"Ik was gemillimeterd..." Ik ontmoette de zwaar bebaarde en behaarde Henk in 1976 voor het eerst tijdens een conferentie van christelijke kunstenaars op de boerderij in Zwiggelte van de brave tekenleraar Jan van Loon, eveneens vrijgemaakt gereformeerd op art. 31 et als Henk. Zelf had ik een American Crew Haircut, gemillimeterd. Het viel slecht onder die griffermeerde artistiekelingen die stuk voor stuk er uit zagen als Charlton Heston in de rol van Mozes in de rolprent “De Tien Geboden”. Lang haar mocht plotse ling onder de gereformeerde glimpiepers en eindeloze discussies werden gevoerd of de LP van Bob Dylan uit 1961 met door amateuristisch getokkel op een akoestische gitaar begeleide protestliedjes stijl Woody Guthrie nu wel of niet beluisterd mocht worden met onbezwaard hart voor het Aangezicht des Heeren. Een bont gezelschap jonge mensen, allen leden van de griffermeerde jongelingen vereniging, studentikoze haatbaarden met reutelende tabakspijpen vol zoet geurende toffeetabak, verzameld op ruwe houten banken en lig stoelen in een grasveld was het eerste dat mij bij aankomst op viel. Het waren over het algemeen tekenleraren en leraressen in opleiding en helemaal geen kunstenaars. Ze waren op religieuze gronden tegen subsidie aan kunstenaars en fel tegen de BKR regeling, want een gegarandeerd inkomen was alleen weg gelegd voor teken leraren en de rest moest honger lijden, dant hadden ze gelezen in boekjes over de Grote Heilige Van Het Eeuwig Bloedende Oor Vincent van Gogh. Ik zat in 1976 nog maar twee maanden per jaar in de BKR tot de maand septem ber toen het helemaal op hield omdat ik op een gegeven ogenblik zo veel verdien de dat het niet meer nodig was. Een andere jongeman, die na de conferentie niet lang meer zou leven, trok ook van de BKR. Hij en ik waren in het gezelschap outcasts, minder dan varkens, verzekerde een vrijgemaakt gereformeerde grafisch ontwerper uit Kampen mij. Ik zei verontwaardigd dat ik de volgende ochtend meteen terug naar Amsterdam zou gaan. Het conflict werd door Hans van Seventer bijgelegd en omwille van mijn dochters van 7 en 5 jaar die gefascineerd waren door een in de wei gestalde Shetlander Pony. Zo besloot ik tegen mijn zin te blijven. Ik heb mij altijd goed kunnen aanpassen en de week met enige moeite uitgezeten. De conferentie duurde gelukkig maar een week. Interessante urenlange referaten over of de kunstenaar nou wel of niet in het Bij bels licht moest schilderen en of de Heere Heere het wel goed vond dat er geschil derd werd of moesten we allemaal verbandjes aanleggen bij Framboesia patiënten ergens in Afrika. Niet ter zake doende probleemstellingen kwamen op tafel. Discussiestof te over tussen de onder christelijke schuldcomplexen gebukt gaande aanwezigen. Ik verveelde mij er voornamelijk. De hooggeleerde Prof. H.R. Rookmaaker-U raadt het al, vrijgemaakt gerefor meerd- keek mijn map met fotos in van mijn werk. Hij moest het op geloofs gronden af wijzen. Later hoorde ik van de op Jorn gepromoveerde Dr. Graham Birtwistle van de VU dat Rookmaaker nog nooit zo negatief over een kunstenaar had gesproken als over mij. Ik vond het een aanbeveling. Toch nam ik nog deel aan een groepstentoonstelling met realisten aan de VU met John Verberk, Rein Pol, Eja Siepman van de Berg en nog iemand die al lang ver geten is. Vanwege mijn “technische kwaliteiten” mocht ik ondanks de bezwaren van me neer de Professor deel nemen, maar onder voorbehoud, met mate en langs lijnen van geleidelijkheid. Mijn werk werd ergens achteraf gehangen. De expositie werd geen succes in 1976. Ik werd zonder verdere toelichting verder uitgesloten van tentoonstellingen van de groep realisten die rond drs. Hans van Seventer en de tekenleraar Jan van Loon werd geformeerd en exposeerde niet met hen omdat ik het Enige Ware Gerefor meerde Geloof niet had. In die tijd was ik per vergissing lid van de EO, een omroep die in streng griffer meerde kringen toen nog heel slecht viel. Henk Helmantel nam lang deel aan de groep realisten die zich “De Zwiggelter Groep” noemde, totdat drs. Hans van Seventer er het bijltje bij neer gooide, zijn eenmans uitgeverij verkocht en het licht had gezien om een film over de glad vergeten griffermeerde broeders Klaas en Mees Toxopeüs te gaan maken, mensen redders van beroep met keiharde kalvinistische klauwen, die de reddingsboot door elke golf bij windkracht 16 deed klieven, maar nu geheel glad vergeten. De film zou nooit van de grond komen. Het zou een familiefilm moeten worden in Disneystijl. Er mochten in de rolprent geen vrouwen voor komen want het waren alleen stoege gerfeormeerden die de kar en de boot trokken. Altijd al gedacht dat die van Seventer een halve homo was. Ik moet de eerste familie nog tegen komen die interesse heeft in gereformeerde gebroeders Toxopeüs. Van uit Londen werd een zoveelste rangse gereformeerde Amerikaanse kunst historicus, drs. Paul Clowney ingevlogen om lessen film productie aan Hans van Seventer te geven. Gebrainstormd werd er in de luxueus verbouwde boerderij van Clowney, die ge huwd is met een schatrijke Engelse adelijke dame. Ze wonen niet ver van mij vandaan in de Bourgogne, maar wilden “uit principe” niets met mij te maken hebben. Op gereformeerde geloofsgronden zijn wij er nog steeds niet welkom. Rond 2005 mailde een gereformeerde doctoraal studente van de VU mij dat mijn werk, eens aangekocht door de kunst commissie in 1977, niet zou worden opge nomen in de catalogus van aangekochte werken in opdracht van onbekenden betrokken bij de VU. Zogenaamde collegas zouden bezwaar hebben gemaakt met mij in één catalogus te staan. Ik heb de mail niet beantwoord en voor kennisgeving aangenomen. Een leerling van de tekenlerarenopleiding te Leeuwarden met een mateloze be wondering voor Henk penseelde diens werk moeizaam na met het penseel tussen de tanden. Jan, heette hij, een jongen van Drentse afkomt met een knauwerig ac cent in zijn praten. gefascineerd door de grote omzet van Henk ging Jan zo vaak mogelijk naar de kunstboerderij van Helmantel. Eén keer heeft hij uren buiten moeten wachten, want toen hij aanbelde deelde de vrouw des huizes hem op fluistertoon mee dat Jan niet binnen kon komen, want Meester Henk was aan het glaceren en dan moest het absoluut stil zijn in huis. Onderdanige Jan wachtte op een houten bankje in de tuin waar de Meester des avonds zelf wel eens zijn ruim bemeten kunstenaarsreet neer vleidde. Het voelde goed. Henk Helmantel is naar de waan van de tijd milieubewust. Als hij een schilderij van veertig mille aan een dominee in Geleen verkocht ging hij met de bus om geld uit te sparen, nam het schilderij op schoot, anders zou hij 2 kaartjes moeten kopen of liet hij zijn vrouw met de 2CV rijden en reed er zelf achter aan op de race fiets om zijn principes niet te verloochenen. In Florence liep de gevierde kunstschilder als een uit de klei getrokken Groningse boer rond op straat smakkend en boerend uit zijn klauw een Hamburger te vreten tot afgrijzen van de Italianen. Henk spaarde graag geld uit en eten in een restau rant was er daarom niet bij. Kauwen doet hij trouwens met open bek. Iedereen kan meegenieten van de fysieke processen die zich af spelen bij deze provinciale kunstenaar. In publicaties beweert Henk op aanraden van zijn manager drs. Hans dat hij zijn kunstboerderij zelf heeft gebouwd. De historische Jugendstilvilla die op de plaats stond waar het namaaak middeleeuwse bouwgedrocht in opdracht van Helmantel zou verrijzen werd met de grond gelijk gemaakt. Jugendstil is in vrijgemaakt gereformeerde ogen een “zondige, onchriste lijke” bouwstijl. Henk jokt niet weinig over zijn op de borstklopperij dat hij zijn middeleeuwse sombere huis heeft gebouwd; een aannemer heeft de klus geklaard met hulp van een aantal dorpsbewoners en Henk heeft één keer met een kruiwagen vol klooster moppen twintig meter naar de bouwplaats gereden maar had het gelijk in zijn rug. Gelukkig vangt Henk monumentensubsidie en heeft een aanzienlijk belasting af trek vanwege onderhoud aan zijn monument. Het weekblad Elsevier noemde duitendief Helmantel “Een miljonair op klom pen”. Tijdens een bijeenkomst bij Henk thuis op De Weem over “Het Godd’lijk licht in de kunst” of iets dergelijks ging Henk met de pet rond om f 7,50 te eisen voor een verstrekte kop slappe koffie, een gerimpeld appeltje uit eigen tuin en een oud ka detje. Kinderen half geld, ouden van dagen korting. Ik betaalde maar was enigszins gepikeerd. Ik heb die middag het licht niet gezien. Tegen Hans van Seventer luchtte ik mijn verontwaardiging. Volgens Hans had ik geen gelijk. “Henk betaalt ontzettend veel belasting”, was zijn antwoord, dat moest gecompen seerd worden. Ik antwoordde dat wie veel belasting betaalt ook veel verdient. Nee, dat zag ik helemaal verkeerd volgens Hans. In het jaar 2001 belde Nieuwsblad van het Noorden mij op met de vraag of ik naar aanleiding van de diefstal van tientallen schilderijen van Helmantel de recher che al op bezoek had gekregen. Anonieme bronnen suggereerden dat ik de schilderijen had gestolen en de ex jezuïet drs. Loek Brons, kunsthandelaar te Amster dam, die zijn winkeltje be kostigde met het verkopen van porno videos via zijn ordinaire, breeduit geboude volvette vrouw (Loek verpatst de schilderijen, Miep maakt erwtensoep, was een wervende reclame in een duur kunstblad), verklaarde ‘zeker te weten’ dat een niet nader te noemen Friese schilder (Fred van der Wal, beweerde hij in kleine kring) de werken had gestolen en in zijn houtkachel had opgestookt. Die Friese schilder was een vreselijke prutser had hij van horen zeggen, iemand die maanden lang zat te knoeien met verf en dan een schilderij klaar had dat nooit een cent waard zou wor den, wist onze helderziende kunsthandelaar met een zuinig mondje te melden. Kunsthandelaar Loek Brons heeft nooit een schilderij van mij gezien en ik heb geen kunsthandelaar nodig die graag de proleet uit hangt met wervende kreten over de soep van Mien laat via je porno eens een poesje zien. Zijn klanten zullen te bruin en te goud zijn met hun door half of heel crimineel geld verworven Jaguars en Rolls Royces. De insinuatie dat ik de werken gestolen zou hebben kwam waarschijnlijk van de Onheilige Drie eenheid drs. Loek Brons, drs. Hans van Seventer en Heer Henk Helmantel zelf. De redactrice van het Nieuwsblad wilde daar geen mededeling over doen. Ze wilde haar bronnen beschermen maar had zo haar informatie, deelde zij mede. Maanden later werden de dieven opgespoord. Ironischerwijze heette één van de betrokkenen van de achternaam ook van der Wal. Jammer genoeg geen familie. Ik had het Helmantel graag gegund. De Nederlandse realistische schilders zijn over het algemeen heel brave, timide, niets zeggende, niet al te slimme jongens en meisjes. Een boek wordt buiten de Bijbel in die kringen zelden gelezen. Het beeld gaat voor alles. Veelal is de Nederlands realistische kunst van een bedenkelijk anecdotisch binnen huiskamerrealisme. Een kunst voor dominees en behoedzame adjunktcommiezen van ’s Rijks belas tingen. Kunst voor mensen die geen verstand van kunst hebben en imitatie van 17-e eeuwse stillevens en kerkinterieurs aanzien voor kunst van eeuwigheids waarde. Carel Blotkamp, ’s lands grootste autoriteit op het gebied van de beeldende kunst vergeleek het werk van de Oude Meesters met dat van Henk Helmantel als een symfonie met een straatdeuntje of een kinderachtig aftelversje. Cees Strauss van dagblad “Trouw” (dagblad voor van het geloof gevallen gerefor meerden) stelt terecht vast dat de kunst van Helmantel suggereert dat het 17-e eeuws is, maar daar niet aan kan tippen. Ik ben er van overtuigd dat in de nabije toekomst het werk van Helmantel nog geen dubbeltje meer waard zal zijn en op de veiling voor een fooi weg gaat. Kunstschilders zijn doorgaans geen slimme mensen. Schilderen is een tijdverdrijf dat uit een tekort ontstaat. Zij zijn de geamputeerden van geest, de tobbers met een onzichtbare geestelijke bochel. Polemiek kan het landelijke kunstenaarsbestand niet aan. Wie polemiseert stelt zich buiten de groep en wordt uitgestoten. Ik heb heel wat polemiek in druk verspreid. Ik houd mijn mond niet. Nooit zal ik zwijgen wat het mij ook kost. De aangesprokenen zwijgen verongelijkt of betichten mij van fascisme, sinds 1945 de algemeen gangbare dooddoener in literaire en beeldende kringen. De auteur W F Hermans werd van fascisme beticht omdat hij weigerde in het linkse utopistische denken van de zestiger jaren mee te gaan. De waan van de tijd blijkt achteraf altijd belachelijk. Helmantel is een behoedzaam man. Hij wikt en weegt. Zijn weegschaal is de mijne niet. Hij beweert een bewonderaar te zijn van Mondriaan en Appel, twee uiterste tegenpolen die niets met de realistische kunst te maken hebben. Ik sprak over Helmantels statement met een Helmantel epigoon, de alleen wonende Friese schilder Coco Cordèl uit Gorredijk. Ik vroeg hem waarom Helmantel een abstract schilderij van Martin Tissing had gekocht, een schilderstijl die geheel in tegen stelling is tot zijn op Bijbelse principes gestoelde visie dat de realiteit en alleen de realiteit geschilderd mocht worden. Het antwoord van Cordèl was duidelijk: Henk dekt zich in tegen elk vorm van kri tiek uit het andere kamp en Tissing heeft veel te vertellen in het Groningse kunst circuit. Een aankoop van een schilderij van Tissing werkt als glijmiddel in het wazige kunstenaarsplantsoen als aanloopje naar Hoger op. Tegen deze mentaliteit heb ik mij altijd verzet en zal ik mij blijven verzetten. En daarom houd ik niet van Helmantel en ook niet van zijn kunst, niet van zijn voor ingenomen religieuze preoccupaties, niet van het stijl gereformeerde be krompen milieu waarin hij figureert, niet van zijn vrouw, noch van zijn huis, ezel of paard, zijn minderen en zijn kinderen, niet van zijn zelfingenomenheid en zelfoverschatting, niet van zijn verongelijkte praatjes en huilie huilie geklaag dat hij niet in het Museum mag tentoonstellen met zijn dure kitsch en een dikke bank rekening laat mij al helemaal koud. © mei 2014, fredvanderwal, BasicPublishing.nl
© Copyright 2024 ExpyDoc