Beleidsplan Jeugd - Sociaal Domein Rhenen

Beleidsplan Jeugd
Cirkels rondom het gezin
Gemeente Rhenen
Februari 2014
Introductie
Transitie Zorg voor Jeugd
In 2015 is de gemeente Rhenen verantwoordelijk voor alle zorg voor minderjarigen. Naast preventie en
opvoedondersteuning betreft dat (gesloten) jeugdzorg, jeugd-ggz, zorg voor licht verstandelijk
beperkten, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Deze verantwoordelijkheid wordt vastgelegd in de
nieuwe Jeugdwet. Met de Jeugdwet wil het kabinet de zorg voor jeugd efficiënter en effectiever
organiseren: een andere, lokale manier van werken voor minder geld. Het totale budget voor de
jeugdzorg wordt uiteindelijk gekort met 15 procent in 2017. Het wetsontwerp Jeugdwet is inmiddels
vastgesteld door de Tweede Kamer. De behandeling in de Eerste Kamer gaat in januari 2014
plaatsvinden. Na de ontwerpfase van de stelselwijziging in 2013, is 2014 de voorbereidende fase voor
de gemeente en 2015 het start jaar van de daadwerkelijke uitvoering.
Gemeenten moeten voor de jeugdzorg kaders vaststellen en een beleidsplan goedkeuren. Uiteindelijk
staat in de verordening hoe alles wordt geregeld. We stellen deze verordening in 2014 op. Niet in alle
gemeenten is alle specialistische zorg voorhanden. Regionale samenwerking is daarom noodzakelijk.
Dit voorjaar hebben de gemeenten het Rijk laten weten in welke regio ze gaan samenwerken en op
welke onderdelen. Voor Rhenen is dit de regio FoodValley (met Ede, Veenendaal, Barneveld, Nijkerk,
Scherpenzeel, Renswoude en Rhenen).
In het najaar 2013 hebben de gemeenten regionaal in het zogenoemde transitiearrangement
afspraken gemaakt met aanbieders over de inkoop van zorg in het jaar 2015, het wettelijke
overgangsjaar. In het arrangement komen drie zaken aan bod: de continuïteit van zorg, het in
standhouden van de zorginfrastructuur en het beperken van de frictiekosten binnen de jeugdzorg. Het
transitiearrangement dwingt ons tot continuïteit en tot een stapsgewijze innovatie. In 2015 ligt zo een
groot deel van het jeugdzorgbudget met de bijbehorende aanbieders vast om alle kinderen en
jongeren in zorg de continuïteit van zorg te kunnen bieden.
Transformatie Zorg voor Jeugd
Naast de feitelijke transitie van de jeugdzorg is er ook sprake van een transformatie. Een belangrijke
inhoudelijke doelstelling is dat ‘de verschillende onderdelen van de jeugdzorg bij elkaar worden
gebracht op en rond plaatsen waar jeugdigen en gezinnen vaak komen, waardoor integrale
ondersteuning en zorg dicht bij huis makkelijker tot stand komen. Het gaat om een nieuwe opbouw
van een inhoudelijk fundament van de ondersteuning en zorg voor jeugdigen en/of hun opvoeders
1
binnen hun sociale context met waar nodig een integrale aanpak van de problematiek.’
Het huidige jeugdstelsel kenmerkt zich door begrippen uit de linkerkolom, deze moeten plaats maken
voor begrippen uit de rechterkolom:
1
Bestuursakkoord 2011-2015 VNG, IPO, UvW en Rijk
2
Hoe gaat het nu?
En wat gaat het worden?
Verschillende organisaties bieden
hulp
Ontschotting / cirkel rondom
gezin
Indiceren
Arrangeren met ouder(s) erbij
Recht op een voorziening
Benodigde voorziening?
Aanbodgericht
Vraag- en oplossingsgericht
Een plan per leefgebied
Een plan voor meerdere
leefgebieden
Individuele cliënt
Netwerk rondom het gezin
Beroepskrachten gaan minder
“redderen”
Meer ruimte voor de ouder
Controle
Regie ouders en meer vertrouwen
Praten over klanten
Praten met klanten
Individuele organisaties
Individueel maatwerk
Bij deze maatschappelijke opdracht past geen zorg voor jeugd die zich laat kenmerken door classificeren en medicaliseren. Er wordt ‘een nieuwe opbouw’ van de jeugdzorgsector gevraagd, die aansluit
op de sociale omgeving van kinderen en gezinnen. Ontzorgen en normaliseren is het devies.
Samenhang met andere ontwikkelingen in het sociaal beleid
De invoering van de nieuwe Jeugdwet staat niet op zich en hangt nauw samen met de nieuwe
Participatiewet en de nieuwe Wet op de maatschappelijke ondersteuning. Ook is er vanuit het
jeugddomein een belangrijk dwarsverband met de Wet Passend Onderwijs. Op 1 augustus 2014 treedt
de Wet Passend Onderwijs in werking. Scholen en hun besturen krijgen de verantwoordelijkheid om
ieder kind passend onderwijs te geven.
We kunnen dwarsverbanden leggen op verschillende niveaus: toegang en diagnose, regie op cases,
sturing en wijze van organiseren. De drie decentralisaties kennen eenzelfde kanteling, eenzelfde
beweging:
o van vooral individuele naar meer collectieve arrangementen;
o van aanbod- en systeemgericht naar vraag- en mensgericht;
o van curatief naar preventief;
o van zware zorg naar lichte ondersteuning;
o van formele naar meer informele ondersteuning;
o van exclusief naar inclusief;
o van duur en bureaucratisch naar goedkoper, effectief en efficiënt;
o van sectoraal naar integraal.
3
Dat hoort bij te dragen aan het versterken van het integraal, ontschot en procesgeoriënteerd werken
binnen het sociaal domein in Rhenen.
Een deel van de inwoners van de gemeente Rhenen heeft een ondersteuningsvraag op meerdere
leefgebieden / terreinen. Het is onze taak en die van beroepskrachten om deze hulpvraag integraal te
beoordelen en tot een samenhangend arrangement te komen. Het werken met een plan voor het
huishouden, in geval van jeugd wordt vaak gesproken over gezinsplan, is een belangrijke pijler. In het
gezinsplan kijken we naar alle levensgebieden om zo tot een integrale aanpak te komen.
Bijlagen
In bijlage 1 gaan we nader in op de veranderingen in de nieuwe Wet Jeugdzorg. In bijlage 2 staat het
hoofdproces van Rhenen in het nieuwe stelsel opgetekend. In bijlage 3 is de context weergegeven. In
bijlage 4 treft u de huidige manier van organiseren van de jeugdzorg aan. In bijlage 4 zetten we de
huidige doelgroep nader uit een. In bijlage 5 vindt u het huidig curatief aanbod. In bijlage 6 gaan we in
op de aanpak bij voortijdig schoolverlaten en bijlage 7 vermelden we de bronnen die we hebben
gebruikt bij het opstellen van dit plan.
4
Inhoudsopgave
Introductie
2
1. Inleiding beleidsplan
6
2. Wat willen we bereiken?
8
3. Hoe valt dit te organiseren?
14
4. Kwaliteit
20
5. Budget en bekostiging
22
6. Monitoring en verantwoording
27
7. Cliëntenparticipatie en klachtenafhandeling
28
8. Communicatie
29
9. Vervolg
31
Bijlage 1: De nieuwe Jeugdwet, regionale en lokale ontwikkelingen
Bijlage 2: Nieuwe stelsel Rhenen op procesniveau
Bijlage 3: Context Rhenen
Bijlage 4: Huidige situatie Rhenen
Bijlage 5: Huidig curatief aanbod (actoren)
Bijlage 6: Sluitende aanpak voortijdig schoolverlaten regio Vallei
Bijlage 7: Bronnen Beleidsplan Zorg voor Jeugd
32
38
39
42
45
46
47
5
1. Inleiding beleidsplan
De gemeente Rhenen bereidt zich actief voor op de veranderingen in de Jeugdzorg. Dit gebeurt in nauwe
samenwerking met de gemeenten binnen de FoodValley regio. Voor het slagen van het beleid binnen de
gemeente Rhenen is het van belang dat vroegtijdig signalen opgepakt worden, ouders betrokken zijn bij
het opstellen van een gezinsplan, het sociale netwerk waar dat kan hulp biedt en hulpverleners goed
samenwerken. In het beleidsplan Zorg voor Jeugd willen wij u als lezer, de gemeenteraad en organisaties
die actief zijn in Rhenen, informeren over hoe wij invulling geven aan de taken op het gebied van Zorg
voor Jeugd vanaf 1 januari 2015.
1.1. Waarom dit beleidsplan?
De gemeente Rhenen dient op grond van de nieuwe Jeugdwet een beleidsplan op te stellen (art. 2.2.
lid 1 Jeugdwet) Voor een korte toelichting op de nieuwe wet zie bijlage 1. In het beleidsplan leggen we
vast hoe de gemeente Rhenen invulling zal geven aan de nieuwe verantwoordelijkheid voor de taken
op het gebied van zorg voor de jeugd (decentralisatie Jeugdzorg). Het is van belang om te realiseren
dat het een plan is van ‘werk in uitvoering’. Dit houdt in dat niet alles al uitgekristalliseerd is. In het jaar
2014 en 2015 zullen wij nog verschillende zaken nader moeten uitwerken. Wij zullen u in het kader van
de jaarcyclus van de raad actief informeren over de voortgang die wij boeken.
1.2. Wat ging aan dit plan vooraf?
Lokaal
Zowel op lokaal als regionaal niveau zijn het afgelopen jaar flinke stappen gezet. De gemeenteraad
van Rhenen heeft enkele belangrijke kaders vastgesteld: Contouren Visie Sociaal Domein, Visie Sociaal
Domein en het Integraal Beleidskader Sociaal Domein. Daarnaast zijn er specifiek op domein jeugd
stappen gezet in de voorbereiding op de Zorg voor Jeugd. Hierbij kunt u denken aan de ervaringen
die zijn opgedaan vanuit het experiment indicatievrije ambulante jeugdzorg en de doorontwikkeling
van het Centrum voor Jeugd en Gezin naar een Lokaal Ambulant Team (LAT). Het LAT is op 1 januari
2014 gestart. Het jaar 2014 staat in het teken van de voorbereiding op de lokale implementatie van de
decentralisatie van de Zorg voor Jeugd.
Regionaal
Op regionaal niveau wordt volop intensief samengewerkt. In 2013 is door de gemeenteraad van
Rhenen de Regionale Visie FoodValley genaamd ‘Elke jeugdige telt en doet mee’, vastgesteld.
Daarnaast het Regionaal Beleidsplan FoodValley Jeugd 2015 – 2018 en het Regionaal
Transitiearrangement FoodValley. Het jaar 2014 staat in het teken van de voorbereiding. We zullen in
regionaal verband actief zijn om een aantal belangrijke thema’s nader uit te werken en vervolgens
door te vertalen naar lokaal beleid.
1.3. Wie is betrokken bij het opstellen van dit beleidsplan?
In de gemeentelijke projectgroep is onder andere gebruik gemaakt van de gebundelde kennis en
ervaringen vanuit de netwerkorganisatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en leerplicht.
Daarnaast putten wij uit documenten, kennis en ervaringen van FoodValley gemeenten en provinciale
en landelijke bijeenkomsten in het kader van de transitie en transformatie van het jeugdstelsel. In
Rhenen zelf hebben we met de twee Olympiades en de Werkconferentie Sociaal Domein ook
informatie opgehaald en de informele en formele kant van de zorg op deze manier ook betrokken bij
het veranderingsproces. Het concept beleidsplan is besproken in het Beleidsoverleg Jeugd en
Onderwijs, het Ouderpanel van het CJG, Jongerenraad en het Wmo-platform. Daarnaast is de input van
6
het advies van de Jongerenraad over de Transitie Jeugdzorg meegenomen bij het opstellen van dit
plan.
1.4. De geldigheidsduur van het beleidsplan en actualisering
Dit beleidsplan geeft aan waar we vanuit de afgelopen periode in 2014 al mee bezig zijn gericht op het
laten slagen van de decentralisatie. Dit plan hoort bij onze wettelijke bevoegdheid van 1 januari 2015,
dan is dit plan een vereiste. De planperiode loopt tot 1 januari 2017. Er zal in deze periode, 2014-2017,
zeker bijstelling van het plan gaan plaatsvinden. We zitten nu nog volop in alle ontwikkelingen.
1.5. Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van dit beleidsplan staat beschreven wat we willen bereiken met Zorg voor jeugd.
Hoofdstuk 3 zet uiteen hoe dit valt te organiseren. In hoofdstuk 4 worden de verschillende
kwaliteitsaspecten opgetekend, die daarbij vereist zijn. Hoofdstuk 5 gaat in op het budget en de
bekostiging. Het monitoren van de voortgang en verantwoorden van de resultaten komt in hoofdstuk
6 aan de orde. Hoofdstuk 7 beschrijft de stand van zaken rond cliëntenparticipatie en
klachtenafhandeling. Hoofdstuk 8 zet uiteen hoe met de communicatie wordt omgegaan. Het
beleidsplan wordt afgesloten met hoofdstuk 9: het vervolg.
7
2. Wat willen we bereiken?
2.1 Gewenste toekomstsituatie Zorg voor Jeugd
Hoofddoel: wij willen dat kinderen en jeugdigen in Rhenen gezond en veilig opgroeien in een
omgeving waarin zij hun talenten kunnen ontwikkelen. Dit vormt een goede basis om wanneer zij
volwassen zijn, zij naar vermogen zelfredzaam en actief meedoen in de samenleving.
Als ik aan jeugdzorg in het CJG denk, dan droom ik van...
Een soort centrale plek in de samenleving (plaatselijke samenleving), die door alle bewoners als
werkplaats en ontmoetingsplaats wordt ervaren. Zodat eenieder met een probleem (jong en oud)
eigenaar blijft van het probleem en er dus ook van wil en mag leren. Maar dat je niet alleen hoeft te
blijven zitten met dingen die je moeilijk vindt.
Een plek waar het vanzelfsprekend is dat je er binnenloopt om mensen te ontmoeten, waarmee je in
gesprek kan gaan, of aan de slag kunt gaan. Een plek waar beroepskrachten aan verbonden zijn voor het
geval er meer nodig is.
Een plek waar je als jongere of kind ook tijd kunt doorbrengen op een ontspannen manier zonder iets te
moeten, maar waar je wel wordt opgemerkt en aangesproken, zodat je moeilijke zaken op je eigen
moment ter tafel kunt brengen. (Wat niet wil zeggen dat er ook situaties zullen zijn die vragen om
confrontatie).
Een plek waar je ook je zorg kunt uitspreken over allerlei zaken die de sociale kant van de samenleving
raken, en waar iemand is die deze geluiden kan vertalen in regelgeving of actie wanneer dit wenselijk is,
zodat samenleven een actieve bezigheid blijft, iets dat constant beweegt net als wij zelf.
Een plek waar ( in dit geval jonge) mensen elkaar in levende lijve kunnen ontmoeten (en ontmoeten hoeft
niet vrijblijvend en passief te zijn) zodat we meer blijven zien van elkaar dan foto's en tekst op internet.
(Tekst van een ouder uit het ouderpanel CJG)
Deze droom benoemt heel mooi een aantal beelden, waar we met de uitgangspunten van het stelsel
2
voor jeugd in Rhenen op letten. We kiezen voor een breed preventief aanbod voor kinderen,
jongeren, de ouders en de organisaties waar de jeugd in Rhenen mee van doen heeft om zo gezond,
veilig en met aandacht voor ieders talent op te groeien. In 2.2 gaan we nader in op de preventie en de
niveaus die daarin zijn aan te brengen. Het huidig preventief aanbod is in bijlage 3 weergegeven. De
komende jaren staan in het teken van het steeds beter en in samenhang inzetten van dit preventieve
aanbod.
Bij beginnende problematiek hebben we effectieve interventies georganiseerd. Deze begeleiding is in
vergelijking met de huidige jeugdzorg dichtbij, sneller, korter en efficiënter georganiseerd. We willen
met deze investeringen de instroom in de gespecialiseerde zorg verminderen. Dat vraagt wel om
duurzaam beleid en een lange adem. We weten dat er ook gespecialiseerde zorg nodig is en zal
2
Rapport Investeren in opvoeden en opgroeien loont! 2013. Het rapport toont aan dat 1. vroeg=beter; 2.
eerder=goedkoper; 3. duurzaam=effectiever.
8
blijven. Om te komen tot gerichte inzet van deze gespecialiseerde zorg werken we meer met
methoden van vroegdiagnostiek op de plekken waar kinderen of jongeren zijn. Vroegdiagnostiek kan
al bij hele jonge kinderen worden ingezet. De gespecialiseerde zorg staat in verbinding met de lokale
basiszorg.
2.2 Preventie en niveaus van preventie
3
We maken gebruik van een veel gehanteerd model om niveaus van preventie aan te geven . Daarin
wordt onderscheid gemaakt in de niveaus universeel, selectief, geïndiceerd, zorggerelateerd. In de
afbeelding en de tekst eronder is dat inzichtelijk gemaakt.
Niveaus van preventie:
 Universele preventie bevordert en beschermt actief de gezondheid van de gezonde
bevolking (onder andere beschikbaarheid en toegankelijkheid (opvoed)informatie,
jongerenwerk, inrichting openbare ruimte zodat bv bewegen bij jeugdigen wordt
gestimuleerd).
 Selectieve preventie probeert te voorkomen dat personen met één of meerdere
risicofactoren (determinanten) voor een bepaalde aandoening, daadwerkelijk problemen
krijgen (bijvoorbeeld tienermoeders begeleiden bij opvoeding van hun kind of behalen
startkwalificatie, omdat bekend is dat deze doelgroep verhoogt risico heeft op
opvoedingsproblemen of het niet halen van startkwalificatie, maar bijvoorbeeld ook
begeleiding van kinderen met een beperking en de ‘happylessen’ in het voortgezet onderwijs).
 Geïndiceerde preventie probeert te voorkomen dat beginnende klachten verergeren tot een
aandoening (bijvoorbeeld cursussen ‘Grip op je Dip’ voor jongeren die te maken hebben met
somberheidsklachten en je hiermee depressie wilt voorkomen).
 Het doel van zorggerelateerde preventie is te voorkomen dat een bestaande aandoening
leidt tot complicaties, beperkingen, een lagere kwaliteit van leven of sterfte (bv goede
begeleiding van jongeren met diabetes).
3
Bron: van den Berg en Schoemaker, 2010
9
De eerste drie niveaus spelen nadrukkelijk bij de zorg voor jeugd, waarvoor de gemeente (straks)
verantwoordelijk is. De zorggerelateerde preventie zal meer worden benaderd vanuit de chronische
aandoening waarmee een jeugdige te maken heeft en ligt daarmee niet (direct) bij de gemeente.
In de uitvoering richten we ons op de eerste drie niveaus. Dit is ook terug te vinden in de onderdelen
zoals beschreven in 2.3. Verder willen wij meer gaan inzetten om gerichte informatie over de
risicogroepen te krijgen. Dit is van belang om het niveau selectieve preventieve effectiever te maken.
Met de GGD is afgesproken dat zij op basis van de monitors de risicogroepen onderbouwen. In bijlage
4 is daar nu al een eerste voorzet voor gedaan. Hier zal verder naar gekeken worden.
2.3 Richting voor uitvoering
2.3.1 Borging veiligheid van jeugdigen
4
Iedere jeugdige moet veilig kunnen opgroeien, in de thuissituatie, op school en in de zorg.
Veiligheid zal daarom altijd een belangrijk speerpunt zijn voor iedereen die met jeugdigen werkt.
Dit vereist altijd een alerte beroepshouding en vaardigheden om ouders of elkaar aan te spreken bij
vermoedens van onveiligheid.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Vanaf 1 juli 2013 zijn organisaties in zes sectoren verplicht om over een meldcode te beschikken. Er
moet volgens een stappenplan worden gewerkt bij vermoedens van huiselijk geweld,
kindermishandeling of andere vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties. De gemeente Rhenen
werkt binnen de eigen organisatie met deze meldcode. De gemeente heeft ook een regisserende en
toezichthoudende taak ten aanzien van de meldcode. Deze taken worden regionaal opgepakt en
gecoördineerd door de regiocoördinator Huiselijk Geweld district Heuvelrug.
Prioriteit:
 De veiligheid van de jeugdige vormt een voorwaarde voor een gezonde ontwikkeling.
Veiligheid heeft daarom altijd prioriteit.
Procesdoel:
 Bij signalen die wijzen op een onveilige situatie voor het kind wordt altijd gewerkt volgens de
systematiek van de meldcode;
 Van onze partners verwachten wij ook dat zij actief de meldcode hanteren. In de bijlage
‘Implementatie Wet Meldcode’ staan de specifieke acties en rollen van de gemeente
beschreven;
 De Wet Meldcode is per 1 juli 2013 gestart. De monitoring is in opbouw en de resultaten
hiervan gaan we inzetten in gesprekken met onze partners;
 Waar nodig durven we in te grijpen omdat de veiligheid van het kind, de jongere maar ook
zijn omgeving dat nodig maakt. De samenhang met het justitiële deel van de zorg voor jeugd
is herkenbaar georganiseerd.
Indicatoren:
 Gebruik verwijsindex (navolging meldingen)
 Gebruik Meldcode
4
In de nieuwe Jeugdwet wordt onder jeugdige verstaan de leeftijdsgroep van 0-18 jaar. In Bijlage 1 van dit
beleidsplan is dit verder beschreven.
10

5
Inzet SAVE-team gericht op samenwerken aan veiligheid bij drang en dwang.
2.3.2 Versterken van gewoon opgroeien
Prioriteit:
 We versterken het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en hun sociale
netwerk. Daarbij moet het gewoon zijn om vragen over de opvoeding en ontwikkeling te
stellen en te bespreken.
Procesdoelen:
 Voor iedere jeugdige is een goede basiszorg beschikbaar (jeugdgezondheidszorg,
maatschappelijk werk);
 De randvoorwaarden voor een gezonde en actieve levensstijl zijn aanwezig. Hierbij kan
gedacht worden aan voldoende speeltuinen en speelplekken, sportverenigingen en
voorlichting;
 Het Lokaal Ambulant Team werkt vraaggericht.
 Er is een website met toegankelijke informatie over opgroeien en opvoeden;
 Er worden cursussen voor jeugdigen en hun ouders georganiseerd over opgroeien en
opvoeden;
 Er zijn laagdrempelige mogelijkheden om advies in te winnen of hulp te vragen: website,
inloopspreekuur, etc.;
 Opvoed- en opgroeiproblemen, psychische problemen en stoornissen benaderen we
gezinsgericht;
 Als er hulp nodig is, hebben de jeugdige en zijn ouders indien mogelijk de regie en bepalen zij
samen met een medewerker van het lokaal ambulant team welke informele en/of formele hulp
passend is. De culturele- en geloofsachtergrond van het gezin speelt daarbij een rol;
 Als er hulp nodig is, zetten we dat zoveel mogelijk in de vorm van ambulante hulpverlening,
zodat jeugdigen in hun eigen omgeving kunnen opgroeien. We plaatsen jeugdigen zoveel
mogelijk in hun eigen netwerk (netwerkplaatsing). Als dit vanwege de veiligheid van de
jeugdige niet mogelijk is, brengen we de jeugdigen zoveel mogelijk onder in een pleeggezin
of gezinshuis;
 We ontwikkelen een regionaal aanbod met ondersteuningsmogelijkheden, zodat er bij
voorkeuren op basis van culturele- en geloofsachtergrond binnen de objectieve grenzen van
kwaliteit en budget een keuze mogelijk is.
Indicatoren:
 Gebruik jeugdgezondheid;
 Informatieverzoeken CJG; Bezoek aan website CJG;
 Behandelde casuïstiek Lokaal ambulant team;
 Inzet informele hulp
2.3.3 Vroegtijdige signalering
Prioriteit:
 Problemen in de opvoeding en ontwikkeling, psychische problemen en stoornissen
voorkomen we zoveel mogelijk door een vroegtijdige signalering met bijpassende aanpak.
5
SAVE; samen voor veiligheid, zie onderdeel 5.4. voor uitwerking.
11
Procesdoelen:
 Met scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen werken we de afspraken verder uit over het
vroegtijdig signaleren en aanpakken van problemen in de opvoeding en ontwikkeling
(conform het convenant Voor- en Vroegschoolse educatie). Daarbij gaan we ervan uit dat de
zorg vanuit deze organisaties en de zorg die vanuit het Lokaal Ambulant Team kan worden
geboden elkaar aanvult en versterkt. Er is aansluiting tussen VVE en passend onderwijs;
 Als er hulp nodig is, is deze zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig;
 Er is specifiek aandacht voor jeugdigen die opgroeien in een gezin, waarvan een gezinslid
chronisch ziek is of een stoornis heeft; kan ook om alcohol- en drugs gaan.
 Voortijdig schoolverlaten voorkomen we zoveel mogelijk. Iedere jongere haalt een
startkwalificatie. In bijlage 5 staat meer informatie over de sluitende aanpak op het gebied van
voortijdig schoolverlaten in de regio Vallei.
Indicatoren:
 GGD-monitor: scores op gezond gedrag & psychische gezondheid en concrete doelen ten
aanzien van alcohol, drugs, overgewicht en seksueel gezond gedrag;
 % voortijdig schoolverlaters e.a. vanuit informatie via de leerplicht;
 Bereik VVE;
 Wachttijd tussen signaal en aanvang hulpverlening;
 Doorlooptijd van hulptrajecten;
2.3.4 Samenhang in zorg
Prioriteit:
 Er is samenhang in de zorg. Voor 2015 ligt daarbij het accent op de continuïteit van zorg. We
bouwen verder op doorgaande lijnen en integraliteit van zorg.
Procesdoelen:
 Cliënten die op 31 december 2014 al zorg ontvangen, houden deze zorg in 2015. Voor
pleegzorg is deze overgangstermijn langer;
 Met kinderopvang, peuterspeelzalen en scholen maken we in 2014 afspraken over een warme
overdracht van het kind van de ene organisatie naar de andere organisatie;
 Alle partijen gebruiken de verwijsindex. Wij maken hierover in 2014 afspraken met het lokaal
ambulant team, zorgaanbieders, onderwijs, leerplicht en voorschoolse voorzieningen.
 Gezinnen waarin complexe problematiek speelt, verwijzen we door naar het lokaal ambulante
team. Hierover maken wij in 2014 afspraken met voorliggende voorzieningen als
kinderopvang, onderwijs, verloskundigen, consultatiebureau JGZ en huisartsen;
 Bij complexe problematiek werken we vanuit het principe één gezin, één plan, één regisseur.
Wisselingen van hulpverleners worden zoveel mogelijk voorkomen;
 Als een jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt en op dat moment gebruik maakt van jeugdhulp
is een goede aansluiting op andere voorzieningen noodzakelijk. De gemeente Rhenen maakt
begin 2014 de keuze om mee te doen aan het FoodValley Maatjesproject (18-23 jaar);
 Er is één digitaal dossier beschikbaar waar alle zorgverleners mee werken (bodemeis). Alleen
wanneer dwang- of drangmaatregelen geboden zijn, wordt hiervan afgeweken. Hier willen we
in 2014 een begin mee gaan maken.
12
Indicatoren
 Scores op zelfredzaamheidmatrix;
 Vermindering van aantal jeugdigen in de residentiële zorg;
 Meting klanttevredenheid;
 Vergelijking tussen inzet specialistische zorg in relatie tot de andere gemeenten;
6
 Inzet SAVE-team gericht op samenwerken aan veiligheid bij drang en dwang.
2.4 Indicatoren
Er zijn verschillende indicatoren die we kunnen gebruiken om te meten of we bepaalde prioriteiten en
afgeleide procesdoelen kunnen halen of niet. Hiervoor zijn bij de procesdoelen de indicatoren
genoemd die we willen gaan hanteren:
We zijn bezig nieuwe werkprocessen te ontwikkelen, waarbij passende indicatoren worden
opgenomen. In 2014 zullen we deze indicatoren nader uitwerken. Hierbij zullen we optrekken met
regiogemeenten in FoodValley verband.
6
SAVE; samen voor veiligheid, zie onderdeel 5.4. voor uitwerking.
13
3. Hoe valt dit te organiseren?
3.1 Samenwerken in de ‘nieuwe’ praktijk
We zetten kort de belangrijkste vertrekpunten voor de nieuwe praktijk op een rij:
 De sociale omgeving levert een actieve bijdrage aan het opvoeden en opgroeien van kinderen
en jongeren;
 De vraag van de jeugdige en het gezin staat centraal. Jeugdigen en hun ouders voeren de
regie op hun eigen leven. Professionele begeleiding, ondersteuning en zorg baseren we op de
vraag van de jeugdige en hun ouders. Bij meerdere zorgvormen of zwaardere zorg is er sprake
van coördinatie van zorg;
 Begeleiding, ondersteuning en zorg is effectief, snel en zo mogelijk lokaal beschikbaar. Er is
keuze vrijheid voor jeugdige en het gezin. Het regionale aanbod is daarbij aanvullend op het
lokale aanbod;
 We zetten in op normaliseren (collectief aanbod, bespreken leeftijdsgebonden ontwikkelingen
etc.) van zorg en streven ernaar minder gespecialiseerde zorg in te zetten, om zo ook de
groeiende vraag naar gespecialiseerde zorg te temperen;
 De veiligheid van jeugdige staat voorop en is qua verantwoordelijkheid en bewaking
toegedeeld in de werkprocessen.
Deze vertrekpunten zijn in voorgaande hoofdstukken al beschreven. Ze zijn in lijn met het Integraal
Beleidskader Rhenen. We vertalen deze vertrekpunten in dit hoofdstuk naar de wijze waarop de Zorg
voor Jeugd in Rhenen met de betrokken partners valt te organiseren.
Hieronder beschrijven we de structuur van het stelsel op hoofdlijnen en is dit in beeld gebracht met
een ‘organisatieschema’.
3.2 CJG en de bijbehorende teams
7
Het CJG vormt samen met het Lokaal Ambulant Team (LAT) en een pool van jeugdexperts (regionaal
specialistisch team) de spil van het nieuwe jeugdstelsel.
Het CJG houdt zich bezig met opvoeden en opgroeien. Het is een netwerkorganisatie. Dat is als volgt
waarneembaar:
 De medewerkers zijn gedetacheerd uit de organisaties, die zich richten op ouders en
jeugdigen;
8
 De CJG netwerkpartners vullen allen een stukje van de toegang in. Zij staan door hun
werkzaamheden in direct contact met kinderen, jongeren en ouders. Signalen en verzoeken
komen binnen bij alle partners en worden waar nodig doorgeleid.
De huidige CJG medewerkers functioneren als generalisten met kennis en ervaring gericht op vragen
van ouders en kinderen. Het CJG werkt al steeds meer vraaggericht, geeft informatie en advies en
9
verleent hulp bij enkelvoudige opvoed- en opgroeivraagstukken .
7
De gezinswerkers in het LAT hebben onder meer ervaring vanuit maatschappelijk werk, jeugdzondheidzorg,
opvoed- en opgroeihulp, begeleiding jeugdigen met een beperking.
8
Er zijn 23 partners; we geven hier geen volledig overzicht. Denk daarbij aan de voorschoolse voorzieningen,
scholen, welzijnsinstellingen, verloskundigen en jeugdgezondheidszorg.
9
Zie voor meer informatie CJG jaarplan en jaarverslag.
14
Het doorleiden van signalen, vragen bij meervoudige problematiek door de CJG partners, maar ook
bijvoorbeeld de huisartsen naar het Lokaal Ambulant Team is een belangrijke stap. Daarmee start het
proces om te komen tot een gezinsplan. In dit plan worden de levensgebieden (werk, school, en
gezondheid) door het gezin in kaart gebracht en zo komen de vragen en zorgen in samenhang op
tafel. De ambulant werker kan hierbij ondersteunen en zal ook het netwerk van het gezin hierbij laten
aansluiten.
In het gezinsplan kijken we actief of met de inzet van eigen kracht, het sociaal netwerk, vrijwilligers of
lokale voorzieningen, de specialistische inzet gereduceerd kan worden. Dit kan bijvoorbeeld doordat
de specialist bepaalde kennis overdraagt, waardoor anderen in staat zijn een deel van de begeleiding
op zich te nemen. Ook kan er, werkend vanuit het gezinsplan en de korte lijnen die daardoor ontstaan,
slim en snel op- en afgeschaald worden naar specialistische zorg. Dit kan leiden tot het verkleinen van
de wachtlijsten, waardoor specialistische hulp daar waar het echt nodig is, vaker beschikbaar is.
Het lokaal ambulante team wordt ondersteund door een ondersteuningsteam. De regie op het
veranderingsproces, de monitoring, de mogelijkheid tot handelingsgerichte diagnostiek en het
meekijken met veiligheids- en gezondheidsvragen zijn daar ondergebracht. De inzet van specialisten
gebeurt vanuit een pool van specialisten (regionaal specialistisch team) uit verschillende disciplines, die
per individuele casus ingeroepen kunnen worden voor onderzoek en/of behandeling. Voor de inzet
van een specialist moet een feitelijke toekenning plaatsvinden (beschikking). De voorwaarden
waaronder de toekenning wordt gedaan en door wie, werken we komende periode uit. We trekken
daarvoor ook op in FoodValley-verband omdat dit om regionaal georganiseerde zorg gaat.
Het regionaal specialistisch team heeft verder als taak om zwaar ambulante begeleiding te bieden voor
10
de 12-18 jarigen. Dit wordt ingezet om dreigende uithuisplaatsing te voorkomen of om de
10
Deze leeftijdsgroep is minder lokaal maar meer regionaal actief en laat andere problematiek zien.
15
residentiële zorg zo kort als mogelijk te houden. Bij deze vorm van intensieve ambulante begeleiding
hoort ook het inzetten van een netwerkcoach. We laten vrijwilligers opleiden om netwerkcoach te
worden.
De gemeente Rhenen kiest voor een Lokaal ambulant team jeugd en gezin met generalisten die erop zijn
gericht zijn gezinnen te ondersteunen bij het normale leven of het herstel daarvan. De gezinsregisseur
werkt op basis van het gezinsplan en vult de coördinatie van zorg in. Het snel en slim op- en afschalen
van zorg moet in de praktijk vorm krijgen. Het sturen op dit werkproces is een belangrijke taak voor de
coördinator CJG. De toekenning van specialistische zorg (beschikking) moet worden ingevuld en gebeurt
ook in afstemming met de regiogemeenten.
3.3 Afspraken met eerstelijnspraktijken en medici
Om het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’ in de praktijk te kunnen waarmaken en om
de gemeentelijke verantwoordelijkheid op het gebied van budgetbeheer adequaat uit te kunnen
voeren, is het voor de gemeente van groot belang om afspraken te maken met medici en eerstelijns
praktijken. Op deze manier kan worden voorkomen dat bijvoorbeeld zowel de huisarts als het LAT via
verschillende wegen en zonder het van elkaar te weten een beroep doen op verschillende vormen van
jeugdhulp of specialisten. Wij maken afspraken op lokaal en regionaal niveau met medische
specialisten en huisartsen over de inzet van specialistische jeugdzorg en de afstemming met het LAT.
Het doel is om een gezin samenhangende ondersteuning te bieden. Wij betrekken ook de eerstelijns
praktijken hierbij. Het maken van de afspraken gebeurt samen met de zorgverzekeraars omdat deze de
financiers zijn van de medisch specialisten, huisartsen en eerstelijnspsychologen. Het soort afspraken is
afhankelijk van de lokale/regionale situatie, het wettelijk kader en de mogelijke overgangsbepalingen
in de Jeugdwet.
3.4 Gezinsregisseur en veiligheid
In het werkdocument doorontwikkeling CJG staat de werkwijze van het LAT uitvoerig beschreven. Dit
11
werkdocument is door de betrokkenen in het LAT opgesteld en wordt op basis van de
ontwikkelingen aangepast en aangevuld. De ambulant werker uit het LAT heeft de rol van
gezinsregisseur als de (opvoed)problemen een gezin te boven gaan. Op basis van het gezinsplan vult
de gezinsregisseur de coördinatie van zorg in en voert zelf (gedeeltelijk) de ondersteuning uit. De
gezinsregisseur werkt volgens een (beproefde) werkwijze waarbij hij let op de veiligheidsrisico’s voor
het kind.
Het LAT kan bij vermoedens van onveiligheid de hulp inroepen van het SAVE-team. SAVE
(Samenwerken aan Veiligheid) is een samenwerking tussen de jeugd beschermingsorganisaties (deel
van het huidige) Bureau Jeugdzorg, William Schrikker Groep(WSG) en de Raad voor de
Kinderbescherming Midden Nederland. SAVE is nu nog op beperkte schaal als experiment in onder
meer Amersfoort, Zeist en Veenendaal actief. Wij zijn van plan om op basis van concrete casuïstiek in
2014 SAVE ook in Rhenen in te gaan zetten.
Een SAVE-medewerker gaat pas meedoen als een burger of beroepskracht zich zorgen maakt over de
veiligheid van het kind. Dit is een nieuwe werkwijze. Momenteel hebben gezinnen met een veelheid
aan functionarissen te maken: van zorgmeldings/AMK-onderzoek tot en met ondertoezichtstelling. We
brengen dat in de nieuwe werkwijze zo snel mogelijk terug tot één persoon. Het SAVE-team neemt
11
MEE, GGD Midden-Nederland, Youké, Bureau Jeugdzorg, VitrasCMD, CJG
16
niet over van het LAT of het regionaal specialistisch team, maar gaat meedoen om aanvullend te doen
wat nodig is om de veiligheid te herstellen.
In de ontwikkeling van SAVE werkt Bureau Jeugdzorg Utrecht (BJU) al nauw samen met WSG om de
expertise op het terrein van verstandelijke beperkingen goed te borgen. En daarnaast krijgt de
samenwerking vorm met Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn (SGJ), waarbij het gaat om een goede
aansluiting met gezinnen met een gereformeerde achtergrond. In praktische zin zal BJU in 2015
opereren als ‘hoofdaannemer’ voor SAVE en WSG en SGJ als ‘onderaannemer’. De situatie na 2015 zal
in FoodValley-verband verder worden ontwikkeld.
3.5 Verwijsindex
In Rhenen werken de medewerkers uit het LAT en de achterliggende organisaties met de Verwijsindex.
De Verwijsindex is een regionaal georganiseerd meldsysteem waarin beroepskrachten kinderen/
jongeren waarover zorgen bestaan, aanmelden. In de Verwijsindex wordt niets vermeld over de
problematiek, alleen een naam en BSN-nummer is voldoende.
Op het moment dat de jeugdige ook door een andere melder in de Verwijsindex wordt gezet volgt
een ‘match’. Na een match moeten de betreffende melders contact met elkaar opnemen en een plan
van aanpak afspreken. Zo stemmen we hulp aan kind/ ouders beter op elkaar af en blijven risicojeugdigen in beeld, ook na bijvoorbeeld een verhuizing. Rhenen is aangesloten bij de regionaal
risicosignaleringssysteem @RISK, voor de regio’s Lekstroom en Zuidoost Utrecht. Deze regionale
verwijsindex is gekoppeld aan de landelijke Verwijsindex.
In de regio Midden-Nederland zijn risicoprofielen opgesteld voor:
Vitras/CMD- Algemeen Maatschappelijk Werk;
Vitras/CMD – Ouder-kindzorg;
Bureau Jeugdzorg;
MEE;
GGD Midden Nederland;
Leerplichtambtenaren;
Jongerenwerk.
In deze risicoprofielen is vastgelegd bij welke criteria een organisatie een jeugdige vermeld in de
Verwijsindex. Ouders worden altijd ingelicht als hun kind in de Verwijsindex wordt gemeld. In
FoodValley-verband wordt in 2014 onderzocht of de verwijsindex kan worden verbreed naar het gezin,
zodat er meer samenhang komt met het gezinsplan.
3.6 AMHK
Op dit moment bestaan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt
Huiselijk Geweld (SHG) nog naast elkaar. Er wordt al veel samengewerkt, maar voor een integrale en
systeemgerichte aanpak is besloten dat beide organisaties worden samengevoegd tot het Advies- en
Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). Voor de vorming van het AMHK in de
provincie Utrecht zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:
 Veiligheid centraal: snelle hulp is noodzakelijk. Het belang van het kind staat voorop en er wordt
direct ingegrepen;
 Dichtbij: het moet dicht bij de burgers en beroepskrachten georganiseerd zijn en makkelijk
toegankelijk;
17



Onafhankelijk: het AMHK moet onderzoek kunnen doen bij vermoedens van huiselijk geweld en
kindermishandeling, onafhankelijk van de hulp die al aanwezig is in het gezin;
Experts voor alle specifieke doelgroepen: De organisatie moet in staat zijn om op de grote
diversiteit in te spelen (wat betreft doelgroepen, leeftijden en verschillende vormen van huiselijk
geweld en kindermishandeling);
Integraal en systeemgericht: daders en slachtoffers maken deel uit van een gezinssysteem dat in
zijn geheel moet worden bezien en geholpen. Een integrale aanpak tussen jeugd- en
volwassenzorg én de strafketen is daarom in de aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling noodzakelijk.
Het vormgeven van het AMHK is nog volop onderwerp van gesprek. De gemeente Rhenen heeft
daarbij te maken met de ontwikkelingen binnen de provincie Utrecht, omdat daar de verbinding ligt
met het justitiële kader en met de ontwikkelingen binnen FoodValley voor de zorg voor jeugd. Voor
2014 en 2015 blijft de huidige situatie bestaan. Eind 2014 zal er een keuze gemaakt moeten zijn voor
de inrichting na 2015.
3.7 Wat gaan we doen: lokaal, regionaal en bovenregionaal?
In de Jeugdwet zijn geen specifieke taakgebieden benoemd waarop lokaal, regionaal of
bovenregionaal dient te worden samengewerkt. Wel is een wetsartikel opgenomen dat voorschrijft dat
colleges met elkaar samenwerken indien dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de
wet noodzakelijk is. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden op
welke gebieden samengewerkt moet worden en in welke vorm. Dit is opgenomen om het Rijk de
mogelijkheid te geven in te grijpen wanneer regionale en bovenregionale samenwerking niet vanzelf
gaat.
In de Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten zelf bepalen welke vormen van jeugdhulp vrij
toegankelijk zijn. Aangezien het volledig vrijlaten van de toegang tot jeugdhulp in financieel opzicht
een risicovolle beleidskeuze is, is het gewenst om de toegang tot jeugdhulp te reguleren. Zodoende
ontstaat er een vrij toegankelijk aanbod naast individuele voorzieningen die niet vrij toegankelijk zijn.
Het is aan de gemeente om te beoordelen hoe de toegang binnen de gemeente wordt geregeld.
In het regionaal beleidskader FoodValley 2015-2018 staat beschreven op welke onderdelen en op
welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de regionale samenwerking.
Grofweg gaat het om de volgende voorzieningen:
Inkoop
Lokaal (huidige taken)
Beschikking/inkoop
Regionaal (nieuwe taken)
Beschikking/inkoop
Bovenregionaal (nieuwe
taken)
18

Pedagogische Civil Society (samen
opvoeden)

Ambulante hulp (enkelvoudig,
kortdurend)
Collectieve, algemene
voorzieningen, zoals:
Centra voor Jeugd en Gezin
Welzijnsactiviteiten,
tienerwerk e.d.
Jeugdgezondheidszorg
School- of (jeugd)
maatschappelijk werk




Ambulante hulp (ook
JGGZ en LVB;
meervoudig en
langdurend)
Vrijwillige individuele
intramurale
voorzieningen (cureen care-trajecten)
Vrijwillige semiextramurale
voorzieningen
(dagbehandeling,
dagbesteding)








Jeugdbescherming
Jeugdreclassering


Forensische zorg
Overige niet-vrijwillige
voorzieningen
AM(H)K
Pleegzorg
Topklinische GGZ
Crisisopvang verblijf
Behandelcentra
Jeugdzorg Plus (= niet
justitiële gesloten
jeugdzorg)
In het regionaal beleidskader werken we de jeugdzorg, die in de regionale samenhang wordt
ontwikkeld en uitgevoerd, uit. De regionale thema’s zijn: de toeleiding naar (boven)regionale
jeugdzorg, de benodigde expertise, sturing en financiering, prestatie indicatoren, risicobepalingen, de
mogelijke wijze(n) van verrekening, budgetbeheersing en inkoop. Op al deze onderwerpen volgen
nadere uitwerkingen.
19
4. Kwaliteit
Wij zetten in op doelmatige bijdragen en bewezen effectieve methodieken en zullen deze (laten) toetsen
en monitoren.
4.1 Indicatoren
Een kritische succesfactor voor betere en goedkopere zorg voor jeugd is de kwaliteit van de geboden
zorg en dienstverlening en het kwaliteitsbeleid van de zorgaanbieders. Die kwaliteit meten we onder
andere af aan de mate waarin onze inhoudelijke uitgangspunten worden vertaald naar de werkvloer en
de mate waarin de cliënt deze uitgangspunten beleeft en herkent in het contact met de beroepskracht.
Een andere belangrijke indicator heeft betrekking op de competentie en het opleidingsniveau van de
beroepskrachten en de manier waarop we daarop sturen. Belangrijk element daarin is het bewaken van
de balans tussen het aansluiten bij de vraag van het gezin en het behouden van een autonoom
professioneel inschattingsvermogen. Een derde indicator gaat over de mate waarin de zorgaanbieder
stuurt op blijvend vernieuwen. Een betere zorg voor jeugd is geen statisch gegeven met een
stappenplan dat netjes moet worden uitgevoerd.
In het professionele proces gaat het over de handelingsruimte voor de beroepskracht, het versterken
van het professioneel handelen en het creëren van een veilige omgeving waarin beroepskrachten
durven te twijfelen en daarop feedback ontvangen van collega's, zodat de kwaliteit van de zorg voor
jeugd in Rhenen voortdurend verbetert. Dit professionele proces kan bijvoorbeeld worden versterkt
door intervisie, (collegiale) consultatie en supervisie. We zullen hier als opdrachtgever op aansturen en
in eerste instantie in regionaal verband prestatie-indicatoren voor ontwikkelen en vaststellen.
4.2 Welke kwaliteitscriteria hanteren we?
Gemeenten beschikken straks over een scala aan instrumenten om een kwalitatief goed aanbod van
jeugdhulp te organiseren. De regering vindt een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel dat ze in de
Jeugdwet uniform worden geregeld. Doel is de veiligheid, gezondheid en rechtspositie van de
jeugdige beter te beschermen en recht te doen aan het uitgangspunt van het Internationaal Verdrag
voor de Rechten van het Kind.
Op grond van het wetsvoorstel gaan de volgende kwaliteitseisen gelden voor alle vormen van
jeugdhulp:
 de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde beroepskrachten
in te zetten;
 gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp ;
 systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;
 verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder,
uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering;
 de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;
 de meldplicht calamiteiten en geweld;
 de verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te
oefenen.
Voor de eerste drie eisen kan de uitvoering afgestemd worden op de aard en intensiteit van de
jeugdhulp en op de omvang van de instelling. Daardoor blijven de administratieve lasten binnen de
perken, terwijl het belang van deze wettelijke kwaliteitseisen, vooral voor intensievere vormen van
20
hulp, benadrukt wordt. De eisen voor het opstellen van een plan en de systematische
kwaliteitsbewaking worden gekoppeld aan de eis van verantwoorde hulp. Het is aan de beroepskracht
of de instelling om te beoordelen welke mate van detaillering nodig is.
4.3 Hoe bewaken we de kwaliteit?
De transitie van de jeugdzorg naar gemeenten is een omvangrijke operatie. Het biedt veel kansen,
maar er zijn ook risico’s. De gemeente Rhenen zal zich er voor inzetten om de kwaliteit van de
jeugdhulp tijdens en na dit transitieproces zo goed mogelijk te bewaken. Voor ons is het belangrijkste
doel van de transitie immers, dat ouders, kinderen en jongeren die dat nodig hebben, écht goede zorg
krijgen. Deze verantwoordelijkheid ten aanzien van kwaliteitsbewaking is in de wet vastgelegd. Vanuit
12
onze nieuwe rol krijgen we ook de mogelijkheden om deze verantwoordelijkheid te nemen .
Het toezicht op de kwaliteit in algemene zin en op de wettelijk kwaliteitseisen wordt straks gezamenlijk
uitgevoerd door de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie Gezondheidszorg. Maar daarnaast gaan we als
gemeente aanvullende kwaliteitseisen stellen in de contracten die we aangaan met zorgaanbieders en
kunnen we gebruik maken van keurmerken, klachtenregistratie en onderzoeken naar
klanttevredenheid. Het ontvangen van gegevens, geluiden en signalen vanuit de netwerkpartners en
de burgers is essentieel om de jeugdhulp (bij) te kunnen sturen. Bovendien draagt de kennis van
klachten van burgers over de verlening van de jeugdhulp ertoe bij dat we in ons beleid cliëntgericht te
werk kunnen gaan.
We streven ernaar dat de kwaliteitseisen in de zeven samenwerkende gemeenten in de FoodValley
gelijk zijn. Dit doen we om willekeur en onduidelijkheid (voor klanten en voor gecontracteerde
partijen) te voorkomen. Daarbij nemen we ook de expertise mee die al aanwezig is bij de huidige
aanbieders en de provincie. Er komen extra kwaliteitseisen voor instellingen op het gebied van
jeugdbescherming en jeugdreclassering. Hiervoor wordt op Rijksniveau een certificeringsysteem
ontwikkeld. De gemeente Rhenen en de regiopartners mogen na 2015 alleen contracten afsluiten met
instellingen die in het bezit zijn van een certificaat.
4.4 Rechten van de cliënt en de beroepskracht waarborgen
In de Jeugdwet verdwijnt het uitgangspunt “recht op zorg”. Wij zullen in het nieuwe systeem de
rechten van de cliënt waarborgen. Meer ruimte voor de beroepskracht onderscheidt de aanpak, maar
dit mag geen inbreuk zijn op de rechten van de cliënt. We creëren deze waarborgen door bijvoorbeeld
een klachtenregeling, de invoering van een vertrouwenspersoon en een vorm van bezwaar en beroep
in te stellen. We nemen deze waarborgen (en de wettelijke eisen die op dit terrein gelden) ook op in
de opdrachten aan de uitvoerende organisaties als onderdeel van hun kwaliteitsbeleid, inclusief de
bijhorende indicatoren en normen. Meer ruimte voor de beroepskracht vraagt ook om handvatten en
bescherming van die beroepskracht in zijn handelen. Dit zoeken wij niet in gedetailleerde protocollen
of bureaucratische richtlijnen. Het gaat eerder om het ontwikkelen van een gedeelde professionele
visie en methodologische handvatten die als kader voor werken (en verantwoording) kunnen dienen
en voldoende ruimte voor reflectie en intervisie bieden. Wij zullen hier als kadersteller en
opdrachtgever op aansturen.
12
De vaste overlegvormen, zoals het Beleidsoverleg Jeugd en Onderwijs (met de werkgroep CJG), worden daarbij
benut.
21
5. Budget en bekostiging
5.1 Inleiding
In deze paragraaf maken we een onderscheid in nieuwe budgetten en bestaande budgetten. Nieuwe
budgetten bestaan uit middelen die we per 1 januari 2015 overgedragen krijgen in het gemeentefonds
om de nieuwe taak op het gebied van jeugdzorg uit te kunnen voeren. Bestaande budgetten bestaan
uit middelen die nu al zijn opgenomen in de Rhenense meerjarenbegroting voor de jaren 2014 tot en
met 2017.
5.2 Nieuwe budgetten
Bijstelling nieuwe budgetten
Op 15 oktober 2013 heeft de Tweede Kamer de motie Keijzer aangenomen, waarin werd gevraagd om
een nieuwere en betrouwbaardere raming van het in 2015 naar gemeenten over te hevelen budget
voor de jeugdzorg en de verdeling van dit budget over individuele gemeenten. Door nieuwe inzichten
en verbeteringen in de data treden er soms substantiële verschillen op met de verdeling van de
jeugdzorgmiddelen, zoals die is gepresenteerd in de meicirculaire 2013 van het gemeentefonds. Deze
verdeling vormt echter een tussenstand, omdat de definitieve verdeling op basis van recentere
gegevens zal worden gepubliceerd in de meicirculaire 2014.
De nieuwe verdeling die door Cebeon en het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) op 3 december 2013
is gepubliceerd, laat voor Rhenen, als onderdeel van regio FoodValley het volgende beeld zien:
2013 mei circ 2013 Cebeon / Verschil
gerectificeerd
SCP dec 2013
Barneveld
Ede
Nijkerk
Renswoude
Rhenen
Scherpenzeel
Veenendaal
9.257.810
25.014.748
6.567.719
875.250
2.759.507
1.535.523
15.347.099
11.186.031
25.399.352
7.332.245
943.938
3.026.516
1.428.684
16.450.954
20,8%
1,5%
11,6%
7,8%
9,7%
-7,0%
7,2%
Totaal FoodValley
61.357.656
65.767.720
7,2%
3.348.999.995
3.534.000.000
5,5%
1,83%
1,86%
- Totaal van alle gemeenten
- FoodValley als percentage van alle
gemeenten:
in %
De twee belangrijkste redenen voor de bijstelling met € 185 miljoen zijn:
1. Er is een bedrag van € 150 miljoen uit de Zorgverzekeringswet (Zvw) toegevoegd aan de over
te hevelen Geestelijke Gezondheidszorg (GGz) middelen om te voorzien in de behandeling van
ouders van jeugdigen in zorg. Dit betreft opvoedkundige zorg die ouders in staat moet stellen
hun kind adequaat op te voeden.
2. Daarnaast speelt het woonplaatsbeginsel een belangrijke rol: in de meicirculaire 2013 is bij de
bepaling van de gemeentelijke herkomst van de kinderen onder voogdij conform eerdere
afspraken uitgegaan van het adres van de statutaire vestigingsplaats van de voogdij. Dit
betreft de 14 gemeenten waar de bureaus jeugdzorg zijn gevestigd. Inmiddels wordt in de
Jeugdwet uitgegaan van het adres van de jeugdige zelf. Dit is doorgaans het adres van het
22
pleeggezin, maar kan ook het adres van een instelling zijn. Bij de bepaling van het adres van
kinderen onder voogdij kon in de meicirculaire 2013 overigens niet altijd worden uitgegaan
van de statutaire vestigingsplaats van de voogdij, maar door de nieuwe bepaling van het
herkomstadres speelt dit probleem niet meer. Deze wijziging heeft grote gevolgen voor de
verdeling van middelen voor de jeugdbescherming en daarmee samenhangende middelen
voor Jeugd- en Opvoedhulp.
Het macrobudget van over te hevelen middelen is volgens recente informatie van het ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) als volgt samengesteld:
 Voor de jeugdzorg gefinancierd uit de Zvw, is het macrobudget 2012 bepaald op een bedrag
van € 850 miljoen (was € 704 miljoen);
 Voor de jeugdzorg gefinancierd uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, is het
macrobudget 2012 bepaald op een bedrag van € 982 miljoen (was € 954 miljoen);
 Voor de jeugdzorg gefinancierd door rijk en provincies, is het macrobudget 2011 bepaald op
een bedrag van € 1.702 miljoen aan provinciale jeugdzorg, waarvan € 1.180 miljoen (was
€ 1.181 miljoen) als doeluitkering van het ministerie van VWS voor de provinciale jeugdzorg, €
185 miljoen voor de door het ministerie van VWS direct gefinancierde JeugdzorgPlus, en
€ 337 miljoen (was € 325 miljoen) als doeluitkering van het ministerie van Veiligheid & Justitie
voor jeugdbescherming en jeugdreclassering.
Grafisch ziet dit er als volgt uit:
Bijgestelde budgetten in relatie tot opgave zorgaanbieders
In het kader van het transitiearrangement Jeugdzorg Regio FoodValley is er een uitvraag gedaan
onder de zorgaanbieders. Deze uitvraag is enerzijds niet volledig omdat niet alle zorgaanbieders zich
gemeld hebben. Anderzijds zit er vervuiling in de cijfers. Vooralsnog geeft de onderstaande tabel het
actuele beeld weer:
23
2013 Cebeon /
Opgave
Verschil
SCP dec 2013 Zorgaanbieders
Barneveld
Ede
Nijkerk
Renswoude
Rhenen
Scherpenzeel
Veenendaal
11.186.031
25.399.352
7.332.245
943.938
3.026.516
1.428.684
16.450.954
16.528.538
25.513.069
6.056.156
779.347
3.381.145
1.536.176
19.080.529
5.275.856
-5.342.507
-113.717
1.276.089
164.591
-354.629
-107.492
-2.629.575
-5.275.856
Totaal
FoodValley
65.767.720
78.150.816
-12.383.096
Binnen FoodValley heeft een nader onderzoek plaatsgevonden naar de aangeleverde gegevens van
zorgaanbieders. Hieruit kwam het volgende naar voren:
1. Het verschil blijkt bijna in zijn geheel te verklaren uit provinciaal gefinancierde jeugdzorg. Uit
de gegevens lijken ZVW en AWBZ in uitvraag en beschikbare middelen in de pas te lopen.
2. € 5 miljoen is opgespoord door fouten in berekeningen.
3. € 6 miljoen is opgespoord doordat Intermezzo waarschijnlijk het woonplaatsbeginsel verkeerd
heeft geïnterpreteerd. Dit betekent dat er bij narekening geen 108 klanten van Intermezzo uit
Barneveld komen maar in werkelijkheid maar 8 in de FoodValley
Inmiddels is het verschil teruggebracht van bijna € 17 miljoen (78.150.814 – 61.357.656) naar ruim € 12
miljoen waarvan voor een bedrag van € 11 miljoen een verklaring is te geven.
5.3 Financiële Onzekerheden
De onzekerheid ten aanzien van financiën zit aan twee kanten:
1. Ten aanzien van het budget dat vanuit het rijk en de provincie overgeheveld wordt voor de
nieuwe taken en de vraag hoe zich dat in de tijd ontwikkelt als gevolg van nieuwe
verdeelmodellen. De verdeling voor 2015 vindt plaats op basis van historische uitgaven, voor
de jaren daarna volgt een verdeling op basis van ‘objectieve maatstaven’, die ontwikkeld
worden door het rijk.
2. Daarnaast zal gaandeweg de komende periode het beeld van de benodigde middelen voor de
voorzieningen steeds duidelijker worden. We willen (de financiële consequenties van) de
zorgvraag zo goed mogelijk kunnen voorspellen. Maar onder invloed van transformatie, de
complexe samenhang in zorgvragen en het ontbreken van volledige informatie zal de
bandbreedte van deze voorspelling in de eerste periode naar verwachting nog aanzienlijk zijn.
5.4 Overgangsrecht voor cliënten in jeugdzorg op 31 december 2014
Landelijk zijn bestuurlijke afspraken uitgewerkt over het invullen van de continuïteit van jeugdzorg
in het overgangsjaar 2015. Per jeugdzorgregio (FoodValley) is een transitiearrangement (RTA)
opgesteld waarin is uitgewerkt hoe samenwerkende gemeenten de zorgcontinuïteit realiseren.
Hierin wordt op sectorniveau een basisgarantie van 70 procent geven en 30 wordt nog nader ingevuld
bij de uitwerking van het RTA. In 2014 wordt dit betrokken en verder vertaald in inkoopafspraken met
de zorgaanbieders. Deze afspraken borgen de continuïteit van zorg, maar zijn ook waar het kan van
invloed op de mogelijkheden tot innovatie, nodig om de transformatie en daarmee verbonden
financiële ombuiging te kunnen realiseren.
24
5.5 Toevoeging bestaande budgetten
Naast de nieuwe budgetten die vanaf 2015 deel in de begroting deel zullen gaan uitmaken van het
‘programmabudget sociaal domein’, kennen we binnen onze huidige meerjarenbegroting nog een
aantal budgetten, dat in meer of mindere mate raakvlakken heeft met de nieuwe taken waarvoor we
vanaf 2015 verantwoordelijk worden. Deze budgetten zijn exclusief de ambtelijke uren die ten behoeve
van deze taken worden gemaakt:
2014
CJG (exploitatielasten)
CJG (werkbudget)
Jeugd- & Jongerenwerk (subsidie
welzijnsorganisatie)
Jeugd- & Jongerenwerk (werkbudget jongerenraad)
Jeugdgezondheidszorg maatwerkdeel
Jeugdgezondheidszorg uniformdeel (0 - 4 jaar)
Jeugdgezondheidszorg uniformdeel (4 - 18 jaar)
Kinderopvang (keuring, controle en adviezen)
Peuterspeelzalen (subsidies)
Vervoerskosten leerlingenvervoer
Wet OKE (onderwijsachterstandbeleid / VVE)
141.200
40.000
107.909
2.500
47.524
228.804
303.653
25.479
97.736
463.442
251.359
1.709.606
Van deze budgetten zullen we in 2014 bezien hoe en in hoeverre ze nog beter kunnen bijdragen aan
het realiseren van de doelstellingen op het gebied van zorg voor jeugd.
5.6 Bekostiging
Voor de bekostiging zijn er diverse modellen beschikbaar. Onderstaand is een indeling die door een
groot adviesbureau wordt gehanteerd en is bedoeld om een eerste indruk te geven van de
mogelijkheden.
Er zijn 5 hoofdvormen van bekostiging:
1. Beschikbaarheidsbekostiging. “Als het er gewoon moet zijn”.
Een vast budget voor het beschikbaar houden van een dienst.
Kenmerkend voor deze vorm is dat er geen directe relatie is tussen het budget en de afname
van de dienst.
”Stof op een brandweerauto houdt niet in dat je de brandweer kunt afschaffen.”
Voorbeeld: brandweer, zwembad;
2. Populatiegebonden bekostiging. “Bij diagnose en samenwerking”.
Het verstrekken van een budget aan een of meerdere instellingen voor het bedienen van een
doelgroep of populatie. Volumewijzigingen werken pas met enige vertraging door in de
budgetten. Nadeel is dat er geen sterke prikkels zijn tot innovatie en servicegerichtheid.
Voorbeeld: scholen per leerling, wijkbudget per inwoner;
3. Prestatie- of prestatiebekostiging. “Voor de fabriek”
Hierbij worden bedragen per verrichting of per persoon betaald. Hierbinnen is onderscheid
tussen
- Functiebekostiging: tarieven per omschreven functie
25
4.
5.
- Integrale bekostiging: totale zorg aan een persoon voor een bepaalde duur
- Cliëntvolgende bekostiging: zorgplan is basis voor bekostiging
Prestatiebekostiging bevat volumeprikkel en maakt het voor financiers (gemeenten) makkelijk
om zorg bij een andere aanbieder in te kopen. (p x q)
Voorbeeld: aantal indicaties, vouchers;
Persoonsgebonden betalingen. “Voor cliënten die willen en kunnen inkopen”.
Geldbedragen die rechtstreeks aan zorgvragers wordt uitgekeerd, zodat zij zelf zorg kunnen
inkopen. Risico’s zijn fraude en controleverlies.
Voorbeeld: uitkeringen, toeslagen, PGB’s;
Resultaatbekostiging. “Als het meetbaar is en de prikkel nodig is”.
Hierbij wordt een vergoeding of beloning verstrekt voor een resultaat bij een persoon of
groep. Meting van resultaten moet eenvoudig en betrouwbaar zijn en goed terug te voeren op
betrokken partijen.
Voorbeeld: een schoon huis als resultaat bij thuiszorg.
Hoe we in Rhenen de zorg willen gaan bekostigen zullen we in eerste instantie in samenwerking met
de regio FoodValley oppakken. In een aanvullende notitie worden de bekostiging en de keuzes die we
daarin gaan maken nader uitgewerkt.
26
6. Monitoring en verantwoording
6.1 Gebruik indicatoren
In het beleidsplan zijn verschillende indicatoren genoemd, die gebruikt gaan worden om te meten of
we bepaalde prioriteiten en afgeleide procesdoelen wel of niet kunnen halen. Het is nog te vroeg om
nu al uitspraken te doen over de monitoring daarvan. We ontwikkelen nieuwe werkprocessen, waarin
passende indicatoren worden opgenomen. In 2014 gaan we deze indicatoren nader uitwerken. Daarbij
zal gemeente Rhenen nauwgezet optrekken met de andere regiogemeenten in de Regio FoodValley.
6.2 Afleggen verantwoording
Voor 2014 geldt het huidige systeem van verantwoorden. Dat wil zeggen dat de lokale partijen, die
een bijdrage leveren aan de zorg voor jeugd en daarvoor een subsidie ontvangen met een jaarverslag
en jaarrekening daarover hun verantwoording afleggen aan de gemeente. In 2014 gaan we toewerken
naar meer tussentijdse verantwoording en uitwisseling door het houden van kwartaalgesprekken met
de partijen waarvan personeel is gedetacheerd in het Lokaal Ambulant Team en de teams daarom
heen. Vragen als ‘Hoeveel aanmeldingen heeft de organisatie ontvangen? Welke zijn ingebracht in het
LAT en waarom? Welke niet en waarom?’ staan daarbij centraal. Het doel is om zicht op in- en
uitstroom te krijgen en met de gesprekken te sturen op de afgesproken veranderingen in werkwijze.
Voor de provinciale zorgaanbieders waar de gemeente Rhenen mee werkt, proberen we deze
kwartaalgesprekken zoveel mogelijk samen met de provincie te doen. Daarmee kunnen we de
inzichten bij elkaar brengen (de provincie is nog verantwoordelijk, de gemeente heeft zicht op een
deel van de uitvoering), dubbel werk voorkomen en als gemeente leren van de opgebouwde ervaring
van de provincie met het voeren van dergelijke gesprekken (opdrachtgeversrol).
Voor 2015 en daarna zal de situatie lokaal in lijn met 2014 verder vorm krijgen. Voor de regionale en
bovenregionale zorg moeten binnen FoodValley nog afspraken worden gemaakt in 2014.
Ook de eisen waaraan Rhenen landelijk moet gaan voldoen voor het afleggen van verantwoording, zijn
op dit moment nog onvoldoende bekend. De financiële verantwoording zal in lijn met de totale
verantwoording over de bestedingen van de gemeente worden uitgewerkt. De Transitiecommissie
stelselherziening jeugdzorg werkt aan een zogenoemde stelselmeter.
Binnen de gemeente zal de gemeenteraad via de reguliere planning en controlcyclus kunnen
beschikken over verantwoordingsinformatie. De meest passende indicatoren daarvoor zullen ook in
afstemming met de raad worden uitgewerkt.
27
7. Cliëntenparticipatie en klachtenafhandeling
7.1 Cliëntparticipatie
In het nieuwe Jeugdstelsel is een belangrijke rol ingeruimd voor de cliënt. Niet alleen de
ouders/opvoeders, maar zeker ook de jeugdigen moeten hun stem kunnen laten horen. Het
gezamenlijk betrekken van jeugdigen en hun ouders bij een gesprek vergt speciale aandacht. De
sleutel tot het succesvol betrekken van jongeren is dat zij ervaren dat er ook daadwerkelijk naar hen
geluisterd wordt en dat hun mening ook echt telt. Jeugdigen geven aan betrokken te willen worden bij
de beleidsvorming. Wat betekent dat de gemeente bereid moet zijn hen op te zoeken en niet mag
verwachten dat ze naar inspraakbijeenkomsten komen.
De belangrijkste vernieuwing bij zorg voor jeugd is dat wordt uitgegaan van de eigen mogelijkheden
van jeugdigen en hun ouders om regie te voeren over hun ondersteuning en hulp. Belangrijk aspect
daarbij is dat niet over- maar met de ouders en de jeugdige wordt gesproken. De betrokkenheid van
ouders en jeugdigen en hun sociale omgeving bij de aanpak is cruciaal. Met het gezinsplan en de regie
die bij het gezin en/of de jeugdige ligt, wordt vorm gegeven aan een belangrijk uitgangspunt van de
Jeugdwet. Dit betekent: uitgaan van eigen kracht van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk. Van
belang hierbij is ook de relatie met het passend onderwijs. We hanteren het gezinsplan als vertrekpunt.
Daardoor komen deze facetten vanzelf aan de orde. Binnen het Centrum voor Jeugd en gezin Rhenen
is een ouderpanel actief. Dit ouderpanel, dat bestaat uit opvoeders binnen de gemeente Rhenen, heeft
een adviserende rol naar het CJG. Ook is er in Rhenen een Jongerenraad die zich bezig houdt met alle
veranderingen in het sociaal domein. Deze Jongerenraad voorziet de gemeente gevraagd en
ongevraagd van advies.
7.2 Klachtenafhandeling
De nieuwe werkwijze kent een aanpak met meer ruimte voor de beroepskracht, maar dit mag geen
inbreuk zijn op de rechten van de cliënt. We creëren waarborgen door bijvoorbeeld het hebben van
een klachtenregeling, de invoering van een vertrouwenspersoon en het instellen van een vorm van
bezwaar en beroep. De balans in de waarborgen is een punt van aandacht. Voor de beroepskrachten
wordt erop gelet dat er ook waarborgen zijn bij de beroepsuitoefening.
Als gemeente willen we waar nodig aanvullende kwaliteitseisen stellen in de contracten met
zorgaanbieders rond klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid. Het ontvangen van
gegevens, geluiden en signalen is essentieel om de jeugdhulp (bij) te kunnen sturen. Bovendien draagt
de kennis van klachten van burgers over de verlening van de jeugdhulp ertoe bij dat we in ons beleid
cliëntgericht te werk kunnen gaan.
7.3 Vertrouwenspersoon
De gemeente Rhenen heeft de verantwoordelijkheid er voor te zorgen dat jeugdigen en ouders een
beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Onafhankelijk, beschikbaar en
toegankelijk zijn belangrijke voorwaarden voor een goede invulling van deze functie. Wij waarborgen
de onafhankelijkheid ten opzichte van de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen door
deze functie bij ons, de gemeente, neer te leggen. Wij moeten ervoor zorgen dat
vertrouwenspersonen hun taak kunnen uitoefenen. Ook jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde
instellingen hebben de verantwoordelijkheid om aan de eisen van de rechtspositie van jeugdigen en
ouders te voldoen. In 2014 wordt de cliëntparticipatie verder uitgewerkt.
28
8. Communicatie
8.1 Communicatiestrategie sociaal domein
Vanuit het programma Sociaal Domein binnen de gemeente Rhenen is er de aankomende periode
doorlopende communicatie met de inwoners van Rhenen.
In de communicatie over de veranderingen in het sociaal domein richten we ons op drie
hoofdgroepen; Partners, Cliënten en Inwoners.
1. Partners: voor partners is vooral het transitieproces van belang.
2. Cliënten: Cliënten maken zich vooral druk om de veranderingen.
3. Inwoners; voor inwoners is belangrijk dat zij beseffen dat hun inzet nodig is voor de
ondersteuning van anderen en zichzelf.
8.2 Partnercommunicatie
Partners informeren over het transitieproces: wat is visie van de gemeente? Waar staat de gemeente
nu? Informatie van de gemeente is nodig zodat ze aan eigen beleid kunnen werken en ook voor het
delen van visies.



Communicatiedoel : Partners informeren over actuele status beleidsontwikkeling- en
implementaties in de transities.
Strategie: Door alle informatie toegankelijke en transparant beschikbaar te stellen.
Middelen: gemeentelijke website, e-mail nieuwsbrief, bijeenkomsten, Rhenens Betuwse
Courant en social media .
8.3 Cliëntcommunicatie
De groepen die straks het eerst geraakt wordt door de veranderingen zijn de bestaande en nieuwe
cliënten. De cliënten zitten met de meeste vragen.



Communicatiedoel: Cliënten (en hun netwerk) informeren over wat er voor hen verandert.
Belangrijk hierbij is om de antwoorden daar te geven waar ondersteuningsvragen worden
gesteld. Dus geen moeilijke constructies opzetten maar natuurlijk gedrag van cliënten volgen.
Verder is het belangrijk om te informeren op basis van de informatiebehoefte van de cliënt(en
zijn netwerk).
Strategie: cliënten informeren over veranderingen via hun begeleiders dmv vraag en
antwoord.
Middelen: vragen en antwoorden ophalen bij de frontoffice van partners en gemeente op.
Deze ‘centrale content’ delen in middelen gemeente, partners, cliënten brochure, cliënten
website en cliënten informatienummer.
8.4 Inwonerscommunicatie
 Communicatiedoel: inwoners bewust maken dat eigen inzet nodig is voor (zorg) ondersteuning
voor zichzelf en anderen. Focus op informele hulp zonder professionals, inzetten sociale
netwerken, gebruik middelen gemeente en partners.
 Strategie: Successen en voorbeelden delen, inspireren met echte verhalen en ideeën. (om
bewustwording op gang te brengen)
 Middelen: onderzoek naar succesverhalen, ‘campagne voeren’ (online en offline) in middelen
partners, gemeente en pers.
29
8.5 Specifiek communicatietraject Lokaal Ambulant Team Rhenen
Vanuit het domein zorg voor jeugd wordt op korte termijn een specifiek communicatieplan opgesteld
in relatie tot de doorontwikkeling van het Centrum voor Jeugd en Gezin naar een Lokaal Ambulant
Team. De herkenbaarheid van dit ambulante team is voor beroepskrachten en inwoners van belang.
8.6 Doorlopende communicatie vanuit Regio FoodValley
De gemeente Rhenen werkt nauw samen met de Regio FoodValley in voorbereiding op de transities.
Vanuit de regio is er ook een continu communicatietraject waar Rhenen bij aangehaakt is.
8.7 Extra focus op transformatie
In verband met de mogelijke gevolgen van de transformatie binnen het sociaal domein voor
de Rhenense inwoners besteden wij de nodige aandacht aan burgerparticipatie en
klanttevredenheid. In ieder geval als het gaat om: het hanteren van de maatschappelijke
agenda, de ondersteuning van burgers vanuit de Rhenense PublieksBalie en het introduceren
van grote veranderingen (meer dan 2 regelingen / stapelingseffecten) per persoonlijke brief.
30
9. Vervolg
9.1. Geldigheidsduur beleidsplan
Dit beleidsplan geeft aan waar we in 2014 al mee bezig zijn voor de decentralisatie. Dit plan hoort bij
onze wettelijke bevoegdheid van 1 januari 2015, dan is dit plan een vereiste. De planperiode loopt tot
1 januari 2017.
9.2. Actualisering beleidsplan
Er zal in de periode 2014-2017 een bijstelling, aanvulling van het beleidsplan gaan plaatsvinden. Lokaal
kunnen er met de jaarlijkse maatschappelijke agenda zaken naar voren komen, die tot
beleidsaanpassingen nopen. Wij hopen dat deze aanpassingen dan in het teken staan van nog
effectiever en efficiënter zaken met elkaar organiseren als cirkels rondom het gezin van de jeugdige.
9.3. Uitwerking risico’s
De toegang tot zorg is een belangrijk onderdeel van de sturing en ook van de risicobeperking.
Tegelijkertijd is duidelijk dat de gemeente niet over de gehele linie rechtstreeks kan sturen. Zo hebben
bijvoorbeeld huisartsen het recht tot doorgeleiding naar zorg zonder akkoord van de gemeente terwijl
deze zorg wel door de gemeente wordt bekostigd. Dit geldt ook voor gedwongen zorg in het kader
van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Vooralsnog leggen we in de overige situaties de
coördinatie bij het toekennen van een voorziening bij de gemeente. Het streven is om op
verantwoorde wijze zo veel mogelijk indicatievrij te werken om onnodige bureaucratie te voorkomen
en een juiste balans te creëren tussen grip en vertrouwen. Daarbij weegt mee dat de wijze van
bekostiging van invloed is op de beheersing van financiële risico’s.
9.4. Uitwerking systeem indicatoren
In 2014 gaat gemeente Rhenen de nieuwe werkprocessen ontwikkelen, waarbij passende indicatoren
moeten worden opgenomen. Deze indicatoren krijgen dus in 2014 een nadere uitwerking. Daarbij zal
Rhenen nauw optrekken met de overige regiogemeenten in FoodValley verband.
31
Bijlage 1: De nieuwe Jeugdwet, regionale en lokale ontwikkelingen
Het Jeugd- en Onderwijsveld is in beweging. De rol van de gemeente verandert hierdoor wezenlijk
aangezien de gemeente verantwoordelijk wordt voor de totale Zorg voor Jeugd. Het beleidsplan is
vooral gebaseerd op een aantal eerder vastgestelde kaders, zie onderstaande tabel:
Kaders
Landelijk
Regionaal
Lokaal
Nieuwe Jeugdwet
Regionale Visie FoodValley
Regionaal Beleidsplan FoodValley Jeugd 2015 –
2018
Contouren Visie Sociaal Domein
Visie Sociaal Domein
Integraal Beleidskader Sociaal Domein
Hieronder wordt kort ingegaan op de verschillende ontwikkelingen en kaders.
Definitie ‘Jeugdige’
In de nieuwe Jeugdwet wordt onder 'jeugdige' verstaan de leeftijdsgroep van 0-18 jaar. Daarop worden
in de wet vervolgens twee uitzonderingen gemaakt; het betreft de:
e
e
- jongere die tussen zijn 18 en 21 levensjaar een strafbaar feit begaat en veroordeeld wordt
volgens jeugdrecht. Zijn/haar verplichte begeleiding of behandeling valt onder de reikwijdte
van de Jeugdwet en dus onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Qua leeftijd is hier
geen bovengrens.
e
e
- jongere voor wie jeugdhulp is gestart vóór de 18 verjaardag kan tot maximaal zijn 23
levensjaar recht houden op hulp, op vrijwillige basis, als dat noodzakelijk geacht wordt door
13
het college.
De standaard bovengrens van 18 jaar vloeit voort uit het feit dat jongeren op hun 18e wettelijk
meerderjarig worden, en daarmee alle rechten en plichten van een volwassene krijgen. Beperkingen of
verplichtingen opleggen aan iemand ouder dan 18 jaar is in strijd met artikel 5 van het Europees
Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Ook in gerelateerde wetgeving vinden
we deze leeftijdsgrens terug, bijvoorbeeld in de Leerplichtwet: de leerplichtige leeftijd eindigt bij 18
jaar. Alleen als er sprake is van strafbare feiten kan een volwassen persoon beperkingen of
verplichtingen worden opgelegd. De praktijk leert dat lang niet alle jongeren op hun 18e in staat zijn
om de verantwoordelijkheden die bij meerderjarigheid horen te dragen. Ze hebben soms nog geen
startkwalificatie, jongeren uit de Jeugdzorg zijn soms nog niet uitbehandeld, ze hebben verstandelijke
beperkingen of psychische stoornissen en zouden gebaat zijn bij een langere doorloop van
(jeugd)hulp. Als de jeugdige dit zelf niet wil is er geen wettelijke basis om een verplichting op te
13
Art 1.1 Jeugdwet:
- jeugdige: persoon die:
1°. de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt,
2°. de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht
recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of
3°. de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, en voor wie de voortzetting van
jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, die was aangevangen, of voor wie het college vóór het bereiken van de leeftijd van
achttien jaar heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van
jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar
hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is;
32
leggen. Op basis van jurisprudentie is bepaald dat gesloten jeugdzorg kan doorlopen tot maximaal
e
een half jaar na de 18 verjaardag.
Ook aan de onderkant van de jeugdige is de leeftijdsgrens van 0 jaar oprekbaar. Uit preventief
oogpunt is het wenselijk om een leeftijdsgrens van ‘min-9 maanden’ aan te houden. Ook voorafgaand
of tijdens de zwangerschap kunnen preventieve maatregelen bijdragen aan gezond opgroeien.
Als we echter in dit beleidsplan spreken over 'jeugdige' bedoelen we, vanwege het wettelijk kader,
daarmee primair de leeftijdsgroep van 0-18 jaar. Daar waar vervolgens preventieve en/of faciliterende
activiteiten worden beschreven die ook voor een ruimere doelgroep bestemd zijn wordt dit expliciet
benoemd.
Nieuwe Jeugdwet
In de nieuwe Jeugdwet zijn de kaders aangegeven waarbinnen de gemeente haar beleid mag
vormgeven. Het stelsel van jeugdhulp is erop gericht dat ieder kind gezond en veilig kan opgroeien,
kan groeien naar zelfstandigheid en kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer, rekening
houdend met zijn ontwikkelingsniveau. Ouders zijn hiervoor eerst verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf
gaat, komt de overheid in beeld. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren: Geen
kind buiten spel.
Omdat het huidige stelsel verschillende tekortkomingen laat zien, is een stelselwijziging nodig die leidt
tot:
 Een omslag (transformatie) naar meer preventie en eerdere ondersteuning
 Uitgaan van de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders
 Minder snel medicaliseren van problemen
 Integrale aanpak met betere samenwerking rond gezinnen en (jeugd)hulp op maat
De Jeugdwet regelt de overheveling van alle jeugdhulp naar gemeenten, waardoor zij zowel bestuurlijk
als financieel verantwoordelijk worden voor de uitvoering. Onder jeugdhulp wordt verstaan:
ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij het voorkomen, verminderen,
stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen,
psychosociale problemen of gedragsproblemen van de jeugdige, of opvoedingsproblemen. Door de
nieuwe Jeugdwet treedt de volgende verschuiving op:
33
Verantwoordelijkheid gemeenten
In het nieuwe stelsel krijgt de gemeente de verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdhulp (dus
inclusief specialistische hulp zoals jeugd-ggz, jeugd-lvb en gesloten jeugdhulp in het kader van
ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen) en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en
jeugdreclassering. Deze verantwoordelijkheid wordt in dit wetsvoorstel vorm gegeven als een
zorgplicht van gemeenten, de jeugdhulpplicht. De gemeente is verantwoordelijk voor een kwalitatief
en kwantitatief toereikend aanbod van de verschillende vormen van jeugdhulp en van gecertificeerde
instellingen en zorgt dat ieder kind dat een vorm van jeugdhulp nodig heeft, deze daadwerkelijk krijgt.
De verantwoordelijkheid van de gemeente bestaat in ieder geval uit:
A. het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en
kinderopvang;
B. het voorzien in een voldoende passend (dus effectief ) aanbod van jeugdhulp;
C. het advies geven over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp, op
een laagdrempelige en herkenbare wijze; de vereiste expertise dient daarbij op het juiste
moment beschikbaar te zijn;
D. het op een toegankelijke wijze adviseren van beroepskrachten met zorgen over een jeugdige
(consultatiefunctie);
E. het doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming indien een
kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk geacht wordt;
F. het compenseren van beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van
een jeugdige (maatschappelijke begeleiding);
G. het op een eenvoudige wijze adviseren van jeugdigen met vragen;
H. het voorzien in een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen die de maatregelen van
kinderbescherming en jeugdreclassering uitvoeren.
De gemeente voert een samenhangend beleid ten aanzien van de jeugdhulp, de uitvoering van
kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en de jeugdgezondheidszorg en zorgt voor
afstemming en samenwerking met onderwijs, zorg, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen
en politie en justitie.
Toegang tot jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering
De gemeentelijke verantwoordelijkheid omvat:
 laagdrempelige en herkenbare toegang tot jeugdhulp,
 het advies geven over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp,
 het adviseren van beroepskrachten die zich zorgen maken over een jeugdige, en
 het samenhangend organiseren van de toegang tot de raad voor de kinderbescherming en
het gedwongen kader.
De gemeente zorgt ervoor dat de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen, gezinnen en
medeopvoeders integraal en op laagdrempelige wijze worden aangeboden. Bij een interventie gaan
we uit van de eigen kracht en het sociale netwerk van betrokken jeugdigen en hun ouders en richten
we de inzet op herstel en versterking daarvan. Ook stemmen we af met eventuele ondersteuning op
school en voorschoolse voorzieningen. Verreweg de meeste ondersteuning bieden de medewerkers
die werkzaam zijn in het centrum voor jeugd en gezin zelf. Op basis van hun professionele
deskundigheid en ervaring zijn ze in staat in te schatten wanneer inschakeling van specialistische hulp
nodig is of dat een kinderbeschermingsmaatregel dient te worden overwogen. Het is aan de
34
gemeenten om de toegang tot jeugdhulp zo goed mogelijk vorm te geven; het ‘centrum voor jeugd
en gezin’ wordt niet wettelijk voorgeschreven. De huisarts behoudt zijn rol als poortwachter (dat wil
zeggen als verwijzer naar jeugd-ggz).
Regionale visie FoodValley Jeugd
In het voorjaar van 2013 is de Regionale visie FoodValley Jeugd, genaamd ‘Elke jeugdige telt en doet
mee’, vastgesteld door alle gemeenten binnen de FoodValley regio. De FoodValley gemeenten trekken
samen op bij de transitie en transformatie van de zorg voor jeugd. Om het motto ‘Elke jeugdige telt en
doet mee’ in de praktijk waar te maken, maken we gezamenlijk afspraken over de wijze waarop de
zorg voor de jeugd vorm krijgt. In het visiedocument wordt een beeld gegeven van wat lokaal,
(sub)regionaal of bovenregionaal zal uitgevoerd en georganiseerd gaat worden.
Twee belangrijke vertrekpunten voor de veranderopgave zijn:
 De kern van deze veranderopgave is begeleiding, ondersteuning en zorg zo dicht mogelijk bij
jeugdigen en hun ouders aan te bieden en op een manier die beter aansluit bij de behoeften
die zij hebben.
 De toekomstige zorg voor jeugd is een lokale verantwoordelijkheid met een regionale
component.
Het bevorderen van de integraliteit en samenhang is een van de kansen en speerpunten waaraan de
gemeenten binnen het lokale sociale domein vorm gaan geven. De decentralisatie van de jeugdzorg
kan en mag hiervan niet los worden gezien.
Regionaal beleidsplan FoodValley Jeugd
Op 17 december 2013 heeft de gemeenteraad het Regionaal Beleidsplan FoodValley Jeugd
vastgesteld. In de Jeugdwet staat dat gemeenten moeten samenwerken als dat noodzakelijk is voor
een doeltreffende of doelmatige uitvoering van de wet. Deze samenwerking hebben de gemeenten in
FoodValley vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is het
regionale beleidsplan geschreven. In het beleidsplan wordt ingegaan op de gezamenlijk afspraken
over de wijze waarop we de (boven)regionale zorg voor de jeugd vorm gaan geven. De
regiogemeenten in FoodValley willen met het beleidsplan het volgende bereiken:
Het regionale beleidsplan bevat samenwerkingsafspraken voor de periode 2015-2018 en bestaat niet
alleen uit gemaakte keuzes, maar ook uit vraagstukken die nog nadere uitwerking verdienen. Hierbij
gaat om lokale en (boven)regionale taken op het gebied van inkoop, toegang en toeleiding, sturing en
financiële afspraken.
Lokale ontwikkelingen
De gemeenteraad van Rhenen heeft enkele belangrijke kaders vastgesteld: Contouren Visie Sociaal
Domein, Visie Sociaal Domein en het Integraal Beleidskader Sociaal Domein.
Contouren Visie Sociaal Domein
Op 28 mei 2013 heeft de gemeenteraad de nota ‘Contouren Visie Sociaal Domein Rhenen – Van
maakbaarheid naar werkelijkheid’ vastgesteld. In deze nota wordt de koers ingezet om de omslag te
maken van een verzorgingstaat naar een netwerksamenleving. Het speelveld is afgebakend
waarbinnen wij de visie op het Sociaal Domein hebben vormgeven.
35
Visie sociaal domein
Op 12 november 2013 heeft de gemeenteraad de Visie Sociaal Domein ‘Een vitale samenleving is nooit
blut!’ vastgesteld. De uitgewerkte visie verdiept de kanteling, verheldert welke spelers op het speelveld
staan en geeft een aanzet tot de nieuwe spelregels. De visie zet het streefbeeld neer van de vitale
samenleving. Op basis van dit streefbeeld zijn principes, inzichten en uitgangspunten beschreven, die
Rhenen wil hanteren om de systeemwisseling naar ‘één gezin, één plan en één regisseur’ met de
verschillende betrokkenen in het sociaal domein te bewerkstelligen.
Integraal Beleidskader sociaal domein
Tijdens de raadsbehandeling op 21 januari 2014 heeft de gemeenteraad het Integraal Beleidskader
Sociaal Domein vastgesteld. Dit document vormt een verdere doorvertaling van het visiedocument. Dit
integrale beleidskader vormt de basis voor het gemeentelijk opereren in het sociaal domein. Het
omvat kaderstelling op drie punten: inhoudelijk, financieel en organisatorisch. In het integrale
beleidskader is de balans gevonden tussen integraal denken en werken op basis van ontschotting. In
het verlengde van dit integrale beleidskader zijn de beleidsplannen die raken aan jeugd,
maatschappelijke ondersteuning en participatie opgesteld.
De beleidsprioriteiten die voor het vormen van beleid in het sociaal domein centraal moeten staan, zijn
als volgt samengesteld:
1. Eigen regie en coördinatie van het leven;
2. Keuzevrijheid binnen het gezinsplan;
3. Sociale activatie van het gezin en het netwerk om het gezin;
4. Normaliseren van hulp, ondersteuning en zorg;
5. Versterken prikkels gericht op preventie en innovatie van zorg en ondersteuning;
6. Het stellen van bodemeisen voor veiligheid en leefbaarheid.
Het Integraal Beleidskader Rhenen is leidend in de sturing van de domeinen Jeugd(zorg),
Maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en Participatie.
Nieuwe ontwikkelingen rond Passend Onderwijs
Naast de Jeugdwet wordt met de Wet Passend onderwijs de verantwoordelijkheid voor hulp aan
kinderen en gezinnen die extra ondersteuning nodig hebben, belegd bij de schoolbesturen en de
gemeente. Schoolbesturen krijgen de opdracht en de middelen om elk kind passend onderwijs te
bieden. De gemeente is verantwoordelijk voor de hulp aan jeugdigen en ouders in het gezin. Beiden
krijgen de opdracht om deze speelvelden met elkaar te verbinden. Van belang is dat de scholen en de
gemeente de plannen over en weer afstemmen. Bij jeugdzorg en passend onderwijs is dus sprake van
spiegelwetgeving, waarbij de gemeente en het onderwijs maximaal op elkaar aan moeten sluiten. Het
beeld is helder. De gemeente kan geen sluitende aanpak voor jeugdhulp mogelijk maken, zonder de
inzet van het onderwijs. De gemeente is al in gesprek met de samenwerkingsverbanden van scholen,
om op die manier met elkaar inhoudelijk en procesmatige afspraken te maken over de relatie tussen
passend onderwijs en het vervolg op de transitie Jeugdzorg. Het onderwijs wordt meer dan voorheen
de locatie om eventuele problemen te signaleren, en in het verlengde daarvan een werkplaats voor
(een deel van) de uitvoering van de zorg.
De Wet passend onderwijs wil (voor een deel overeenkomstig de Transitie Jeugdzorg) drie
bewegingen op gang brengen:
36
1.
2.
3.
Een beweging van curatieve naar meer preventieve ondersteuning; gericht op het reduceren
van uitstroom naar bovenschoolse voorzieningen;
Handelingsgerichte diagnostiek met als hoofdvraag: wat heeft dit kind nodig?
Integraal denken en werken, waarbij een goede begeleiding in de overgang tussen de
onderwijssectoren centraal staat.
Er wordt een zorgplicht ingevoerd voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte. De
schoolbesturen maken met elkaar een ondersteuningsplan. De samenwerkingsverbanden worden
verplicht om dit plan in op overeenstemming gericht overleg (OOGO) te bespreken met de gemeente.
Er vindt ook OOGO over het Beleidsplan Zorg voor Jeugd plaats. Daarbij gaat het om de afstemming
rond de wijze waarop zorgtoewijzing plaatsvindt. De wetgever wil met de verplichting tot OOGO zowel in de onderwijs- als in de jeugdwetgeving - een garantie inbouwen dat er vanuit een planmatige
aanpak wordt samengewerkt rond kinderen en gezinnen.
Anno december 2013 zijn de Samenwerkingsverbanden (SWV-en) hun concept
ondersteuningsplannen nog aan het afronden. De SWV-en zijn pas opgericht. Er wordt nog hard
gewerkt aan het opbouwen van de onderlinge relaties. In het eerste ondersteuningsplanjaar zal vooral
nog worden gewerkt aan het ontwerpen van een gezamenlijke visie op hoofdlijnen, investeren in
kennismaken en samenwerken en het opbouwen van nieuwe relaties. Daarbij wordt gekeken naar het
opnemen van een gezamenlijke ontwikkelagenda voor de daarop volgende jaren.
37
Bijlage 2: Nieuw stelsel Rhenen op procesniveau
Hoofdproces
De nieuwe sociale infrastructuur voorziet in alle functies die nodig zijn voor de uitvoering van de
primaire processen in het nieuwe stelsel. Deze primaire processen hangen samen met volgende
stappen van het hoofdproces: signalering, vraagverheldering, informeren, toeleiding, ondersteuning op
de verschillende niveaus, specialistische hulp, uitvoeren gezinsplan en evaluatie gezinsplan
Relatie met collectieve en individuele voorzieningen
Ondersteuning is in alle gevallen maatwerk. Dat kan bestaan uit een samenspel van eigen inzet, inzet
van het sociale netwerk, informele ondersteuning en aanvullende professionele ondersteuning. Die
aanvullende ondersteuning kan verschillende vormen aannemen: collectieve vormen en individuele
vormen. Het uitgangspunt is om de inwoners in Rhenen in eerste instantie gebruik te laten maken van
informele zorg en de collectieve voorzieningen, waar nodig aan te vullen met individuele
voorzieningen. Collectieve vormen van ondersteuning zijn vaak goedkoper en kunnen dicht bij huis
worden georganiseerd. Het is wenselijk dat aanbod te vergroten en op een kwalitatief hoog niveau te
brengen en/of te houden. Door de gebruikers zelf bij de invulling en de kwaliteitsverbetering te
betrekken, blijft de ondersteuningsvorm het beste passen. Waar mogelijk wordt het collectieve aanbod
in de buurt georganiseerd en bevorderen we verbindingen tussen professionele en vrijwillige inzet.
Ook willen we de verbinding helpen organiseren tussen het bieden van ondersteuning en het
uitnodigen tot een wederdienst. De keuzevrijheid en de effectiviteit van de ondersteuning staan
daarbij altijd voorop, binnen de grenzen van kwaliteit en budget.
38
Bijlage 3: Context Rhenen
Uitbouwen preventief jeugdbeleid
Momenteel zijn verschillende partijen in Rhenen (al) verantwoordelijk voor de uitvoering en
financiering van het preventief jeugdbeleid, in relatie tot de jeugdzorg. De gemeente is
verantwoordelijk voor het preventieve aanbod op het gebied van opvoeden en opgroeien. Dit is
aanbod, ondersteuning die voor alle jeugdigen en hun opvoeders toegankelijk is. Het Centrum voor
Jeugd en Gezin (CJG) vervult hierin een sleutelrol. Het CJG is een netwerkorganisatie waarin diverse
partners samenwerken, zoals de jeugdgezondheidszorg (JGZ), het maatschappelijk werk,
14
welzijnsorganisaties, MEE, politie, voorschoolse voorzieningen en het onderwijs.
Bestaand gemeentelijk aanbod preventief jeugdbeleid
Onderstaande activiteiten worden door de gemeente gefinancierd en vanuit of in afstemming met het
CJG aangeboden:







14
CJG-loket: geven van informatie en advies bij vragen rondom opgroeien en opvoeden. Het CJG
heeft verschillende fysieke inlooppunten in Rhenen. Het CJG is drie dagdelen per week geopend.
Tevens houdt zij spreekuur in het Bestegoed in Elst en op het Pantarijn in Rhenen. Tijdens de
openingstijden kunnen jeugdigen en/of hun ouders, maar ook beroepskrachten met hun vragen
terecht. Vragen kunnen ook per mail of telefonisch gesteld worden. Via de website,
voorlichtingsavonden en een cursusaanbod wordt voorlichting gegeven.
In het Centrum Jeugd & Gezin organiseert VitrasCMD een keer per week een opvoedspreekuur.
Het gaat hierbij om kortdurende hulp bij opvoedzorgen en/of -problemen.
De voorschoolse voorzieningen en het Primair onderwijs kunnen jeugdigen en hun ouders of
verzorgers aanmelden bij het CJG-casusoverleg 12-. Hier wordt samen met de ouders en
betrokken beroepskrachten de opvoedvragen en/of –problemen besproken en volgt er advies
voor een adequaat hulpaanbod, liefst vanuit de lokale situatie.
Het Voortgezet Onderwijs (Pantarijn) heeft haar intern casusoverleg (ZAT) samengevoegd met het
CJG 12+ overleg van het CJG. Hiermee wordt voorkomen dat een jeugdige (met
ouders/verzorgers) niet op twee plekken besproken hoeft te worden.
Vanuit JGZ wordt het programma Stevig Ouderschap ingezet om vroegtijdig begeleiding te bieden
bij het opvoeden en opgroeien om te voorkomen dat gezinnen te lang zelf doortobben. Daarnaast
kan er Video Home Training (VHT) worden ingezet om ouders te helpen om de kern van hun
opvoedingsprobleem te herkennen en aan te pakken. VHT maakt vaak onderdeel uit van
thuisbegeleiding: intensieve vorm van hulpverlening aan huis gericht op het vergroten van de
zelfredzaamheid.
Jeugdgezondheidszorg (VitrasCMD 0-4 jaar, GGD (4-18 jaar): consultatiebureaus, schoolartsen en
vaccinatieprogramma. De JGZ richt zich op het beschermen en bevorderen van de gezondheid en
lichamelijke geestelijke en sociale ontwikkeling van jongeren. De JGZ ziet alle kinderen op een
aantal vaste momenten in zijn/haar leven. Hierbij wordt de landelijke richtlijn contactmomenten
gevolgd. Risico’s of problemen in de ontwikkeling kunnen tijdens deze contactmomenten worden
onderkend. De JGZ houdt vanaf de geboorte van elk kind een Elektronisch Kind dossier bij, waarin
bevindingen en acties worden vastgelegd.
Voor de preventie van schadelijk alcoholgebruik neemt Rhenen deel aan het project FrisValley. Dit
is een project in FoodValley waarbij de nadruk wordt gelegd op het uitstellen van de leeftijd
Voorschoolse voorzieningen zijn: peuterspeelzaalwerk en kinderopvang
39






15
waarop jongeren voor het eerst alcohol drinken, het verminderen van de frequentie van
alcoholgebruik door jongeren en het terugdringen van de hoeveelheid alcohol die wordt gebruikt
door jongeren. In 2014 wordt op 4 scholen in groep 8 het programma “hou vol, geen alcohol”
uitgevoerd. Hierbij worden de ouders nadrukkelijk betrokken.
Het maatschappelijk werk (Vitras CMD) biedt trajecten aan voor jeugdigen. Dit kunnen individuele
trajecten zijn, maar ook groepsgerichte trajecten. Zo worden er diverse trainingen op het gebied
van sociale vaardigheid gegeven. Daarnaast kan het maatschappelijk werk zich richten op de
ouders om hen te helpen hun rol als ouder zo goed mogelijk te vervullen. Dit valt niet onder de
jeugdzorg, maar heeft uiteraard wel effect op het welbevinden van de jeugdigen. In Rhenen is op
twee scholen (Driesprong en Montessorischool) schoolmaatschappelijk werk. Dit is georganiseerd
vanuit het samenwerkingsverband en ondergebracht bij het algemeen maatschappelijk werk.
Regulier peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. De speelzalen en kinderopvangvoorzieningen zijn
CJG netwerkpartners. Het project Kiekeboe, voor vroegdiagnostiek is een samenwerking tussen
deze voorzieningen en een jeugdzorgorganisatie.
15
Voor- en vroegschoolse educatie : In Rhenen wordt al jaren een beleid gevoerd dat er op is
gericht om onderwijsachterstanden te voorkomen en te bestrijden. Dit krijgt vooral vorm door de
voor- en vroegschoolse educatie. Daarbij wordt de voorschoolse educatie verzorgd in en door de
kinderdagverblijven van de Stichting Kinderopvang Rhenen en Kinderopvang De Regenboog, in de
peuterspeelzalen van de Stichting Peuterspeelzalen Rhenen (SPR), de peuterspeelzaal Het Visnet
en de peutergroep van de Willem Teellinckschool voor kinderen met een taal- en/of
ontwikkelingsachterstand vanaf ongeveer 2 tot 4 jaar. De vroegschoolse educatie richt zich op
kinderen met een taalachterstand in de groepen 1 en 2 van de basisschool en valt onder de
verantwoordelijkheid van de schoolbesturen. Praktisch iedere basisschool in Rhenen voert
activiteiten uit om onderwijsachterstanden te voorkomen. De wijze waarop daaraan vorm wordt
gegeven, verschilt per school en is mede afhankelijk van het aantal kinderen met een zogenaamd
gewicht. De scholen ontvangen de middelen voor de vroegschoolse educatie rechtstreeks van het
Rijk. Sinds eind 2013 is het volgen van 5 ouderbijeenkomsten een verplichte voorwaarde
geworden om deel te nemen aan de VVE activiteiten. De voorschoolse educatie is een
verantwoordelijkheid van de gemeente. Zij ontvangt daarvoor van het Rijk een specifieke uitkering.
Programma Kom op voor Jezelf in de groepen 6 of 7 en 8 van de basisscholen. Dit programma
richt zich op het vergroten van de sociale vaardigheden en weerbaarheid van de
basisschoolleerlingen. Het programma wordt door de gemeente gefinancierd en door de GGD
gecoördineerd. Bijna alle scholen doen hier aan mee.
Jeugd - jongerenwerk met jongerenwerkers. Bijdragen aan een positief leefklimaat voor de
jeugdigen in Rhenen. Signaleren van problemen en de weg wijzen naar bijvoorbeeld CJG.
Aanpak jongerenoverlast: de huidige aanpak (regionaal afgestemd met het Openbaar Ministerie,
Politie en de gemeenten) is gebaseerd op de Shortlistmethode: een integrale aanpak voor de
groep als geheel of de aanpak van een individu waarin zorg en repressie bij elkaar komen d.m.v.
een domeingerichte, groepsgerichte en/of individuele aanpak. Waar nodig wordt de fysieke
omgeving aangepast (bij voorbeeld het realiseren van ontmoetingsplekken of juist het tegengaan
van ontmoetingen op bepaalde locaties). Dit is de domeingerichte aanpak. In deze aanpak wordt
samengewerkt met instellingen als Alleman Welzijn, Centrum voor Jeugd en Gezin en politie.
Andere instellingen worden betrokken waar mogelijk en nodig, zoals zorginstellingen, GGD, Halt,
Zie voor uitgebreide informatie het Convenant Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) waarin de afspraken
staan over de speciale programma’s, opleidingseisen medewerkers, overdracht van voorschoolse voorziening naar
basisscholen etc.
40



scholen, VitrasCMD, Iriszorg, etc. De gemeente Rhenen heeft in deze aanpak de regie, maar per
casus wordt een verantwoordelijke aangewezen. Alleman Welzijn (jongerenwerker) is vooral
verantwoordelijk voor de groepsaanpak. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is primair
verantwoordelijk voor de individuele aanpak. De gemeente is primair verantwoordelijk voor de
domeingerichte aanpak. De Politie kan handhavend optreden en is de informatiebron wat betreft
overlastmeldingen en is algemeen ondersteunend.
De huidige aanpak is repressief. De gemeente wil ook in gaan zetten op een preventieve aanpak
om te voorkomen dat er overlast gaat ontstaan. Deze preventieve aanpak gaat uit van een situatie
waarin verenigingen en instellingen - in samenspraak met jongeren – samenwerken om jongeren
diverse plekken en activiteiten aan te bieden. Het college heeft eind december 2013 besloten om
een contourennota op te stellen en ter voorbereiding daarvan is in februari 2014 een
werkconferentie georganiseerd. Ook zal het Jongerenoverleg op straat (JOS) weer worden
geactiveerd.
Met MEE Utrecht, Gooi & Vecht is een overeenkomst afgesloten met betrekking tot
cliëntondersteuning aan mensen met een beperking. Daarnaast levert MEE een bijdrage m.b.t. het
prestatieveld jeugd en opvoeden. De bijdragen van MEE zijn breder dan alleen de jeugd.
Verwijsindex (VIR). De risicoverwijsindex is een registratiesysteem voor jeugdigen die opgroeien in
een risicovolle situatie. Alle CJG partners hebben een convenant ondertekend waarin zij hebben
afgesproken een risico-gezin te zullen registreren. Doel is dat hulpverleners elkaar kunnen vinden
(match) om gezamenlijk op te trekken in de hulpverlening.
Coördinatie van zorg. Het CJG organiseert en bewaakt de coördinatie van zorg samen met haar
CJG partners. Hiervoor gebruikt zij als basis de handreiking die geschreven is door verschillende
organisaties in de Provincie Utrecht (MEE, VitrasCMD, GGD, BJZ en CJG).
Aanvullend op het preventieve aanbod is er een groot aanbod van specialistische en zwaardere
jeugdzorg. Voorbeelden hiervan zijn de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen, de zorg voor
licht verstandelijk beperkten en de jeugdbescherming. Voor deze zorg is een indicatie nodig. De
financiering en indicatiestelling verschilt per zorgvorm.
Uitbouwen met experiment Ambulante Indicatievrije Jeugdzorg
In mei 2013 is vanuit de FoodValley in het CJG een experiment gestart “Ambulante indicatievrije
jeugdzorg”. Op basis van regionale uitvoeringsplannen en –afspraken in de FoodValley hebben
gezinnen in de gemeente Rhenen de mogelijkheid gekregen om jeugdhulpverlening te krijgen zonder
een tussenstap bij Bureau Jeugdzorg. Doel is het organiseren van opvoedhulp, liefst lokaal
georganiseerd en met behulp van eigen netwerk. In alle situaties zijn ouders aanwezig geweest bij de
bespreking van de aanmelding. Gemiddeld een maal per twee weken zijn aanmeldingen
e
binnengekomen bij het CJG en doorgeleid naar het lokale netwerk of 2 lijns-zorginstelling.
Huidig gebruik Jeugdzorg
In de zomer van 2013 heeft de regio FoodValley aan de verschillende zorgaanbieders gevraagd om
gegevens aan te leveren over het gebruik van haar jeugdigen van de jeugdzorg. Deze cijfers geven
nog geen inzicht in het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van de verschillende vormen van
jeugdzorg. De reden hiervoor is dat iedere organisatie op een andere wijze registreert, organisaties
verschillende peildata hebben gebruikt bij het opgeven van de cijfers en het woonplaatsbeginsel bij
jeugdigen in residentiële zorg of jeugdigen van gescheiden ouders voor een vertekend beeld kan
zorgen. Daarnaast is geen rekening gehouden met meervoudig gebruik: dikwijls maken jeugdigen die
specialistische jeugdzorg nodig hebben van verschillende voorzieningen gebruik.
41
Bijlage 4: Huidige situatie Rhenen
Jeugdigen binnen Rhenen
Algemeen
Op 1 januari 2013 woonden er 19.051 mensen in Rhenen. Jeugdigen (0-18 jarigen) vormen 22 % van
de totale bevolking.
Totale bevolking Rhenen op 1-1-2013
19.051
0 t/m 3- jarigen
666
4 t/m 11-jarigen
2079
12 t/m 17-jarigen
1451
Totaal 0-18-jarigen
18 t/m 22-jarigen
4196
1024
Met de meesten van hen gaat het goed. De steun uit de sociale omgeving en het algemeen
beschikbare preventieve aanbod is bij hen voldoende om goed op te groeien en zich te ontwikkelen.
Helaas geldt dat niet voor alle jeugdigen. Uit onderzoek blijkt dat landelijk circa 15% van de jeugdigen
serieuze opvoed- en opgroeiproblemen heeft. Vaak is ambulante, kortdurende begeleiding voldoende
om deze problemen aan te pakken. Zo’n 5% van de jeugdigen blijkt met structureel ernstige
problemen te kampen. Daarvoor is vaak langdurige en meer gespecialiseerde zorg nodig. Uit de
analyse die in de regio FoodValley is gemaakt, blijkt dat het gebruik van de jeugdzorg in de regio
FoodValley nagenoeg gelijk is aan het landelijke beeld (0,9% lager). Er is op dit moment geen reden
om aan te nemen dat Rhenen hier een bijzondere positie in inneemt.
Ter illustratie een greep uit beschikbaar cijfermateriaal (Jeugdmonitor GGD Midden Nederland,
Leerplicht Jaarverslag gemeente Rhenen, www.zorgatlas.nl):
Rhenen
GGD-regio
Landelijk
0-18 jarigen in bijstandsgezinnen
3,5 %
2,8 %
5,1 %
0-18 jarigen met kans op armoede
9,4 %
7,3%
11,9 %
0-18 jarigen betrokken in
echtscheidingssituaties
0,82%
0,87 %
0,93 %
Achterstandsgewicht
7,3 %
3,6 %
5,3 %
Voortijdig schoolverlaters (12-23 jr)
2,7 %
3,1 %
3,3 %
In contact met leerplichtambtenaar (518 jr)
3,7 %
-
3,5 %
Jongeren met een WW, WWB of
Wajong- uitkering (15-27 jr)
2,2 %
2,1 %
3,5 %
Kinderen met overgewicht (9-11 jr)
23%
16%
Geen lid van een sportclub (9-12 jr)
32 %
20%
DKTP-vaccinaties
78,4 %
94,3 %
Afgelopen 4 wk alcohol gebruikt (1218 jr)
43 %
43%
95,5 %
42
Toelichting op de cijfers
Het Nederlands Jeugdinstituut geeft op basis van onderzoek van het RMO uit 2012 aan dat met name
een combinatie van verschillende risicofactoren in een gezin de kans op het gebruik van jeugdzorg
vergroot. Risicofactoren kunnen bijvoorbeeld zijn: langdurige aandoening bij kind of ouder, armoede,
werkloosheid, alleenstaand ouderschap, lage opleiding en dergelijke. Het kunnen “kansarme
jeugdigen” zijn, maar hoeft niet.
Het aantal gezinnen dat geconfronteerd wordt met echtscheidingen en/of woont in eenoudergezinnen
is in Rhenen lager dan in deze regio. Wel wordt door beroepskrachten uit het CJG, de hulpverlening,
de kinderopvang en de peuterspeelzaal gemeld dat de problematiek rondom echtscheiding steeds
groter wordt en veel impact op kinderen heeft (vechtscheidingen). Dit is een landelijke trend die zich
ook in Rhenen voordoet.
Relatief veel leerlingen in Rhenen hebben een achterstandsgewicht, dit betekent dat zij meer kans
hebben op (het ontwikkelen van) een achterstand in hun cognitieve of sociaal emotionele
ontwikkeling. Dit relatief hogere aantal kan komen door een betere signalering in Rhenen, maar het
kan zeker ook samenhangen met het gemiddeld iets lagere opleidingsniveau in Rhenen ten opzicht
van de GGD regio Midden Nederland. Het aantal voortijdig schoolverlaters is de afgelopen jaren
afgenomen en ligt in Rhenen gemiddeld lager dan in de regio GGD Midden Nederland.
Er zijn geen cijfers bekend over ‘het aantal kinderen met meerdere risicofactoren’ in Rhenen.
Beroepskrachten geven aan dat zij een toename van complexe meervoudige problematiek zien,
mogelijk mede onder invloed van de economische crisis (schulden, uithuisplaatsingen, huiselijk
geweld). Ook worden problemen met internetgebruik gemeld. Hierbij gaat het dan vooral om
risicogedrag bij contacten op facebook en riskant chatgedrag.
43
Stroomschema huidige Jeugdzorg (2013)
44
Bijlage 5: Huidig curatief aanbod (actoren)
Huidig curatief aanbod (andere actoren):

Provinciale jeugdzorg. De provinciale jeugdzorg omvat tweedelijns ambulante hulp,
dagbehandeling, pleegzorg en vrijwillige residentiële hulp. Een indicatie wordt afgegeven door de
huisarts of Bureau Jeugdzorg. Ook de spoedeisende jeugdzorg, de kindertelefoon het Advies en
meldpunt Kindermishandeling (AMK) vallen onder de provinciale jeugdzorg.

Geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (J-GGZ). Een indicatie wordt afgegeven door de
huisarts of Bureau jeugdzorg. De meeste verwijzingen lopen via de huisarts. De J-GGZ wordt nu
gefinancierd uit de AWBZ en/of de zorgverzekeringswet.

Jeugd-LVB: jeugdzorg voor jeugdigen met een IQ tussen de 50 en 85 die als gevolg van
bijkomende problematiek gespecialiseerde zorg nodig hebben. Deze zorg valt momenteel onder
de AWBZ. Een indicatie wordt door het CIZ afgegeven.

Jeugdzorg plus: een intensieve vorm van gespecialiseerde jeugdzorg die start met een rechterlijke
machtiging en plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het gaat om jongeren
zonder strafblad waarbij gedwongen opname noodzakelijk is vanwege ernstige
gedragsproblemen, veelal in combinatie met een verstandelijke beperking en/of een
psychiatrische stoornis. De jeugdzorg plus wordt nu door het rijk gefinancierd.

Jeugdbescherming: het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) maakt onderdeel uit van
Bureau Jeugdzorg en onderzoekt n.a.v. een melding de gezinssituatie van een kind. Indien nodig
organiseert het AMK hulp. In ernstige gevallen kan het AMK een melding doen bij de Raad voor de
Kinderbescherming. De Raad voor de Kinderbescherming doet een onderzoek en kan de rechter
om een jeugdbeschermingsmaatregel vragen. Dit kan het ouderlijk gezag beperken
(ondertoezichtstelling) of ontnemen (voogdijstelling). Jeugdbeschermingsmaatregelen worden
uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg en door enkele landelijk werkende instellingen (Leger des
Heils, William Schrikkergroep en Stichting Gereformeerde jeugdzorg). De jeugdbescherming wordt
nu gefinancierd door de provincie en het rijk.

Jeugdreclassering: maatregelen in het kader van het jeugdstrafrecht. De maatregelen worden
uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg, de William Schrikkergroep en het Leger des Heils.
45
Bijlage 6: Sluitende aanpak voortijdig schoolverlaten regio Vallei
Algemeen
De keten leerplicht-kwalificatieplicht-RMC waarborgt het recht op onderwijs voor kinderen/ jongeren
van 5-23 jr. Gemeenten zijn binnen deze keten verantwoordelijk voor de kinderen/jongeren die in de
gemeente wonen, ongeacht waar ze naar school gaan.
De volledige leerplicht geldt voor 5 t/m 16 jarigen (globaal: basisonderwijs + voortgezet onderwijs).
e
Na de volledige leerplicht zijn jongeren nog kwalificatieplichtig tot hun 18 verjaardag. Dat betekent
dat ze een opleiding moeten volgen die leidt tot een startkwalificatie (Havo-, Vwo-, of MBO-2e
diploma). Jongeren die voor hun 23 verjaardag het onderwijs verlaten zonder een startkwalificatie
vallen onder de RMC-wetgeving.
Het toezicht op de volledige leerplicht wordt lokaal uitgevoerd door de leerplichtambtenaar (lpa). Voor
het toezicht op de kwalificatieplicht en de RMC werken de gemeenten Ede, Wageningen, Veenendaal,
Scherpenzeel, Renswoude, Barneveld en Rhenen intensief samen. Er zijn regionaal 3
kwalificatieplichtambtenaren (lpa-MBO) en 2 RMC-consulenten werkzaam. Op deze manier proberen
we in de RMC-regio “De Vallei” het voortijdig schoolverlaten te voorkomen en terug te dringen.
RMC (18 – 23 jaar)
De Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) richt zich op jongeren tot 23 jaar zonder
startkwalificatie. Gemeenten zijn wettelijk verplicht een structuur op te zetten om voortijdig
schoolverlaten binnen deze groep te voorkomen en terug te dringen. Ede, Wageningen, Veenendaal,
Scherpenzeel, Renswoude, Barneveld en Rhenen opereren samen in de RMC-regio ‘De Vallei’.
Het RMC-bestuur bestaat uit de portefeuillehouders onderwijs van de deelnemende gemeenten.
Daarnaast is er een ambtelijke werkgroep RMC, die iedere 6 weken bijeenkomt.
Het uitvoerende RMC-werk wordt gedaan door een regionale coördinator en 2 RMC-consulenten.
Scholen (meestal ROC’s, Regionale Opleidingscentra, voor Middelbaar Beroepsonderwijs) melden
leerlingen die verzuimen, of (willen) stoppen met hun opleiding maar nog geen startkwalificatie
hebben. De RMC-consulenten zoeken vervolgens contact met deze jongeren en proberen ze weer
terug te krijgen op een (andere) opleiding, of naar een combinatie werken-leren.
Kwalificatieplicht (16-18 jaar)
De kwalificatieplicht is een onderdeel van de leerplicht.
e
Na hun 16 verjaardag moeten jongeren een opleiding volgen
die leidt tot een startkwalificatie. (Vwo-, Havo- of MBO-2
diploma). Zolang ze nog geen 18 zijn vallen ze onder de
leerplichtwet, en is toezicht en handhaving bij de
kwalificatieplichtambtenaar neergelegd (lpa-MBO). De lpa-MBO
werkt nauw samen met de lokale leerplichtambtenaren.
46
Bijlage 7: Bronnen Beleidsplan Zorg voor Jeugd
Voor het Beleidsplan Jeugd is gebruik gemaakt van diverse bronnen. Deze zijn ook voor u te
raadplegen als u op zoek bent naar meer of specifieke informatie. Er komt op de website een
onderdeel sociaal domein, waar de lokale beleidsstukken zijn terug te vinden.
De volgende formele wetten hebben een relatie met het beleidsplan Zorg voor Jeugd:
- Wetten primair en voortgezet onderwijs;
- Wet maatschappelijke ondersteuning;
- Wet Publieke Gezondheid (Wpg), verder uitgewerkt in het Besluit publieke gezondheid; het
Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en de Richtlijn Contactmomenten;
- Wet op de Jeugdzorg en de (in de maak zijnde) landelijke nieuwe jeugdwet;
- Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
- Invoering Wet Passend Onderwijs;
- Wet OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie).
Daarnaast hebben we bij het beleidsplan de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
gehanteerd.
De volgende lokale stukken hebben een relatie met het Beleidsplan Zorg voor Jeugd:
- Contouren Visie Sociaal Domein;
- Visie Sociaal Domein;
- Integraal Beleidskader Sociaal Domein;
- Beleidsplan Participatie;
- Beleidsplan Maatschappelijke Ondersteuning;
- Beleidsnotitie Doorontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin.
- Jaarverslag 2012 Centrum voor Jeugd en Gezin;
- Plan van Aanpak voor- en vroegschoolse educatie in de Wet OKE 2011
- Convenant Voor- en Vroegschoolse Educatie Rhenen
Regionaal wordt met het Beleidsplan Zorg voor Jeugd aangesloten bij
- Regionale Visie FoodValley Zorg voor Jeugd;
- Regionaal Beleidsplan Jeugd FoodValley 2015 – 2018.
Beleidsplannen jeugd van andere gemeenten zoals Utrecht, Nijkerk Barneveld en Ede.
47