b_NL.IMRO.1705.101-V..

vormvrije m.e.r.-beoordeling
Herinrichting
Bemmelse Waard
Datum: 12 februari 2014
Projectnummer: 110781
INHOUD
1
Inleiding
3
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
Aanleiding
Het plangebied
Het plan
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Leeswijzer
3
3
4
5
6
2
Kenmerken van het project
7
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
Inleiding
Omvang van het project
Cumulatie met andere projecten
Gebruik van natuurlijke hulpbronnen
Productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder
Risico van ongevallen
7
7
10
10
11
11
3
Plaats van het project
13
3.1
3.2
3.3
Inleiding
Het bestaande grondgebruik
Het opnamevermogen van het natuurlijk milieu
13
13
14
4
Kenmerken van het potentiële effect
19
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
4.7
4.8
Inleiding
Archeologie
Ecologie
Geluid
Landschap
Luchtkwaliteit
Water
Mitigerende maatregelen
19
19
20
24
27
27
28
30
5
Conclusie
31
1
1.1
Inleiding
Aanleiding
In 2010 zijn Dienst Landelijk Gebied, Staatsbosbeheer, Wienerberger en K3Delta gestart met de herinrichting van de Bemmelse Waard, gemeente Lingewaard. De herinrichting vormt de invulling van de Planologische Kern Beslissing (PKB) Ruimte voor de
Rivier. Naast natuurontwikkeling, extensieve recreatie en vervoer over water speelt
veiligheid een belangrijke rol in het inrichtingsplan voor de Bemmelse Waard. Het huidige herinrichtingsplan omvat circa 70% van het totale grondoppervlak van de Bemmelse Waard. In 2011 is gestart met de ontwikkeling van een plan voor de eindinrichting.
In november 2011 is er door de betrokken partijen een voorkeursmodel voor de eindinrichting van de gehele Bemmelse Waard uitgewerkt. Daaraan voorafgaand zijn twee
modellen uitgewerkt (model ‘grote eenheden’ en model ‘geulenpatroon’). Beide modellen zijn getoetst op aspecten die van belang zijn in het kader van de natuurwetgeving,
cultuurhistorie en voor de betrokken beheerpartijen. De uitkomsten van deze studie
1
zijn verwerkt in het voorkeursmodel.
Dit heeft geresulteerd in een aantal wijzigingen ten opzichte van het bestaande inrichtingsplan. Een belangrijke wijziging is de vergroting van het wateroppervlak en het onderling verbinden van de plassen die ontstaan door de winning van zand en grind.
Door de wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke inrichtingsplan, dient een
nieuwe vergunning te worden aangevraagd in het kader van de Ontgrondingenwet.
Ontgronding is een activiteit als genoemd in categorie 16.1 van onderdeel D van de
bijlage van het Besluit m.e.r.. De relevante drempelwaarde bij deze categorie is een
terreinoppervlakte van meer dan 12,5 hectare. De ontgronding overstijgt deze gestelde drempelwaarde niet. Dit betekent dat er geen sprake is van een directe m.e.r.(beoordelings-)plicht. De drempelwaarden uit onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn echter indicatieve waarden (zie artikel 2, lid 5, onder b van het Besluit
m.e.r.). Dit betekent concreet dat het bevoegd gezag zich ervan moet vergewissen of
de activiteit, wanneer deze onder de drempelwaarden blijft, daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben, waarbij in het bijzonder moet worden
nagegaan of sprake is van de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling. Dit is de zogenaamde vormvrije
m.e.r.-beoordeling.
Met voorliggend rapport is uitvoering gegeven aan de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
1.2
Het plangebied
Het voorliggende rapport heeft betrekking op de uitbreiding van de ontgronding in de
Bemmelse Waard. De Bemmelse Waard is een uiterwaardgebied ten oosten van Lent
1
Uitwerking Voorkeursmodel Bemmelse Waard , Bureau Waardenburg BV, april 2013
SAB
3
en ten zuiden van Bemmel en Haalderen, aan de noordoever van de Waal. Het gebied wordt ten noorden omgeven door de Waaldijk.
1.3
Het plan
In deze paragraaf wordt het inrichtingsplan in de Bemmelse Waard beschreven.
Inrichtingsplan Bemmelse Waard (Uitwerking Voorkeursmodel Bemmelse Waard , Bureau
Waardenburg BV, april 2013)
Zand- en grindwinning
De herinrichting van de Bemmelse Waard wordt deels mogelijk gemaakt door de beoogde zand- en grindwinning in het gebied. Op drie locaties in het plangebied zal
zand- en grindwinning in aansluiting op de bestaande wateren gaan plaatsvinden. De
totale uitbreiding van de ontgronding bedraagt circa 12 hectare en bestaat uit de volgende onderdelen:
1 ontgronding rondom voormalig installatieterrein;
2 deels ontgronden Ambtswaard aan de oostzijde;
3 vergroten oostelijke plas aan de noordoostzijde en verbinden met de centrale geul.
Herinrichting Bemmelse Waard
Speciaal voor weidevogels wordt het agrarische gebied de Ambtswaard omgezet naar
natuur en ingericht en beheerd ten dienste van de weidevogels. Daarnaast wordt een
perceel speciaal akkerland voor weidevogels (broeden tussen bepaalde graansoorten)
ingepast in de zone tussen Waal en zomerdijk.
Rondom de noordelijke plas en op het voormalige installatieterrein kan ‘nat’ ooibos tot
ontwikkeling komen. In de zuidwesthoek van de Waard (waar het verdronken Doornik
ligt) wordt nagenoeg alle hoogopgaande vegetatie verwijderd ten gunste van de weidevogels (om predatie van weidevogels door roofvogels tegen te gaan).
Vanaf de inlaat bij de Defensiedijk wordt een doorgang naar de Ambtswaard gemaakt
zodat het waterpeil in de Ambtswaard sneller en beter gereguleerd kan worden. Om
foerageergebied voor de bever te compenseren dat door ingreep verloren gaat is
langs de noordelijke plas en op het voormalige installatieterrein ontwikkeling van extra
SAB
4
ooibos opgenomen. Tussen het fabrieksterrein en de Waal is tevens ruimte voor ooibosontwikkeling.
De oude rivierstrang in het noordelijk deel van de Bemmelse Waard wordt hersteld.
Door de strang op te schonen van vegetatie en sediment kan deze langer water bevatten en zich opnieuw ontwikkelen.
In de eindsituatie is het totale wateroppervlak toegenomen. De Ambtswaard met zijn
cultuurhistorische waarde blijft behouden, maar zal in oppervlakte iets afnemen. Het
weidevogelbeheer in de Ambtswaard wordt veiliggesteld en geoptimaliseerd door de
kap van bosschages. De zuidwesthoek van de Bemmelse Waard krijgt ook een functie
voor weidevogelbeheer. Op de resterende percelen krijgen grote grazers de ruimte.
Hierdoor ontstaat een afwisselend beeld van kruiden- en ruigteopslag, hier en daar
doorbroken door bosopslag. Door bosontwikkeling rondom de plassen, worden de
huidige bospercelen met elkaar verbonden. De afwisseling van (ondiep) water en gevarieerd ooibos maakt het een optimaal leefgebied voor de bever.
1.4
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
De uitbreiding van de zand- en grindwinningslocatie als onderdeel van de herinrichting
van de Bemmelse Waard is een activiteit als genoemd in categorie D 16.1 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r.. De activiteit wordt als volgt omschreven:
‘de ontginning dan wel wijziging of uitbreiding van de ontginning van steengroeven of
dagbouwmijnen, met inbegrip van de winning van oppervlaktedelfstoffen uit de landbodem’. De relevante drempelwaarde bij deze categorie is 'een terreinoppervlakte van
12,5 hectare of meer'.
De uitbreiding van de ontgronding heeft een oppervlakte van ongeveer 12 hectare.
Hiermee blijft de activiteit onder de gestelde drempelwaarde uit categorie D 16.1. Dit
betekent dat er geen sprake is van een directe m.e.r.-(beoordelings-)plicht. De drempelwaarden uit onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn echter indicatieve
waarden (zie artikel 2, lid 5, onder b van het Besluit m.e.r.). Dit betekent concreet dat
het bevoegd gezag zich ervan moet vergewissen of de activiteit, wanneer deze onder
de drempelwaarden blijft, daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan
hebben, waarbij in het bijzonder moet worden nagegaan of sprake is van de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling. Dit is de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is gekoppeld aan het besluit uit kolom 4 van categorie D 16.1. Het gaat hier om de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Ontgrondingenwet.
Op basis de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient het bevoegd gezag te beoordelen of bij
het te nemen besluit belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. In dit geval is het bevoegd gezag Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland.
Er kunnen twee uitkomsten zijn:
 belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen niet uitgesloten worden, er dient een
m.e.r.-beoordeling te worden opgesteld;
SAB
5
 belangrijke nadelige milieugevolgen treden niet op, er wordt gemotiveerd
aangegeven dat geen m.e.r.-procedure wordt doorlopen.
Indien ten aanzien van de bovengenoemde activiteit tot de conclusie wordt gekomen
dat er geen belangrijke milieugevolgen ontstaan, hoeft er voor de vergunning in het
kader van de Ontgrondingenwet geen besluitMER te worden opgesteld. Bovendien
stelt het bestemmingsplan dan geen kader voor een m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit
en hoeft er voor het bestemmingsplan geen planMER te worden opgesteld,
Bij het bepalen van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu wordt, conform artikel 2, lid 5 van het Besluit m.e.r., ingegaan op de volgende onderdelen:
a de kenmerken van het project;
b de plaats waar de activiteit wordt verricht;
c de kenmerken van het potentiële effect.
1.5
Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk volgen drie hoofdstukken waarin nader wordt ingegaan op
de eigenlijke toetsing of er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, die aanleiding
geven tot het nader beoordelen van de vraag of er voor de verlening van de ontgrondingsvergunning een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Navolgend wordt ingegaan op de kenmerken van het project in hoofdstuk 2, in hoofdstuk 3 wordt de
plaats van het project beschreven en de kenmerken van het potentiële effect komen in
hoofdstuk 4 aanbod. Het rapport wordt afgesloten met een eindconclusie, waarin
wordt geconcludeerd dat er ten aanzien van de ontgronding geen sprake is van zodanige belangrijke nadelige milieugevolgen, dat er een m.e.r.-beoordeling moet worden
opgesteld voor de ontgrondingsvergunning.
SAB
6
2
2.1
Kenmerken van het project
Inleiding
Het project betreft de herinrichting van de Bemmelse Waard. De zand- en grindwinning in de Bemmelse Waard die nodig is om deze herinrichting mogelijk te maken,
maakt deel uit van dit project. In dit hoofdstuk worden inzake dit project antwoord gegeven op de vraag ‘waarover wordt een besluit genomen?’.
De kenmerken zijn beschreven aan de hand van de uitwerking van het voorkeursmo2
del Bemmelse Waard en de onderliggende onderzoeken. Er wordt bekeken of er
aanleiding is om aan te nemen dat het project zodanige kenmerken heeft, dat deze
aanleiding geven tot een nadere beoordeling voor één dan wel meerdere milieuaspecten.
2.2
Omvang van het project
In het kader van de herinrichting van de Bemmelse Waard wordt op drie locaties in het
plangebied de zand- en grindwinning uitgebreid. De totale ontgronding bedraagt 12
hectare ten opzichte van de huidige situatie. De winning van zand en grind heeft tot
gevolg dat er graafwerkzaamheden in het plangebied plaatsvinden. Deze werkzaamheden zijn van invloed op het watersysteem. Ook de verdere uitbreiding van het wateroppervlak kan invloed hebben op het watersysteem.
Het vigerend bestemmingsplan, dat voor het gebied geldt, staat zand- en grindwinning
toe. Er is dan ook reeds gestart met de winning van zand en grind op basis van de
thans geldende ontgrondingsvergunning. De ontgronding in de Bemmelse Waard, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Bemmelse Waard, wordt als autonome ontwikkeling beschouwd. De autonome ontwikkeling is de toekomstige ontwikkeling, zonder dat de voorgenomen activiteit wordt gerealiseerd. De voorgenomen activiteit is in
dit geval de ontgronding en inrichting van de Bemmelse Waard volgens het nieuwe inrichtingsplan.
Onderstaand wordt het nieuwe inrichtingsplan voor de Bemmelse Waard en het vigerend bestemmingsplan beschreven. Er wordt ook ingegaan op de verschillen tussen
beide plannen.
Het nieuwe inrichtingsplan
De zand- en grindwinning vormt een onderdeel van een grotere gebiedsontwikkeling.
Natuurontwikkeling is één van de belangrijke uitgangspunten bij de herontwikkeling
van de Bemmelse Waard.
Ter optimalisatie van het weidevogelbiotoop wordt de opgaande vegetatie aan de
westzijde van de Ambtswaard gekapt. Op diverse plekken is ruimte voor nieuwe
ooibosontwikkeling, waaronder op het voormalige installatieterrein en langs het
huidige installatieterrein. Het aandeel bos neemt op termijn met circa 4 hectare toe.
2
Bureau Waardenburg/BWZ Ingenieurs, Uitwerking Voorkeurmodel Bemmelse Waard, april 2013
SAB
7
In de huidige situatie bestaat de Ambtswaard uit productiegrasland met weinig aandacht voor weidevogels. In het nieuwe plan wordt de bestemming omgezet van agrarisch naar natuur en wordt het beheer optimaal afgestemd op het succes van weidevogels in de vorm van mozaïekbeheer. De oppervlakte van de Ambtswaard zal met
circa 5 ha afnemen. Naast de Ambstwaard wordt ook de zuidwesthoek van de Bemmelse Waard optimaal beheerd voor weidevogels, waardoor de totale oppervlakte
voor weidevogels circa 50 ha wordt. Daarnaast vormt dit deelgebied een geschikt foerageergebied voor ganzen en eenden.
De landbouwpercelen langs de winterdijk worden aan de begrazingseenheid toegevoegd. In totaal wordt 15 ha grasland en 10 ha akkerland omgezet van een agrarische
bestemming naar natuur en wordt het beheerd als extensief begraasd grasland.
Bestaande wandelpaden worden verbonden of aangepast om verstoring te beperken.
Aan de noordzijde van de uiterwaard komen veel nieuwe struinpaden en er is een ruiterroute opgenomen.
Vigerend bestemmingsplan Bemmelse Waard
Het vigerend bestemmingsplan staat reeds de winning van zand en grind toe, als onderdeel van de gehele herinrichting van de Bemmelse Waard. Evenals in het nieuwe
inrichtingsplan is er ruimte voor natuurontwikkeling en recreatie.
SAB
8
Herinrichting Bemmelse Waard, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Bemmelse Waard
In het nieuwe inrichtingsplan zijn wat betreft de inrichting van de Bemmelse Waard
enkele wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van het bestemmingsplan Bemmelse
Waard.
Voor deze m.e.r.-beoordeling is de belangrijkste wijziging de vergroting van het ontgrondingsoppervlak. Hierdoor ontstaan er grotere plassen en worden deze met elkaar
verbonden. De onderstaande afbeelding laat zien op welke locaties de ontzanding
wordt vergroot. De donkerblauw gestippelde vlakken zijn de gronden waarop thans
ontgronding planologisch is toegestaan. De donkerblauw gestreepte vlakken zijn de
gronden waarop de uitbreiding ziet, waarvoor voorliggende vormvrije m.e.r.- beoordeling wordt opgesteld.
SAB
9
Vergroting ontzandingsoppervlak
De overige wijzigingen betreffen de verdere herinrichting van de Bemmelse Waard en
bestaan vooral uit:
 opgaande beplantingen kappen ten behoeve van weidevogelbeheer Ambtswaard;
 verandering van beheer van Ambtswaard ten behoeve van weidevogels;
 aanvullingen op het recreatieve netwerk met struinpaden, een ruiterroute, een
vlonderpad en uitzichtpunt;
 verbinding van ooibossen;
 inpassen zuidkant fabrieksterrein;
 verbinden en vergroten begrazingseenheid Staatsbosbeheer;
 vergroten en verbinden bestaande waterplassen;
 nieuw eiland aanleggen.
2.3
Cumulatie met andere projecten
Er zijn in de omgeving van het plangebied geen andere objecten die cumuleren met
de herinrichting inclusief uitbreiding van de ontgronding met 12 ha in de Bemmelse
Waard.
2.4
Gebruik van natuurlijke hulpbronnen
Natuurlijke hulpbronnen zijn alle in de natuur aanwezige stoffen die van economisch
nut kunnen zijn. Naast natuurlijke grondstoffen, die in productieprocessen gebruikt
worden, maken hulpbronnen (economische) activiteiten mogelijk (ze worden daarbij
niet verbruikt). De toetsing in deze paragraaf blijft beperkt tot het gebruik van natuurlijke hulpbronnen die binnen dan wel in de directe nabijheid van het plangebied voorkomen.
SAB
10
In het geval van de voorgenomen ontwikkeling is er sprake van zand- en grindwinning.
Het zand en grind maakt geen direct onderdeel uit van het productieproces, maar zijn
het uiteindelijke product. Het gewonnen materiaal wordt verwerkt (sorteren, wassen)
in een installatie. Vanuit de mogelijke toepassingen van het gewonnen materiaal kan
er een indeling worden gemaakt in verschillende typen producten zoals vulzand, industriezand (beton- en metselzand) en grind.
2.5
Productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder
Ecologie
De zand- en grindwinning kan van invloed zijn op de aanwezige natuurwaarden in en
rond het plangebied. Binnen het plangebied kan het leefgebied worden aangetast van
beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet.
Geluid
De zand- en grindwinningsactiviteiten kunnen geluidhinder veroorzaken op aanwezige
geluidsgevoelige bestemmingen en het stiltegebied aan de overzijde van de Waal.
Lucht
De zand- en grindwinningsactiviteiten zijn van invloed op de luchtkwaliteit in de omgeving. De luchtverontreinigende emissies van de activiteit komen vrij door het gebruik
van verbrandingsmotoren en door activiteiten waarbij grond wordt verplaatst.
3
Er is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd inzake de Bemmelse Waard . In het onderzoek zijn de PM10 en NO2 concentraties in kaart gebracht en getoetst aan de
grenswaarden zoals gegeven in de Wet luchtkwaliteit.
Binnen de gewijzigde plannen is zowel sprake van een structurele afname als een tijdelijke toename aan verbrandingsemissies. De herinrichting in het huidige stadium
brengt wel de tijdelijke inzet van extra dieselaangedreven mobiele werktuigen met zich
mee. De structurele afname in emissie doordat de diesel aangedreven zandzuiger en
scheidingsinstallatie zijn vervangen door een elektrische aandrijving compenseert
ruimschoots de tijdelijke toename als gevolg van mobiele werktuigen.
2.6
Risico van ongevallen
De winning van zand en grind heeft geen specifieke risico’s van ongevallen tot gevolg.
Er liggen in de Bemmelse Waard een tracé van een hoogspanningsleiding en drie
gasleidingen. Deze zijn echter niet gelegen op korte afstand van de locaties waar de
ontzanding wordt uitgebreid.
3
Onderzoek luchtkwaliteit herinrichting Bemmelse Waard, wijzigingen ten opzichte van de hui-
dige situatie, Buro Blauw, kenmerk BL2013.6836.01-V03, 14 oktober 2013.
SAB
11
Risico’s rond het plangebied, gasleidingen (rood), hoogspanningsleiding (paars)
(bron: risicokaart.nl)
SAB
12
3
3.1
Plaats van het project
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de omgeving waarin de activiteit plaatsvindt, alsmede de eventuele kwetsbaarheid van dit gebied voor de voorgenomen activiteit. Er
wordt daarbij niet alleen gekeken naar het plangebied zelf, maar ook naar de aangrenzende gebieden.
3.2
Het bestaande grondgebruik
De Bemmelse Waard is in de huidige situatie een gebied waar recreatie, landbouw,
zandwinning, natuur en een steenfabriek naast elkaar aanwezig zijn.
Het huidige karakter van de uiterwaard wordt bepaald door een half open coulissenlandschap met doorzichten naar de rivier. De coulissen worden gevormd door ooibossen die zich spontaan langs de oude ontgrondingen hebben ontwikkeld. Ten noorden
van de Ambtswaard zijn twee diepe zandwinplassen aanwezig die worden begrenst
door blokken ooibos.
In de dijkzone is de herkomst van het water goed herkenbaar. De oude strang volgt de
dijk en de kolken bij Doornik en Ronduit hangen duidelijk samen met dijkdoorbraken.
Het overige water in de dijkzone is door ontkleiing ontstaan. Aan de zuidzijde van de
Bemmelse Waard is een aantal fabrieksterrein met haven gelegen langs de defensiedijk/Buitenpolder. Binnenkaads zijn veel waterpartijen ontstaan door ontkleiingen die
deels weer zijn verland en begroeid.
Kenmerkend punt in de uiterwaard is het fabrieksterrein met de steenfabriek en de
zandscheidingsinstallatie. Transport van en naar het fabrieksterrein vindt plaats per
schip via de aangelegde haven en per as via de oostelijke defensiedijk (Buitenpolder).
Ook zijn in het oosten van het gebied langs de defensiedijk/Buitenpolder enkele woningen gelegen. Voor een deel betreft het burgerwoningen en voor een deel bedrijfswoningen van de steenfabriek welke (deels) in gebruik zijn als kantoor.
Rond de steenfabriek hebben ontkleiingen plaats gevonden in de uiterwaard. Oude
kleiputten zijn deels als vuilstort benut, deels onbewerkt achtergelaten en deels als
agrarische grond opgeleverd. De twee aanwezige vuilstorten omvatten met name
puin, plastic, glas, ijzer, hout en plaatselijk teer. Naast ontkleiing vindt sinds de 60-er
jaren van de vorige eeuw eveneens zandwinning plaats in diepe zandputten ter hoogte van de voormalige stroomgeul.
Een groot deel van de uiterwaard is tot op heden in gebruik als landbouwgrond, met
name grasland en plaatselijk maïsland.
De westelijke ontzandingsplas wordt gebruikt als zwemplas. Hiervoor is een parkeervoorziening onderaan de winterdijkaangebracht. Rond deze ontzandingsplas vindt extensieve dagrecreatie plaats. Op de defensiedijk is sprake van routegebonden fietsen wandelrecreatie, maar ook schoolverkeer.
SAB
13
Momenteel wordt reeds zand en grind gewonnen in de Bemmelse Waard. In het plangebied is een overslaglocatie gerealiseerd ten behoeve van het laden en lossen zand,
grind en klei. De overslaglocatie wordt gebruikt door beide bedrijven.
3.3
Het opnamevermogen van het natuurlijk milieu
Het opnamevermogen van het natuurlijke milieu heeft te maken met de gevoeligheid
van gebieden voor ontwikkelingen. In het kader van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling
is een analyse gedaan naar het voorkomen van en het mogelijke effect van de ontwikkeling op zogenaamde gevoelige gebieden, zoals gedefinieerd in bijlage III van de
Richtlijn. Echter behalve gebieden die op grond van de richtlijn gevoelig worden beschouwd, zijn er ook gebieden waar krachtens nationale en provinciale regels waar in
het kader van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling rekening mee dient te worden gehouden. Het resultaat van de analyse wordt onderstaand beknopt gepresenteerd.
Wanneer er een grote relevantie is voor de ontgronding, wordt er een toelichting gegeven.
Overzicht gevoelige gebieden bijlage III Richtlijn
Type gebied
Juridisch kader
Relevantie voor de activiteit
Wetlands
Conventie van Ramsar
In of in de directe nabijheid van het
plangebied zijn geen aangewezen
Wetlands aanwezig.
Kustgebieden
Het plangebied is niet gelegen in
een kustgebied.
Berggebieden
Boswet
Het plangebied is niet gelegen in
en
een berg- en bosgebied.
bosgebieden
3.3.1.1
Reservaten en natuurparken:
Nationale Landschappen zijn
Het plangebied ligt in het Nationaal

Nationale Landschappen
benoemd in de Nota Ruimte
Landschap Gelderse Poort (1)

Nationale parken
Nationale Parken zijn onder-
Het plangebied ligt niet in een Na-
deel van de EHS.
tionaal Park.
Speciale beschermingszones,
Natuurbeschermingswet
Het plangebied ligt in het Natura
door de lidstaten aangewezen
1998
2000-gebied Gelderse Poort (2).
Gebieden waarin de bij commu-
Europese milieurichtlijnen
Er worden thans geen normen
nautaire wetgeving vastgestelde
(o.a. kaderrichtlijn Luchtkwa-
overschreden op basis van commu-
normen inzake milieukwaliteit
liteit, kaderrichtlijn water)
nautaire wetgeving.
Provinciale verordening
Het plangebied is niet gelegen in
krachtens Richtlijn 79/409/EEG
(Vogelrichtlijn) en Richtlijn
92/43/EEG (Habitatrichtlijn)
reeds worden overschreden
Gebieden met hoge bevolkingsdichtheid
een gebied met hoge bevolkingsdichtheid.
Landschappen van

Verdrag van Valetta
De ontgrondingslocaties hebben

historisch belang

Monumentenwet
een lage archeologische verwach-

cultureel belang

o

Gemeentelijk land-
ting (3).
beschermd stads- en
schapsontwikkelings-
Er bevinden zich cultuurhistorische
dorpsgezicht
plan
relicten in het plangebied (4).
archeologisch belang
SAB
14
(1) Het Nationaal Landschap Gelderse Poort is een uniek gebied in Europa. Dit kleinschalige rivierenlandschap wordt gekenmerkt door rivieren, stuwwallen, uiterwaarden,
oeverwallen met dorpen en oude rivierlopen. Het varieert van zeer open tot besloten.
Het is het gebied waar de Rijn ons land binnenstroomt en zich vertakt in Waal, Nederrijn en IJssel. De poort is ontstaan doordat de Rijn door de stuwwal is gebroken. De
hoge beboste stuwwallen en het lage rivierengebied hebben ieder hun eigen beleving
en bieden fantastische vergezichten. Juist de combinatie van het open rivierengebied
met zicht op de stuwwal en de lange zichtlijnen vanaf de stuwwal over de Ooijpolder
naar Elten en vanuit het bekken van Groesbeek naar de stuwwal van Nijmegen en het
Reichswald maken het gebied uniek.
Ligging Nationaal Landschap Gelders Poort
(2) De Bemmelse Waard vormt een onderdeel van het Natura 2000-gebied
De Gelderse Poort. De Gelderse Poort ligt in de vierhoek Arnhem-Nijmegen-KleefEmmerich. Voor zover het het Nederlandse deel betreft wordt de Gelderse Poort beleidsmatig verdeeld in de Ooijpolder (het zuid-westelijke deel) en de Gelderse Poort
Oost (het noordoostelijke deel). De Bemmelse Waard vormt tezamen met de Millingerwaard, de Gendtse Waard, de Klompenwaard, de Erlecomse Waard en de Groenlanden een onderdeel van de Ooijpolder.
(3) Op basis van de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Lingewaard
hebben delen van de Bemmelse Waard een hoge archeologische verwachting, omdat
delen van de ondergrond bestaan uit fossiele oever- en beddingafzettingen waar een
grote kans bestaat op het voorkomen van vindplaatsen uit het Neolithicum.
SAB
15
Archeologische verwachting Bemmelse Waard (Bron: Archeologische beleidsadvieskaart, gemeente Lingewaard)
Er is hiernaast een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd naar de locaties die
4
daadwerkelijk ontgrond gaan worden in de Bemmelse waard . Uit dit onderzoek blijkt
dat er geen archeologische resten worden verwacht in deze gebieden.
(4) In het buitendijkse gebied is een brede variatie aan cultuurhistorische en landschappelijke elementen aanwezig die kenmerkend zijn voor het rivierengebied en in
bepaalde gevallen voor het buitengebied van de gemeente Lingewaard.
Het gaat om elementen die betrekking hebben op de ontstaansgeschiedenis van het
landschap en de geschiedenis van de streek in relatie tot de waterhuishouding. Een
deel van deze elementen bezit een monumentale status of is middels een aanlegvergunningenstelsel in het vigerende bestemmingsplan beschermd. Het gaat om de volgende elementen:
 het wiel wat ontstaan is in 1799 door de dijkdoorbraak waarbij Oud Doornik
verloren is gegaan, buitenwiel Doornik genaamd;
 het buitenwiel Ronduit, net ten zuiden van Bemmel, noordelijk in het plangebied
gelegen;
 de defensiedijk van de Rijn-IJssellinie en de bijbehorende restanten
geschutskoepels;
 huize Kamtsjatka;
 2 schoorstenen van de voormalige steenfabriek;
 de oude strang van de voormalige Waalloop langs Bemmel (historische waarde);
 het rabattenlandschap ten zuiden van Haalderen gelegen;
 de overblijfselen van de caissonhaven met omliggende terpen, tankkazematten en
genieterrein aan de noordoever van de Waal, naast de steenfabriek.
4
Archeologisch vooronderzoek & advies, Bemmel, Bemmelse waard (Gemeente Lingewaard),
een bureauonderzoek, ArGeoBoor, kenmerk: rapport 1259, 8 oktober 2013
SAB
16
Bovenstaande cultuurhistorische en landschappelijke elementen zijn echter niet gelegen op de uitbreidingslocaties van de ontgronding. In het kader van de totale inrichting
van de Bemmelse Waard is er wel veel aandacht voor landschap en cultuurhistorie.
Met de herinrichting worden de landschappelijke kwaliteiten versterkt en de cultuurhis5
torische elementen ingepast (zie ook het inrichtingsplan ).
Overzicht gevoelige gebieden op grond van overig nationale of provinciale wetgeving
of beleid
Type gebied
Juridisch kader
Relevantie voor de activiteit
Ecologische Hoofdstructuur
Provinciale verordening
Het plangebied maakt deel uit van
de Ecologische Hoofdstructuur
(1).
Weidevogelgebied en ganzenfoe-
Provinciale verordening
rageergebied
Het plangebied ligt in beschermingsgebied voor ganzen en weidevogels (2).
Stiltegebied
Wet Milieubeheer
Het plangebied is niet gelegen in
Provinciale milieubeleidsplan
een stiltegebied. Aan de overzijde
van de Waal is het stiltegebied
Oude Waal gelegen (3).
Bodembeschermingsgebied
Provinciale verordening
Grondwaterbeschermingsgebied
Provinciale verordening
Het plangebied is niet gelegen in
een bodembeschermingsgebied.
Het plangebied is niet gelegen in
een grondwaterbeschermingsgebied.
3.3.1.2
Beschermde natuurmonumenten
Natuurbeschermingswet 1998
Het plangebied maakt geen deel
uit van een beschermd natuurmonument.
(1) Op grond van het Streekplan Gelderland 2005 (status van structuurvisie) maakt
het plangebied in zijn geheel deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De
EHS vormt een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden
en natuurrijke cultuurlandschappen.
De gronden aan de overzijde van het plangebied zijn ook EHS en tevens als stiltegebied aangewezen, zie bij (3). Een ruimtelijke ingreep wordt als een significante aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities beschouwd, wanneer deze kan leiden tot de volgende effecten een verhoging van de niet gebiedseigen geluidsbelasting
in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden (in geval de norm van 40 dB(A) wordt overschreden).
(2) Delen van het plangebied zijn aangewezen als beschermingsgebied voor ganzen
en weidevogels. Omdat deze gebieden in de EHS zijn gelegen, vallen zij ook onder
het beschermingsregime van de EHS.
(3) Aan de overzijde van de Waal ten opzichte van het plangebied is op circa 500 meter afstand het stiltegebied Oude Waal gelegen. Bij ruimtelijke initiatieven in en rond
stiltegebieden worden deze door de provincie Gelderland beoordeeld voor wat betreft
5
Bureau Waardenburg/BWZ Ingenieurs, Uitwerking Voorkeurmodel Bemmelse Waard, april 2013
SAB
17
het aspect stilte volgens het principe van stand still – step forward. Dat wil zeggen dat
het geluidsniveau in het stiltegebied niet mag toenemen en bij voorkeur dient af te
nemen.
Ligging plangebied ten opzichte van het stiltegebied Oude Waal
SAB
18
4
4.1
Kenmerken van het potentiële effect
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de potentiële effecten van de activiteiten. In dit hoofdstuk gaat het om de interactie tussen beide voorgaande hoofdstukken.
Hetgeen beschreven is over de kenmerken van het project en de plaats van het project zijn bepalend voor de milieuaspecten die in dit hoofdstuk nader aan de orde worden gesteld.
Hoofdstuk 2 van dit rapport laat zien dat de zand- en grindwinning een aantal mogelijke effecten op het milieu heeft. Het gaat om de volgende effecten:
 effecten op het watersysteem;
 effecten op de aanwezige natuurwaarden in en rond het plangebied;
 geluidhinder;
 verslechtering van de luchtkwaliteit.
Hoofdstuk 3 laat zien dat de omgeving een aantal kwetsbaarheden kent. Het plangebied ligt zowel in Natura 2000-gebied als in de EHS en bezit een aantal landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten.
Op basis van de voorgaande twee hoofdstukken worden de volgende milieuaspecten
in dit hoofdstuk nader behandeld:
 archeologie;
 ecologie;
 geluid;
 landschap;
 luchtkwaliteit;
 water.
4.2
Archeologie
4.2.1
Huidige situatie
Rond 1700 was er nog geen sprake van de Bemmelse Waard en lag Bemmel direct
aan de Waal. De latere Bemmelse Waard lag toen aan de overkant in de Ooijpolder
en werd de Ooijrijkse Waard genoemd. Vanwege het grote gevaar voor dijkdoorbraak
is in 1649 de Waalstroom verlegd door het aanleggen van de Bemmelsche Dam.
Hierdoor werd het grootste gedeelte van de Ooijrijkse Waard bij de uiterwaard van
Bemmel betrokken. De open strang langs de Bemmelse Dijk is een relict van de
voormalige Waalboog bij Bemmel. Dit betekent dat het dorp Oud Doornik vroeger aan
de andere zijde van de rivier lag ten opzichte van Bemmel. Nu is dit een archeologische vindplaats.
Door de dynamiek van de Waal werd de hoofdgeul noordwaarts verlegd en ontstond
aan de westzijde van de waard een nieuwe meander, waarbinnen de Ambtswaard is
e
ontstaan. Door de aanleg van kribben en bekading in het begin van de 20 eeuw
kreeg de Bemmelse Waard haar huidige omvang en de rivier een vaste bedding.
SAB
19
Voor het overgrote deel van de Bemmelse Waard geldt een lage archeologische verwachtingswaarde op basis van de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart
gemeente Lingewaard.
Voor de locaties waar daadwerkelijk ontgrond kan worden is een archeologisch bu6
reauonderzoek uitgevoerd . Bij deze ondiepe en diepere ontgrondingen kunnen eventuele archeologische waarden verstoord worden en om deze reden zijn deze locaties
nader onderzocht.
In het algemeen blijkt uit het onderzoek dat er geen archeologische resten meer verwacht worden in de plangebieden.
Uitzondering hierop is de mogelijk aanwezigheid van scheepswrakken in zandige en
grindige beddingafzettingen van de Waal. Indien bij de graafwerkzaamheden mogelijke sporen worden aangetroffen dan heeft men de plicht om dit te melden bij de Minister van OCW conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988.
4.2.2
Effecten ontwikkeling
De uitbreidingen van de ontgrondingen zijn gelegen op locaties met een lage archeologische verwachting. Hierdoor is de verwachting dat er geen archeologische waarden
worden geschaad. Ook uit uitgevoerd bureauonderzoek ter plaatse van de locaties
waar gegraven gaat worden in het kader van de herinrichting van de Bemmelse
Waard, is gebleken dat er niet wordt verwacht dat er archeologische waarden worden
geschaad.
De aanwezigheid van archeologische objecten in het plangebied kan echter niet worden uitgesloten. Om deze reden zal bij de ontgrondingen binnen het plangebied een
extensieve vorm van archeologisch begeleiding plaatsvinden. Concreet houdt dit in
dat een archeoloog regelmatig de graafwerkzaamheden komt inspecteren op sporen
en vondsten en deze indien aanwezig te bergen en zo goed mogelijk te documenteren.
Mocht bij uitvoering van graafwerkzaamheden archeologische objecten worden aangetroffen, dan is de Monumentenwet van toepassing en dient het werk te worden stilgelegd en het bevoegd gezag (provincie) hierover te worden geïnformeerd.
Op basis van de lage archeologische verwachting, het uitgevoerde archeologische bureauonderzoek en het beschermende regime vanuit de Monumentenwet worden geen
belangrijke nadelige effecten verwacht voor het aspect archeologie.
4.3
4.3.1
Ecologie
Huidige situatie
Natura 2000
De Gelderse Poort is de naam van een meer dan 6.000 hectare groot rivierenlandschap tussen de Duitse grens en de steden Arnhem en Nijmegen. Het ligt ingeklemd
tussen de stuwwallen van Nijmegen en Montferland en omvat de stroomgebieden van
de Rijn tussen Tolkamer en Arnhem (Bijlands Kanaal en Pannerdens Kanaal), van de
6
Archeologisch vooronderzoek & advies, Bemmel, Bemmelse waard (Gemeente Lingewaard),
een bureauonderzoek, ArGeoBoor, kenmerk: rapport 1259, 8 oktober 2013
SAB
20
Waal tussen Millingen aan de Rijn en Nijmegen, alsmede van de Oude Rijn tussen Elten (in Duitsland) en het dorpje Loo ten zuidoosten van Arnhem. Het buitendijkse gebied van Rijn en Waal is sterk vergraven voor klei- en zandwinning en bestaat grotendeels uit open water, moerassen, ruigten, wilgenbos en diverse typen grasland, waarwaaronder stroomdalgrasland op hooggelegen stroomruggen, oeverwallen en dijken.
Hier bevinden zich gevarieerde natuurgebieden, zoals de Bemmelse Waard.
De Gelderse Poort is van oorsprong een zeer belangrijk broedgebied voor moerasvogels (roerdomp, blauwborst en grote karekiet) en vogels van natte uiterwaardgraslanden (porseleinhoen en kwartelkoning). De betekenis is het afgelopen decennium sterk teruggelopen ten gevolge van verdroging in combinatie met vegetatiesuccessie. Ook is het van grote betekenis als broedgebied voor broedvogels van waterrijke gebieden, al dan niet met opgaand bos (aalscholver, dodaars, zwarte stern,
ijsvogel). Het is tevens belangrijk rust- en foerageergebied voor aalscholver, wilde
zwaan, grauwe gans, slobeend, nonnetje, en meerkoet. Tot slot is het één van de belangrijkste gebieden voor kolgans en kievit.
Voor de Gelderse Poort zijn instandhoudingsdoelen geformuleerd. Naast een aantal
algemene doelen zoals het behoud van ecologische diversiteit van en samenhang
tussen natuurgebieden is ook een aantal habitattypen en soorten aangegeven waarvoor het gebied van bijzonder belang is en waarvoor behoud, verbetering van kwaliteit
(van leefgebied) en verdere verspreiding wordt nagestreefd. De algemene en specifieke instandhoudingsdoelen voor de Gelderse Poort zijn beschreven in een natuurtoets ten behoeve van de ontgronding en verdere inrichting van de Bemmelse
7
Waard .
De natuurtoets geeft ook een overzicht van de staat van instandhouding van de habitattypen en soorten in de Gelderse Poort. Vast staat dat de soorten bittervoorn, kleine
modderkruiper, meervleermuis en bever alsmede een aantal relevante vogelsoorten in
de Bemmelse Waard voorkomen.
Ecologische Hoofdstructuur
Het plangebied maakt vrijwel in zijn geheel deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur
8
(EHS) . De EHS vormt een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen.
De wezenlijke kenmerken en waarden zijn omschreven in het Natuurbeheerplan 2013
van de provincie Gelderland.
7
Bureau Waardenburg, Natuurtoets voorkeursmodel Bemmelse Waard, oktober 2013
8
Het provinciale beleid voor de EHS wordt met de Omgevingsverordening Gelderland vervangen door het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. In de omgevingsverordening is bijna het hele plangebied aangewezen als Gelders Natuurnetwerk en
Groene Ontwikkelingszone.
SAB
21
Kaart beheergebied Natuurbeheerplan 2013 (Bron: Atlas Gelderland)
In bovenstaande figuur is aangegeven welke beheertypen zijn toegekend aan de percelen in de Bemmelse Waard. Op de navolgende afbeelding worden de ambities
weergegeven.
Kaart beheergebied ambitie Natuurbeheerplan 2013 (Bron: Atlas Gelderland)
Een groot deel van de percelen in de Bemmelse Waard dienen nog omgevormd te
worden tot natuur, met ambitie rivier- en moeraslandschap. Ook een aantal bosgebieden die zijn aangewezen als habitattype ooibos vallen onder het beheertype kruidenen faunarijk grasland. De percelen die zijn aangewezen als ganzenfoerageergebied
zijn in de huidige situatie in gebruik als akkerland.
SAB
22
4.3.2
Effecten ontwikkeling
Effecten op Natura 2000-gebied Gelderse poort
Een vereiste omtrent de vergroting van de ontgronding en de resterende herinrichting
van de Bemmelse Waard is dat geen strijdigheden plaats vinden met de instandhoudingsdoelen en de kernopgaven van het Natura 2000-gebied Gelderse Poort.
De onderstaande mogelijke effecten van de ontgronding en de herinrichting zijn in de
natuurtoets onderzocht. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen tijdelijke effecten
tijdens de aanleg en permanente effecten na afloop van de realisatie van de herinrichting van de Bemmelse Waard.
 Verlies van areaal of leefgebied door ruimtebeslag:
de fysieke ingreep vindt plaats binnen het Natura 2000-gebied Gelderse Poort. Er
is nader beschouwd of habitats van habitattypen en leefgebieden van soorten met
instandhoudingsdoelen na afloop van de herinrichting niet of niet in betekenende
mate afwijkt van het huidige gebruik.
 Verstoring door beweging, licht en geluid gedurende de aanlegfase:
er is nader onderzocht of verstoring gedurende de herinrichting van het gebied kan
leiden tot een kans op verstoring van soorten die behoren tot de
instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Gelderse Poort.
 Achteruitgang van kwaliteit van het habitat of leefgebied ten gevolge van
veranderingen in grond- of oppervlaktewateren:
een deel van de ingreep bestaat uit het herstructureren van bestaande wateren in
het gebied. Behalve een toename van oppervlakte aan water zijn een aantal
ingrepen ook bedoelt om water langer vast te houden (Ambtswaard, noordelijk deel
strang). Er is gekeken welke gevolgen de gebiedswijzigingen hebben op de
aanwezigheid en ontwikkeling van habitats van habitattypen en leefgebieden van
soorten waarvoor instandhoudingsdoelen gelden.
 Sterfte:
als gevolg van de ingreep bestaat gedurende de aanlegfase een kans op
slachtoffers van soorten waarvoor instandhoudingsdoelen gelden.
In de natuurtoets worden negatieve effecten als gevolg van de ingreep op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Gelderse Poort uitgesloten. Er is geen sprake van een verslechtering van habitattypen of leefgebieden of significante verstoring
van aangewezen soorten. Een uitgebreide beschrijving van de effecten op de afzonderlijke habitattypen en soorten is te vinden in hoofdstuk 6 van de natuurtoets.
Effecten op EHS
Op basis van de natuurtoets zijn er geen nadelige effecten op het functioneren van de
EHS te verwachten. De wezenlijke waarden en kenmerken worden niet aangetast.
Met de eindinrichting van de Bemmelse Waard wordt juist een groot deel van de ambities ingevuld.
De beoogde eindinrichting met bijbehorend beheer sluit aan op de ambitie van rivieren
moeraslandschap, zie kader.
SAB
23
(bron: Index natuur en landschap)
Er worden geen belangrijke nadelige effecten verwacht op de EHS, als gevolg van de
ontgronding en de verdere herinrichting van het plangebied.
4.4
4.4.1
Geluid
Huidige situatie
In de huidige situatie wordt al zand en grind gewonnen. De bestaande zandwinlocatie
wordt conform de vigerende ontgrondingvergunning ontzand. In het kader van de
9
aanvraag van deze vergunning is een akoestisch onderzoek uitgevoerd . Uit het onderzoek blijkt dat het geluidniveau LAr,LT met 0 tot 4 dB(A) zal toenemen, maar het geluidniveau onder het maximaal te vergunnen geluidniveau LAr,LT blijft. Hierdoor ontstaan er geen noemenswaardige effecten op de aanwezige geluidsgevoelige
bestemmingen en het stiltegebied.
Vanwege de eis uit de provinciale Ruimtelijke Verordening Gelderland en om tegemoet te komen aan de wens om de gecumuleerde geluidsbelasting van de bedrijven
op fabrieksterrein Bemmelse Waard (K3Delta en Wienerberger BV) vast te leggen, is
in tevens de gecumuleerde geluidbelasting van deze bedrijven berekend.
Ook is onderzocht of het mogelijk is de geluidsbelasting verder te reduceren. In onderstaande tabel is het geluidniveau weergegeven op drie meetpunten in de Waal in
de vergunde bedrijfssituatie (huidige situatie) en in de situatie met extra geluidmaatregelen.
9
Wensink Akoestiek & Milieu: rapport 2012110B01 dd. 13 augustus 2013
SAB
24
4.4.2
Effecten ontwikkeling
De wijzigingen ten opzichte van de huidige ontgrondingswerkzaamheden, zoals opgenomen in het inrichtingsplan, kunnen een effect hebben op het stiltegebied Oude Waal
voor wat betreft geluid.
Stiltegebied Oude Waal (rood gearceerd) in de nabijheid van het plangebied
Om deze effecten te bepalen is bepaald waar de gecumuleerde 40 en 50 dB(A) geluidscontour ligt als gevolg van de werkzaamheden op het fabrieksterrein Bemmelse
Waard. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidscontour vanuit het fabrieksterrein na
het treffen van aanvullende geluidmaatregelen (zie navolgende tabel) zodanig is inge10
perkt, dat deze buiten de grens van het stiltegebied is gelegen.
10
Het stiltegebied wordt in de richting van het fabrieksterrein Bemmelse Waard begrensd door
de Waal. De geluidscontour is bepaald op 5 m boven maaiveld. Dieren in het stiltegebied
verblijven in veel gevallen dichtbij de grond en op een hoogte van 1,5 m boven maaiveld
heerst een 2 dB(A) lager geluidsniveau dan op 5 m hoogte. Hierdoor zijn de effecten nog
kleiner.
SAB
25
Aanvullende geluidmaatregelen, waarbij wordt opgemerkt dat het aan de bovenzijde van de zeven van de
landinstallatie aanbrengen van een geluidabsorberende afdekplaat reeds deel uit maakt van de huidige
vergunde situatie en niet als extra maatregel is meegerekend (bron: Wensink Akoestiek & Milieu)
Gecumuleerde 40-50 dB(A) etmaalwaardecontouren (bron: Wensink Akoestiek & Milieu)
SAB
26
4.5
4.5.1
Landschap
Huidige situatie
De kernkwaliteiten in dit deelgebied in de huidige situatie zijn onder meer :
 gave gradiënten van kom-oeverwal-uiterwaard-rivier en dynamiek van de rivieren;
 overwegend open landschap met in de kom afwisseling van weidebouw, oude
strangen en kleiputten met ooibos; oeverwal afwisselend open en kleinschalig met
afwisseling van bouwland, grasland, boomgaard;
 vrij uitzicht vanaf de dijk over het binnendijkse landschap, over de rivieren, en naar
de stuwwallen van Nijmegen en Montferland;
 cultuurhistorische kwaliteiten verweven in het landschap, zoals talrijke historische
boerderijen, plaatselijk op terpen, en relicten van de IJssellinie.
4.5.2
Effecten ontwikkeling
De ontwikkeling zal ook bijdragen aan een verbetering van de landschappelijke kwaliteiten ter plaatse. Dit komt met name doordat er meer samenhang komt in het water
en de beplanting. De losse waterelementen worden opgeheven, waardoor het water in
de Bemmelse Waard lijkt op een strang. Dit past binnen het landschap van de uiterwaarden.
De graslanden veranderen weliswaar van bestemming, maar veranderen ruimtelijke
niet. Dit heeft derhalve geen effecten op het landschap.
4.6
Luchtkwaliteit
4.6.1
Huidige situatie
Bij de bepaling van de huidige situatie inzake luchtkwaliteit ter plaatse van de projectlocaties, zijn de achtergrondconcentraties van stikstofdioxide (NO 2) en fijn stof (PM10)
van belang. De grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland geven
hierover informatie, welke in onderstaande afbeeldingen is weergegeven.
Concentraties NO2 (2012)
SAB
Concentraties PM10 (2012)
27
Hieruit blijkt dat in 2012 de volgende achtergrondconcentraties van toepassing zijn:
3
 stikstofdioxide (NO2): tussen de 15-20 en 20-25 ug/m ;
3
 fijnstof (PM10): tussen de 22-24 ug/m .
Wat betreft de luchtkwaliteit ter plaatse van de projectlocatie kan worden gesteld dat
hier in de huidige situatie al zand en grind gewonnen wordt. De bestaande zandwinlocatie wordt conform de vigerende ontgrondingvergunning ontgrond. De zand- en
grindwinningsactiviteiten zijn van invloed op de luchtkwaliteit in de omgeving. De
luchtverontreinigende emissies van de activiteit komen vrij door het gebruik van verbrandingsmotoren en door activiteiten waarbij grond wordt verplaatst. In de huidige situatie wordt hierbij gebruik gemaakt van een dieselaangedreven zandzuiger en scheidingsinstallatie.
4.6.2
Effecten ontwikkeling
De uitbreiding van de zand- en grindwinningsactiviteiten kan van invloed op de luchtkwaliteit in de omgeving zijn, via de luchtverontreinigende emissies van de activiteit
die vrijkomen door het gebruik van verbrandingsmotoren en door activiteiten waarbij
grond wordt verplaatst.
Er is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd inzake de ontwikkelingen in de Bem11
melse Waard . In het onderzoek zijn de PM10 en NO2 concentraties in kaart gebracht
en is getoetst aan de grenswaarden zoals gegeven in de Wet luchtkwaliteit.
Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van de plannen zowel sprake is van een structurele afname als een tijdelijke toename aan verbrandingsemissies. Binnen de herinrichtingswerkzaamheden zullen tijdelijk extra dieselaangedreven mobiele werktuigen worden gebruikt. Hier staat tegenover dat er hierna sprake is van een structurele afname
in emissie omdat de dieselaangedreven zandzuiger en scheidingsinstallatie zullen
worden vervangen door een elektrische aandrijving. De elektrische aandrijving zorgt
voor een flinke vermindering van de emissie van luchtverontreinigende stoffen.
In het onderzoek wordt geconcludeerd dat de structurele afname ruimschoots de tijdelijke toename als gevolg van mobiele werktuigen gecompenseerd wordt.
Geconcludeerd kan worden dat na een tijdelijke verslechtering van de luchtverontreinigende emissies er hierna sprake is van een structurele afname. Hierdoor kan de
luchtkwaliteit ter plaatse van de projectlocatie structureel verbeteren en heeft het project een positief gevolg voor de luchtkwaliteit. Hierdoor zijn geen belangrijke nadelige
gevolgen voor het milieu te verwachten.
4.7
4.7.1
Water
Huidige situatie
De Bemmelse Waard ligt tussen de rivierkilometers 878 en 881. De rivier heeft een
gemiddeld waterpeil van 7,6 meter + NAP. Het waterpeil schommelt van 5,4 meter +
NAP tot 13,5 meter + NAP, waarbij voor ongeveer 30 dagen een overschrijding van
10,2 meter + NAP en 150 dagen van 8 meter + NAP plaatsvindt.
11
Onderzoek luchtkwaliteit herinrichting Bemmelse Waard, wijzigingen ten opzichte van de hui-
dige situatie, Buro Blauw, kenmerk BL2013.6836.01-V03, 14 oktober 2013.
SAB
28
De defensiedijk (minimale hoogte 12,5 meter + NAP, overstroming 2 dagen per jaar)
voorkomt voor een groot deel de overstroming van de uiterwaarden. In de huidige situatie loopt de polder via een inlaat benedenstrooms vol. Via een sluis loopt de polder
vertraagd leeg. Voor een snellere afvoer is ook een gemaaltje gebouwd. De gemiddelde overstromingsduur ligt voor 50% van het oppervlak op 35 tot 80 dagen per jaar.
Voor het overige deel is dit 14 tot 35 dagen per jaar. Door het kleine verhang en de
vlakke ligging is de stroomsnelheid bij overstroming beperkt. Omdat de uiterwaard
vertraagd via de benedenstroomse inlaat volstroomt, is de sedimentlast beperkt. Alleen wanneer het water over de defensiedijk komt wordt meer materiaal afgezet in de
uiterwaard. Deze geringe sedimentatie is ook af te lezen uit de relatief lage ligging ten
opzichte van de omringende uiterwaarden.
Voor de ontgronding, zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan, heeft
Grontmij een onderzoek uitgevoerd naar de invloed op de kwel naar het binnendijksgebied bij hogere rivierstanden en de invloed bij normale rivierstanden op de binnen
de zomerkade gelegen gronden. Hieruit blijkt dat de invloed van de ontgravingen op
de verbeterde dijk beperkt is en valt binnen de ontwerpuitgangspunten, omdat alle afgravingen plaatsvinden op meer dan de bij het ontwerp van de dijkverbetering aangehouden maximaal 100 meter afstand uit de primaire kering. De afstanden zijn ook
dusdanig dat het gevaar voor piping niet groter wordt.
4.7.2
Effecten ontwikkeling
Grontmij heeft de effecten op de grondwaterstoming/kwel binnendijks berekend, als
gevolg van de wijzigingen van het nieuwe inrichtingsplan ten opzichte van de inrichting van de Bemmelse Waard zoals opgenomen in het bestemmingsplan Bemmel12
se Waard .
De volgende wijzigingen zijn van invloed op de geohydrologie:
 de noordelijke plas wordt richting de oostzijde vergroot en verbonden met de
centrale plas;
 op de locatie van het voormalige installatieterrein worden water en nieuwe
eilanden gecreëerd;
 de bestaande recreatieplas wordt door middel van verondieping aan de zuidzijde
aangepast.
Uit de berekening blijkt dat de uitbreiding van de ontgronding geen invloed heeft op de
kwel binnendijks. Daarnaast worden de uitbreiding (uitlopers) en nieuwe eilanden
aangelegd door deels te verondiepen met fijn zandig en kleiig materiaal. Hierdoor
neemt de intreeweerstand naar de ondergrond toe.
Door het verondiepen van de recreatieplas zal het doorlaatvermogen van de
ondergrond afnemen (deels opgevuld met fijn zandig en kleiig materiaal). Hierdoor
kan minder water in de ondergrond stromen en neemt de kwel binnendijks af.
12
Grontmij, notitie effecten op de grondwaterstoming/kwel nieuw inrichtingsplan (GM0047968), 16 augustus 2012
SAB
29
4.8
Mitigerende maatregelen
Een manier om effecten uit te kunnen sluiten, is het nemen van mitigerende maatregelen. De bedoeling van mitigatie (letterlijk: verzachting) is dat significante negatieve
effecten zullen uitblijven. Het gaat dus niet om maatregelen die negatieve effecten (elders) compenseren, maar om het voorkomen of reduceren van de negatieve effecten
van een besluit of feitelijk handelen door het treffen van maatregelen.
Ecologie
In de natuurtoets worden een aantal mitigerende maatregelen aanbevolen:
 rondom beverburchten wordt een verstoringsvrije zone van 50-100 meter
gehanteerd;
 werkzaamheden binnen de verstoringsvrije zone worden alleen uitgevoerd in de
minst kwetsbare periode van augustus tot en met november.
 werkzaamheden rondom beverburchten worden afgestemd met een ter zake
deskundige;
 nieuwe burchten of verblijfplaatsen worden ingepast in het ontwerp;
 gestart wordt met de herinrichting van het voormalige installatieterrein, alvorens de
kapwerkzaamheden in de zuidwesthoek van de Bemmelse Waard uit te voeren.
 rooiwerkzaamheden worden buiten het broedseizoen uitgevoerd;
 verstoring van broedende vogels is niet toegestaan en dient te worden voorkomen
door de planning hierop af te stemmen of werkzaamheden tijdelijk uit te stellen.
Geluid
Bij het uitvoeren van de geluidsonderzoeken zijn geluid reducerende maatregelen genoemd. Deze zijn onderdeel van het voornemen en sluiten effecten op het stiltegebied
uit. Het betreffen de volgende maatregelen:
 er wordt een elektrisch aangedreven zandzuiger gebruikt;
 de ‘praktische’ gebruiksduur van de installatie en shovel bedraagt 10 uur per dag;
 er wordt een geluidwerende afscherming/omkasting om de aandrijving van de
transportband geplaatst;
 er wordt een grondwal met daarop begroeiing met een aanvangshoogte van 7,5
meter aangelegd;
 de depothoogte achter de wal/begroeiing bedraagt tijdens de begroeiing tijdelijk op
9,5 meter.
SAB
30
5
Conclusie
De navolgende tabel geeft een overzicht van de beoordeelde milieuaspecten in
hoofdstuk 4.
Aspecten
Archeologie
Ecologie
Geluid
Landschap
Luchtkwaliteit
Water
Effecten
0
+
0
0/+
+
0
Legenda:
X =belangrijk negatief milieueffect
0 = waarschijnlijk geen dan wel een verwaarloosbaar effect
(incl. mitigerende maatregelen)
+ = positief milieueffect
# = nader onderzoeken op effecten
De uitkomst van de in voorgaande hoofdstukken uitgevoerde toetsing is dat zich ten
aanzien van de ontgronding geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zullen
voordoen, die om een nadere toetsing vragen.
Voor een aantal milieuaspecten hebben de ontgronding en de herinrichting van de
Bemmelse Waard een positieve invloed. Zo wordt onder andere beleefbaarheid van
het landschap vergroot en het leefgebied van een aantal deelsoorten wordt verbeterd
door de herinrichting.
Hiermee wordt tot de conclusie gekomen dat er voor de vergunning in het kader van
de Ontgrondingenwet geen m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is en derhalve voor de bestemmingsplanherziening Bemmelse Waard geen planMER hoeft te worden
opgesteld.
SAB
31