Oriënterend onderzoek waterbodem Bergsche Maas

Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Directie Zuid-Holland
Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat
Oriënterend onderzoek
waterbodem Bergsche Maas
c 25967
Rilkswaterstaat/RIZA
Riiksinstituut voor
Integraal Zoetwaterbeheer en
Afvalwaterbehandei ing
Docu;nent:tte
Postbus
17
8200AA
LelYstad
Oriënterend onderzoek
waterbodem Bergsche Maas
In opdracht van
Contactpersoon
RWS notanummer
Opgesteld door
Datum
Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland
Afdeling Watersysteemkennis
ing. A. Broekhuizen
A,Pt2210899t2002t24
De Straat Milieu-adviseurs B.V.
Defftechpark 9; 2628 XJ Delft
6 december 2OO2
Inhoudsopgave
Inleiding
1.1
1.2
Doel van het onderzoek
1
Rapportage
1
3
Algemene beschrijving
2.1 Ligging en afmetingen
2.2 Waterstaatkundige en geologische historie
2.3 Waterhuishouding
2.4 Functies van de rivier
4
2.5
8
Waterkwaliteit
De waterbodem
3.1 Algemeen
3.2 De normering
3.3 Het onderzoek
3.3.1 Strategie waterbodembemonstering
3.3.2 Beschrijving en bemonstering boringen
3.3.3 Selectie monsters voor chemisch laboratoriumonderzoek
3.3.4 Analysepakket
g.4 Deverontreinigingssituatie
3.4.1 Algemenebeschrijving
3.4.2 lnteÍpretatie
4
1
Conclusies
3
6
7
13
13
13
15
15
15
15
16
16
16
19
21
Bljlagen
Bijlage 1:
Bijlage 2:
Bijlage 3:
Bijlage 4:
Bijlage 5:
Bijlage 6:
Bijlage 7:
Bijlage 8:
Bijlage 9:
Bijlage 1O:
Bijlage 1 1:
Bijlage 12:
Bijlage 13:
Bijlage 14:
Bijlage 15:
Bemonsteri ngsstrategie
Verontreinigingssituatie toplaag
Verontreinigingssituatie
Lutumgehalte
Organisch stoÍ gehalte
Cadmiumverontreiniging
Kwik verontreiniging
Koper verontreiniging
Nikkel verontreiniging
Lood verontreiniging
Chroom verontreiniging
Arseen verontreiniging
Zink verontreiniging
PCB verontreiniging
PAK verontreiniging
Oriënterend ondeÍzoek wateÍbodem Bergsche Maas
1
lnleiding
In voorliggende nota worden de resultaten beschreven van het oriënterend onderzoek naar
de kwaliteit van de waterbodem in de Bergsche Maas. Het riviertraject Bergsche Maas
loopt van Heusden tot aan de monding van de Donge. De aanleiding voor het oriënterend
onderzoek is een inventarisatie van de kwaliteit van de waterbodem in het
benedenrivierengebied.
1.1
Doel van het onderzoek
Het doel van het oriënterend onderzoek naar de kwaliteit van de waterbodem in de
Bergsche Maas is drieledig:
- het vaststellen of sprake is van een ernstige verontreiniging van de waterbodem;
- het bepalen van de aard van de verontreiniging;
- het vaststellen van de gedeelten van de rivier waarin zich een ernstige verontreiniging
van de waterbodem voordoet.
Als de waterbodem sterk verontreinigd is dient een nader onderzoek te worden uitgevoerd.
In het nader onderzoek wordt vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. Indien
sprake is van een saneringsnoodzaak wordt de urgentie van saneren bepaald' ln een
saneringsonderzoek wordt vervolgens nagegaan op welke wijze de sanering uitgevoerd kan
gaan worden.
1.2
Rapportage
In hoofdstuk 2 worden de ligging, de historie, de waterhuishouding, de functies en de
waterkwaliteit van de rivier beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de gegevens
met betrekking tot de waterbodem. Achtereenvolgens komen de normering voor de
waterbodem, de opzet van het onderzoek en de verontreinigingssituatie van de
waterbodem van de Bergsche Maas aan de orde. In het afsluitende hoofdstuk 4 worden
conclusies getrokken over aard en mate van verontreiniging.
I
1..
I
I
\
í;
\l
I
''
-?
-t
F
o
o)
\
,/'
./<
', I
?l{,l
t-
i
o
.
,\* ,.-o
t/'
. .,,È
c
- ,r-
Iu
a
-_e.r_
>l
, ,l\
-\----€---) =
.E
o
c,
(,
.9
-'|-l
ís
\l
.-_ 1,-
{,
, 1'
t-4...
:
- !
I
'l-1'
ll
-+
{l
,i i
i
,
r,l
11
-r-
,,
l*
' .l"i' ,$
.'ll , ..i
l
I 'k s
1-
-..-'1.1''
'
È
\',,t
,N
+ -... .,' i
G
.,', 1'
l''
o
tt
o
lt l.'"'ïl
ls*
)t
i,\f
I
o
o
E''
I
i
\l
o
It
o
o
o
G
g)
ol
ol
ol
GI
ot
s
0rl
oi
a
I
M
t4+
-li
oi
Êol
!,
-
)o
I
I
Ël
ol'
3l
o'll
.'l
Fl
irl
r
.\;
,,1
c.
1
É
\'
I
\
I
Oriënterend ondeÍzoek wateÍbodem Bergsche Maas
2
Algemene beschr'living
dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ligging en afmetingen van de riviertak Bergsche
Maas, de waterstaatkundige en geologische historie, de waterhuishouding, de functies van
de riviertak en de waterkwaliteit. Het onderzoek van de waterbodem heeft betrekking op
In
de rivier en op de havens langs de rivier'
2.1
Ligging en aÍmetingen
De Bergsche Maas is een riviertak in de benedenloop van de Maas. De Bergsche Maas
foopt vanaf het overgangspunt van de niet gekanaliseerde Maas (kmr. 226,5l.bij Heusden
tot aan kmr. 250,9 bij Geertruidenberg, het aansluitpunt op de natuurlijke rívierarm de
Amer (zie figuur 1).De Bergsche Maas staat, via de Amer, in open verbinding met de
kreken in de Brabantse Biesbosch. Het Heusdensch kanaal mondt bovenstrooms uit op de
Bergsche Maas en vormt een verbinding tussen de Afgedamde Maas en de Bergsche Maas.
Daarnaast mondt het Oude Maasje uit op de Bergsche Maas.
De Bergsche Maas bevat langs de oevers geen kribben, kent een vrijwel recht verloop en
heeft een lengte van circa 23 km [bron 1]. De breedte neemt in westelijke richting
geleidelijk toe van 150 meter nabij Heusden, 2OO meter bij Drongelen tot 3OO meter aan
de Dongemond. De Bergsche Maas heeft een gemiddelde bodemligging van NAP -5,8 m
(plus of min O,20 m) [bron 6]. Delen van de zuidelijke oevers van de rivier zijn in gebruik
als agrarisch gebied. Het totale buitendijks terrein heeft een oppervlakte van circa 894 ha.
Over de Bergsche Maas liggen twee vaste verkeersbruggen: ter hoogte van Heusden
(kmr. 231)de brug van de N267 en nabij Keizersveer (kmr. 247,8l'de brug van de A27.
fn het stroomgebied van de Bergsche Maas bij Heusden lkmr.229,2), bij Drongelen (kmr.
236,1) en Geertruidenberg (kmr. 250,8) liggen diverse (jacht)havens en scheepswerven' In
de jachthavens is plaats voor maximaal 60 doorgaande recreatieschepen (passanten), er
zijn maximaal 2080 vaste ligplaatsen.
OÍiënterend onderzoek waterbodem Bergsche Maas
2.2
Waterstaatkundige en geologische historie
Waterstaatkundige historie
Tot ver in de middeleeuwen stroomde de Maas als een geheel zelfstandige rivier langs het
huidige Heusden in westelijke richting via Maasdam, in de huidige Hoekse Waard, naar
zee. Om overstromingen in de toenmalige Zuidhollandse Waard, gelegen tussen
Geertruidenberg en Dordrecht te voorkomen, heeft omstreeks 127O een grote ingreep
plaatsgevonden. De Maas werd vanaf Hedikhuizen (nabij Heusden) noordwaarts naar
Woudrichem geleid. Bij Hedikhuizen werd de loop van de Maas afgedamd. Om
overstroming van de Zuidhollandse Waard vanuit zee te voorkomen werden bij Maasdam
(Hoekse Waard) sluizen in de oude loop van de Maas geplaatst.
Na de ingrepen vloeide de afvoer van de Maas in Woudrichem samen met de afvoer van de
Waal in de Boven Merwede. Bij piekafvoeren van Rijn (Waal) en Maas vormde deze situatie
een bedreiging voor de dijken langs de Boven en Beneden Merwede en voor de stad
Dordrecht. In de negentiende eeuw is daarom tot enkele drastische ingrepen besloten. Via
de aanleg van de Nieuwe Merwede aan het einde van de negentiende eeuw is de
waterafvoer van de Boven Merwede grotendeels naar het Hollandsch Diep geleid. ln 1883
is tot aanleg van de Bergsche Maas besloten. De Bergsche Maas werd van 1888 tot 1904
als nieuwe benedenloop van de Maas aangelegd [bron 2J. Hierbij volgde ze gedeeltelijk de
waterloop van het Oude Maasje (zie figuur 2). Het gegraven deel sluit aan op de Amer'
Doordat sindsdien het Maaswater via de Bergsche Maas en het Waalwater via de Nieuwe
Merwede naar het Hollandsch Diep wordt omgeleid, is de afvoer van de Beneden Merwede
verminderd.
Sinds de afsluiting van het Volkerak en het Haringvliet is de getij-invloed op de Bergsche
Maas sterk gereduceerd. Alleen bij lage rivierafvoeren treedt nog een stroomkentering op.
Geologie en bodemopbouw
De bodem in de regio wordt gevormd door een matig tot slecht doorlatende holocene
deklaag (de Nuenengroep). Onder de bodem van de Bergsche Maas heeft deze deklaag een
dikte van circa 2 meter. De deklaag is samengesteld uit fijne slibhoudende zanden,
aÍgewisseld door enkele dikke klei- of leemlagen.
Onder het holocene pakket bevindt zich het watervoerende pakket bestaande uit de
pleistocene formaties van Veghel en Sterksel. De dikte van deze formatie varieert van 25
meter bij Geertuidenberg tot 50 meter bij Heusden. Het pakket bestaat voornamelijk uit
grofzandige afzettingen met grind [bron 3].
:r
o)
o
{,
E
E
uJ
-vf-.:
o
.g
o
(l,
(,
,2
o
CD
o
CL
o
F
It
o
ctt
Q'
It
Ê
o
o
3(t
o
G
ctt
o
o
o
@
@
(!
o
a
o
(!
E
|l,
c,
o
q
E)
0,
E
q,
T'
!,
tr
o
!t
.9
llq)
ED
o
o
ED
.g
o
J
J
';
o
{,
(,
.9
o
.9
I
N
.9
tt
g'
Ro
tn6
EP
gB
o
O)L
€a
Eg
IE
II
II
II
OriénteÍend onderzoek waterbodem Bergsche Maas
Actuele sedimentatie
Door Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland is onderzoek gedaan naar de slib- en
zandbeweging in het Noordelijk Deltabekken over de periode 1982-1992 lbron 4].
De Bergsche Maas ligt in de zuidrand van het Noordelijk Deltabekken. In een groot deel van
de rivieren die deel uitmaken van de zuidrand heeft het sedimentatieproces, dat optrad
sinds de afsluiting van het Haringvliet in 1970, zich in de periode 1982-1992 voortgezet'
Voor de Bergsche Maas is daarentegen sprake van een vrijwel stabiele situatie, met een
geringe erosie in het bovenstroomse gedeelte en een geringe sedimentatie in het
benedenstroomse gedeelte. Gerekend over de gehele lengte van de Bergsche Maas trad in
de periode 1g82-1992 jaarlijks netto een sedimentatie op van gemiddeld 23'243 m3 lbron
4t.
fn de Bergsche Maas is in de periode 1982-1992 jaarlijks gemiddeld 34'091 m3 gebaggerd.
Tot 1992 vonden de meeste baggerwerkzaamheden plaats tussen Well en Heusden
(kmr.226,6-230,5) en tussen Peerenboom en Geertruidenberg (kmr.246,2-249,5\' Vanaf
1992 is het baggerwerk meer verdeeld over de gehele Bergsche Maas uitgevoerd' Na 1997
is er niet meer gebaggerd. Behalve het baggerwerk om onderhoudsredenen is er uit het
rivierprofiel ook zand verwijderd in het kader van zandwinning. De uitgevoerde
werkzaamheden hebben niet tot grote veranderingen in de bodemligging geleid doordat de
jaarlijkse sedimentatie van een zelfde ordegrootte is lbron 4]. Verder heeft ook enig
stortwerk plaatsgevonden in het kader van onderhoud van rivier, oever en kunstwerken'
2.3
Waterhuishouding
De Bergsche Maas wordt gevoed door de Maas en de Brabantse watergangen' Daarnaast
vindt er waterafvoer op de Bergsche Maas plaats van aangrenzende gebieden [bron 1]' Op
gemaal Hagoort
de noordoever ligt het zuidelijke deel van het Land van Altena dat via het
jaarlijks
45 x 106
te Drongelen (kmr. 2gg,2) loost op de Bergsche Maas. Gemiddeld wordt
gemaal
ligt
zuidoever
m3 overtollig water door dit gemaal op de rivier uitgeslagen. Op de
jaar
Gansoyen (kmr. 235) dat het westelijk en middengebied van Altena bemaalt' Per
gemaal
wordt hier circa 37 x 1Oo m3 uitgemalen. Het grootste lozingspunt betreft
gemaal
Keizersveer dat circa g1 x 1oo m3 indirect loost via het Oude Maasje. Verder lozen
Dombosch (kmr, 249) en gemaal Overdiep (kmr.241,5) rechtstreeks op de Bergsche Maas
[bron 5].
Bij lage Maas- en Rijnafvoeren treedt over de gehele lengte van de Bergsche Maas
stroomkentering op, tengevolge van de getij-invloed op zee. Bij een klein debiet van 600
Heusden
m3/s van de Rijn en 3b m3/s van de Maas is de maximale eb- en vloedsnelheid bij
de Amer
op
alleen
respectievelijk22 cm/s en 1O cm/s. Bij gemiddelde rivierafvoeren treedt
stroomkentering door getij-invloed op. Door de invloed van het getij zijn stroomsnelheden
de
en waterstanden niet alleen afhankelijk van de afvoer van de Maas, maar ook van
zeewaterstanden lbron 1].
Oriënterend onderzoek waterbodem Bergsche Maas
In de huidige situatie kan de Bergsche Maas het aangevoerde rivierwater veilig verwerken.
Bij hoge rivierafvoeren worden de maatgevende hoogwaterstanden (MHW) op de rivier niet
overschreden. Kenmerkende waterstanden onder gemiddelde omstandigheden voor de
Bergsche Maas gemeten bij peilmeetstation Heesbeen (kmr. 230,6) zijn een
hoogwaterstand NAP +O,74 m en een laagwaterstand NAP+O,54 m lbron 1].
Rond de Bergsche Maas fungeren de pleistocene formaties van Veghel en Sterksel als
eerste watervoerende pakket. De grondwaterstroming in dit pakket, dat een gemiddelde
dikte heeft van 25 tot 50 meter, is in noordwestelijke richting. Op basis van het verschil
tussen bodemdiepte van de Bergsche Maas en de stijghoogte van het 1" watervoerend
pakket is in de Bergsche Maas sprake van een kwelsituatie.
2.4
Functies van de rivier
In het Beheersplan Nat (BPN) van Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland [bron 6] is aan de
Bergsche Maas een aantal functies toegekend. Deze worden hieronder kort toegelicht.
1.
Afvoer van water, iis en sediment
De Bergsche Maas heeft als functie het afvoeren van water, ijs en sediment naar de Amer.
Ook bij de hogere afvoeren treden in de huidige situatie geen problemen op, omdat de
buitendijkse terreinen zodanig zijn ingericht dat ze een bijdrage leveren bij de afvoer en
tijdelijke berging van het overtollige rivierwater.
Op de Bergsche Maas is de Beleidslijn 'Ruimte voor de rivier' van toepassing. Omdat de
Bergsche Maas aan zijn gedefinieerde functie voldoet ziin er (anno 2OOO) geen
verbetermaatregelen met betrekking tot de functie afvoer van water, ijs en sediment
opgesteld [bron 6].
2. Beroepsvaart
en recreatievaart
De Bergsche Maas is volgens de indeling van het Tweede Structuurschema Verkeer en
Vervoer aangewezen als hoofdvaarweg'
De Bergsche Maas is van groot belang voor de recreatievaart. In de beleidsvisie
Recreatietoervaart 2OOO is de Bergsche Maas benoemd als verbindingswater voor
motorboten met een hoogte tot 3,5 meter.
3. Ecologie
De oevers langs de rivieren vormen een onderdeel van de ecologische hoofdstructuur.
Verder is er ruimte voor natuurontwikkeling. De Bergsche Maas verbindt de Biesbosch met
bovenstrooms gelegen natuurgebieden. De Bergsche Maas is in de Nota Landschap
aangegeven als bestaand 'Nationaal Landschapspatroon', dat wil zeggen dat de rivier een
zekere betekenis heeft voor de identiteit van het landschap.
OÍiënteÍend ondeÍzoek waterbodem Beígsche Maas
Het streeÍbeeld voor de ecologie wordt aangeduid in ecotopen. In het Beheersplan Nat is
aangegeven dat er een minimale aanwezigheid moet zijn van verschillende ecotopen zoals
'diep water', 'ondiep water', 'rietgors', 'vloedbos'en 'overstromingsarm vloedbos" Deze
ecotopen moeten bij de Bergsche Maas in totaal 1253 ha in beslag gaan nemen [bron 6].
4.
Oeverrecreatie en sportvisserij
ln Geertruidenberg en Heusden worden zogenaamde waterfronten ontwikkeld. Hierbij
wordt de grens van stad en rivier ontwikkeld tot een recreatieve boulevard. Daarnaast
vindt aan de Bergsche Maas sportvisserij plaats. In de toekomst wordt vanuit de vierde
Nota Waterhuishouding bij grootschalige plannen voor natuurontwikkeling aandacht
gevraagd voor recreatie.
5.
Beroepsvisserij
vindt op beperkte schaal beroepsvisserij plaats. Vissooiten kenmerkend voor
getijdengebieden als fint en spiering, komen als gevolg van het huidige beheer van de
Haringvlietsluizen vrijwel niet meer voor.
Er
6. Overige functies
De Bergsche Maas heeft evenals de Amer en de Maas een functie in de
drinkwatervoorziening. Daarnaast dient de Amer als regionale watervoorziening. Op diverse
punten wordt water ingelaten. Water wordt 's zomers via het Oude Maasje onttrokken
voor het Land van Altena. Ook aan de zuidoever wordt nog water onttrokken. Verder zijn
delen van de zuidelijke oevers in gebruik als agrarisch gebied. Rondom de stedelijke
agglomeraties liggen buitendijkse industriegebieden, havens en scheepswerven. Een
gedeelte van de buitendijkse gebieden vervult een woonfunctie.
2.5
Waterkwaliteit
De kwaliteit van de waterbodem wordt bepaald door de kwaliteit van het water en de
kwaliteit van het zwevend stof in de rivier. Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt
tussen verontreinigingen aangevoerd door de rivier, dus afkomstig van elders, en
verontreinigingen als gevolg van lokale lozingsbronnen.
OÍiënterend ondeÍzoek wateÍbodem BeÍgsche Maas
Aanvoer verontreinigingen door de rivier
De waterkwaliteit in de Bergsche Maas wordt vooral bepaald door de kwaliteit van het
Maaswater. VanaÍ omstreeks 1930 zijn de gehaltes aan zware metalen in het water van de
Maas en het daarin aanwezige zwevend stof vrijwel voortdurend gestegen. De gehaltes
aan zware metalen bereikten in de periode 1960-1970 een maximum van circa 600 mg/kg
zink en circa 200 mg/kg koper. Veel organische microverontreinigingen, zoals PAK's en
PCB's, vertonen eenzelfde beeld als de zware metalenvervuiling: hoge gehalten in de jaren
vijftig, zestig en begin jaren zeventig. Als gevolg van maatregelen tegen lozingen van
verontreinigd water in internationaal verband, is de kwaliteit van het Maaswater in de
periode na 1970 sterk verbeterd [bron 7]. Vanaf de jaren negentig is niet meer sprake van
een duidelijke verbetering van de kwaliteit van water en zwevend stof in de Maas (zie
figuur 3).
Figuur 3: Verloop van de gehalten aan zware metalen en PCB's in het zwevend stoÍ van de Maas op het
meetpunt Eijsden, vanaf 1989.
Koper (in
Cadmium (in trB/kg)
30
rg/kg)
300
25
2&
n
M
15
í50
10
1m
5
U
0
U
1989 1990 í991 1992 1993 1994 í995 1996
1S7
1989 1990 1991 1992 1990 1994 1995 1996 1997 19qi
1998
Nikkel (in
Kwik (in mg/kg)
rq/kg)
100
í,8
@
1,5
1,2
60
0,9
Q
0,6
n
0,3
0
1989 1990
íS1 í992
1990 1994 1995
0
íS6 1997 í998
Znk (in mgíkg)
1989 19S0 í991 1992 í993
m
íggf í995 1996 1997 1998
Som7rcB(inUgfl<g)
200
150
1m
il
0
1989 1990 199í 1gg2 1993 1994 1995
íS6
1997
1998
1989 1990 1991 19S2 1993 1994 í995 19S6 1997
1998
10
OriënteÍend ondêízoek waterbodem Bergsche Maas
ln tabel 1 zijn gegevens opgenomen van de kwaliteit van het zwevend stof in 1998 in de
Maas bij het meetpunt Eijsden en in de Bergsche Maas bij het meetpunt Keizersveer.
Hoogste waarden, mediaanwaarden en laagste waarden van de gehahen aan microverontreinigingen in
de Maas bU Eijsden en in de Bergsche Maas bii gemaal Keizersveer in 1998, uitgedrukt in mg/kg standaard
zwevend stof (4O% lutum, 2096 organische stoÍl Íbron 81. De stoÍÍen waaÍvooÍ het Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR) wordt overschreden z'rjn gemarkeerd weeÍgegeven, Vetgedrukt is MTR<stof <2xMTR, vet en
cursieí gedrukt is 2xMTR < stoÍ < SxMTR.
Tabel
1:
Keizersveer
Eijsden ponton
Parameter
Hoogste
waarde
Mediaanwaarde
Laagste
waarde
Hoogste
waarde
Mediaanwaarde
Laagste
waarde
Cadmium
28,4
8,8
2,5
9,3
8,0
7,7
Chroom
164.3
88.O
28
109,3
93,1
39
Koper
410,8
165,4
50
309,5
101,4
84,8
Kwik
1.3
o,7
o,23
0,93
0.8
0,5
Nikkel
148,5
57,9
26
66,5
53,4
31
Lood
377,4
203,1
85
230,9
173,6
140
Zink
2619
1214
480
1049
957
800
6 PAK BorneÍÍ
14,2
5,8
1,0
5,4
5,0
3,3
Som 7 PCB's *
í94
95
11
151
99
75
* som 7 PCB's van Balschmieter
Tabel 1 laat zien dat enkele huidige gehaltes, vooral zink, koper en PCB's, de MTR-waarde
Eijsden
overschrijden. De gemeten gehaltes aan zware metalen blijken bij het meetpunt
worden dat
hoger dan bij het meetpunt Keizersveer in de Bergsche Maas. Opgemerkt moet
kunnen
uit deze vergelijking tussen Eijsden en Keizersveer niet rechtstreeks conclusies
worden getrokken over de invloed van verontreinigingsbronnen in Nederland. Tussen
rivier
Eijsden en Keizersveer bestaan verschillen in herkomst en textuur van het met de
per
tijdseenheid
meegevoerde zwevend stof en in de hoeveelheid zwevende stof die
passeert.
OÍièntsrend oÍrdêrzo€k waterbodsm Belgschg Maas
Lokale lozingsbronnen
Door de invoering van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) in 197O is de
mate van verontreiniging door lozingen sterk aÍgenomen. Enkele scheeps{reparatie)werven
en andere bedrijven bij Geertruidenberg en Heusden hebben een vergunning voor het lozen
van afvalwater. Ook de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Waalwijk loost op de
Bergsche Maas [bron 9]. Verder vinden lozingen van polderwater plaats vanuit de diverse
aan de rivier gelegen gemalen lzie t2.3t-.In het verleden zijn langs de Bergsche Maas meer
scheeps(reparatie)werven actief geweest.
Als gevolg van bovengenoemde lozingen kunnen lokaal verhoogde gehalten aan onder
meer zware metalen (RWZ|, scheepswerven, bedrijfsafvalwaterlozingen), PAK
(scheepswerven) en bestrijdingsmiddelen (polderwater) voorkomen.
Oriënterend onderzoek waterbodem Bergsche Maas
3
De waterbodem
3.1
Algemeen
13
Zoals vermeld in 52.5 bevatten het water en het zwevend stof van de Maas en daarmee
ook dat van de Bergsche Maas, verhoogde concentraties aan zware metalen en organische
microverontreinigingen. De verontreiniging met zware metalen dateert al vanaf het einde
van de negentiende eeuw. ln de loop van de twintigste eeuw zijn water en zwevend stof in
de Maas ook in sterke mate verontreinigd geraakt met organische microverontreinigingen.
Daarnaast kunnen de lokale lozingsbronnen langs de Bergsche Maas en de kwaliteit van de
Brabantse watergangen bijdragen aan de verontreiniging van water en zwevend stoÍ.
De waterbodemkwaliteit wordt bepaald door de textuur van het afgezette sediment. Zware
metalen en organische microverontreinigingen worden door het hoge lutum- en organische
stofgehalte sterk gebonden aan het fijne sediment (slib). Dit slib wordt in gedeeltes van de
rivier met lage stroomsnelheden, zoals havens, afgezet. Naar verwachting doet zich daar
dus de sterkste verontreiniging van de waterbodem voor.
Er moet rekening mee worden gehouden dat lokale bronnen van verontreiniging (lozingen)
plaatselijk kunnen leiden tot hogere gehalten aan verontreinigingen in de slib- en
zandfractie dan in hetzelfde materiaal elders in de rivier.
3.2
De normering
De kwaliteit van de waterbodem is beoordeeld middels een toetsing aan de
productkwaliteitsnormen uit de Vierde Nota Waterhuishouding [bron 1O]. Voor deze
toetsing worden de gemeten waarden voor de individuele stoffen en stofgroepen
(parameters) omgerekend naar waarden voor de standaardbodem (10% organische stof;
25% lutum).
Oriënterend onderzoek wat€rbodem Bergsche Maas
14
Bij toetsing aan de normen wordt voor de individuele parameters een klassenindeling
bepaald:
klasse
O
klasse
1
streef waarde
grenswaarde
klasse 2
toetsingswaarde
klasse 3
interventiewaarde
klasse 4
Uit de resultaten van de toetsing aan de normen voor de individuele parameters wordt het
eindoordeel, volgens de Vierde Nota Waterhuishouding, voor de betreffende monsters als
volgt afgeleid:
klasse
O:
klasse
1:
klasse
2:
klasse
3:
klasse
4:
Het risiconiveau van deze kwaliteitsklasse wordt verwaarloosbaar geacht. De
kwaliteit van de waterbodem behoort tot deze klasse als de streefwaarden niet
signif icant worden overschreden.
Voor deze kwaliteitsklasse geldt dat de risico's op nadelige effecten
toelaatbaar worden geacht. De grenswaarden worden voor maximaal twee
stoffen of stofgroepen overschreden. De overschrijding is niet meer dan 5oolo
van de normwaarde. De grenswaarde voor PAK wordt niet overschreden.
De waterbodem is licht verontreinigd. De toetsingswaarden worden voor
maximaal twee stoffen of stofgroepen met niet meer dan 507o van de
normwaarde overschreden. De toetsingswaarde voor PAK wordt niet
overschreden.
De waterbodem is matig verontreinigd. Voor geen enkele stof of stofgroep
wordt de interventiewaarde overschreden'
De waterbodem is sterk verontreinigd. Onderzoek naar de saneringsnoodzaak
is vereist. Het gehalte van tenminste één stof of stofgroep is groter dan de
interventiewaarde.
Voor de individuele parameters is ook getoetst aan de MTR-waarde voor sediment (zie
52.5). Voor zware metalen is aanvullend getoetst aan de signaleringswaarden voor de
waterbodem.
OÍiênterend onderzoek watêrbodem BeÍgsche Maas
3.3
15
Het onderzoek
De bemonstering van het oriënterend waterbodemonderzoek in de Bergsche Maas heeft in
de zomer van 2OO2 plaatsgevonden. ln deze paragraaf wordt ingegaan op de gevolgde
boorstrategie, op de wijze van beschrijven en bemonsteren van de boringen, op de selectie
van monsters voor het laboratoriumonderzoek en op het gehanteerde analysepakket.
3.3.1
Strategie waterbodembemonstering
Voor het opstellen van het boorplan zijn tijdens een veldinventarisatie de verdachte locaties
vastgesteld. Als verdachte locaties zijn aangemerkt:
- zijtakken van de rivier waarin fijn sediment kan bezinken, zoals havens;
- lozingspunten van bedrijven en zuiveringsinstallaties'
Op verdachte locaties zijn één of meerdere vibrocorer boringen uitgevoerd. Daarnaast zijn
verspreid over de rivier extra vibrocorer boringen gezet. In totaal zijn, met behulp van een
kraanschip, 80 vibrocorer boringen uitgevoerd. Om een gebiedsdekkend beeld te krijgen
van de toplaag van de waterbodem zijn aanvullend 50 bemonsteringen van de toplaag
verricht volgens de valbom-methode. De boorlocaties en de locaties van valbombemonsteringen zijn op kaart weergegeven in bijlage 1.
3.3.2
Beschr'rjving en bemonstering boringen
De RD-coórdinaten van de boorpunten zijn met behulp van DGPS vastgelegd. De
diepteligging van de waterbodem is op de boorlocaties ten opzichte van het NAP gemeten'
De boorprofielen zijn telkens per te onderscheiden bodemlaag bemonsterd.
3.3.3
Selectiemonstersvoorchemischlaboratoriumonderzoek
Bij de selectie van monsters voor het chemisch laboratoriumonderzoek zijn vrijwel alle
monsters van de bovenlaag van de profielen van de vibrocorer boringen geselecteerd.
Omdat verontreinigingen sterk worden gebonden aan sediment met een fijne textuur zijn
monsters van de onderliggende slibhoudende lagen geanalyseerd. Middels analyses van
onder het slib liggende zand- en kleilagen is getracht eventuele verontreinigingen verticaal
af te bakenen. In totaal zijn op deze wijze 158 monsters van de boorprof ielen en 39
valbom-monsters voor analyse geselecteerd'
OriènteÍend onderzook waterbodem B€Ígsche Maas
3.3.4
Analysepakket
De voor het laboratoriumonderzoek geselecteerde monsters zijn geanalyseerd op het
standaard parameterpakket van Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland:
Fysische parameteÍs:
- droge stof
- CaCO.
- organische stof, gloeirest
- korrelgrootteverdeling (fracties < 2, < 16, < 63, <21O Um)
-pH
Ghemische parametets:
- arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink
-
EOX
PAK (16 EPA)
pentachloorbenzeen en hexachloorbenzeen
PCB's (7 van Balschmieter)
organochloorbestrijdingsmiddelen: DDT+derivaten, drins, o-, p-, y-HCH, heptachloor,
hexachloorbutadiëen en o-endosulfan
minerale olie (GC)
3.4
De verontreinigingssituatie
De analyseresultaten zijn getoetst aan de product- en milieukwaliteitsnormen voor
sediment, zoals weergegeven in de Vierde Nota Waterhuishouding lbron 1O]. In deze
paragraaf worden de toetsingsresultaten allereerst in algemene termen beschreven.
Vervolgens worden de resultaten geïnterpreteerd in relatie tot de herkomst van de
verontreiniging.
3.4.1
Algemene beschr'tiving
Tabel 2 geeft een overzicht van het eindoordeel van de toetsing aan de Vierde Nota
Waterhuishouding van alle 197 geanalyseerde monsters. ln tabel 3 zijn de
toetsingsresultaten per parameter monsters weergegeven.
16
17
Oriênterend ondêÍzoek wateÍbodem Beígsche Maas
Tabel 2: Overzicht eindoordeel van de toetsing van de analyseresultaten van 197 monsters aan de
productkwaliteitsnormen van de Vierde Nota Waterhuishouding.
Aantal monsteÍs
Klasse
o/o
monsters
45
Klasse 0
89
Klasse
12
o
37
19
1
Klasse 2
Klasse 3
10
5
4
41
21
Klasse
) Signaleringswaarde
Totaal
8
4
197
100
Het eindoordeel van de toetsing aan de productkwaliteitsnormen van de Vierde Nota
Waterhuishouding voor de monsters van de toplaag (inclusief valbom-monsters) is op kaart
weergegeven in bijlage 2. In bijlage 3 is het eindoordeel voor zowel de toplaag als de
onderliggende lagen grafisch in beeld gebracht. Hierbij is tevens de samenstelling van het
bijbehorende bodemmateriaal gepresenteerd.
Uit de toetsingsresultaten blijkt dat twee zware metalen (cadmium en zink) in vrijwel alle
klasse 4 monsters (mede) klassebepalend zijn. Ook PCB's zijn enkele malen klasse 4
(mede)bepalend. In één enkel geval is PAK de enige klasse 4 bepalende stofgroep. Voor
klasse 3 monsters geldt dat de indeling voornamelijk wordt bepaald door PCB's. In één
enkel geval is de indeling in klasse 3 bepaald door PAK, in een ander geval door
DDT + derivaten.
De aard van de waterbodemverontreiniging in de Bergsche Maas komt overeen met de
verontreiniging in het zwevend stof, zoals gemeten op de meetpunten Eijsden en
Keizersveer (zie tabel 1). De geconstateerde overschrijdingen van de MTR-waarde in het
zwevend stof voor koper, nikkel, zink en PCB's doen zich ook in de waterbodem voor (zie
tabel 3). Voor cadmium geldt dat de concentraties in de waterbodem (in 33 monsters
>MTR) aanmerkelijk hoger zijn dan in het zwevend stof (<MTR). Dit vormt een
bevestiging van de verbetering van de waterkwaliteit in de Maas.
De klassenindeling voor de individuele zware metalen, som PAK en som PCB's is in de
bijlagen 6 tot en met 15 in kaart gebracht. Voor de zware metalen zijn in deze bijlagen
tevens de overschrijdingen van de signaleringswaarden vermeld. Voor som PCB's (bijlage
14) zijn gehalten aangetroffen die in enkele gevallen onder de detectiegrens van de
analysemethode liggen. ln deze gevallen is dat met grijstinten aangegeven.
18
Oriënterend onderzoek waterbodem BeÍgsche Maas
Tabel 3: Overzicht Íesultaten toetsing aan de normering van de Vierde Nota Waterhuishouding voor de 197
monsteÍs van de watêÍbodem van de Bergsche Maas.
Aantal monsters Per klasse
Parameter
< detectie
Grens
klasse
O
Klasse
1
klasse 2
Klasse 3
Klasse 4
>MTR
>S
a:
33
:
Cadmium
12t
11
17
o
Kwik
138
138
149
140
108
175
185
2
37
20
28
27
31
21
Koper
Nikkel
Lood
Zink
Chroom
Arseen
Pentachloorbenzeen
Hexachloorbenzeen
chloorbenzenen
lSom
I
lPcB-28
lPcB-52
lPcB-101
lPcB-138
lPcB-l53
lPcB-180
lPcB-1 18
(7)
lPcB
I
lAldrin
lDieldrin
lAldrin + dieldrin
lEndrin
drins
lSom
+ derivaten
IDDT
lo-HcH
l9-Hctt
lv-Hcx
IHCH-verbindingen
lHeptachloor
-epoxide
lHeptachloor +
Hexachloorbutadiëen
I
lo-endosulÍan
lSom pesticiden
i"
7
41
30
27
8
32
39
30
75
67
73
82
90
85
70
15
13
5
rào
o
120
1
12
36
127
1
13
37
111
13
42
31
104
95
100
113
97
11
36
35
46
36
48
49
22
149
12
12
't4
17
5
195
2
55
1
33
42
192
3
54
q
I
181
24
12
125
Som PAK
I
34
22
84
104
EOX
57
45
4
194
r96
3
1
172
159
19
152
45
ío
1
6
16
17
179
1
196
153
196
42
2
3
rÀ+
141
14
28
183
18
178
3
2
1
25
3
1
39
o
33
43
8
107
Minerale olie (GCl
O: < stÍêêÍwaarde venwaartoosUaar risiconiveau, einddoelstelling vooÍ de waterbodem op lange termirn
klasse 1:< grenswaarde: de risico's worden toelaatbaar geacht
klasse 2:) grenswaarde, < toetsingswaaÍde: licht verontreinigde waterbodem
klasse 3: ) toetsingswaarde: matig verontreinigde waterbodem
klasse 4:) interventiewaarde: sterk verontreinigde wateÍbodem, onderzoek naar saneringsnoodzaak vereist
>MTR :) mogelijk ondervindt meer dan 5% van de soorten in het ecosysteem negatieve eÍfecten
> S : > signaleringswaarde vooÍ metalen: mogelijk hoge urgentie tot saneren'
* Voor deze stoÍgroepen bestaan geen MTR-waarden. Voor individuele stoÍÍen uit deze stoÍgroepen zijn wel
overschrijdingen van de MTR-waarde geconstateerd.
t
OÍiênteÍend onderzoek wateÍbodem Bergsche Maas
3.4.2
19
Interpretatie
Verontreinigingsgraad
De verontreinigingsgraad van de waterbodem vertoont in de Bergsche Maas in het
algemeen een relatie met de aard van het sediment. Klasse 3 en 4 verontreiniging worden
voornamelijk in de sliblagen aangetroffen. In matig grof en grof zandige lagen zijn maar
enkele locaties waar klasse 3 verontreinigingen zijn aangetroffen. Op één locatie is in matig
tot grof zand een klasse 4 verontreiniging aangetroffen. Deze verschillen in klassenindeling
tussen slibmonsters enerzijds en zandmonsters anderzijds kunnen worden verklaard uit het
feit dat het fijnere sediment (slib) de microverontreinigingen sterker bindt dan het grovere
sediment (zand).
De kfei- en zandlagen (variërend van fijn tot grof zand) zijn overwegend in klasse O, 1 en 2
ingedeeld. Hoewel ook klei microverontreinigingen sterk kan binden, zijn de kleilagen niet
verontreinigd. De verklaring hiervoor is dat de kleilagen zijn afgezet in een periode dat de
rivier nog geen verontreinigd sediment meevoerden. Opvallend is dat bij de aansluiting van
de Bergsche Maas op het Heusdensch kanaal (boorlocatie 65) een sliblaag, op meer dan
1 m diepte, als klasse O is aangemerkt. Vermoedelijk betreft het hier een sliblaag die is
afgezet voordat de rivier verontreinigd raakte.
De sterkste verontreinigingen worden aangetroffen in slibpakketten die tussen circa 193O
en 1970 zijn afgezet. Sinds 1970 is de kwaliteit van water en sediment sterk verbeterd.
Op sedimenterende locaties kan de kwaliteit van de toplaag daardoor beter zijn dan de
kwaliteit van de dieper gelegen lagen. Dit verschijnsel is waargenomen op boorlocaties
verspreid over het gehele riviertraject: boorlocaties 4,7,14,47 en77.In de diepere lagen
is ook relatief vaak sprake van overschrijdingen van signaleringswaarden, zoals aangetoond
op de boorlocaties 4,7, 38 en 66.
Verontreinigin gspatroon
De klasse 4 verontreinigingen in zowel toplaag als de diepere lagen concentreren zich in en
rond delen van de oeverzone, inhammen, zijtakken en havens van de Bergsche Maas. Op
deze locaties wordt relatief fijn sediment (slib) met een hoge verontreinigingsgraad afgezet.
Voorbeelden van plaatsen met duidelijke clusters van klasse 4 verontreinigingen in de
toplaag zijn:
- de havens bij Heusden;
- de oever ter hoogte van Geertruidenberg;
- de oever ter hoogte van Peerenboom en Keizersveer;
- de oever ter hoogte van Dombosch;
- het kanaal naar de Waalwijksche Haven.
OÍiëntêrend ondeÍzoek waterbodem Bergsche Maas
In het middengedeelte van de rivier is zand en in enkele gevallen slib en klei aangetroffen
als bovenlaag. Aan de oevers wordt zand, klei, slib en in enkele gevallen veen aangetroffen
(ter hoogte van Groote Polder nabij zijtak Spijkerboor). De toplaag van het middengedeelte
van de rivier bestaat voornamelijk uit klasse 2 materiaal.
Ter hoogte van Genderen en de Vlierdakker, aan beide oevers en in het middengedeelte, is
de algehele kwaliteit beter dan elders. De onderzochte monsters van de toplagen en de
diepere lagen bestaan daar vrijwel allemaal uit materiaal van klasse 2 of beter.
Verontreinigingsbronnen
De onderlinge verschillen in de mate van verontreiniging tussen monsters van de
waterbodem kunnen worden toegeschreven aan verschillen in aard en ouderdom van het
met de rivier de Maas aangevoerde sediment. Er bestaan geen duidelijke aanwijzingen voor
bijdragen van lokale bronnen aan de waterbodemverontreiniging. In het monster van de
zandige toplaag (O-30 cm) van boring 40, ter hoogte van Meeuwen, is PAK als enige
parameter sterk verhoogd aangetroffen. Een dergelijk hoog gehalte aan PAK komt elders
niet voor. Vermoedelijk is deze afwijkende analyse het gevolg van het deeltjeskarakter van
PAK: in het analysemonster kan min of meer toevallig een sterk PAK-houdend deeltje ter
grootte van een zandkorrel zijn beland.
Consequenties
Vanwege het voorkomen van overschrijdingen van de interventiewaarden (klasse 4) is op
grond van de Wet bodembescherming een nader onderzoek naar de omvang en de bronnen
van de verontreiniging noodzakelijk.
Voor het bepalen van de omvang dient de verontreiniging horizontaal en verticaal
afgebakend te worden. Omdat het voorkomen van klasse 4 sterk gerelateerd blijkt te zijn
aan het voorkomen van sliblagen is voor deze afbakening van de verontreiniging inzicht
nodig in de ligging van de slibpakketten. In het oriënterend onderzoek zijn met name langs
de oevers, de inhammen en de havens matig tot sterk verontreinigde sliblagen
aangetroffen. In het nader onderzoek dient ook de omvang van de verontreiniging als
gevolg van lokale bronnen beter in kaart te worden gebracht.
Oriënterend onderzoek waterbodem Beígsche Maas
4
21
Conclusies
Naar aanleiding van de resultaten van het oriënterend onderzoek naar de
waterbodemkwaliteit in de Bergsche Maas wordt het volgende geconcludeerd:
1
. Voor cadmium, zink, som
1O PAK en som 7 PCB's zijn verspreid over de Bergsche
Maas één of meerdere overschrijdingen van interventiewaarden aangetoond. Volgens de
Wet bodembescherming is bij overschrijding van één of meerdere interventiewaarden in
een waterbodemvolume van meer dan 25 m3 sprake van een ernstige verontreiniging
van de waterbodem.
2.
Bij toetsing aan de productkwaliteitsnormen van de Vierde Nota Waterhuishouding blijkt
dat vooral in havens en langs inhammen op veel plaatsen klasse 4 sediment voorkomt.
Vooral de concentraties aan cadmium, zink en PCB's zijn hiervoor verantwoordelijk.
3. Behalve voor
bovengenoemde stofÍen en stofgroepen is ook voor EOX,
hexachloorbenzeen, hexachloorbutadiëen, endrin, DDT+derivaten, minerale olie, o-, p-,
y-HCH en som pesticiden één of meerdere malen een overschrijding van de
toetsingswaarde voor de waterbodem geconstateerd (klasse 3).
4.
Bij overschrijding van de interventiewaarden voor metalen is getoetst aan de
signaleringswaarden voor de waterbodem. Op zes boorlocaties, namelijk 4,7, 9, 13, 38
en 66, is in één of meerdere lagen een overschrijding van de signaleringswaarden voor
zink en/of cadmium geconstateerd. Deze overschrijdingen doen zich voor bij oevers,
inhammen en havens. Bij overschrijding van de signaleringswaarden in de toplaag is
mogelijk sprake van een hoge saneringsurgentie.
5.
De mate van verontreiniging van de waterbodem van de Bergsche Maas vertoont een
relatie met de aard van het sediment. Binnen het eindoordeel voor de toplaag is het
voorkomen van klasse 4 verontreinigingen grotendeels beperkt tot het voorkomen van
slibpakketten. Het slib is afgezet in havens, oevers en inhammen.
6.
De aard van de waterbodemverontreiniging in de Bergsche Maas komt overeen met de
verontreinigingen die in de loop van de negentiende en twintigste eeuw via de Maas zijn
aangevoerd. ln 1998 zijn op de meetpunten Eijsden en Keizersveer in het zwevend stof
overschrijdingen van de MTR-waarde geconstateerd. Dezelfde stoffen komen ook in
gehalten boven de MTR-waarde voor in de waterbodem. Ook voor cadmium zijn in de
waterbodem gehalten boven de MTR-waarde aangetroffen. In het zwevend stof liggen
de gehalten aan cadmium onder de MTR-waarde, hetgeen een bevestiging vormt van de
verbetering van de waterkwaliteit in de Maas.
Oriënterend oÍrdorzosk watsóodem B€rgsche Maas
22
ConÍorm de Wet bodembescherming is op basis van de resultaten van het oriënterend
onderzoek een nader onderzoek noodzakelijk. ln dit nader onderzoek dient de
verontreiniging horizontaal en verticaal te worden afgebakend. Omdat het voorkomen van
klasse 4 sterk gerelateerd blijkt te zijn aan het voorkomen van sliblagen, is voor de
afbakening van de verontreiniging inzicht nodig in de ligging van de slibpakketten.
Slibpakketten zijn niet aangetroffen in het middengedeelte van de rivier en aan de
noordelijke oever ter hoogte van Groote Polder. Het nader onderzoek zal zich daarom met
name dienen te richten op de randen van de rivier en op de inhammen langs de rivier, zoals
de havens of zijtakken van de Bergsche Maas.
ln het nader onderzoek dient tevens de saneringsurgentie te worden vastgesteld. Voor dit
laatste is inzicht nodig in de actuele risico's van de verontreiniging voor mens en milieu.
23
OriànteÍend orderzGk waterbodom B€ÍOsch€ Maas
Bronvermeldingen
1.
2.
Rijkswaterstaat Directie Benedenrivieren, 1983.
Bergsche Maas / Amer, Beschrijving rivieren.
Hoog, drs. J., 1997.
Geschiedenis van de waterlopen en de binnenscheepvaart in het stroomgebied van
de Boven-Merwede, ISBN 90 6469 566 O, Alphen aam den Rijn.
3.
TNO,1979.
Grondwaterkaart van Nederland, Noord Brabant 45 West.
4.
Rijkswaterstaat DirectieZuid-Holland, 1995.
Slib- en zandbeweging in het Noordelijk Deltabekken in de periode 1982
-
1992.
5.
Rijkswaterstaat Meetkundige Dienst, 1987.
Beschrijving behorende bij de 5" editie van de waterstaatskaart.
6.
RijkswaterstaatDirectieZuid-Holland, 2OO1.
Beheersplan Nat, versie januari 2OO1.
7.
Middelkoop, H. (red), 1998.
Twee rivieren. Rijn en Maas in Nederland. RIZA rapport 98.041 Arnhem: RIZA.
8.
Rijkswaterstaat,l99S.
Jaarboek Monitoring Rijkswateren.
9.
Rijkswaterstaat DirectieZuid-Holland, 2OO1.
Gegevens van Rijkswaterstaat, lozingenatlas.
10.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998.
Vierde Nota Waterhuishouding, Regeringsbeslissing.