Meerjarenprogramma en Uitvoeringsprogramma 2015

Meerjarenprogramma en
Uitvoeringsprogramma 2015-2018
Hoeksche Waard
Projectopdracht
Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard
1. Aanleiding en doel
In de Gemeenschappelijke Regeling SOHW is het volgende in artikel 5
opgenomen:
1) Het SOHW neemt telkenmale na de gemeenteraadsverkiezingen het initiatief
voor het opstellen of bijstellen van een / het meerjarenprogramma voor de
intergemeentelijke samenwerking. In het rapport inrichting bestuurlijke
organisatie wordt nog het volgende vermeld:
“In het meerjarenprogramma van samenwerking wordt, vanuit de input van
de gemeenteraden, vastgelegd op welke terreinen de gemeenten in een
periode van vier jaar gaan samenwerken. Daarbij zijn nieuwe opgaven en
doorlopende opgaven integraal afgewogen”
2) Op basis van het meerjarenprogramma bereidt het SOHW een ontwerp van
een “agenda van samenwerking” voor (dit is daarmee ook de basis voor de
meerjarenbegroting).
3) Het DB coördineert bovenstaande processen, nadat de pfo’s hierover advies
hebben gegeven. De beide stukken worden ter besluitvorming aangeboden
aan de colleges en gemeenteraden.
Het doel is om te komen tot een nieuw ambitieus maar realistisch
meerjarenprogramma inclusief uitvoeringsprogramma voor de periode 2015 t/m
2018.
De afgelopen jaren fungeerde de volgende door de gemeenteraden vastgestelde
documenten als meerjarenprogramma en uitvoeringsprogramma voor de periode
2010-2014:
1. Meerjarenprogramma Hoeksche Waard uit 2008 (BMC rapport)
2. Structuurvisie Hoeksche Waard, uitvoeringsprogramma 2010-2014
3. Pact van mijn Hart 2010-2030, invulling prestaties 2010-2015
De afgelopen periode is gewerkt aan de realisatie van de projecten die in de
bovenstaande documenten opgenomen zijn. Mede door de tegenvallende
inkomsten in het regiofonds zijn niet alle projecten gerealiseerd.
Ook voor het nieuwe meerjarenprogramma 2015-2018 vormen deze documenten
een belangrijke basis. Toch zijn er een vijftal relevante ontwikkelingen die hierbij
in ogenschouw genomen moet worden:
a) De uitkomsten van de Evaluatie Regionale Samenwerking
b) De financiële positie van de gemeenten en het SOHW mede in relatie tot
de vulling van het regiofonds.
c) De uitkomsten van het traject rondom demografische transitie \
dialoogtafels.
d) De andere wijze van projectvoering vanuit de overheid. Van regievoering
naar meer faciliterende en stimulerende opstelling. De veranderende
positie van burgers en het maatschappelijk veld hierbij.
e) De transities in het sociale domein.
f) Het nieuwe landbouwbeleid en visie op het landschap
De uitkomsten/resultaten van deze trajecten en de uitkomsten van de
gemeenteraadsverkiezingen i.c. coalitieprogramma’s en het beschikbare budget
moeten leiden tot een nieuw ambitieus maar realistisch meerjarenprogramma
inclusief regionaal uitvoeringsprogramma van de Hoeksche Waard. Een
meerjarenprogramma dat dat alle domeinen binnen de gr SOHW omvat en kan
worden gezien als een actualisering van het uitvoeringsprogramma structuurvisie
en het Pact van mijn Hart.
In de planning wordt als eerste stap een tussenproduct gemaakt bestaande uit
een totaaloverzicht van de resultaten van de afgelopen vier jaar (lopende
projecten c.q. dossiers) en een opsomming van de op dat moment bekende
regionale opgaven voor de toekomst op hoofdlijnen. Dit tussenproduct is het
concept meerjarenprogramma en wordt in februari 2014 aangeboden aan de
colleges en gemeenteraden om te betrekken bij totstandkoming van het nieuwe
coalitieprogramma. Pas nadat binnen de gemeenten de coalitieprogramma’s
bekend zijn kan binnen het SOHW een definitief meerjarenprogramma worden
opgesteld.
Het concept meerjarenprogramma wordt uitgewerkt in een concreet
uitvoeringsprogramma. Om tijdig over een dergelijk concept
uitvoeringsprogramma te kunnen beschikken dient al met de voorbereiding te
worden begonnen voordat de coalitieprogramma’s bekend zijn.
Het meerjarenprogramma en het bijbehorende uitvoeringsprogramma worden in
de tweede helft van 2014 ter vaststelling aan de gemeenteraden aangeboden.
Het definitieve meerjarenprogramma en uitvoeringsprogramma dienen als input
voor de meerjarenbegroting 2016-2019 en een formele begrotingswijziging
2015.
Voor de meerjarenbegroting 2015-2018 dat begin 2014 dient te worden
opgesteld blijven de huidige uitgangspunten gehandhaafd.
Om in oktober 2014 een breed gedragen meerjarenprogramma inclusief
uitvoeringsprogramma aan de gemeenteraden ter vaststelling aan te kunnen
bieden is een interactief proces met raadsleden, bestuurders, ambtenaren,
maatschappelijk middenveld en burgers nodig. Hierbij wordt gedacht aan een
resultaatgericht proces met vooraf een heldere communicatie over de financiële
uitdagingen. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande
overlegstructuren. Tevens is het de bedoeling dat ook de regionale partners zich
committeren aan het regionale uitvoeringsprogramma. Zij dienen immers ook
een deel van de uitvoering/financiering op zich nemen.
Het meerjarenprogramma en uitvoeringsprogramma is gericht op de verdere
uitvoering/uitwerking van al vastgestelde visies en op voor zover nodig /mogelijk
op eventuele nieuwe acties voortvloeiend uit de coalitieprogramma’s.
2. Resultaten uitvoeringsprogramma 2010-2014 als input voor het
nieuwe meerjarenprogramma en uitvoeringsprogramma 2015-2018
De afgelopen jaren zijn er veel regionale visies opgesteld en door de
gemeenteraden vastgesteld. Al deze visies bevatten tevens een
uitvoeringsprogramma. Voorbeelden hiervan zijn:









Sociaal Economische Visie
Masterplan Noordrand
Masterplan Zuidrand (medio 2014 gereed)
Regionaal Verkeer en Vervoersplan
Woonvisie en woningbouwconvenant
Visie op Sociaal Domein
Recreatieve visie
Energievisie
Landschapsbeheersplan
De bijbehorende uitvoeringsprogramma’s worden meegenomen bij het opstellen
van het nieuwe meerjarenprogramma en uitvoeringsprogramma. De
uitvoeringsprogramma’s zijn behoorlijk omvangrijk dus er zullen prioriteiten
gesteld moeten worden vanuit de beschikbare middelen.
3. Nieuwe ontwikkelingen en opgaven
Nieuwe ontwikkelingen en opgaven worden uitgewerkt in het nieuwe
meerjarenprogramma. De onderstaande ontwikkelingen en opgaven worden kort
toegelicht:
a) De uitkomsten van de Evaluatie Regionale Samenwerking
b) De financiële positie van de gemeenten en het SOHW mede in relatie tot
de vulling van het regiofonds.
c) De uitkomsten van het traject rondom demografische transitie \
dialoogtafel.
d) De andere wijze van projectvoering vanuit de overheid. Van regievoering
naar meer faciliterende en stimulerende opstelling. De veranderende
positie van burgers en het maatschappelijk veld hierbij.
e) De transities in het sociale domein.
f) Het nieuwe landbouwbeleid en visie op het landschap
De uitkomsten van de Evaluatie Regionale Samenwerking
Partners en Propper heeft in 2013 onderzoek gedaan naar de regionale
samenwerking. Hierbij hebben zij op basis van eigen bevindingen en interviews
met diverse belanghebbenden zoals burgers, maatschappelijk middenveld,
politici, bestuurders en ambtenaren een rapportage opgesteld over de
samenwerking. Hierbij hebben ze een blik achteruit maar ook een blik vooruit
gegeven. Uit het totaalbeeld blijkt dat de noodzaak en wenselijkheid van een
intensievere samenwerking. De vorm waarin wordt later over besloten. Voor het
nieuwe meerjarenprogramma is het belangrijkste dat er vanuit de evaluatie
argumenten zijn om tot een sterk regionaal programma te komen. Een
programma waarvoor voldoende geld, capaciteit en mandaat door de individuele
gemeenten gegeven wordt.
De financiële positie van de gemeenten en het SOHW mede in relatie tot de
vulling van het regiofonds.
De financiële positie van de individuele gemeenten is de afgelopen jaren verder
onder druk komen te staan. Het draagvlak om hierdoor extra gelden (vanwege
tegenvallende stortingen in het regiofonds) in het regiofonds te storten, was niet
aanwezig. Hierdoor is het regionale uitvoeringsprogramma onder druk komen te
staan en zijn niet alle ambities gerealiseerd of tot uitvoering gebracht.
Uiteindelijk dient het regionale programma van meerwaarde te zijn voor elke
individuele gemeente. Hierbij dient lokaal en regionaal een afweging gemaakt te
worden of gelden lokaal of regionaal ingezet kunnen worden.
Ter voorbereiding op het meerjarenprogramma wordt onderzoek gedaan naar
beschikbare middelen per gemeente dat beschikbaar wordt gesteld voor
beleidswerk en projecten (inclusief ambtelijke capaciteit).
De uitkomsten van het traject rondom demografische transitie
Met het maatschappelijk middenveld worden in het najaar van 2013 afspraken
gemaakt over de aanpak van enkele opgaven in relatie tot de demografische
transitie. Er zijn afspraken over de verschillende verantwoordelijkheden, de
trekkersrollen de hoeveelheid middelen die door partijen beschikbaar gesteld
moeten worden. In het meerjarenprogramma worden deze afspraken
opgenomen.
De andere wijze van projectvoering vanuit de overheid.
De positie van de overheid ten opzichte van burgers, maatschappelijke partijen
en het bedrijfsleven is aan het veranderen. Om voldoende draagvlak voor beleid
en om projecten te kunnen realiseren is een actieve rol van andere partijen
noodzakelijk. Dit vraagt zodoende een overheid die kan activeren, stimuleren,
faciliteren en in sommige gevallen investeren. Een meerjaren- en programma
heeft zodoende niet alleen draagvlak nodig maar moet juist aansluiten op de
termen stimulatie, motivatie en anticipatie. Uiteraard op terreinen waar andere
partijen zich niet of nauwelijks bewegen blijft de overheid verantwoordelijk.
Bovenstaande betekent wel iets voor het te doorlopen proces. In de zuidrand
wordt hier in 2014 volop mee geëxperimenteerd.
De transities in het sociale domein
De transities in het sociaal domein gaan leiden tot een aardverschuiving in
gemeenteland. Het is nog niet duidelijk wat de impact zal zijn. Wel is duidelijk
dat juist voor deze transities geldt dat een regionale aanpak noodzakelijk is,
omdat individuele gemeenten in de Hoeksche Waard afzonderlijk deze opgaven
niet aan kunnen. Op basis van de transities ontstaan nieuwe regionale trajecten.
Deze worden in het meerjarenprogramma opgenomen.
Het nieuwe landbouwbeleid en visie op het landschap
De afgelopen jaren heeft de Hoeksche Waard in goed overleg met het
maatschappelijk middenveld en andere betrokken partijen en ondersteund door
allerlei provinciale, nationale en Europese subsidies behoorlijk geïnvesteerd in
het landschap.
In 2011 zijn de rijksgelden voor zowel ILG als Nationaal Landschap fors
afgeroomd vanwege ingrijpende rijksbezuinigingen.
Vanaf 2013 komen subsidiestromen binnen het Europese plattelandsbeleid
anders te liggen als gevolg van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
2014-2020. Ook binnen een nieuwe POP (Plattelands Ontwikkelings Plan)periode, zullen accenten verschuiven.
Daarnaast krijgen we te maken met een veranderende provinciale rol en
bezuinigingen vanuit het Rijk. Dit alles maakt dat we als gemeenten ook een
andere rol moeten pakken en in moeten spelen op nieuwe ontwikkelingen. We
zullen veel minder dan voorheen zelf projecten uitvoeren maar veel meer een
“makelaar/regisseur” functie gaan vervullen.
In het Uitvoeringsprogramma Groen van de provincie Zuid-Holland zijn voor de
Hoeksche Waard (en het gehele Deltagebied) drie prioriteiten benoemd; het
afmaken van de herijkte EHS; het zorgen voor een gezonde basis voor de
grondgebonden landbouw en het realiseren van een aantrekkelijk recreatief
netwerk.
Anticipatie op het nieuwe rijks-, provinciaal en Europees beleid is noodzakelijk.
Ook in onze regio moet de focus komen te liggen op enkele thema’s. Dit
betekent voor de Hoeksche Waard ook het maken van keuzes. Met welke
thema’s wil de Hoeksche Waard zich in de toekomst onderscheiden van andere
regio’s.
De kwaliteitspijlers die wij (verder) willen ontwikkelen zijn:
a) Duurzame akkerbouw (agroranden, groenblauwe dooradering ,
biodiversiteit, promotie streekprodukten, verbinding met
stadslandbouw)
b) Recreatie en toerisme (verbinding stad en platteland, beheer en
onderhoud van recreatieve netwerk incl. voorzieningen, uitbreiden dag-
en verblijfsrecreatie, het ontwikkelen van een Unique Selling Point;
een trekker voor de HW).
4. Financiering
Het huidige regionale uitvoeringsprogramma voor de domeinen Ruimte,
Economie en Landschap wordt gefinancierd vanuit het regiofonds, dat wordt
gevuld door een inwonersbijdrage vanuit de vijf individuele gemeenten en de
stortingen in het regiofonds. Vanuit de inwonersbijdrage kan vooral de langjarige
verplichtingen op het gebied van beheer gefinancierd worden. Vanuit de vulling
van het regiofonds kon dan het investeringsprogramma gedekt wordt. Door de
tegenvallende inkomsten in het regiofonds (vertragingen in rode ontwikkelingen)
zijn er voor de komende jaren forse bezuinigingen doorgevoerd. Zo is het
investeringsprogramma in 2014 ten opzichte van 2013 met meer dan 50%
verminderd. Ook voor de toekomst is het de vraag of de verwachte vulling van
het regiofonds gaat plaatsvinden. Uiteindelijk moet op basis van de regionale
ambities en opgaven een sluitende financiering komen. Omdat ook de
gemeenten te maken hebben met forse bezuinigingen kan niet eenvoudig de
inwonersbijdrage verhoogd worden. Daarom moet gezocht worden naar slimme
financieringsvormen en waar mogelijk overhevelen van lokale taken naar de
regio. Door zaken regionaal op te pakken kunnen lokaal besparingen
doorgevoerd worden.
Van belang is in ieder geval dat de onzekere wijze van financiering van dit
moment wordt vervangen door een stabiel financieringssysteem. De voordelen
van het regiofonds (vereveningsfonds waarbij ontwikkelende partijen ter
compensatie geld storten) dienen behouden te blijven.
5. Prioritering
Ondanks het in paragraaf 4 opgenomen voorstel voor een stabiele financiële
dekking van enige omvang, is het onmogelijk om alle projecten die in de diverse
uitvoeringsprogramma’s zijn opgenomen uit te voeren. In een aantal sessies
dient tot een prioritering gekomen te worden. Uitgangspunt is om tot een
ambitieus maar realistisch programma te komen. Dit wordt vooraf duidelijk
richting de betrokken partijen gecommuniceerd. Hierbij worden de diverse
partijen betrokken. Uitgangspunt is wel dat partijen om voorhand bereid zijn om
zich te committeren aan de projecten (eventueel met cofinanciering) Het proces
hiervoor is in paragraaf 6 omschreven.
6. Proces
Het proces om te komen tot een nieuw meerjarenprogramma 2015-2018
inclusief een uitvoeringsprogramma is geknipt in twee fasen. In de eerste fase
tot februari wordt door en onder regie van het bureau SOHW een inventarisatie
gemaakt van de resultaten van afgelopen vier jaar en op basis bestaand
materiaal een doorkijk geboden naar de toekomst. Dit product is het concept
meerjarenprogramma 2015-2018 en wordt in februari 2014 via het Dagelijks
Bestuur aan de colleges en gemeenteraden aanboden om mee te nemen in de
coalitiebesprekingen. Het meerjarenprogramma dat in 2008 door BMC is
opgesteld, kan als voorbeeld dienen, rekening houdend met nieuwe inzichten en
ontwikkelingen over de wijze waarop de overheid regionale opgaven oppakt.
In fase 2 wordt middels een interactief traject (zoveel mogelijk gebruik makend
van bestaande overlegstructuren) met gemeenten, maatschappelijk middenveld
en andere betrokkenen vanuit concept meerjarenprogramma gewerkt aan het
nieuwe uitvoeringsprogramma 2015-2018.
De uitkomsten van de definitieve coalitieakkoorden van de vijf gemeenten
kunnen leiden tot een aanpassing van het concept meerjarenprogramma en
worden verwerkt in het nieuwe uitvoeringsprogramma.
In de onderstaande tabel is de planning opgenomen
Wat
Wie
Wanneer
Projectopdracht MP 2015-2018
RMT
7 oktober 2013
Projectopdracht MP 2015-2018
MOHW
21 oktober 2013
Projectopdracht MP 2015-2018
Pfo’s
November 2013
Projectopdracht MP 2015-2018
DB
21 november 2013
Projectopdracht MP 2015-2018
ROHW
18 december 2013
Bureauwerk inventarisatie
Bureau SOHW
November en december 2013
Bespreken inventarisatie
Werkgroepen
Januari 2014
Bespreken inventarisatie
MOHW
Januari 2014
Bespreken concept MP
RMT
Februari 2014
Bespreken concept MP
Pfo’s
Februari 2014
Vaststellen concept MP
DB
Februari 2014
Werksessies UP 2015-2018
Werkgroepen, middenveld
en andere betrokkenen
Februari-april 2014
Opstellen UP 2015-2018
Projectgroep
mei-jun 2014
Aanpassen MP aan nieuwe
coalitieakkoorden
Projectgroep
Juni en juli 2014
Discussie MP en UP 2015-2018
Pfo’s
Augustus 2014
Eindsessie MP en UP 2015-2018
Maatschappelijk middenveld
Augustus 2014
Besluitvorming MP en UP 20152018
Besluitvorming MP en UP 20152018
MOHW
September 2014
Pfo’s
Oktober 2014
Besluitvorming MP en UP 20152018
DB
Oktober 2014
Besluitvorming MP en UP 20152018
Colleges en raden
November en december 2014
7. Projectorganisatie en budget
Voor de eerste fase is geen projectorganisatie nodig. Het bureau SOHW
verzamelt alle relevante documenten vanuit de afgelopen vier jaren en bestaand
materiaal over de opgaven van de toekomst. Dit wordt in een helder en goed
leesbaar rapport verwerkt.
In fase 2 wordt wel gewerkt met een projectorganisatie. De ambtelijk
opdrachtgever is de regiosecretaris. De projectgroep bestaat uit een
projectleider, de twee programmamanagers en de secretarissen van de
werkgroepen. Het maatschappelijk middenveld participeert in beginsel niet in de
projectgroep. Uiteraard wel in de werksessies en eventuele werkgroepen die
zaken uitwerken. Zo nodig wordt een beroep gedaan op een extern bureau om
het uiteindelijk boekje te maken met bijpassende beelden. In het traject is
communicatie van belang.
Voor fase 1 kan op basis van deze projectopdracht worden besloten. Voor fase 2
zal een gedetailleerde projectopdracht verder worden uitgewerkt. Daarin wordt
tevens in beeld gebracht hoeveel inzet en middelen nodig zijn. Voor de
financiering van het project in 2014 wordt er dekking gezocht binnen de
begroting van 2014. Indien nodig wordt een aanpassing van de begroting
verwerkt in de begrotingswijziging 2014.
8. Risico’s fase 2





Traject opstarten met allerlei partijen en dat er uiteindelijk geen geld
beschikbaar is voor de uitvoering.
Andere richting gemeenteraden (coalitieakkoorden) dan maatschappelijk
middenveld en andere betrokken participanten voorstaan.
Regionale impasse vanwege discussie stip aan de horizon.
Onvoldoende geld beschikbaar voor opstellen meerjarenprogramma 20152018 waardoor er geen breed gedragen programma ontstaat.
Indien het sluiten van de vijf coalitieakkoorden meer tijd in beslag neemt,
leidt dit tot een vertraging van het voorgenomen proces.