Download de gehele bijdrage. - Nationaal Comité 4 en 5 mei

Verkenningsbijeenkomst Nationaal Comité 4 en 5 mei!
12 maart 2014!
Paushuis, Utrecht!
!
Bijdrage Jan Postma!
!
Over de doden!
!
‘Het leek wat krap: slechts één enkele ochtend om mijn gedachten te verzamelen. En
zoals altijd wanneer het gaat om gedachten over iets dat er werkelijk toe doet, was het
natuurlijk een hopeloze zaak. Daarom enkele flarden. !
!
Ik ben van een generatie die geen directe band meer heeft met de oorlog, geen band die
van invloed is op de eigen identiteit. Ik zal dus niet uit ervaring spreken, ik moet het doen
met een vaag besef van het gewicht van de geschiedenis. !
!
Een paar weken geleden vond ik mezelf terug op de derde verdieping van het Instituut
voor Sociale Geschiedenis in ergens in Amsterdam-Oost, op een kleine net-te-ver-doorde-regen-fietsen van het Centraal Station. Een van de medewerkers had na een half
uurtje zoeken een in bruin papier vol clichématige vlekken verpakte map opgedoken uit
het archief. Ik zocht een plekje tussen de historici die in gewijde stilte in de leeszaal hun
historici-dingen deden. !
Ik had verwacht wat losse foto’s en misschien wat blaadjes met toespraken te vinden,
maar in plaats daarvan bevatte de map ongeveer honderd vellen die met zorg waren
opgemaakt op een manier die me deed denken aan de basisschool: ik ben nog net van de
generatie die z’n werkstukken met een schaar en flink wat lijm in elkaar zette. !
Vel na vel was gevuld met artikelen over Jan Postma. Deze Jan Postma is voor zover ik
weet geen familie, maar ik heb door de jaren heen wel een zekere band met hem
opgebouwd. Er zijn natuurlijk legio Jan Postma’s – rijschoolhouders, radio-jockey’s,
supermarkteigenaren, BNR-nieuwsradiojournalisten – maar deze Jan Postma stijgt ver
boven ons allen uit. Hij was Sociaal-Anarchist en CPN-leider en werd op 31 juli 1944 in
Scheveningen geëxecuteerd door de Duitse bezetter.
!
Ik doe onderzoek voor een essay dat er ooit moet komen, een verhaal dat het navelstaren
dat volgens sommigen mijn generatie kenmerkt moet contrasteren met de grotere
werkelijkheid, het gebied buiten de navel. Het bijzondere aan Jan Postma is niet alleen dat
wat hem is overkomen, de werkelijkheid waarin hij zichzelf terugvond, het grootste ongeluk
van de recente geschiedenis. Naarmate ik hem beter leer kennen, voor zover zoiets ooit
mogelijk is natuurlijk, is het iets anders dat me treft: zijn morele kern, de waarden die hij tot
aan zijn dood uitdroeg. !
In de map vond ik een overgetypte versie van de laatste brief die hij zijn vrouw schreef,
een citaat daaruit sierde de buitenkant van map die zijn vrienden hadden gevuld toen er in
1975 een monument voor hem werd onthuld. “Wat ik de laatste maanden heb beleefd en
doorgemaakt heeft me nog meer overtuigd van de noodzakelijkheid te strijden voor een
betere samenleving […] als ik hieraan ook maar iets heb bijgedragen, was het leven en
werken niet vergeefs en het pogen alleen is reeds waard ervoor te leven en te sterven.” !
In die laatste brief aan zijn vrouw schreef hij ook over zijn zoon Paul, nog te jong om te
beseffen wat er stond te gebeuren. “Lieve Nel, help hem een degelijke jongen te worden
en een degelijk mens, die niet onverschillig door het leven gaat. Voor zijn vader hoeft hij
zich niet te schamen. Lieve Nel, laat hem in vooral niet opgroeien in blinde haat jegens het
Duitse volk. Als hij zijn vader wil wreken, laat hij het dan doen op de rotmaatschappij,
waarin wij leven en waar de oorlog en wat er aan vast zit zijn voortgekomen en waarvan
ook het Duitse volk slachtoffer is. Lieve Nel, wees flink.”!
!
Wanneer binnenkort de discussie op de opiniepagina’s weer losbarst, en ik denk dat
iedereen hier beseft dat dat weer zal gebeuren, dan zal ik bij mezelf denken: dat jongetje
had dat gedicht over zijn grootvader die fout was moeten kunnen voorlezen, en er komt
een dag dat de Duitse ambassadeur aanwezig en welkom zal zijn op de Dam. Maar ik
weet niet of het aan mij is dat al te luid te verkondigen. Misschien ‘kan’ het pas op het
moment dat wat we herdenken definitief geschiedenis is geworden, wanneer niemand
degenen die zijn gevallen aan wat ontegenzeggelijk de goede kant is nog heeft
aangeraakt. Maar voor die tijd moeten we beseffen dat dat wat kern van het herdenken
ook daarna nog kan vormen niet de dan definitief verloren herinnering aan het stoffelijke
is, maar ook een besef van de waarden die werden uitgedragen. Daar hoort een besef van
de tragische complexiteit van het leven ook bij. Dus laat ons vooral blijven wikken en
wegen over goed, kwaad en grijs, misschien is dat wat dat woord ook betekent: herdenken.’