Stockcar F1 - MABclub

VOORWOORD
Beste Stockcarrijders,
Hierbij het technisch- en veiligheidsreglement 2014, waaraan auto en rijder minimaal dienen te
voldoen.
De noodzaak van dit reglement is het feit dat de soort autosport die wij bedrijven, beschermd en
vastgelegd moet worden, zodat wij over een paar jaar niet met bijvoorbeeld sprintcars rondrijden of
dat de technologie zo hoogwaardig wordt dat de auto’s onbetaalbaar worden, en dat u niet ieder jaar
een nieuwe auto moet kopen c.q. bouwen.
Vervolgens zijn alle regels op 5 punten getoetst, te weten;
1. Veiligheid;
2. Bescherming van “soort autosport”;
3. Gelijkheid voor iedereen (gelijke kansen, betaalbaarheid, enz.);
4. Rekening houden met het materiaal en het reglement dat tot nu toe aanwezig is;
5. Controleerbaarheid van de regels.
Voor alle rijders is het reglement van kracht en zo zal er ook gekeurd gaan worden.
Uiteraard is de M.A.B. graag bereid eventuele vragen betreffende het technisch reglement te
beantwoorden.
Voorkeuringen bij U thuis zijn op aanvraag mogelijk.
Tijdens trainingsdagen zullen er door de M.A.B. voorkeuringen worden gehouden.
Wij staan open voor Uw mening betreffende dit reglement, alle andere aan onze sport gerelateerde
zaken en wensen U een veilig en succesvol raceseizoen toe.
M.A.B. bestuur.
Januari 2014
INHOUDSOPGAVE
pagina
1. Coureur en auto
2. Type
3. Gewicht
4. Bumpers
5. Zijbumpers
6. Over-rider hoop
7. Rolkooien
8. Dakbeplating
9. Veiligheidsgordels
10. Veiligheidsnet
11. Motor, koppeling en koppelingshuizen
12. Remmen
13. Versnellingsbak, driveline en wielen
14. Assen
15. Vering
16. Banden
17. Voorruit
18. Stoel en hoofdsteun
19. Vloer en vuurscherm
20. Brandstofsystemen
21. Koelsysteem
22. Accu’s en hoofdstroomschakelaar
23. Uitlaatdempers
24. Stuurinrichting
25. Naam rijder
26. Spoilers
27. Nummers
28. Gradatiekleuren
29. Transponders
30. Opschriften
31. Brandblusser
32. Helmen
33. Nekbeschermingssystemen
34. Kleding
35. Stofbrillen (viziers)
36. Monteurs
37. Meerijders
38. Keuring
39. Milieuzeil
40. Rijden onder invloed
41. Toepassing reglement
42. Geldigheid
43. Tekortkoming reglement
BIJLAGE 1 Bevestiging gordels
BIJLAGE 2 Bevestiging gordels
BIJLAGE 3.0 Chassis
BIJLAGE 3.1 Chassis
BIJLAGE 3.2 Chassis
BIJLAGE 3.3 Chassis
BIJLAGE 3.4 Chassis
BIJLAGE 3.5 Chassis
BIJLAGE 4.0 Chassis
2
2
3
3
5
5
5
7
7/8
9
9
9
10
10
11
11
11
11
12
13/14
15
15
15
16
16
16
16
17
17
17
17
17
18
18
18
18
19
19
19
19
19
20
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29/30
1
1 COUREUR EN AUTO
Men dient een geldig rijbewijs te kunnen overleggen (geen kopie).Kan er geen rijbewijs worden
overlegd kan men uitgesloten worden van deelname. Dispensatie kan alleen door de organisatie
worden verleend. (Minimum leeftijd 18 jaar)
De coureur kan niet deelnemen aan een wedstrijd als zijn/haar auto niet aan de eisen en reglementen,
die door de MAB zijn vastgesteld, voldoen. De coureur moet in het bezit zijn van een geldige NABlicentie en moet dit te allen tijde bij zich dragen. Alle auto’s moeten door de officiële MAB-keurmeester
worden goedgekeurd, voordat men mag deelnemen aan trainingen of wedstrijden. Als een auto is
goedgekeurd moet het getekend worden door de keurmeester. De coureur moet tijdens het keuren
altijd bij zijn/haar auto aanwezig zijn. De coureur mag per wedstrijd maar met één auto aan de start
verschijnen en deze auto mag/zal alleen maar door deze coureur bestuurd worden, tenzij er door de
MAB van tevoren een uitzondering is gemaakt.
2 TYPE
Een Formule 1 Stockcar is een achterwiel aangedreven éénzitswagen waarbij de motor voorin is
geplaatst. De motor en de versnellingsbak mogen max. 38 mm uit de middenlijn van de Stockcar
geplaatst zijn.
De rijder zit in het midden van de cabine, achter de motor, maar voor de achteras. Alle wagens
hebben een stalen chassis van een gelaste constructie. De minimum chassisbreedte van de wagen
moet minimaal 712 mm bedragen. Maximale chassisbreedte 950 mm, beide gemeten tussen de
hoofdchassiskokers.
Er mogen geen aan elkaar gelaste breuken in het chassis zitten, vanaf de achterkant van de rolkooi
tot aan de radiator.
De maximale lengte van de buitenrand van de achterbumper naar de buitenrand van de voorbumper
is 4,1 mtr. De maximum toegestane breedte van binnenste zijbumper/afhouder tot buitenste
zijbumper/afhouder is 2,3 mtr
Een stalen rolkooi (beschreven in regel 7) moet vastgelast (NIET GEBOUT) zijn aan het chassis.
Fiberglas/Kunststof carosserie-/plaatwerkdelen van welke soort dan ook zijn verboden, alleen staal en
of aluminium zijn op gespecificeerde plaatsen toegestaan. De motorkap moet de motor compleet
omsluiten, maar luchtfilters mogen uitsteken / hoeven niet bedekt te zijn.
Blusgaten van tenminste 75 mm doorsnede moeten aan beide zijden van de motorkap aanwezig zijn,
welke een brandblusser toegang geven tot de motor. Tevens moet een gat van tenminste 75 mm
doorsnede aanwezig zijn in het achtercompartiment van de wagen. Deze gaten dienen ervoor een
brand te blussen zonder dat er onderdelen van de wagen gehaald moeten worden.
Geen bodywork/carrosserie plaatwerk mag uitsteken buiten de wijdte van de banden.
Minimaal toegestane grondspeling is 50mm.
Hoofd chassiskokers minimaal 70x70x4 mm van voor- naar achterbumper, zonder breuk of
uitsparingen in het gedeelte tussen de radiateur en de achterste rolkooipijpen.
De bumper moet gelast zijn aan de bumpersteun naar volle tevredenheid van de keurmeester,
schroeven en bouten is niet toegestaan.
Eigenbouw frame in combinatie met productie-carrosserie zijn niet toegestaan. (bijv. Stockcarframe
met standaard-produktiecarroserie als opbouw)
Toepassing van een productiewagen carrosserie/-chassis is niet toegestaan
Stockcar F1 chassis en carrosserie moeten geheel en specifiek worden geconstrueerd als in het MAB
– Stockcar F1 reglement is aangegeven. Eigenbouw is toegestaan.
2
3 GEWICHT
Raceklaar, zonder de bestuurder en zonder een volledige tank brandstof, moet de auto tussen
minimum 1350kg en maximum 1500kg wegen. De auto moet ook aan deze gewichtsparameters
voldoen wanneer deze gaat racen. Er mag niet worden bijgetankt na de wedstrijd vóór het wegen.
Opgeschroefde ballast wordt alleen toegelaten tussen de hoofd-chassisbalken op voorwaarde dat het
deugdelijk is gemonteerd, veilig vastgeschroefd tot volle tevredenheid van de keurmeester.
Een maximum van 52.9% van het totale gewicht wordt toegelaten op de binnen wielen wanneer de
auto raceklaar is. Een minimum van 55% van het totale gewicht moet zich aan het achtergedeelte van
de auto bevinden.
De wagens kunnen voor, tijdens en na de meetings gecontroleerd worden om er zeker van te zijn dat
deze gewichtsspecificaties kloppend zijn en blijven. Alleen door de MAB goedgekeurde
weegapparatuur mag gebruikt worden om de gewichten van de wagen officieel te maken.
Alle wieldrukverstellende mogelijkheden die tijdens het rijden kunnen worden gebruikt zijn verboden
Als er sprake is van ballast, dan moet dit op de volgende manier zijn uitgevoerd:
 0 t/m 15 kg monteren met 2x M12 bouten & moeren 10.9 kwaliteit
 16 t/m 30 kg monteren met 2x M16 bouten & moeren
10.9 kwaliteit
 31 t/m 50 kg monteren met 4x M16 bouten & moeren
10.9 kwaliteit
Ballast mag niet in de cockpit, in de nabijheid van de rijder worden gemonteerd.
Alle ballast die aan de wagen aangebracht wordt moet gecheckt worden door de keurmeester naar de
veiligheidsregels.
4 BUMPERS
De bouw van de bumper moet altijd defensief zijn en alle scherpe lassen en randen moeten af- of
gladgeslepen worden. De platte voor- en achterbumpers zijn verplicht en moeten een minimum
contacthoogte van 140mm en een maximum van 225mm hebben. De bumpers moeten niet langer zijn
dan de buitenkant van de band en niet korter dan het hart van het bandloopvlak. Bij controle hierop
wordt een maatlat over het hart van de gehele band gelegd, met een rechte velg. Voor linksachter zie
4a.
De ruimte tussen de voorbanden en de voorbumper mag niet groter zijn dan 305mm. De ruimte
tussen de achter bumper en de achter banden mag niet groter zijn dan 254mm. De afstand van het
hart van de bumpers naar de grond moet 482mm +/- 50mm zijn.
De veiligheidsbeugel aan de buitenkant van de bumper is verplicht en moet in overeenstemming zijn
met de tekening hieronder. Er mag geen uitbreiding van de veiligheidsbeugel zijn onder het niveau
van de bumper. Elke auto waarvan de veiligheidsbeugel beschadigd is of verloren is zal worden
toegestaan om de race van de wedstrijdleiding uit te mogen rijden als zij dit toelaatbaar vinden maar
kan worden uitgesloten van verdere deelname als de veiligheidsbeugel niet goed gerepareerd is
volgens de keurmeester
3
4a. De voorbumper Afmetingen (Let op A, B en C zijn ook op de achterbumper van toepassing
zijn).
A. De bumpers mogen niet breder zijn dan de
buitenkant van de band (op naafhoogte gemeten) en
niet korter dan het hart van het bandloopvlak met
uitzondering van de achterbumper, deze mag
linksachter 25mm buiten de band uitsteken.
B. Minimum hoogte van de bumper hoofdbalk
140mm. Maximum hoogte 225mm.
C. De maat van de grond tot aan de bumper
hoofdbalk moet 482mm zijn ± 50mm. Ongeacht het
verschil tussen beide uiteinden van de bumper
veroorzaakt door torsie van het chassis „of verschil in
banden, moet de hoogte van grondniveau tot het hart
van de bumper maximum 533mm en een minimum
van 431mm d.w.z. 102mm maximum verschil van
eind tot eind.
Tekening 1
D. De veiligheidsbeugel boven bumper hoofdbalk
moet minimaal 305mm zijn en maximaal 381mm.
4
5 ZIJBUMPERS / AFHOUDERS
(Zie bijlage 3.0 figuur 3.0 en bijlage 3.5 figuur 3.5)
Alle auto's moeten uitgerust zijn met een goed geconstrueerde zijbumper. De buitenrand van de
zijbumper mag niet verder dan 100mm uitsteken buiten de buitenkant van het achterwiel/-band en
moet taps toelopen naar het chassis bij of rond het achtergedeelte van het voorwiel. Het moet zo
geconstrueerd worden dat het een effen vlakke oppervlakte presenteert. De zij bumper met een
maximumdiepte van 152mm, een minimum van 51mm en moet ter hoogte van het
chassis/bumperhoogte lopen. De vlakke zijbumpers moeten taps toelopen zodat ze niet buiten het
voorwiel uitsteken aan de voorzijde van de auto
6 OVER-RIDER HOOP
(Zie bijlage 3.4 figuur 3.4)
De over-rider hoop moet verticaal (haaks) onder de voorzijde van het chassis worden gelast om te
voorkomen dat een auto over de zijbumper van een andere auto rijdt. Dit moet geconstrueerd zijn van
40x40x3mm vierkante koker of ɸ 42,4 x 3,2 (1.25" nominale boring BSP “Blue Band” buis) wordt
geplaatst tot een maximum van 228mm achter de voorbumper. De hoogte moet een maximum van
254mm en een minimumvan 178mm zijn onder de middellijn van de voorbumper. Het mag niet breder
zijn dan de chassisbalken en een minimumbreedte van 610mm.
7 ROLKOOIEN
Alle rolkooien moeten van een staalconstructie zijn en bestaan uit 6 stijlen tot dakhoogte. De voorste
rolkooi-buizen moeten een minimale hoek van 30° en maximale hoek van 50° hebben ten opzichte
van de horizontale hoofd chassisbalk. Het ontwerp mag van zij tot zij, of van voor naar achter zijn. De
middelste verticale stijlen moeten zich naast het lichaam van de rijder bevinden.
De minimumbreedte tussen deze stijlen van de rolkooi (d.w.z. van één kant van de kooi naar de
andere) moet 660mm zijn op elk punt aan de binnenkant gemeten. De minimum breedte in de lijn van
de stoel van de rijder op cabine zijhoogte moet 840mm zijn gemeten over de positie van de rijder.
Nieuwe auto's die niet eerder ter keuring zijn aangeboden:
In de rolkooi dient tevens in het voorste en achterste punt van de rolkooi een dwarsbalk geplaatst te
worden van rolkooi materiaal (48,3 x 4mm). De minimale hoogte van de achterste en voorste
dwarsbalk dient 380mm te zijn. (bovenzijde dwarsbalk) Bij auto’s voor die periode dient het minimaal
ɸ 42,4 x 3,2 (1.25" nominale boring BSP “Blue Band” buis) x 3,2 mm zijn.
Het hoogste punt van de helm van een rijder in zittende positie mag niet hoger zijn dan de onderkant
van de hoogste rolkooipijp. Een dwarsbalk moet achter de stoel van de rijder worden geplaatst. De
complete constructie moet gelast zijn en aan het chassis vast gelast zijn. In de directe omgeving van
het hoofd moet de rolkooi worden bedekt met een zacht materiaal.
De rolkooien moeten geconstrueerd zijn van stalen buismateriaal met een minimum materiaal/wanddikte van 4mm dik hebben en alle stijlen van de rolkooi moeten van het zelfde materiaal zijn.
Aanbevolen materialen zijn:
BS 3601/Deel 1 1987-HFS430 (4,0mm dik, 48,3mm O/D)
BS 3602/Deel 1 1987-HFS430 (4,0mm dik 48,3mm O/D)
BS1387 (4,0mm dik, 48,3mm O/D of zijn Europese gelijkwaardige EN10210)
1.25" nominale boring BSP “Blue Band” buis (ɸ 42,4 x 3,2)
5
Alle zijkanten van de cabine moet met plaat bedekt zijn. Staalplaat met een materiaaldikte van
minimaal 3 mm moet tussen de voor- en achter roll-bars zijn bevestigd.
Deze plaat moet overal minimaal 380mm hoog zijn, verticaal gemeten vanaf het chassis.
De bovenkant van de plaat moet aan een horizontale dwarsbalk worden gelast. De plaat moet volledig
rond worden gelast.
De plaat zou waar mogelijk voor extra sterkte moeten worden gebogen. Aan de binnenkant van de
plaat moeten rechtopstaande schoren worden geplaatst zodat er een vak ontstaat niet groter dan
380mm x 225mm.
De dwarsbalk achter de stoel (tevens ondersteuning van het vuurscherm) moet van minimaal 40mm x
40mm koker zijn, minimum wanddikte 3mm of ɸ 42,4 x 3,2 (1.25" nominale boring BSP “Blue Band”
buis) minimum 3,2mm wanddikte.
Op alle nieuwe auto’s die niet eerder ter keuring zijn aangeboden moet ronde buis worden gebruikt
voor deze schoren.
Het plaatsen van panelen aan de binnenzijde van de hut is toegestaan mits de Keurmeester de
gebruikte schoren makkelijk kan controleren.
Er moet een verticale rolbar worden gelast tussen de achterste dakdwarsbalk en de achterste rolkooi
dwarsbalk en centraal achter de hoofdsteun worden geplaatst, van rolkooi buis (48.3x4) materiaal.
Alle reparaties aan rolkooien moeten aan inspectie onderworpen worden door de Keurmeester. De
reparaties moeten verbuist (sleeved) zijn en er moeten gaten worden geboord om inspectie mogelijk
te maken.
Reparaties aan de rolkooi
Alle reparaties aan de rolkooi moeten van het zelfde soort metaal zijn als het origineel op een wijze
dat de buis aansluit aan de binnenkant van het huidige buizenstelsel van het te repareren stuk buis.
De buis moet zich tot een minimum van 80mm aan beide kanten van de het te repareren stuk
bevinden.
Alvorens de kleinere buis te plaatsen moet een gat van 5mm diameter aan beide kanten van het te
repareren stuk worden geboord, op een afstand van 76mm van het te repareren stuk en het moet
toegankelijk zijn.
Met de kleine buis op zijn plaats, moet de ruimte tussen de originele buis en het nieuwe stuk minimaal
10mm en maximaal 15mm zijn. De originele buis moet worden gelast aan de nieuwe buis door eerst
een las grondlaag te leggen aan beide kanten en deze vervolgens weer in te slijpen en daarna de
sluitlaag te leggen.
De regels gelden voor alle reparaties die door de Keurmeester moet worden geïnspecteerd en voordat
de auto toegelaten wordt aan de wedstrijd. Na de controle dienen de boorgaten te worden gevuld.
8 DAKBEPLATING
Een minimaal 5 mm dikke stalen plaat moet direct aan de rolkooi vastgelast zijn, direct boven het
hoofd van de rijder. De dakplaat moet aan alle vier de kanten afgelast zijn en moet minimaal 610mm
lang en 660mm breed (inwendig gemeten) zijn. Er moet bovenin aan de voorzijde van de rolkooi een
dwarspijp zijn ingelast van rolkooimateriaal waaraan de dakplaat is gelast.
Breedte zie breedte rolkooi (is de wijdte tussen de pijpen 660 mm.)
6
9 VEILIGHEIDSGORDELS
A.
Type gordels moet minstens 5-punts zijn; 2 schoudergordels, 2 schootgordels en een
kruisgordel. Aangeraden wordt om de gordels in de aan/vast bout variatie aan te schaffen. Als
het haak/clip-in type gebruikt wordt dan moet het minstens 3,9 mm dikte hebben en van een
betrouwbaar en bekend fabrikaat zijn. De stof van de gordels moet een breedte hebben van
minimaal 75 mm, behalve de kruisgordel, welke een breedte moet hebben van 51 mm.
B.
Gebruik De gordels moeten altijd gedragen worden als de auto zich op de baan bevindt. Zorg
dat de sluitingen goed vastzitten. Elke gordel moet strak aangetrokken zijn, de schootgordels
eerst. De rijder moet zo min mogelijk speling hebben in zijn stoel. Aangeraden wordt om eens
in de drie jaar de gordels te vervangen, of na zware crashes waarbij de gordels nogal wat te
verduren hebben gehad.
C.
Installatie (Zie tekening 3 op de volgende bladzijde en bijlage 1 & 2). De gordels moeten
bevestigd zijn aan het chassis en/of de rolkooi. NIET aan de stoel!!!. Dit dient te gebeuren via
goed vastgelaste dubbele beugels van tenminste 4 mm dikte en een lengte van 50 mm. De
houders moeten geplaatst zijn naar de hoek waarin de gordels om het lichaam van de coureur
zitten. Als er bouten gebruikt zijn, moeten deze een minimum grootte hebben van 10 mm en
een minimum kwaliteit van 8.8, vastgemaakt met een moer (liefst Ny-Loc zelfborgende type).
R-tye bevestigingen, D-links en kettingen zijn verboden om mee aan het chassis of de rolkooi
te bevestigen. De schoudergordels moeten zo dicht mogelijk in de buurt van de rijder
bevestigd zijn, achter de stoel, op schouderhoogte en moeten over een ronde buis van 25 mm
diameter en 3 mm wanddikte lopen. Schootgordels moeten vlakbij, aan de zijkant achter de
stoel bevestigd zijn. Als de kruisgordel bevestigd wordt is het belangrijk om te zorgen dat deze
gordel de overige gordels van de rijder niet wegtrekt (zo ontstaat er speling). Let op dat het
textiel van de gordels niet langs (scherpe) randen schaaft!
Voor aanvullende informatie over de gordels met en zonder nekbeschermingssystemen zie
BIJLAGE 4.0
D.
Onderhoud Het wordt aanbevolen om de gordels na elke wedstrijd te reinigen en te
inspecteren. Wanneer deze tekenen van scheuren/rafelen vertonen, dan moeten de gordels
worden vervangen. Ook wordt aanbevolen om de sluitingen na elke seizoen te vervangen.
E.
Inspectie Tijdens elke wedstrijd zullen de veiligheidsgordels door de keurmeester worden
gechecked. De keurmeester is bij machte om de coureur te vragen in zijn/haar auto plaats te
nemen om aan te tonen dat de gordels correct zijn bevestigd en passend zijn. Wanneer de
keurmeester vindt dat de gordels niet veilig en/of gevaarlijk zijn, kan hij de coureur vragen
deze te vervangen. Wanneer de bevestigingspunten ongeschikt zijn of in gevaarlijke staat zijn,
dan mag de auto niet aan de wedstrijd deelnemen. Dit mag pas weer wanneer alle
onjuistheden zijn verholpen.
F.
Goedgekeurde gordels
De gordel moet SFI of FIA goedgekeurd zijn.
Zowel QSP, Hooker en Simpson leveren SFI 16.1 rated goedgekeurde gordels geschikt in
combinatie met een nekbeschermingsysteem. Voorbeelden hiervan zijn: QSP QRH236 HANS-Formule gordel (B-263.T/98), HOOKER Harness 5-punts gordel systeem (HRH51100).
7
Tekening 3 Gordel-installatie voorschrift
8
10 VEILIGHEIDSNET
Een stoffen veiligheidsnet moet op de juiste manier geïnstalleerd zijn tussen de rechter-buitenkant van
de hoofdsteun (25 mm) en de voorbuitenkant van de rolkooi. Deze moet zo geïnstalleerd zijn dat het
hoofd er niet onderdoor kan glijden als men in de zijkant geraakt wordt. Het veiligheidsnet moet van
kwaliteits fabrikaat zijn en eenvoudig los te maken zijn. Bij gebruik van een Full Containment Stoel is
het gebruik van een veiligheidsnet niet verplicht.
11 MOTOR, KOPPELING EN KOPPELINGSHUIZEN
De motor moet voor de rijder zijn geplaatst.
Elk type motor mag worden gebruikt. Alleen normale atmosferische carburatie middels 1 carburateur
is toegestaan. Druk- en/of geforceerde inlaatluchtvulling en/of brandstofinjectie zijn niet toegestaan.
Maximaal 2 kleppen per cilinder. Aluminium of lichtgewicht motorblok niet toegestaan.
Aluminium cilinderkoppen zijn toegestaan.
Wanneer een motor een zogenaamd Dry Sump oliesysteem heeft, moet de olietank stevig achter in
het benzinecompartiment gemonteerd worden en niet lager dan de achterbumper. Olieslangen dienen
van een met RVS omvlochten AN / MIL spec type te zijn, voorzien van perskoppelingen en moeten zo
gemonteerd zijn dat ze niet geraakt kunnen worden bij een mogelijke aanrijding of crash.
De auto moet voorzien zijn van een koppeling en moet bij het koppelen kunnen slippen (Kortom er
moet “normaal” weggereden kunnen worden.)
Het gaspedaal moet via stangen met de gasklep verbonden zijn. Gaskabels zijn verboden.
De retourveren van de gasklep en -pedaal moet dubbel zijn uitgevoerd en bevestigd op 2
verschillende montagepunten.
Koppelingshuizen moeten van een metalen constructie zijn en bij voorkeur een race type zijn. Stalen
“bulletproof” koppelingshuizen genieten de voorkeur.
Indien aluminium koppelingshuizen worden toegepast, dan moeten deze race typen zijn of zware truck
uitvoering.
Lichte voor wegauto bestemde koppelingshuizen zijn verboden.
Bij een discutabel koppelingshuis kan een 3 mm dik stalen afdekscherm worden geëist, of een verbod.
Dynamo is niet verplicht, wel aan te raden. Motor moet te allen tijde zelf kunnen starten.
12 REMMEN
Alleen serieproductie-auto stalen remklauwen zijn toegestaan. High-performance remklauwen
(Wilwood, Brembo, etc.) zijn verboden.
Land Rover, Ford Transit, Cortina, Granada en Mercedes bus remklauwen genieten de voorkeur.
Remklauwen mogen, met uitzondering van de bevestigingsgaten, niet gemodificeerd worden.
Eén remklauw per wiel maximaal. Minimaal vier remklauwen moeten correct werken en moeten alle
vier de wielen gedoseerd kunnen remmen en blokkeren.
Remblokken moeten origineel of een gelijkwaardige vervanger voor origineel zijn. Gemodificeerde
remblokken zijn niet toegestaan.
Remschijven moeten van constructiestaal zijn en mogen een maximum diameter van 12 inch ofwel
305 mm hebben. Geventileerde schijven mogen alleen gebruikt worden als deze van een
serieproduktie-auto afkomstig zijn.
Ford Transit of Mercedes typen geventileerde remschijven genieten de voorkeur.
Modificaties aan geventileerde remschijven zijn niet toegestaan.
Aluminium remschijfdragers zijn verboden.
Remdrukverdelers toegestaan.
Het remsysteem dient een voor en achter gescheiden systeem te zijn.
Rembekrachtiging toegestaan, mits bij uitvallen hiervan nog steeds, zij het zwaarder, geremd kan
worden.
Trommelremmen en ABS zijn verboden.
9
13 VERSNELLINGSBAK, DRIVELINE EN WIELEN
Versnellingsbak is vrij, mits er een werkende achteruitversnelling aanwezig is.
Automaatbakken zijn niet toegestaan.
Ratio change (QuickChange) versnellingsbakken zijn toegestaan.
Driveline hart krukas, prise-as en beginaandrijfas moeten minimaal 25,4 cm vanaf de
ondergrond/baan zijn (grondspeling minimaal 50 mm, dus hart driveline 20,4 cm vanaf onderkant
frame).
Voorwiel aandrijving en vierwielaandrijving verboden.
De auto moet 4 wielen hebben. De wielen moeten van staal zijn met een ingelast hart van minimaal 5
mm dikte. Het is verboden gaten te boren of snijwerk in de spaken aan te brengen.
Balanceergewichten moeten verwijderd zijn. Wielgewichten zijn verboden.
Gedeelde velgen wieldoppen en velgringen verboden.
Bead-locks, z.g.n. hielklemmen zijn niet toegestaan.
Wielbouten minimaal 14 mm en 5 stuks per wiel.
Alle wielen moeten 102 mm vrij zijn van het chassis (band)
Enig toegestane velgdiameter is 15”
Maximale breedte van de velgen 12” (32,5 cm), offset is vrij.
Elektrische koppelingen en versnellingsbakken zijn verboden.
.
14 ASSEN
Alleen standaard starre, stalen serieproduktie lichte vrachtauto voorassen zijn toegestaan. Deze
mogen ingekort worden en Caster en Camber veranderd.
Het lassen en inkorten van een as moet zorgvuldig gebeuren door middel van een V-naad. Over de
las moet een plaat van minimaal 5 mm dikte en 10 cm lengte worden gelast.
De vooras moet zijn oorspronkelijke vorm “axle drop”, zwanenhals behouden.
Breedte vooras en achteras mag niet meer zijn dan de standaard breedte van één enkelluchts
Mercedes of Transit vooras + 40 mm, gemeten van wielaanslag naar wielaanslag.
Mercedes bus en Ford Transit voorassen genieten de voorkeur.
Alleen standaard starre, stalen serieproduktie lichte vrachtauto achterassen zijn toegestaan.
De as moet 100% gesperd zijn. “Auto-locker” differentials, QuickChange en limited slip units zijn
verboden.
Aluminium achteras is verboden. Ook aluminium onderdelen aan een stalen achteras zijn verboden.
Wielen mogen niet op de steekassen gemonteerd zijn.
Wielspacers verboden, behalve bij Commer (Leyland) achterassen of gelijksoortige assen mag een 6
mm dikke vulring gebruikt worden ter vervanging van de remtrommel. Deze moeten wel vast gebout
zitten.
“Commer” (Leyland FG, LD en Sherpa), Mercedes en Ford Transit achterassen genieten de voorkeur.
Torque links, Spring Rods, Panhard bars, Torque Arms, Topstangen en alle mogelijke vormen van
trekstangen (links) en A-frames zijn toegestaan.
Indien één van deze onderdelen zich in het rijders compartiment bevindt of erachter, moeten deze
onderdelen afgeschermd zijn met 3 mm dik staal- of aluminiumplaat.
Asverplaatsing of -kanteling door middel van het bovenstaande is toegestaan.
Er zijn geen asstand verstellende mogelijkheden toegestaan, die tijdens het rijden kunnen worden
bediend.
Duidelijk meesturende assen zijn verboden (d.m.v. bijv. draai-, scharnierpunten of mechanisch).
Onder de stoel van de rijder moet een stalen plaat van 3 mm dikte gemonteerd zijn ter bescherming
van de rijder indien de aandrijfas zou breken. Tevens moet om deze aandrijfas een ring zijn gelast van
minimaal 25x5 mm. Beplating in de verdere omgeving van de stoel en bestuurdersruimte mag
aluminium zijn.
Tractioncontrol, vierwiel- en voorwielaandrijving verboden.
10
15 VERING
Alle type bladveren, schokdempers en coil-over schokdempers zijn toegestaan.
Torsi-veren alleen van standaard wegauto’s zijn toegestaan bijvoorbeeld Nissan Cabstar en
Volkswagen. Het gebruik van holle after-market of racing type torsie veren zijn niet toegestaan. Bij
uitveren moet de veerschotel te allen tijde onder druk blijven of vastgezet zijn.
Stabilisatorstangen (Anti Roll-bars) zijn verboden.
Iedere vorm van wieldrukverstelling welke tijdens een race is te verstellen is verboden.
Tijdens de wedstrijd is elke vorm en mogelijkheid van draadloze data overdracht (telemetrie) en/of
draadloze gesproken communicatie door de deelnemer van en naar anderen verboden. Onder
telemetrie wordt verstaan: het versturen van elektronische data van de auto naar een vast station
naast de baan via de ether. Het gebruik van elke vorm van telemetrie is niet toegestaan. Het
overbrengen van data naar een vast station (laptop, computer, printer, beeldscherm, usb-stick
e.d.) is niet toegestaan. Iedere vorm van radio- en/of telecommunicatie met een rijder, wanneer
deze zich op de baan bevindt is verboden. Enige uitzondering hierop is het AMB
transpondersysteem welke door de MAB-club wordt gebruikt.
16 BANDEN
Het is verplicht op die banden te rijden die de MAB voorschrijft.
De bandenkeuze is beperkt vrij; er mogen geen tractor-profielbanden en andersoortige landbouw- of
langzaam verkeerbanden of karkassen worden gebruikt.
Autobanden die geschikt zijn voor een minimale snelheid van 125 kM per uur mogen worden gebruikt.
4x4, Rally en Racebanden worden aanbevolen.
Sneeuwkettingen zijn verboden
Opsnijden van alle banden is toegestaan. Alle andere mogelijke vormen van modificeren van de
banden is niet toegestaan.
Het profiel op het band loopvlak mag niet dieper en breder zijn dan 10 mm.
Bandendruk regelende ventieldoppen zijn verboden (pop off valves).
Banden moeten met normale lucht worden opgepompt.
Maximale bandbreedte/loopvlakbreedte is 28 cm.
.
17 VOORRUIT
Er mag geen glas aan of in de cabine gemonteerd zijn, behalve de achteruitkijkspiegel.Bij voorkeur
veiligheidsglas of kunststof.
Staalgaas met een minimale dikte van 3,2 mm dient als voorruit. De vierkante gaten mogen niet groter
zijn dan 51x51 mm. Het ijzerwerk dient om de 51 mm te worden vastgelast te worden aan alle vier
zijden aan de rolkooi en het dak.
18 STOEL EN HOOFDSTEUN
De rijderstoel moet stevig gemonteerd zijn aan het chassis. De achterkant van de stoel moet tegen de
tweede dwarspijp van de rolkooi bevestigd zijn. De stoel moet minimaal met 6 bouten gemonteerd
zijn, 4 bouten aan de onderzijde en 2 bouten op schouderhoogte.
Gebruik bouten met een lage afgeronde kop en carrosserieringen om te verhinderen dat de bouten
door de stoel worden getrokken of de stoel beschadigd. De te gebruiken bouten moeten minimaal M8,
klasse 8.8 zijn.
Alleen metalen (Aluminium) kuipstoelen en Racetech fibreglass stoelen (nummer RT4009HRSC of
RT4009WHRSC ) zijn toegestaan. Deze stoelen moet een metalen frame constructie hebben. Het
gebruik van een hoofdsteun is verplicht en men adviseert sterk een “ Full Containment Oval” type te
gebruiken aangezien deze zijlichaamsbewegingen nivelleert. Het gebruik van een hoofdsteun is
absoluut verplicht. Aanbevolen wordt een stoelhoes te gebruiken in Oval Track type stoelen, het
gebruik hiervan voorkomt schuiven van het lichaam.
11
De hoofdsteun moet een minimale breedte hebben van 305 mm of wijder indien mogelijk. De
hoofdsteun moet volledig bedekt zijn met zacht materiaal en gesteund worden door twee staanders
bestaande uit kokers van 25x25x3,2 mm ze moeten minimaal 280 mm uit elkaar staan en vastgelast
zijn aan het dak of dakpijp en de tweede dwarse rolkooipijp achter de stoel.
Zijhoofdsteunen moeten worden gemonteerd om de zijwaartse beweging van het hoofd te voorkomen.
De zijhoofdsteunen moeten aan de stoel worden gemonteerd.
Elke stoel die aan reparatie onderworpen is moet aan de Keurmeester ter goedkeuring worden
voorgelegd voorafgaand hij in de auto word teruggeplaatst
19 VLOER EN VUURSCHERM
De vloer onder de rijder moet volledig gesloten zijn, ook rondom de pedalen en over de
versnellingsbak heen en aan de zijkanten naast de voeten. Wanneer aluminium wordt gebruikt moet
die minimaal 3 mm dik zijn. Een deugdelijk stalen vuurscherm of 3 mm dik aluminium scherm moet
gemonteerd zijn tussen de rijder en de motor, geheel gesloten dus ook aan boven- en zijkanten.
Het vuurscherm moet volledig vastgemaakt zijn aan de voorste rolkooi staanders en over de top tot
aan de voorruit. Het volledige vuurscherm moet onafhankelijk zijn van de motorkap.
Gaten voor leidingen en gasstang zo klein mogelijk en afgedekt met rubber doppen of iets dergelijks.
Dit ter voorkoming van branddoorslag en verwondingen door hete olie of koelwater.
Om de kans op brand zo klein mogelijk te maken moet een onbrandbaar vuurscherm tussen de
benzinetank en de accu gemonteerd zijn indien deze samen in de gesloten ruimte achter de stoel zijn
geplaatst.
Een 3 mm dikke stalen plaat moet onder de stoel, boven de tussenas zijn gelast.
Rondom de tussenas moet een beugel zijn gemonteerd van minimaal 5x25 mm staal.
Een 3 mm dikke stalen plaat moet direct achter de stoel rondom zijn vastgelast. Dient deze tevens als
vuurscherm van het achtercompartiment dan moet deze geheel gesloten zijn.
Daar waar een vijf arms achterasbevestiging is toegepast en/of topstangen moet de stoel met een 3
mm dikke stalen plaat zijn afgeschermd.
Indien inboard schokbrekers zijn toegepast dan moeten deze omkapseld zijn met 3 mm dik staal- of
aluminiumplaat.
Indien er geen topstang op de klok (differentieel) is toegepast dan mag het vuurscherm achter de stoel
3 mm aluminium zijn, geheel gesloten, maar dan moet de veiligheidsplaat van 3 mm staal aan de
achterkant van de hut rondom afgelast zijn aangebracht gelijk aan het principe van de zijkanten van
de hut.
Als de voeten van de rijder, waarbij de rijder zittend in de auto en de auto afgesteld op de laagst
mogelijk legale rijhoogte (50mm), zich minder dan 165mm boven het baanoppervlak bevinden, dan
moet de voor-, achterzijde en bodem van de voetenbak door een staalplaat van 3mm beschermd
worden of hiervan geconstrueerd zijn.
Wanneer de voeten van de rijder onder de hoofd chassis balk uitsteken dan is het verplicht om de
zijkanten van de voetenbak te maken van 3 mm dik stalen plaat over de gehele lengte van het
achterste punt van het voeten compartiment tot aan de motorplaat en moet rondom zijn vast gelast.
Wanneer de voetenbak niet is bevestigd aan het onderrek dan moet deze 3 mm plaat met kokers
worden vast gelast.
12
20 BRANDSTOFSYSTEMEN
De enige toegestane brandstof is benzine.
Het octaangetal is vrij. Octaanbooster mag aan de benzine toegevoegd worden.
Alle mogelijke ontbrandingsversterkende brandstofsoorten en -middelen (Nitromethaan, NOS, etc.)
zijn verboden.
De carburateur moet een normaal werkend type zijn (venturi, sproeiers, acceleratiesproeiers en
powervalves, vlotterbakken).
Een minimum van twee veren moeten aan het gasmechanisme van de carburateur zijn bevestigd, om
te voorkomen dat het gas blijft hangen.
Er moet een luchtfilter op de carburateur zitten.
Meerdere carburateurs toegestaan. Predator carburateur en schuifcarburateur verboden.
Het is sterk aan te bevelen standaard benzinepompen te vervangen door race type pompen. Indien
elektrische pompen zijn toegepast dan moeten deze voor het voorste vuurscherm zijn geplaatst, of op
een andere plaats mits goed afgeschermd (denk aan eigen veiligheid).
Wanneer de motor afslaat dan moet de elektrische benzinepomp automatisch stoppen.
Benzinetanks mogen niet meer dan 20,5 liter inhoud hebben.
Tanks moeten van minimaal 1,5 mm staal- of rvs-plaat geconstrueerd zijn.
Aluminium brandstoftanks zijn niet toegestaan.
Benzinetanks moeten te allen tijde geheel afgeschermd zijn van de rijder door middel van een 3 mm
dik metalen vuurscherm.
Deze moeten binnen de auto en niet lager dan de achterbumper zijn geplaatst en vrij van de body zijn.
Vuldoppen moeten aan de tank gelast zijn en van een schroefdraad type.
Drukvulsysteem niet toegestaan.
Een benzine-afsluiter van het hendel type is verplicht (geen schroefkraan), deze moet d.m.v. één
handbeweging te sluiten zijn.
De benzine-afsluiter moet tussen de brandstofleiding naast de rijderstoel zijn geplaatst, binnen het
bereik van de bestuurder, en duidelijk zichtbaar voor officials en brandweerlieden.
Het opschrift OPEN / DICHT of ON / OFF is verplicht.
De hoofdstroomkabel aan de ene kant van de rijder en de benzineleiding aan de andere kant, contact
tussen deze twee moet te allen tijde worden voorkomen.
Alle brandstofleidingen moeten van metaal zijn en voldoende stevig bevestigd zijn aan het chassis.
Hydraulische hoge drukleiding en koppelingen bieden hiervoor de goedkoopste, sterkste en veiligste
oplossing.
Koppelingen/overgangen waarbij slang moet worden gebruikt zijn toegestaan, mits de gebruikte slang
van een met metaal gewapend type is met een maximale lengte van 15 cm per koppeling. Op de
slang geperste koppelingen welke op de metalen leiding kunnen worden geschroefd of gekneld d.m.v.
snijringkoppelingen, verdienen voorkeur boven slang over leiding met slangklemmen.
13
Verplichte montage instructies brandstoftank
De tank moet in een hoekstalen frame zitten. Men adviseert dat een plaat onderaan het frame wordt
gelast om onderkantpenetratie van de tank te voorkomen. Het hoekstalen frame zou iets groter
moeten zijn dan de tank zodat een dunne (bij voorkeur rubberen) buffer aangebracht kan worden
tussen het hoekstalen frame en de tank.
De tank moet met een dubbele klem (diagram A) of één enkele klem (diagram B) worden
vastgeklemd. De tank moet op alle plaatsen die de tank raken worden gebufferd. De klem(men) moet
niet te vast gezet worden, dit kan „vervorming“ van de tank en/of splijting veroorzaken. Een sluitmoer
op tankhoogte zal dit voorkomen. Het wordt aanbevolen een gevlochten slang te gebruiken voor de
pick-up leiding om een kleine beweging toe te staan en irritatie van de brandstofleiding te voorkomen.
Het hoekstalen frame, waarin rechtopstaande tanks zijn vastgeklemd, moet aan de bovenzijde worden
vastgemaakt naar de 3mm stalen plaat achter de stoel.
De ontluchtingsleiding
moet de tank aan de
bovenkant verlaten, dan
een stuk naar beneden
waarna hij een hele slag
om de tank moet maken
waarna hij naar beneden
geleid kan worden. Dit
betekent dat ongeacht de
positie of hoek van de
auto, een deel van de
leiding boven het
brandstofniveau blijft;
waardoor er geen
brandstof kan lekken.
Toepassing van een
metalen terugslagklep is
verplicht.
Opmerking: Zorg er voor
dat uw brandstoftank veilig
is en controleer hem na
elke wedstrijd.
14
21 KOELSYSTEEM
Radiateur, tanks en andere reservoirs voor vloeistof gekoelde motoren moeten goedsluitend voor de
“firewall” geplaatst worden. Bovendien dienen deze een enkele overloopslang te bevatten die niet
hoger dan 225 mm boven de grond hangt. Het uiteinde van de slang moet naar beneden gericht zijn.
De overloop van de radiateur moet opgevangen worden in een opvangreservoir van minimaal 1 liter.
22 ACCU’S EN HOOFDSTROOMSCHAKELAAR
Accu’s moeten zeer goed aan het chassis bevestigd zijn om beweging te voorkomen indien de auto
crasht. Alle accudoppen moeten goed sluiten.
Natte accu’s moeten volledig bedekt zijn of in een box of container zitten.
De accukabel moet aan de tegenovergestelde kant zitten van de benzineleiding. Deze twee mogen
elkaar nergens raken.
Natte accu’s mogen niet in of onder het rijdercompartiment zijn geplaatst. Droge of “Gel”-type accu’s
mogen wel onder, maar niet in het rijderscompartiment zijn geplaatst.
Er moet een scheidingspaneel van niet geleidend materiaal worden gemaakt waar de brandstoftank
en accu dicht bij elkaar staan.
Indien de accu achter het rijdercompartiment is geplaatst, dan mag deze niet lager dan de
achterbumper zitten.
Er moet een hoofdstroomschakelaar bevestigd zijn aan één kant van de stoel, waar de rijder bij kan
ook als hij in zijn gordels zit.
De hoofdstroomschakelaar dient duidelijk herkenbaar te zijn voor officials en brandweerlieden.
Als de schakelaar uitgezet wordt moet alle elektra uitgeschakeld zijn.
Indien de auto is uitgerust met een dynamo, dan moet de aan- en uitschakelaar daarvan bij de
hoofdstroomschakelaar bevestigd zijn, ook deze dient duidelijk herkenbaar te zijn.
De schakelaar moet zo gemarkeerd zijn dat een Officials, Brandweerlieden enz. hem snel kunnen
vinden.
Het opschrift AAN/UIT of ON/OFF is verplicht
Als een magneet ontsteking wordt gebruikt, moet de motor-stop functie op deze onsteking werken via
de hoofdstroomschakelaar.
Altijd: Hoofdstroomschakelaar uit is motor en evt. electrische pompen uit!
23 UITLAATDEMPERS
Uitlaatdempers zijn verplicht.
Uitlaatsystemen moeten voorbij of zo ver mogelijk van de voeten van de rijder lopen en moeten geen
gassen direct op de volgende auto’s uitstoten.
Het geluid mag 102Db maximaal bedragen, gemeten op een afstand van 2 meter uit het contactvlak
van het achterwiel onder 45 graden en 1.35 meter hoog boven de grond, tijdens het zo snel mogelijk
accelereren van de motor naar zijn maximaal toerental.
Het meten van het geluid dient aan beide zijden van de auto te gebeuren.
De rijder is verplicht zelf zoveel mogelijk maatregelen te treffen om het geluidsniveau te beperken.
Indien u een opmerking krijgt over teveel geluid dient u dit direct te verhelpen (neem hiervoor
eventueel extra materiaal en/of onderdelen mee).
Uiteinden van de uitlaten dienen met bochten naar de buiten- zijkanten van de auto te zijn gericht.
(Niet naar onder, achter, voor of omhoog.)
15
24 STUURINRICHTING
De stuurinrichting moet veilig en deugdelijk zijn een en ander ter beoordeling van de keurmeester.
Stuurbekrachtiging toegestaan, mits bij uitvallen hiervan normaal doorgereden kan worden, weliswaar
zwaarder sturend.
Bij het uitvallen van de stuurbekrachtiging mag er geen vrije slag ontstaan.
Uitneembaar stuur verplicht door middel van snel sluiting race type.
Op de baan mag een rijder nooit het stuur verwijderen, tijdens stilvallen o.i.d., als een wedstrijd in volle
gang is.
25 NAAM RIJDER
De naam van de rijder moet duidelijk zichtbaar op de auto zijn aangebracht.
26 SPOILERS
Rijders moeten er op letten dat spoilers zodanig worden geconstrueerd en vastgezet dat deze na een
koprol het verlaten van de cabine niet belemmert.
Spoilers mogen niet groter zijn dan 1250mm x 1250mm. De zijpanelen mogen niet langer zijn dan
1250mm en niet hoger dan 610mm zijn en moeten van metalen constructie zijn. Slechts één paneel
per kant wordt toegestaan.
De buiging van beide zijpanelen moet minimaal 152mm onder het centrale middenpaneel uitkomen op
elk punt gemeten boven de ingang van de hut. 80% van de hele spoiler moet volledig in de juiste
gradatie kleur worden geschilderd behalve het nummer en de sponsor namen.
Onder geen omstandigheden mag de spoiler onder de daklijn van de cabine uitsteken van beide
zijden van de cabine bekeken en op geen enkele wijze het uitzicht beperken.
Het verstellen of bewegen van de spoiler tijdens het racen is niet toegestaan.
De auto's die racen zonder spoiler moeten volledig aan de regels voldoen (NB: Er zal geen sanctie
worden opgelegd als een spoiler is verwijderd in één raceweekend ten gevolge van schade
veroorzaakt door een incident).
De voorspoiler, indien gemonteerd, moeten veilig zijn vastgezet en mag niet de breedte van de
chassisbalken en de hoogte van de motorkap waar deze samenkomt met de voorruit overschrijden en
op geen enkele wijze het uitzicht beperken.
27 NUMMERS
Het officieel bij de BVSR geregistreerde startnummer van de rijder moet op de auto aanwezig zijn. Het
nummer moet professioneel getekend zijn en duidelijk herkenbaar voor zowel de BVSR, de
wedstrijdleiding als toeschouwers gezien vanaf de overkant van de baan. Het nummer moet zichtbaar
zijn aan beide zijden van de auto op het plaatwerk en/of de spoiler of op het dak geplaatste
nummerbord. Aanbevolen wordt dat rijders zwart op witte of wit op zwarte en tussen 225 en 305mm
en minimaal 40mm brede geverfde banen gebruiken. De nummers moeten ook op het achtergedeelte
van de auto in de achterruitopening zichtbaar zijn.
16
28 GRADATIEKLEUREN
De auto's moeten er representatief en professioneel uitzien. De gradatie kleuren zijn:
Star en Superstars Rood
“A” grade Lichtblauw
“B” grade Geel
“C” grade Wit
World Cup kampioen Goud
Puntenkampioen Zilver
De Nederlands Kampioen mag de woorden „Nederlands Kampioen“ in 100mm grote letters op het dak
van de auto schilderen. Hij mag indien gewenst zijn dak in de zwart wit geblokte vlag schilderen. De
Europees Kampioen mag zijn dak in rood geel geblokte vlag schilderen. Wanneer een rijder van het
vaste land het Wereld Kampioenschap wint in Engeland dan mag hij op zijn dak twee gouden strepen
van maximaal 150mm breed, ongeveer 420mm uit elkaar schilderen.
Nieuwe rijders mag, indien gewenst, een breed zwart kruis op een witte ondergrond op het
achterpaneel van de auto te plaatsen voor maximaal 4 wedstrijden. Het kruis moet worden verwijderd
als het seizoen afloopt of als de rijder een grading omhoog gaat.
Super Stars behalve de World Cup Kampioen moeten minstens één werkend knipperend geel /oranje
daklicht plaatsen. Geen andere knipperende lichten worden toegelaten.
Elke rijder met een verkeerde grading op het dak of spoiler of Super Star met een niet correct werkend
knipperend licht krijgt een waarschuwing en heeft 7 dagen de tijd om zijn dak of spoiler in de juiste
kleur of het niet werkend licht te herstellen.
29 TRANSPONDERS
Transponder uitlezingen, ondersteund door handmatig meeschrijven worden gebruikt door de jury om
rondetijden en race posities te bepalen. Transponder dient minimaal 610mm achter het voorste punt
van de voorbumper te zitten.
Een werkende transponder moet in de eerste ronde operationeel zijn anders zal de auto
worden uitgesloten van het resultaat.
30 OPSCHRIFTEN
Het is verboden scheldwoorden of beledigingen op de auto te hebben staan.
31. BRANDBLUSSER
Het is verboden brandblussers aan boord te hebben.
32 HELMEN
Het wordt ten zeerste aanbevolen een integraalhelm aan te schaffen van een zo licht en sterk mogelijk
materiaal (glasfiber, kevlar). Materialen van plastic of polycarbonaat zijn niet toegestaan. Kies dus bij
de aanschaf van een helm voor een gerenommeerd merk met een code E 22-05 of ECER 22-05 (te
vinden op de helm). Alleen veiligheidshelmen welke met een kinband / -riem worden vastgezet zijn
toegestaan.
Zorg er voor dat de helm U goed en strak past. Tevens is het van belang de helm regelmatig schoon
te maken en te controleren op gevaarlijke beschadigingen of slijtage.
Het is aan te bevelen een helm niet langer dan 3 jaar vanaf nieuw te gebruiken.
Als een MAB - official het gebruik van een onveilige helm constateert, wordt de betreffende rijder
uitgesloten van deelname aan training of wedstrijd. Deze uitsluiting wordt pas opgeheven als de
betreffende rijder het gebruik van een veilige helm kan bewijzen aan een MAB – official.
17
33 NEKBESCHERMINGSSYSTEMEN
Hoofd- en nek bescherming systemen zijn vooralsnog niet verplicht, maar worden wel aangeraden. De
types die het meest worden aangeraden zijn Hans, Hutchens of DefNder. Het blijft te allen tijde de
verantwoordelijkheid van de rijder om ervoor te zorgen dat het systeem perfect past en wordt gebruikt
met een helm die hiervoor geschikt is. Indien de rijder met een Hans, Hutchens of DefNder rijdt moet
hij ervoor zorgen dat hij snel zelfstandig uit de auto kan stappen met het systeem en de helm op.
Wanneer de rijder zonder hoofd- en nek bescherming systeem rijdt is hij verplicht om een dichte met
schuim gevulde, gekeurde nekband te dragen. Brandvertragende nekbanden zijn verplicht.
34 KLEDING
Schone correcte en onbeschadigde brandvertragende overalls moet op ieder moment worden
gedragen. Geadviseerd wordt dat de bloedgroep van de rijder op het rechter borstzakje van de overall
wordt geborduurd.
Halskettingen mogen niet worden gedragen.
De raceoverall mag niet door en door geborduurd zijn, de borduring mag alleen op de buitenlaag
aanwezig zijn.
In het belang van de eigen veiligheid, moet de overall van rijder van een brandvertragend materiaal
zijn. De volgende type brandvertragende kleding is verplicht gesteld:
volgens FIA /SFI: Baclava, onderhemd met zowel lange mouwen als ook col, lange
onderbroek, sokken.
- Brandvertragende handschoenen zijn verplicht.
Brandvertragende raceschoenen bij voorkeur hoge schoenen wordt aangeraden.
FIA-CIK Karting overalls of gelijkwaardig zijn niet toegestaan.
-
35 STOF-/VEILIGHEIDSBRILLEN (VIZIERS)
Ter bescherming van het oog is het dragen van een vizier of een veiligheidsbril verplicht. Deze
moeten van onbreekbaar materiaal zijn.
Het wordt aanbevolen om stofbrillen en viziers zo schoon en krasvrij mogelijk te houden en tijdig te
vervangen.
36 MONTEURS
De coureur is te allen tijde verantwoordelijk voor zijn helpers, monteurs, supporters en aanhang.
Helpers, monteurs en supporters mogen niet op de baan komen (tenzij door de wedstrijdleiding
anders wordt beslist).
18
37 MEERIJDERS
Het zogeheten “meerijden” met de stockcar door helpers en/of fans is in verband met de veiligheid niet
toegestaan. Er wordt in het rennerskwartier stapvoets gereden.
38 KEURING
Het keuren is VERPLICHT vóór de wedstrijd. Wanneer de auto niet wordt goedgekeurd, mag er niet
worden deelgenomen aan wedstrijden en trainingen. Men krijgt van de keurmeester een geel briefje
na de remmentest, welke afgestempeld dient te worden na verdere goedkeuring en vóór aanvang van
de eerste manche bij de ingang van de baan moet worden ingeleverd. Wanneer de keurmeester
aangeeft dat de auto niet is goedgekeurd, ontvangt men het gele briefje of het stempel niet. Het is dan
wel mogelijk om aanpassingen te doen op de niet goedgekeurde onderdelen en de auto nog éénmaal
te laten keuren. Herkeuren dient te gebeuren binnen de tijden die voor de keurperiode vastgesteld
zijn. Bijvoorbeeld van 9.30 tot 11.30 uur
Wanneer men niet in staat is dit briefje met stempel vóór aanvang van de eerste manche te
overhandigen (briefje kwijt) dan is men uitgesloten van deelname aan de wedstrijd.
Dit i.v.m. de verzekering.
39 MILIEUZEIL
Het gebruik van milieuzeilen onder de auto is verplicht en moeten een afmeting hebben van minimaal
50mm buiten de auto.
40 RIJDEN ONDER INVLOED
Het gebruik van alcoholhoudende dranken en verdovende middelen vóór, tijdens en na de wedstrijden
en trainingen is voor de coureur verboden. Het rijden onder invloed van rijgedrag beïnvloedende
medicijnen zijn verboden. De coureur is verplicht mee te werken aan eventuele controle op
voornoemde zaken. Overtreding betekend definitieve diskwalificatie.
41 TOEPASSING REGLEMENT
De keurmeester heeft altijd het laatste woord. Hij bepaald of de regels correct zijn toegepast en of de
veiligheid voldoende is gegarandeerd. Hij heeft de macht een rijder uit te sluiten van een wedstrijd of
iemand te verplichten voor de eerstvolgende wedstrijd zijn materiaal aan te passen.
Verhaal halen bij de wedstrijdleiding heeft geen zin, keurmeester en vertegenwoordigers van de
M.A.B. worden niet “te kijk” gezet.
Mocht de rijder het niet eens zijn met de keurmeester, dan kan hij direct in beroep gaan bij de M.A.B.,
zij zullen het probleem direct bespreken en tot een uitspraak komen.
Dit reglement is iedere vergadering bespreekbaar en kan op elk moment aangepast worden
bijvoorbeeld om veiligheidsredenen of geluidshinder. Uiteraard wordt dit uitgebreid besproken en
duidelijk bekend gemaakt.
De coureur en monteur hebben kennis genomen van bovenstaand reglement en hebben zich door
aan de wedstrijd deel te nemen voor akkoord verklaard.
Wij vragen respect te tonen voor de vrijwilligers die uw sport mogelijk maken.
19
42 GELDIGHEID
Dit reglement heeft een geldigheidsduur van 1 wedstrijdseizoen. Aan het einde van elk seizoen wordt
het reglement herzien en indien noodzakelijk gewijzigd.
43 TEKORTKOMING REGLEMENT
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur van de M.A.B. – club. De uitspraken
van het bestuur zijn in deze bindend. Tegen deze beslissingen van het bestuur en/of wedstrijdleiding
kan niet worden geprotesteerd.
Tevens is het Algemene Wedstrijdreglement Autocross M.A.B. – Club “Texel” op dit Reglement
Stockcar F1 van toepassing.
Enkele voorschriften zijn zowel in het Algemene Wedstrijdreglement Autocross M.A.B. – Club
“Texel”genoemd, als in het Reglement Stockcar F1. In het geval van voornoemd “dubbel” voorschrift
dient het voorschrift uit het Reglement Stockcar F1 opgevolgd te worden door deelnemers aan de
Stockcar F1 klasse.
20
BIJLAGE 1 Bevestiging gordels
21
BIJLAGE 2 Bevestiging gordels
22
BIJLAGE 3.0 Chassis
Fig. 3.0
23
BIJLAGE 3.1 Chassis
Fig. 3.1
24
BIJLAGE 3.2 Chassis
Fig. 3.2
25
BIJLAGE 3.3 Chassis
Fig. 3.3
26
BIJLAGE 3.4 Chassis
Fig. 3.4
27
BIJLAGE 3.5 Chassis
Fig. 3.5
28
BIJLAGE 4.0 Aanvullende informatie gordelsystemen met/zonder
nekbeschermingssysteem
De effectiviteit van een gordelsysteem is in hoge mate afhankelijk van de installatie. In
beginsel moeten de bevestigingspunten niet onderhevig zijn aan buiging en moeten alle
gordels in een rechte lijn aan deze punten trekkracht leveren. De gordelbanden moeten zo
lopen dat deze niet of nauwelijks langs andere delen schuren. De bevestigingspunten
moeten periodiek gecontroleerd worden.
Bij de installatie dient erop gelet te worden dat de gordel de bestuurder goed past en dat de
gordelbanden zo kort mogelijk zijn. Dit om rek zo veel mogelijk tegen te gaan.
Het belangrijkste zijn de hoeken / positie van de bevestigingspunten. Gordels functioneren
het beste wanneer de hoek van de heupgordel tussen de 45 en 55 graden is. De heupgordel
dient over het bekken te lopen. In geen geval over de onderbuik of benen. In veel gevallen is
dit eenvoudig te controleren => bij 45 graden loopt de gordel over het snijpunt van het zitvlak
en rugvlak van de stoel. Bij 55 graden ca. 50 mm voor dit snijpunt. Fig. A
Fig. B geeft een onjuiste hoge installatie weer. De rijder komt omhoog uit de stoel en wordt
door de schouderbanden of het autodak tegengehouden. Beide in extreme gevallen
resulterend in rug/nek letsel. Uit testen is gebleken dat de heupgordel van groot belang is ter
voorkoming van dergelijk letsel.
De schouderbanden van een gordel moeten ook onder juiste hoeken gemonteerd zijn. De
ideale hoeken zijn 5 graden naar beneden tot 30 graden naar boven. Fig. C
Bij een normaal type 20 graden stoel kan men aanhouden dat de gordels, inclusief HANS systeem, horizontaal vanaf de schouders moeten lopen. Een HANS – systeem brengt de
gordels omhoog en dient meegerekend te worden.
Als de schouderbanden te schuin naar beneden lopen, is er aanzienlijke kans op
compressiebreuk van wervels na een impact. De banden trekken de bestuurder te veel naar
beneden. Omgekeerd zorgt de juiste montage van de heupgordel ervoor dat de bestuurder
niet in bovenwaartse richting in de schoudergordels wordt gedrukt.
Gebruik van een HANS - systeem versterkt het effect van te schuin aflopende
schoudergordels.
29
Gek genoeg voorkomt een HANS – systeem nekletsel, echter de resultante van deze
voorziening in geval van een impact is neerwaarts gericht en genereert druk/compressiekracht op de (sterkere) rug. In geval van foutief gemonteerde gordels wordt het
probleem verschoven en resulteert dit in compressiebreuk van wervels, veelal tussen/ter
hoogte van de schouderbladen.
Schouderbanden dienen achter de bestuurder 75 tot 150 mm hart op hart van elkaar
bevestigd te worden. Zo wordt voorkomen dat de gordels van de schouders kunnen glijden.
30