(ONTWERP) BESCHIKKING AMBTSHALVE WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan GOC Real Estate B.V. ten behoeve van het veranderen en in werking hebben van een inrichting bedoeld voor recycling van vloeibare oliehoudende afvalstoffen, op- en overslag van en handel in oliën en brandstoffen (Locatie: Oosterwierum 25, Farmsum) Groningen, 2 december 2014 Nr. 2014-50760 Zaaknr. 550313 Procedure nr. GR-VERG-2014-000….. Inhoudsopgave 1. OMGEVINGSVERGUNNING AMBTSHALVE WIJZIGING ............................................................................. 4 1.1 1.2 1.3 1.4 2. PROCEDUREEL ..................................................................................................................................................... 6 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 3. Inleiding ............................................................................................................................................................ 4 Besluit ............................................................................................................................................................... 4 Procedure (uitgebreid) ................................................................................................................................... 4 Ondertekening en verzending ...................................................................................................................... 5 Gegevens vergunninghoudster .................................................................................................................... 6 Procedure (uitgebreid) ................................................................................................................................... 6 Reden ambtshalve wijziging omgevingsvergunning ................................................................................. 6 Bevoegd gezag ............................................................................................................................................... 6 Huidige vergunningsituatie ............................................................................................................................ 7 Adviezen .......................................................................................................................................................... 7 INHOUDELIJKE GRONDEN VAN DE BESLISSING ....................................................................................... 7 3.1 Inleiding ............................................................................................................................................................ 7 3.2 Ongewone voorvallen .................................................................................................................................... 7 3.3 Inname, acceptatie en be-/verwerking van gevaarlijke (afval)stoffen ..................................................... 8 3.3.1 Beoordeling ingangsstromen ............................................................................................................... 8 3.3.2 Ingekochte producten ............................................................................................................................ 8 3.3.3 Acceptatie afvalstoffen ten behoeve van be- en verwerking ........................................................... 8 3.3.4 Be- en verwerkingshandelingen .......................................................................................................... 9 3.3.5 Mengen en opbulken uitgangstromen ................................................................................................ 9 3.3.6 Te lozen afvalwaterstromen ................................................................................................................. 9 3.3.7 Afvoer drainage en hemelwater ........................................................................................................... 9 3.3.8 Lozingseisen effluent............................................................................................................................. 9 3.3.9 Meten, bemonsteren, analyseren en rapporteren ............................................................................. 9 3.3.10 Registratie influent AWZ ....................................................................................................................... 9 3.3.11 Aansluiting bitumentanks op dampverwerkingsinstallatie ............................................................... 9 3.3.12 Rendement gaswasser TCC .............................................................................................................. 10 3.3.13 Verladingsemissies bij belading schepen ........................................................................................ 10 3.3.14 Geurrelevante ongewone voorvallen ................................................................................................ 10 3.3.15 Stopzetting procesvoering bij ernstige geurhinder.......................................................................... 10 3.3.16 Opslag zeer aquatoxische stoffen ..................................................................................................... 10 3.3.17 Gebruik tanks T903 en T904.............................................................................................................. 10 3.3.18 Transportleidingen ............................................................................................................................... 10 VOORSCHRIFTEN ........................................................................................................................................................ 11 pagina 3 van 24 GEDEPUTEERDE STATEN DER PROVINCIE GRONINGEN ONTWERP Groningen, 2 december 2014 Zaaknummer: 550313 Nr. 2014 - 50.760, OM Verzonden: Besluiten hierbij tot ambtshalve wijziging van de aan GOC Real Estate B.V. verleende omgevingsvergunning (revisievergunning) op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsbeheer (Wabo), voor het in werking hebben van een inrichting en het veranderen en het in werking hebben van de betrokken inrichting na die verandering (revisievergunning), betreffende een inrichting bedoeld voor recycling van vloeibare oliehoudende afvalstoffen en opslag en handel in oliën en brandstoffen. 1. OMGEVINGSVERGUNNING AMBTSHALVE WIJZIGING 1.1 Inleiding De Wabo verplicht het bevoegd gezag om regelmatig te bezien of de beperkingen waaronder de vergunning is verleend nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu. Voorts kan het bevoegd gezag de vergunning wijzigen op grond van overige aspecten in het belang van de bescherming van het milieu. Wij achten het noodzakelijk dat de aan GOC Real Estate B.V. (hierna GOC) bij besluit van 13 mei 2014 verleende omgevingsvergunning, voor het in werking hebben van een inrichting en het veranderen en het in werking hebben van de betrokken inrichting na die verandering (revisievergunning), betreffende een inrichting bedoeld voor recycling van vloeibare oliehoudende afvalstoffen en opslag en handel in oliën en brandstoffen te Farmsum, ambtshalve wordt gewijzigd op grond van artikel 2.31, eerste lid, onder b en tweede lid, onder b Wabo. 1.2 Besluit Gedeputeerde Staten zijn voornemens om, gelet op artikel 2.31, eerste lid, onder b van de Wabo, de bij besluit van 13 mei 2014(kenmerk 2014-19.127/A.9, MV) aan GOC Real Estate B.V. verleende omgevingsvergunning ambtshalve te wijzigen ten aanzien van enkele aan de vergunning verbonden voorschriften met betrekking tot ongewone voorvallen, acceptatie en be-/verwerking oliehoudende stromen, afvalwater, emissies naar lucht en opslag gevaarlijke stoffen. Wij zijn daarbij voornemens om: a. het aan de omgevingsvergunning verbonden voorschrift 7.3.11 te laten vervallen; b. de volgende gewijzigde voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden: - voorschriften 1.5.2, 1.5.4, 1.5.7 en 1.5.11; - voorschriften 2.1.2, 2.1.7, 2.2.1, 2.2.2, 2.3.5, 2.3.7, 2.3.10 en 2.3.13; - voorschrift 3.3.3; - voorschrift 4.1.5; - voorschriften 6.1.3, 6.2.1, 6.3.1, 6.4.4 en 6.5.1; - voorschriften 7.1.1, 7.2.1, 7.6.4 en 7.6.14; - voorschriften 11.1.1, 11.2.1 en 11.10.1. 1.3 Procedure (uitgebreid) De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.3 van de Wabo (de uitgebreide voorbereidingsprocedure ingevolge afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht). pagina 4 van 24 1.4 Ondertekening en verzending Gedeputeerde Staten van Groningen: , voorzitter. , secretaris. Deze beslissing is namens Gedeputeerde Staten genomen door het lid van Gedeputeerde Staten dat het onderwerp in portefeuille heeft. Verzonden: Een exemplaar van deze (ontwerp-)beschikking is gezonden aan: - GOC Real Estate B.V., Postbus 215 9930 AE Delfzijl; - Mevrouw J.C. Ozinga (gemachtigde), Lange Vijverberg 9a, 2513 AC Den Haag; - het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl, Postbus 20.000, 9930 PA Delfzijl; - de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport, Postbus 16191, 2500 BD Den Haag; - het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa's, Postbus 195, 9640 AD Veendam; - de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat, Noord Nederland, Postbus 2301, 8901 JH Leeuwarden; - de Burgemeester van de gemeente Delfzijl, Postbus 20.000, 9930 PA Delfzijl; - Klankbordgroep Milieu Borgsweer, Borgsweer 12, 9949 PA Borgsweer; - de Veiligheidsregio Groningen, Postbus 66, 9700 AB Groningen; - de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Postbus 820, 3500 AV Utrecht; - het dagelijks bestuur van Groningen Seaports, Postbus 20.004, 9930 PA Delfzijl. pagina 5 van 24 2. PROCEDUREEL 2.1 Gegevens vergunninghoudster GOC Real Estate B.V. betreft een be- en verwerkingsbedrijf voor vloeibare oliehoudende (afval)stoffen (maximaal 300.000 ton per jaar). Daarnaast vindt opslag en verhandeling van gasolie- en benzinecomponenten plaats (doorzet maximaal 25.000 ton per jaar). Aan- en afvoer van materialen vindt plaats per tankauto of per schip. GOC kent een continue bedrijfsvoering met een 5-ploegendienst. De vergunde activiteiten worden uitgevoerd door de werkmaatschappij Refining and Trading Holland N.V. (North Refinery). 2.2 Procedure (uitgebreid) Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure ingevolge artikel 3.15, derde lid juncto paragraaf 3.3 van de Wabo. De vergunninghoudster alsook de betrokken adviseurs zijn schriftelijk geïnformeerd omtrent het voornemen tot ambtshalve wijziging van de vigerende omgevingsvergunning en zijn in deze in de gelegenheid gesteld hun zienswijze aan ons kenbaar te maken. Binnen de gestelde termijn is hiervan geen gebruik gemaakt. Het ontwerp van de beschikking wordt/is ter inzage gelegd in het gemeentehuis van de gemeente Delfzijl en in het provinciehuis, waarbij een ieder in de gelegenheid wordt/is gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Het ontwerpbesluit wordt/is gepubliceerd in het Dagblad van het Noorden van 6 december 2014 en op de provinciale website. Daarnaast is het ontwerpbesluit bij brief van 4 december 2014 toegezonden aan de vergunninghoudster en belanghebbenden. Verder worden de onderstaande adviseurs in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het ontwerpbesluit: - de gemeente Delfzijl; - de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport; - de Regionale brandweer Groningen; - de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid; - Rijkswaterstaat; - het waterschap Hunze en Aa's. 2.3 Reden ambtshalve wijziging omgevingsvergunning Op basis van artikel 2.30, eerste lid van de Wabo dient het bevoegd gezag regelmatig te bezien of voorschriften dien aan een omgevingsvergunning zijn verbonden, nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen op het gebied van technische mogelijkheden tot de bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu. Op basis van artikel 2.31, eerste lid , onder b van de Wabo wijzigt het bevoegd gezag voorschriften van de omgevingsvergunning indien nadelige gevolgen voor het milieu dienen te worden beperkt. Op basis van artikel 2.31, tweede lid , onder b van de Wabo kan het bevoegd gezag voorschriften van de omgevingsvergunning wijzigen in het belang van de bescherming van het milieu. Geconstateerd is dat een aantal in de beschikking van 13 mei 2014 opgenomen voorschriften niet geheel toereikend zijn voor een optimale bescherming van het milieu. Wij zullen daarom, voor wat betreft de formulering en mate van uiteenzetting, gewijzigde voorschriften aan de vergunning verbinden met betrekking tot de volgende aspecten: - ongewone voorvallen (voorschriften 1.5.2, 1.5.4, 1.5.7 en 1.5.11); - inname, acceptatie en be-/verwerking van gevaarlijke (afval)stoffen (voorschriften 2.1.2, 2.1.7, 2.2.1, 2.2.2, 2.3.5, 2.3.7, 2.3.10, 2.3.13, 3.3.3 en 4.1.5); - afvalwater (voorschriften 6.1.3, 6.2.1, 6.3.1, 6.4.4 en 6.5.1); - emissies naar de lucht (voorschriften 7.1.1, 7.2.1, 7.6.4 en 7.6.14); - op- en overslag van gevaarlijke stoffen (voorschriften 11.1.1, 11.2.1 en 11.10.1). Verder komt het aan de vergunning verbonden voorschrift 7.3.11 te vervallen. 2.4 Bevoegd gezag Gedeputeerde Staten zijn het bevoegd gezag voor de inrichting. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo juncto artikel 3.3 lid 1 van het Bor. De inrichting valt onder de categorieën 5.1, 28.1.a, 28.1.b, 28.4.a.5, 28.4.a.6, 28.4.b.2, 28.4.c.1 en 28.4.c.2 van het Bor. Verder valt de inrichting in verband met de aanwezigheid van IPPC-installaties, onder de in bijlage 1 van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) aangegeven categorie 5.1. Tevens valt de inrichting onder de werkingssfeer van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999 (BRZO 1999). Wij achten ons daarmee procedureel en inhoudelijk verantwoordelijk dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. pagina 6 van 24 2.5 Huidige vergunningsituatie Bij besluit van 13 mei 2014 (kenmerk 2014-19.127/A.9, MV) hebben wij aan GOC een omgevingsvergunning (revisievergunning) op grond van de Wabo verleend. Deze vergunning is als gevolg van een door GOC ingediend verzoek om voorlopige voorziening geschorst. Tegen het besluit is door GOC en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) beroep aangetekend. Deze vergunning is derhalve thans niet in werking getreden. De inrichting is thans in werking op basis van de bij besluit van 9 juni 2009 (kenmerk 2008-35.003/24, MV) verleende revisievergunning op basis van de Wet milieubeheer (thans omgevingsvergunning ingevolge de Wabo). Sinds 2009 zijn er in verband met wijzigingen binnen de inrichting 2 meldingen ex artikel 8.19 van de Wm ingediend. Bij besluit van 25 oktober 2011 (kenmerk 2011-45059) hebben wij op verzoek van het bedrijf gewijzigde geluidsvoorschriften aan de vergunning verbonden. Bij besluit van 21 februari 2012 (kenmerk 2012-08.691/8, MV) hebben wij voornoemde vergunning ambtshalve gewijzigd waarbij gewijzigde/nieuwe voorschriften met betrekking tot de acceptatie en verwerking van afvalstoffen en de emissies naar lucht aan de vergunning zijn verbonden. Sinds het van kracht worden van de Wabo, d.d. 1 oktober 2010, zijn er voor de inrichting 16 omgevingsvergunningen in verband met milieuneutrale wijzigingen en/of sloop- en/of bouwactiviteiten verleend. Verder is voor de inrichting voor een, onder het Activiteitenbesluit vallende, activiteit een melding in het kader van het Activiteitenbesluit ingediend en door ons geaccepteerd. Bij besluit van 11 juni 2009 (kenmerk DNN 200/3116) heeft Rijkswaterstaat aan het toenmalige North Refinery een vergunning in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) verleend voor het indirect via het riool en de (externe) zoutafvalwaterzuiveringsinstallatie van North Water (ZAWZI) op het Zeehavenkanaal lozen van afvalwater. Met het van kracht worden van de Waterwet (Wtw) d.d. 22 december 2009 is de Wvo komen te vervallen en dient voornoemde indirecte lozing van afvalwater door ons via de omgevingsvergunning te worden gereguleerd. Bij besluit van 2 juni 2009 (nr. 09-03) heeft het waterschap Hunze en Aa’s aan North Refinery een watervergunning (voorheen Wvo) verleend voor de directe lozing op oppervlaktewater van hemel-, drainage- en (incidenteel vrijkomend) bronneringswater. 2.6 Adviezen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij de in paragraaf 2.2 genoemde instanties/bestuursorganen als adviseur bij deze procedure betrokken. Daarnaast is de Veiligheidsregio Groningen en de Inspectie SZW, als adviseur in het kader van de BRZO 1999, bij deze procedure betrokken. 3. INHOUDELIJKE GRONDEN VAN DE BESLISSING 3.1 Inleiding Op grond van artikel 2.31, eerste lid, onder b en tweede lid, onder b van de Wabo worden een 23-tal aan de vergunning van GOC verbonden voorschriften voor wat betreft de formulering en uitwerking aangepast en komt één voorschrift te vervallen. In de navolgende paragrafen worden deze aanpassingen per milieu-aspect en per voorschrift behandeld en gemotiveerd. 3.2 Ongewone voorvallen GOC heeft in haar vergunningaanvraag van 1 mei 2013, op basis van artikel 17.2 Wm en de Handreiking maatwerk ongewone voorvallen artikel 17.2 Wet milieubeheer (d.d. 1 augustus 2011), verzocht om maatwerk ten aanzien van het aspect melding/registratie ongewone voorvallen. Op basis van het in 2011 gewijzigde artikel 17.2 van de Wm (toevoeging vierde lid) kan het bevoegd gezag voor categorieën van voorvallen als bedoeld in artikel 17.1 Wm, waarvan de nadelige gevolgen voor het milieu niet significant zijn, voorschriften stellen die afwijken van de verplichting, bedoeld in artikel 17.2, eerste lid Wm. In deze voorschriften kan worden bepaald dat de daarbij aangegeven categorieën van voorvallen binnen een bepaalde termijn worden gemeld of worden geregistreerd. De voorschriften worden, in dit geval, gesteld in een omgevingsvergunning. Hiermee kunnen op bedrijfsniveau voor ongewone voorvallen met niet significante gevolgen maatwerkafspraken worden gemaakt over vorm en frequentie voor het melden van dit soort ongewone voorvallen. Ten aanzien van het maatwerkverzoek hebben wij voornoemde Handreiking gehanteerd. Voorschrift 1.5.7 betreft een uitwerking van een voorbeeldvoorschrift zoals opgenomen in bijlage 3.2 van de Handreiking en ongewone voorvallen mét gevolgen voor het milieu die als niet significant worden geclassificeerd. Aangezien dit in het aan de vergunning verbonden voorschrift 1.5.7 niet voldoende duidelijk is geformuleerd, zijn wij voornemens om een tekstueel gewijzigd voorschrift 1.5.7 aan GOC op te leggen. Verder zijn wij voornemens om, naar analogie van voorschrift 1.5.7, voor wat betreft de formulering gewijzigde voorschriften 1.5.2, 1.5.4 en 1.5.11 aan de vergunning te verbinden. pagina 7 van 24 3.3 Inname, acceptatie en be-/verwerking van gevaarlijke (afval)stoffen 3.3.1 Beoordeling ingangsstromen In voorschrift 2.1.2 is voor de te verhandelen producten vastgelegd dat deze niet mogen vallen onder bijlage XIV en/of XVII van REACH. Daarnaast is in dit voorschrift vastgelegd aan welke, in voorschriften 2.2.1 en 2.2.2 danwel voorschrift 2.3.5 opgenomen, samenstellingscriteria de ingenomen, voor handelsactiviteiten bedoelde, producten respectievelijk afvalstoffen moeten voldoen. Wij zijn van oordeel dat de formulering van voorschrift 2.1.2 niet geheel correct is. Bedoeld wordt dat de stoffen niet mogen vallen onder de authorisatieplicht van REACH bijlage XIV danwel dienen te voldoen aan de restrictiebepalingen van REACH bijlage XVII. Wij zijn daarom voornemens om een tekstueel gewijzigd voorschrift 2.1.2 aan de vergunning te verbinden. Door middel van voorschrift 2.1.7 is aan GOC het verbod opgelegd om binnen de inrichting (afval)stoffen aanwezig te hebben die op basis van de toxische eigenschappen volgens de CLP-classificatie moeten worden meegenomen in de kwantitatieve risicoanalyse. Deze verplichting is opgelegd omdat GOC in de risicoberekening (QRA), die bij de aanvraag is gevoegd, aangeeft dat er geen stoffen binnen de inrichting komen die kunnen leiden tot de aanwezigheid van acuut toxische stoffen (in gasvorm). Dit is in de aanvraag, voor zowel aanwezige afvalstoffen als producten, gemotiveerd met gebruikmaking van de CLP-verordening (bijlage 6 QRA). Op basis daarvan is er niet gerekend met het vrijkomen van een toxische wolk. Vanwege dit uitgangspunt is met dit voorschrift geborgd dat er geen stoffen binnen de inrichting worden opgeslagen in grotere hoeveelheden waaruit enkele acuut toxische stoffen (in gasvorm) kunnen ontstaan. Wij zijn voornemens, ter verduidelijking van de doelstelling van het voorschrift, een tekstueel gewijzigd voorschrift 2.1.7 aan de vergunning te verbinden. 3.3.2 Ingekochte producten In de aan de vergunning verbonden voorschriften 2.2.1 en 2.2.2 zijn samenstellingseisen voor de, ten behoeve van de vervaardiging van fluxolie en brandstofcomponenten, ingekochte olie- en brandstofproducten vastgelegd. Hierbij is onder meer vastgelegd dat deze producten niet onder de risicoclassificatie R50 en R50/53 (zeer aquatoxisch) mogen vallen. Wij hebben gemeend de inname van deze producten te weigeren aangezien deze niet expliciet door GOC zijn aangevraagd en deze producten aanvullende milieurisico’s kunnen vormen in de verdere verwerkingsketen. GOC heeft echter door middel van een gewijzigde, als aanvulling op de aanvraag ingediende, BRZO-kennisgeving beoogd de acceptatie van stromen met de classificatie R50/53 aan te vragen. Door GOC is, naar aanleiding van de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening, inmiddels aangetoond dat dergelijke stromen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze binnen de inrichting kunnen worden behandeld. Wij zien daarom geen redenen om te volharden in het weigeren van inname van R50/53 stromen als ook R50 stromen. Wij zijn daarom voornemens om gewijzigde voorschriften 2.2.1 en 2.2.2 aan de vergunning te verbinden waarin voornoemde verbodsbepaling ten aanzien van R50/53-stromen niet meer is opgenomen. 3.3.3 Acceptatie afvalstoffen ten behoeve van be- en verwerking In het aan de vergunning verbonden voorschrift 2.3.5 is voor de te accepteren afvalstoffen vastgelegd dat deze niet onder de risicoclassificatie R50/53 mogen vallen. Naar analogie van wat hieromtrent in voorgaande paragraaf 3.3.2 is aangegeven, zijn wij voornemens om een nieuw voorschrift 2.3.5 aan de vergunning te verbinden waaruit de betreffende verbodsbepaling voor R50 en R50/53 stromen is geschrapt. In het aan de vergunning verbonden voorschrift 2.3.7 is vastgelegd dat afvalstoffen slechts mogen worden geaccepteerd nadat een massabepaling en controle en beoordeling of een geleverde partij voldoet aan de acceptatiecriteria en registratie heeft plaatsgevonden. Een (tarra) massabepaling van aangeleverde stromen kan echter niet \voorafgaande aan de acceptatie plaats vinden omdat hiervoor een weging van de geloste tankauto’s dient plaats te vinden. Het voorschrift heeft tot doel te voorkomen dat er acceptatie van afvalstoffen plaats vindt terwijl er nog geen toetsing aan de acceptatiecriteria, zoals die zijn/dienen te worden vastgelegd in het AV-beleid, heeft plaats gevonden. Een massabepaling behoort echter niet tot de acceptatietoets. Wij zijn daarom voornemens een gewijzigd voorschrift 2.3.7 aan de vergunning te verbinden, waarin de massabepaling niet meer is opgenomen. Het aan de vergunning verbonden 2.3.10 heeft betrekking op aangeleverde afvalstromen waarvan op moment van lossing nog niet vaststaat dat deze aan de acceptatiecriteria voldoen. Dit houdt niet in dat de acceptatietanks na iedere te lossen partij opnieuw dienen te worden gereinigd. Regulier te accepteren afvalstromen en afvalstromen waarvan is aangetoond dat deze voldoen aan de acceptatiecriteria kunnen worden direct worden overgebracht in de, per soort afvalstof en per aangeleverde partij, te onderscheiden, acceptatietanks. In geval van wisseling van type afvalstof danwel een andere partij (afwijkende partij of andere ontdoener) van hetzelfde soort afval, dient de te gebruiken acceptatietank voorafgaande aan de overbrenging te worden gereinigd. Wij zijn voornemens een gewijzigd voorschrift 2.3.10 aan de vergunning verbinden, waarin voornoemde voorgeschreven werkwijze meer inzichtelijk wordt vastgelegd. pagina 8 van 24 In het aan de vergunning verbonden voorschrift 2.3.13 is vastgelegd welke analyses dienen te worden uitgevoerd alvorens een afvalstroom mag worden gemengd en andere (afval)stromen. Bedoeld wordt dat een analyse dient plaats te vinden op de, in het AV-beleid vastgelegde, karakteristieke parameters. Daarnaast dienen ook de, door ons opgelegde, aanvullende analyses op dioxines en furanen, koolstofketenlengtes, halogenen, BTEX en PAK’s zoals vastgelegd in de aan de vergunning verbonden voorschriften 2.1.3 tot en met 2.1.6 te worden uitgevoerd. Wij zijn voornemens om een gewijzigd voorschrift 2.3.13 aan de vergunning te verbinden waarin duidelijker is vastgelegd welke analyses worden bedoeld. 3.3.4 Be- en verwerkingshandelingen In de beschikking van de revisievergunning is in voorschrift 3.3.3 onder punt 5 per abuis een foutief EOXgehalte opgenomen. Dit betreft een kennelijke verschrijving. Wij zijn voornemens een nieuw voorschrift 3.3.3 aan de vergunning te verbinden waarin het juiste EOX –gehalte (5.000 in plaats ban 1.500 mg/kg) wordt vastgelegd. 3.3.5 Mengen en opbulken uitgangstromen Naar analogie van hetgeen in voorgaande paragraaf 3.3.4 is uiteengezet, zijn wij voornemens een gewijzigd voorschrift 4.1.5 aan de vergunning te verbinden met daarin aangegeven een EOX-gehalte van 5.000 mg/kg in plaats van 1.500 mg/kg. 3.3.6 Te lozen afvalwaterstromen Wij zijn voornemens om een gewijzigd voorschrift 6.1.3 aan de vergunning te verbinden waarbij een drietal verschrijvingen is aangepast. 3.3.7 Afvoer drainage en hemelwater In het aan de vergunning verbonden voorschrift 6.2.1 is vastgelegd dat afvalwaterstromen afkomstig van bodembeschermende voorzieningen, alvorens deze worden gebufferd en in de AWZ worden behandeld, via een olie-/waterafscheider dienen te worden geleid. Door GOC is aangegeven dat de skimmertank/paraffinetank (tank T807) wordt ingezet ten behoeve van olie-afscheiding (voorafscheiding) voor alle op de AWZ te lozen afvalwaterstromen, daar waar in de aanvraag van de revisievergunning deze tank uitsluitend als buffertank is aangemerkt. Wij concluderen dat de skimmertank/paraffinetank T807 als olie-afscheiding voldoet als gelijkwaardig alternatief voor een olie-afscheider. Wij zij daarom voornemens een gewijzigd voorschrift 6.2.1 aan de vergunning te verbinden, waarin voornoemde feitelijke situatie met betrekking tot olie-scheiding wordt vastgelegd. 3.3.8 Lozingseisen effluent Wij zijn voornemens om een gewijzigd voorschrift 6.3.1 aan de vergunning te verbinden waarbij een tweetal verschrijvingen in tabel 6.1 ten aanzien van de norm voor de analysemethode voor het bepalen van het CZV en de te bepalen som van zware metalen is aangepast. 3.3.9 Meten, bemonsteren, analyseren en rapporteren Wij zijn voornemens om een gewijzigd voorschrift 6.4.4 aan de vergunning te verbinden waarbij enige verduidelijkingen in de tekst zijn aangebracht. 3.3.10 Registratie influent AWZ Het aan de vergunning verbonden voorschrift 6.5.1 heeft betrekking op het, door middel van een kwalitatieve en kwantitatieve monitoring van de ingangsstromen van de AWZ, komen tot een acceptatie- en verwerkingsbeleid voor influentstromen van de AWZ. Dit geeft inzicht hoe om te gaan met de afvalwaterstromen, welke gecombineerd kunnen worden. Dit met het oog op een goed functioneren van de zuivering en de maken van een juiste afweging of een afvalwaterstroom in de AWZ wordt/kan worden verwerkt of dat een externe (aparte) verwerking de voorkeur heeft. Voorschrift 6.5.1 heeft geen betrekking op het daadwerkelijk meten van het debiet van de verschillende afvalwaterstromen en het periodiek analyseren van de samenstelling van de afvalwaterstromen. Wij zijn voornemens een gewijzigd voorschrift 6.5.1 aan de vergunning verbinden waarin de strekking van het voorgeschrevene beter naar voren komt. 3.3.11 Aansluiting bitumentanks op dampverwerkingsinstallatie In het aan de vergunning verbonden voorschrift 7.1.1 is vastgelegd dat de binnen de inrichting aanwezige verwarmde bitumentanks (tanks TF-T4a en TF-T4b), vanwege het vrijkomen van geurbelaste verladingsemissies en ademverliezen, op de dampverwerkingsinstallatie (DVI) dienen te worden aangesloten. De bitumen zijn te beoordelen als een K4-vloeistof. Er zou daarmee in deze geen sprake zijn van verwarmde K3-tanks, waarvoor de toepassing van een dampvernietigingsinstallatie als BBT wordt gezien. Wij achten het van belang dat alle voor de geuremissie relevante opslagtanks op de DVI worden aangesloten. Wij menen daarom een gewijzigd voorschrift 7.1.1 aan de vergunning te moeten verbinden waarin aanvullend is vastgelegd dat tanks die zijn bedoeld voor opslag van geurbelaste stoffen ook op de DVI dienen te zijn aangesloten. pagina 9 van 24 3.3.12 Rendement gaswasser TCC In het aan de vergunning verbonden voorschrift 7.2.1 is vastgelegd dat de, voor de Thermo-mechanical Cutting Cleaner (TCC) toegepaste, gaswasser ten aanzien van de verwijdering van vluchtige organische stoffen (VOS) een aantoonbaar verwijderingsrendement van ten minste 98% dient te hebben. Zolang de in voorschrift 7.2.2 vastgelegde emissievrachten niet worden overschreden, zijn voor de afgassen van de TCC geen emissie-eisen op basis van de NeR van toepassing en is er geen noodzaak om voor de afgassen van de TCC een nageschakelde emissiebeperkende voorziening in de vorm van een gaswasser te eisen. Bij een zeer lage VOS-emissievracht (aanbod van VOS aan de gaswasser) kan de rendementseis niet meer worden aangetoond. Wij zijn daarom voornemens om een gewijzigd voorschrift 7.2.1 aan de vergunning te verbinden waarin wordt vastgelegd dat voor de gaswasser (als extra back-up voorziening) bij overschrijding van de in voorschrift 7.2.2 vastgelegde emissievrachten aan een verwijderingsrendement voor VOS van 98% dient te worden voldaan. 3.3.13 Verladingsemissies bij belading schepen In het aan de vergunning verbonden voorschrift 7.3.11 is vastgelegd dat voorafgaande aan de belading van een schip de dampspanning van de in het schip aanwezige koolwaterstoffen dient te worden bepaald. Dit om onbehandelde verladingsemissies te voorkomen. Gebleken is dat bij belading van schepen deze (in de bestaande situatie) via een dampretourleiding op een gaswasser worden aangesloten. Deze voorziening was in de aanvraag voor de revisievergunning niet benoemd. In verband met het gebruik van deze dampretourleiding zijn wij voornemens om voorschrift 7.3.11 te laten vervallen. De dampretourleiding voor schepen dient op de DVI te worden aangesloten, voorschrift 7.1.1 voorziet hier reeds in. 3.3.14 Geurrelevante ongewone voorvallen Het aan de vergunning verbonden voorschrift 7.6.4 betreft een nadere specificatie ten aanzien van de in voorschriftenparagraaf 1.5 opgenomen bepalingen voor het melden dan wel registreren van ongewone voorvallen (op basis van hoofdstuk 17 van de Wm) met betrekking tot geuroverlast veroorzakende ongewone voorvallen. Voorschrift 7.6.4 heeft betrekking op een, binnen de bedrijfsvoering te hanteren, alertheid met betrekking tot geuroverlast veroorzakende ongewone voorvallen, gericht op het achterhalen van de oorzaak van de geuroverlast en het vervolgens adequaat kunnen ingrijpen. Een en ander achten wij relevant omdat in de afgelopen jaren door de omgeving van het bedrijf geuroverlast is ondervonden. Wij achten het wenselijk om betreffende voorschrift qua formulering te verduidelijken en verbinden daartoe een gewijzigd voorschrift 7.6.4 aan de vergunning. 3.3.15 Stopzetting procesvoering bij ernstige geurhinder Het aan de vergunning verbonden voorschrift 7.6.14 bepaalt dat bij ernstige geurhinder in de omgeving ten gevolge van een storing of een incident, de procesvoering onmiddellijk dient te worden stopgezet. Wij achten het wenselijk dit voorschrift nader te specificeren. Wij zijn voornemens een gewijzigd voorschrift 7.6.14 aan de vergunning te verbinden waarin is vastgelegd dat bij ernstige geurhinder in de omgeving ten gevolge van een storing of een incident, de geurhinder veroorzakende activiteit onmiddellijk dient te worden stopgezet en/of de geurhinder veroorzakende installatie of samenstel van installaties onmiddelijk buiten gebruik dienen te worden gesteld. 3.3.16 Opslag zeer aquatoxische stoffen In aansluiting op hetgeen in paragraaf 3.3.2 en 3.3.3 hieromtrent is aangegeven, zijn wij voornemens om een gewijzigd voorschrift 11.1.1 aan de vergunning te verbinden waarin voor de opgeslagen, voor de vervaardiging van fluxolie bedoelde, input-/outputstromen is vastgelegd dat dit ook zeer aquatoxische stromen met een R50/53 classificatie mogen zijn. 3.3.17 Gebruik tanks T903 en T904 Door GOC is aangegeven dat de tanks T903 en T904 worden toegepast voor outputstromen gasolie en boorolie en niet voor inputstromen. Dit betreft een kennelijke verschrijving. Wij zijn voornemens dit met een gewijzigd voorschrift 11.2.1 te corrigeren. 3.3.18 Transportleidingen In het aan de vergunning verbonden voorschrift 11.10.1 is vastgelegd dat bovengrondse transportleidingen voor gevaarlijke en/of bodembedreigende vloeistoffen moeten zijn voorzien van een leidinggoot voor opvang van eventuele lekkages en nieuwe transportleidingen voor gevaarlijke en/of bodembedreigende vloeistoffen uitsluitend bovengronds mogen worden aangelegd en moeten zijn voorzien van een leidinggoot. De toepassing van leidinggoten bij bovengrondse leidingen wordt in het kader van richtlijn PGS 29 niet als BBT beschouwd. Gezien het in voorschrift 11.10.12 vastgelegde controleregime en mits inspectie en onderhoud van transportleidingen expliciet is vastgelegd in het inspectie- en onderhoudsprogramma, waaromtrent de voorschriften 1.8.1 t/m 1.8.5 zijn opgenomen, achten wij het aanbrengen van leidinggoten niet opportuun. Wij zijn daarom voornemens een gewijzigd voorschrift 11.10.1 aan de vergunning te verbinden, waarbij wij de bepalingen met betrekking tot leidinggoten laten vervallen. pagina 10 van 24 VOORSCHRIFTEN 1 ALGEMEEN 1.5 Ongewone voorvallen binnen de inrichting 1.5.2 Ongewone voorvallen die na toepassing van het in voorschrift 1.5.1 bedoelde meldschema worden beoordeeld als ongewoon voorval mét gevolgen voor het milieu die als significant worden geclassificeerd, dienen zo spoedig mogelijk te worden gemeld bij het bevoegd gezag. In aanvulling op het bepaalde in artikel 17.2 Wet milieubeheer dient de vergunninghoudster deze melding onverwijld schriftelijk te bevestigen. 1.5.4 Ongewone voorvallen die na toepassing van het meldschema worden beoordeeld als ongewoon voorval mét gevolgen voor het milieu die als niet significant worden geclassificeerd, dienen binnen 24 uur na het ongewone voorval te zijn opgenomen in een registratiesysteem voor ongewone voorvallen. 1.5.7 Elk kwartaal overlegt vergunninghoudster aan het bevoegde gezag een overzicht van de ongewone voorvallen mét gevolgen voor het milieu die als niet significant worden geclassificeerd, die hebben plaatsgevonden in het voorliggende kwartaal. 1.5.11 Zolang nog niet is voldaan aan vorenstaande aangevraagde maatwerkvoorschriften voor ongewone voorvallen, dienen alle ongewone voorvallen met (zowel significant als niet-significant geclassificeerde) gevolgen voor het milieu zo spoedig mogelijk te worden gemeld bij het bevoegd gezag. 2 INGANGSSTROMEN 2.1 Beoordeling ingangsstromen (algemeen) 2.1.2 Ten aanzien van de voor handelsactiviteiten bedoelde, niet te be-/verwerken, producten en afvalstoffen geldt dat: - de producten niet mogen vallen onder de autorisatieplicht op basis van bijlage XIV van REACH (Registration, Evaluation and Authorisation and restriction of Chemicals, (EG) 1907/2006), betreffende stoffen waarvan is bepaald dat zij voldoen aan de criteria voor stoffen van zeer ernstige zorg en welke dienen te worden uitgefaseerd en/of; - de producten dienen te voldoen aan de restrictiebepalingen zoals opgenomen in bijlage XVII van REACH (Registration, Evaluation and Authorisation and restriction of Chemicals, (EG) 1907/2006), - voor de producten de in voorschrift 2.2.1, 2.2.2 en voor de afvalstoffen de in voorschrift 2.3.5 opgenomen concentratie-eisen niet worden overschreden. 2.1.7 Binnen de inrichting mogen geen (afval)stoffen aanwezig zijn die op basis van de toxische eigenschappen volgens de CLP-classificatie moeten worden meegenomen in de kwantitatieve risicoanalyse. Hiertoe dient: - van alle ingangstromen (producten en afvalstoffen) die binnen de inrichting zijn opgeslagen overeenkomstig de publicatie "QRA-selectiemethodiek toxisch en/of ontvlambaar" van het RIVM, de CLP-classificatie (Classification Labelling and Packaging, Verordening nr. 1272/2008 over de indeling, etikettering en verpakking van chemische stoffen en mengsels) te zijn bepaald; - wanneer in deze producten of afvalstoffen een stof voorkomt die op basis van de CLP-classificatie kan leiden tot acute toxiciteit, voor elke bewerking van deze producten en afvalstoffen te worden beoordeeld of de na bewerking ontstane stromen (mengsels) op basis van de toxische eigenschappen volgens de CLP-classificatie moeten worden meegenomen in de kwantitatieve risicoanalyse. Indien dit het geval is mag de bewerking niet worden uitgevoerd. 2.2 Ingekochte producten 2.2.1 Ingekochte olieproducten die worden toegevoegd aan de, binnen de inrichting geproduceerde, fluxolie dienen aantoonbaar te voldoen aan de volgende kwaliteitscriteria: - PCB-gehalte < 0,5 mg/kg per congeneer; - gehalte EOX < 1.500 mg/kg; - vlampunt > 85 °C; - water < 3 volume-%; pagina 11 van 24 - zwavelgehalte < 2 volume-%; gehalte sediment < 2,5 volume-%; asgehalte < 2,5 volume-%; met een gehalte aan dioxinen en furanen < 50 ng/kg ITE (inclusief detectiegrens); bevatten geen explosieve stoffen (risicoklasse R2, R3, R5, R6 (EUH006), R9 (H271) en R16); bevatten geen zeer giftige stoffen (risicoklasse R26 (H330), R27 (H310), R28 (H300), R26/R27/R28 (H330/H310/H300). 2.2.2 Ingekochte brandstofproducten die worden toegevoegd aan afvalstoffen, bedoeld voor de extern uit te voeren destillatie tot brandstofcomponenten (PID), dienen aantoonbaar te voldoen aan de volgende kwaliteitscriteria: - PCB-gehalte < 0,5 mg/kg per congeneer; - gehalte EOX < 50 mg/kg; - gehalte chloor ≤ 4 volume-%; - gehalte fluor ≤ 0,5 volume-%; - gehalte broom ≤ 4 volume-%; - gehalte jood ≤ 4 volume-%; - water < 2,5 volume-%; - gehalte sediment < 0,2 volume-%; - asgehalte < 0,2 volume-%; - benzeen < 9 volume-%; - Pour point < 6 °C; - TAN < 10 mg KOH per gram; - SAN < 0,1 mg KOH per gram; - waterstofsulfide < 5 mg/kg; - mercaptaan zwavel < 50 mg/kg; - asfaltenen < 0,5 mg/kg; - gehalte dioxinen/furanen < 50 ng/kg ITE (inclusief detectiegrens); - bevatten geen explosieve stoffen (risicoklasse R2, R3, R5, R6 (EUH006), R9 (H271) en R16); - bevatten geen zeer giftige stoffen (risicoklasse R26 (H330), R27 (H310), R28 (H300), R26/R27/R28 (H330/H310/H300). 2.3 Acceptatie afvalstoffen ten behoeve van be- en verwerking 2.3.5 Binnen de inrichting mogen uitsluitend de navolgende vloeibare oliehoudende afvalstoffen voor be-/verwerking worden geaccepteerd en van welke aantoonbaar wordt voldaan aan onderstaande criteria: Afgewerkte olie behorende tot categorie I: - welke een minerale basis heeft; - vallende onder de Euralcodes 13.01.10*, 13.01.13*,13.02.05*, 13.02.08*, 13.03.07* en 13.03.10*; - met een gehalte aan PCB ≤ 0,5 mg/kg per congeneer; - met een gehalte EOX ≤ 1.000 mg/kg; - met een gehalte aan kwik < 10 mg/kg; - met een gehalte aan thallium < 100 mg/kg; - met een gehalte aan cadmium < 100 mg/kg; - met een vlampunt ≥ 55 °C; - met een gehalte aan dioxinen en furanen < 50 ng/kg ITE (inclusief detectiegrens); - bevatten geen explosieve stoffen (risicoklasse R2, R3, R5, R6 (EUH006), R9 (H271) en R16); - bevatten geen zeer giftige stoffen (risicoklasse R26 (H330), R27 (H310), R28 (H300), R26/R27/R28 (H330/H310/H300). - die niet vermengd is met andere stoffen dan lichte of zware stookolie, gasolie of dieselolie. Afgewerkte olie behorende tot categorie II: - vallende onder de Euralcodes 13.01.11*, 13.01.12*, 13.01.13*, 13.02.06*, 13.02.07*, 13.02.08*, - 13.03.08*, 13.03.09* en 13.03.10*; - met een gehalte aan PCB ≤ 0,5 mg/kg per congeneer; - met een gehalte EOX ≤ 1.000 mg/kg; - met een gehalte aan kwik < 10 mg/kg; - met een gehalte aan thallium < 100 mg/kg; - met een gehalte aan cadmium < 100 mg/kg; - met een vlampunt ≥ 55 °C; - met een gehalte aan dioxinen en furanen < 50 ng/kg ITE (inclusief detectiegrens); - bevatten geen explosieve stoffen (risicoklasse R2, R3, R5, R6 (EUH006), R9 (H271) en R16); pagina 12 van 24 - bevatten geen zeer giftige stoffen (risicoklasse R26 (H330), R27 (H310), R28 (H300), R26/R27/R28 (H330/H310/H300). welke na be-/verwerking als brandstof dan wel als component ter vervaardiging van een brandstof kan worden aangewend. Halogeenhoudende afgewerkte olie behorende tot categorie III: vallende onder de Euralcodes 13.01.09*, 13.02.04* en 13.03.06*; met een gehalte aan PCB ≤ 0,5 mg/kg per congeneer; met een gehalte EOX tussen 1.000 en 5.000 mg/kg; met een gehalte aan kwik < 10 mg/kg; met een gehalte aan thallium < 100 mg/kg; met een gehalte aan cadmium < 100 mg/kg; met een vlampunt ≥ 55 °C; met een gehalte aan dioxinen en furanen < 50 ng/kg ITE (inclusief detectiegrens); welke geen explosief brandbare stoffen (risicoklasse R2, R3, R5, R6 (EUH006), R9 (H271) en R16) bevat; welke geen zeer giftige stoffen (risicoklasse R26 (H330), R27 (H310), R28 (H300), R26/R27/R28 (H330/H310/H300) bevat; die niet vermengd is met andere stoffen dan lichte of zware stookolie, gasolie of dieselolie. Olie-, water- en slibmengsels en oliehoudende slibben: - vallende onder de Euralcodes 13.01.04*, 13.01.05*, 13.04.01*, 13.04.02*, 13.04.03*, 13.05.06*, - 13.05.07*, 13.08.01*, 13.08.02*, 13.08.99* en 16.07.08*; - met een gehalte aan PCB < 0,5 mg/kg per congeneer; - met een gehalte EOX < 5.000 mg/kg; - met een gehalte aan kwik < 10 mg/kg; - met een gehalte aan thallium < 100 mg/kg; - met een gehalte aan cadmium < 100 mg/kg; - met een vlampunt > 85 °C bij be-/verwerking anders dan vacuümdestillatie; - met een gehalte aan dioxinen en furanen < 50 ng/kg ITE (inclusief detectiegrens); - welke geen explosief brandbare stoffen (risicoklasse R2, R3, R5, R6 (EUH006), R9 (H271) en R16 bevatten; - welke geen zeer giftige stoffen (risicoklasse R26 (H330), R27 (H310), R28 (H300), R26/R27/R28 (H330/H310/H300) bevatten. Vloeibare brandstof- en olierestanten: - vallende onder de Euralcodes 13.07.01*, 13.07.02*, 13.07.03*, 13.08.99*, 16.07.08* en 19.02.07*; - met een gehalte aan PCB < 0,5 mg/kg per congeneer; - met een gehalte EOX < 5.000 mg/kg; - met een gehalte zwavel < 1 volume-%; - met een gehalte mercaptaan zwavel < 200 mg/kg; - met een gehalte aan kwik < 10 mg/kg; - met een gehalte aan thallium < 100 mg/kg; - met een gehalte aan cadmium < 100 mg/kg; - met een gehalte aan benzeen ≤ 1 volume-%; - met een gehalte aan dioxinen en furanen < 50 ng/kg ITE (inclusief detectiegrens); - welke geen explosief brandbare stoffen (risicoklasse R2, R3, R5, R6 (EUH006), R9 (H271) en R16) bevatten; - welke geen zeer giftige stoffen (risicoklasse R26 (H330), R27 (H310), R28 (H300), R26/R27/R28 (H330/H310/H300) bevatten. Vloeibare brandstof- en olierestanten die worden ingezet ten behoeve van vervaardiging van brandstofcomponenten dienen te voldoen aan de volgende gehaltes aan halogenen: - chloor ≤ 4 volume-%; - fluor ≤ 0,5 volume-%; - broom ≤ 4 volume-%; - jood ≤ 4 volume-%. Oliehoudende boorspoeling en boorgruis: - vallende onder de Euralcode 01.05.05*; - met een gehalte aan PCB < 0,5 mg/kg per congeneer; - met een gehalte EOX < 250 mg/kg; - met een vlampunt > 60 °C; - met een gehalte aan kwik < 10 mg/kg; - met een gehalte aan thallium < 100 mg/kg; pagina 13 van 24 - met een gehalte aan cadmium < 100 mg/kg; met een gehalte aan dioxinen en furanen < 50 ng/kg ITE (inclusief detectiegrens); welke geen explosief brandbare stoffen ((risicoklasse R2, R3, R5, R6 (EUH006), R9 (H271) en R16) bevat; welke geen zeer giftige stoffen (risicoklasse R26 (H330), R27 (H310), R28 (H300), R26/R27/R28 (H330/H310/H300)bevat. Boor-, snij-, slijp- en walsolie oliefractie: - vallende onder de Euralcode 19.02.07*; - met een oliegehalte van ten minste 60 volume-%; - met een gehalte aan PCB < 0,5 mg/kg per congeneer; - met een gehalte EOX < 5.000 mg/kg; - met een gehalte aan kwik < 10 mg/kg; - met een gehalte aan thallium < 100 mg/kg; - met een gehalte aan cadmium < 100 mg/kg; - met een gehalte aan dioxinen en furanen < 50 ng/kg ITE (inclusief detectiegrens); - welke geen explosief brandbare stoffen (risicoklasse R2, R3, R5, R6 (EUH006), R9 (H271) en R16) bevat; - welke geen zeer giftige stoffen (risicoklasse R26 (H330), R27 (H310), R28 (H300), R26/R27/R28 (H330/H310/H300) bevat. Niet-regenereerbare halogeenarme oplosmiddelen: - vallende onder de Euralcodes 07.01.04*, 07.02.04*, 07.06.04* en 07.07.04*; - met een gehalte aan PCB < 0,5 mg/kg per congeneer; - met een gehalte EOX < 50 mg/kg; - met een gehalte mercaptaan zwavel < 200 mg/kg; - met een gehalte aan kwik < 10 mg/kg; - met een gehalte aan thallium < 100 mg/kg; - met een gehalte aan cadmium < 100 mg/kg; - met een gehalte aan dioxinen en furanen < 50 ng/kg ITE (inclusief detectiegrens); - welke geen explosief brandbare stoffen (risicoklasse R2, R3, R5, R6 (EUH006), R9 (H271) en R16) bevatten; - welke geen zeer giftige stoffen (risicoklasse R26 (H330), R27 (H310), R28 (H300), R26/R27/R28 (H330/H310/H300) bevatten. 2.3.7 De in voorschrift 2.3.5 en 2.3.6 bedoelde afvalstoffen mogen slechts worden geaccepteerd nadat controle en beoordeling of een geleverde partij voldoet aan de acceptatiecriteria en registratie heeft plaatsgevonden. 2.3.10 Elke incidentele, per tankauto aangeleverde, afvalstroom welke voorafgaande aan de lossing niet op acceptatiecriteria is geanalyseerd, mag per partij slechts in één acceptatietank worden overgebracht welke voor voorafgaande aan deze overbrenging is leeggemaakt en is gereinigd. 2.3.13 Aangeleverde (partijen) afvalstoffen mogen niet eerder met andere afvalstoffen worden samengevoegd dan dat: - de in voorschrift 2.3.5 vastgelegde analyse op karakteristieke parameters alsook de in voorschriften 2.1.3 tot en met 2.1.6 vastgelegde aanvullende analyses zijn uitgevoerd; - de acceptatie is goedgekeurd en - het verwerkingstraject is vastgesteld en geregistreerd. 3 OPSLAG, BE- EN VERWERKING 3.3 Be- en verwerkingshandelingen 3.3.3 In afwijking van het bepaalde in voorschrift 3.3.2 mogen uitsluitend de volgende oliehoudende stromen, ten behoeve van be-/verwerking via destillatie, worden gemengd: 1. Afgewerkte olie categorie I met afgewerkte olie categorie II welke voldoen aan de in voorschrift 2.3.5 opgenomen acceptatiecriteria, waarbij de gemengde stroom dient voor het met behulp van de eigen vacuümdestillatie (VD-2) produceren van een grondstof voor basisolie; 2. Halogeenhoudende afgewerkte olie categorie III met halogeenrijke olie-/water-/slibmengsels, halogeenarme olie-/water-/slibmengsels, vloeibare brandstof- en olierestanten en oliefracties boor-, snij-, slijp- en walsolie en niet-regenereerbare halogeenarme oplosmiddelen, welke voldoen aan de pagina 14 van 24 3. 4. 5. in voorschrift 2.3.5 opgenomen acceptatiecriteria, ten behoeve van de productie in de eigen vacuümdestillatie (VD-1) van fluxolie met een maximaal EOX-gehalte van 1.500 mg/kg; Niet-regenereerbare halogeenarme koolwaterstoffen met vloeibare brandstof- en olierestanten, beide met een EOX-gehalte van maximaal 50 mg/kg en welke voor het overige voldoen aan de in voorschrift 2.3.5 opgenomen acceptatiecriteria en brandstofproducten welke voldoen aan het bepaalde in voorschrift 2.2.2 opgenomen criteria, ten behoeve van de productie van benzine- en gasoliecomponenten via externe verwerking (PID); Niet-regenereerbare halogeenarme koolwaterstoffen met vloeibare brandstof- en olierestanten, beide met een EOX-gehalte tot 1.000 mg/kg en welke voor het overige voldoen aan de in voorschrift 2.3.5 opgenomen acceptatiecriteria en brandstofproducten welke voldoen aan het bepaalde in voorschrift 2.2.2, ten behoeve van de productie van benzine- en gasoliecomponenten via interne destillatie (NRD)); Niet-regenereerbare halogeenarme koolwaterstoffen met vloeibare brandstof- en olierestanten, beide met een EOX-gehalte tot 5.000 mg/kg en welke voor het overige voldoen aan de in voorschrift 2.3.5 opgenomen acceptatiecriteria ten behoeve van het via filtratie verkrijgen van Light Ends welke geschikt zijn voor nuttige toepassing. 4 UITGANGSSTROMEN 4.1 Mengen en opbulken uitgangstromen 4.1.5 Het opbulken van partijen Light Ends ten behoeve van de afvoer voor nuttige toepassing is alleen toegestaan indien voor de individuele op te bulken stromen aantoonbaar wordt voldaan aan de volgende criteria: - het PCB-gehalte is < 0,5 mg/kg; - het gehalte EOX is < 5.000 mg/kg. 6 AFVALWATER 6.1.3 De gemiddelde CZV-belasting van de MBR mag, gemeten in het influent van de MBR, een hoeveelheid van 3800 kg CZV per etmaal niet overschrijden. Deze belasting is gebaseerd op een voortschrijdend rekenkundig gemiddelde van 30 etmalen, in een representatief steekmonster geanalyseerd volgens de Hach-Lange cuvetten test. Toelichting: Een berekening van de dagelijkse CZV-belasting vindt plaats door de in het steekmonster gemeten CZVconcentratie te vermenigvuldigen met het influentdebiet van het bijbehorende etmaal van monstername. 6.2 Afvoer drainage en hemelwater 6.2.1 Drainage- en hemelwater dat vrijkomt van tankputten, pompplaatsen, laad- en losplaatsen en opstelplaatsen voor tankauto's/opleggers en buitenopslag van gevaarlijke- en/of bodembedreigende stoffen dient via een doelmatige afvoer, via tank T807 en buffer- en doseertanks T803 en T801, te worden afgevoerd naar de AWZ. 6.3 Lozingseisen effluent 6.3.1 Van het te lozen afvalwater van MBR, zoals bedoeld in voorschrift 6.1.1, mogen zowel de in de hiernavolgende tabel genoemde vracht- als concentratiewaarden van de desbetreffende parameters, gemeten in een volumeproportioneel etmaalmonster, ter plaatse van het in bijlage 4 van deze beschikking weergegeven "controlepunt 1", niet overschrijden. Voornoemde parameters dienen te worden bepaald volgens de eveneens de in onderstaande tabel genoemde analysemethoden en bemontsteringsfrequentie en met inachtneming van de bijbehorende rapportagegrens. Tabel 6.1: Lozingseisen effluent Parameter Vracht Concentratie 3 (kg/etmaal) (mg/l) CZV Kj-N onopgeloste bestanddelen 1 BTEX PAK's (EPA) 150 Monster6 frequentie Analysemethode Rapportagegrens 1.000 7 20 15 1x per 2 week 1x per 2 week 1x per 2 week NEN 6633:2006 NEN 6646:2006 NEN 6621: 1988/C1:1992 10 mg/l 5 mg/l 1 mg/l 7 1x per 2 week 1x per 2 week NEN-EN-ISO 15680:2003 NEN-EN-ISO 17993:2004 0,2 µg/l 0,25 7 0,025 pagina 15 van 24 2 EOX kwik 0,15 0,005 1x per 12 week 1x per 4 week cadmium 0,005 1x per 4 week som zware 4 metalen cyanide 0,4 1x per 4 week 0,05 1x per 12 week NEN 6676:1994 ontsluiting: NEN 6961:2005 NEN-EN 1483:2007 ontsluiting: NEN 6961:2005 NEN 6966:2005 ontsluiting: NEN 6961:2005 NEN 6966:2005 NEN-EN-ISO 14403:2012 80 µg/l 0,5 µg/l 5 µg/l 5 2 µg/l Opmerkingen: 1 Som van benzeen, tolueen, ethyleenbenzeen, o-, m- en p-xyleen 2 Rapportagegrenzen: - fenanthreen fluorantheen: 0,04 µg/l - naftaleen: 0,08 µg/l - acenaftyleen: 0,1 µg/l - acenaftheen, anthraceen en pyreen: 0,03 µg/l - fluoreen, benzo(k)fluorantheen, chryseen en dibenzo(a, h)anthraceen: 0,01 µg/l - benzo(a)anthraceen, benzo(a)pyreen en benzo(b)fluorantheen: 0,009 µg/l - benzo(ghi)peryleen: 0,008 µg/l - indeno(123cd)pyreen: 0,005 µg/l 3 De dagvracht in kg/etmaal wordt berekend door de gemeten concentraties in het 24-uurs volumeproportioneel etmaalmonster te vermenigvuldigen met het debiet gemeten over die 24 uur. 4 Som van metalen: chroom, koper, lood, nikkel en zink 5 Rapportagegrens voor chroom en nikkel 0,005 mg/l, voor koper 0,001 mg/l en voor lood en zink 0,01 mg/l 6 De monsters zijn volumeproportionele etmaalmonsters 7 Gemeten als een voortschrijdend gemiddelde van 10 etmaalmonster 6.4 Meten, bemonsteren, analyseren en rapporteren 6.4.4 Het totaal te lozen afvalwater en het effluent van de MBR, zoals bedoeld in voorschrift 6.1.1, moeten te allen tijde door de daartoe bevoegde ambtenaren kunnen worden onderworpen aan continu debietmeting (met registratie en integratie) en representatieve bemonstering. 6.5 Registratie influent 6.5.1 Van de onderstaande, als influent op de MBR te lozen, afvalwaterstromen moet dagelijks een journaal (register) worden bijgehouden met betrekking tot de (berekende/ingeschatte) hoeveelheden en samenstelling en fluctuaties hierin: - waswater (spoel- en schoonmaakwater) van de bodembeschermende betonnen plateaus; - mogelijk verontreinigd hemelwater van de bodembeschermende betonnen plateaus; - drainageresidu uit ontwateringstanks; - destillatiewater; - afvalwater van de recyclingplant. 7 LUCHT 7.1 Dampverwerkingsinstallatie 7.1.1 Naast de procesgassen van de VD-1 en de VD-2 en verladingsgassen van tankauto's en schepen, dienen de verladings- en ademgassen van de volgende verwarmde tanks, tanks bedoeld voor geurbelaste stoffen en voor opslag en verlading van K1- en K2-vloeistoffen bedoelde tanks, te worden afgevoerd via de dampverwerkingsinstallatie (DVI, bestaande uit de thermische naverbrander (TNV-a) en gasreinigingsinstallatie (GRI)): Tabel 7.1: Aansluiting tanks op DVI Sectie 11 Sectie 13 Sectie 14 T103 T104 T105 T106 T501 T502 T802 T202 T203 T204 T205 Sectie 15 Sectie 17a Sectie 19 Sectie 22 Sectie 23 T303 T304 T506 T507 T508 T509 T510 T511 T512 T513 T102 T201 T301 TF-T4a TF-T4b T120 T121 pagina 16 van 24 7.2 Thermo-mechanical Cutting Cleaner (TCC) 7.2.1 De afgassen van de TCC dienen te worden behandeld in een gaswasser. Deze gaswasser dient ten aanzien van vluchtige organische stoffen (VOS), in geval van overschrijding van de in voorschrift 7.2.2 vastgelegde emissievracht, aantoonbaar een verwijderingsrendement te hebben van ten minste 98%. 7.3 Lekverliezen, ademverliezen en resterende verladingsemissies 7.3.11 <vervallen> 7.6 Emissie van geur 7.6.4 Vergunninghoudster dient zodanig te handelen dat ongewone voorvallen, welke van invloed zijn of kunnen zijn op de geuremissie, binnen 1 uur geconstateerd kunnen worden en de hiermee verband houdende (potentiële) oorzaken van stankklachten in de omgeving, binnen 2 uur na melding van het ongewoon voorval achterhaald kunnen zijn. 7.6.14 Vergunninghoudster dient actie te ondernemen om de geursituatie afdoende te verbeteren zodra er ondanks de voorgaande voorschriften toch een situatie is ontstaan met een ongewenste geurbelasting. Van een ongewenste geurbelasting van de omgeving is sprake als: 1. ter plaatse van woningen in één van de omliggende woongebieden, zoals vastgelegd in tabel 4.2 van het bij de aanvraag gevoegde geuronderzoek (rapportnummer 4823305BWH-nnc-V03-NL, d.d. 1 mei 2013), 3 het voor deze situatie vastgestelde aanvaardbaar hinderniveau van uurgemiddeld 0,25 OUE/m als 983 3 percentiel, 0,5 OUE/m als 99,5-percentiel, 1,1 OUE/m als 99,9-percentiel, berekend met het NNM conform NTA 9065 en de Handleiding Nieuw Nationaal Model, wordt overschreden, of 2. de geur van het bedrijf langer dan een uur waarneembaar is op een afstand van meer dan 2.000 m buiten de terreingrens. Hierbij zijn uitgezonderd situaties met zeer bijzondere weersomstandigheden zoals aanhoudende windstilte (>12 uur, u<1 m/s, gemeten op weerstation Nieuw Beerta, Lauwersoog of Vliegveld Eelde); 3. ernstige geurhinder in de omgeving optreedt in de vorm van stankklachten die aan het bedrijf toe te schrijven zijn. Bij ernstige geurhinder in de omgeving ten gevolge van een storing of een incident dient de geurhinder veroorzakende activiteit onmiddellijk te worden stopgezet en/of de geurhinder veroorzakende installatie of samenstel van installaties onmiddellijk buiten gebruik te worden gesteld. 11 OP- EN OVERSLAG GEVAARLIJKE STOFFEN 11.1 Opslagcapaciteit gevaarlijke stoffen 11.1.1 Van de vergunde, binnen de inrichting opgeslagen, gevaarlijke stoffen - zijnde producten of afvalstoffen – mogen de volgende opgeslagen hoeveelheden, onderverdeeld naar de verschillende BRZO-categorieën, op enig moment niet meer zijn dan: Tabel 11.1: Opslagcapaciteit gevaarlijke stoffen pagina 17 van 24 Stofnaam Categorie Maximaal aanwezig (ton) Olie-/watermengsels: - olie-/water-/slibmengsels - oliefractie BSSW-olie Gasolie-/benzinemengsels: - vloeibare brandstof- en olierestanten - halogeenarme oplosmiddelen Afgewerkte olie en halogeenhoudende afgewerkte olie Boorgruis (OBM) Basisoliecomponent Input-/outputstromen vervaardiging fluxolie Toxisch (deel 2, categorie 2) Licht ontvlambaar (deel 2, categorie 7b) 15.390 Aardolieproducten (deel 1, categorie 5a/c) Aquatoxisch (R51/53, deel 2, categorie 9c) 2.518 Aquatoxisch (R51/53, deel 2, categorie 9c) 13.300 1.900 6.650 4.807 Droge stof BRP Aquatoxisch (R51/53, deel 2, categorie 9c) Aardolieproducten (deel 1, categorie 5 a/c) Toxisch (deel 2, categorie 2) Zeer aquatoxisch (R50/53, deel 2, categorie 9b) Aardolieproducten (deel 1, categorie 5c) Aquatoxisch (R51/53, deel 2, categorie 9c) Aardolieproducten (deel 1, categorie 5c) Aquatoxisch (R51/53, deel 2, categorie 9c) Aardolieproducten (deel 1, categorie 5a) Aquatoxisch (R51/53, deel 2, categorie 9c) - Afvalwater Thermische olie Aquatoxisch (R51/53, deel 2, categorie 9c) 2.200 10 Gasoliecomponenten Booroliecomponenten Bitumen Light Ends 11.2 3.658 214 190 808 95 Opslag gevaarlijke stoffen in tanks (algemeen) 11.2.1 In onderstaande, binnen de inrichting aanwezige, tanks mogen de volgende brandbare, gevaarlijke en/of bodembedreigende stoffen worden opgeslagen en dient te worden voldaan aan de navolgende voorschriften: Tabel 11.2: Opslag in tanks Tank Tank- Opgeslagen vloeistof sectie Hoogste gevarenklasse Inhoud 3 (m ) Maximale Vergunning3 1 opslag (m ) voorschriften 2 19 11 11 11 11 12 olie-/water-/slibmengsels (input) olie-/water-/slibmengsels (input) 5 olie-/water-/slibmengsels (input) 5 olie-/water-/slibmengsels (input) 5 olie-/water-/slibmengsels (input) olie-/water-/slibmengsels (skimmertank) K3 K1 K1 K1 K1 K3 11.500 1.160 1.100 1.130 1.130 - 10.350 1.044 990 1.017 1.017 - 2 19 23 23 afgewerkte olie (input) afgewerkte olie (input) afgewerkte olie (input) K3 K1 K1 11.500 1.059 1.059 10.350 953 953 T202 2 14 K1 654 589 T203 2 14 K1 654 589 T204 2 14 gasolie-/benzine-mengsels (input) gasolie-/benzine-mengsels (input) gasolie-/benzine-mengsels (input) K1 654 589 T102 2, 6 T103 2, 6 T104 2, 6 T105 2, 6 T106 2 T807 T101 2, 6 T120 2, 6 T121 pagina 18 van 24 Algemeen 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19 en 11.3.22 t/m 11.3.31 Verwarmde tanks 11.2.7 (K3) 11.3.32 en 11.3.33 (K1) Buiten gebruik zijnde tanks 11.3.4, 11.3.5 en 11.3.6 Algemeen 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19 en 11.3.22 t/m 11.3.31 Verwarmde tanks 11.3.32 en 11.3.33 Algemeen 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19 en 11.3.22 t/m 11.3.31 2 14 T506 2, 6 T507 2, 6 T508 2, 6 T509 2, 6 T510 2, 6 17a 17a 17a 17a 17a 2, 6 17a 17a 17a 21 21 21 21 gasolie-/benzine-mengsels (input) gasolie (input) 4 olie-/water-/slibmengsels (input) afgewerkte olie (input) afgewerkte olie (input) gasolie, olie-/water-/slibmengsels of afgewerkte olie (input) 4 olie-/water-/slibmengsels (input) 4 olie-/water-/slibmengsels (input) afgewerkte olie (input) boorolie of gasolie (afloop TCC) boorolie of gasolie (output) boorolie of gasolie (output) boorolie of gasolie (output) 2, 6 19 13 13 T310 2 T311 2 T314 2 T201 T503 T205 K1 654 589 K1 K1 K1 K1 K1 201 60 60 60 60 181 54 54 54 54 K1 K1 K1 K3 K3 K3 K3 60 60 60 19 48 48 112 54 54 54 17 43 43 101 fluxolie (output) fluxolie (aflooptank VD-1/VD-2) fluxolie (aflooptank VD-1/VD-2) K3 K3 K3 4.869 95 95 4.382 86 86 17 17 17 destillaat (opslag) destillaat (aflooptank VD-2) destillaat (aflooptank VD-2) K3 K3 K3 992 781 1.160 893 703 1.044 2 19 destillaat (aflooptank VD-2) K3 4.865 4.379 2 15 afvalolie (output) K3 308 277 21 21 bitumen (output) bitumen (output) K3 K3 200 200 180 180 T302 2 T309 2 15 17 gasolie (afloop VD-2) gasolie (opslag) K3 K3 460 673 414 606 2 15 15 Light Ends (output) Light Ends (afloop VD-1/VD-2) K1 K1 496 338 446 304 T511 2, 6 T512 2, 6 T513 2 ST001 2 T902 2 T903 2 T904 T301 3, 6 T501 3, 6 T502 2, 6 TF-T4a 2, 6 TF-T4b T303 2 T304 pagina 19 van 24 Algemeen 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19 en 11.3.22 t/m 11.3.31 Verwarmde tanks 11.3.32 en 11.3.33 Algemeen 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19 en 11.3.22 t/m 11.3.31 Buiten gebruik zijnde tanks 11.3.4, 11.3.5 en 11.3.6 Algemeen 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19 en 11.3.22 t/m 11.3.31 Aflooptanks 11.2.3 en 11.2.4 Horizontale tanks 11.4.2 Algemeen 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19 en 11.3.22 t/m 11.3.31 Aflooptanks 11.2.3 en 11.2.4 Buiten gebruik zijnde tanks 11.3.4, 11.3.5 en 11.3.6 Algemeen 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19 en 11.3.22 t/m 11.3.31 Aflooptanks 11.2.3 en 11.2.4 Algemeen 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19 en 11.3.22 t/m 11.3.31 Buiten gebruik zijnde tanks 11.3.4, 11.3.5 en 11.3.6 Bitumen 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19, 11.3.23 en 11.3.29 t/m 11.3.31 Verwarmde tanks 11.2.7 Algemeen 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19 en 11.3.22 t/m 11.3.31 Aflooptanks 11.2.3 en 11.2.4 Algemeen 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 2 21 21 13 13 13 13 13 Afvalwater (aflooptank TCC) Afvalwater (aflooptank TCC) Afvalwater Afvalwater Afvalwater Afvalwater Afvalwater - 50 50 1.425 560 202 222 660 45 45 1.283 504 182 200 594 3 - Dieselolie (voeding mobiele stoomketel) K3 30 27 T109 2 T110 2 T801 2 T802 2 T803 2 T804 2 T805 T001 1 2 3 4 5 6 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19 en 11.3.22 t/m 11.3.31 Afvalwater 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19, 11.3.23 en 11.3.29 t/m 11.3.31 Buiten gebruik zijnde tanks 11.3.4, 11.3.5 en 11.3.6 Algemeen 11.2.2, 11.2.5, 11.2.6, 11.2.8 t/m 11.2.18, 11.3.14 t/m 11.3.19 en 11.3.22 t/m 11.3.31 Horizontale dieseltank 11.4.1 Op basis van maximale vullingsgraad van 90% Betreft een verticale tank waarvoor voorschriften uit de PGS 29 van toepassing zijn Betreft een horizontale tank waarvoor, naast algemene eisen uit de PGS 29, ook voorschriften van de PGS 30 van toepassing zijn Betreft een acceptatietank/ontwateringstank Betreft een ontwateringstank Betreft een te verwarmen tank 11.10 Transportleidingen 11.10.1 Bestaande ondergrondse transportleidingen voor gevaarlijke en/of bodembedreigende vloeistoffen dienen te zijn voorzien van een mantelbuis. Nieuwe transportleidingen voor gevaarlijke en/of bodembedreigende vloeistoffen mogen uitsluitend bovengronds zijn aangelegd. pagina 20 van 24 BIJLAGE: BEGRIPPENLIJST AFVALSTOFFEN: Alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de productcategorieën die zijn genoemd in bijlage I van de Kaderrichtlijn afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, wil ontdoen of moet ontdoen. AV-BELEID: Acceptatie- en verwerkingsbeleid voor acceptatie en be-/verwerking van, buiten de inrichting afkomstige, afvalstoffen. AWZ: Afvalwaterzuivering BASISOLIE: Door raffinage van afgewerkte olie geproduceerde olie geschikt als grondstof voor de productie van nieuwe smeerolie en waarbij in ieder geval uit de olie de verontreinigende stoffen, oxidatieproducten en additieven zijn verwijderd. BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT): Voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die - kosten en baten in aanmerking genomen economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld. BEVOEGD GEZAG: Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen. BEWERKEN: Veranderen van de aard of hoedanigheid van de afvalstof door het behandelen met fysisch en/of chemische of biologische methoden voor nuttige toepassing of verwijdering. BODEMBESCHERMENDE VOORZIENING: Fysieke voorziening die de kans op emissies of immissies reduceert. BOHB: Besluit organisch halogeengehalte brandstoffen BOR: Besluit omgevingsrecht BRANDBARE STOFFEN: Stoffen die met lucht van normale samenstelling en druk onder vuurverschijnselen blijven reageren, ook nadat de ontstekingsbron is weggenomen. BRANDSTOFCOMPONENT: Brandbare vloeistoffen, niet zijnde producten, welke nuttig toegepast kunnen worden bij de vervaardiging van motorbrandstoffen of industriële brandstoffen. BRANDSTOFPRODUCT: Benzine- en gasoliebestanddelen welke als grondstof kunnen dienen bij de vervaardiging van motorbrandstoffen. BRZO'99: Besluit Risico Zware Ongevallen 1999 BSSA: Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen BSSW OLIE: Boor-, slijp-, snij- en wals olie BTEX: Benzeen, Tolueen, Ethylbenzeen, Xyleen CONGENEER: Groep varianten van bepaalde stoffen met soortgelijke chemische structuur en eigenschappen en een verschillende mate van toxiciteit. pagina 21 van 24 CZV: Chemisch Zuurstof Verbruik DIFFUSE EMISSIE: Emissie van vluchtige organische stoffen die ontsnappen uit installaties anders dan uit puntbronnen. DIOXINEN EN FURANEN: 2,3,7,8 -tetrachloordibenzodioxine (tcdd), 1,2,3,7,8 -pentachloordibenzodioxine (pecdd), 1,2,3,4,7,8 hexachloordibenzodioxine (hxcdd), 1.2.3.6.7.8 -hexachloordibenzodioxine (hxcdd), 1,2,3,7,8,9 hexachloordibenzodioxine (hxcdd), 1,2,3,4,6,7,8 -heptachloordibenzodioxine (hpcdd), octachloordibenzodioxine (ocdd), 2,3,7,8 -tetrachloordibenzofuraan (tcdf), 2,3,4,7,8 pentachloordibenzofuraan (pecdf), 1,2,3,7,8 -pentachloordibenzofuraan (pecdf), 1,2,3,4,7,8hexachloordibenzofuraan (hxcdf), 1,2,3,6,7,8 -hexachloordibenzofuraan (hxcdf), 1.2.3.7.8.9 hexachloordibenzofuraan (hxcdf), 2,3,4,6,7,8 -hexachloordibenzofuraan (hxcdf), 1,2,3,4,6,7,8 heptachloordibenzofuraan (hpcdf), 1,2,3,4,7,8,9 -heptachloordibenzofuraan (hpcdf), of octachloordibenzofuraan (ocdf); DVI: Dampverwerkingsinstallatie EMISSIE: De uitworp van één of meer verontreinigende stoffen naar de lucht uitgedrukt in een vracht per tijdseenheid. EOX: Extraheerbare organische halogeenverbindingen GEVAARLIJKE AFVALSTOFFEN: In de Regeling Europese afvalstoffenlijst (Regeling Eural; Stb. 2002, 62) als zodanig aangewezen afvalstoffen met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties (voorheen: chemische afvalstoffen en afgewerkte olie). GEVAARLIJKE STOFFEN: Stoffen of mengsels van stoffen, die vanwege hun intrinsieke eigenschappen of de omstandigheden waaronder ze voorkomen, een gevaar vormen voor de mens of voor het milieu, waardoor schade aan gezondheid of leven kan worden toegebracht. GOC: Green Oil Company H-zinnen: Gevaarsaanduiding (Hazard) van chemicaliën op basis van GHS. INDUSTRIËLE BRANDSTOF: Vaste, vloeibare of gasvormige brandbare stof welke als brandstof kan worden ingezet in industriële stookinstallaties. IPPC: Integrated Pollution Prevention and Controle. ISO: KLASSE 1 VLOEISTOFFEN: Vloeistoffen met een vlampunt lager dan 294,15 K (21 °C) doch niet vallende in klasse 0. KLASSE 2 VLOEISTOFFEN: Vloeistoffen met een vlampunt gelijk aan of boven 294,15 K (21 °C) en ten hoogste 328,15 K (55 °C). KLASSE 3 VLOEISTOFFEN: Vloeistoffen met een vlampunt boven 328,15 K (55 °C) en ten hoogste 373,15 K (100°C). MBR: Membraanbioreactor MENGEN: Het samenvoegen van qua aard, samenstelling en concentraties niet met elkaar vergelijkbare (verschillende) afvalstoffen. MOTORBRANDSTOF: Brandstof die geschikt is voor de aandrijving van verbrandingsmotoren. NER: Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht pagina 22 van 24 OPBULKEN: Het samenvoegen van stoffen die qua aard, samenstelling en concentraties vergelijkbaar zijn. OPSLAAN: Alle handelingen waarbij afvalstoffen voor een korte of langere tijd in een zekere ruimte min of meer statisch worden gehouden. Verplaatsen, stapelen etc. kan hier onder vallen maar het uitvoeren van iedere be/verwerkingshandelingen (filteren, scheiden, mengen etc.) valt hier niet onder, OUE: Odor Unit equivalenten OWS-MENGSELS: Olie-, water-, slib-mengsels PGS: Publikatiereeks Gevaarlijke Stoffen POP-VERORDENING: EU-Verordening inzake nuttige toepassing, recycling, terugwinning of hergebruik van persistente organische verontreinigende stoffen (POP’s). PAK's: Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen PCB: Polychloorbifenyl Pour Point: Vloeipunt, laagste temperatuur waarbij een vloeistof nog vloeibaar is. QRA: Kwantitatieve risico-analyse REACH: Registration, Evaluation and Authorisation and restriction of Chemicals REPRESENTATIEVE BEDRIJFSSITUATIE: Toestand waarbij de voor de geluidproductie relevante omstandigheden kenmerkend zijn voor een bedrijfsvoering bij volledige capaciteit in de te beschouwen etmaalperiode. RIE: Richtlijn Industriële Emissies TAN: Total Acid Number TCC: Thermo-mechanical Cuttings Cleaner installatie VERWERKEN: Het nuttig toepassen of verwijderen van afvalstoffen, alsmede de handeling die daartoe leiden. VLAMPUNT: Het vlampunt is die temperatuur waarbij nog juist boven de vloeistof met lucht een brandbaar (explosief) mengsel kan worden gevormd. Het vlampunt tot 328,15 K (55 °C) wordt bepaald volgens de methode van Abel-Pensky, omschreven in NEN-EN-ISO 13736. Het vlampunt boven 328,15 K (55 °C) wordt bepaald volgens de methode van Pensky-Martens, omschreven in NEN-EN-ISO 2719. VLOEISTOFDICHT: De situatie waarbij een vloeistof de niet met vloeistof belaste zijde van een bodembeschermende voorziening niet bereikt. VLOEISTOFDICHTE VOORZIENING: Effectgerichte voorziening die waarborgt dat, onder voorwaarde van doelmatig onderhoud en adequate inspectie en/of bewaking, geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde kan komen. VLOEISTOFKERENDE VOORZIENING: Een niet vloeistofdichte voorziening die in staat is vrijgekomen stoffen tijdelijk zo lang tegen te houden dat deze kunnen worden opgeruimd voordat indringing in de bodem plaats kan vinden. VOS: Vluchtige organische stoffen met een dampspanning van ten minste 1,0 kPa bij 293,15K (20 ºC). pagina 23 van 24 WABO: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht WM: Wet milieubeheer WTW: Waterwet WVO: Wet verontreiniging oppervlaktewateren pagina 24 van 24
© Copyright 2024 ExpyDoc