Inleiding Boeken over de Eerste Wereldoorlog gingen in het verleden meestal over de oorlogshandelingen aan het IJzerfront of aan de andere (Franse) fronten. Maar al te vaak werd vergeten dat ook het bezette deel van België zijn deel van de oorlogsmiserie beleefde. Met de herdenking van het eeuwfeest van het begin van de Grote Oorlog op komst kwam daar de jongste jaren gelukkig verandering in De jongste jaren kwam daar. Elke stad, elk dorp, elke familie had na de wapenstilstand zijn verhaal te vertellen over de oorlogsgebeurtenissen. Veel van die verhalen zijn (helaas) vergeten, maar gelukkig overspant het geheugen van een gemeenschap ongeveer een eeuw. Er zijn dus nog heel wat oorlogsverhalen te achterhalen, ook wat de periode 1914-1918 in Hasselt betreft. Bovendien hebben veel Hasselaren aan het front meegevochten, velen van hen zijn er trouwens gesneuveld. Over de relatie tussen Hasselt en de Eerste Wereldoorlog valt dus heel wat te vertellen. Op 31 juli 1914 werd in België de algemene mobilisatie aangekondigd. De legertop besefte maar al te goed dat een conflict met Duitsland onvermijdelijk was geworden. Een laatste poging van koning Albert om de Belgische neutraliteit te handhaven mislukte. De Duitsers stelden België integendeel een ultimatum wat betreft een vrije doortocht. Op 4 augustus overschreden de eerste Duitse troepen de Belgische grenzen en was de oorlog een feit. Het was van de onafhankelijkheidsstrijd geleden dat ons land nog een echte oorlog had beleefd, want bij de eerste Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 was ons land maar zijdelings betrokken geweest. De veteranen uit 1870-1871, de oorlog waarin België nooit echt verwikkeld raakte, werden nog regelmatig gehuldigd. Pikant feit: die mannen wisten destijds eigenlijk niet of ze tegen de Duitsers of de Fransen zouden optrekken. Ze werden aan de grenzen opgesteld zonder dat ze ooit moesten ingrijpen. Maar in 1914 werd het ‘serieus’, België werd meegesleurd in wat later bekend zou worden als de Eerste Wereldoorlog. Het zou pas achteraf blijken natuurlijk, maar de Hasselaren zouden de ‘Grote Oorlog’ allesbehalve zonder grote kleerscheuren doorspartelen. Hasselt was toen nog een garnizoensstad, waarbij er een soort haat-liefde verhouding bestond met het in de stad gekazerneerde 11de linieregiment. Als puntje bij paaltje kwam, konden de Hasselaren echter niet zonder hun 11de. De blijdschap was dan ook groot toen dat 11de in zijn volle sterkte naar Hasselt verhuisde, wat uitbreiding van de drie bestaande kazernes (Herckenrodekazerne in de Maastrichterstraat, Wittenonnenkazerne en de ‘grote kazerne’ op het Wapenplein/Kolonel Dusartplein) noodzakelijk maakte. Het 11de zou vanaf het prille begin ten strijde trekken, waarbij kolonel Dusart als eerste hoge Belgische officier sneuvelde. Dusart had niet zo lang voor het uitbreken van de oorlog het bevel over het regiment overgenomen. In de Eerste Wereldoorlog leed het 11de linie zware verliezen. Dan waren er nog de ‘jefkes’, de leden van de Hasseltse Burgerwacht, die tot 1914 regelmatig door de Hasseltse straten paradeerden. De leden van de Burgerwacht werden als niet helemaal volwaardig beschouwd, in sommige gevallen waren het ‘carottiers’ of lijnentrekkers die vanwege hun status en/of geld aan de legerdienst waren ontsnapt. Dat belette echter niet dat zelfs in de eerste dagen van de oorlog de leden van de Burgerwacht er (nog) geen flauw gedacht van zullen gehad hebben dat ze als krijgsgevangenen naar Duitsland zouden worden gevoerd. De meeste ‘jefkes’ zouden bij het idee alleen al bleek zijn uitgeslagen. Er hing zodoende een onbestemd gevoel van onheil in de straten van het Hasselt uit de Belle Epoque. Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 - Hasselt leert de buitenwereld kennen, maar ook het racisme Hasselt zendt zijn zonen uit In 1914 werd de grote buitenlandse politiek ook in Hasselt op de voet gevolgd. De komst van de moderne tijd had het uitwisselen van informatie vergemakkelijkt. Hasselt had op dat moment een veel grotere betrokkenheid bij het buitenland dan op eender welk ander moment uit de geschiedenis van de stad. Natuurlijk waren er in de eeuwen voordien regelmatig vreemde troepen door Hasselt getrokken, maar een zo ingrijpende bezetting van de stad als in 1914-18 was nog niet voorgekomen. Laten we eerst even een kijkje nemen hoe de relaties van Hasselt met de buitenwereld voor 1914 waren. Hasselaren zwermen uit naar de grote wijde wereld Hoewel er altijd beweging is geweest van Hasselaren die uitweken naar binnenen buitenland en van niet-Hasselaren die zich in de stad kwamen vestigen, raakte deze beweging tijdens de jaren voor de Eerste Wereldoorlog in een stroomversnelling. Trein, stoomboot, fiets, auto en tenslotte ook vliegtuig maakten grotere verplaatsingen mogelijk. Bovendien nam ook de kennis van de buitenwereld toe, dankzij een betere verspreiding van de media. Telegraaf en telefoon brachten mee dat berichten uit de buitenwereld snel tot in de kleinste hoekjes van het land doordrongen. Rusland, Schotland Heel wat Hasselaren gingen in de jaren voor Eerste Wereldoorlog de wereld verkennen. Conrad Vinckenbosch ging in Rusland als ingenieur elektriciteitswerken in Kamentsburg werken. De Toekomst van Limburg wees er op dat de jongste broer van de liberale dokter Leo Saroléa in Odessa bij de Tramways een ‘zeer schone plaats’ had. Charles Saroléa, een andere broer, was professor Franse letterkunde aan de universiteit van Edinburgh. Hij gold als een internationaal vermaard literatuurspecialist, die onder andere goed thuis was in de werken van Ibsen en Tolstoj. Charles Saroléa zou nooit meer terugkeren naar Hasselt, hij overleed in Schotland en ligt daar ook begraven. Belgische consul in Chili Dokter Maloens, die in augustus 1907 naar Chili was vertrokken, stuurde op 25 november 1907 een kaartje vanuit Salto. Hij bleek het volgens de krant “De Toekomst van Limburg” goed te maken. Waarschijnlijk was hij de zoon van Josse Maxime die op het oud kerkhof begraven ligt. Guillaume Otten, ere-ingenieur bij Bruggen en Wegen, trouwde in 1899 met mejuffrouw Cousin. Laatstgenoemde was de dochter van M.L. Cousin, professor aan de universiteit van Leuven. Otten was als Hasselaar Belgische consul in Santiago in Chili. Weer een ‘betoging’! Jean Vinckenbosch, zoon van de bestuurder van de Hasseltse waterleiding en beambte bij stoker Leon Vinckenbosch, vertrok in 1907 voor twee jaar naar New York. Het is niet zeker of hij ooit is teruggekeerd. Andere Hasselaren gingen ook de grote wereld verkennen, maar keerden wel degelijk weer. Hasselaar Louis Roels, die met een hoge onderscheiding was afgestudeerd als pianist aan het Conservatorium in Luik, begon in hetzelfde jaar aan een wereldtournee. Op maandag 21 november 1907 om 19u werd een ‘betoging’ (huldebetuiging) voor hem georganiseerd, waarbij de deelnemers ‘vergaderden’ in de Statiestraat. De optocht werd begeleid door muziekharmonie St. Cecilia. Roels zou een redelijke bekendheid verwerven, hij overleed op 3 september 1939. Landverhuizers kregen begeleiding Maar ook gewone mensen gingen hun geluk elders zoeken. In 1898 waren er blijkbaar nogal wat Hasselaren die in het buitenland andere horizonten opzochten. De krant “De Onafhankelijke” adviseerde kandidaat-landverhuizers om 13 contact op te nemen met de maatschappij St. Raphaël, die kandidaatemigranten advies gaf. Op die manier bleven ontgoochelingen hun mogelijk bespaard. Inlichtingen konden worden ingewonnen bij graaf Waldbodt de Bassenheim. De schrijver (secretaris) van de maatschappij was St. d’Ydewalle uit Sint-Adries-bij-Brugge. Ridder in het legioen van eer Op 15 januari 1909 kreeg een Hasselaar een hoge Franse onderscheiding opgespeld. Ferdinand Luyckx werd door de president benoemd tot ridder in het legioen van eer. Luyckx was een gevierd zangleraar in Parijs, zijn broer Fréderic was een hoge ambtenaar bij het Frans ministerie van Justitie. De oud-Hasselaar Englebert Steemans werd op 4 februari 1908 door de Franse republiek via een decreet gehonoreerd als Officier du Mérite Agricole. Hij overleed in 1925 op 68jarige leeftijd en ligt begraven op het bekende Père Lachaise-kerkhof. Hasselaren hadden in ieder geval een hart voor wat er elders in de wereld gebeurde. Op 9 januari 1912 werd een liefdadigheidsfeest georganiseerd voor de gekwetsten van de oorlog op de Balkan. De advertentie was in het Frans, De Toekomst van Limburg vond het spijtig dat het feest zo amateuristisch georganiseerd was. Kort: olifanten kweken in Congo Hasselaren en Belgisch-Congo Uiteraard maakten ook veel Hasselaren carrière in Belgisch-Congo. Sommigen van hen keerden later terug, andere overleden daar of sleten hun laatste levensjaren in Brussel. Maar niet iedereen trok daadwerkelijk naar Afrika om daar carrière te maken, sommigen slaagden er in om van hieruit Congo te helpen besturen. Een bekende Hasselaar die het ver had geschopt, was Hubert Droogmans. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog deden geruchten de ronde dat hij algemeen secretaris van het ministerie van financiën zou worden, geruchten die uiteindelijk ook bevestigd werden. Hij was echter ook kandidaat voor een andere topfunctie, want volgens Le Matin was hij mee in de running geweest voor het Belgisch koloniaal bestuur. Droogmans was volgens de pers een man met een buitengewoon talent die bovendien al ervaring had opgedaan in het koloniaal geldwezen. Daarom kreeg hij de Orde van de Leeuw toegewezen. Hubert Droogmans was algemeen secretaris van het ministerie van Koloniën geweest, maar nam in 1911 ontslag. Hij bleef wel voorzitter van het bijzonder comiteit voor Katanga. Last van malaria Verschillende Hasselaren verbleven in 1911 in Congo. Dat was onder meer het geval met Henri Sprengers, zoon van de stadsontvanger. Die was verhuisd naar Kinshasa, een plaats die volgens de pers van die tijd vlakbij Leopoldville was gelegen, waar hij agent was geworden van een bedrijf dat ABC heette. Op zijn reis was hij zijn stadsgenoot Arthur Beeken in Boma gaan opzoeken, die maandenlang last had gehad van malaria. Beeken stond op een foto omringd door zwarten, volgens De Toekomst van Limburg voelde hij zich volslagen op zijn gemak in die tropische omgeving. Hij berichtte wel over de ontploffing van een munitiedepot in Matadi, waar verschillende blanken het slachtoffer van werden. In naam van de wetenschap De Toekomst van Limburg besteedde ook ruimschoots aandacht aan de beroemde Hasselaar Louis Stappers, zoon van de gemeentesecretaris, die na vele landen op zijn reizen bezocht te hebben al enkele jaren wetenschappelijk onderzoek in Congo deed. Stappers zou op 13 februari 1913 zijn taak beëindigen, hoewel het ministerie van koloniën hem had gevraagd om zijn opdracht met een jaar te verlengen. Stappers vond het tijd om zijn ouders terug te zien. De belevenissen van Stappers in Congo werden door de lokale pers in de mate van het mogelijke op de voet gevolgd. Al in november 1911 berichtte De Toekomst van Limburg dat Stappers, die enkele maanden voordien door het museum van Tervuren naar Congo was gestuurd, met zijn team de Luapula (een deel van de Congorivier) onderzocht. Hij was op moment van schrijven in Lukarzolwaaan het Moeromeer. ‘In den Congo’ ‘In den Congo’, zo luidde de kop van een artikel in “De Toekomst van Limburg“ enkele weken later. Arthur Beeken bleek op uitstap te zijn geweest naar Zambi, een streek stroomafwaarts van Boma en bekend voor het kweken van vee. Hij had goed nieuws van Henri Sprengers (‘is goed aangepast en kerngezond’), waar hij in regelmatig contact mee stond en van luitenant Willems. Laatstgenoemde, die zich bezighield met de kweek van olifanten, keerde voorgoed terug naar België. Beeken schreef nog dat het in Congo 35° was, dat de appelsienenbomen bloeiden en dat de mangovruchten rijp waren. ‘Gelukkig land’ zo blokletterde de krant. In december 1911 kwam Hasselaar Vandersmissen terug uit Congo, waar hij al drie diensttermijnen achter de rug had. Na 9 jaar in de kolonie te hebben doorgebracht, was hij die nog niet beu. Vandersmissen zou na een kort verblijf in Hasselt weer naar Congo vertrekken. Hij scheepte in op het stoomschip Albertville, waar hij ingeschreven stond als militair agent eerste klasse.
© Copyright 2024 ExpyDoc