3 a - Plantyn

Werkboek 3 a
Nieuwe Tal-rijk
ISBN 978-90-301-1681-3
9 789030 116813
Nieuwe Tal-rijk
Werkboek 3 a
EINDREDACTIE: Gaby Tersago
André Boel
Antoine Lievens
AUTEURS:
ILLUSTRATIES:
binnenwerk:
cover:
Willy Delcart
Bea D’hooghe
Paul De Winne
Marleen Duerloo
An Latoir
Dirk Martens
Fredy Mels
Jeanine Van Zeeland
Eva De Vlam, Vrijdag
Kathleen Amant
Plantyn
Plantyn ontwikkelt en verspreidt leermiddelen voor het basisonderwijs, het
secundair onderwijs, het hoger en het wetenschappelijk onderwijs en het
volwassenenonderwijs. Daarnaast geeft Plantyn ook publicaties uit over
schoolmanagement, leerlingenbegeleiding, personeelsbeleid voor het onderwijs en didactische ondersteuning van leerkrachten en educatief materiaal voor de thuismarkt. De uitgeverij is zowel in het Nederlandstalige als in
het Franstalige landsgedeelte actief.
Doorheen al onze activiteiten streven we ernaar om maximale kansen te
bieden aan alle lerenden, rekening houdend met de individuele situatie en
interesses, en willen we ertoe bijdragen dat leerkrachten in optimale omstandigheden kunnen werken. Het is immers onze overtuiging dat leren op
een eigentijdse en aangename manier kan, wat tot uiting komt in onze slogan “’t leren is mooi”.
Plantyn maakt deel uit van de educatieve uitgeefgroep “Infinitas learning”.
Adres:
Telefoon:
Fax:
E-mail:
Website:
Plantyn
Motstraat 32, 2800 Mechelen
015 36 36 36
015 36 36 37
[email protected]
www.plantyn.com
Ontwerp: Intakt
NUR 192
© Plantyn nv, Mechelen, België
Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen
mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke
voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.
ISBN 978-90-301-1681-3
D2010/0032/486
1
2
Noteer de passende getallen in de gekleurde vakjes.
Noteer in het juiste vakje.
Het getal:
- juist voor 29 - 41 - 53
- juist na 60 - 71 - 85
- onder 70 - 45 - 61
- boven 100 - 25 - 87
- dat bestaat uit 5 T en 6 E
- dat bestaat uit 3 T en 2 E
- dat je legt met 2 staven en 9 blokjes
- dat je legt met 3 staven en 3 blokjes
BLOK 1 LES 1 • De getallen tot 100
3
1
Vul in.
1 m = . cm
2
1 m = . dm
1 dm = . cm
Vul het maatgetal en de maat in.
Noteer de maateenheid onder elk meetkaartje.
1m
cm
1m
maateenheid = .
3
1 dm
maateenheid = .
maateenheid = .
1 tienstaaf = 1 .
1 blokje = 1 .
Meet de lengte, de breedte en de hoogte.
Noteer de maat op de stippellijn.
De klasdeur is ............................... breed en
Mijn bank is ............................... lang en
...............................
...............................
hoog.
breed en ............................... hoog.
Het bord is ............................... lang en ............................... hoog.
De vensterbank is
5
...............................
lang en
...............................
Teken de lijnstukken. Begin bij de stip.
a. 1 dm 2 cm
b. 9 cm
c. 1 dm 4 cm
d. 1 dm 3 cm
4
cm
Meetlijst
1 stokmeter = 1 .
4
dm
BLOK 1 LES 2 • Lengtematen: m - dm - cm
breed.
Teken, kleur, vul in en noteer.
1
2
3
7
.
3
49
4
.
5
.
6
51
.
BLOK 1 LES 3 • De getallen tot 100
5
1
2
Rekentraining
8 = 3 +
.
10 = 5 +
.
9 = 1 +
.
6 = 5 +
.
8 = 4 +
.
10 = 4 +
.
9 = 7 +
.
6 = 3 +
.
8 = 2 +
.
10 = 3 +
.
9 = 3 +
.
6 = 4 +
.
8 = 1 +
.
10 = 1 +
.
9 = 8 +
.
6 = 1 +
.
8 = 5 +
.
10 = 2 +
.
9 = 6 +
.
6 = 2 +
.
Noteer de som of het verschil.
3 +
4 = .
30 + 40 = .
5 +
2 = .
50 + 20 = .
6 +
3 = .
60 + 30 = .
3
7 -
4 = .
50 +
3 = .
10 - 4 = .
3 +
5 = .
70 - 40 = .
70 +
6 = .
40 - 4 = .
63 +
5 = .
7 + 80 = .
10 - 3 = .
9 -
7 = .
5 = .
70 - 3 = .
49 -
7 = .
6 = .
3 + 40 = .
10 - 5 = .
8 -
5 = .
90 - 60 = .
6 + 30 = .
100 - 5 = .
88 -
5 = .
5 -
3 = .
50 - 30 = .
9 -
90 +
De som van 30 en 50 is .
Vermeerder 20 met 70. De som is .
Vijf meer dan 60 is .
Verminder 80 met 2. Dat is .
Het verschil van 73 en 2 is .
4
80 +
3 = .
30 + 50 = .
40 -
40 +
6 = .
90 - 40 = .
30 + 30 = .
3 + 10 = .
20 -
9 = .
40 + 60 = .
5
9 = .
60 +
8 = .
100 - 80 = .
60 -
3 = .
90 +
1 = .
90 + 10 = .
10 +
3 = .
70 -
8 = .
80 - 70 = .
50 + 50 = .
60 - 60 = .
90 - 40 = .
. = 70 + 10
4 + 6 =
.
9- 2 =
.
30 + 5 =
.
30 - 8 =
.
6 -
6 = .
60 -
5 =
.
. = 70 - 10
70 +
6 = .
50 -
0 =
.
. = 20 + 50
6
40 -
4 = .
40 - 2 =
.
8+ 0 =
.
80 +
0 = .
. = 40 + 7
30 - 30 =
.
100 - 90 =
.
60 -
7 = .
. = 70 - 7
BLOK 1 LES 4 • Optellingen en aftrekkingen tot honderd zonder overschrijding
6
7
8
Vul in: <, = of >.
50 + 50
.
50 - 10
32 . 30 + 2 + 0
20 +
9
.
30 -
17 . 9 + 1 + 6
80 - 20
.
30 + 30
1
10 + 30 . 50 - 10
21 + 20 = .
88 - 40 = .
35 + 34 = .
86 - 32 = .
36 + 40 = .
67 - 30 = .
76 + 22 = .
48 - 14 = .
50 + 25 = .
25 - 20 = .
83 + 15 = .
93 - 41 = .
66 + 30 = .
93 - 60 = .
31 + 48 = .
67 - 36 = .
20 + 73 = .
72 - 40 = .
12 + 66 = .
75 - 25 = .
Trek een streep naar de passende woorden.
47 + 30 = 77
88 - 26 = 62
verschil
plusteken
47 30
26
aftrektal
88
termen
77
+
9
10
-
aftrekker
som
62
minteken
88 26
45 + 15 = .
75 - 25 = .
30 + 25 = .
81 + 19 = .
63 - 30 = .
47 - 27 = .
52 - 12 = .
73 - 40 = .
95 - 50 = .
13 + 60 = .
64 + 30 = .
65 + 35 = .
51 - 11 = .
89 - 70 = .
28 + 32 = .
25 + 25 = .
78 + 20 = .
50 + 25 = .
56 - 46 = .
93 - 70 = .
Tim en Tine wegen samen evenveel als tante Fien.
Tim weegt 36 kg en Tine weegt 32 kg.
Hoeveel weegt tante Fien?
Tante Fien weegt . kg.
11
Jonas behaalde op de eerste toets voor
dictee 40 punten op 50; op de tweede
toets behaalde hij 47 op 50.
Hoeveel behaalde Jonas op 100 punten?
Jonas behaalde . punten op 100.
BLOK 1 LES 4 • Optellingen en aftrekkingen tot 100 zonder overschrijding
7
Noteer de bewerking en de uitkomst.
12
100
- Hoeveel punten behaalde Tine meer dan Tim?
90
................................................................................................
- Hoeveel punten behaalde Bart meer dan Tim?
80
................................................................................................
- Hoeveel punten behaalde Fatma meer dan Tim?
70
................................................................................................
- Hoeveel punten behaalde Britt minder dan Bart?
60
................................................................................................
50
- Bereken het verschil tussen het hoogste en het
laagste resultaat.
40
................................................................................................
30
- Hoeveel punten heeft Britt te weinig om de helft
van de punten te behalen?
20
................................................................................................
10
- Wie heeft 25 punten tekort om het maximum van
13
Fatma
Britt
................................................................................................
Bart
Tine
Tim
punten
de punten te behalen.
Noteer bewerkingen.
14
Gebruik alle getallen en tekens.
Voorbeeld:
100
50
KLeur het cirkeltje bij de foute
oplossing.
89 - 38 =
30
20
-
+
(89 - 30) - 8
=
(90 - 30) - 9
100 - 30 = 50 + 20
a)
8
60
4
8
(89 - 40) + 2
x
+
(89 - 39) + 1
=
(90 - 40) + 2
.......................................................................................................................
b)
:
40
6
5
+
2
=
35 + 49 =
(5 x 7) + ( 7 x 7)
(35 + 50) - 1
.......................................................................................................................
c)
100
=
50
+
10
-
75 + 5 + 4
40
35 + 50 + 1
(35 + 40) + 9
.......................................................................................................................
15
8
Vul in wat ontbreekt.
5 . + 9 = 59
48 - . = 18
50 -
24 + . = 44
. 7 - 6 = 81
3 . + 5 = 40
8 =
.
BLOK 1 LES 4 • Optellingen en aftrekkingen tot 100 zonder overschrijding
1
Noteer de getallen die ontbreken.
40
2
45
51
Noteer de getallen op de juiste plaats: 73, 84, 79, 81, 75.
70
3
Vul op elke stip het passende getal in.
20
4
80
21
.
.
.
.
.
Noteer de volgende getallen op de juiste plaats van de getallenas:
- 5 T en 6 E;
- het getal ligt juist voor 60;
- het getal ligt juist na 60;
- het getal ligt tussen 65 en 67.
55
5
70
Het is kermis in het dorp. Tim mag het ‘sla je slag spel’ spelen.
Je kan met dit spel maximum 100 punten behalen. Tim sloeg zo hard hij kon
en behaalde de eerste keer 50 punten en de tweede keer 75 punten.
Kleur de score.
100
100
0
0
BLOK 1 LES 5 • De getallenas tot 100
9
6
Noteer de getallen 50, 25, 75, 95 waar ze ongeveer liggen op de getallenas.
0
7
100
Waar komt de bal van Tine terecht?
Verbind de tekstballonnen met de juiste plaats op de getallenas.
Tine gooit
Tine gooit de bal 3
de bal tussen
plaatsen voorbij 61.
plaats 48 en 50.
Tim gooit tot plaats 65.
Tine gooit juist 1 plaats
De bal van Tine
stopt juist voor 70.
verder.
60
8
Vul de tekstballonnen maar in!
30
10
75
BLOK 1 LES 5 • De getallenas tot 100
50
1
2
3
Rekentraining
40 + 50 = .
80 + 20 = .
8 + 8 = .
16 - 8 = .
100 - 30 = .
25 + 20 = .
7 + 7 = .
14 - 7 = .
51 + 4 = .
31 - 10 = .
9 + 9 = .
18 - 9 = .
83 -
2 = .
45 + 6 = .
6 + 6 = .
12 - 6 = .
40 -
5 = .
63 + 4 = .
5 + 5 = .
10 - 5 = .
Noteer zoveel mogelijk vermenigvuldigingen bij de tekeningen.
..............................................
..............................................
..............................................
..............................................
..............................................
..............................................
..............................................
..............................................
..............................................
..............................................
..............................................
..............................................
..............................................
..............................................
..............................................
..............................................
Vul de producten en de quotiënten in.
4 x 2 = .
2 x 8 = .
2 x 7 = .
1 x 4 = .
16 :
4 = .
. = 3 x 4
7 x 4 = .
. = 4 x 6
2 x 3 = .
12 :
2 = .
. = 5 x 8
. = 5 x 2
8 x 5 = .
. = 4 x 9
. = 72 : 8
16 :
2 = .
3 x 2 = .
9 x 4 = .
4 x 3 = .
9 x 8 = .
4 :
4 = .
32 :
8 = .
10 x 8 = .
. = 4 x 8
. = 8 x 9
8 x 1 = .
48 :
8 = .
28 :
4 = .
5 x 4 = .
7 x 8 = .
3 x 8 = .
. = 4 x 7
10 :
2 = .
. = 24 : 8
. = 10 x 4
4 x 4 = .
. = 8 x 4
8 x 3 = .
18 :
2 = .
. = 20 : 4
8 x 8 = .
. = 9 x 2
10 x 2 = .
. = 8 x 7
. = 32 : 4
14 :
2 = .
7 x 2 = .
6 x 8 = .
8 x 10 = .
4 x 10 = .
. = 64 : 8
40 :
8 = .
. = 6 x 4
. = 2 x 2
2 x 6 = .
8 x 6 = .
24 :
4 = .
20 :
2 = .
56 :
8 = .
. = 36 : 4
BLOK 1 LES 6 • De tafels van vermenigvuldiging en deling van 2, 4 en 8
11
4
Liesje mag zakdoeken strijken. Ze legt ze op
stapeltjes van vier. Ze telt zes stapels.
Hoeveel zakdoeken heeft Liesje gestreken?
Liesje heeft . zakdoeken gestreken.
5
Joost is acht jaar. Zijn opa is acht keer ouder.
Zijn oma is 58. Hoe oud is opa?
Opa is . jaar.
6
Bakker Krent verkoopt tien zakken met acht broodjes.
Een zak broodjes kost twee euro.
Hoeveel ontvangt bakker Krent?
Bakker Krent ontvangt . euro.
7
Papa heeft twee vesten en vier broeken.
Op hoeveel verschillende manieren kan
papa zich aankleden?
Papa kan zich op . manieren aankleden.
8
Spekbuik maakt van tachtig droge worstjes kransen
van acht worstjes.
Hoeveel kransen maakt Spekbuik?
Spekbuik maakt . kransen.
9
Noteer twee vermenigvuldigingen en twee delingen
met de getallen van de getallenfamilie.
4
10
7 28
8
9 72
6
8
.
.
. x .
= .
. x .
= .
. x .
= .
. x .
= .
. x .
= .
. x .
= .
. x .
= .
. x .
= .
. :
.
= .
. :
.
= .
. :
.
= .
. :
.
= .
. :
.
= .
. :
.
= .
. :
.
= .
. :
.
= .
Duid aan met groene boogjes: 8 x 4.
Duid aan met blauwe boogjes: 4 x 8.
0
12
7 56
BLOK 1 LES 6 • De tafels van vermenigvuldiging en deling van 2, 4 en 8
1
2
3
4
5
6
Rekentraining
9 = 3 + .
9 = 4 +
.
8 = 3 +
.
10 = 4 +
.
10 = 6 +
.
8 = 2 +
.
9 = 5 +
.
10 = 2 +
.
8 = 5 +
.
7 = 4 +
.
10 = 3 +
.
7 = 6 +
.
6 = 4 +
.
6 = 1 +
.
9 = 6 +
.
6 = 5 +
.
10 = 9 +
.
10 = 8 +
.
7 = 2 +
.
4 = 3 +
.
Noteer de som of het verschil.
8 + 2 + 6 =
.
(13 - 3) - 4 =
.
58 + 2 + 6 =
.
(43 - 3) - 4 =
.
7 + 3 + 5 =
.
(16 - 6) - 1 =
.
87 + 3 + 5 =
.
(96 - 6) - 1 =
.
5 + 5 + 4 =
.
(14 - 4) - 3 =
.
65 + 5 + 4 =
.
(34 - 4) - 3 =
.
Noteer de som of het verschil.
8 + 4 = .
7 + 8 = .
11 - 6 = .
12 - 5 = .
88 + 4 = .
47 + 8 = .
61 - 6 = .
82 - 5 = .
9 + 5 = .
5 + 9 = .
13 - 4 = .
16 - 7 = .
29 + 5 = .
65 + 9 = .
73 - 4 = .
56 - 7 = .
6 + 6 = .
4 + 7 = .
15 - 6 = .
18 - 9 = .
36 + 6 = .
74 + 7 = .
95 - 6 = .
78 - 9 = .
Noteer de som of het verschil.
27 + 5 = .
65 + 6 = .
82 - 3 = .
9 + 7 = .
14 + 8 = .
58 + 6 = .
48 + 3 = .
. = 38 + 7
57 - 8 = .
69 + 9 = .
96 - 9 = .
34 + 7 = .
. = 6 + 5
. = 23 - 8
. = 14 - 7
. = 57 - 8
73 -
8 = .
. = 89 + 4
31 -
2 = .
84 -
6 = .
. = 41 - 5
. = 23 - 9
58 + 6 = .
66 -
9 = .
7
Vul de roosters in.
+ 3 + 20 + 8
8
.
.
.
14 - 9 = .
29
.
.
.
94 + 6 = .
57
.
.
.
-5
- 10
-7
13
.
.
.
94
.
.
.
87
.
.
.
24 -
6 = .
21 -
3 = .
89 + 2 = .
32 -
3 = .
De termen zijn 5 en 6. De som is .
Het aftrektal is 43; de aftrekker is 6. Het verschil is .
De som van 39 en 8 is .
Vermeerder 65 met 7. Dat is .
Het verschil van 51 en 7 is .
BLOK 1 LES 8 • Optellingen en aftrekkingen tot 100 met overschrijding
13
8
Noteer de splitsing, de tussenbewerking en de uitkomst.
60 - 25 = . - .
.
9
10
40 - 21 = . - .
.
=
.
.
=
.
.
.
=
.
=
.
.
70 - 52 = . - .
.
=
.
90 - 36 = . - .
.
80 - 33 = . - .
.
.
.
100 - 17 = . - .
.
=
.
Noteer het verschil.
30 - 16 = .
50 - 25 = .
100 - 25 = .
40 - 23 = .
70 - 33 = .
80 - 31 = .
90 - 15 = .
80 - 56 = .
100 - 75 = .
90 - 55 = .
60 - 37 = .
70 - 35 = .
Noteer de splitsing, de tussenbewerking en de som.
17 + 24 = . + .
20
.
4
36 + 15 = . + .
.
=
.
=
.
.
69 + 26 = . + .
54 + 37 = . + .
=
.
.
.
23 + 18 = . + .
.
=
=
.
Noteer de som
of het verschil.
25 + 27 = .
.
28 + 24 = . + .
12
=
.
36 + 38 = .
92 - 29 = .
.
.
45 + 27 = . + .
.
=
.
.
59 + 32 = . + .
85 - 16 = .
=
.
100 - 25 = .
.
11
.
.
.
81 - 47 = .
Noteer de splitsing, de tussenbewerking en het verschil.
31 - 12 = . - .
10
=
.
2
76 - 17 = . - .
94 - 26 = . - .
.
=
.
=
73 - 43 = .
.
.
45 - 26 = . - .
65 + 35 = .
80 + 17 = .
=
.
90 - 35 = .
50 + 25 = .
.
.
63 - 24 = . - .
.
=
.
.
37 - 28 = . - .
78 - 39 = .
=
.
75 + 25 = .
.
.
82 - 43 = . - .
.
14
.
.
=
.
.
83 - 54 = . - .
.
29 + 29 = .
=
.
.
BLOK 1 LES 8 • Optellingen en aftrekkingen tot 100 met overschrijding
53 + 27 = .
64 - 27 = .
13
Vul de roosters in.
+ 15 + 20 + 27
14
- 30 - 47
7
.
.
.
65
.
.
.
13
.
.
.
78
.
.
.
38
.
.
.
90
.
.
.
Vul in: <, = of >.
24 . 13 +
8
48 + 12 . 70
8 . 82
96 - 17 . 81
69 - 19 . 50
84 . 43 + 41
43 - 19 . 24
32 . 14 + 16
74 +
15
-8
Toversommen.
Noteer een getal kleiner dan 10 in de machine.
Volg de pijlen en noteer de uitkomsten.
Vergelijk het eerste met het laatste getal.
Wat merk je op?
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
BLOK 1 LES 8 • Optellingen en aftrekkingen tot 100 met overschrijding
15
1
2
3
Rekentraining
Vul de producten en quotiënten in.
4 x 5 = .
8 x 8 = .
12 : 2 = .
3 x 1 = .
10 x 2 = .
. = 12 : 4
8 :
8 = .
32 : 8 = .
. = 2 x 10
5 x 2 = .
12 : 6 = .
24 :
6 = .
0 x 10 = .
8 x 4 = .
. = 5 x 8
12 : 3 = .
. = 50 : 5
20 : 4 = .
. = 7 x 8
. = 2 x 5
4 : 4 = .
4 x 8 = .
5 x 6 = .
8 x 5 = .
7 x 2 = .
16 :
9 x 5 = .
30 : 5 = .
. = 25 : 5
80 : 8 = .
5 x 4 = .
. = 30 : 3
100 : 10 = .
5 x 5 = .
. = 30 : 6
20 : 10 = .
5
8
2
4
40 : 8 = .
x
.
.
7
.
9
x
.
4
.
5
Piet zwemt elke maandag, dinsdag, donderdag en
vrijdag tien baantjes in het zwembad.
Een baan is 25 meter.
Hoeveel baantjes zwemt Piet per week?
Piet zwemt . baantjes per week.
Papa smeert elke dag de boterhammen voor Frank,
Kristien en Eddy. Ze nemen elk drie boterhammen
mee naar school.
Hoeveel boterhammen zijn dat per week?
Dat zijn . boterhammen per week.
16
. = 10 x 10
Bereken het product in het vermenigvuldigingsschema.
x
5
5 x 3 = .
8 = .
7
4
30 : 10 = .
BLOK 1 LES 11 • De tafels van vermenigvuldiging en deling van 0, 1, 5 en 10
.
Noteer het product of het quotiënt.
6
45 :
9 = .
10 x
1 = .
18 :
9 = .
7 x
4 = .
1 :
1 = .
10 : 10 = .
56 :
7 = .
0 x
1 = .
35 :
7 = .
7 x
5 = .
36 :
9 = .
6 x
8 = .
10 :
1 = .
56 :
8 = .
64 :
8 = .
63 :
9 = .
72 :
9 = .
9 x
8 = .
100 : 10 = .
32 :
8 = .
Bereken het product in het vermenigvuldigingsschema.
7
12
x
14
.
.
5
8
x
.
.
25
.
x
4
.
Kleur het cirkeltje bij de foute
.
.
4
.
Vul het juiste teken in: <, = of >.
9
bewerkingen en verbeter.
8 x
3 . 26
6 x
5 >
4 x 5
32 :
4 .
7
24 :
3 =
6
12 .
3 x
5
1 = 35 : 5
0 .
7 x
1 x 0
54 .
9 x
6
7 x
9 < 48 :
64 :
6
8 > 50 : 10
Vul in wat ontbreekt.
10
6 x
16 :
2 =
. x
4
56 :
7 =
. :
4 = 20 :
.
. :
5 =
8
8
. x
5 =
2 x 10
4 x
. = 32 :
8
1 x
. = 100 : 10
80 :
. = 50 :
.
7 x
4 =
2 =
.
. x
2
7 x
1 x
BLOK 1 LES 11 • De tafels van vermenigvuldiging en deling van 0, 1, 5 en 10
17
Noteer bij elke stip een passend getal.
11
. + .
. - .
.
=
x5
-5
12
+5
.
.x
=
. x .
. + .
:.
5
Noteer de vermenigvuldiging en het product.
De helft van 6 x 8 is . x . of .
Het dubbele van 5 x 2 is . x . of .
De helft van 9 x 10 is . x . of .
Het dubbele van 7 x 4 is . x . of .
De helft van 9 x 8 is . x . of .
13
Papa fietst elke dag acht kilometer van en naar zijn werk.
Hoeveel kilometer fietst papa per week van en naar zijn
werk? (werkweek = vijf dagen)
Papa fietst elke week . kilometer van en naar zijn werk.
Opa verdeelt 100 euro eerlijk onder zijn tien kleinkinderen.
14
Elk kind krijgt twee biljetten.
Welke biljetten zijn dat?
Dat zijn
18
=
45
.
=
.
:5
- 10
25
=
. - .
.
=
=
:5
.
. + .
5 x .
..................................................................................................................................
BLOK 1 LES 11 • De tafels van vermenigvuldiging en deling van 0, 1, 5 en 10
5
=
20 + .
1
Verdeel het lijnstuk in vier gelijke delen.
Teken een boogje boven twee van de vier gelijke delen.
2
Trek een kring rond de helft van het aantal hondjes.
3
Trek een kring rond de helft van het aantal eendjes.
4
Verdeel de reep chocolade eerlijk onder je mama, je papa,
je drie broers en jezelf.
5
Mama kocht voor Lies haar verjaardagsfeestje een grote zak met 32 snoepjes.
Er komen zeven kinderen naar haar feestje.
Verdeel de snoepjes zo, dat elk kind evenveel snoepjes heeft.
Teken de zakjes en beantwoord de breukvragen.
Hoe groot is het geheel?
..................................................................................................................................
In hoeveel gelijke delen verdeel je het geheel?
Hoe groot is elk deel?
...................................................................
...................................................................
Lies heeft spelletjes voorbereid. Na elk spel neemt ieder kind een snoepje.
Om vier uur hebben ze al twee spelletjes gespeeld.
Hoeveel snoepjes heeft elk kind om vier uur genomen?
...................................................................
Hoeveel snoepjes zijn er op dat moment al opgegeten?
...................................................................
BLOK 1 LES 12 • Gelijke delen van een tekening
19
Boer Fons stopt ermee. Voor zijn drie zonen, Bert, Peter en Koen laat hij een brief
6
achter.
Ve
lan rdee
Pa d ee l het
pa
rlijk we
.
i!
Kleur het weiland voor elke zoon.
Peter: groen
Bert: geel
Koen: rood
7
Verdeel 1 liter eerlijk over drie aparte literflessen.
Kleur hoeveel er in elke fles zal zitten.
3 oktober: loopwedstrijd in onze school. De turnjuf vroeg de kinderen van het
8
derde leerjaar een afstand van 2 km in zes delen te verdelen. Het eerste leerjaar
moet één deel lopen, het tweede leerjaar twee, enz.
Verdeel de loopafstand en kleur de afstand die de kinderen van het derde
leerjaar moeten lopen.
20
BLOK 1 LES 12 • Gelijke delen van een tekening
1
Rekentraining
2
Noteer het product of het quotiënt.
3
8 x
4 = .
24 : 8 = .
9 x 0 = .
6 x
1 = .
36 : 4 = .
. = 5 x 5
. = 9 x 2
9 : 9 = .
7 x 4 = .
. = 4 x 5
. = 12 : 4
. = 10 x 10
8 x
8 = .
60 : 10 = .
4 x 1 = .
30 :
5 = .
8 x 8 = .
. = 35 : 5
80 :
8 = .
. = 10 x 6
40 : 8 = .
. = 40 : 4
. = 4 x 4
. = 9 : 1
2 x
2 = .
. = 16 : 4
12 : 6 = .
72 :
8 = .
0 x 1 = .
24 : 4 = .
Noteer bij iedere getallenfamilie
5
twee vermenigvuldigingen en twee delingen.
6
9 54
9 27
7
9 63
. x . = .
. x . = .
. x . = .
. = . x .
. = . x .
. = . x .
. :
. :
. :
. = .
. = .
4
3
:
.
. = .
. = .
:
.
Noteer het product of het quotiënt.
Los op.
9
x
.
.
4
.
.
8
. = .
. = .
:
.
.
x
.
.
6
.
.
9 : 3 = .
8 x 3 = .
36 : 6 = .
9 x 9 = .
63 : 9 = .
9 x 4 = .
42 : 7 = .
7 x 9 = .
8 x 9 = .
6 x 8 = .
8 x 8 = .
27 : 3 = .
72 : 8 = .
45 : 9 = .
81 : 9 = .
54 : 6 = .
x
.
.
27 : 9 = .
8 x 6 = .
6
.
.
9 x 6 = .
4 x 7 = .
.
7
x
.
.
8
.
.
.
9
.
BLOK 1 LES 13 • De tafels van vermenigvuldiging en deling van 3, 6 en 9
21
6
Los het vraagstuk op.
Op het werk van papa werken 36 personen.
Een minibusje brengt de mensen naar het werk.
In het busje kunnen 9 personen.
Hoeveel keer moet het busje uitrijden?
Het busje moet . keer uitrijden.
7
8
Vul het rooster in.
x10 x 6 x 2 x 7 x 0 x 4 x 8 x 1 x 9 x 5 x 3
Vul de roosters in.
:
3
9
6
2
18
.
.
.
.
6
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
8
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
3
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
:
6
4
1
9
9
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
36
.
.
.
.
Los de vraagstukjes op.
9
Joris, Jan en Inge zijn drielingen. Ze zijn jarig.
Er komen vriendjes naar hun feest.
Mama bakt drie taarten. Op elke taart staan zes kaarsjes.
Mama verdeelt de taarten in vijf gelijke stukken.
Elk kind krijgt een stuk taart. Alle taarten zijn op.
Hoeveel kinderen zijn er op het verjaardagsfeest?
Er zijn . kinderen op het verjaardagsfeest.
10
Karoline nodigt vijf vriendjes uit.
Papa bakt achttien wafels voor de kinderen.
Hoeveel wafels eet elk kind?
Elk kind eet . wafels.
11
Vul in: = of &.
Vul in wat ontbreekt.
9 x 3
. 3 x 3
x 3
20 :
4 x 6
. 4 x 2
x 3
(8 x 3) + 4 =
2 x 7 x 3
22
12
. 7
x 9
. x
. = 15 :
3
7 x .
. = (80 - 16) x 1
BLOK 1 LES 13 • De tafels van vermenigvuldiging en deling van 3, 6 en 9
1
Schat de lengte, de breedte, de hoogte en/of de diepte en noteer je schatting.
Meet daarna en noteer het meetresultaat.
Schatting
Klas
Meting
lengte
breedte
Kast
lengte
hoogte
diepte
Raam
breedte
hoogte
Radiator lengte
hoogte
2
Meet de omtrek van de figuren.
.
cm
figuur A
.
cm
.
.
cm
cm
De omtrek is
.
................................................
cm
figuur B
De omtrek is
....................................................................................
BLOK 1 LES 16 • Lengtematen: m, dm, cm
23
1
Rekentraining
2
Tel met sprongen.
Noteer een vermenigvuldiging en een deling.
0
.
.
. x . = .
0
. :
.
.
. x . = .
3
.
. = .
.
. :
. = .
Noteer de uitkomsten.
90 -
4 = .
4 x
4 = .
(9 x 9) + 10 = .
7 :
7 = .
16 :
8 = .
95 + 1 = .
28 :
7 = .
(3 x 6) + 1 = .
(9 x10) + 2 = .
7 x
6 = .
80 +
2 = .
(8 x 8) - 7 = .
4 x
8 = .
(10 x10) - 7 = .
32 :
4 = .
9 x
8 = .
10 x
6 = .
(9 x 8) + 6 = .
8 x
8 = .
(4 x 10) - 3 = .
88 :
2 = .
(5 x 5) + 1 = .
. = 7 x 2
(7 x 8) + 2 = .
. = 7 x 4
1 + (9 x 5) = .
(9 x 9) + 8 = .
100 -
2 = .
1 x 11 = .
. = 2 x 6
(3 x25) + 1 = .
50 :
5 = .
(10 x10) + 5 = .
15 :
24
.
5 = .
105 + 1 = .
100 -
3 = .
100 x
1 = .
15 :
5 = .
95 -
1 = .
21 :
3 = .
(9 x 5) + 2 = .
6 x
8 = .
30 :
2 = .
(9 x 7) + 5 = .
2 x 25 = .
. = 9 x 6
. = 3 x 8
2 x 40 = .
100 + 1 = .
(9 x 8) + 1 = .
4 +100 = .
(10 x 6) + 2 = .
5 x 11 = .
24 :
7 x
(2 x 50) + 2 = .
5 = .
BLOK 1 LES 17 • De tafels van vermenigvuldiging en deling van 7
4 = .
4
Vul de ontbrekende getallen in.
5
Vul op elke stip een passend getal
in.
. x .
UIT
IN
. : .
6
IN
4
.
2
.
3
.
UIT
.
49
.
35
.
63
Vul de roosters in.
:
8
7
49
. - .
. + .
Lees en vul in.
4
8
2
De factoren zijn 7 en 4. Het product is .
16 .
.
.
Het deeltal is 49; de deler is 7. Het quotiënt is .
40 .
.
.
80 .
.
.
x
9
5
6
3
7
.
.
.
.
0
.
.
.
.
4
.
.
.
.
8
.
.
.
.
Het drievoud van 7 is .
56 is het product van 7 en .
Het vermenigvuldigtal is 8; het product is 64.
De vermenigvuldiger is .
Omcirkel de veelvouden van 7:
7 - 14 - 21 - 28 - 35 - 41 - 49 - 57 - 63 - 70
Tom wil een computerspelletje kopen van 35 euro.
Hij spaart elke week 5 euro.
Hoeveel weken moet Tom sparen?
Tom moet . weken sparen.
9
Loes, de poetsvrouw van Sien, werkt elke maandag,
dinsdag, woensdag en donderdag 7 uur.
Ze verdient 6 euro per uur.
Hoeveel uur werkt Loes per week?
Loes werkt . uur.
10
Astrid wil een broodje beleggen.
Ze kan kiezen uit een sandwich, een bruin en
een wit broodje en uit negen soorten beleg.
Hoeveel verschillende keuzes kan Astrid maken?
Astrid kan . keuzes maken.
BLOK 1 LES 17 • De tafels van vermenigvuldiging en deling van 7
25
11
Noteer vier bewerkingen met alle getallen
Vul de roosters in.
12
die je op de zeilen en op de romp van het
:
bootje ziet staan.
7
36
9
9
9
7 7
9
9
.
7
24
7
13
.
.
.
8
.
8
.
5
.
2
.
.
.
.
.
.
.
25
.
.
.
72
.
.
10
.
90
.
30
x
7
8
4
7
7
9
3
.
8 8 8 8 8 1 1 11 11
8
.................................................................
.................................................................
.................................................................
.................................................................
Zeven kinderen uit het derde leerjaar wonnen
een toegangsticket voor een pretpark.
Het pretpark is open van tien uur tot zes uur.
Het ticket kost normaal 8 euro.
Hoelang is het pretpark open?
Het pretpark is . uur open.
14
Noteer een vraagstuk met de getallen 28 - 7 - 4.
16
Vul het passend getal in.
Noteer een goede antwoordzin.
7 x
.................................................................................................................................................
.................................................................................................................................................
3 x
. < 16
35 : 7 > .
.................................................................................................................................................
. < 64 : 8
.................................................................................................................................................
. < 49 : 7
.............................................................................................................................
Boer Jan raapt 56 eieren.
Hij vult er dozen van zes eieren mee.
Hoeveel dozen heeft boer Jan nodig?
Boer Jan heeft . dozen nodig.
26
46 > 8 x .
.................................................................................................................................................
Antwoord:
15
. > 51
BLOK 1 LES 17 • De tafels van vermenigvuldiging en deling van 7
1
2
Noteer de som of het verschil.
75 +
3 = .
47 -
8 = .
63 +
9 = .
34 +
6 = .
75 -
5 = .
47 +
3 = .
63 -
3 = .
34 -
4 = .
75 -
4 = .
47 +
6 = .
63 +
7 = .
34 +
7 = .
75 +
7 = .
47 -
7 = .
63 -
5 = .
34 -
7 = .
75 +
5 = .
47 +
2 = .
63 +
5 = .
34 -
3 = .
75 -
6 = .
47 -
5 = .
63 -
2 = .
34 +
3 = .
75 + 20 = .
47 - 20 = .
63 + 30 = .
34 - 14 = .
75 - 21 = .
47 + 34 = .
63 - 41 = .
34 + 40 = .
75 + 16 = .
47 - 26 = .
63 + 18 = .
34 + 41 = .
75 - 70 = .
47 + 23 = .
63 + 23 = .
34 + 28 = .
75 + 24 = .
47 + 42 = .
63 - 30 = .
34 - 30 = .
75 - 37 = .
47 + 30 = .
63 + 27 = .
34 - 22 = .
75 + 15 = .
47 - 18 = .
63 - 54 = .
34 + 36 = .
75 - 15 = .
47 - 37 = .
63 - 33 = .
34 - 25 = .
Noteer de uitkomst.
De som van 30 en 24 is .
Het aftrektal is 91; de aftrekker is 21. Het verschil is .
De termen zijn 25 en 50. De som is .
Het product van 5 en 10 is .
Het verschil van 42 en 20 is .
Vermeerder 27 met 4. Dat is .
Vermenigvuldig 7 met 5. Het product is .
Deel 40 door 10. Het quotiënt is .
Zes meer dan 55 is .
Het dubbele van 50 is .
3
Lode en Kim doen mee aan een loopwedstrijd. Lode heeft nummer 71.
Kim schrijft 20 plaatsen na Lode in.
Welk rugnummer draagt Kim?
Kim heeft het rugnummer .
4
De afstand van de marathon bedraagt 42 kilometer.
Lode geeft op na 30 kilometer. Kim loopt 5 kilometer meer dan Lode.
Hoeveel kilometer moest Lode nog lopen om de eindstreep te halen?
Lode moest nog . kilometer lopen.
Hoeveel kilometer heeft Kim gelopen?
Kim heeft . kilometer gelopen.
BLOK 1 LES 20 • Remediëring bewerkingen na toets 1
27
5
Opa is nu 74 jaar.
Hij is al veertien jaar met pensioen.
Hoe oud was opa toen hij met pensioen ging?
Opa was . jaar.
6
Papa en mama zijn over zes jaar vijftien jaar gehuwd.
Hoe lang zijn ze nu al gehuwd?
Ze zijn nu al . jaar gehuwd.
In dit vraagstuk ontbreekt een gegeven.
7
Bedenk er zelf een, los dan het vraagstuk op
en noteer een goede antwoordzin.
In onze klas zijn 24 leerlingen.
Hoeveel meisjes zijn in onze klas?
8
Gegeven:
..................................................................................................................................
Antwoord:
.................................................................................................................................
Los het tovervierkant op.
9
Kies uit: + - : x
25 . 15 =
15
.
.
20
= 50
.
12
.
.
= 50
2
.
14
10
= 50
10
6
.
5
= 50
4 . 10
72 . 12 = 45 . 15
7 .
9 = 90 - (3 . 9)
26 . 23 = 38 . 11
81 .
9 =
3 .
3
= 50 = 50 = 50 = 50
10
28
Controle: noteer de som of het verschil.
30 + 40 = .
25 + 13 = .
90 - 20 = .
66 - 14 = .
5 + 80 = .
43 + 27 = .
80 -
7 = .
73 - 23 = .
35 +
4 = .
38 +
4 = .
34 -
3 = .
41 -
47 +
3 = .
48 + 15 = .
56 -
6 = .
90 - 27 = .
33 + 40 = .
25 + 75 = .
47 - 20 = .
45 - 16 = .
BLOK 1 LES 20 • Remediëring bewerkingen na toets 1
6 = .