Activiteiten verslag 2013

Socires in 2013
ACTIVITEITENVERSLAG
2013 was een jaar van intense activiteit. Programma’s met een langere looptijd, zoals
Gehandicaptenzorg en onderwijs in Oekraïne en FoodFirst (over landbouw en voedselvoorziening),
werden verdiept en uitgebouwd. Ook de jaarlijks terugkerende activiteiten, waaronder de LatijnsAmerika conferentie Encuentro Latino Europeo en de ondersteuning van de conferenties van de
Stichting Christelijk Sociaal Congres, werden succesvol uitgevoerd. Verder was Socires nauw
betrokken bij de opzet en ontwikkeling van de vijfde Europese Sociale Week, die in januari 2014 in
Oostende is gehouden.
Outlines van de lopende programma’s zijn opgenomen in dit verslag op pagina 2 t/m 4.
Daarnaast is er door bestuur en staf geïnvesteerd in de ontwikkeling van een drietal nieuwe
programma’s, die deels een vervolg zijn op eerdere programma’s maar tegelijkertijd nauw aansluiten
bij actuele maatschappelijke uitdagingen. Het gaat dan om de programma’s Binding 2,
Maatschappelijke Organisaties in Zorg en Onderwijs, en Ethiek en Financiën. Het is niet omdat
Socires zelf beperkte onderzoeks- en uitvoeringscapaciteit heeft dat daarbij intensief wordt
samengewerkt met universiteiten en andere organisaties; het aangaan van partnerschappen is ook
deel van missie zelf van Socires.
Outlines van deze drie programma’s zijn opgenomen in dit verslag op pagina 5 t/m 9.
Ten slotte heeft Socires - bestuur en staf, aangevuld met enkele externe adviseurs – in 2013 haar
eigen visie en missie geactualiseerd. Een intensief traject van brainstormsessies en
gedachtewisselingen in werkgroepen is uitgemond in een document waarin visie, missie en methode
van Socires opnieuw zijn geformuleerd.
Dit document is opgenomen in dit verslag op pagina 10 t/m 17.
Socires is een expertisecentrum voor duurzame maatschappelijke vernieuwing. In onze visie
liggen persoonlijke betrokkenheid, organisatorische prestaties en maatschappelijke vitaliteit
in elkaars verlengde. Socires organiseert onderzoek en debat, en voert veldprojecten en
trainingsprogramma’s uit, rond thema’s als maatschappelijke organisaties in het publieke
domein, de co-productie van publieke diensten en religie in de samenleving. De activiteiten
van Socires verschillen naar aard en onderwerp, maar onderscheiden zich door een eigen
benaderingswijze en perspectief. Deze benaderingswijze is gebaseerd op het christelijk-sociale
denken (CSD). Het CSD geeft richting en betekenis aan de activiteiten; omgekeerd vormen die
activiteiten vindplaatsen voor reflectie over het CSD en haar betekenis voor persoon,
organisatie en samenleving.
Overlijden prof. dr. Henk Vroom
Op 16 januari 2014 bereikte ons het bericht dat prof. dr. Henk Vroom was over leden. Professor
Vroom was mede-oprichter van Socires en sindsdien onvermoeibaar bestuurslid.
Hendrik Marinus Vroom, Rotterdam, 28 januari 1945 - Bilthoven, 16 januari 2014
1
Programma’s en activiteiten van Socires in 2013
FoodFirst
Het verstevigen en verdiepen van het politiek-bestuurlijke en maatschappelijke draagvlak voor de
brede Nederlandse inzet op het beleidsterrein Voedselzekerheid, door de discussie daarover actueel
en op spanning te houden. Dat is de missie van FoodFirst.
De FoodFirst Coalitie is een breed partnernetwerk waarmee in wisselende verbanden activiteiten
worden voorbereid en uitgevoerd. Vaste partners in het traject zijn de Ministeries van Buitenlandse
Zaken en van Economische Zaken, de Rabobank en de Rabobank Foundation, NCDO en Cordaid.
FoodFirst heeft met drie jaarcycli Vijverbergsessies (in 2010, 2011 en 2013) en de FoodFirst-Floriade
cyclus van zeven conferenties in 2012 een platformfunctie gevestigd. FoodFirst wil zich met haar
seminars en conferenties onderscheiden door de goede voorbereiding, topsprekers en een
gekwalificeerd debat, inhoudelijke verdieping en beleidsmatige relevantie, met focus op Nederlands
en Europees beleid.
Met een frequentie van één per maand worden Vijverbergsessies gehouden in de Rabobank op de
Korte Vijverberg nr. 2 in Den Haag, in de namiddag van 16.30 – 19.30 uur. Het zijn besloten expert
seminars met 25-30 geselecteerde en op naam uitgenodigde deelnemers uit de vijfhoek (politiek /
bestuur / overheid / bedrijfsleven / civil society). Ze volgen een vast stramien: korte inleidingen door
topsprekers gevolgd door een breed beleidsgeoriënteerd debat.
Het thema Voedsel en Landbouw blijkt een breed en deskundig publiek te mobiliseren en nieuw
engagement met het buitenlandbeleid te genereren. Samenwerking in de vijfhoek – overheid,
politiek, bedrijfsleven, academie en maatschappelijke organisaties – wordt hier een realiteit.
Het succes wordt verklaard door de kwaliteit van inleiders (maar ook de deelnemers zijn
meningsvormende figuren) maar zeker ook door de intensieve persoonlijke contacten met staf en
beleidspersonen van de financierende instellingen, alsook met inleiders en deelnemers. Ook het
uitgebreide netwerk van Socires in kringen van wetenschappers en beleidsmakers is hier een
belangrijke succesfactor.
Van het FoodFirst programma is een apart en zeer uitgebreid Jaarverslag beschikbaar (75pp).
Gehandicaptenzorg in Oekraïne
Het programma Gehandicaptenzorg in Oekraïne wordt door Socires uitgevoerd in samenwerking met
SOFT Tulip, een netwerk-stichting van een tiental grote zorgverlenende instellingen in Nederland. De
eigen aanpak die in de loop der jaren is ontwikkeld en zeer succesvol is gebleken, is gestoeld op drie
pijlers:
– partnerschap met de beste deskundigheid op het gebied van zorg voor jeugdige gehandicapten, in
de vorm van een samenwerking met specialistische instellingen;
– het zoveel mogelijk de-institutionaliseren van de zorg en daarbij ook intra – en extra-muraal een
versterkte verantwoordelijkheid van ouders en gezinnen;
– niet alleen advocacy en de lobby activiteiten ter verandering van wetgeving en subsidiebeleid maar
legitimatie daarvoor op basis van concrete inzet en resultaten.
Het programma in Oekraïne wordt nu uitgebreid naar belendende sectoren als ouderen- en
psychiatrische zorg.
Van dit programma is een apart en zeer uitgebreid Jaarverslag beschikbaar (30pp).
Deels gekoppeld aan dit programma is een ander programma, gericht op de bevordering van
bijzonder onderwijs in Oekraïne. Dit begon als een programma voor Oost Europa, maar dat bleek
2
niet effectief en haalbaar. Het beleid is er verder op gericht om ook andere activiteiten in m.n. de
Balkan van de grond en gefinancierd te krijgen. In 2013 zijn enkele activiteiten ontplooid in o.a.
Servië (voor SKAN) en in de westelijke Balkan (o.a. een missie naar Nederland van
vakbondskaderleden en civil society vertegenwoordigers, voor EZA) en die waren succesvol. Er zijn nu
beloftevolle aanknopingspunten.
ELE – Encuentro Latino Europeo
Een betekenisvolle activiteit over de laatste jaren is de jaarlijkse Latijns-Amerika conferentie
waarmee we een zekere traditie hebben gevestigd. De activiteit wordt al jaren grotendeels
gefinancierd door twee instellingen, overigens zonder dat daar een institutioneel commitment voor
een vervolg aan gekoppeld is. De zesde editie, gehouden op 10 oktober 2013, was een groot succes.
De Stichting CSC en de organisatie van de jubileumconferentie van het Christelijk Sociaal
Congres in 2016
In 2016 is het 125 jaar geleden dat het eerste Christelijk Sociaal Congres werd gehouden. In de
daaropvolgende halve eeuw is dat van enorme betekenis is geweest voor de karakteristieke
Nederlandse vertaling van evenwicht tussen kapitaal en arbeid. Het CSC van 1891 is gevolgd door
een aantal andere, nu jaarlijkse conferenties. Die reeks moet met een grote publieksconferentie in
2016 een nieuwe markering krijgen. Niet alleen moet het gebouw van de naoorlogse
verzorgingsstaat zeer indringend aangepast worden, maar het is ook zaak om “de architectonische
kritiek op de samenleving", die in 1891 nog samenviel met de landsgrenzen nu ook uit te breiden
naar een agenda van humanisering van het globaliseringsproces. Is daarbij een sociale marktmodel
denkbaar dat competitief is, terwijl het toch rekening houdt met meervoudige belangen waarvoor
economie en onderneming staan? En daarbij komt als inslag de allesbeheersende vraag, hoe de
Schepping bewaard en zelfs gedeeltelijk hersteld kan worden. En dat alles tegen de achtergrond van
het kernbegrip ‘’transitie’’, in de economie, de politiek, de sociaal-culturele en demografische
verhoudingen en belasting en uitputting van die Schepping. Door de meer dan 60 organisaties van
christelijke huize (katholiek en protestant) die lid zijn van het CSC, is aan Socires de uitnodiging
gedaan om de lijnen voor dit congres uit te zetten en uit te werken. In de zogenaamde
Visiecommissie, die onder leiding staat van de voorzitter van Socires en waarvan de directeur
rapporteur is, zullen in de komende twee jaren de programma's voor deze ambitieuze opzet moeten
worden opgesteld.
Voor het CSC zelf is het jubileumcongres ook een beslissende testcase: heeft de
geïnstitutionaliseerde christelijk-sociale beweging in het Nederland van de 21e eeuw nog een
toekomst? In driedubbel opzicht: in de sfeer van maatschappelijke dienstverlening als onderwijs en
zorg, in dat van de belangenbehartiging en in dat van een betekenisvolle inbreng, naast die van
anderen, in het publieke debat.
De Frans Seda Foundation, lecture en seminar in februari 2014
Op initiatief van een aantal Tilburgse alumni is ter nagedachtenis van Frans Seda een stichting
opgericht met als eerste activiteiten een uitwisselingsprogramma tussen een twintigtal Young High
Potentials uit Nederland en Indonesië en een publieke presentatie over werk en ook hedendaagse
betekenis van deze Indonesische staatsman. De directeur van Socires heeft het
uitwisselingsprogramma ontwikkeld en uitgevoerd: een dialoog van 10 Nederlandse en 10
Indonesische jonge academici op basis van speciaal voor deze ontmoeting geschreven studies over
hedendaagse ontwikkelingen en een op waarden gebaseerde benadering daarvan. De eerste Frans
Seda Lecture, gehouden aan de Tilburg University, werd gehouden door de voorzitter van het
bestuur van Socires en poogde een getuigenis te zijn van de band tussen de stichters van de Tilburgse
Universiteit en via Seda de relevantie van hun ideeën voor de hedendaagse maatschappij.
3
De ESW Initiatiefgroep, de organisatie van Europese Sociale Week 2014 in Oostende en ESW 2016
in Nederland
Eind januari werd in Oostende de vijfde Europese Sociale week gehouden, een twee à drie jaarlijks
treffen van Christelijk Maatschappelijke Organisaties. Socires is constituerend lid van de
Initiatiefgroep Europese Sociale Week, die sinds 1997 vijf edities van de Europese Sociale Week heeft
georganiseerd. Op de driedaagse conferentie traden mede dankzij een directe inzet van Socires op
o.a. Herman Van Rompuy, kardinaal Turkson en prof. Paul Zulehner. De voorzitter van Socires mocht
het door hem voor deze conferentie speciaal geschreven en uitgegeven essay “Capitalism and
Inequality” presenteren.
Op grond van het verloop van deze, in de laatste jaren meest succesvolle Europese Sociale Week, is
aan Socires gevraagd om in 2016 de opzet van de volgende ESW op zich te nemen, en wel in
Nederland. Dat biedt de mogelijkheid om een duidelijke link te leggen tussen het jubileumcongres
van het CSC 125 jaar na het eerste congres. Ook kan de ESW, zoals in Oostende is gebleken, een
uniek forum zijn voor de relevantie van de christelijk sociale inspiratie in de 21e eeuw. Socires wil de
komende periode van 24 maanden benutten om aan de Europese Christelijk-sociale beweging een
sterke impuls van verandering en vernieuwing te geven. Het eerste resultaat daarvan zal tot
uitdrukking komen in de samenstelling van het deelnemersveld op ESW6. Dat deelnemersveld zal
dan meer gekwalificeerd zijn en evenwichtiger samengesteld naar leeftijd, m/v, naar werkkring en
geografische herkomst; het gaat om mensen die een inhoudelijke en stimulerende bijdrage kunnen
leveren aan de conferentie en aan de Europese christelijk-sociale beweging. Het belang hiervan is
vanzelfsprekend veel groter dan alleen het welslagen van de ESW6 conferentie. Het is eerder
omgekeerd: de conferentie wordt zo een stap en mijlpaal in de vernieuwing van de Europese
Christelijk-sociale beweging.
Dat vereist een intensieve en voortgezette aandacht. Het gaat o.m. om het verzamelen van
informatie over personen, organisaties en initiatieven; het signaleren en selecteren van de geschikte
personen per land en per domein; het leggen en onderhouden van contacten en het met elkaar in
contact brengen van personen; het aanleggen van een nieuwe database; het ondersteunen van de
totstandkoming van landengroepen; en het in gesprek brengen van thema’s voor ESW6.
EZA Balkan programma, begeleiding missie in 2013, opzet programma 2014
Ministerie van Buitenlandse Zaken, begeleidingsgroep IOB Latijns-Amerika evaluatie
Religie in het Europese Publieke Domein
Masteropleiding BMO en het Kenniscentrum KMO, met de VU; vijfde jaar
4
Nieuwe programma’s in 2013-1
Programma Binding 2 – de vitalisering van de lokale samenleving
In 2011 en 2102 heeft Socires samen met de WRR, de Nationale Goede Doelen Loterijen en de
Stichting DOEN het programma Sociale cohesie in Nederland uitgevoerd. Dat begon met een grote
internationale conferentie op 29 juni 2011 in de Grafelijke Zalen aan het Binnenhof, met deelname
van Prinses Laurentien, waarna een serie van acht workshops is gehouden op diverse locaties in het
land.
Jos van der Lans (2011) heeft hiervan een verslag geschreven: Loslaten, vertrouwen, verbinden.
http://www.doen.nl/web/projecten-die-we-DOEN/Cultuur-Cohesie/Binding.htm .
Eén van de uitkomsten was dat Nederland bruist van de sociale energie. Iets dergelijks signaleert ook
Gabriel van den Brink – één van workshopleiders - op basis van een breed driejarig onderzoek, in De
Lage Landen en het Hogere. Engagement, overtuiging, spirituele motieven en morele beginselen
spelen voor de meeste mensen nog altijd een voorname rol. Zij streven onverminderd hoge idealen
na.
Maar tegenover deze leefwereld van betrokken burgers, die initiatieven nemen en samen aan de slag
gaan, kleinschalig, horizontaal, met creativiteit en engagement, staat de systeemwereld van de
overheid en de bureaucratisch regelsystemen, hiërarchisch georganiseerd. Die systeemwereld is niet
in staat om mee te bewegen met de burgers, en dat levert onbegrip en wantrouwen op, of zelfs
cynisme en vijandigheid. De systeemlogica van sturing, controle en beheersing is weggedreven van –
en staat haaks op – de leefwereld van mensen. Die lopen tegen een rubberen muur, die al die
energie weg doet lekken.
Wat te doen? Loslaten, vertrouwen en verbinden – zeggen de mensen op de workshops, en zegt Jos
van der Lans hen na. De systemen moeten veranderen, de zaak moet kantelen. Ja, dat horen we
meer. Iedereen heeft het onderhand over transitie, over kantelingen in de organisatiewijze van de
samenleving – in de zorg, gehandicaptenzorg, jeugdzorg, ouderenzorg, onderwijs, kinderopvang,
huisvesting, het onderhoud van de publieke ruimte, de energievoorziening, de voedselproductie, de
bouw, de ondernemingen. Van grote, hiërarchisch geordende, bureaucratische georganiseerde en
regelgestuurde systemen naar de menselijke maat, lokaal, horizontaal, netwerk-georganiseerd.
Maar hier houdt het dan op. Er is veel onvrede, veel activisme ook; maar er is geen goed
onderliggend en richtinggevend verhaal.
In het programma Binding II - de vitalisering van de lokale samenleving ligt de focus op de vitaliteit
van de lokale samenleving (wijk, buurt, dorp), gezet in de nieuwe beleidscontext die ontstaat als
gevolg van de decentralisatie van het gehele sociale domein naar de gemeentelijke overheid.
Socires biedt beleidsmakers van overheden en overheidsinstellingen, maatschappelijke organisaties,
bedrijven, kennisinstellingen en fondsen een besloten platform voor een serie beleidsoriënterende
gesprekken. Daartoe presenteert ze een visie op de thematiek als werkhypothese.
De urgentie van dit vervolgprogramma is gelegen in de enorme veranderingen die op handen zijn in
de maatschappelijke en bestuurlijke context. Door de drievoudige decentralisatieoperatie (de
begeleiding, ondersteuning en – een deel van de - verzorging vanuit de AWBZ naar de WMO1
; de uitvoering van de Participatiewet; en de gehele jeugdzorg) komt de zeggenschap over praktisch
het hele sociale domein te liggen bij de gemeente. Allerwegen wordt nu intensief nagedacht en
overleg gevoerd over de komende ontwikkelingen; in de gemeenten, de VNG, op rijksniveau, in de
verschillende betrokken sectorale gremia (zorg, welzijn, werk en inkomen, veiligheid, huisvesting
enz.), in maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. De focus ligt daarbij vooral op de
5
organisatorische vormgeving en op de posities en belangen van de verschillende partijen. Grote
vraag is of gemeenten in staat zullen zijn om deze brede verantwoordelijkheid waar te maken en of
er geen gaten zullen vallen, temeer omdat de decentralisatie gepaard gaat met een forse
bezuinigingsslag.
Anderzijds biedt de nieuwe situatie kansen voor een fundamentele wijziging in de verhouding tussen
(gemeentelijke) overheid en de lokale samenleving, kansen voor maatschappelijke organisaties en
voor nieuwe maatschappelijke initiatieven; voor nieuwe vormen van sociale cohesie en binding. Dat
veronderstelt wel beweging bij alle partijen, ten einde die kansen te exploreren en te benutten. En
ook, om de transitie naar een nieuwe verdeling van taken en verantwoordelijkheden te kunnen
maken zonder dat onderweg mensen tussen de wal en het schip raken. Beweging is noodzakelijk,
maar ook overleg en afstemming; afgestemde beweging tussen de gemeentelijke overheid,
professionals, maatschappelijke organisaties, buurtgroepen en initiatiefnemers, bedrijven en
kennisinstellingen.
Doelstelling
In gesprekken met deskundigen uit overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven,
kennisinstellingen en fondsen willen we onderzoeken hoe de decentralisatie van het sociale domein
naar het gemeentelijke niveau kan worden doorgetrokken naar een geleidelijke omkering in de rolen taakverdeling tussen overheid, enerzijds, en mensen en hun verbanden in de lokale samenleving,
anderzijds.
Mede aan de hand van concrete experimenten en projecten zal voor een twaalftal deelterreinen
onderzocht worden hoe een andere aanpak kan werken en hoe het beoogde proces van twee kanten
– overheid en burgers/maatschappelijke actoren – bevorderd kan worden.
Onderliggend is het streven dat de participanten zich engageren en toerusten als medeverantwoordelijken voor de vitaliteit van de lokale samenleving.
Werkhypothese
In de afgelopen 60 jaar is de overheid met haar regelingen en instellingen steeds massiever present
geworden in het dagelijkse samenleven - sturend, regulerend, controlerend, dienstverlenend en
probleemoplossend, interveniërend en preveniërend.
Parallel daaraan zijn de ruimte, de noodzaak, de bevoegdheden, de capaciteiten en de bereidheid
van mensen en hun eigen verbanden om zelf en samen verantwoordelijkheid te nemen en te
dragen - voor zichzelf, voor anderen en voor publieke zaken - stelselmatig verminderd.
Deze twee ontwikkelingen vormen een spiraalbeweging waarin de overheid steeds meer moest,
mocht, wilde en kon; en waarin de mensen steeds minder hoefden, mochten, wilden en konden.
> Het gaat er nu om deze beweging te stoppen en om te buigen in een positieve spiraal.
De decentralisatie van het sociale domein naar de gemeente brengt de haalbaarheid van deze
opdracht zeker dichterbij. Het is immers op lokaal niveau dat de spiraal van meer vrijheid, meer
bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen, meer capaciteiten en meer bevoegdheden en
middelen (zeggenschap) van mensen en hun verbanden de meeste kansen heeft.
Maar er is weinig of niets gewonnen als de gemeentelijke overheid gewoon doorgaat met sturen,
reguleren, diensten verlenen en problemen oplossen. En ook de andere actoren –
maatschappelijke organisaties, bedrijven, professionals, buurtgemeenschappen, burgers – zullen
moeten bewegen.
Aan de orde is een radicale wijziging in beleidstelling van de overheid en in de rol- en taakverdeling
tussen overheid en mensen en hun verbanden in de samenleving.
6
Nieuwe programma’s in 2013- 2
Verbinding en versterking van initiatieven op het maatschappelijk middenveld, met name
in de sectoren zorg en onderwijs
Dit programma wordt door Socires uitgevoerd in samenwerking met drie partners, te weten het
Kenniscentrum Maatschappelijke Organisaties van de VU, de Besturenraad van het Christelijk
Onderwijs (nu: Verus) en Relief, vereniging van christelijke zorginstellingen. Om te voorzien in een
strakke en scherp geprogrammeerde begeleiding en uitvoering is het kennisinstituut van prof.
Hoogland, ook in zijn persoon, bereid om de uitvoerende verantwoordelijkheid voor dit programma
op zich te nemen.
Grondgedachte is dat christelijk-maatschappelijke organisaties in zorg en onderwijs meer en beter
werk zouden moeten maken van het feit dat ze maatschappelijke organisaties zijn, en christelijk;
omdat dat ten goede zal komen van de kwaliteit van hun werk:
a. in de concrete beroepspraktijk, dus de wijze waarop zorg/onderwijs gegeven wordt, de relatie van
de zorgverlener met de zorgbehoevende of van de docent met de leerling
b. in de interne organisatie van de instelling, de relatie directie - professionals, de eigen
verantwoordelijkheid van de bestuurder en toezichthouder, de ruimte voor en de toerusting van de
professionals
c. in de externe verbindingen van de instelling met ouders, donateurs, leden; met de buurt, de
omgeving en de lokale samenleving.
Daartoe worden goede praktijken in zorg- en onderwijsinstellingen geïnventariseerd, beschreven en
geanalyseerd (o.a. door middel van masterscripties). Op basis daarvan worden seminars
georganiseerd waarin practitioners gekoppeld worden aan wetenschappers en beleidsmakers; de
uitkomsten worden verspreid door middel van teksten en publicaties; en conferenties dragen bij aan
de totstandkoming van de gewenste beleidseffecten.
De wil om in een gezamenlijk programmering en in een afgestemde vernieuwingsagenda van een
aantal katholieke en protestants-christelijke organisaties hun inspiratie te vertalen in eigentijdse
betekenis van deze sectoren van maatschappelijke dienstverlening kan van buitengewoon grote
betekenis zijn, zowel voor de Nederlandse samenleving als voor de continuïteit van deze
dienstverlening. Zo groeit de vraag naar bezinning rond de relatie Ethiek – Gezondheidszorg
exponentieel en worden scholen steeds meer het middelpunt van maatschappelijke vernieuwing bij
het wegvallen van andere structuur. De samenhangende presentatie van een aantal vernieuwende
initiatieven krijgt bovendien een nieuw en bijzonder perspectief in het licht van het jubileum congres
van het CSC in 2016.
De crisis waarin het katholiek onderwijs zich bevindt heeft het vooralsnog niet gemakkelijk gemaakt
om een parallel proces daar te stimuleren zoals in de zorg het geval is. De contacten met het Bureau
voor het katholiek onderwijs zijn echter zodanig, dat na de fundamentele heroriëntering die in het
midden van 2014 voorzien is er wellicht in dat najaar nieuwe mogelijkheden ontstaan.
7
Nieuwe programma’s – 3
Ethiek en Financiën
"Alleen als er een herstel komt van individuele en institutionele ethiek, kan de financiële sector weer
het vertrouwen van de samenleving krijgen", aldus Lord Byron Griffiths op de een van de sessies in
2013 van de Commissie Justitia et Pax, UNIAPAC en Konrad Adenauer Stiftung, waar Socires ook een
rol bij speelde.
Vanuit twee kanten is Socires de afgelopen tijd benaderd om een rol te spelen in de noodzakelijke
discussie over Ethiek en Financiën, eventueel Geld en God. Aan de ene kant is er de genoemde combi
van de Pauselijke Commissie Justitia et Pax, de Konrad Adenauer Stiftung, UNIAPAC en enkele
grotere financiële instellingen die op vele plaatsen binnen Europa en daarbuiten een nieuwe en
fundamentele benadering stimuleert over de relatie Ethiek en Financiën op individueel en
institutioneel niveau. Bij de meesten overheerst daarbij de grote zorg over het gebrek aan moraliteit
in de financiële sector, en bij andere speelt ook mee de vrees dat de misstanden van de afgelopen
periode zullen leiden tot een zodanige overregulering, dat ondernemen in deze sector vrijwel
onmogelijk wordt. Daarnaast is er in ons eigen land op initiatief van Frits Goldschmeding een
discussie ontstaan over dezelfde thematiek en organiseert hij op zijn klipper "de Nacht van Geld en
God". Naast de initiator zijn bij dit initiatief ethici, theologen, economen en bankiers betrokken.
Op het Europese niveau heeft Socires zich een bepaalde status verworven als intermediair tussen het
publieke debat en het denken in de kringen van de eerste combi. Bij verschillende gelegenheden is
de voorzitter gevraagd om die discussies te leiden en soms zelf voor inleidingen te zorgen. Aan
Nederlandse kant is de stichting gevraagd door de Nederlandse Vereniging van Banken om een zelfde
rol te vervullen, maar tevens heeft een aantal andere participanten vanuit Nederland in de Europese
discussies gevraagd of er niet een licht institutionele aansluiting voor Nederland bij die discussies
verzorgd kan worden. Daarbij speelt het besluit van VNO-NCW om juist nu de banden met UNIAPAC
te verbreken ook een rol.
Socires van haar kant is zelf door de vernieuwingen van UNIAPAC en de daaromheen gebouwde
combi aangenaam verrast. Decennialang werd immers het debat over de inrichting van een
samenleving op basis van evangelische waarden vooral getrokken door de christelijke vakbeweging,
maar in de laatste vier à vijf jaren is mede onder invloed van Latijns-Amerikaanse werkgeverskringen,
die rol gedeeld zo al niet overgenomen, in die mate zelfs dat zowel de Heilige Stoel als de Europese
Bisschoppenconferentie de nieuwe discussies zoals die door de Commissie Justitia et Pax worden
aangezwengeld over een globale financiële ordeningen en individuele ethiek bij voorkeur vorm zijn
gaan geven in samenwerking met UNIAPAC. De keuze van Paus Franciscus heeft aan dit proces een
bijzondere actualiteit gegeven.
Heeft de financiële crisis van zes jaar geleden de noodzaak van een ingrijpende personele en
institutionele verandering in de financiële instellingen duidelijk gemaakt, daar komt bij een
verrassend sterk engagement met deze problematiek van ook kerkelijke zijde. Figuren als Kardinaal
Nichols van Westminster, kardinaal Turkson van Justitia et Pax en met name de huidige Paus
onderstrepen keer op keer die drieslag van individuele bezinning, institutionele ommekeer en de
noodzaak van nieuwe mondiale structuren. Al Paus emeritus Benedictus de 16e onderstreepte de
noodzaak van vormen van mondiale autoriteit ter zake in zijn encycliek Caritas in Veritate; Kardinaal,
toen nog aartsbisschop, Nichols bleek een verrassende "calling power" te hebben in zijn sessies over
Ethiek en Markt, waar ook Paul Polman van Unilever een belangrijke rol bij speelde; Kardinaal Marx
werkte de thematiek uit in talloze voordrachten en in zijn boek Das Kapital maar het scherpst in zijn
analyse en in een in vele kringen bediscussieerde exhortatie "de Vreugde van het Evangelie" leeft de
8
thematiek nog verder. In al deze aansporingen niet alleen aan katholieke, maar aan alle mensen van
goede wil, klinkt dezelfde boodschap door van onhoudbaarheid van de huidige situatie en toch een
perspectief creëren in die drieslag. Socires wil dat Kairos moment niet verliezen. Het is zeker
vergelijkbaar met de impact van het Conciliair proces een kwart eeuw geleden, met de doorbraak
van de koppeling van de christelijk sociale inspiratie aan globaliseringsvraagstukken. De eerste
minister-president van de vrije DDR, de Maizière, heeft dat Conciliair proces beschouwd als ook
baanbrekend voor de protestbeweging en in de DDR, omdat het net als nu bij de financiële crisis, de
menselijke waardigheid centraal stelde.
Toen Socires ook vanuit Nederland benaderd werd om een bredere dialoog hier op te zetten alsmede
de aankoppeling aan dit ingrijpende vernieuwingsproces van UNIAPAC te verzorgen hebben wij
besloten dit te doen in samenwerking met "de Nacht van Geld en God". Dit ook indachtig het caveat
dat wat wij doen meerwaarde moet hebben en niet moet overlappen, zo we dat al zouden kunnen.
Van de zijde van organisatoren van de Nacht (prof. H. Commandeur, prof. P.van Geest, prof. E.
Borgman) is hierop enthousiast gereageerd en is verzocht formules te ontwerpen waardoor vier à vijf
keer per jaar een breder Nederlands gesprek georganiseerd zou kunnen worden. De Konrad
Adenauer Stiftung heeft toegezegd hieraan alle medewerking te zullen verlenen. Aansluiting kan
worden gevonden ook bij het VKMO en de plannen voor toerusting van katholieke ondernemers over
vragen van Ethiek en Markt.
9
Socires – Ruimte geven en betrokkenheid organiseren
Visie, methode, project
Inleiding
Overal zijn mensen actief om de wereld, of de buurt, beter, mooier of socialer te maken. Ze nemen
verantwoordelijkheid, zetten hun talenten in, gaan samen met anderen aan de slag. Met passie en
gedrevenheid, creatief en zelfbewust, loyaal aan de groep en vol sociaal vertrouwen.
In bedrijven, overheidsinstellingen en maatschappelijke organisaties kom je dit commitment en
enthousiasme veel minder tegen. Daar overheerst een bureaucratisch-bedrijfsmatige logica van
planning, beheersing en sturing. Mensen worden er als human resources ingezet en met incentives
gestuurd om gestelde targets zo efficiënt mogelijk te realiseren, en daarop worden ze afgerekend.
Ze schikken zich en vertonen het gedrag dat het systeem van hen vraagt: calculerend, eigenbelangdienend, no pay no play. Of ze zoeken de randen ervan op, gaming the system. Maar van passie,
gedrevenheid, creativiteit en loyaliteit, van intrinsieke motivatie geen spoor. Hun talenten blijven
onaangesproken, worden niet ingezet en ontwikkeld.
Socires wil deze twee werelden bij elkaar brengen. De wereld van mensen, die zich engageren en vol
gedrevenheid samenwerken met anderen om betekenisvolle doelen te realiseren, in communityachtige verbanden. En de wereld van formele, functionele organisaties waarin mensen worden
gestuurd en afgerekend op resultaten en rendement. Daarbij richt Socires zich op vragen als: hoe
maak je van ondernemingen, overheidsinstellingen en maatschappelijke organisaties vitale
functionele communities? Hoe kun je zó besturen of organiseren dat mensen en hun verbanden
bloeien, organisaties duurzaam presteren, de samenleving vitaal en veerkrachtig wordt?
De Socires-aanpak biedt inzicht in wat mensen doet bloeien, in wat een organisatie succesvol maakt
en een samenleving vitaal en duurzaam; en ook, in wat de voorwaarden zijn voor vóórtgaande bloei,
succes en vitalisering. Zo gesteld gaat het om het bevorderen van duurzaam probleemoplossend
vermogen, in de wetenschap dat dit duurzame vermogen belichaamd is in bloeiende mensen en hun
vitale verbanden. In de wetenschap ook, dat de kortste weg naar resultaat vaak juist ten koste gaat
van human flourishing en van de vitaliteit van organisatie, bedrijf of instelling.
Kernbegrip in de Socires-aanpak is humanisering. Mensen hebben elkaar nodig om zich te
ontplooien; om steeds meer mens te worden, om elkaar en zichzelf te humaniseren. In
ontmoetingen, relaties en verbanden ervaart de mens erkenning en waardering als persoon en als lid
van een groep, wordt hij uitgedaagd, op de proef gesteld en ter verantwoording geroepen, scherpt
hij zijn creativiteit en oordeelsvermogen. In relaties en verbanden kunnen mensen elkaar helpen en
bijstaan, en elkaar uitdagen en aanspreken op hun inzet voor elkaar, voor de ander en voor het
wijdere verband waarvan ze deel uitmaken. Zo worden de morele houdingen geleerd en geoefend,
zoals empathie, zorgzaamheid, loyaliteit, commitment en wilskracht, die het ik vormen en reguleren,
en die tegelijkertijd het samenleven mogelijk maken.
In het publieke domein is de aanleiding om betrekkingen met anderen aan te knopen functioneel van
aard. Voor het humaniseringsproces zijn die functionele betrekkingen tussen mensen van essentieel
belang: ze zijn immers zowel motief (de reden om samen aan de slag te gaan) als voertuig voor het
proces van hun menswording in gemeenschap. Daarom moeten hen die motieven niet uit handen
worden genomen. Wat mensen met elkaar kunnen regelen, wat hen motieven verschaft om elkaar te
ontmoeten en wat aan hun samenwerking zin en betekenis verschaft, daar moeten anderen van af
10
blijven. De bestuurder moet de ontwikkeling van de bestuurden niet in de weg staan door hen taken
te ontnemen die materie en motief vormen om samen aan de slag te gaan – en daarmee dus van het
vehikel voor humaniseringsprocessen. Want fundamenteel is het inzicht dat mensen deugden en
disposities als commitment, passie, loyaliteit, onbaatzuchtigheid en vertrouwen alleen ontwikkelen in
vrijheid, on the road en als “bijproduct” van functionele interactie.
Socires is er voor iedereen die anders – humaniserend – wil organiseren. Of het nu gaat om een
school, over het Nederlandse onderwijssysteem, een voetbalclub, een overheidsinstelling,
(christelijk-) maatschappelijke organisaties in Europa of het zorgsysteem in Oekraïne. Die staan we bij
met raad en daad. Dat doen we door het uitvoeren van toegepast onderzoek, het opzetten en
uitvoeren van projecten, en het verzorgen van training en onderwijs. Daarbij werken wij samen met
de Vrije Universiteit, met Tilburg University en vele andere gerenommeerde partners.
Opnieuw beginnen
Onze samenleving staat voor een fundamentele uitdaging. Gangbare patronen en modellen van
organiseren, ingericht op maximale doelmatigheid en effectiviteit, blijken uitgewerkt of werken
contraproductief. Bedrijven, overheidsinstellingen en maatschappelijke organisaties presteren
ondermaats. Mensen kunnen er hun talenten onvoldoende ontplooien. Inkomensverschillen nemen
toe en ook voor de middeninkomens neemt de bestaanszekerheid af. De financiële crisis woekert al
vijf jaar door. De samenleving verliest innovatiekracht en vitaliteit. Vervreemding en onbehagen
steken de kop op.
Systemen van markt en staat, de logica van geld/winst en van macht/sturing/controle, zijn steeds
meer het handelen en samenleven gaan bepalen. De samenleving is zowel verstatelijkt en
gepolitiseerd, als ook vercommercialiseerd. De gecombineerde bureaucratisch-bedrijfsmatige
systeemlogica domineert organiseren en handelen in vrijwel het gehele publieke leven.
En tegelijkertijd zijn markt- en staatssystemen losgeslagen. Marktlogica ontaardt in hebzucht en
corruptie; politieke logica in media-gedreven scoringsdrift en gulzigheid; en bureaucratische logica in
regeldrift en controlekramp.
Het is belangrijk om het systemische karakter van deze processen te onderkennen. Het gaat om
patronen van relaties waarin mensen elkaar vastzetten in organisatie-, rol- of functiebepaald gedrag,
waarna het systeem dit gedrag bevordert en legitimeert, inclusief eigenbelang-dienend, calculerend
en instrumentaliserend gedrag. Daarin zijn alle deelnemers betrokken: politici en kiezers,
bureaucraten en burgers, bestuurders en bestuurden, publieke dienstverleners en consumenten,
werkgevers en werknemers. Verlies van menselijke maat en van zin en betekenis, individualisering en
afbrokkelende sociale cohesie, elites die zich afkeren van de losers en de afvallers: het zijn
symptomen van systemisch en dehumaniserend organiseren.
Deugden (zoals geloof, hoop, liefde, wijsheid, rechtschapenheid, zelfbeheersing en wilskracht) en
waarden (zoals de waardigheid van iedere persoon, vrijheid en verantwoordelijkheid, solidariteit,
rechtvaardigheid) worden gelukkig nog steeds voorgeleefd en geoefend in veel gezins- en andere
community-achtige verbanden. Maar in de systeemwereld blijken deze creatieve, morele en sociale
disposities disfunctioneel te zijn. Ze leggen het af tegen mensbeelden en relatiepatronen van
eigenbelang, macht en geld.
Het kiezen van een moreel superieure positie om van daaruit bovenstaande situatie te analyseren en
daarbij te verwijzen naar een tekort aan waarden, of een gebrek aan deugden, helpt niet. Want een
pleidooi voor waardeneducatie of een appel voor een moreel reveil miskent het systemische karakter
van de problematiek.
11
Daarbij gaat het niet alleen om uitwassen als hebzucht, corruptie of obstructie, maar ook om het
reguliere functioneren. Neem bijvoorbeeld een overheid die het als taak ziet om problemen voor
burgers op te lossen. Ze constateert dat dat steeds minder lukt en dat de maatschappelijke
problemen juist groter worden. Ze zal een tijd lang haar inspanningen intensiveren. Totdat ze tot het
inzicht komt dat zij hiermee de problemen niet alleen niet zal oplossen, maar dat zij de
maatschappelijke problemen zelf veroorzaakt. Want haar probleemoplossende interventies
ondermijnen het probleemoplossend vermogen van mensen en hun verbanden en gemeenschappen.
Het voorheen aanwezige probleemoplossende vermogen wordt obsoleet en verdwijnt; en er wordt
geen nieuw vermogen meer aangemaakt. De verbanden van burgers verschrompelen. Creatieve,
sociale en morele vermogens worden niet meer geactiveerd en ontwikkeld, verantwoordelijkheid
niet meer geoefend. Mensen en hun verbanden komen in een negatieve spiraal van minder kunnen,
minder moeten, minder mogen en minder willen. Het enige “creatieve” vermogen dat wordt
geprikkeld en ontwikkeld is dat van het calculerende individu dat de randen van de voorzieningen en
regelgeving opzoekt, en voor het overige achterover leunt, problemen laat ontstaan en de overheid
aanspreekt op haar verantwoordelijkheid om ze op te lossen.
Of neem de bestuurder, ondernemer of manager die geconditioneerd is op het snel en doelgericht
resultaten boeken, en die daartoe een strakke planning ontwikkelt met een zo efficiënt mogelijke
inzet van mensen en middelen. Hij plant en rekent, stuurt en controleert; totdat hij tot het inzicht
komt dat hij bezig is doelrealiserende capaciteit van zijn organisatie – belichaamd in de creatieve,
morele en sociale vermogens van zijn medewerkers, zoals passie, beroepstrots, commitment,
loyaliteit, empathie en vertrouwen – systematisch uit te hollen. Het zijn juist deze immateriële zaken
die beslissend blijken te zijn voor gezondheid, adaptief en innovatief vermogen en duurzaam succes
van zijn organisatie. Maar met zijn methode van sturen en controleren, belonen en straffen kan hij
deze zaken niet alleen niet produceren – het is juist deze aanpak zelf die beroepstrots, commitment
en vertrouwen bij zijn medewerkers doet verdwijnen, in een negatieve spiraal van minder mogen minder kunnen - minder willen.
Om tot verandering te komen is het dus van belang om de systemische aard van deze
interactiepatronen en spiraalsgewijs verlopende en zichzelf versterkende processen – van het niveau
van nationale samenleving via de instellingen, bedrijven en organisaties tot op het professionele
interpersoonlijke niveau – te onderkennen en te doordenken.
Dan gaan deze overheid, bestuurder, ondernemer, manager en professional beseffen dat het roer
om moet. Met hun beleidsrepertoire worden immers korte termijn successen steeds futieler en
averechtse effecten op de gezondheid van organisatie en samenleving steeds overheersender. Ze
gaan beseffen dat een vitale organisatie en samenleving gemaakt worden door mensen, die daartoe
hun talenten ontplooien en inzetten. Met de gangbare aanpak (planning, sturing en controle) en
middelen (geld, sancties) kunnen ze dat niet alleen niet bewerkstelligen, maar maken ze stuk wat er
is aan creatief, sociaal en moreel vermogen, en verhinderen ze dat nieuw vermogen ontwikkeld
wordt.
Dit besef is het aanknopingspunt voor een nieuw begin. De negatieve spiraal tussen minder mogenminder kunnen-minder willen moet worden omgebogen in een positieve spiraal: meer
bevoegdheden – meer bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen – meer capaciteiten om
verantwoordelijkheden waar te maken – meer bevoegdheden, enzovoorts.
12
Het alternatief volgens Socires: humaniserend besturen en organiseren
Het besef dat het anders moet is zichtbaar groeiende, maar behoeft duiding en richting.
Dat begint met de vraag te stellen: hoe dan wel te besturen of te organiseren zodat mensen en hun
verbanden bloeien, organisaties duurzaam presteren, de samenleving vitaal en veerkrachtig wordt?
Preciezer geformuleerd:
 hoe te besturen of te organiseren zodat mensen in en door het probleemoplossings- of
doelrealiseringsproces zelf hun creatieve, sociale en morele talenten ontplooien, in vrijheid
en verantwoordelijkheid?
Startpunt is het inzicht dat mensen deugden en disposities als commitment, passie, loyaliteit,
onbaatzuchtigheid en vertrouwen alleen ontwikkelen in vrijheid, on the road en als “bijproduct” van
functionele interactie. Anders gezegd: voor de creatieve, sociale en morele ontplooiing van mensen
en hun verbanden vormt het traject van stellen en realiseren van doelen het middel, motief en
vehikel. Dat betekent dat een doel niet iets is wat door doelgerichte actie van de bestuurder of
manager gerealiseerd moet worden; en dat een probleem niet iets is wat door diens interventie
opgelost moet worden. Want: het te realiseren doel of het op te lossen probleem moet gezien en
gebruikt worden als motief om mensen aan te spreken en te engageren. En het
doelrealiseringstraject moet gezien en ingericht worden als vehikel voor het proces van creatieve,
sociale en morele ontplooiing van die mensen en hun verbanden. Voor het besturen en organiseren
betekent dit dat de doel-middel logica tussen mens en taak wordt omgedraaid. Mensen zijn geen
middelen om gestelde doelen te realiseren; maar het stellen en nastreven van doelen levert motief
én voertuig voor de ontwikkeling van mensen. Dat moet volgens Socires de inzet zijn van besturen,
organiseren en handelen.
Thuiszorg, bijvoorbeeld, is dan niet langer een proces waarin een professional geprotocolleerde zorg
verleent aan een cliënt; maar het wordt een proces waarin zowel de zorgverlenende professional als
de hulpvragende als ook de mensen in diens omgeving hun creatieve, sociale en morele vermogens
ontwikkelen en versterken. Functionele interactie – tussen manager en staflid, arts en patiënt,
ambtenaar en burger – wordt een vehikel voor wederzijdse humanisering en gezamenlijke groei:
human flourishing, in vitale verbanden die zowel humaniserend als innoverend en concurrerend zijn.
Datzelfde geldt voor alles wat er in een samenleving zoal gedaan moet worden, op alle niveaus. Of
het nu gaat om de herinrichting van het platteland, het managen van een onderneming, de aanpak
van criminele jongeren, de energievoorziening, het inrichten van het strafrecht of van de
onderwijssector of het runnen van een buurtschool - alle functionele processen moeten zó ingericht
en georganiseerd worden dat ze tegelijkertijd motieven opleveren voor mensen om in vrijheid
verantwoordelijkheid te nemen zodat ze voertuigen worden voor de groei van mensen, het
versterken van hun eigen verbanden, het gezonder maken van de organisatie, het vitaliseren van de
samenleving. En dat levert per definitie ook betere resultaten op.
Socires en christelijk-sociaal denken
Het Socires alternatief is ontleend aan het christelijk-sociale gedachtengoed. Vertrekpunt daarvan is
een mensvisie: de mens niet louter als individu of als lid van een collectief, maar als persoon-ingemeenschap. De menselijke waardigheid is het begin- en eindpunt van dit denken. Die waardigheid
is de mens gegeven. Tegelijkertijd is die waardigheid voor de mens een opdracht, de opdracht
namelijk om de hem gegeven talenten te ontplooien en te ontwikkelen. Dat kan de mens niet alleen.
Pas in verbinding met anderen kan hij zich creatief, sociaal en moreel ontwikkelen, mens worden, en
zo zijn waardigheid verwerkelijken.
13
Mensen hebben elkaar nodig om hun talenten te ontplooien; om steeds meer mens te worden, om
elkaar en zichzelf te humaniseren. De opdracht aan de mens om zijn waardigheid te realiseren houdt
dus de opdracht in om relaties met anderen aan te gaan. In ontmoetingen, relaties en verbanden
ervaart de mens erkenning en waardering als persoon en als lid van een groep, wordt hij uitgedaagd,
op de proef gesteld en ter verantwoording geroepen, en scherpt hij zijn creativiteit en
oordeelsvermogen. In relaties en verbanden kunnen mensen elkaar helpen en bijstaan, en elkaar
uitdagen en aanspreken op hun inzet voor elkaar, voor de ander en voor het wijdere verband
waarvan ze deel uitmaken. Zo worden de morele houdingen geleerd en geoefend, zoals empathie,
zorgzaamheid, loyaliteit, commitment en wilskracht, die het ik vormen en reguleren, en die
tegelijkertijd het samenleven mogelijk maken.
In het publieke domein is de aanleiding om betrekkingen met anderen aan te knopen functioneel van
aard. De zorgverlener ontmoet de hulpvragende, de docent de leerling, de ambtenaar de burger, de
manager de professional; mensen zien zich gezamenlijk geconfronteerd met talloze uitdagingen.
Voor het humaniseringsproces zijn die functionele betrekkingen tussen mensen van essentieel
belang: ze zijn immers zowel motief (de reden om samen aan de slag te gaan) als voertuig voor het
proces van hun menswording in gemeenschap.
Daarom moeten hen die motieven niet uit handen worden genomen. Wat mensen met elkaar
kunnen regelen, wat hen motieven verschaft om elkaar te ontmoeten en wat aan hun samenwerking
zin en betekenis verschaft, daar moeten hogere verbanden van af blijven. Dit fundamentele inzicht is
de kern van het subsidiariteitsbeginsel. De bestuurder moet de ontwikkeling van de bestuurden niet
in de weg staan door hen taken te ontnemen die materie en motief vormen voor functionele
interactie – en daarmee dus het voertuig voor hun creatieve, morele en sociale ontplooiing.
Datzelfde geldt voor de manager in zijn relatie met de professionals; en ook weer voor de
professional in zijn relatie met de cliënt. Alles wat gedaan moet worden, de problemen die opgelost
moeten worden of de doelen die gerealiseerd moeten worden: alles kan motieven opleveren voor
mensen om zich te engageren, om verantwoordelijk te nemen, om de eigen creatieve, sociale en
morele vermogens aan te spreken en in en door het probleemoplossings- c.q. doelrealiseringsproces
verder te ontwikkelen. Daarmee wordt een taak, probleem of doel de aanzet voor een positieve
spiraalbeweging waarin mensen en hun verbanden groeien.
Christelijk-sociaal is niet: de ander beschermen, uit de wind zetten of pamperen. Het is de ander
helpen en aanzetten om zichzelf te ontplooien, om in vrijheid verantwoordelijkheid te nemen.
Natuurlijk geraken er mensen in situaties dat ze extra ondersteuning nodig hebben; daar hebben ze
recht op, krachtens het elementaire beginsel van solidariteit. Maar de opdracht om steun te verlenen
aan de hulpvragende levert het gevaar op dat de hulpvragende in bescherming wordt genomen en
hem zijn vrijheid om verantwoordelijk te zijn wordt ontnomen, en daarmee de mogelijkheid om zijn
persoonlijke waardigheid te realiseren, zelf en samen met anderen. Goedbedoelde hulp kan zo de
ontplooiing van mensen in de weg staan.
Het subsidiariteitsbeginsel is in feite de praktische consequentie en invulling van het fundamentele
inzicht dat mensen zich alleen in verbinding met anderen creatief, sociaal en moreel kunnen
ontwikkelen; zichzelf en elkaar kunnen humaniseren. Het resultaat is een omvattend politiekmaatschappelijk, bestuurlijk, organisatorisch en professioneel paradigma. De kern ervan is: de
bestuurder, de manager, de professional moet mensen geen motieven, materie en voertuigen
afnemen om samen met anderen aan de slag te gaan, om in vrijheid verantwoordelijkheid te nemen
en aldoend hun creatieve, sociale en morele talenten te ontplooien. Maar omgekeerd: alles wat er
gedaan moet worden, de taken die zijn te vervullen, de doelen die zijn te realiseren, de problemen
die om een oplossing vragen - het zijn evenzovele potentiele motieven voor mensen om in vrijheid
verantwoordelijkheid te nemen en evenzovele voertuigen voor de ontplooiing van hun creatieve,
sociale en morele talenten en de vitalisering van hun verbanden.
14
De methode Socires
Bloeiende mensen, vitale gemeenschappen, presterende bedrijven, organisaties en instellingen die
doen waarvoor ze bedoeld zijn, een veerkrachtige samenleving. Daar gaat het om.
Voor het besturen en organiseren betekent dit dat de doel-middel logica tussen mens en taak wordt
omgedraaid. Mensen zijn geen middelen om gestelde doelen te realiseren; maar het stellen en
nastreven van doelen levert motief én vehikel voor de ontwikkeling van mensen. En dat moet de
inzet zijn van besturen, organiseren en handelen.
Voor het besturen van een onderneming betekent dit dat de verantwoordelijkheid voor operationele
bedrijfsprocessen (de realisering van doelen) overgelaten wordt aan professionals op de werkvloer.
De manager is belast met de zorg voor een gezonde ontwikkeling van de onderneming, zowel qua
externe positionering als qua doelrealiserende capaciteit.
Werkgevers die de continuïteit van het bedrijf belangrijk vinden, beseffen dat zij betrokken, goed
opgeleide professionals nodig hebben, die trots zijn op hun werk en zich graag willen verbeteren.
Werknemers hebben de vrijheid en worden in staat gesteld om hun talenten te ontplooien, om zich
te scholen, om méér ruimte te krijgen en meer verantwoordelijkheid te dragen, in teams op
menselijke maat in trajecten naar zelf- en medesturing. Werknemers beseffen dat ze voor hun
inkomenszekerheid en persoonlijke ontwikkeling zijn aangewezen op het scheppen en benutten van
kansen om te groeien en daarmee op de bijdrage die ze leveren aan bedoeling, rentabiliteit en
ontwikkeling van de onderneming.
Werkgevers en werknemers werken samen, vanuit een gedeelde inzet en verantwoordelijkheid voor
een gezonde onderneming die een betekenisvolle bijdrage levert aan de samenleving. Alleen zó
liggen de verschillende belangen op één lijn: duurzaam rendement, duurzame inzetbaarheid van
mensen, duurzame waardetoevoeging aan de samenleving.
Deze visie op de onderneming impliceert ook een nieuwe rol voor de vakbeweging. Die is gericht op
het ondersteunen van talentontwikkeling als vehikel voor het verhogen van duurzame inzetbaarheid,
weerbaarheid en wendbaarheid van werknemers, geplaatst in het bredere kader van gedeelde
verantwoordelijkheid voor een gezonde onderneming, een veerkrachtig bedrijfsleven en een vitale
samenleving. Zo’n vakbeweging voert dit gesprek met de werkgevers niet alleen op bedrijfsniveau
maar ook op sectoraal niveau, per bedrijfstak, op regionaal niveau, en op nationaal niveau, eventueel
ook in het tripartite overleg met de overheid erbij, bijvoorbeeld waar het gaat om toegeleiding naar
de arbeidsmarkt van jongeren, ouderen of gehandicapten; of over sociale zekerheidsregelingen.
Voor de overheid als publieke dienstverlener betekent dit paradigma dat de publieke dienstverlening
wordt vermaatschappelijkt, dat wil zeggen: ontstatelijkt en gedépolitiseerd. Het gaat hier immers om
maatschappelijke functies – onderwijs, zorg, onderhoud van de publieke ruimte etc. – die bij uitstek
motieven en materie opleveren voor mensen om samen verantwoordelijkheid te nemen en die bij
uitstek ook voertuigen zijn voor de ontwikkeling van mensen en het versterken van hun verbanden.
En vermaatschappelijking van de publieke dienstverlening betekent ook, dat de door fusies en
schaalvergroting ontstane systemen worden “gedemonteerd” en in eenheden op menselijke maat
overgedragen aan maatschappelijke verbanden van professionals en burgers. Het eigenaarschap van
dienstverlenende instellingen moet terug naar de samenleving; en de instellingen moeten zo worden
ingericht, georganiseerd en bestuurd dat de inzet van mensen ertoe doet, individueel en
groepsgewijs, opdat ze onderdeel zijn van de sociale dynamiek en daarmee van het
reproductieproces van sociaal kapitaal.
De grote staatsgestuurde public service delivery systemen die in de afgelopen halve eeuw zijn
gegroeid hadden het – onbedoelde – effect dat de eigen inzet van mensen en hun verbanden
overbodig werd, en burgers tot cliënten en calculerende burgers werden. Zo genereerden die
systemen de vraag voor hun eigen groei. Nu het economisch minder gaat, blijken de systemen te
15
duur geworden en worden ze versneld afgebouwd. Maar omdat intussen het probleemoplossend
vermogen van de samenleving danig gereduceerd is zitten veel mensen nu met lege handen. Het is
dus zaak om die twee processen gelijk op te laten lopen: het versterken van de vermogens van
mensen en hun verbanden, enerzijds, en het demonteren van bureaucratische regelsystemen en het
overdragen van de componenten aan de maatschappelijke verbanden, anderzijds. De reconstructie
van de samenleving moet gelijk op lopen met de deconstructie van bureaucratische regelsystemen.
Er lijkt dus een enorme ruimte te liggen voor een vernieuwde inzet van maatschappelijke
organisaties, met name in sectoren als zorg, onderwijs en huisvesting; sectoren waarin ze in
Nederland een significante presentie hebben.
Tegelijkertijd moet geconstateerd worden dat dat hele proces van schaalvergroting en invoering van
een bureaucratisch-bedrijfsmatige logica aan deze organisaties niet is voorbijgegaan. Vaak zijn ze
ingepolderd, onderdeel geworden van de grote staats- en regelgestuurde systemen. Hun verbinding
met een achterban, hun verankering in de samenleving, is verzwakt. En in de wijze waarop ze intern
georganiseerd zijn noch in de wijze waarop ze hun functie vervullen, onderscheiden ze zich soms
nauwelijks nog van de overheidsinstellingen. Wil de maatschappelijke organisatie een eigen,
betekenisvolle rol spelen in de nieuwe context en gaande ontwikkelingen, dan moet er dus heel wat
veranderen – naast en bovenop hetgeen in het bovenstaande is opgemerkt t.a.v. dienstverlenende
instellingen in het algemeen. In de kern komt het er daarbij op aan om op consistente wijze een
praktische invulling te geven aan haar eigenheid als maatschappelijke, waardengedreven organisatie
voor publieke dienstverlening – in alles wat ze doet.
Voor bijvoorbeeld een bijzondere school betekent dat, dat er een eigen, bijzonder, onderwijsconcept
ontwikkeld en gehanteerd wordt in de relatie tussen de onderwijsgevende professional en de
leerling, plus de mensen in diens omgeving. Het betekent ook dat de school op een bijzondere
manier georganiseerd en gemanaged wordt en op bijzondere wijze functioneert; hetgeen inhoudt
dat al deze relaties in het teken staan van de creatieve, sociale en morele ontwikkeling van
betrokkenen. Het betekent, ten slotte, dat de school, als maatschappelijke organisatie, veelvoudige
relaties onderhoudt met de omgeving. Daarbij kan het gaan om mensen die in de fysieke omgeving
van de school wonen, buren, buurtgemeenschap, bedrijven, stad of regio. Ook zal het gaan om
leerlingen en oud-leerlingen, ouders, familieleden en sociale omgeving. Verder, de professionals die
in de omgeving werken en waarmee de instelling verantwoordelijkheden deelt; zoals ook de
vrijwilligers, in en buiten de school. Ten slotte natuurlijk de achterban door wie de school is gesticht,
de oprichters, de leden van de vereniging. De aard van al deze relaties zal verschillen, maar voorop
moet staan de overtuiging dat de maatschappelijke organisatie er alle belang bij heeft dat al deze
groepen zich zoveel mogelijk engageren en verantwoordelijkheid willen nemen voor de instelling.
Een organisatie wordt immers maatschappelijk in de mate dat ze effectief bestuurd wordt door, en
verantwoording aflegt aan de gemeenschap/samenleving waarin zij geworteld en verankerd is; hoe
breder en hechter, hoe beter.
Bovendien: om zich als maatschappelijke organisatie te kunnen ontworstelen aan verticale
overheidssturing, is een effectief systeem van meervoudige horizontale sturing en verantwoording
een noodzakelijke voorwaarde. De overheid kan zich dan beperken tot het bepalen van de
eindtermen en hoeft zich niet bezig te houden met het onderwijsconcept of de inrichting van de
school.
16
De Socires-expertise: brede ervaring, een breed netwerk
In samenwerking met partnerorganisaties heeft Socires (www.socires.nl) in de afgelopen twaalf jaar
talrijke onderzoeksprojecten, debatten en conferenties georganiseerd. Doorgaans omvatten deze
programma’s het hele traject van research, concipiëren, aantrekken van sprekers en uitvoering.
Enkele thema’s:
- onderwijs, school in de buurt, lokaliteit
- zorg – gezondheid, ouderen, gehandicapten
- religie in het publieke domein
- jeugdzorg, -criminaliteit, -bendes
- internationale samenwerking, voedselzekerheid, global public goods
- Europa.
Sommige van deze initiatieven zijn uitgegroeid tot meerjarige cycli, zoals de jaarlijkse Latijns Amerika
Conferentie Encuentro Latino Europeo, het grootste evenement op dit terrein in Nederland.
Datzelfde geldt voor de FoodFirst conferenties en seminars, over de problematiek van voedsel en
landbouw op wereldschaal, begonnen met een serie expertseminars in 2010 en 2011, gevolgd door
een serie van zeven internationale conferenties op de Floriade Venlo in 2012, en gecontinueerd met
expertseminars en conferenties in 2013 en verder (www.foodfirst.eu).
Tevens heeft Socires specifieke expertise opgebouwd rond de thematiek van samenlevingsopbouw
en maatschappelijke organisaties in met name zorg en onderwijs. Enkele recente voorbeelden:
- in opdracht van de Nationale Goede Doelen Loterijen en in samenwerking met de
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid is in 2011/12 een onderzoek gedaan naar
burgerinitiatieven & binding, inclusief acht drukbezochte bijeenkomsten door het land
(rapport Loslaten, vertrouwen, verbinden geschreven door Jos van der Lans)
- in opdracht van de Stichting Christelijk-Sociaal Congres wordt sinds 2011 een programma
gecoördineerd voor de hernieuwde vermaatschappelijking van christelijk-maatschappelijke
organisaties, in samenwerking met acht grote (koepel-) organisaties uit onder meer
onderwijs, zorg, omroepen, vakbeweging en ontwikkelingssamenwerking. Dit programma
culmineert in een grote conferentie die in 2016 in Amsterdam zal worden gehouden (125
jaar christelijk-sociale beweging in Nederland)
- in samenwerking met de Stichting SOFT Tulip (een samenwerkingsverband van tien grote
Nederlandse organisaties in de gehandicapten-, ouderen- en psychiatrische zorg – zie
www.softtulip.nl) wordt sinds 2006 in Oekraïne een groot programma uitgevoerd, gericht op
verbetering én ontstatelijking van de zorg en de opbouw van civil society organisaties. In
Nederland werken SOFT Tulip en Socires samen in de Coalitie voor Inclusie, gericht op het
bevorderen van een – ook voor gehandicapten - inclusieve samenleving
- vanuit Nederland coördineert Socires, in samenwerking met onder meer Duitse, Franse en
Belgische partners, de organisatie van de driejaarlijkse Europese Sociale Weken, een
driedaagse ontmoeting van christelijk-maatschappelijke organisaties uit Oost- en West
Europa. De volgende ESW vindt plaats in 2016 in Nederland
- in samenwerking met enkele excellente wetenschappers van de VU is in 2009 aan de VU de
VU-Socires Masteropleiding Besturen van Maatschappelijke Organisaties opgezet. Deze
tweejarige opleiding is in korte tijd uitgegroeid tot de grootste masterspecialisatie van de
Bestuurskunde opleiding. Inmiddels is aan de opleiding ook verbonden het VU-Socires
Kenniscentrum Maatschappelijke Organisaties.
17