FACTSHEET Pilot Bedrijventerrein Oosteind

DPL‐BT (Duurzaamheids Profiel van een Locatie voor Bedrijventerreinen) FACTSHEET Pilot Bedrijventerrein Oosteind Papendrecht I.s.m. de Omgevingsdienst Amsterdam, juli 2014 Jaap Kortman Erik Eerhart 1
1. Inleiding 4D Area & City Development BV en IVAM UvA BV hebben het pragmatisch computerprogramma DPL‐
BT 1.0 ontwikkeld, dat ondersteunt bij het ontwikkelen van duurzame bedrijventerreinen. Het DPL‐
BT instrument staat voor Duurzaamheids Profiel van een Locatie voor BedrijvenTerreinen. Met dit instrument wordt de duurzaamheid van een bedrijventerrein gemeten op basis van de drie pijlers van duurzaamheid, de 3 P’s: People, Planet en Profit. Door de manier van meten wordt duurzaamheid “smart” gemaakt en spreken de betrokken partijen dezelfde taal om duurzame doelstellingen eenvoudiger te realiseren. DPL‐BT heeft als doel de betrokken partijen (overheden, semi‐overheden en het bedrijfsleven) constructief aan tafel te krijgen om de duurzaamheid op het bedrijventerrein te bespreken en te verbeteren door uitvoering van maatregelen. Het instrument maakt duidelijk wat duurzaamheid op een bedrijventerrein inhoudt en hoe het verbeterd kan worden. Immers, duurzaamheid begint bij betrokkenheid, helderheid en gedegen communicatie alsook een breed draagvlak en daaraan gekoppelde daadkracht. DPL‐BT zoekt daarbij de balans tussen zorgvuldig meten en een praktische benadering van dataverzameling. De nadruk ligt hierbij op het terrein zelf en de gemeenschappelijke voorzieningen. Voor de bedrijven (ondernemers op de terreinen) is dit van belang, om te bepalen welke duurzame koers gevaren moet worden en waar mogelijke samenwerkingsverbanden, besparingsmogelijkheden en financiële voordelen liggen. In 2012 was bedrijventerrein Oosteind één van de vijf pilotprojecten bij een landelijke test van het prototype DPL‐BT waarin de gebruiksvriendelijk en praktische toepasbaarheid van het computerprogramma werden getest. Op basis van deze pilots is het definitieve programma DPL‐BT 1.0 afgerond. Doel van het onderhavige project is het updaten van de pilot nulmeting met het definitieve computerprogramma DPL‐BT 1.0 en het organiseren van een workshop om de meest kansrijke maatregelen met ondernemers op te sporen. . 2. Bedrijventerrein Oosteind In het zuidoosten van Papendrecht ligt aan de druk bevaren Beneden‐Merwede het bedrijventerrein Oosteind. De economische betekenis van het terrein is groot, zowel voor de gemeente Papendrecht als de regio Drechtsteden. Oosteind kan worden beschouwd als het economisch brandpunt van Papendrecht. Het terrein wordt begrensd door de dijkwegen Oosteind en Matena, de gemeentegrens met Sliedrecht, het hart van de Beneden‐Merwede, de Visschersbuurt die grenst aan de noordwestelijke oever van de Kooyhaven, het Nanengat en de Burgemeester Keijzerweg. Ten noorden van de Ketelweg bestaat het bedrijventerrein uit intensief gebruikte en bebouwde kleinschalige kavels voor reguliere bedrijvigheid. Ten zuiden daarvan vinden we (vaak) grootschalige, soms extensief gebruikte kavels aan de havens. Een deel van de aan de haven gelegen bedrijven is watergebonden. 2
Het bruto oppervlak, berekend met 25 meter water uit de kades, is 74,5 hectare (zie pagina 6). Het netto oppervlak van het terrein bedraagt circa 59 ha en is volledig uitgegeven. Het is een bedrijventerrein met drie insteek havens, dat circa 115 verschillende bedrijven herbergt; verschillend zowel naar type als naar grootte. Bepalend voor de identiteit van Oosteind zijn baggeren en de scheepsbouw. Namen van een aantal grote internationaal opererende bedrijven zijn Boskalis (hoofdkantoor), Pon‐Power, Van der Grijp buizen, Breko en Visser en Smit. Daarnaast is de voedingsmiddelensector sterk vertegenwoordigd met bedrijven als Silvo en Sonneveld. Er werken ruim 4.600 personen. De gemeente Papendrecht wenst de economische betekenis van het bedrijventerrein te versterken. De visie Shipping Valley uit het strategisch economisch profiel voor 2015 van de Drechtsteden is daarbij een belangrijke inspiratiebron voor de herstructurering van dit bedrijventerrein. Er zijn de afgelopen 15 jaren veel onderzoeksactiviteiten uitgevoerd voor herstructurering en duurzaamheid. In het jaar 1999 heeft de gemeente Papendrecht het initiatief genomen om bedrijventerrein Oosteind te revitaliseren. De eerste stap was het opstellen en vaststellen van de visie 'Duurzame revitalisering bedrijventerrein Oosteind', welke de basis was voor het Revitaliseringprogramma Oosteind. In 2002 heeft de gemeenteraad het revitaliseringprogramma vastgesteld. In september 2006 is vervolgens de 'Visie op bedrijventerrein Oosteind, Ruimte voor bedrijven, ruimte voor kwaliteit' door de gemeenteraad vastgesteld. Begin 2009 is het beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein Oosteind opgesteld. Door Ecorys is in 2006 een kader voor de aanpak en uitvoering van de revitalisering van bedrijventerrein Oosteind geschreven in de vorm van een visie voor de middellange termijn (tot 2015). In 2009 is gestart met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. De gemeente heeft in het vastgestelde bestemmingsplan de ambitie uitgesproken om Oosteind op duurzame wijze te willen ontwikkelen (p16). Achterliggende doel van dit project is deze ambitie uit te werken in realiseerbare maatregelen. Het revitaliseringsplan is daarvoor een eerste basis. 3
3. Het computerprogramma DPL bedrijventerreinen Wat hebben de bovengenoemde inspanningen tot nu toe opgeleverd? Met het instrument DPL‐BT is de huidige duurzaamheid van bedrijventerrein Oosteind bepaald op basis van gegevens over 18 duurzaamheidsaspecten (nulmeting). De prestatie van het terrein is per aspect uitgedrukt in een rapportcijfer. Een score 6 is voldoende en gelijk aan de score het “referentieterrein”; een terrein dat net voldoet aan minimale milieueisen en waarin geen bijzondere duurzame maatregelen zijn gerealiseerd. Deze theoretische referentieterreinen zijn op basis van de analyse van bedrijventerreinen opgesteld. Voor Oosteind is vanwege het noordelijk en zuidelijk deel een mix referentie gemaakt tussen Haven en Gemengd bedrijventerrein in stedelijk gebied. Met behulp van DPL‐BT zijn de sterkere en zwakkere duurzame prestaties van het bedrijventerrein Oosteind in kaart gebracht.. De DPL‐BT methode verdeelt duurzaamheid over drie P’s van People, Planet en Profit in achttien aspecten (zie figuur boven). Voor elk aspect zijn indicatoren, rekenregels en referentiewaarden uitgewerkt, waarmee de duurzaamheid van het bedrijventerrein wordt gemeten. Aan de hand van gegevens en kengetallen berekent DPL‐BT per aspect de duurzaamheidsscore en vergelijkt deze score met een referentieterrein. Vervolgens drukt DPL‐BT de zo verkregen prestatie uit in een rapportcijfer waarmee u in één opslag een helder beeld krijgt van de duurzame prestatie van uw bedrijventerrein. 4
4. Resultaat van de nulmeting Oosteind Papendrecht Voor het opstellen van het duurzaamheidsprofiel van het bedrijventerrein Oosteind konden in totaal voor 17 van de in totaal 18 duurzaamheidsaspecten scores worden berekend met behulp van DPL‐BT (zie profiel hieronder). Voor de aspecten Afval en reststoffen (3) zijn (nog) onvoldoende gegevens beschikbaar om tot een score te komen. Het duurzaamheidsprofiel van het terrein scoort op 12 aspecten voldoende (6 en hoger) en 5 aspecten scoren onvoldoende (lager dan een 6). Met een gemiddelde score van 6,6 scoort Oosteind beter dan het referentieterrein, maar zijn er wel verbeteringen mogelijk. Duurzaamheidsprofiel Oosteind -
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1: Ruimtegebruik
2: Energie
3: Afval en reststoffen
4: Hemelwater
5: Bodemkwaliteit
6: Hinder
7: Veiligheid en criminaliteit
8: Verkeersveiligheid
9: Samenwerking en voorzieningen
10: Bereikbaarheid OV en fiets
11: Groen en water
12: Beheer openbare ruimte
13: Toegevoegde waarde op het terrein
14: Waarde terrein en vastgoed
15: Werkgelegenheid
16: Aantrekkelijkheid voor ondernemers
17: Flexibiliteit
18: Ontsluiting voor goederentransport
5
Voor de “Planet”aspecten (1 tot en met 6) scoort het terrein gemiddeld een 6,3. Aspecten met een ruim voldoende score zijn Ruimtegebruik (1), Bodemkwaliteit (5) en Hemelwater (4). Aspect voor verbetering is opwekking van duurzame energie (2) . Voor de “People”aspecten (7 tot en met 12) scoort het plan gemiddeld een 6,6. Sterke aspecten zijn de Veiligheid (7) ligging aan het water (11) en de bereikbaarheid met OV en fiets (10). Minder goede punten zijn Samenwerking en voorzieningen (9) en het beheer van de openbare ruimte (12). Voor de duurzaamheidspijler “Profit” (aspecten 13 tot en met 18) is de gemiddelde score 6,8. Positieve aspecten zijn de geringe leegstand (16) en de grote werkgelegenheid (15) en de aanwezigheid van veel kades (deelscore bij 18). Hieronder worden de scores per aspect toegelicht: Duurzaamheid voor milieu aspecten (Planet) Aspect 1 – Ruimtegebruik Een compact bedrijventerrein heeft vanuit duurzaamheids oogpunt meerdere voordelen. Zo kunnen groene gebieden buiten de stad worden gespaard en vermindert het aantal autokilometers met energiebesparing tot gevolg. Verder is het doel van de overheid om bestaande bedrijventerreinen zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Voor het vaststellen van de intensiteit van het ruimtegebruik worden in DPL‐BT twee methoden gebruikt: de verhouding tussen bruto grondgebruik en netto uitgegeven kavels (invoer A) en de standaard berekeningsmethode Floor‐Space‐Index (FSI) bij invoer B, waarin het totale bebouwde vloeroppervlak op het terrein wordt gedeeld door het grondoppervlak van het terrein (invoer B). Hoe hoger de Floor‐Space‐Index (dus hoe hoger de bebouwingsdichtheid), hoe hoger de score. Voor Oosteind waren snel gegevens voor invoer A beschikbaar. Het terrein Oosteind is intensief in gebruik en er is nauwelijks uitbreidingsruimte voorhanden voor bedrijven die groeien of hun activiteiten willen concentreren op Oosteind. Voor wat betreft de netto/bruto verhouding bestaat het netto oppervlak van Oosteind uit 59 hectare van het bedrijventerrein van in totaal 74,5 hectare (berekening IVAM). Voor het bruto oppervlak is van belang hoeveel wateroppervlak wordt meegenomen. Haven terreinen hebben grote verschillen in wateroppervlak. Daarom rekent DPL‐BT i.v.m. de referentie met 25 meter water aan de randen van waterwegen (de Merwede ) en in de havens; dat is in totaal circa 14,5 hectare water. De verhouding netto/bruto (inclusief 14,5 hectare water) is 0,79% en ligt hoger dan het gemiddelde voor dit type terrein. Daarmee komt de score bij invoer A op een 6,8. Met een gemiddeld bebouwingspercentage van 55% neemt de bedrijfsbebouwing op bedrijventerrein Oosteind relatief weinig ruimte in beslag. Vooral rond de Johanna haven en de Ketel haven wordt veel ruimte gebruikt voor open opslag en parkeerterreinen (bestemmingsplan 2009). Er bestaat er de mogelijkheid om de bebouwingsdichtheid op de kavels te intensiveren en de bouwhoogte te verruimen; het bestemmingsplan geeft hier invulling aan. Ook het verder stimuleren van het gebruik van de loskades door openbaar maken en delen faciliteiten, kan het gebruik van het terrein intensiveren. 6
Aspect 2 – Duurzame energie Energiebesparing en een duurzame energievoorziening zijn belangrijk. Niet alleen slinken de voorraden fossiele energiebronnen en leidt de CO2‐uitstoot ten gevolge van het gebruik van fossiele brandstoffen tot een versnelde klimaatverandering; daarnaast zijn we erg afhankelijk van import uit minder stabiele regio’s. Ook op bedrijventerreinen valt nog veel energiewinst te behalen. Het toepassen van duurzame energiebronnen, het zuiniger omspringen met fossiele brandstoffen en het zoeken naar energiebesparende maatregelen zijn belangrijke aandachtspunten voor (het revitaliseren van) terreinen en kostenbesparingen. Voor het vaststellen van de score voor het aspect “duurzame energie” in DPL‐BT wordt de hoeveelheid duurzame energie berekend, die (per hectare) wordt opgewekt. Op het terrein Oosteind zijn twee kleine installaties voor zon, thermisch en WKO ( warmte‐koude opslag) die bij elkaar circa 650 kWh per jaar opwekken (Boskalis). Dat is veel lager dan bij de referentiescore van gemiddeld 65000 kWh energie per hectare per jaar. Oosteind scoort daarmee een 4.1. Aspect 3 – Afval en reststoffen Afvalbergen worden steeds groter, de wereldwijde vraag naar grondstoffen neemt toe, de beschikbaarheid van grondstoffen neemt af waardoor prijzen voor grondstoffen toenemen. Inzameling en hergebruik van afvalstoffen op bedrijventerreinen is dan een logische stap en tevens een belangrijk aspect van duurzaamheid. Een groot deel van het energiegebruik voor hergebruik wordt veroorzaakt door het vervoer en transport van de afvalstoffen. Door slim en efficiënt in te zamelen en te vervoeren kan veel energie worden bespaard en kunnen afvalstoffen beter worden hergebruikt. Daarnaast is uitwisseling van reststoffen op bepaalde type bedrijventreinen interessant. In DPLBT wordt de score voor dit aspect bepaald door het aantal afval en reststoffen dat ingezameld wordt en het aantal bedrijven dat onderling reststoffen uitwisselt. Maatregelen om de score te verbeteren zijn uitbreiding van gezamenlijke inzameling en herverwerking van afvalstoffen op het terrein zelf. Voor dit aspect zijn voor het terrein Oosteind nog geen gegevens bekend; daarom is er geen score in het profiel opgenomen. Aspect 4 – Hemelwater Met een gescheiden rioolstelsel wordt voorkomen dat het regenwater vermengd wordt met vervuild afvalwater en vervolgens gezuiverd moet worden. Bovendien wordt overstort van vervuild water op het oppervlaktewater voorkomen, wat bij gemengde rioolstelsels vaak noodzakelijk is bij heftige regenval. Bij het aspect hemelwater wordt in DPL‐BT beoordeeld hoe er wordt omgegaan met het regenwater. Er wordt gekeken of het regenwater gescheiden wordt van het gewone rioolstelsel en of het wordt hergebruikt in bedrijfsprocessen. Volgens gegevens van de Omgevingsdienst is 75% van het terrein afgekoppeld, wat wil zeggen dat het hemelwater gescheiden van het riool wordt afgevoerd en geloosd op het oppervlaktewater. 7
Er vindt zover bekend geen hergebruik van het regenwater plaats in bedrijfsprocessen. De score is daarmee 7,0. De gemeente is voornemens de afkoppeling van regenwater te verhogen naar 85% van het gebied. Een deel van de Rosmolenweg wordt hiertoe aangepakt (zie hoofdstuk 4). Aspect 5 – Bodemkwaliteit Een gezonde, schone bodem is essentieel voor allerlei activiteiten, waaronder de drinkwatervoorziening, voedselproductie maar ook voor het bouwen van woningen. Ook de grond onder bedrijventerreinen is soms verontreinigd, vanwege bijvoorbeeld de aanwezigheid van benzine stations of oude gasfabrieken. Het schoonmaken van deze grond is over het algemeen duur maar is ook vanuit energieverbruik oogpunt kostbaar vooral vanwege het afgraven en vervoerbewegingen. DPL‐BT geeft een score voor de bodemkwaliteit van het bedrijventerrein op basis van zowel het oppervlakte van het vervuilde gebied als de mate waarin het gebied vervuild is. Op het bedrijventerrein zijn in het verleden meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. In verschillende gevallen heeft bodemsanering plaatsgevonden, terwijl in andere gevallen geen verder bodemonderzoek noodzakelijk was. Volgens gegevens in de door de gemeente Papendrecht vastgestelde bodemkwaliteitskaart 2011 zijn er geen ernstige verontreinigingen bekend op het terrein. Wel zijn hier en daar lichte verontreinigingen. Het aspect bodem staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg (bron bestemmingsplan). Op basis van de gegevens van de pilot scoort het terrein 7,6. Aspect 6 – Hinder Bedrijventerreinen hebben soms een negatief imago vanwege de hinder die bedrijfsactiviteiten veroorzaken voor bewoners en andere kwetsbare groepen buiten het terrein. Deze hinder kan het gevolg zijn van verschillende bedrijfsmatige processen. Voor de beoordeling van hinder wordt binnen DPL‐BT gekeken naar vier mogelijke vormen van hinder: luchtkwaliteit, geluidshinder, geurhinder en externe veiligheid. De aspecten luchtkwaliteit, geluidshinder en geurhinder spreken voor zich. Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen zoals vuurwerk, LPG of munitie over weg, water, spoor en door buisleidingen. In DPL‐BT wordt voor hinder het aantal omliggende woningen ingevoerd dat teveel hinder ondervindt van het terrein (boven de grenswaarde uit de wetgeving). De milieuruimte op het terrein Oosteind wordt beperkt door bestaande woningen op de ‘oude’ dijk (Nanengat‐Oosteind‐Matena), de bestaande woningen aan de noordwest zijde van het terrein en de nieuwe woningbouw (vooral Vinex‐locatie Oostpolder) (KvK).Dit is in het bestemmingsplan geregeld met een zone beheerplan. Vanwege de afstand tussen de genoemde gevoelige gebieden en het gebied ten zuiden van de Ketelweg is in het gebied ten zuiden van de Ketelweg meer mogelijkheid voor de vestiging van zwaardere, grootschalige bedrijven. Dit betreft het gebied in de directe omgeving van de Ketelhaven en de Beneden‐Merwede.. Uit het onderzoek in het kader van het bestemmingsplan blijkt dat op basis van het hogere waardenbeleid van de gemeente Papendrecht sprake is van een acceptabel woon‐ en leefklimaat. Tegen deze achtergrond scoort het terrein 6,0. 8
Duurzaamheid voor sociale aspecten (People) Aspect 7 – Veiligheid en criminaliteit Terreinen met veel leegstand en onoverzichtelijke donkere plekken kunnen onveilige situaties en crimineel gedrag in de hand werken. Dit vergroot de kans dat bedrijven het terrein de rug toekeren en hun heil elders zoeken, waardoor verdere leegstand en verpaupering kunnen optreden. In DPL‐BT wordt voor de beoordeling van dit aspect gebruik gemaakt van politiestatistieken (invoer A) over aantal inbraken en (gewelds)misdrijven of van gegevens uit afgenomen enquêtes (in voer B). Op het terrein is sinds een paar jaar sprake van collectieve beveiliging. Op basis de gegevens over aangiftes van de wijkagent (invoer A) waren er in 2012: 11 inbraken, 1 slachtoffer van een geweldsmisdrijf en 8 overige misdrijven. Ten opzichte van de referentie zijn deze aantallen laag en scoort het terrein 9. Aspect 8 – Verkeersveiligheid Jaarlijks vallen er op bedrijventerreinen doden en gewonden door verkeersongevallen, vooral door de hoge snelheden waarmee op de terreinen gereden wordt. De gevolgen van ongevallen kunnen groot zijn voor de ondernemingen waarvan het personeel of de voertuigen bij de ongevallen betrokken zijn. Een goede verkeersveiligheid op het terrein is daarom van belang. In DPL‐BT zijn voor dit aspect drie invoermogelijkheden beschikbaar: De lengte van wegen met een bepaalde snelheid (invoer A), het aantal verkeersongelukken dat plaatsvindt op het terrein (invoer B) en enquêteresultaten over het veiligheidsgevoel (invoer C). Voor Oosteind zijn nog geen gegevens over ongelukken gevonden. Er zijn alleen gegevens voor invoer A: op alle wegen is de maximum snelheid 50 km per uur. Hiermee scoort het terrein 6.0. Er zijn plannen om de toegestane snelheid op de secundaire wegen te verlagen naar 30 km per/uur. Aspect 9 – Samenwerking en voorzieningen Een goede samenwerking tussen bedrijven en gemeente bepaalt mede het succes van zowel het bedrijventerrein in zijn geheel als van de afzonderlijke bedrijven. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het gezamenlijk veiligheidsbeleid , inkopen van grondstoffen, services, producten en energie, die kan resulteren in minder vervoersbewegingen en dus ook minder kosten en tot energiebesparingen. Ook het samen gebruikmaken van bijvoorbeeld vergaderruimten en een wasstraat kan hiertoe bijdragen en het duurzame karakter van het terrein versterken. Bij dit aspect analyseert DPL‐ BT de mate van onderlinge organisatie en het aantal gezamenlijke voorzieningen. Volgens gegevens van de pilot en een schouw zijn er een beperkt aantal gemeenschappelijke voorzieningen zoals bewegwijzering, beveiliging, glasvezelnet, benzine station en vergaderruimte. De bewegwijzering kan wel verbeterd worden. Met deze voorzieningen scoort het terrein 5.1. Verder is er in Papendrecht de Ondernemers Vereniging Papendrecht (OVP) actief. 9
Naast de OVP is er een dochtervereniging opgericht voor ondernemers die op het bedrijventerrein Oosteind de Belangen Vereniging Oosteind (BVO), die als gesprekpartner optrad voor het herstructureringsproject. Er zijn 58 bedrijven aangesloten bij deze BVO. Aspect 10 – Bereikbaarheid OV en fiets Bedrijventerreinen genereren veel vervoersbewegingen met energiegebruik en uitstoot van schadelijke emissies tot gevolg. Voor het woonwerk‐ en bezoekersverkeer kunnen een goed OV en aantrekkelijke fietsverbindingen, de bezoekers van het terrein en werknemers stimuleren om vaker de auto te laten staan. Dit heeft gunstige gevolgen voor luchtkwaliteit, geluid, energieverbruik en het klimaat. In DPL‐BT zijn voor dit aspect drie invoermogelijkheden beschikbaar: afstand tot station, aantal buslijnen en lengte van verschillende soorten fietspaden (invoer A) en de resultaten van de enquêtevraag naar bereikbaarheid OV en fiets (invoer B en C). Het terrein Oosteind ligt op redelijke afstand van hetn intercity station Dordrecht en het station Baanhoekweg (stoptreinen) en wordt ontsloten met 2 bussen en een waterbus die allemaal in het gebied stoppen. Met de waterbus, die afmeert aan Oosteind, kan men te voet of met de fiets via Dordrecht naar Rotterdam. Er zijn twee fietsingangen en aparte fietspaden langs de zuidzijde van de hoofdontsluiting: de Ketelweg. Voetgangers moeten vaak over de weg lopen omdat er meestal geen trottoirs zijn. Daarmee scoort het terrein 6,5. Vanwege de parkeerproblematiek op delen van het terrein (bijvoorbeeld aan de kade bij Scheepswerf Slob) is een van de doelen voor revitalisatie de bereikbaarheid van het terrein voor OV en fiets te verbeteren. Aspect 11 – Groen en water Een bedrijventerrein met veel groen en water zorgt voor een vitale en duurzame uitstraling. Groen draagt bij aan een gezonde leefomgeving, in het bijzonder door verbetering van de luchtkwaliteit, zoals door de absorptie van stikstofdioxide, ozon en fijn stof. Tevens kan meer groen, in de vorm van kleine parkjes, lichaamsbeweging bevorderen door een lunchommetje mogelijk te maken. Tenslotte hebben groen en water een aantrekkingskracht op verschillende flora en fauna en speelt het een rol in ecologische verbindingszones. In DPL‐BT zijn voor dit aspect vier invoermogelijkheden beschikbaar: oppervlak van water en groen, extra kwaliteiten groen en water en de waardering van het groen met een enquêtevraag. Oosteind ligt mooi gesitueerd aan de Merwede. Het water speelt een belangrijke rol bij de identiteit van het terrein en als ontsluiting en haven voor het terrein. De in het plangebied gelegen Beneden‐
Merwede maakt deel uit van de EHS. De kade wordt goed gebruikt. Behalve het water heeft Oosteind een vrij ‘hard’ uiterlijk; de openbare ruimte bestaat uit relatief weinig groen. De Ketelweg is de belangrijkste route in het plangebied die zich kenmerkt door een groene uitstraling. Verder is het oppervlak aan groen in Oosteind klein (invoer A) is 0,9 hectare groen. Gezamenlijk scoort groen en water vooral door de lange kadelengte een 8. 10
Aspect 12 – Beheer openbare ruimte Een goed en net onderhouden bedrijventerrein is een aantrekkelijkere vestigingsplaats voor bedrijven, dan een terrein met een slecht onderhouden openbare ruimte (zoals een kapot wegdek, kapotte stoepranden, scheefstaand meubilair/bewegwijzering en slecht onderhouden groen). In DPL‐BT wordt dit aspect gemeten aan de hand van een schouw met behulp van de beeldkwaliteitsystematiek van CROW (invoer A) of een waardering uit een enquête (invoer B). Voor Oosteind is begin 2009 is tevens een 'Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein Oosteind' opgesteld met drie belangrijke uitgangspunten:  het bedrijventerrein is een functioneel gebied dat optimale gebruiksmogelijkheden dient te bieden aan de bedrijven;  de uitstraling van het bedrijventerrein is het visitekaartje voor de bedrijven. Dit geldt vooral voor de intensief gebruikte routes zoals de Ketelweg en de Rietgorsweg;  de kwaliteit wordt bepaald door een totaalbeeld van bebouwing en openbare ruimte. Het terrein kent nu nog een matige kwaliteit, onderhoud vindt plaats conform het integrale meerjaren onderhoudsplan van de gemeente.). Wegen, groen en lantaarnpalen maken een onvoldoende verzorgde indruk. Op een aantal plekken in het gebied is te weinig parkeerruimte aanwezig. Een groot aantal auto’s wordt bijvoorbeeld geparkeerd aan de westelijke kade. De adviseurs geven op basis van een eigen schouw een waardering van 5. 11
Duurzaamheid voor economische aspecten (Profit) Aspect 13 – Toegevoegde waarde op het bedrijventerrein De toegevoegde waarde geeft een indicatie van de economische vitaliteit van een bedrijventerrein. In DPL‐BT wordt het totaal van de toegevoegde waarde van alle bedrijven op het terrein berekend en omgerekend per hectare. Daarbij is de waarde tegen basisprijzen gelijk aan het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair verbruik (aankoopprijzen). Kortom, het is de extra waarde die aan producten van alle bedrijven op het terrein wordt toegevoegd in de desbetreffende fase van het productieproces. Het bruto regionaal product is van veel factoren afhankelijk die vaak samenhangen met individuele bedrijven. Een hectare op Oosteind levert ruim 1,6 miljoen euro toegevoegde waarde op (per jaar gegevens bedrijven bron KvK). Het terrein is vooral aantrekkelijk voor watergebonden en zwaardere bedrijvigheid. Dat is gelijk aan het gemiddelde (Zuid‐Holland en landelijk: 1,6 miljoen euro per ha). De score is daarmee een 6. Aspect 14 – Waarde terrein en vastgoed De waarde van een terrein en van het vastgoed op dat terrein ten opzichten van andere terreinen in de provincie of regio geeft een indruk van de aantrekkingskracht van een bedrijventerrein. Hoe hoger de waarde van het terrein hoe groter over het algemeen de aantrekkingskracht voor bedrijven om zich er te vestigen. De waarde hangt samen met veel vestigingsfactoren, waaronder de kenmerken van de gebouwen en (de locatie van) het terrein ( beeldkwaliteit, beheerkwaliteit, bereikbaarheid etc). In DPL‐BT zijn voor dit aspect twee invoermogelijkheden beschikbaar: de gezamenlijke WOZ waarden van alle kavels (invoer A) en de ontwikkeling daarvan de gedurende de laatste jaren. Maatregelen ter verbetering van deze score komen overeen met die van aspect 13. De totale WOZ waarde voor het gebied (invoer A) is 95.637.480 Euro. Dat is 1.283.725 Euro per hectare. dat ligt lager dan het landelijke gemiddelde, mogelijk veroorzaakt doordat veel ruimte wordt gebruikt voor open opslag en parkeerterreinen. Score 5.1 Aspect 15 – Werkgelegenheid Werkgelegenheid is een belangrijke indicator voor een vitaal bedrijventerrein. Een steeds groter deel van de werkgelegenheid in Nederland is te vinden op bedrijventerreinen. In 2006 was dit aandeel ongeveer een derde en het neemt nog steeds toe. Ongeveer 73% van de bedrijven die zich vestigen op een bedrijventerrein is afkomstig uit dezelfde gemeente als waar het terrein ligt. In DPL‐BT zijn voor dit aspect drie invoermogelijkheden beschikbaar: de werkgelegenheid per hectare (invoer A) en de ontwikkeling daarvan in de laatste jaren (invoer B) en de werkgelegenheid verdeeld in vaste banen, ZZP’ers en gehandicapten. Voor Oosteind is invoer A gebruikt. Oosteind biedt werkgelegenheid aan circa 4.600 personen (invoer A, bron KvK). Het terrein heeft daarmee een zeer fors aandeel in de werkgelegenheid in de gemeente Papendrecht (45%). 12
De score van dit terrein op werkgelegenheid wordt enigszins vertekend door de vestiging van het hoofdkantoor van Boskalis op het terrein. De werknemers die voor Boskalis zijn geregistreerd, zijn namelijk niet allemaal werkzaam op Oosteind maar elders (o.a. in het buitenland). Het gemiddelde per hectare ligt daarmee voor invoer A ruim boven het gemiddelde in Nederland (45 per hectare). De score wordt daarmee 8,2 Aspect 16 – Aantrekkelijkheid voor ondernemers Aantrekkelijkheid is een zeer subjectief onderwerp. Wat de één een aantrekkelijk bedrijventerrein vindt, vindt de ander niet. Een aantrekkelijke uitstraling zorgt ervoor dat bedrijven niet verhuizen naar een nieuwbouwterrein en het terrein haar waarde en aantrekkingskracht behoudt. In DPL‐BT gaan we ervan uit dat een aantrekkelijk bedrijventerrein weinig leegstand heeft. Er zijn voor dit aspect twee invoermogelijkheden beschikbaar: invoer A is het percentage van het uit te geven gebied dat niet gebruikt wordt; bij invoer B wordt gevraagd naar de aantrekkelijkheid van het terrein om je als ondernemer te vestigen. Het terrein Oosteind is goed bezet (invoer A). (Langdurige) leegstand komt op Oosteind nauwelijks voor. De leegstand bedraagt aan de noordzijde enkele procenten wat in deze economisch onzekere tijden zeer laag is te noemen. Dit levert een score 9 op. Er zijn geen enquête gegevens beschikbaar over de waardering van het terrein. De gemeente wil deze unieke locatie voor watergebonden bedrijven in de toekomst versterken; waar mogelijk langs de haven zullen in de toekomst droge bedrijven worden vervangen door watergebonden bedrijven. Aspect 17 – Flexibiliteit Een flexibel bedrijventerrein kan makkelijk inspelen op veranderingen in de behoeften van bedrijven die zich er willen vestigen. Dit is van belang omdat bedrijventerreinen die dit niet kunnen, aan aantrekkingskracht en relevantie zullen inboeten, wat op termijn tot leegstand en verminderde levensvatbaarheid van het terrein kan leiden. Om de mate van flexibiliteit te bepalen worden verschillende factoren in beschouwing genomen. Ten eerste de milieucategorieën die mogelijk zijn op het terrein. Ten tweede de beschikbare ruimte voor verschillende functies en ten derde de aanwezigheid van flexibele gebouwen waar ondernemers zich voor korte of langere tijd, met meer of minder werkplekken en met een flexibel aanbod aan voorzieningen kunnen vestigen. Het terrein biedt bestemmingplan technisch door de vernieuwende wijze van bestemmen ruime vestigingsmogelijkheden aan bedrijven tot en met milieucategorie 4. Met vrijstelling is hier en daar vestiging in categorie 5 mogelijk. Hiervan heeft een aantal bedrijven gebruik gemaakt. Hier en daar op het terrein zijn bedrijfswoningen te vinden. De vraag is of het Businesspark Oosteind als een flexibel gebouw kan worden gescoord. De flexibiliteit komt wel tot uiting door de grote diversiteit aan bedrijfsruimten, showrooms, kantoren en de indelingsmogelijkheden. Maar deze ruimten voldoet niet aan de criteria van DPL‐BT. Totaal scoort het terrein daarom net onvoldoende: 5,5 13
Aspect 18 – Ontsluiting goederenvervoer Een effectief en efficiënt vervoer en transport van goederen is noodzakelijk om een vitaal bedrijventerrein te verwezenlijken. Een slecht ontsloten terrein zal op den duur zijn aantrekkingskracht verliezen. Bij de beoordeling van dit aspect wordt binnen DPL‐BT gekeken naar hoe goed of slecht een terrein te bereiken is voor goederentransport met de auto, vrachtauto, vliegtuig, vaartuig en trein. In DPL‐BT is voor dit aspect een invoermogelijkheid beschikbaar: de afstanden tot vliegvelden, autowegen, vaarwegen en trein. Sterke eigenschap van industrieterrein Oosteind is de ligging aan de Merwede en de drie insteek havens. De autobereikbaarheid is matig. De Ketelweg, die is verbeterd, vormt de centrale ontsluitingsroute van het bedrijventerrein. Bedrijventerrein Oosteind is verder ontsloten door middel van twee doodlopende wegen die eindigen in een (keer)lus ter plaatse van een havenopening. Deze twee wegen staan in verbinding met de Ketelweg, die middels een rotonde weer aantakt op de Burgemeester Keijzerweg. Verder ligt Oosteind in de nabijheid van de provinciale weg, maar ligt de aansluiting op Rijksweg wat verder weg op 2,2 kilometer afstand. Vliegvelden liggen op 33 km (Rotterdam) en op 120 km (Schiphol) afstand en er is geen aansluiting op het goederenspoor. Vooral door de aanwezigheid van de haven scoort het terrein hoger dan het referentie terrein 7.2. 14
5. Invloed van herstructureringsmaatregelen op nulmeting Oosteind Momenteel worden herstructureringswerkzaamheden uitgevoerd op Oosteind. De invloed hiervan op het profiel van Oosteind is niet in hoofdstuk 3 meegenomen. De volgende maatregelen worden in het kader van de herstructurering uitgevoerd. Aangevuld met de zonnepanelen bij Van der Grijp is het effect van deze maatregelen op het profiel van de nulmeting ingeschat:  Aspect 2: Duurzame energie: score gaat omhoog van 4.1 naar 4.7 door LED en zonnepanelen op dak bij Van der Grijp; 
Aspect 4: Hemelwater: score gaat van 7.0 naar 7.9 door extra gescheiden riolering; 
Aspect 8: Verkeersveiligheid: score gaat van 6 naar 8.4 door fietsstroken, voetpaden en 30 km per uur; 
Aspect 12: Beheer van openbare ruimte: score gaat van 5 naar 6: De gemeente heeft in haar Beleidsvisie IBOR 2009 ‐ 2014 een ambitie voor beheer en onderhoud vastgesteld. Deze houdt in dat voor alle onderdelen van de openbare ruimte het kwaliteitsniveau Basis van toepassing is (niveau B volgens de landelijke kwaliteitscatalogus van de CROW). In onderstaande DPL profiel is het effect van de maatregelen op de scores bij deze 4 aspecten in het profiel met een verlengde staaf weergegeven. 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1: Ruimtegebruik
2: Energie
3: Afval en reststoffen
4: Hemelwater
5: Bodemkwaliteit
6: Milieuhinder
7: Veiligheid en criminaliteit
8: Verkeersveiligheid
9: Samenwerking en voorzieningen
10: Bereikbaarheid OV en fiets
11: Groen en water
12: Beheer openbare ruimte
13: Toegevoegde waarde op het terrein
14: Waarde terrein en vastgoed
15: Werkgelegenheid
16: Aantrekkelijkheid voor ondernemers
17: Flexibiliteit
18: Ontsluiting voor goederentransport
Na uitvoering van deze maatregelen gaat de gemiddelde score van Oosteind van 6.6 naar 6.9. 15
6. Conclusies en aanbevelingen Bedrijventerrein Oosteind is een karakteristiek terrein met een haven. De economische betekenis van het terrein is groot, zowel voor de gemeente Papendrecht als de regio Drechtsteden. Het netto oppervlak van het terrein bedraagt circa 59 ha en is volledig uitgegeven. Het is een bedrijventerrein met drie insteek havens, dat veel verschillende bedrijven herbergt; verschillend zowel naar type als naar grootte: bedrijven die vooral actief zijn in watergebonden en water gerelateerde bedrijvigheid, metaal, electro, en de voedingsmiddelen industrie. . Het duurzaamheidsprofiel van de huidige situatie is met DPL‐BT bepaald. Met een gemiddelde score van 6,6 scoort Oosteind ruim beter dan het referentieterrein. Positieve kenmerken van het terrein zijn de karakteristieke ligging aan de Merwede, de aanwezigheid van een haven met bijbehorende bedrijvigheid en duurzaam vervoer over water met als bijzonderheid de waterbus en de geringe leegstand. Na uitvoering van de herstructureringsmaatregelen gaat de gemiddelde score van Oosteind omhoog van 6.6 naar 6.9. Op 11 juni is de workshop duurzame kansen bij de gemeente Papendracht georganiseerd. Daarbij waren vertegenwoordigers van de gemeente en bedrijven aanwezig, alsmede een afgevaardigde van de OZHZ. Tijdens de workshop zijn eerst de resultaten van de nulmeting gepresenteerd. Daarbij is ook aandacht besteed aan de invloed van de huidige maatregelen uit de herstructurering op het profiel van Oosteind. Vervolgens is een brainstormsessie gehouden naar kansen voor verdere verduurzaming van het terrein op basis van kennis van het profiel en ideeën bij de aanwezigen. Op basis van de brainstormsessie zijn 17 ideeën voor verdere verduurzaming naar voren gebracht door diverse deelnemers. Duurzaamheidsaspect Maatregel 2. Energie 2. Energie Zonnecollectoren op daken van bedrijven (collectief inkopen) Ledverlichting / Inductieverlichting bij bedrijven (binnen en/of buiten Oplaadpunten voor auto’s Energiescans bij bedrijven: energierekening en energiebesparingsopties Transformatorhuis van het terrein weg (minder kosten?) Windmolen aan de Merwede op het bedrijventerrein Meer afvalstromen scheiden, inzamelen bij meerdere bedrijven Uitwisseling van bruikbaar restafval tussen bedrijven op het bedrijventerrein Gescheiden Hemelwateropvang van daken van bedrijven, al dan niet met opslag en toepassing in het bedrijf Planet 2. Energie 2. Energie 2. Energie 2. Energie 3. Afval en reststoffen 3.Afval en reststoffen 4. Hemelwater 16
Stem‐
men 7 4 1 3 1 6 8 4 1 People Profit 7. Veiligheid en Criminaliteit 9. Samenwerking en voorzieningen 9. Samenwerking en voorzieningen 9. Samenwerking en voorzieningen 10. Bereikbaarheid OV en fiets 17. Flexibiliteit 18. Ontsluiting goederenvervoer Camerabeveiliging aan de randen van het terrein in combinatie met uitlezen en opvolging door surveillant Organisatiegraad van het terrein verhogen bij de Ondernemersvereniging BVO + uitbreiding activiteiten Aanleg van glasvezelnet voor betere verbindingen (gelijk met herstructurering die nu plaatsvindt) Permanente kabelgoot aanleggen voor verbindingen 5 Meer ruimte voor initiatieven Vermindering file problemen op de A15 2 1 Vervolgens is de deelnemers persoonlijk gevraagd de vijf meest geschikte maatregelen voor uitvoering aan te geven en tevens de rol die de deelnemers daarbij willen spelen. Op basis van de voorkeurslijsten van de deelnemers is deze shortlist in de workshop opgesteld. Duurzame kansen Zonnecollectoren op daken van bedrijven Leverancier (van Wijngaarden) Planet (collectief inkopen) Van de Grijp Meer afvalstromen scheiden, inzamelen bij Vorm Bouw meerdere bedrijven Gemeente Windmolen aan de Merwede op het bedrijventerrein BVO People Camerabeveiliging aan de randen van het terrein in combinatie met uitlezen en opvolging door surveillant Organisatiegraad van het terrein verhogen bij BVO / ondernemers de Ondernemersvereniging BVO + uitbreiding activiteiten Aanleg van glasvezelnet voor betere Rietgorsweg verbindingen (gelijk met herstructurering die Van de Grijp nu plaatsvindt) Bij de uitvoering van maatregelen is, volgens de aanwezigen, nauwe samenwerking tussen bedrijven en gemeente gewenst. In de discussie over de uitvoering van deze maatregelen komt daarom de rol van de vereniging van ondernemers op het bedrijventerrein Oosteind aan de orde: de Belangen Vereniging Oosteind (BVO). Deze vereniging heeft een belangrijke rol gespeeld bij het opstellen van het bestemmingsplan. Aanwezige bedrijven zouden bij de uitvoering van vervolgmaatregelen graag een rol zien voor deze vereniging. Hierbij kan gedacht worden om een nieuwe vorm van samenwerking in te voeren. Dit kan zijn in collectieven, zoals een stichting, coöperatie, parkmanagement etc. Zo’n 10 jaar geleden is reeds 17
7 5 0 geprobeerd om parkmanagement in te voeren, maar was toen weinig succesvol. Daarentegen zijn er nadien in Nederland zeer veel succesvolle collectieven opgezet. Ook in de regio Drechtsteden. 18