selectie van soorten zit die van belang zijn voor de weidevogelkerngebieden. 4.3
Tijdelijk compensatiegebied In Tabel 9 is het aantal geldige waarnemingen van steltlopers gegeven in het tijdelijke compensatiegebied, in Tabel 10 het aantal vastgestelde territoria. Voor Tabel 9 en Tabel 10 zijn de grenzen van het compensatiegebied van 2009‐2011 strikt aangehouden. Met ingang van 2012 is een perceel toegevoegd aan het compensatie‐
gebied. De territoriumstip wordt vastgelegd op de locatie van waarnemen met de hoogste broedzekerheidscode binnen de datumgrenzen (voor Grutto is dat 1 april t/m 10 mei). In 2009 konden de vogels nog niet weten dat het grootste deel van het tijdelijke compensatiegebied op een weidevogelvriendelijke manier beheerd werd, maar mogelijk heeft een deel van de vogels dit gebied tijdens of na het broedseizoen gebruikt om te foerageren. Tijdens de inventarisatie in 2010 werden er telkens meer geldige waarnemingen in dit gebied verricht dan in dezelfde ronde een jaar eerder. In 2011 was dat wederom het geval voor de eerste twee ronden, terwijl de derde, vierde en vijfde ronde een vergelijkbaar aantal te zien gaven. In 2012 waren de aantallen waarnemingen per ronde niet duidelijk verder toegenomen, zoals blijkt uit Tabel 9. Mogelijk was de draagkracht ongeveer bereikt. In de eerste ronde werden wat meer Grutto’s gezien, waarschijnlijk door de aanwezig‐
Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 26 Tabel 10.
Aantal territoria van broedvogels in het tijdelijke compensatie‐
gebied in de Berger‐
meer in de jaren 2009‐
2014. Soort \ Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Grauwe gans Bergeend Krakeend Waterhoen Scholekster Kievit Grutto Tureluur Graspieper 0 0 0 0 1 2 1 0 0 0 1 0 0 1 3 3 1 0 0 0 1 0 1 7 4 2 1 0 0 1 0 1 6 4 2 1 1 2 0 1 1 7 2 3 0 0 0 3 0 0 8 2 4 1 Totaal
4 9 16 15 17 18 Steltlopers
4 8 14 13 13 14 heid van het plas‐drasperceel; in de tweede ronde minder steltlopers als geheel. In 2013 werden in ronde 2 t/m 5 meer steltlopers gezien in het compensatiegebied, waarschijnlijk vanwege de late start van het broedseizoen als gevolg van het koude voorjaar. In 2014 werden, behalve tijdens de eerste ronde, minder steltlopers waargenomen, dit jaar waarschijnlijk vanwege het extreem vroege en warme voorjaar (zie ook §2.4). Hierdoor kwam het broedseizoen al vroeg op gang en werd het gras al snel hoog, hetgeen de waar‐
nemingskansen op steltlopers verkleint. In 2010 werden tweemaal zoveel territoria vastgesteld in het compensatiegebied als in 2009. Dit kwam voornamelijk door hogere aantallen van Grutto en Tureluur, omdat juist zij het meest baat hebben bij grasland dat als hooiland wordt beheerd. In 2011 zijn de aantallen hier verder gestegen en hierbij valt vooral het grotere aantal Kieviten op. Het aantal territoria van steltlopers in het com‐
pensatiegebied is in 2012 licht gedaald door de afname van Kievit met één territorium. In de Bergermeer als geheel is de afname van steltlopers van 2011 op 2012 groter geweest, met name voor Scholekster, Kievit en in mindere mate voor Tureluur. In 2013 is het totale aantal steltloperterritoria hier niet veranderd, maar bij de soorten zien we wat verschuivingen. Het aantal territoria in 2014 komt overeen met 2011 door de toename van Kievit met één territorium ten opzichte van 2013. Het totaal aantal vastgestelde territoria is sinds 2009 gestaag toegenomen in het compensatiegebied. Het aantal territoria van steltlopers is er de laatste jaren stabiel. De kwaliteit van het compensatiegebied als leefgebied voor de steltlopers kan waarschijnlijk nog verbeterd worden, zoals reeds vermeld in DAMM & VAN SCHOOTEN (2010): “Door aangepast beheer kan ervoor gezorgd worden dat de (kruidenrijke) vegetatie in de kuikentijd op een geschiktere lengte is voor opgroeiende Grutto’s en Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 27
Tureluurs. Dit zogenaamde ‘kuikenland’ ontstaat onder andere door voor te beweiden tot uiterlijk eind april en, afhankelijk van de uitgangssituatie, door minder mest en/of een hoger waterpeil. In het huidige compensatiegebied komt al relatief kruidenrijk grasland voor, waarbij Reukgras de minder voedselrijke percelen aangeeft (zie figuur 4 in DE BEER & DAMM, 2009). Daarom zou gekozen kunnen worden om op een klein voedselrijker deel voorbeweiding toe te passen.” Met behulp van zogenaamd ‘maatwerk’ kunnen eventuele uit te voeren werkzaamheden daarnaast worden afgestemd op een optimaal verloop van het broedseizoen voor de aanwezige weide‐
vogels. 4.4
Loterijlanden In tegenstelling tot in andere jaren nemen we in deze paragraaf een wat ruimere definitie van de Loterijlanden: niet alleen de kruidenrijke graslandpercelen rond de locatie van de boortoren die in beheer zijn bij Natuurmonumenten (zie Figuur 2), maar ook een aantal intensie‐
ver gebruikte particuliere percelen. De Bergerweg is de oostgrens, de Groeneweg de zuidgrens, het westelijke NM‐perceel aan de Groene‐
weg de westgrens, terwijl de noordgrens wordt gevormd door één rij percelen ten noorden van de Molensloot (maar drie achter de boer‐
derij) en drie lange smalle percelen ten noorden van de boorlocatie. De aantallen in Tabel 11 zijn aan deze nieuwe definitie aangepast. Het gaat hier om een deelpopulatie van Grutto’s, die geografisch min of meer gescheiden is van andere deelpopulaties. Voor Tureluur geldt dit iets minder, voor Kievit veel minder en voor Scholekster eigenlijk niet; de laatste staat daarom niet in de tabel. In 2013, het eerste waarnemingsjaar met aanwezigheid van de boortoren, was in dit deelgebied sprake van een lichte afname van Grutto (die in de aantalsschommeling past) en een sterke afname van Kievit, maar de laatste was in 2014 weer op het niveau van 2012 (zie Tabel 11). In dit tweede jaar is het aantal territoria van Tureluur hier wat afgenomen ten opzichte van de drie voorgaande jaren. De Grutto neemt in de hele Bergermeer af, terwijl de stand van Tureluur stabiel is (zie §4.1). Op de dichtheidskaarten uit de verschillende jaren is overigens geen substantiële verschuiving te zien van het belangrijke kerngebied van Grutto’s aan de zuidwestzijde van de boortoren. Tabel 11.
Ontwikkeling van het aantal territoria van drie soorten weide‐
vogels in de directe omgeving van de boorlocatie. Soort \ Jaar Kievit Grutto Tureluur Totaal
2009 2010 2011 2012 2013 2014 11 11 6 14 14 3 11 8 6 17 12 6 8 9 6 16 8 4 28 31 25 35 25 28 Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 28 5
Conclusies 5.1
Plas‐drasperceel en slaapplaats Het plas‐drasperceel in het compensatiegebied werd in 2014 met name als voorverzamelplaats gebruikt door Grutto’s. Vermoedelijk slapen de Grutto’s in de Kleimeer of het recreatiegebied Geestmer‐
ambacht. De Molensloot werd bij alle vijf de tellingen gebruikt als slaapplaats door een grote groep Scholekster, ondanks de aanwezigheid van de boortoren. Het aantal Scholeksters varieerde hier van 121 tot 226. Tijdens de tellingen is geconstateerd dat Grutto’s en diverse andere soorten druk gebruik maakten van het nieuwe plas‐drasperceel om te foerageren, ook tijdens het broedseizoen. Naast rust‐ en ontmoe‐
tingsplaats is de plas‐draszone ook zeer nuttig als foerageergebied, zeker gezien de droge voorjaren van de afgelopen jaren en het feit dat dit het enige echte plas‐drasgebied in de Bergermeer is. Het gebied geeft hiermee ook invulling aan de inspanningen van Landschap Noord‐Holland om meer van dit soort natte gebieden in te richten. 5.2
Alarmtelling Bij de alarmtelling werd een Bruto Territoriaal Succes van 50% vastgesteld voor Grutto en 60% voor Tureluur in de Loterijlanden en het compensatiegebied. Dit zou in principe voldoende moeten zijn om de populatie in stand te houden. 5.3
Broedvogels Zowel het aantal vastgestelde territoria van broedvogels als het aantal vastgestelde soorten in de Bergermeer is onderhevig aan schommelingen. Qua aantal territoria was 2014 een boven gemiddeld jaar. Het aantal soorten handhaaft zich op een hoog niveau. Het aantal vastgestelde territoria in het compensatiegebied vertoont nog steeds een stijgende lijn. Het aantal vastgestelde soorten van de Rode Lijst bereikte met elf soorten een record in 2014. Het aantal territoria van deze groep schommelt van jaar tot jaar. In 2014 ging het om een record van 167 territoria, drie meer dan het vorige record uit 2010. In 2014, het tweede waarnemingsjaar met aanwezigheid van de boortoren, is vooralsnog geen sprake van een duidelijke aantals‐
verandering van het aantal territoria van weidevogels of een verschuiving daarvan, noch in de nabijgelegen Loterijlanden, noch in het compensatiegebied. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 6
29
Literatuur BEER, R. DE & T. DAMM, 2009. Bergermeer, inventarisatie broedvogels 2009. G&G‐rapport 2009‐26, Van der Goes en Groot, Alkmaar. BEUSEKOM, R. VAN, HUIGEN P., HUSTINGS F., DE PATER, K. & THISSEN J. (RED.), 2005. Rode Lijst van Nederlandse broedvogels. Tirion uitgevers B.V., Baarn. BIJLSMA, R.G., HUSTINGS F. & C.J. CAMPHUYSEN, 2001. Algemene en schaarse vogels van Nederland. Haarlem/Utrecht. BOELE A., VAN BRUGGEN J., VA N DIJK A.J., HUSTINGS F., VERGEER J.W., BALLERING L. & PLATE C.L. 2013. Broedvogels in Nederland in 2011. Sovon‐rapport 2013/01. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. DAMM, T. & B. VAN SCHOOTEN, 2010. Broedvogels in de Bergermeer. Inventarisatie 2010. G&G‐rapport 2010‐11, Van der Goes en Groot, Alkmaar. DAMM, T. & F.M. VAN GROEN, 2011. Broedvogels in de Bergermeer. Inventarisatie 2011. G&G‐rapport 2011‐18, Van der Goes en Groot, Alkmaar. DAMM, T. & F.M. VAN GROEN, 2012. Broedvogels in de Bergermeer. Inventarisatie 2012. G&G‐rapport 2012‐12, Van der Goes en Groot, Alkmaar. DAMM, T. & F.M. VAN GROEN, 2013. Broedvogels in de Bergermeer. Inventarisatie 2013. G&G‐rapport 2013‐24, Van der Goes en Groot, Alkmaar. DIJK, A.J. VAN & A. BOELE, 2011. Handleiding SOVON Broedvogelonder‐
zoek. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. DIJK, A.J. VAN, 1996. Handleiding Broedvogel Monitoring Project (Broedvogelinventarisatie in proefvlakken). SOVON Vogelonder‐
zoek Nederland, Beek‐Ubbergen. DIJK, A.J. VAN, 2004. Handleiding Broedvogel Monitoring Project (Broedvogelinventarisatie in proefvlakken). SOVON Vogelonder‐
zoek Nederland, Beek‐Ubbergen. NIJLAND F. & A. VAN PAASSEN, 2007. Instructie Alarmtellingen; tellingen van paren en gezinnen van Scholekster, Kievit, Grutto, Tureluur en Wulp. Uitgave Landschapsbeheer Nederland, Utrecht. Publicatie Bureau N nr. 27, Leeuwarden. ROOBEEK, C.F., 2004. Weidevogelinventarisatie Loterijlanden 1991 t/m 2003. De Kleine Alk 22(1): 2‐10. ROOBEEK, C.F., 2009. Slaapplaatstellingen van Scholeksters en Grutto’s in de Loterijlanden (1995 t/m 2008). De Kleine Alk 27(1): 7‐10. SCHARRINGA, C.J.G., W. RUITENBEEK & P.J. ZOMERDIJK, 2010. Atlas van de Noord‐Hollandse broedvogels 2005‐2009. Samenwerkende Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 30 Vogelwerkgroepen Noord‐Holland (SVN), Landschap Noord‐
Holland. SIERDSEMA, H., 1995. Broedvogels en beheer. Het gebruik van broed‐
vogelgegevens in het beheer van bos‐ en natuurterreinen. SOVON‐onderzoeksrapport 1995/04. Staatsbosbeheerrapport 1995‐1. SOVON VOGELONDERZOEK NEDERLAND, 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998‐2000. – Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer 31
7
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Verspreidingskaarten per bezoekronde Verspreidingskaarten broedvogels Bergermeer Verspreidingskaarten broedvogels Bergerweg‐
Groeneweg Biotoopkaart Dichtheidskaarten Bijlage 4 Bijlage 5 Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Broedvogels in de Bergermeer Bijlage 1 Verspreidingskaarten per bezoekronde Ronde 1 Ronde 2 Ronde 3 Ronde 4 Ronde 5 Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Bergermeer Rondestippen 2014
Legenda
Loofbos
Ronde 1
Boorlocatie
Hoender
onderzoeksgebied zangvogels
Rietzangvogel
moeras
Meeuw
onderzoeksgebied weidevogels
Roofvogel of uil
weidevogelgrasland
Steltloper
Steltloper: Grutto
Watervogel
Weidezangvogel
Zangvogel
±
(tijdelijk) compensatiegebied
Hooiland
0
Plas-dras
1,25
km
Bergermeer Rondestippen 2014
Legenda
Loofbos
Ronde 2
Boorlocatie
Hoender
onderzoeksgebied zangvogels
Rietzangvogel
moeras
Meeuw
onderzoeksgebied weidevogels
Roofvogel of uil
weidevogelgrasland
Steltloper
Steltloper: Grutto
Watervogel
Weidezangvogel
Zangvogel
±
(tijdelijk) compensatiegebied
Hooiland
0
Plas-dras
1,25
km
Bergermeer Rondestippen 2014
Legenda
Loofbos
Ronde 3
Boorlocatie
Hoender
onderzoeksgebied zangvogels
Rietzangvogel
moeras
Meeuw
onderzoeksgebied weidevogels
Roofvogel of uil
weidevogelgrasland
Steltloper
Steltloper: Grutto
Watervogel
Weidezangvogel
Zangvogel
±
(tijdelijk) compensatiegebied
Hooiland
0
Plas-dras
1,25
km
Bergermeer Rondestippen 2014
Legenda
Loofbos
Ronde 4
Boorlocatie
Hoender
onderzoeksgebied zangvogels
Rietzangvogel
moeras
Meeuw
onderzoeksgebied weidevogels
Roofvogel of uil
weidevogelgrasland
Steltloper
Steltloper: Grutto
Watervogel
Weidezangvogel
Zangvogel
±
(tijdelijk) compensatiegebied
Hooiland
0
Plas-dras
1,25
km
Bergermeer Rondestippen 2014
Legenda
Loofbos
Ronde 5
Boorlocatie
Hoender
onderzoeksgebied zangvogels
Rietzangvogel
moeras
Meeuw
onderzoeksgebied weidevogels
Roofvogel of uil
weidevogelgrasland
Steltloper
Steltloper: Grutto
Watervogel
Weidezangvogel
Zangvogel
±
(tijdelijk) compensatiegebied
Hooiland
0
Plas-dras
1,25
km
Broedvogels in de Bergermeer Bijlage 2 Verspreidingskaarten broedvogels Bergermeer Fuut Knobbelzwaan Grauwe gans Nijlgans Bergeend Krakeend Slobeend Kuifeend Torenvalk Waterhoen Scholekster Kievit Grutto Tureluur Stormmeeuw Koekoek Ransuil Veldleeuwerik Graspieper Gele kwikstaart Sprinkhaanzanger Rietzanger Bosrietzanger Kleine karekiet Rietgors Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 !
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Dodaars
A
1 territorium
(
!
(!
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Fuut
A
7 territoria
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Knobbelzwaan
A
2 territoria
!
(!
(
!
(!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Grauwe gans
A
9 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Nijlgans
A
10 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(!
!
(
(
!
(
!
(
!
!
(
!
!
(
(
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Bergeend
A
21 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(!
(
!
(
!
(
!
(
(
!
(!
Verspreidingskaart 2014
# Krakeend
A
43 territoria
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Slobeend
A
2 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Kuifeend
A
18 territoria
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Torenvalk
A
1 territorium
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Waterhoen
A
13 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(!
(
!
(
!
( !
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
!
((
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
( !
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Scholekster
A
57 territoria
!
(!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
(
!
( !
!
(
!
(!
(
!
(
(
!!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
(
!!
(
!
( !
(
!
(
!
(
!!
(
(
!
(
!
( !
!
(!
(
(
!
(
!
(
!
(
!
(
(
! !
!
(
((
!!
(
( !
(
!
(!
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Kievit
A
53 territoria
!
(
(
!
(!
(!
!
(
( !
!
(
!
(!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(!
(
!
(
!
( (
!
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
(
!!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Grutto
A
29 territoria
!
( !
(
!
(
!
(!
(!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Tureluur
A
24 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Stormmeeuw
A
8 territoria
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Koekoek
A
1 territorium
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Ransuil
A
4 territoria
!
(
!
(!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Veldleeuwerik
A
3 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
(
!
(!
!
(
!
(
!
(
!
(!
(
!
(
(
!
( !
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
(
!
(!
( !
( !
( !
!
(! !
(
(!
!
(
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(!
(
( !
(
!
(!
!
! (!
(
!
( (
( !
!
(
!
( !
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Graspieper
A
66 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
( !
(
!
(
(!
!
(!
(!
(
!
(
(
!
(!
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Gele kwikstaart
A
23 territoria
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Sprinkhaanzanger
A
1 territorium
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Rietzanger
A
6 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Bosrietzanger
A
5 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
((
!
!!
(
( !
(
!
(!
!
(
!
(
!
(
(
!
( !
!
(
!
(
!
(!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
(!
(!
(
!
( !
!
(
!
(!
(
(!
!
(
!
(
!
(
(
!
(!
!
(!
(
Bergermeer
0
!
(
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Kleine karekiet
A
67 territoria
!
(!
(
!
(
!
(!
(
(
!
(!
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergermeer
0
0,75
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Rietgors
A
12 territoria
Broedvogels in de Bergermeer Bijlage 3 Verspreidingskaarten broedvogels Bergerweg‐
Groeneweg Holenduif Houtduif Turkse tortel Grote bonte specht Witte kwikstaart Winterkoning Heggenmus Roodborst Merel Zanglijster Grasmus Zwartkop Tjiftjaf Fitis Grauwe vliegenvanger Staartmees Pimpelmees Koolmees Boomkruiper Ekster Kauw Zwarte kraai Spreeuw Huismus Ringmus Vink Groenling Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 !
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Holenduif
A
1 territorium
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Houtduif
A
16 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Turkse tortel
A
5 territoria
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Grote bonte specht
A
2 territoria
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Witte kwikstaart
A
3 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
(
!
( !
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Winterkoning
A
18 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Heggenmus
A
9 territoria
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Roodborst
A
2 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Merel
A
9 territoria
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Zanglijster
A
1 territorium
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Grasmus
A
1 territorium
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Zwartkop
A
6 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Tjiftjaf
A
5 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Fitis
A
4 territoria
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Grauwe vliegenvanger
A
1 territorium
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Staartmees
A
1 territorium
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Pimpelmees
A
7 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Koolmees
A
9 territoria
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Boomkruiper
A
2 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Ekster
A
5 territoria
!
(!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Kauw
A
7 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Zwarte kraai
A
4 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Spreeuw
A
7 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Huismus
A
5 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Ringmus
A
9 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Vink
A
6 territoria
!
(
!
(
!
(
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Groenling
A
4 territoria
!
(
Bergerweg - Groeneweg
0
0,35
km
±
Verspreidingskaart 2014
# Putter
A
1 territorium
Broedvogels in de Bergermeer Bijlage 4 Biotoopkaart Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Biotopen 2014
Legenda
Bergermeer
Akker
Grasland beweid
Grasland gemaaid in ronde 5
Grasland hooiland in ronde 5
Sportveld
Loofbos
© Kadaster Nederland 2014
0
1,25
km
±
Boorlocatie
onderzoeksgebied weidevogels
(tijdelijk) compensatiegebied
Broedvogels in de Bergermeer Bijlage 5 Dichtheidskaarten Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau 2014‐13 Dichtheid Soorten 2014
Dichtheid (aantal territoria / 100 ha)
Weidevogelkerngebied
Bergermeer
5 - 10
Boorlocatie
10- 20
20-35
0
1,25
km
±
35- 50
> 50
Dichtheid Soorten 2014
Grutto
Bergermeer
Dichtheid (aantal territoria / 100 ha)
5-10
Boorlocatie
10-15
15-20
0
1,25
km
±
20-25
25-30
Dichtheid Soorten 2014
SNL
Bergermeer
Dichtheid (aantal territoria / 100 ha)
5 - 10
Boorlocatie
10- 20
20-35
0
1,25
km
±
35- 50
> 50
Broedvogels in de Bergermeer
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
Hazenkoog 35A
Bovendijk 35-G
1822 BS Alkmaar
2295 RV Kwintsheul
www.vandergoesengroot.nl
G&G-rapport 2014-13
Inventarisatie 2014
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau