GEA MATRIX – bedieningspanelen zonder display

Air Treatment Division
Gebruikshandleiding
GEA MATRIX ® – bedieningspanelen zonder display
Alles in één
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
1
Apparatuuroverzicht en leveringsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
1.1 Gebruik van het GEA MATRIX® bedieningspaneel . . . . . . . . . . . 6
1.2 Leveringsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
2
Gebruik van de handleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2.1 Beschikbaarheid van de gebruikshandleiding . . . . . . . . . . . . . . .
2.2 Toepassingsgebied van de gebruikshandleiding . . . . . . . . . . . . .
2.3 Gehanteerde symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3
Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
3.1 Markering van de veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
3.2 Veilig werken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
3.3 Correct gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
3.4 Modificaties en wijzigingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
3.5 Reserve-onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
3.6 Afvalverwijdering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
3.7 Personeelskeuze en -kwalificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
4
Technische beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4.1 Kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4.2 Varianten van het GEA MATRIX® bedieningspaneel . . . . . . . . .
4.3 Technische gegevens en toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12
12
12
13
5
Montage en installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5.1 Plaats van de montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5.2 Montage van het GEA MATRIX® bedieningspaneel . . . . . . . . . .
5.3 Installatie van het GEA MATRIX® bedieningspaneel
OP30x/31x/44x
5.4 Installatie van het GEA MATRIX® bedieningspaneel OP21x . .
5.5 Unit-afdekkap terugplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5.6 Demontage van het GEA MATRIX® bedieningspaneel . . . . . . .
15
15
16
19
20
22
23
Inbedrijfstelling en testen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6.1 Toestand bij levering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6.2 Groepsadres instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6.3 MATRIX.Net-afsluiting instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6.4 GEA MATRIX® bedieningspaneel sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . .
6.5 Mechanische begrenzing van de instelwaarden . . . . . . . . . . . .
6.6 Bedrijf testen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
24
24
24
25
25
26
27
6
2
8
8
8
8
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
7
Inhoudsopgave
GEA MATRIX® bedieningspaneel bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7.1 Overzicht van de bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7.2 Uitleg van de bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7.3 Parameters voor nachtbedrijf instellen/opslaan
bij OP21x/31x/44x 32
7.4 LED-status-indicaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7.5 Foutmeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
28
28
29
32
33
8
Onderhoud en reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
9
Trefwoordenregister . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
10
Boorsjablonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
10.1 Uitvoering OPxxC (IP 20) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
10.2 Uitvoering OPxxC (IP 54) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
3
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Apparatuuroverzicht en leveringsomvang
1
4
Apparatuuroverzicht en leveringsomvang
OP21C en OP31C
OP30C
OP44C
OP50C
OP51C
Optioneel: Unit-afdekkap OPD.C (niet OP5xC)
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Apparatuuroverzicht en leveringsomvang
OP21I en OP31I
OP30I
OP44I
OP50I
OP51I
Optioneel: Unit-afdekkap OPD.I (niet OP5xI)
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
5
Apparatuuroverzicht en leveringsomvang
1.1
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Gebruik van het GEA MATRIX® bedieningspaneel
Het MATRIX bedieningspaneel maakt in combinatie met de MATRIX-regelaars
instelling van streefwaarden voor ruimteklimatisering en indicatie van status- en
foutmeldingen mogelijk. Dit houdt in:
de instelling van ...
– Instelwaarden zoals bijv. voor de ruimte- of inblaastemperatuur
– Ventilatorbedrijfsstanden zoals bijv. automatisch bedrijf
– Bedrijfsstanden van de unit, zoals bijv. dag-/rustbedrijf
de weergave van ...
– Unit-toestanden
– Foutmeldingen
1.2
Leveringsomvang
MATRIX bedieningspaneel OPxxC:
– Bedieningspaneel voor montage op inbouwdoos (beschermingsklasse IP20)
bestaande uit een frontpaneel en een montageplaat.
– Gebruikshandleiding - Gebruikshandleiding met alle informatie
MATRIX bedieningspaneel OPxxI:
– Bedieningspaneel voor opbouwmontage (beschermingsklasse IP54)
bestaande uit een frontpaneel en een montageplaat inclusief opbouwdoos
met kabeldoorvoer via membraantules.
– Voeler type 903.454 (IP54), R=10 kOhm/25 °C
– Gebruikshandleiding - Gebruikshandleiding met alle informatie
Optioneel:
– Unit-afdekkap* OPD.C en OPD.I voor afdekken van de bedieningselementen
(niet voor OP50C/51C en OP50I/51I)
6
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
Afb. 1-1:
Productspectrum van GEA Air Treatment Division
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
7
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Gebruik van de handleiding
2
Gebruik van de handleiding
2.1
Beschikbaarheid van de gebruikshandleiding
In deze gebruikshandleiding vindt u belangrijke instructies voor een veilig en
correct gebruik van de MATRIX bedieningspaneel.
De gebruikshandleiding is bedoeld voor gebruikers, huisinstallateurs, technisch
personeel of ter zake deskundigen en tevens voor elektrotechnici.
Deze handleiding moet permanent in de directe omgeving van het MATRIX
bedieningspaneel beschikbaar zijn. Ieder persoon, die met of aan het MATRIX
bedieningspaneel werkt, moet deze handleiding lezen en vervolgens toepassen.
2.2
Toepassingsgebied van de gebruikshandleiding
Deze gebruikshandleiding geeft u noodzakelijke informatie over de volgende
onderwerpen:
– Montage/demontage
– Installatie
– Inbedrijfstelling en testen
– Bediening
– Onderhoud en maatregelen bij storingen
2.3
Gehanteerde symbolen
In deze handleiding worden de volgende symbolen voor extra belangrijke
tekstpassages gehanteerd:
– Met dit symbool worden gewone opsommingen gemarkeerd.
• Met dit symbool worden handelingsinstructies gemarkeerd.
9 Met dit symbool worden de resultaten van een handeling gemarkeerd.
OPGELET!
Hier vindt u aanvullende informatie over het gebruik van de MATRIX
bedieningspaneel.
GEA MATRIX® is een gedeponeerd handelsmerk van GEA AG.
8
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
3
Veiligheid
Veiligheid
Het MATRIX bedieningspaneel is gebouwd conform de laatste stand van de
techniek en volgens de gelden veiligheidstechnische regelgeving.
Gebruik het MATRIX bedieningspaneel in technisch onberispelijke toestand
conform de gebruiksbestemming op een veilige en op gevaar anticiperende wijze
en met inachtneming van de gebruikshandleiding, omdat anders tijdens gebruik
gevaar voor lijf en leden van de gebruiker of derden en beschadiging van het
bedieningspaneel zelf, de aangesloten apparatuur of andere zaken kan optreden.
Laat alle storingen direct vakkundig verhelpen!
3.1
Markering van de veiligheidsinstructies
In de handleiding worden de volgende aanduidingen en symbolen voor
veiligheidsinstructies gehanteerd:
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!
Dit symbool staat voor handelingen, waarbij gevaar voor elektrocutie bestaat.
GEVAAR VOOR BESCHADIGING DOOR STATISCHE ONTLADING!
Dit symbool staat voor handelingen, waarbij gevaar voor beschadiging van de
MATRIX bedieningspaneelen door statische ontlading bestaat.
SCHADE AAN HET APPARAAT!
Hier vindt u speciale instructies, voorschriften en verboden ter voorkoming van
schade aan de MATRIX bedieningspaneel.
GEVAAR VOOR LICHAMELIJK LETSEL!
Hier vindt u speciale instructies, voorschriften en verboden ter voorkoming van
lichamelijk letsel.
3.2
Veilig werken
Bij installatie-, instel- en reparatiewerkzaamheden de volgende instructies in acht
nemen:
Bij werkzaamheden ter plekke van het spanningsnet
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!
Apparaat van de spanning afschakelen en tegen opnieuw inschakelen
beveiligen. Apparaat op spanningsvrijheid controleren, aarden en kortsluiten
en naastgelegen delen die onder spanning staan afdekken of afschermen.
Ernstig of dodelijk letsel kan anders het gevolg zijn.
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
9
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Veiligheid
Bij instelwerkzaamheden aan het MATRIX bedieningspaneel
bedieningspaneel
GEVAAR VOOR BESCHADIGING DOOR STATISCHE ONTLADING!
Bij instelwerkzaamheden aan het MATRIX bedieningspaneel erom denken dat
u zich statisch ontlaadt, voordat u regelprints en elektrische onderdelen
aanraakt.
Bij alle werkzaamheden:
• De montage-instructies voor de afzonderlijke MATRIX bedieningspaneel
correct naleven.
• Variaties resp. afwijkingen van de netspanning mogen de bij de technische
gegevens gespecificeerde grenswaarden niet overschrijden. Functiestoringen
en grensbelastingen kunnen anders niet worden uitgesloten.
3.3
Correct gebruik
Het MATRIX bedieningspaneel is uitsluitend bedoeld als bedieningseenheid voor
luchtbehandelingsunits van de firma GEA Air Treatment Division, afhankelijk van
de uitvoeringsvariant, overige besturingen binnen netwerken in gebouwen.
Het MATRIX bedieningspaneel wordt, afhankelijk van de uitvoeringsvariant,
toegepast:
– voor instelling van de instelwaarde van de ruimtetemperatuur
– voor instelling van de instelwaarde van de inblaastemperatuur
– voor selectie van de ventilatorstand
– voor instelling van de bedrijfsstand (bijv. dagbedrijf, nachtbedrijf)
– voor instelling van de bedrijfsstand van de regelaar (omschakelen tussen
verwarmings- en koelbedrijf)
– voor instelling van menglucht- of recirculatiebedrijf
De MATRIX bedieningspaneel worden in twee beschermingsklassen geleverd,
die het apparaat beschermen tegen externe invloeden:
Beschermingsklasse IP20
comfortomgeving
– In beschermingsklasse IP20 conform DIN EN 60529 voor de
comfortomgeving.
Mag uitsluitend in gesloten ruimten worden gebruikt; daarbij moet zijn
gewaarborgd dat het apparaat beschermd is tegen stof en andere substanties.
Beschermingsklasse IP54
industriële omgeving
– In beschermingsklasse IP54 conform DIN EN 60529 voor de industriële
omgeving.
De behuizing is beschermd tegen stofdeeltjes en spatwater.
Correct gebruik behelst tevens de inachtneming van deze gebruiksaanwijzing en
het naleven van de door GEA Air Treatment Division voorgeschreven inspectieen onderhoudsvoorschriften.
Oneigenlijk gebruik
10
Elk ander dan het hierboven beschreven gebruik geldt als oneigenlijk gebruik.
Voor schade die resulteert uit oneigenlijk gebruik is de fabrikant/leverancier niet
aansprakelijk. Het risico draagt in dat geval uitsluitend de gebruiker.
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Veiligheid
GEVAAR VOOR LICHAMELIJK LETSEL!
Het MATRIX bedieningspaneel mag niet worden gebruikt:
– in explosiegevaarlijke omgevingen,
– in ruimten met geleidende stoffen
– in ruimten met sterke elektromagnetische velden of in ruimten met een
agressieve atmosfeer, die bijv. kunststoffen aantast.
... in beschermingsklasse IP20 mag niet worden gebruikt:
– in vochtige ruimten of
– in omgevingen met stofhoudende lucht
... in beschermingsklasse IP54 mag niet worden gebruikt:
– in natte ruimten of
– in omgevingen met sterk stofhoudende lucht
3.4
Modificaties en wijzigingen
U mag beslist geen wijzigingen, aan- of ombouwwerkzaamheden aan het
MATRIX bedieningspaneel uitvoeren.
In geval van modificaties of wijzigingen aan het MATRIX bedieningspaneel
vervalt de CE-conformiteit en daarmee iedere aanspraak op de garantie.
3.5
Reserve-onderdelen
U mag uitsluitend originele reserve-onderdelen van GEA Air Treatment Division
gebruiken, omdat GEA Air Treatment Division geen aansprakelijkheid aanvaardt
voor schade die resulteert uit het gebruik van reserve-onderdelen van derden.
3.6
Afvalverwijdering
Voor een deskundige en milieuvriendelijke afvoer van bedrijfs- en hulpstoffen en
onderdelen moet worden zorggedragen.
3.7
Personeelskeuze en -kwalificatie
Ieder persoon, die werkzaamheden aan het MATRIX bedieningspaneel moet
uitvoeren, dient deze gebruikshandleiding volledig te hebben gelezen en
begrepen. Tijdens de werkzaamheden is het daarvoor te laat.
De elektrische aansluiting mag uitsluitend door technisch personeel geschieden
dat op grond van een genoten vaktechnische opleiding en ervaring voldoende
kennis heeft omtrent:
– Veiligheidsvoorschriften en arbeidsmedische regelgeving
– Ongevallenpreventievoorschriften
– Richtlijnen en geldende technische regels.
Al het technisch personeel moet in staat zijn, opgedragen werkzaamheden te
beoordelen, mogelijke gevaren te onderkennen en deze te voorkomen.
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
11
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Technische beschrijving
4
Technische beschrijving
4.1
Kenmerken
De MATRIX bedieningspaneel voor besturing van de GEA
luchtbehandelingsunits zijn leverbaar in twee uitvoeringen:
– Uitvoering OPxxC (comfort) voor normale omgeving (IP20) en
– Uitvoering OPxxI (industrie) voor bedrijfs-/industriële
omgeving (IP54).
Deze dienen voor de communicatie van de gebruiker met het regel-/
besturingssysteem van GEA MATRIX®.
OP21x
De MATRIX bedieningspaneel van het type OP21x communiceren via een
parallelle busaansluiting (4-10 aders) met de units en beschikken tevens over een
busaansluiting MATRIX.Net.
OP3xx/OP4xx
De MATRIX bedieningspaneel van het type OP3xx/OP4xx beschikken over een
busaansluiting MATRIX.Net, waarmee zij ook met de units communiceren.
OPGELET!
Zie voor meer informatie over MATRIX.Net de gebruikshandleiding van de
luchtbehandelingsunit.
4.2
Varianten van de GEA MATRIX® bedieningspaneel
12
OP21C
9
9
OP30C
9
9
OP31C
9
9
9
OP44C
9
9
9
Netwerkinterface
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
OP50C
Menugestuurd via digitaal display; automatische
aanpassing van de menu's aan de unit-uitvoering
9
9
9
9
OP51C
Menugestuurd via digitaal display; automatische
aanpassing van de menu's aan de unit-uitvoering
9
9
9
9
OP30I
9
OP44I
9
9
9
9
Geïntegreerde
schakelklok
Via LED
9
OP21I
9
Overige
Geïntegreerde ruimtetemperatuurvoeler
Statusindicatie
Via display
Aansluiting op
unit
Via parallelle
bedrading
Besturing
secundairluchtjaloezi
e
Alleen koelen
Alleen verwarmen
Recirculatie- of
buitenluchtbedrijf
Bedrijfstanden/besturingen
Dagbedrijf en
nachtbedrijf
Instelling van de
ruimtetemperatuur
Type
Instelling van het
ventilatortoerental
Instelling
instelwaarde
Via
GEA MATRIX.Net
Mogelijkheden
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
OP50I
Menugestuurd via digitaal display; automatische
aanpassing van de menu's aan de unit-uitvoering
9
9
OP51I
Menugestuurd via digitaal display; automatische
aanpassing van de menu's aan de unit-uitvoering
9
9
9
9
9
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
4.3
Technische beschrijving
Technische gegevens en toebehoren
30 mm
83 mm
83 mm
135 mm
135 mm
Uitvoering
OPxxC (comfort)
OPxxI (industrie)
Toepassingsgebied
Comfortomgeving
Industriële omgeving
55 mm
Omgevingsklimaat
Toegestane omgevingstemperatuur
0 °C ... 45 °C
Toegestane opslagtemperatuur
-25 °C ... 65 °C
Toegestane relatieve vochtigheid
15 % ... 75 % niet condenserend
Elektromagnetische compatibiliteit
Interferentie (EMI)
conform DIN EN 55022 / DIN EN 61000
Storingsongevoeligheid (EMS)
conform DIN EN 61000
Mechanische specificaties
Buitenmaten (B/H/D)
83 x 135 x 30 mm
83 x 135 x 55 mm
Bevestiging
direct op de wand of in een inbouwdoos
op de wand
Gewicht afhankelijk van de
uitvoering
149 tot 184 g
213 tot 248 g
Materiaal behuizing
Behuizing frontpaneel
N185 Noryl UL 94 V-0
als RAL 916 (verkeerswit)
als RAL 7035 (lichtgrijs)
Behuizing onderstuk (evt. opbouwdoos) als RAL 916 (verkeerswit)
als RAL 7016 (antraciet)
Drukknop
als RAL 7074 (telegrijs 4)
als RAL 7016 (antraciet)
Beschermingsklasse (conform
DIN 40050)
IP20
IP54
Gebruikspositie
verticaal gemonteerd
verticaal gemonteerd
Kabelinvoer
van achteren
van onderen via 3 membraantules M16
Elektrische specificaties
Voedingsspanning
via voedingsblok van de unit
Temperatuurvoeler
Ruimtetemperatuurvoeler type 903.454
los meegeleverd.
Opties
Unit-afdekkap OPD.C voor afdekken van
de bedieningselementen (niet voor OP5xC)
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
Unit-afdekkap OPD.I voor afdekken van
de bedieningselementen (niet voor OP5xI)
13
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Technische beschrijving
4.3.1
Toebehoren
Toebehoren OPxxI
Voeler type 903.454
Mechanische specificaties
Buitenmaten (B/H/D)
50 x 65 x 44 mm
Toegestane
omgevingstemperatuur
-35 °C ... 90 °C
Bevestiging
aan de wand
Gewicht
60 g
Kleur behuizing
als RAL 9016 (verkeerswit)
Gebruiksstand
naar keuze
Beschermingsklasse (conform DIN
40050)
IP54
Elektrische specificaties
60 mm
Weerstand
10 kOhm/25 °C
Spanning
U < 12 V AC/DC
Optioneel toebehoren
Unit-afdekkap* OPD.C en OPD.I
voor afdekking van de bedieningselementen
Mechanische specificaties
127 mm
10 mm
Buitenmaten (B/H/D)
60 x 127 x 10 mm
Bevestiging
via kunststoftappen op de afdekkap
Gewicht
20 g
Materiaal behuizing
N185 Noryl UL 94 V-0
Kleur behuizing
voor OP21C/OP3xC/OP44C
als RAL 9016 (verkeerswit)
voor OP21I/OP3xI/OP44I
als RAL 7035 (lichtgrijs)
Gebruiksstand
naar keuze
(*niet leverbaar voor OP 50/51C en OP50/51I)
14
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
5
Montage en installatie
Montage en installatie
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!
De elektrische installatie en (de-)montage van de MATRIX bedieningspaneel
mogen uitsluitend worden uitgevoerd door vakkundig elektrotechnisch
personeel, met inachtneming van deze gebruikshandleiding en de geldende
veiligheidsvoorschriften.
• Controleer voordat u met boren begint of er geen elektrische leidingen of
buisleidingen lopen op de plaats waar u gaat boren.
• Installeer het MATRIX bedieningspaneel uitsluitend in gesloten ruimten.
• Zet geen externe spanning op het MATRIX bedieningspaneel.
5.1
Plaats van de montage
*
1,5m
OPGELET!
De montagepositie van de MATRIX bedieningspaneel of de
ruimtetemperatuurvoeler is voor de nauwkeurigheid van de
ruimtetemperatuurregeling van cruciaal belang.
Monteer daarom de MATRIX bedieningspaneel of de voeler:
– niet naast deuren, ramen, doorgeefluiken, enz., omdat tocht
de meetwaarde beïnvloedt,
– niet op koude of warme wanden (bijv. buitenwand, schoorsteen),
omdat de wandtemperatuur de meetwaarde beïnvloedt,
– niet achter gordijnen en vitrages, omdat isolerende luchtlagen de
meetwaarde beïnvloeden,
– niet in de directe omgeving van het uitblaasrooster van de units, omdat de
uitblaasemperatuur de meetwaarde beïnvloedt.
Montage van de MATRIX
bedieningspaneel / de
ruimtetemperatuurvoeler
* aanbevolen
montagehoogte = 1,5 m
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
15
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Montage en installatie
Montage van de GEA MATRIX® bedieningspaneel
5.2
OPGELET!
Gebruik voor de wandmontage van de MATRIX bedieningspaneel
het boorsjabloon als voorbeeld (zie "Boorsjablonen" op pagina 39).
Let erop dat de montageplaat bij de montage niet vervormd raakt.
Montage GEA MATRIX® bedieningspaneel OPxxC (IP20)
5.2.1
De behuizing van het MATRIX bedieningspaneel OPxxC (IP20) is bedoeld voor
montage op wanden en in inbouwdozen.
OPGELET!
Let u erop dat bij de montage van het bedieningspaneel op een grondplaat, in
het bijzonder bij een inbouwdoos, dat beinvloeding van de
ruimtetemperatuurmeting vermeden wordt. Neemt u (bv. bij montage op een
grondplaat) isolatie op om tocht te vermijden
• Wip aan de onderzijde van het MATRIX
bedieningspaneel het frontpaneel (1) met een
schroevendraaier los en verwijder het frontpaneel (1)
naar boven toe van de montageplaat (2).
2
1
• Voer de kabels door de aansluit-opening (1) in de
1
montageplaat (2) van het MATRIX bedieningspaneel.
• Monteer de montageplaat van het MATRIX
bedieningspaneel op de wand of in de inbouwdoos.
2
16
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
5.2.2
Montage en installatie
Montage GEA MATRIX® bedieningspaneel OPxxI (IP54)
De behuizing van het MATRIX bedieningspaneel OPxxI is geschikt voor montage
op de wand. De kabeltoevoer geschiedt via 3 membraantules op de onderzijde.
OPGELET!
Het MATRIX bedieningspaneel OPxxI (IP54) heeft geen geïntegreerde
ruimtetemperatuurvoeler. De meegeleverde voeler op een geschikte plaats
monteren (zie "Plaats van de montage" op pagina 15). Afhankelijk van de unit
kan in plaats van de ruimtetemperatuurvoeler ook een retourluchtvoeler
worden gebruikt.
• Wip aan de onderzijde van het MATRIX
bedieningspaneel met een schroevendraaier het frontpaneel (1) los en verwijder
het frontpaneel (1) naar boven toe van de
montageplaat (2).
Let erop dat de montageplaat daarbij niet
vervormd raakt.
2
1
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
17
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Montage en installatie
• Draai, indien nodig, de bevestigings1
2
3
schroeven van de montage-plaat (3) op de
opbouwdoos (1) los.
• Til de montageplaat (3) van de
opbouwdoos (1) af.
9 Tussen de montageplaat (2) en de
opbouwdoos (3) bevindt zich een
afdichting (2).
• Voer de kabels door de membraantules
2
•
(1) in de opbouwdoos (2) van het MATRIX
bedieningspaneel.
Monteer de opbouwdoos op de wand.
1
• Voer de kabels door de afdichting (2) en
3
•
2
de aansluitopening in de montageplaat (1)
van het MATRIX bedieningspaneel.
Plaats de afdichting (2) en de
montageplaat (1) op de opbouwdoos (3)
en schroef de montageplaat (1) vast op de
opbouwdoos (3).
1
18
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
5.3
Montage en installatie
Installatie van het GEA MATRIX® bedieningspaneel OP30x/31x/44x
Voor het aansluiten van het MATRIX bedieningspaneel zijn de volgende stappen
nodig:
– Voedingsspanning aansluiten
– MATRIX.Net aansluiten
– Externe ruimtetemperatuurvoeler aansluiten (alleen bij IP54-uitvoeringen)
OPGELET!
Gebruik voor het opbouwen van het MATRIX.Net uitsluitend data-kabels
conform DIN 19245 T3 en EN 50170, waarvan de aders paarsgewijs zijn
getwist en die zijn voorzien van een gevlochten afscherming.
Wij adviseren de volgende datakabel:
Fabrikaat: EIB
Type: Data-kabel (1-aderig) Ref. YCYM 2 x 2 x 0,8mm ; aan beide zijden geaard
• Aders strippen en volgens het aansluitschema
aansluiten:
Klem
Ruimtetemperatuurvoeler*
Signaal
13
12
Voedingsspanning
MATRIX.Net
*
95
GND
99
Vcc
96
Low
98
High
* bij IP54 uitvoering noodzakelijk.
Als alternatief is het aansluiten van een ruimtetemperatuurvoeler op de print van de unit mogelijk.
• Frontpaneel in de montageplaat haken en omlaag
vastklikken
OPGELET!
Indien nodig, is aansluiting van een ruimtetemperatuurvoeler ook bij de IP20uitvoeringen mogelijk. Bij regelaars van het type MATRIX 3000/4000 kan de
ruimtetemperatuurvoeler ook direct op de regelaarprint worden aangesloten
(zie de gebruikshandleiding van het desbetreffende bedieningspaneel).
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
19
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Montage en installatie
5.4
Installatie van het GEA MATRIX® bedieningspaneel OP21x
Voor het aansluiten van het MATRIX bedieningspaneel zijn de volgende stappen
nodig:
– Voedingsspanning aansluiten
– Luchtbehandelingsunits aansluiten
– evt. MATRIX.Net aansluiten
– Evt. globale modules aansluiten
– Externe ruimtetemperatuurvoeler aansluiten (alleen bij IP54-uitvoeringen)
Afb. 5-1:
Aansluiting MATRIX bedieningspaneel OP21x
*1 Ruimtevoeler bij de IP54-uitvoering is voorgeschreven.
*2 Alleen bij aansluiting van een globale module. Let speciaal op de volgende opmerking!
OPMERKING - AANSLUITING VAN MATRIX.CLOCK
De module MATRIX.CLOCK heeft 4 aders nodig (databus en
voedingsspanning; klemmen 95,96,98,99). Omdat in het MATRIX
bedieningspaneel op de klem 99 (Vcc) slechts één ader kan worden
aangesloten, moet ter plaatse een steunklem (bijv. in de inbouwdoos) worden
aangebracht. Hetzelfde geldt voor het doorverbinden van de bus (klemmen
96,98).
20
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Montage en installatie
• Aders strippen en volgens het aansluitschema (fig. 5-1) aansluiten:
Klem
OP21x
Signaal
Klem
unit
Ruimtetemperatuurvoeler* of
retourluchtvoeler of
aanlegvoeler
13
Voedingsspanning
95
GND
99
Vcc
MATRIX.Net
Globale module
96
Low
98
High
Stuurkabel
Unit
32
GND
42
33
Verzamelstoring
43
34
Ventilatortoerental 1
44
35
Ventilatortoerental 2
45
36
Ventilatortoerental 3
46
37
Ventiel dicht
47
38
Ventiel open
48
12
41
* Ruimtetemperatuurvoeler is bij IP54-uitvoeringen voorgeschreven
• Frontpaneel in de montageplaat haken en omlaag vastklikken
OPMERKING VERBINDING BEDIENINGSPANEEL – GLOBALE
MODULES!
Gebruik voor verbinding van het bedieningspaneel met de globale module een
datakabel conform DIN 19245 T3 en EN 50170, waarvan de aders paarsgewijs
zijn getwist en zijn voorzien van een gevlochten afscherming.
Wij adviseren de volgende datakabel:
Fabrikaat: EIB
Type: Data-bus kabel (1-aderig) Ref. YCYM 2 x 2 x 0,8 mm ; aan beide zijden geaard
OPMERKING VERBINDING BEDIENINGSPANEEL –
LUCHTBEHANDELINGSUNIT!
Gebruik voor aansluiting van het bedieningspaneel op de
luchtbehandelingsunit de volgende verbindingskabels:
– bij korte kabels en/of storingvrije omgeving
– zonder retourlucht- of aanlegvoeler in de luchtbehandelingsunit
= 8-aderige stuurkabel 0,5 mm² met afscherming van aluminiumgecoate
kunststoffolie bijv. J-Y(St)Y 4x2x0,8
– met retourlucht- of aanlegvoeler in de luchtbehandelingsunit
= 10-aderige stuurkabel 0,5 mm² met afscherming van
aluminiumgecoate kunststoffolie bijv. J-Y(St)Y 6x2x0,8
– bij lange kabels en/of een storinggevoelige omgeving
– zonder retourlucht- of aanlegvoeler in de luchtbehandelingsunit
= 8-aderige stuurkabel 0,5 mm² met een afscherming van gevlochten
koper
– met retourlucht- of aanlegvoeler in de luchtbehandelingsunit
= 10-aderige stuurkabel 0,5 mm² met een afscherming van gevlochten
koper
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
21
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Montage en installatie
5.5
Unit-afdekkap terugplaatsen
OPGELET!
De unit-afdekkappen OPD.C en OPD.I zijn als optioneel toebehoren voor het
MATRIX bedieningspaneel OP21x/OP3xx/OP44x leverbaar.
De unit-afdekkappen zijn uitgevoerd met kleine
kunststoftappen. De MATRIX bedieningspaneel hebben in
het frontpaneel uitsparingen voor deze tappen.
• De unit-afdekkap eerst aan één zijde met de
kunststoftap in de uitsparing plaatsen (pijlen).
• Vervolgens door de unit-afdekkap voorzichtig iets te
buigen de andere kunststoftap in de voor deze
bestemde uitsparing
vastklikken (pijlen).
• De bevestiging van de afdekkap controleren, door deze
open en dicht te klappen.
22
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
5.6
Montage en installatie
Demontage van het GEA MATRIX® bedieningspaneel
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!
Het MATRIX bedieningspaneel wordt via het voedingsblok van de
luchtbehandelingsunits gevoed. Daarom kan het bedieningspaneel zelf niet
spanningsvrij worden geschakeld!
Luchtbehandelingsunits van de spanning afschakelen en beveiligen tegen opnieuw
inschakelen. Units op spanningsvrijheid controleren, aarden en kortsluiten en
naastgelegen delen die onder spanning staan afdekken of afschermen.
Ernstig of dodelijk letsel kan anders het gevolg zijn.
• Schakel de luchtbehandelingsunits en aldus ook het MATRIX
bedieningspaneel spanningsvrij.
• Wip aan de onderzijde van het MATRIX
bedieningspaneel het frontpaneel met een
schroevendraaier los, zoals getoond in de afbeelding,
en verwijder het frontpaneel naar boven toe van de
montageplaat.
• Druk met een schroevendraaier op de klemmen en trek
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
•
•
de afzonderlijke aders los.
Maak de montageplaat los van de wand.
Zet het MATRIX bedieningspaneel weer in elkaar.
•
•
•
•
Extra demontage bij de IP54-behuizing:
Schroef de montageplaat van de opbouwdoos af.
Trek de kabels uit de membraantules.
Demonteer de opbouwdoos van de wand.
Zet het MATRIX bedieningspaneel weer in elkaar.
23
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Inbedrijfstelling en testen
6
Inbedrijfstelling en testen
6.1
Toestand bij levering
Het MATRIX bedieningspaneel is als volgt vooringesteld. Het groepsadres en de
busafsluiting kunnen op het MATRIX bedieningspaneel desgewenst via de
betreffende schakelaar worden gewijzigd:
Groepsadres
0*
Busafsluitweerstand
beide DIP-schakelaars: gesloten (ON)
* Wanneer er geen netwerk van meerdere groepen wordt opgebouwd, kan deze
instelling ongewijzigd worden overgenomen.
6.2
Groepsadres instellen
Op het MATRIX bedieningspaneel moeten bij verbinding van meerdere groepen
(zie hoofdstuk "Netwerk" in de gebruikshandleiding van de luchtbehandelingsunits) verschillende groepsadressen worden toegekend. Via deze adressen
worden de MATRIX bedieningspaneel aan de betreffende units toegewezen.
SCHADE AAN HET APPARAAT!
Groepsadres alleen in spanningsvrije toestand wijzigen!
BELANGRIJKE INSTRUCTIE!
Het groepsadres van het MATRIX bedieningspaneel en het groepsadres van
de bijbehorende units resp. regelaars moeten overeenstemmen!
• Groepstoewijzing met behulp van de schakelaar voor
het groepsadres instellen.
24
0
Groep 0
8
Groep 8
1
Groep 1
9
Groep 9
2
Groep 2
A
Groep 10
3
Groep 3
B
Groep 11
4
Groep 4
C
Groep 12
5
Groep 5
D
Groep 13
6
Groep 6
E
Groep 14
7
Groep 7
F
Groep 15
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
6.3
Inbedrijfstelling en testen
MATRIX.Net-afsluiting instellen
Wanneer het MATRIX bedieningspaneel als
eerste of laatste unit (knooppunt) in het
MATRIX.Net is opgenomen, moeten de
afsluitweerstanden worden ingeschakeld.
• Stel de afsluitweerstand overeenkomstig
de afbeelding op de eerste en de laatste
unit van het netwerk in.
DIP-schakelaar S1
ON
F
OF
6.4
ON
ON
ON
ON
OFF
OFF
OFF
OFF
Functie
OFF
OFF
afsluitweerstand
uitgeschakeld
ON
ON
afsluitweerstand
ingeschakeld
(toestand bij levering)
GEA MATRIX® bedieningspaneel sluiten
1
2
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
Na beëindiging van de instelwerkzaamheden
kan het MATRIX bedieningspaneel worden
gesloten:
• Hang het frontpaneel van het MATRIX
bedieningspaneel eerst boven in de
nokjes (1) en klik vervolgens het
bovendeel van de behuizing (2) naar
beneden toe vast.
25
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Inbedrijfstelling en testen
6.5
Mechanische begrenzing van de instelwaarden
Om te verhinderen dat de gebruiker op het MATRIX
bedieningspaneel ongewenste parameters instelt,
bevindt zich onder de draaiknoppen (1) een
voorziening om de minimum- en maximumwaarde te
begrenzen.
Op de bijbehorende indicatieringen (2) bevinden zich
drie asymmetrisch aangebrachte nokken. Hierop
kunnen twee stelringen (één voor de minimum (3) en
één voor de maximum waarde (4)) worden geschoven.
De stelringen hebben een aanslagzijde waarmee de
minimum- en maximumwaarden kunnen worden
ingesteld. De draaiknoppen kunnen dan niet meer
voorbij deze waarden worden gedraaid.
1
2
3
4
6.5.1
Begrenzing van de ventilatortoerentallen
• Trek de draaiknop (1) voor de ventilatortoerentallen
los.
• Verwijder de indicatiering (2) en de stelringen (3 en 4).
• Plaats de stelringen (3 en 4) zodanig op de
6
2
1
4
3
6.5.2
indicatiering (2) dat de aanslagzijde (pijl) zich onder de
gewenste waarde bevindt en het maximale
verstelbereik van de draaiknop correspondeert met uw
instellingen.
• Plaats de stel-/indicatiering-combinatie voorzichtig en
exact in het midden op de ring van de behuizing (6).
• Plaats de draaiknop (1) op de behuizing en draai deze
met lichte druk aan, tot de knop vastklikt.
9 De draaiknop voor de ventilatortoerentallen kan nu
alleen nog op een waarde tussen de minimum- en
maximumwaarde worden ingesteld.
Begrenzing van de instelwaarde ruimtetemperatuur
• Trek de draaiknop (1) voor de instelwaarde van de
6
2
4
3
26
1
ruimtetemperatuur los.
• Verwijder de indicatiering (2) en de stelringen (3 en 4).
• Plaats de stelringen (3 en 4) zodanig op de
indicatiering (2) dat de aanslagzijde (pijl) zich onder de
gewenste instelwaarde bevindt en het maximale
verstelbereik van de draaiknop correspondeert met uw
instellingen.
• Plaats de stel-/indicatiering-combinatie voorzichtig en
exact in het midden op de ring van de behuizing (6).
• Plaats de draaiknop (1) op de behuizing en draai deze
met lichte druk aan, tot de knop vastklikt.
9 De draaiknop voor de ruimtetemperatuur kan nu alleen
nog op een waarde tussen de minimum- en
maximumwaarde worden ingesteld.
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
6.6
Inbedrijfstelling en testen
Bedrijf testen
BELANGRIJKE INSTRUCTIE!
De voedingsspanning voor het bedieningspaneel wordt geleverd door het
voedingsblok van de unit.
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!
Schakel daarom de voedingsspanning van de unit/het voedingsblok pas in,
nadat alle installatiewerkzaamheden zijn afgerond!
• Schakel de voedingsspanning van de unit/het voedingsblok in.
6.6.1
GEA MATRIX® bedieningspaneel testen
9 Bij correcte aansluiting en schakelaarstand
ongelijk aan 0 brandt de indicatie-LED "RUN".
• De volgenden toestanden worden door de status-LED
gesignaleerd (zie tevens "LED-status-indicaties" op
pagina 32):
Run-LED (groen): MATRIX bedieningspaneel
bedrijfsgereed
Ext.-LED (geel): brandt, wanneer een instelwaarde bijv.
door een besturingsunit wordt ingesteld; dit kan de
instelwaarde voor de ruimtetemperatuur of voor
omschakeling van dag-/rustbedrijf zijn.
Error-LED (rood): foutindicatie; zie "Foutmeldingen" op
pagina 33.
• Wanneer geen van de LEDs brandt, moet u eerst de
bedrading controleren.
• Draai de schakelaar voor het instellen van het
ventilatortoerental naar een positie ongelijk aan 0.
OPGELET!
Zie voor meer informatie over de bediening en het gebruik van het MATRIX
bedieningspaneel hoofdstuk "GEA MATRIX® bedieningspaneel bedienen" op
pagina 28.
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
27
GEA MATRIX® bedieningspaneel bedienen
GEA MATRIX® bedieningspaneel
7
GEA MATRIX® bedieningspaneel bedienen
7.1
Overzicht van de bedieningselementen
OPGELET!
De uitvoering van de MATRIX bedieningspaneel is afhankelijk van het type.
Al naar gelang de uitvoering ontbreken sommige bedieningselementen.
2
2
1
1
5/7
4
6/8
3
2
1
De bediening van het MATRIX bedieningspaneel
geschiedt via de bedieningselementen (1).
De regelaarstatus en eventueel optredende storingen
worden via indicatie-LEDs gesignaleerd (2).
Bedieningselementen (in de afbeelding als voorbeeld
de OP44C):
(1) Draaischakelaar; instelling van het toerentalniveau
van de ventilator
(2) Draaischakelaar; instelling van de instelwaarde
voor de ruimtetemperatuur resp.
inblaastemperatuur
(3) Drukknop; dagbedrijf en nachtbedrijf 1)
(4) Drukknop; recirculatie-/buitenluchtbedrijf 2) 3)
(5) Drukknop; verwarmen 2)
(6) Drukknop; koelen 2)
(7) Drukknop; secundaire jaloezie open 3)
(8) Drukknop; secundaire jaloezie dicht 3)
1)
Niet bij MATRIX bedieningspaneel OP30x
Alleen bij MATRIX bedieningspaneel OP44C
3)
Alleen bij MATRIX bedieningspaneel OP44I
2)
28
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
7.2
GEA MATRIX® bedieningspaneel bedienen
Uitleg van de bedieningselementen
OPGELET!
Wanneer op het MATRIX bedieningspaneel binnen 60 seconden geen
instellingen worden uitgevoerd, dan wordt de LED-helderheid automatisch
gereduceerd.
7.2.1
Ventilatortoerentallen instellen
Schakelaar
Instelling
Uitleg
Met de draaischakelaar wordt het toerental van de
ventilator ingesteld.
1)
2)
7.2.2
0
De ventilator is uitgeschakeld 1)
(standby-bedrijf).
1 ... 5
De ventilator wordt met het ingestelde toerental
gebruikt. (indien beschikbaar)2)
Auto
Het toerental wordt automatisch door de regeling
ingesteld. Hoe hoger de afwijking van de
ruimtetemperatuur, des te hoger is het ventilatortoerental.
Wanneer de ruimtetemperatuur tot beneden 4 °C daalt, wordt
automatisch de vorstbeveiligingsfunctie geactiveerd (opent
verwarmingsventiel/toerental 1)
De ventilatortoerentallen kunnen mechanisch via
begrenzingsringen worden beperkt (zie "Begrenzing van de
ventilatortoerentallen" op pagina 26).
Instelling instelwaarde ruimtetemperatuur
Schakelaar
Instelling
Uitleg
7 ... 40 °C
Met de draaischakelaar wordt de instelwaarde van
de ruimtetemperatuur ingesteld.1)
Fabrieksinstelling: 10 ... 30 °C
1)
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
De ingestelde waarde voor de ruimtetemperatuur kan
mechanisch via begrenzingsringen worden beperkt (zie
"Begrenzing van de instelwaarde ruimtetemperatuur" op
pagina 26). Als alternatief kan een begrenzing met behulp van
de servicetool worden gerealiseerd.
29
GEA MATRIX® bedieningspaneel bedienen
7.2.3
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Instelling dagbedrijf/nachtbedrijf
Schakelaar
Instelling
Uitleg
Omschakelaar: dagbedrijf/nachtbedrijf1).
Met de omschakelaar wordt ingesteld, of de
luchtbehandelingsunits in dag- of in nachtbedrijf
(rustbedrijf) moeten werken.
niet
bediend
(LED uit)
De luchtbehandelingsunits werken in normaal
bedrijf (dagbedrijf).
bediend
(LED aan)
De luchtbehandelingsunits werken in nachtbedrijf
(rustbedrijf).
Zie voor meer bijzonderheden over het inschakelen
van nachtbedrijf Hoofdstuk 7.3 "Parameters voor
nachtbedrijf instellen/opslaan bij OP21x/31x/44x".
OPGELET!
Wanneer nachtbedrijf door een gebouwbeheersysteem (GBS) is geactiveerd
(status-LED "Ext." en LED nachtbedrijf branden) kan via bediening van de
verlagingstoets "bypass-bedrijf" worden geactiveerd. Daardoor wordt
gedurende een bepaalde, via de servicetool instelbare tijd (voorinstelling: 120
min.) "nachtbedrijf" overbrugd - de ventilatieunit(s) werkt/werken in dagbedrijf
(zie "Parameters voor nachtbedrijf instellen/opslaan bij OP21x/31x/44x" op
pagina 32).
Gedurende de overbrugging is de gele status-LED "Ext." gedoofd.
7.2.4
Instelling recirculatie-/mengluchtbedrijf
Schakelaar
Instelling
Uitleg
Met de drukknop wordt ingesteld, dat de
luchtbehandelingsunits in recirculatie- of in
buitenluchtbedrijf moeten werken.
30
niet
bediend
(LED uit)
De luchtbehandelingsunits werken in recirculatiebedrijf: buitenluchtaandeel 0 %
bediend
(LED aan)
De luchtbehandelingsunits werken in
buitenluchtbedrijf: buitenluchtaandeel 100 %
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
7.2.5
GEA MATRIX® bedieningspaneel bedienen
Instelling bedrijfsstand
Schakelaar
Instelling
Uitleg
Met de drukknoppen wordt ingesteld, dat de
luchtbehandelingsunits in de bedrijfsstand
"alleen verwarmen/alleen koelen" of
"automatisch" moeten werken.
7.2.6
niet
bediend
(LED uit)
De luchtbehandelingsunits werken in de stand
"alleen koelen" of "automatisch".
bediend
(LED aan)
Wanneer de drukknop is ingedrukt, werken de
luchtbehandelingsunits uitsluitend in
verwarmingsbedrijf.
niet
bediend
(LED uit)
De luchtbehandelingsunits werken in de stand
"alleen verwarmen" of "automatisch bedrijf".
bediend
(LED aan)
Wanneer de drukknop is ingedrukt, werken de
luchtbehandelingsunits uitsluitend in koelbedrijf.
Beide
drukknoppen
niet ingedrukt
(beide
LEDs uit)
Wanneer beide drukknoppen "Verwarmen" en
"Koelen" niet werden bediend, werken de
luchtbehandelingsunits in "automatisch" bedrijf.
Omschakeling tussen verwarmen en koelen
gebeurt automatisch.
Verstelling van de secundaire jaloezie
Schakelaar
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
Instelling
Uitleg
bediend
(LED aan)
Zolang de drukknop wordt bediend, gaat de
jaloezie omhoog.
bediend
(LED aan)
Zolang de drukknop wordt bediend, gaat de
jaloezie omlaag.
31
GEA MATRIX® bedieningspaneel bedienen
7.3
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Parameters voor nachtbedrijf instellen/opslaan bij OP21x/31x/44x
De parameters voor nachtbedrijf (rustbedrijf) worden als
volgt ingesteld en opgeslagen:
• Stel op het MATRIX bedieningspaneel (voor zover
mogelijk) de gewenste parameters in, bijv. 19 °C/
automatisch bedrijf/recirculatiebedrijf/alleen
verwarmen.
• Druk op de knop dag- en nachtbedrijf (1) en houdt deze
gedurende 5 seconden ingedrukt (tot de RUN-LED
knippert).
9 De ingestelde waarden zijn nu voor nachtbedrijf
opgeslagen.
De opgeslagen waarden worden bij de eerstvolgende
activering van nachtbedrijf als bedrijfswaarden
overgenomen.
• Stel vervolgens weer de waarden voor normaalbedrijf in.
1
7.4
LED-status-indicaties
1
2
3
De status-LEDs van het bedieningspaneel signaleren de bedrijfstoestand van de
unit. De volgende indicaties zijn mogelijk:
Nr.
Kleur
Tekst
Betekenis
1
geel
Ext.
De indicatie-LED brandt, wanneer een instelling
van de instelwaarde door een hoger niveau, bijv.
een gebouwbeheersysteem (GBS) is ingesteld.
Dit kan bijv. de ingestelde ruimtetemperatuur of
dag-/nachtbedrijf zijn.
2
rood
Error
De indicatie-LED brandt, wanneer er een storing
binnen de groep is opgetreden.
3
groen
Run
De indicatie-LED signaleert de bedrijfsgereedheid
van het MATRIX bedieningspaneel.
1
2
3
geel
rood
groen
Ext.
Error
Run
De 3 LEDs worden sequentieel in- en
uitgeschakeld, wanneer via de servicetool
MATRIX.PC een wink-functie is geactiveerd.
(Met deze wink-functie kunnen bepaalde
units in het gehele netwerk worden gezocht).
1
2
3
geel
rood
groen
Ext.
Error
Run
De 3 LEDs worden gezamenlijk twee keer in- en
uitgeschakeld, wanneer via de servicetool
MATRIX.PDA een dialoog wordt verlaten en het
bedieningspaneel een interne reset uitvoert.
OPGELET!
Wanneer op het MATRIX bedieningspaneel binnen 60 seconden geen
instellingen worden uitgevoerd, dan wordt de LED-helderheid automatisch
gereduceerd.
32
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
7.5
GEA MATRIX® bedieningspaneel bedienen
Foutmeldingen
OPGELET!
De uitvoering van het MATRIX bedieningspaneel en de luchtbehandelingsunits ist afhankelijk van het type.
Afhankelijk van de uitvoering zijn bepaalde foutmeldingen niet geactiveerd.
1
Het MATRIX bedieningspaneel beschikt over een uitgebreide foutmeldingslijst.
De foutmeldingen worden door één indicatie-LED (1) via verschillende
knippercodes aangegeven.
Daarbij bestaat een foutmelding uit maximaal 4 knipperimpulsen. De impulsen
verschillen door korte en lange brandduur.
De foutmeldingen zijn naar prioriteit gerangschikt (zie 7.5.1 Knippercodes van de
GEA MATRIX® bedieningspaneel OP21x/OP30x/OP31C/OP44x), zodat een
belangrijke foutmelding een minder belangrijke overschrijft. Wanneer de
belangrijke fout is opgeheven, wordt onmiddellijk de volgende foutmelding
getoond.
Voorbeeld:
De sensor voor de ruimtetemperatuur is defect (prioriteit 20) en de bijbehorende
knippercode wordt getoond.
Vervolgens wordt de motorbeveiliging (prioriteit 2) geactiveerd.
Omdat het aanspreken van de motorbeveiliging een hogere prioriteit heeft, wordt
deze foutmelding (door lang knipperen) getoond.
OPGELET!
Wanneer de fout is opgeheven, wordt deze niet meer aan het MATRIX
bedieningspaneel gemeld. De foutmelding verdwijnt automatisch.
Knippercodes van de GEA MATRIX® bedieningspaneel OP21x/OP30x/OP31C/OP44x
7.5.1
Prioriteit
Bron 1)
Foutbeschrijving ➔
1
Netwerk
MATRIX.Net Off; er vindt via de databus geen
data-overdracht plaats. ➔ Aderaansluitingen op de
klemmen A - B (bedieningspaneel - luchtbehandelingsunit) controleren. Zijn de aders op de juiste klemmen
aangesloten of is de datakabel eventueel kortgesloten?
Zijn de afsluitweerstanden in het netwerk correct ingesteld (zie "MATRIX.Net-afsluiting instellen" op pagina 25)?
Wanneer geen fout kan worden vastgesteld, dient u contact op te nemen met een geautoriseerd servicebedrijf.
Foutopheffing
Knippercodes
1)
Hier wordt de bron vermeld, die de storing veroorzaakt.
Tussen de zich cyclisch herhalende knippersequenties ligt een pauze van 5 s,
om het begin en het einde van de sequentie te kunnen herkennen.
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
33
GEA MATRIX® bedieningspaneel bedienen
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Bron 1)
Foutbeschrijving ➔
2
Regelaar
De motorbeveiliging is geactiveerd. ➔ Temperatuur
ventilatormotor te hoog. Ventilatormotor laten afkoelen en
opnieuw inschakelen. In geval van herhaling de oorzaak
voor de oververhitting opsporen en verhelpen (zie
gebruikshandleiding luchtbehandelingsunit).
3
Regelaar
De vorstbeveiliging is actief. De temperatuur van de
inblaaslucht is tot 4°C of lager gedaald. ➔ Zorg voor een
goede toevoer van het verwarmingsmedium, eventueel
door controle van de ventielregeling resp. de
ketelbesturing (zie tevens gebruikshandleiding
luchtbehandelingsunit).
4
Regelaar
Er is een storing in de elektrische verwarming actief.
Temperatuurbeveiliging is geactiveerd. ➔ Luchttoevoer/
filter controleren (zie ook gebruikshandleiding
luchtbehandelingsunit).
5
Regelaar
Er is een storing van de condenspomp of de
vochtigheidssensor actief. ➔ Zie voor verhelpen van de
storing de gebruikshandleiding van de
luchtbehandelingsunit (niet bij MATRIX OP21x).
6
Regelaar
Er is een storing in de mengluchtklep actief. ➔
Aansluiting van de terugmeldpotentiometer van de klepservomotor controleren (Aansluiting zie gebruikshandleiding luchtbehandelingsunit resp. toebehoren).
7
MATRIX.V
De vorstbeveiliging is actief. De temperatuur van de
buitenlucht is tot 4 °C of lager gedaald.
8
MATRIX.RF
De lagedrukpressostaat is geactiveerd.
➔ Zie voor verhelpen van de storing tevens de
gebruikshandleiding van de split-buitenunit.
9
MATRIX.RF
De compressor is met vergrendeling afgeschakeld.
➔ Zie voor verhelpen van de storing tevens de
gebruikshandleiding van de split-buitenunit.
10
Regelaar
De sensor voor de ruimtetemperatuur is defect.
➔ Aansluiting van de sensor controleren, eventueel
kabelbreuk/kortsluiting of sensor niet aanwezig, terwijl
voor de regeling (software) een sensor vereist is.
11
Regelaar
De sensor voor de inblaastemperatuur is defect.
➔ Aansluiting van de sensor controleren, eventueel
kabelbreuk/kortsluiting of sensor niet aanwezig, terwijl
voor de regeling (software) een sensor vereist is.
12
Regelaar
De sensor voor de toevoertemperatuur is defect.
➔ Aansluiting van de sensor controleren, eventueel
kabelbreuk/kortsluiting of sensor niet aanwezig, terwijl
voor de regeling (software) een sensor vereist is.
Prioriteit
Foutopheffing
Knippercodes
1)
Hier wordt de bron vermeld, die de storing veroorzaakt.
Tussen de zich cyclisch herhalende knippersequenties ligt een pauze van 5 s,
om het begin en het einde van de sequentie te kunnen herkennen.
34
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
GEA MATRIX® bedieningspaneel bedienen
Bron 1)
Foutbeschrijving ➔
13
Regelaar
De sensor voor de buitenluchttemperatuur is defect.
➔ Aansluiting van de sensor controleren, eventueel
kabelbreuk/kortsluiting of sensor niet aanwezig, terwijl
voor de regeling (software) een sensor vereist is.
14
MATRIX.V
Prioriteit
Foutopheffing
Knippercodes
De sensor voor de toevoertemperatuur is defect.
➔ Aansluiting van de sensor controleren, eventueel
kabelbreuk/kortsluiting of sensor niet aanwezig, terwijl
voor de regeling (software) een sensor vereist is.
15
Bedieningspaneel
De sensor voor de ruimtetemperatuur is defect.
16
Regelaar
De vochtigheidssensor is defect. ➔ Aansluiting van de
sensor controleren, eventueel kabelbreuk of sensor niet
aanwezig, terwijl voor de regeling (software) een
vochtigheidssensor vereist is.
17
Regelaar
De druksensor is defect. ➔ Aansluiting van de sensor
controleren, eventueel kabelbreuk of sensor niet
aanwezig, terwijl voor de regeling (software) een
druksensor vereist is.
18
Regelaar
De CO2-sensor is defect. ➔ Aansluiting van de sensor
controleren, eventueel kabelbreuk of sensor niet
aanwezig, terwijl voor de regeling (software) een CO2sensor vereist is.
19
Regelaar
Er wordt filtervervuiling gesignaleerd. ➔ Filter
demonteren en reinigen. (Onderhoud zie
gebruikshandleiding luchtbehandelingsunit).
20
Regelaar
Er is een interne hardware-fout opgetreden.
➔ Een controle met de servicetool MATRIX.PC is
noodzakelijk. Wij adviseren inschakeling van een
geautoriseerd servicebedrijf.
21
MATRIX.V
Er is een interne hardware-fout opgetreden.
➔ Een controle met de servicetool MATRIX.PC is
noodzakelijk. Wij adviseren inschakeling van een
geautoriseerd servicebedrijf.
22
MATRIX.RF
Er is een interne hardware-fout opgetreden.
➔ Een controle met de servicetool MATRIX.PC is
noodzakelijk. Wij adviseren inschakeling van een
geautoriseerd servicebedrijf.
23
Bedieningspaneel
Er is een interne hardware-fout opgetreden.
➔ Een controle met de servicetool MATRIX.PC is
noodzakelijk. Wij adviseren inschakeling van een
geautoriseerd servicebedrijf.
➔ Bedieningspaneel vervangen.
1)
Hier wordt de bron vermeld, die de storing veroorzaakt.
Tussen de zich cyclisch herhalende knippersequenties ligt een pauze van 5 s,
om het begin en het einde van de sequentie te kunnen herkennen.
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
35
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Onderhoud en reiniging
Bron 1)
Foutbeschrijving ➔
24
Regelaar
Er zijn onvoldoende bedrijfsgegevens beschikbaar.
➔ Een controle met de servicetool MATRIX.PC is
noodzakelijk. Wij adviseren inschakeling van een
geautoriseerd servicebedrijf.
25
MATRIX.V
Er zijn onvoldoende bedrijfsgegevens beschikbaar.
➔ Een controle met de servicetool MATRIX.PC is
noodzakelijk. Wij adviseren inschakeling van een
geautoriseerd servicebedrijf.
26
Netwerk
Een busdeelnemer (regelaar, module) is uitgevallen.
➔ Een controle met de servicetool MATRIX.PC is
noodzakelijk. Wij adviseren inschakeling van een
geautoriseerd servicebedrijf.
27
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel heeft een adresconflict. ➔ Het
bedieningspaneel heeft niet hetzelfde adres als de
unitgroep. Via de adreskeuzeschakelaar controleren en
evt. wijzigen (wijzigingen zie "Groepsadres instellen" op
pagina 24).
28
MATRIX.V
De ventielmodule heeft een adresconflict. ➔ Adres
controleren en evt. corrigeren (zie tevens de
gebruikshandleiding Globale modules).
29
MATRIX.RF
De directverdampermodule heeft een adresconflict.
➔ Adres controleren en evt. corrigeren (zie
tevens gebruikshandleiding Globale modules)
30
Netwerk
Er zijn meer dan 16 regelaars in een groep aanwezig.
➔ Aantal aangesloten units controleren en evt.
corrigeren.
Prioriteit
Foutopheffing
Knippercodes
1)
Hier wordt de bron vermeld, die de storing veroorzaakt.
Tussen de zich cyclisch herhalende knippersequenties ligt een pauze van 5 s,
om het begin en het einde van de sequentie te kunnen herkennen.
8
Onderhoud en reiniging
Het MATRIX bedieningspaneel is onderhoudsvrij.
Voer de volgende werkzaamheden op geregelde tijden uit:
• Reinig het MATRIX bedieningspaneel alleen met een zachte doek.
• Controleer de behuizing en de bedieningselementen op beschadiging.
OPGELET!
Reinig de behuizing van het GEA MATRIX® bedieningspaneel niet met
agressieve reinigingsmiddelen!
Let erop, dat er geen vocht de behuizing binnendringt!
Bij de uitvoering IP20: Let erop dat de ventilatiesleuven in de behuizing niet zijn
afgesloten.
36
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
9
Trefwoordenregister
Trefwoordenregister
A
C
Aanlegvoeler ................................ 22
Aansluiting
OP21x .................................... 21
OP30x/31x/44x ....................... 19
Afsluiting MATRIX.Net instellen ... 25
Afvalverwijdering .......................... 11
Apparatuuroverzicht ....................... 4
Comfortomgeving OPxxC ............ 13
Compatibiliteit, elektromagnetische ................................. 13
Correct gebruik ............................ 10
B
Bedienen
MATRIX bedieningspanelen .. 28
Bedieningselementen
OP21x/OP30x/OP31C/OP44x
Overzicht ................................ 28
Uitleg ...................................... 29
Bedieningspaneel
demonteren ............................ 23
met globale module verbinden 20
met luchtbehandelingsunit verbinden ......................... 20
OP21C ..................................... 4
OP21I ....................................... 5
OP30C ..................................... 4
OP30I ....................................... 5
OP31I ....................................... 5
OP44C ..................................... 4
OP50C ..................................... 4
OP50I ....................................... 5
OP51C ..................................... 4
OP51I ....................................... 5
Bedrijf testen ................................ 27
Bedrijfsstand
Instelling ................................. 31
Bedrijfsstanden ............................ 12
Bedrijfstoestand ........................... 32
Begrenzing
Instelwaarde ruimtetemperatuur ............................ 26
Instelwaarden ......................... 26
Ventilatortoerentallen ............. 26
Behuizing ..................................... 13
Beschermingsklasse .................... 13
Beschermingsklasse
IP20
comfortomgeving ......................... 10
Beschermingsklasse IP54
industriële omgeving .................... 10
Beschikbaarheid van de
gebruikshandleiding ....................... 8
Besturingen .................................. 12
Bevestiging .................................. 13
Boorsjabloon
OPxxC .................................... 39
OPxxI ..................................... 39
Buitenmaten ................................. 13
Busafsluitweerstand ..................... 24
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
D
Dagbedrijf / nachtbedrijf ............... 30
Demontage
Bedieningspaneel ................... 23
IP54-behuizing ....................... 23
E
Elektrische specificaties ...............
Elektromagnetische
compatibiliteit (EMC) ....................
EMI ...............................................
EMS .............................................
13
13
13
13
F
Foutmeldingen .............................
Prioriteiten ..............................
Voorbeeld ...............................
Foutmeldingslijst ..........................
33
33
33
33
G
GEA reserve-onderdelen ............. 11
Gebruik van de GEA
MATRIX bedieningspanelen .......... 6
Gebruik van de handleiding ........... 8
Gebruikshandleiding,
beschikbaarheid ............................. 8
Gebruiksstand .............................. 13
Gehanteerde symbolen .................. 8
Gewicht ........................................ 13
Globale modules met
bedieningspaneel verbinden ........ 20
Groepsadres ................................ 24
instellen .................................. 24
Groepstoewijzing ......................... 24
I
Inbedrijfstelling .............................
Indicaties van de LEDs ................
Industriële omgeving OPxxI .........
Installatie ......................................
OP21x ....................................
OP30x/31x/44x .......................
Instellen ventilatortoerentallen .....
Instelling
Bedrijfsstand ...........................
Dagbedrijf / nachtbedrijf .........
Instelwaarde ruimtetemperatuur ............................
24
32
13
15
20
19
29
Recirculatie-/mengbedrijf ........
Instelwaarde
Ruimtetemperatuur .................
Instelwaarde ruimtetemperatuur
begrenzen ....................................
Instelwaarden mechanisch
begrenzen ....................................
Interferentie ..................................
IP20 ..............................................
IP54 ..............................................
30
29
26
26
13
10
10
K
Kabelinvoer ..................................
Kenmerken
OP21x ....................................
OP3xx/OP4xx .........................
Knippercodes ...............................
13
12
12
33
L
LED-statusindicaties .................... 32
Leveringsomvang ........................... 6
Luchtbehandelingsunit met
bedieningspaneel verbinden ........ 20
M
MATRIX bedieningspaneel
bedienen .................................
testen ......................................
MATRIX bedieningspaneel
sluiten ...........................................
MATRIX.CLOCK ..........................
MATRIX.Net-afsluiting instellen ...
Mechanische begrenzing van de
instelwaarden ...............................
Mechanische specificaties ...........
Mengluchtbedrijf ...........................
Modificaties ..................................
Mogelijkheden ..............................
Montage .......................................
OPxxC (IP20) .........................
OPxxI (IP54) ...........................
plannen ...................................
Montagehoogte ............................
Montagepositie .............................
28
27
25
21
25
26
13
30
11
12
15
16
17
15
15
15
N
Nachtbedrijf .................................. 30
Parameters instellen/opslaan . 32
31
30
29
37
GEA MATRIX® bedieningspaneel
Trefwoordenregister
O
S
Omgevingsklimaat ........................ 13
Oneigenlijk gebruik ....................... 10
OP21C ............................................ 4
OP21I ............................................. 5
OP21x
aansluiten ............................... 21
installeren ............................... 20
Kenmerken ............................. 12
OP21x/OP30x/OP31C/OP44x
Bedieningselementen ............. 28
OP30C ............................................ 4
OP30I ............................................. 5
OP30x/31x/44x
installeren ............................... 19
OP31I ............................................. 5
OP3xx/OP4xx
Kenmerken ............................. 12
OP44C ............................................ 4
OP44I ............................................. 5
OP50C ............................................ 4
OP50I ............................................. 5
OP51C ............................................ 4
OP51I ............................................. 5
Opslagtemperatuur ....................... 13
Opties ........................................... 13
Optioneel toebehoren ................... 14
OPxxC
Boorsjabloon ........................... 39
monteren ................................. 16
OPxxI
Boorsjabloon ........................... 39
monteren ................................. 17
Overzicht bedieningselementen
OP21x/OP30x/OP31C/OP44x 28
Secundaire jaloezie verstellen ..... 31
Sluiten MATRIX bedieningspaneel .......................................... 25
Status-indicaties .......................... 32
Storingsmeldingen ....................... 33
Storingsongevoeligheid ............... 13
Symboolverklaring ......................... 8
P
Parameters nachtbedrijf instellen/
opslaan .........................................
Personeelskeuze ..........................
Personeelskwalificatie ..................
Plaats van de montage .................
32
11
11
15
R
Recirculatie-/mengbedrijf ..............
Reinigen .......................................
Relatieve vochtigheid ...................
Reserve-onderdelen .....................
Retourluchtvoeler .........................
Ruimtetemperatuur
Instelling instelwaarde ............
Ruimtetemperatuurvoeler ...... 19,
38
30
36
13
11
22
29
22
T
Technische beschrijving .............. 12
Technische specificaties .............. 13
Testen .......................................... 27
MATRIX bedieningspaneel .... 27
Toebehoren ................................. 13
optioneel ................................ 14
OPxxI ..................................... 14
Toepassingsgebied ..................... 13
Toepassingsgebied van de
gebruikshandleiding ....................... 8
Toestand bij levering ................... 24
U
Uitleg van de veiligheidsinstructies 9
Unit-afdekkap ........................... 4, 5
Unit-afdekkap OPD.C en OPD.I .. 14
V
Varianten van de MATRIX
bedieningspanelen ...................... 12
Veilig werken ................................. 9
Veiligheid ....................................... 9
Veiligheidsinstructies ..................... 9
Ventilatortoerentallen
begrenzen .............................. 26
instellen .................................. 29
Verbinding
bedieningspaneel - globale
modules ................................. 20
bedieningspaneel
luchtbehandelingsunit ............ 20
Verklaring van de symbolen .......... 8
Verstelling van de secundaire
jaloezie ........................................ 31
Voedingsspanning ....................... 13
Voeler .......................................... 14
W
Werken, veilig ................................ 9
Wijzigingen aan het GEA
MATRIX bedieningspaneel .......... 11
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
GEA MATRIX® bedieningspaneel
10
Boorsjablonen
10.1
Uitvoering OPxxC (IP 20)
10.2
Uitvoering OPxxC (IP 54)
VK_2145863NL / 02.2006
Technische wijzigingen voorbehouden
Boorsjablonen
39
GEA
Klimatechnik GmbH
A-4673 Gaspoltshofen
Tel. +43 / 7735 / 8000-0
B
GEA Happel Belgium N.V.
B-1130 Brussels
Tel. +32 / 2 / 2406161
BG
BIH
BY
CH
CZ
D
VK_0000000GB . Status 00/0000 . Subject to modifications . Copyright GEA Air Treatment
A
EVISS Ltd.
BG-7000 Rousse
Tel. +359 / 82 / 81000
GEA Klimatehnika
SCG-11070 Novi Beograd
Tel. +381 / 11 / 3193955
GEA Klimatechnik UAB
LT-01141 Vilnius
Tel. +370 / 5 / 2106060
GEA Klimatec
Schweiz AG
CH-3065 Bolligen-Station
Tel. +41 / 31 / 9171919
GEA LVZ, a.s.
CZ-46312 Liberec
Tel. +420 / 48 / 5225-111
GEA Klimatizace spol. s r.o.
CZ-46312 Liberec
Tel. +420 / 48 / 5225-303
GEA Happel
Klimatechnik GmbH
D-44625 Herne
Tel. +49 / 2325 / 468-00
DK
E
GEA Klimateknik ApS
DK-2400 København NV
Tel. +45 / 38 / 887070
IS
Rafn Jensson
IS-110 Reykjavik
Tel. +354 / 56 / 780-30
GEA Air Treatment
Marketing Services
Int. GmbH - oficina España
E-28036 Madrid
Tel. +34 / 91 / 3837701
L
GEA Happel Luxembourg
L-4940 Bascharage
Tel. +352 / 26 / 502970
EST
GEA Klimatechnik UAB
LT-01141 Vilnius
Tel. +370 / 5 / 2106060
F
GEA Happel France sarl
F-59436 Roncq Cedex
Tel. +33 / 3 / 20689020
LT
LV
NL
FIN
OY TEKNOCALOR AB
FIN-01300 Vantaa
Tel. + 358 / 9 / 82546020
GB
SAS Aircon Ltd.
GB-CO11QB Colchester
Tel. +44 / 1206 / 578 833
P
H
GEA Klimatechnika Kft
H-1037 Budapest
Tel. +36 / 1 / 4393200
PL
HR
GEA Klima-rashladna
tehnika d.o.o.
HR-10000 Zagreb
Tel. +385 / 1 / 6064900
RO
GEA Klimatechnik UAB
LT-01141 Vilnius
Tel. +370 / 5 / 2106060
GEA Klimatechnik UAB
LT-01141 Vilnius
Tel. +370 / 5 / 2106060
RUS
GEA Kondicioner
Moskva
RUS -105094 Moskva
Tel. +7 / 095 / 9566674
S
GEA EXOS
Ventilation AB
S -74528 Enköping
Tel. +46 / 171 / 85530
SCG
GEA Klimatehnika
SCG-11070 Novi Beograd
Tel. +381 / 11 / 3193955
SK
GEA Happel
Nederland B.V.
NL-2909 LL
Capelle a/d Ijssel
Tel. +31 / 10 / 2350606
GEA Klimatizácia s.r.o.
SK-83104 Bratislava
Tel. +421 / 7 / 44457917
SLO
GEA Klimatizacijska
Tehnika d.o.o.
SI-1000 Ljubljana
Tel. +386 / 1 / 2573850
Nónio, Lda.
P-1269-090 Lisboa
Tel. +351 / 21 / 3826160
TR
ISISAN
TR-80700 Balmumcu
Istanbul
Tel. +90 / 212 / 2757171
UA
GEA Ukraina t.o.v.
UA-01135 Kyiv
Tel. +38 / 044 / 4619356
GEA
Klimatyzacja Sp. z o.o.
PL-54610 Wroclaw
Tel. +48 / 71 / 3737952
GEA Klimatechnik s.r.l.
RO-300222 Timisoara
Tel. +40 / 356 / 423703
Air Treatment Division
GEA Happel Belgium N.V. y Dobbelenbergstraat 7 y B-1130 Brussel y Tel. +32-2-240 61 61 y Fax +32-2-240 61 81
E-mail: [email protected] y website: www.gea-happel.be
GEA Happel Nederland B.V. y Rivium Oostlaan 11 y NL-2909 LL Capelle a/d IJssel y Tel +31-10-235 06 06 y Fax +31-10-235 06 07
E-mail: [email protected] y website: www.gea-happel.nl
VK_2145863NL • 02.2006 • Wijzigingen voorbehouden • Copyright GEA Air Treatment
Our Market in Europe