Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan geven tot inbreuken op de rechten van derden. Universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid voor enig gebruik dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig vertrouwen dat wordt gesteld in een advies of informatie vervat in de masterproef. UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013 - 2014 DE ROL VAN INDOXYL SULFAAT IN CHRONISCH NIERLIJDEN BIJ OUDE HONDEN door Alexia VAN CLEVEN Promotor: Prof. Dr. Ducatelle Literatuurstudie in het kader van de Masterproef © 2014 Alexia Van Cleven Voorwoord Eerst en vooral wil ik mijn promotor professor Ducatelle bedanken om me te begeleiden tijdens het maken van deze masterproef. Bedankt voor uw tijd en moeite. Ook bedank ik graag mijn familie en vrienden om me te steunen en mijn masterproef ettelijke keren na te lezen. Inhoudsopgave VOORBLAD TITELBLAD VOORWOORD INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING......................................................................................................................................p. 1 INLEIDING.................................................................................................................................................p. 2 LITERATUURSTUDIE...............................................................................................................................p. 3 1. Chronisch nierlijden...............................................................................................................................p. 3 2. Van tryptofaan naar indoxyl sulfaat.......................................................................................................p. 8 2.1. Het colon.............................................................................................................................................p. 9 2.2. De lever............................................................................................................................................p. 10 2.3. De nier..............................................................................................................................................p. 10 3. Nefrotoxiciteit.......................................................................................................................................p. 11 4. Indoxyl sulfaat als uremische retentiemolecule...................................................................................p. 15 5. Rol in de progressie van chronisch nierlijden......................................................................................p. 15 6. Preventie en behandeling....................................................................................................................p. 18 6.1. Proteïne restrictie..............................................................................................................................p. 18 6.2. Probiotica en prebiotica....................................................................................................................p. 18 6.3. Orale absorberende stof: AST-120...................................................................................................p. 19 BESPREKING.........................................................................................................................................p. 20 REFERENTIELIJST.................................................................................................................................p. 22 Samenvatting en trefwoorden In uremische patiënten die leiden aan een chronische nierziekte zullen uremische retentiemoleculen zoals indoxyl sulfaat in hogere concentraties aanwezig zijn. Indoxyl sulfaat wordt gevormd uit het diëtaire tryptofaan. Tryptofaan wordt omgezet tot indol door tryptofanase positieve bacteriën. Indol wordt geabsorbeerd in het bloed en in de lever geoxideerd en gesulfateerd tot indoxyl sulfaat. De verhoogde concentratievan indoxyl sulfaat zorgt voor een verhoogde opname van door de organische anion transporters 1 en 3 in de proximale tubuluscelllen. Hier verstoort indoxyl sulfaat anti-oxidatieve systemen en induceert vrije radicalen vorming, wat leidt tot tubulaire celschade. Door de celschade worden er drie mechanismen in werking gezet die niet noodzakelijk een chronologische volgorde bezitten. Als eerste zullen de beschadigde tubuluscellen transforming growth factor ß1 produceren samen met nog andere chemokines. Dit induceert een epitheliale naar mesenchymale transitie waardoor fibrose van de nier verkregen wordt. Als tweede induceren de vrije radicalen een activatie van NFκB. Het derde mechanisme is een activatie van p53. Deze drie mechanismen leiden uiteindelijk tot interstitiële fibrose en tubulaire celschade. Zo gaat de progressie van chronisch nierlijden verder. Proteïne restrictie, prebiotica, probiotica en de orale absorberende stof AST-120 zijn behandelingsopties. Keywords: indoxyl sulphate - chronic kidney disease - glomerulonephritis - uremic retention molecules. 1 Inleiding Chronisch nierlijden is een belangrijke aandoening bij oude honden. Zowel Pomeroy en Robertson (2004) als Smets et al. (2010) hebben aangetoond dat de prevalentie van chronisch nierlijden toeneemt naarmate de dieren ouder worden. Boven de leeftijd van tien jaar is de prevalentie bij honden 15% ( Smets et al., 2010). In de gehele populatie honden ligt de prevalentie tussen 0,5 - 1,5% (Brown et al., 2007). Polzin (2011) en O’ Neill et al. (2013) stellen de definitie van chronisch nierlijden als volgt: “Het voorkomen van een structurele of functionele afwijking in één of beide nieren waarbij de afwijkingen reeds voor een langere tijd aanwezig zijn, drie maanden of meer.” Deze afwijkingen omvatten onder andere interstitiële fibrosis, glomerulosclerosis, interstitiële inflammatie en renale cysten (Pomeroy en Robertson, 2004). Uiteindelijk resulteren de structurele of functionele afwijkingen in het verlies van functionerende nefronen (Polzin, 2011). In de literatuur is er al heel wat te vinden over risicofactoren geassocieerd met chronisch nierlijden. Obesitas, ouderdom, hypertensie en diabetes mellitus zijn enkele voorbeelden. Tot op heden wordt er verder gezocht naar het belang van een aantal factoren, zoals uremische retentiemolecules. Veel van die retentiemolecules zijn onderzocht waarbij momenteel indoxyl sulfaat en p-cresol als belangrijkste naar voren komen (Rossi et al., 2013). Chronisch nierlijden is een progressieve aandoening die niet te genezen valt. Wanneer de factoren gekend zijn die de progressie versnellen, kunnen er manieren gezocht worden om in te grijpen en de progressie alsnog te vertragen (Polzin, 2011). Hier in deze masterproef wordt de rol van indoxyl sulfaat in de progressie van chronisch nierlijden uitgediept. 2 Literatuurstudie 1. CHRONISCH NIERLIJDEN Chronisch nierlijden wordt kort besproken om een kader te schetsen voor het eigenlijke onderwerp, indoxyl sulfaat. Chew et al. (2010) schuiven een aantal oorzaken voor chronisch nierlijden naar voor: idiopathisch, chronische tubulointerstitiële nefritis, chronische pyelonefritis, chronische glomerulonefritis, amyloïdose, polycysteuze nierziekte, hypercalcemische nefropathie, chronische obstructieve nefropathie, progressie uit acuut nierlijden, chronische toxiciteit, primaire systemische hypertensie en neoplasie. Meestal wordt er geen onderliggende oorzaak gevonden (Chew et al., 2010). Bij het vinden van een oorzaak wordt chronische glomerulonefritis en chronische tubulointerstitiële nefritis het meest gezien (Robertson, 2001). In verschillende mechanismen die verder uitgelegd worden, wordt vertrokken van een glomerulair letsel. Daarom wordt beknopt uitgelegd hoe er tot een glomerulair letsel gekomen wordt. De meest voorkomende oorzaak om tot een glomerulair letsel te komen is door het neerslaan van immuuncomplexen in de glomerulaire capillairen. Deze complexen kunnen komen van antistof-antigeen complexen die circuleren in het bloed of ze kunnen ter plaatse in de glomerulus gevormd worden. Het eindresultaat van de neergeslagen immuuncomplexen is sclerose en hyalinisatie van de glomerulus met verminderde nierfunctie tot gevolg (Grauer et al., 2000; Grauer. 2005). Canine adenovirus type I, bacteriële endocarditis, Leishmania, pyometra, pancreatitis, hepatitis en systemische lupus erythematosus zijn enkele ziekten die geassocieerd zijn met het neerslaan van immuuncomplexen in de glomerulaire capillairen (Grauer, 2005). Naast het voorkomen van immuuncomplexen kunnen ook morfologische afwijkingen ( zoals een neoplasie van de nier ), haemodynamische afwijkingen ( zoals intraglomerulaire hypertensie ) of afzetting van amyloïd leiden tot een glomerulair letsel (Grauer, 2005). Polzin (2011) stelt dat eens het aantal nog werkende nefronen onder een bepaalde grens komen het verlies van nefronen zal blijven doorgaan. De initiële oorzaak hoeft op dit moment al niet meer aanwezig te zijn. Dit progressief verergeren van nierlijden verloopt meestal traag waardoor de patiënt vaak nog een aantal maanden tot jaren kan leven. De nier probeert het verlies van nefronen te compenseren door de nog resterende werkende nefronen beter te laten functioneren. Door hypertrofie van cellulaire componenten van de nefronen verhoogt het glomerulair volume, de tubulaire diameter en tubulaire lengte (Finco et al., 1999). Maar doordat de nefronen nu op een hoger niveau presteren, gaan ze sneller aftakelen. Op korte termijn zijn de compensatiemechanismen gunstig, maar op lange termijn dragen ze bij tot verlies van nefronen (Polzin, 2011). Deze vicieuze cirkel wordt de spontane progressie van chronisch nierlijden genoemd (Polzin, 2011). 3 Harris en Neilson (2006) hebben een artikel opgesteld waarin de pathofysiologie van de progressie wordt uitgelegd. Ze hanteren een cascadesysteem met zes stappen waar vertrokken wordt van een chronisch glomerulair letsel ( figuur 1 ). In een eerste stap zal een glomerulair letsel resulteren in een verhoogde glomerulaire capillaire druk waardoor de glomerulaire filtratie snelheid van één nefron zal toenemen. De glomerulaire filtratie snelheid wordt gedefinieerd als het volume ultrafiltraat geproduceerd door glomerulaire filtratie per tijdseenheid. Het wordt als indicator voor de nierfunctie gebruikt (Polzin, 2011). Echter de verhoogde druk veroorzaakt schade aan de glomerulaire cellen. Als compensatie zal het oppervlak van de glomerulus toenemen. De podocyten zullen hypertrofiëren, maar niet in gelijke mate met de hypertrofie van andere componenten van de glomerulus. Hierdoor is er een relatief verlies aan podocyten waardoor de integriteit van de glomerulaire filtratie barrière verstoord is. Door het verlies in integriteit zullen proteïnen in de urine verschijnen en wordt er gesproken van proteïnurie (Polzin, 2011). De tweede stap omvat cytokine activatie door de proteïnurie en een verhoogde angiotensine II vorming. Ter hoogte van de proximale tubuli zullen de proteïnen accumuleren en opgenomen worden door de tubulaire cellen. De cascade van intracellulaire gebeurtenissen leidt tot tubulointerstitiële schade, vorming en aantrekken van cytokines (Polzin, 2011). De derde stap omvat de effecten van de cytokines en chemokines. Er is influx van interstitiële neutrofielen die snel vervangen worden door de influx van macrofagen en T lymfocyten (Harris en Neilson, 2006). In een vierde stap treedt er een immuunreactie op met T lymfocyten en macrofagen wat resulteert in interstitiële nefritis. Stap vijf houdt in dat de tubulaire epitheelcellen loskomen van de basale membraan. Ze ondergaan een epitheliale naar mesenchymale transitie en worden fibroblasten. In stap zes gaan de fibroblasten migreren, prolifereren en een collageen matrix vormen. Finaal is er fibrose van de nier met een gedaalde glomerulaire filtratie snelheid (Harris en Neilson, 2006). Hoewel Harris en Neilson (2006) dit zestappenplan voorstellen, benadrukt de onderzoeker Youhua (2006) dat renale fibrose een dynamisch gegeven is waar vele gebeurtenissen gelijktijdig plaatsvinden. Deze onderzoeker stelt ook dat renale fibrose zowel glomerulaire sclerose als tubulointerstitiële fibrose bevat. De pathofysiologie van glomerulaire sclerose wordt niet uitgelegd in Harris en Neilson (2006) hun onderzoek. In de pathofysiologie is epitheliale naar mesenchymale transitie een belangrijke component die verderop wordt uitgelegd. De onderzoeker Nahas (1996) stelt dat er twee wegen zijn om tot glomerulosclerose te komen. Het intrinsiek reactiepad bevat de interactie tussen de glomerulaire cellen en infiltrerende cellen na een initiëel letsel ( zoals het neerslaan van immuuncomplexen ). Deze twee groepen cellen produceren groeifactoren, cytokines en chemokines. De moleculen zullen leiden tot proliferatie van mesenchymale cellen en de productie van extracellulaire matrix componenten door de glomerulaire cellen. Het extrinsiek reactiepad bevat de bijdrage van de gevormde fibroblasten ter hoogte van de tubulus. De fibroblasten die nieuwe eigenschappen bezitten om te migreren en prolifereren zullen de glomeruli infiltreren. Ook hier zullen ze een extracellulaire matrix vormen en fibrose veroorzaken. 4 De klinische symptomen van chronisch nierlijden hangen af van het stadium van de nierziekte. Enkele voorkomende symptomen zijn polyurie/polydipsie, verminderde eetlust, braken, gewichtsverlies, ulceratieve stomatitis, anemie, halithose, hypertensie, renale secundaire hyperparathyroidisme en metabole acidose (McGrotty, 2008). Uremische retentie moleculen zullen accumuleren in het bloed van patiënten met een verstoorde nierfunctie. Ze worden een uremisch toxine genoemd wanneer ze invloed hebben op biochemische of fysiologische functies. De classificatie van de uremische retentie moleculen berust op hoe ze zich gedragen gedurende dialyse (Vanholder et al., 2003; Polzin, 2011). Zo onderscheiden Vanholder et al. (2003) drie grote groepen ( tabel 1 ) : kleine wateroplosbare moleculen, proteïne gebonden moleculen en grotere moleculen met een moleculair gewicht groter dan 500 Da. In de groep van kleine, wateroplosbare moleculen zit onder andere creatinine en ureum. De groep van de proteïne gebonden moleculen bevat de phenolen, indolen en homocysteïne. De molecule indoxyl sulfaat, die in deze masterproef wordt besproken, wordt hierin ondergebracht. P-cresol die gelijkenissen vertoont met indoxyl sulfaat wordt ook in deze tweede categorie ingedeeld (Meijers en Evenepoel, 2011). Ondermeer het ß2 microglobuline zit in de derde groep bij de grotere moleculen. Evenepoel et al. (2009) brengen een alternatieve manier van indeling naar voor. Uremische retentie moleculen kunnen ook ingedeeld worden naargelang hun herkomst. Zo worden endogene metabolisatie, exogene inname en microbiële metabolisatie onderscheiden. Indoxyl sulfaat wordt in de laatste groep ingedeeld. Het is namelijk afkomstig van bacteriële metabolisatie in het colon. 5 Figuur 1 PATHOFYSIOLOGIE VAN DE PROGRESSIE VAN CHRONISCH NIERLIJDEN. Naar Harris en Neilson ( 2006 ). In een eerste stap zal een glomerulair letsel resulteren in een verhoogde glomerulaire capillaire druk. Waardoor de glomerulatie snelheid van één nefron zal toenemen en er proteïnurie optreedt. De glomerulaire filtratie snelheid wordt gedefinieerd als het volume ultrafiltraat geproduceerd door glomerulaire filtratie per tijdseenheid. Het wordt als indicator voor de nierfunctie gebruikt (Polzin, 2011). De tweede stap omvat cytokine activatie door de proteïnurie en een verhoogde angiotensine II vorming. Ter hoogte van de proximale tubuli zullen de proteïnen accumuleren en opgenomen worden door de tubulaire cellen. De cascade van intracellulaire gebeurtenissen leidt tot tubulointerstitiële schade, vorming en aantrekken van cytokines (Polzin, 2011). De cytokines trekken interstitiële mononucleaire cellen aan. De derde stap omvat de effecten van de cytokines en chemokines. In een vierde stap treedt er een immuunreactie op met T-lymfocyten en macrofagen wat resulteert in interstitiële nefritis. Stap vijf houdt in dat de tubulaire epitheelcellen loskomen van de basale membraan. Ze ondergaan een epitheliale naar mesenchymale transitie en worden fibroblasten. In stap zes gaan de fibroblasten migreren, prolifereren en een collageen matrix vormen. Finaal is er fibrose van de nier (Harris en Neilson 2006). 6 Tabel 1. CLASSIFICATIE VAN UREMISCHE RETENTIEMOLECULEN Naar Bartges en Polzin (2011). Er wordt een overzicht gegeven van enkele uremische retentiemoleculen die geclassificeerd worden in drie grote groepen. Molecule Groep Water-oplosbare laag-moleculair gewicht moleculen ADMA ( asymetrisch dimethylarginine ) ß lipoproteïne Creatinine Guanidine Hypoxanthine Malondialdehyde Methylguanidine Osteoprotegerin (OPG) Oxalaat SDMA (symmetrisch dimethylarginine) Ureum Urinezuur Xanthine Proteïn-gebonden moleculen Furaan propionzuur Hippuurzuur Homocysteïne Indol-3-azijnzuur Indoxyl sulfaat N-carboxymethyllysine p-cresol Pentosidine Quinoline zuur Spermidine Guanidines Peptiden Guanidines guanidines Purines Guanidines Guanidines Purines Purines Hippuraten Indolen Indolen Advanced glycation end products Phenolen Advanced glycation end products Indolen Polyamines Grotere moleculen Adrenomeduline ß2 microglobuline Complement factor D Cystatine C Endotheline Interleukine 1-ß Interleukine 6 Leptine Parathyroïd hormoon Retinol bindend proteïne TNFα Peptiden Peptiden Peptiden Peptiden Cytokines Cytokines Peptiden Peptiden Peptiden Cytokines 7 2. VAN TRYPTOFAAN NAAR INDOXYL SULFAAT De onderzoeker Niwa (2010) geeft een overzicht van de omzetting van tryptofaan naar indoxyl sulfaat (figuur 2). Diëtair tryptofaan die zich in het colon bevindt, kan omgezet worden tot indol door het enzyme tryptofanase. Dit enzyme is afkomstig van intestinale bacteriën. Indol wordt geabsorbeerd in het bloed en bereikt via de portale circulatie de lever. Indol ondergaat daar een oxidatie tot indoxyl en een sulfatie wat resulteert in indoxyl sulfaat. Bij patiënten met een normale nierfunctie wordt indoxyl sulfaat finaal geëxcreteerd via de nier. Bij patiënten met chronisch nierlijden is de renale klaring vermindert en is er een verhoogde vorming van indol ter hoogte van de darm waardoor de concentratie van indoxyl sulfaat in het bloed zal stijgen (Rossi et al. 2013). Figuur 2 OMZETTING VAN TRYPTOFAAN NAAR INDOXYLSULFAAT. Naar Niwa (2010). Wanneer tryptofaan het colon bereikt, wordt het door tryptofanase, een enzyme van bacteriële oorsprong, omgezet naar indol. Deze molecule zal opgenomen worden in het bloed en via de portale circulatie in de lever terecht komen. Indol wordt in de lever omgezet tot indoxyl sulfaat. Dit wordt bij honden met een normale nierfunctie geëxcreteerd via de nier. 8 2.1. HET COLON In het colon van gezonde honden komen voornamelijk Streptococcus, Bifidobacterium, Lactobacillus, Bacteroides en Clostridium voor. Dit microbieël ecosysteem is in honden redelijk stabiel doorheen de tijd (Vanhoutte et al., 2005). Deze bacteriën staan in voor de fermentatie van koolhydraten en proteïnen die niet in de dunne darm opgenomen zijn. Waterstof, methaan en kortketenige vetzuren zoals acetaat, butyraat en propionaat zijn eindproducten van koolhydraten fermentatie. Deze moleculen worden gezien als een voordeel voor het dier. Butyraat bijvoorbeeld wordt aangewend als energiebron voor het epitheel van de dikke darm. Fermentatie van proteïnen wordt putrefactie genoemd en resulteert in de vorming van kortketenige vetzuren, vertakte vetzuren, ammoniak, amines, fenolen en indolen (Evenepoel et al., 2009; Patel et al., 2012; Windey et al., 2012) Sommige bacteriële species zullen eerder koolhydraten fermenteren terwijl andere proteïnen fermenteren. Welke bacteriële groep in de meerderheid is, wordt voornamelijk bepaald door de verhouding van de aanvoer van koolhydraten en stikstof, de koolhydraten/stikstof ratio (Evenepoel et al., 2009; Meijers en Evenepoel, 2011). Koolhydraten die niet verteerd worden in de dunne darm, waaronder de vezels, komen terecht in de dikke darm (Patel et al., 2012). Stikstof komt van drie bronnen: van voedingseiwitten die niet verteerd werden in de dunne darm, endogene proteïnen en ureum dat gediffundeerd is uit het bloed naar de darm. Wat er gebeurt met de proteïnen in de dikke darm hangt af van de hoeveelheid energie die voorhanden is. Indien de koolhydraten/stikstof ratio positief is, zal stikstof dat afkomstig is van de proteïnen in de microbiële massa ingebouwd worden. Wanneer er een tekort is aan koolhydraten in het colon, zullen de proteïnen putrefactie ondergaan (Evenepoel et al., 2009). Naast leeftijd, medicatie, lokale immuniteit en pH van het darm lumen heeft de colon transit tijd ook een invloed op het fermentatieproces van proteïnen (Oufir et al., 1996; Evenepoel et al., 2009). Veel onderzoekers (Demoss en Moser, 1969; Evenepoel et al., 2009; Niwa, 2010; Meijers en Evenepoel, 2011; Meyer en Hostetter, 2012) stellen dat wanneer tryptofaan gefermenteerd wordt door Escherichia coli, Proteus vulgaris en Bacteroides spp het eindproduct indol is. In uremische patiënten is er een grotere omzetting van tryptofaan naar indol, wat leidt tot verhoogde plasma indoxyl sulfaat concentraties (Takayama et al., 2003; Evenepoel et al., 2009). Redenen hiervoor worden vooropgesteld in studies uitgevoerd bij chronische nierziekte patiënten die hemodialyse ondergaan. Kalantar-Zadeh et al. (2003) stellen dat deze mensen een verminderde opname van diëtaire vezels hebben. Zo daalt de koolhydraten/proteïnen ratio en dit leidt dan tot een verhoogde putrefactie van proteïnen. In de studie van Evenepoel et al. (2009) blijkt er ook een verschil te zijn in de opname van diëtaire vezels. Hun hypothese is dat de hemodialyse patiënten slechts een bepaalde hoeveelheid kalium mogen innemen. Om de limiet van kalium opname niet te overschrijden, eten ze minder fruit en groenten. Dit leidt op zijn beurt tot een verminderde opname van vezels. Een verlengde colon transit tijd in chronische nierziektepatiënten is een tweede reden voor de verhoogde hoeveelheid indol in het 9 darmlumen ( Evenepoel et al., 2009). Bammens et al. (2003) geven als derde reden dat in uremische patiënten zowel de vertering en absorptie van eiwit in de dunne darm als de inbouw van proteïnen in de microbiële massa in de dikke darm verminderd is. Zo is de koolhydraten/proteïnen ratio in de dikke darm sterk gedaald en wordt er meer indol als eindproduct gegenereerd. De laatste reden zijn de verhoogde plasma ureum en creatinine spiegels (Takayama et al., 2003). Deze stikstofhoudende componenten diffunderen in het darmlumen en veranderen daar de compositie van de microbiële darmflora in het voordeel van de tryptofanase producerende bacteriën. 2.2. DE LEVER Indol komt via de portale circulatie aan in de lever en is daar onderhevig aan leverenzymes. Banoglu et al. (2001) bewijzen dat indol tot indoxyl (3-hydroxyindole) geoxideerd wordt door het cytochroom P 450 2E1 (CYP2E1) . Dit leverenzyme is een fase I detoxificatie enzyme en is terug te vinden in de lever, nieren, long en lymfocyten. Na de oxidatie wordt indoxyl omgezet tot indoxyl sulfaat door een fenol sulfotransferase enzyme. De donor voor sulfaatgroepen is 3’-fosfoadenosine 5’-fosfosulfaat (PAPS) (Sekura en Jakoby, 1979; Banoglu en King, 2002). 2.3. DE NIER Indoxyl sulfaat is in de bloedbaan gebonden aan albumine en bereikt zo de nier (Niwa, 2010; Viaene et al., 2013). Viaene et al. (2013) hebben uitgebreid onderzoek gedaan naar de binding aan albumine. Er zijn twee bindingsplaatsen op albumine die van belang zijn voor de uremische retentiemolecule: een hoge affiniteitsplaats en een lage affiniteitsplaats. Sakai et al. (1995) en Ghuman et al. (2005) stellen dat die hoge affiniteitsplaats de site II op humaan serum albumine is. Indoxyl sulfaat zal bij gezonde mensen voor 99% gebonden zijn aan albumine (Rossi et al. 2013). Terwijl bij uremische concentraties (ongeveer 100 – 200 µM) indoxyl sulfaat voor 90% gebonden zijn aan die hoge affiniteitsplaats (Sakai et al., 1995; Ghuman et al., 2005). Dit komt omdat de concentratie van indoxyl sulfaat verhoogt bij uremische patiënten waardoor er saturatie van het albumine optreedt en er een grotere vrije fractie ontstaat (Rossi et al. 2013). Enkele redenen voor een verhoogde indoxyl sulfaat concentratie in het bloed bij uremische patïenten werden hogerop gegeven (verminderde opname van diëtaire vezels, verlengde colon transit tijd, verminderde vertering van eiwit in de dunne darm en diffunderende stikstofhoudende componenten van het bloed naar de darm). Naast een verhoogde indol vorming, zorgt de verminderde renale klaring ook voor een verhoogde indoxyl sulfaat concentratie (Rossi et al. 2013). Een ander uremisch toxine, p-cresol, treedt in competitie voor de bindingsplaats. Verhoogde binding van p-cresol op site II resulteert in verhoogde vrije serumconcentraties van indoxyl sulfaat (Meijers et al., 2009). Door de binding op albumine wordt het uremisch toxine voornamelijk uitgescheiden via tubulaire secretie en slechts deels via glomerulaire filtratie (Niwa, 2010). Verschillende onderzoekers bewijzen dat indoxyl sulfaat opgenomen wordt in de proximale tubulus cel van de nier via organische anion transporters 10 (Deguchi et al., 2002; Enomoto et al., 2002; Enomoto et al., 2003; Niwa, 2010.). Organic anion transporter 1 (OAT1) en organic anion transporter 3 (OAT3) zijn verantwoordelijk voor de opname van indoxyl sulfaat aan de basolaterale zijde van de proximale tubuluscellen. OAT3 is zowel te vinden in het S1, S2 en S3 segment van de proximale tubulus (Cha et al., 2001; Enomoto et al., 2002). OAT1 is slechts te vinden in het S2 segment (Hosoyamada et al., 1999; Enomoto et al., 2002). Enomoto et al. (2003) stellen ook dat de expressie van OAT3 en OAT1 toeneemt wanneer de functionele nefron massa afneemt. Organic anion transporter 4 (OAT4) bevindt zich aan de apicale zijde van de proximale tubuluscellen en is verantwoordelijk voor de efflux van indoxyl sulfaat ( Enomoto et al., 2003). Figuur 3 GRAFISCHE VOORSTELLING VAN DE OMZETTING VAN TRYPTOFAAN TOT INDOXYL SULFAAT Uit Banoglu et al. (2001) Wanneer indol in de lever terecht komt, wordt het geoxideerd tot indoxyl (3hydroxyindol). Dit tussenproduct wordt uiteindelijk gesulfateerd tot indoxyl sulfaat. 3. NEFROTOXICITEIT In dit hoofdstuk worden verschillende mechanismen uitgelegd die de nefrotoxiciteit van indoxyl sulfaat verklaren. In een eerste mechanisme staat de beschadiging van proximale tubuluscellen centraal. Een tweede mechanisme gaat over de activatie van NFκB en in een derde mechanisme wordt het belang van p53 aangetoond. Bij uremische patiënten accumuleert indoxyl sulfaat in hoge concentraties in de OAT1 en OAT3 bevattende proximale tubuluscellen ( Taki et al., 2006 ). Deze accumulatie leidt tot de vorming van vrije radicalen en verlaagt de activiteit van de superoxide scavenging activity ( Owada et al., 2007; Niwa, 2010). Het superoxide anion radicaal en zijn metabolieten zijn goed gekende reactieve zuurstofverbindingen (reactive oxygen species, ROS). Deze vrije radicalen worden in normale 11 omstandigheden omgezet tot minder schadelijke verbindingen. Het superoxide dismutase metaboliseert de vrije radicalen tot waterstofperoxide. Katalase of glutathion peroxidase zetten waterstofperoxide om in water en zuurstof. Naast bovenstaande reactie zijn er nog mechanismen in een cel om reactieve zuurstofverbindingen onschadelijk te maken. Wanneer indoxyl sulfaat deze anti-oxidatieve systemen verstoort en vrije radicalen vorming induceert, komt het tot tubulaire celschade ( Mruk et al., 2002; Owada et al., 2007). De beschadigde tubuluscellen produceren transforming growth factor ß1 (TGF-ß1) en de volgende chemokines: intercellular adhesion molecule 1 (ICAM-1), monocyte chemoattractant protein-1 (MCP-1), osteopontine en endotheline-1 (ET-1). De chemokines stimuleren de infiltratie van macrofagen. Deze macrofagen zullen ook TGF-ß1 produceren. TGF-ß1 stimuleert de productie van tissue inhibitor of metalloproteinase 1 (TIMP-1) en collageen. TGF-ß1 induceert daarnaast een epitheliale naar mesenchymale transitie. Tubuluscellen worden zo omgezet tot myofibroblasten (Miyazaki et al., 1997; Niwa, 2010; Shimizu et al., 2012). Deze myofibroblasten zullen onder andere proliferen en matrix vormen (Youhua, 2004). Dit alles leidt tot fibrose van de nier (Miyazaki et al., 1997; Niwa, 2010; Shimizu et al., 2012) ( figuur 4). Bovenstaand mechanisme beschreven door de onderzoeker Niwa sluit aan bij de pathofysiologie van de progressie van chronisch nierlijden beschreven door Harris en Neilson in 2006. In hun cascadesysteem van zes stappen is proteïnurie voorgesteld als stap één en het aantrekken van chemokines en cytokines (met onder andere TGF-ß1) stap twee. Indoxyl sulfaat sluit dus aan bij stap twee. Ook de onderzoekers Eddy et al. (1995) benadrukken de centrale rol van TGF-ß1 in de pathofysiologie van chronisch nierlijden. Indoxyl sulfaat induceert dus een aanvullende vorming van TGFß1 naast de algemene mechanismen. De centrale rol van TGF-ß1 in de epitheliale naar mesenchymale overgang wordt nader toegelicht door de onderzoeker Youhua (2004). Deze onderzoeker stelt een stapsgewijze benadering voor. Epitheliale tubulaire cellen zijn via verschillende adhesiemechanismen aan naastliggende cellen verbonden. E-cadherine en ZO-1 zijn molecules die een rol in de adhesie van tubulaire epitheelcellen. In een eerste stap zal TGF-ß1 de expressie van deze molecules onderdrukken. Dit leidt tot de destabilisatie van het epitheel en zullen de epitheelcellen dissociëren van de elkaar. In een tweede stap is er de novo synthese van α-smooth muscle actin (αSMA) in de losgekomen epitheelcellen. Hiernaast zal ook het actine skelet gereorganiseerd worden. Deze twee veranderingen leiden tot de mogelijkheid om te kunnen migreren, invaderen en contraheren. In een derde stap is er een verhoogde expressie van MMP-2 en MMP-9 die type IV collageen en laminine afbreken. Zo verliest de basaal membraan zijn integriteit. In een laatste stap zullen de gemodificeerde epitheliale cellen ( die nu myofibroblasten genoemd worden ) migreren naar het interstitieel compartiment. 12 Figuur 4 NEFROTOXICITEIT VAN INDOXYL SULFAAT Uit Niwa (2010). Indoxyl sulfaat wordt opgenomen in de proximale tubuluscellen van de nier door OAT1 en OAT3. Bij uremische patiënten accumuleren ze tot hoge concentraties. In de cel induceert indoxyl sulfaat de vorming van vrije radicalen en interfereert met anti-oxidatieve mechanismen. Dit leidt tot schade van de proximale tubuluscellen. De beschadigde cel produceert TGF-ß1 en de volgende chemokines: ICAM-1, MCP-1, ET-1 en osteopontine. Deze chemokines stimuleren de infiltratie van macrofagen. De macrofagen zullen op hun beurt ook TGF-ß1 produceren. TGF-ß1 stimuleert de productie van TIMP-1 en collageen. TGF-ß1 induceert daarnaast een epitheliale naar mesenchymale transitie van de tubuluscellen. Tubuluscellen worden zo omgezet tot myofibroblasten. Dit alles leidt tot fibrose van de nier Een tweede gevolg van het verhoogd voorkomen van vrije radicalen in de proximale tubuluscellen is de activatie van NFκB (Rerolle et al., 2000; Motojima et al., 2003). Renale fibrose is het resultaat van accumulatie van extracellulaire matrix. Deze matrix bestaat uit fibronectine, laminine, proteoglycanen en collageen. Het wordt gevormd door fibroblasten die in grote aantallen ontstaan in het geval van nierlijden. NFκB verhoogt de expressie van plasminogen activator inhibitor type 1 (PAI-1). Deze molecule inhibeert het plasminogen activation system (PAS) , een systeem dat extracellulaire matrix afbreekt. De verhoogde accumulatie van extracellulaire matrix is dus het resultaat van een te grote vorming en een te geringe afbraak (Rerolle et al., 2000; Motojima et al., 2003). 13 Shimizu et al. (2010) beschrijven een derde gevolg van het verhoogd voorkomen van reactieve zuurstofverbindingen ( figuur 5 ). Deze reactieve zuurstofverbindingen leiden tot de activatie van p53, een activator van cellulaire veroudering. P53 expressie leidt tot verhoogde expressie van α-smooth muscle actin (α-SMA, een merker van fibrose) en senescence-associated ß- galactosidase (SA ß-gal, een merker van cellulaire veroudering) en remt de cellulaire proliferatie af. Figuur 5 p53 SPEELT EEN ROL IN DE PROGRESSIE VAN CHRONISCH NIERLIJDEN Uit Shimizu et al. (2010). Indoxyl sulfaat accumuleert in de proximale tubuluscellen van uremische patiënten. Dit leidt tot het ontstaan van reactieve zuurstofverbindingen die op hun beurt p53 activeren. p53 activeert α-SMA en SA ß-gal wat respectievelijk leidt tot fibrose en celveroudering. Ook zal p53 de cel proliferatie remmen. Dit alles leidt tot verdere progressie van chronisch nierlijden. 14 4. INDOXYL SULFAAT ALS UREMISCHE RETENTIEMOLECULE In deze masterproef ligt de nadruk op het effect van indoxyl sulfaat op de nier, toch zal er beknopt ingegaan worden op andere effecten van indoxyl sulfaat. Dou et al. (2004) tonen aan dat indoxyl sulfaat verantwoordelijk is voor een vertraagde wondheling. Deze onderzoeksgroep bewijst ook dat indoxyl sulfaat de endotheliale proliferatie verhindert. Het gaat hier om een in vitro experiment waarbij ze endotheliale cellen van humane umbilicale venen incuberen met verschillende uremische retentiemolecules. Daarnaast kan indoxyl sulfaat calcificatie van de aorta induceren (Adijjiang et al., 2008). De onderzoekers gebruiken hypertensieve ratten als onderzoeksgroep. Naast de nefrotoxiciteit en toxiciteit op het vasculair stelsel heeft indoxyl sulfaat ook een effect op osteoblasten (Nii-Kono et al., 2007). Zij stellen dat indoxyl sulfaat accumuleert in de osteoblasten bij uremische patiënten. Dit heeft als eerste effect oxidatieve stress en finaal een verminderde osteoblasten functie. Als tweede zal door de accumulatie van indoxyl sulfaat de expressie van de parathyroid hormoon (PTH) receptor verminderen. Er wordt verondersteld dat deze effecten meespelen in resistentie van bot tegen PTH in chronische nierziekte patiënten. Deze resistentie wordt gedefinieerd als een verminderde celdeling van bot bij normale PTH concentraties (Nii-Kono et al., 2007). 5. ROL IN DE PROGRESSIE VAN CHRONISCH NIERLIJDEN De onderzoekers Niwa et al. tonen in 1994 aan dat de serum concentratie en urine concentratie van indoxyl sulfaat verhoogt wanneer je tryptofaan rechtstreeks in de dikke darm toedient. Deze rechtstreekse toediening demonstreert de productie van indoxyl sulfaat uit tryptofaan. Daarnaast dienen ze ook indol toe aan ratten. De effecten van toediening van indol aan 5/6de genefrectomiseerde ratten is als volgt: verhoogde serum creatinine concentratie, verhoogde BUN (blood urea nitrogen) en verlaagde creatinineklaring. In deze studie wordt glomerulaire sclerose gebruikt om de achteruitgang van de nier aan te tonen. Ze definiëren sclerose als “Ineenzakken en/of destructie van de glomerulus gepaard met de aanwezigheid van hyalien materiaal, toegenomen mesangiale matrix en/of adhesies van de glomerulus met Bowman’s kapsel (Niwa et al., 1994).” In dit experiment is na toedienen van indol het percentage van gemiddelde tot erge sclerose significant toegenomen. Ook is de interstitiële fibrose en tubulaire schade toegenomen. Meer recent stelt de onderzoeker Niwa (2010) de proteïne metabolieten theorie voor. Het begint met een initieel letsel in de nier die leidt tot een verlies aan nefronen. Op een gegeven moment zullen endogene proteïne metabolieten zoals indoxyl sulfaat accumuleren in de proximale tubuluscellen. De genen expressie van verschillende chemokines verhoogt, macrofagen infiltreren en fibrose wordt geïnduceerd. Dit zorgt voor verder verlies van functionele nefronen. Hierdoor zal indoxyl sulfaat nog meer accumuleren en nog meer leiden tot verlies van nefronen. Het is een viscieuze cirkel. 15 16 Figuur 6 DE ROL VAN INDOXYL SULFAAT IN DE PROGRESSIE VAN CHRONISCH NIERLIJDEN Naar Rossi et al. (2013). Deze figuur geeft een overzicht weer hoe indoxyl sulfaat leidt tot een verdere progressie van chronisch nierlijden bij uremische patiënten ( voor de details zie het betreffende hoofdstuk ). In uremische patïenten leidt een verhoogde colon transit tijd, een verminderde opname van diëtaire vezels, een verminderde vertering van eiwit in de dunne darm en een verhoogde diffusie van stikstofhoudende componenten van het bloed naar de darm voor een verhoogde concentratie van indoxyl sulfaat in het bloed (Takayama et al., 2003; Evenepoel et al., 2009). Ter hoogte van de nier zorgt een gedaalde urinaire excretie eveneens voor een verhoogde indoxyl sulfaat concentratie (Rossi et al. 2013). Deze verhoogde concentratie zorgt voor een verhoogde opname van indoxyl sulfaat door de organische anion transporters 1 en 3 in de proximale tubuluscelllen (Taki et al., 2006). Hier verstoort indoxyl sulfaat anti-oxidatieve systemen en induceert vrije radicalen vorming, wat leidt tot tubulaire celschade (Mruk et al., 2002; Owada et al., 2007). Door de celschade worden er drie mechanismen in werking gezet die niet noodzakelijk een chronologische volgorde bezitten. Als eerste zullen de beschadigde tubuluscellen transforming growth factor ß1 produceren samen met nog andere chemokines. Dit induceert een epitheliale naar mesenchymale transitie waardoor fibrose van de nier verkregen wordt (Miyazaki et al., 1997; Niwa, 2010; Shimizu et al., 2012). Als tweede induceren de vrije radicalen een activatie van NFκB (Rerolle et al., 2000; Motojima et al., 2003). Het derde mechanisme is een activatie van p53 (Shimizu et al, 2010). Deze drie mechanismen leiden uiteindelijk tot interstitiële fibrose en tubulaire celschade. Zo gaat de progressie van chronisch nierlijden verder. 17 6. PREVENTIE EN BEHANDELING 6.1. PROTEINE RESTRICTIE Miyazaki et al. (1997) en Fukui et al. (1993) stellen dat een dieet die laag is aan proteïnen de concentratie van indoxyl sulfaat in het bloed vermindert door een verminderde omzetting van tryptofaan naar indoxyl sulfaat. Proteïne restrictie zal het mRNA gehalte van TGF-ß1 verminderen en zo gaat de progressie van renaal falen minder snel. Een aansluitend onderzoek is dat van Patel et al. in 2012. Zij vergelijken in een groep gezonde mensen het effect van een vegetarisch dieet op de urinaire excretie van indoxyl sulfaat. Het resultaat van het onderzoek is dat de urinaire excretie van indoxyl sulfaat in de vegetarische groep 58% lager is in vergelijking met de groep met een onbeperkt dieet. De vegetarische groep had een 69% hogere vezel opname en een 25% lagere proteïne opname. Er is echter een verhoogd risico op malnutritie bij het toedienen van een proteïnen arm dieet (Dolecek et al. 1995). Hierdoor kan het totale voordeel van het dieet in vraag gesteld worden. 6.2. PROBIOTICA EN PREBIOTICA De definitie van probiotica wordt door de Wereldvoedselorganisatie en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) als volgt gesteld: “levende micro-organismen, die de gezondheid van de gastheer bevorderen indien toegevoegd in adequate hoeveelheden” (Tabbers en Benninga, 2007). In 1996 heeft de onderzoeksgroep Hida et al. een studie uitgevoerd omtrent het belang van probiotica bij uremische patiënten. Zowel een groep hemodialyse patiënten als een gezonde controle groep krijgt twee maal daags één capsule Lebenin. Dit probioticum bevat Bifidobacterium infantis, Lactobacillus acidophilus en Enterococcus faecalis. Hierbij werd opgemerkt dat de concentratie van indoxyl sulfaat in de stoelgang bij de uremische patiënten significant (p<0,05) gedaald was na 4 weken toediening van het probioticum. Hetzelfde werd vastgesteld voor de concentratie in het bloed. Er werd ook gekeken naar de soorten en aantallen bacterïen in de stoelgang. Voor de toediening van het probioticum was de concentratie van onderzochte bacteriën bij uremische patïenten in vergelijking met de controle groep als volgt: gestegen Escherichia coli ( aeroob ), gestegen Klebsiella spp. ( aeroob ), gedaalde bifidobacteriën ( anaeroob ) en gestegen Clostridum perfringens ( anaeroob ). Na toediening van het probioticum daalde het aantal E. coli’s, Klebsiella spp. en C. perfringens en steeg het aantal bifidobacteriën. Eerder in de literatuurstudie is aangetoond dat E. coli tryptofaan kan omzetten naar indol. Klebsiella en C. perfringens zijn potentiële pathogene bacteriën. Deze studie toont dus aan dat het toedienen van een probioticum de concentratie van indoxyl sulfaat doet dalen in het bloed en de stoelgang door de bacteriële flora te corrigeren. 18 De definitie van prebioticum is de volgende: “Een prebioticum is een niet-verteerbaar voedselingrediënt dat de gastheer gunstig beïnvloedt door selectief groei en/of activiteit van één of een gelimiteerd aantal bacteriën in het colon te stimuleren en zo de gezondheid van de gastheer gunstig te beïnvloeden” (Figueroa-Gonz´alez et al., 2011). In 1993 onderzocht Ito et al. het effect van een prebioticum, transgalactosylated dissacharide, op de fecale concentratie van indoxyl sulfaat en enkele bacteriën. Hierbij wordt het prebioticum voor 6 dagen toegediend aan gezonde individuen. Het prebioticum veroorzaakt een significante daling van indoxyl sulfaat in de stoelgang. Hiernaast wordt ook het volgende opgemerkt: gestegen bifidobacteriën, gestegen lactobacillen en gedaalde Bacteroidaceae (Ito et al., 1993). Bacteroidacea hebben het vermogen om tryptofaan om te zetten tot indol (Demoss en Moser, 1969; Evenepoel et al., 2009; Niwa, 2010; Meijers en Evenepoel, 2011; Meyer en Hostetter, 2012). 6.3. ORALE ABSORBERENDE STOF: AST-120 Een andere benadering in de preventie van de vorming van indoxyl sulfaat is de orale absorberende stof AST-120. In 1997 bewijst de onderzoeksgroep Niwa et al. het gunstig effect van AST120. Ze doen dit aan de hand van een experiment met patiënten met chronisch nierfalen. Een eerste groep krijgt het middel AST-120 (merknaam Kremezin) aan 6 g/dag voor 6 maanden. Een andere groep dient als controle en krijgt geen AST-120. Er werd opgemerkt dat er een significant verschil was in serum indoxyl sulfaat concentratie tussen de twee groepen. De groep die AST-120 kreeg, had een lagere concentratie. Ook was de urinaire excretie van indoxyl sulfaat significant lager in de behandelde groep. Als laatste bevinding werd er vastgesteld dat de serum creatinine concentratie gedaald was in de groep die AST-120 kreeg en dit het sterkst bij de patiënten met een gedaalde urinaire excretie van indoxyl sulfaat. In andere woorden: patiënten met een sterk gedaalde urinaire excretie van indoxyl sulfaat hebben een vertraagde progressie van chronisch nierlijden (Niwa et al., 1997 ). Schulman et al. (2006) stellen dat het mechanisme van AST-120 nog niet bekend is. Volgens deze onderzoekers is een van de mogelijkheden dat AST-120 indol bindt in de darm. Ze hebben wel net als Niwa et al. (1997) kunnen bewijzen dat de serum indoxyl sulfaat concentratie daalt bij toediening van AST-120. 19 Bespreking Na het overlopen van de literatuur is het duidelijk dat indoxyl van belang is in de progressie van chronisch nierlijden. Verschillende proeven, zoals die van Niwa et al. in 1994, zijn in vivo uitgevoerd. Ze gebruiken hierbij twee groepen ratten: een behandelde groep en een controle groep. Andere proeven om de nefrotoxiciteit aan te tonen zijn in vitro uitgevoerd. Shimizu et al. voert zo’n experiment uit in 2012 waarbij proximale tubuluscellen van mensen en ratten onderzocht worden. De nefrotoxiciteit van indoxyl sulfaat en welke mechanismen hiervoor verantwoordelijk zijn, zijn goed onderzocht door verschillende onderzoeksgroepen. Er is al vroeg in de literatuur bewijs van het belang van indoxyl sulfaat in de progressie van nierlijden en tot op heden wordt er nog onderzoek naar uitgevoerd. Wat er echter ontbreekt in de literatuur is het belang van indoxyl sulfaat als oorzaak van chronisch nierlijden. In de uitgevoerde experimenten wordt er telkens vertrokken van uremische patiënten, met andere woorden patiënten die al chronisch nierlijden hebben. Het zou eventueel mogelijk zijn dat er in bepaalde situaties een verhoogde hoeveelheid indoxyl sulfaat bloed concentratie bekomen wordt bij gezonde patiënten. Die zou kunnen leiden tot tubulaire celschade via de gekende mechanismen. Dit zou een andere denkpiste zijn om verder onderzoek op uit te voeren. Deze masterproef zou moeten gaan over indoxyl sulfaat en chronisch nierlijden bij oude honden. Echter in de literatuur is niets te vinden over de uremische retentiemolecule bij honden. De literatuur die hier voor de masterproef gebruikt is, is ofwel afkomstig van de humane ofwel vekregen via proeven bij ratten. In welke mate kan de informatie van de humane geëxtrapoleerd worden naar de hond ? Bijvoorbeeld Evenepoel et al. (2009) stelt dat er een verhoogde vorming van indol in de darm verkregen wordt door een gedaalde opname van fruit en groeten. In het dieet van honden is fruit niet standaard aanwezig. Het lijkt me echter wel onwaarschijnlijk dat indoxyl sulfaat geen belang heeft bij de hond. Daarom zou verder onderzoek hier nog op zijn plaats zijn. Indien er dan meer onderzoek uitgevoerd wordt over indoxyl sulfaat bij honden, is het ook wenselijk om de nierdiëten van de grote firma’s te onderzoeken. Het nierdieet van Hill’s (k/d® Canine Renal Health) houdt rekening met proteïne restrictie, maar houdt momenteel nog geen rekening om bepaalde eiwitten (Bevoorbeeld eiwitten die eerder arm zijn aan het aminozuur tryptofaan ) meer te beperken. Wanneer je tryptofaan meer zou beperken dan andere aminozuren, moet je natuurlijk ook rekening houden met het feit dat het een essentieel aminozuur is. Tryptofaan kan niet de novo gesynthetiseerd worden in het lichaam waardoor er afhankelijkheid is van de voeding. In de literatuur zijn er tegenstrijdige artikels omtrent de orale absorberende stof AST-120 te vinden. In Japan in het al geregistreerd voor de behandeling van chronisch nierlijden. Niwa et al. (1997) en Schulman et al. (2006) stellen dat AST-120 wel een gedaalde indoxyl sulfaat serum concentratie veroorzaakt. Echter in een fase III onderzoek uitgevoerd in de US is er geen verschil in de progressie van chronisch nierlijden tussen de toediening van een placebo en AST-120 (Schulman et al., 2012). De 20 auteurs stellen dat de meegaandheid een grote invloed had op het onderzoek. Het product zou namelijk verantwoordelijk zijn voor onaangename neveneffecten zoals constipatie en andere gastro-intestinale klachten, waardoor de patiënten in het onderzoek minder gewillig deelnamen aan het onderzoek. Indoxyl sulfaat is een interessante metaboliet waarover al veel informatie te vinden is, maar waar er zeker nog ruimte is om verder onderzoek op te doen. FIGUUR 7 INDOXYL SULFAAT Uit Niwa, 2010 21 Referentielijst Adijiang A., Goto S., Uramoto S., Nishijima F., Niwa T. (2008) Indoxyl sulphate promotes aortic calcification with expression of osteoblast-specific proteins in hypertensive rats. Nephrol dial transplant, 23, 1892 – 1901 Bammens B., Verbeke K., Vanrenterghem Y., Evenepoel P. (2003). Evidence for impaired assimilation of protein in chronic renal failure. Kidney international, 64, 2196 – 2203 Banoglu E, King R.S. (2002). Sulfation of indoxyl by human and rat aryl (phenol) sulfotransferases to form indoxyl sulfate. Eur J Drug Metab Pharmacokinet, 27(2), 135 – 140 Banoglu E., JHA G.G., King S.R. (2001). Hepatic microsomal metabolism of indole to indoxyl, a precursor of indoxyl sulfate. Eur J Drug Metab Pharmacokinet, 26, 235 – 240 Brown S.A. (2007). Management of chronic kidney disease. In: Elliott J and Grauer G.F. (Editors) BSAVA Manual of Canine and Feline Nephrology and Urology, 2de editie. Gloucester, England: British Small Animal Veterinary Association, pp. 223–230. Cha S.H., Sekine T., Fukushima J.I., Kanai Y., Kobayashi Y., Goya T., Endou H. (2001). Identification and characterization of human organic anion transporter 3 expressing predominantly in the kidney. Mol. Pharmacol. 59, 1277–1286. Chew D.J., DiBartola S.P., Schenck P.A. (2011). Chronic renal failure. In: Canine and Feline Nephrology and Urology, 2de editie, Elsevier Saunders, Missouri, p 145 – 196 Deguchi T., Ohtsuki S., Otagiri M., Takanaga H., Asaba H., Mori S., Terasaki T. (2002). Major role of organic anion transporter 3 in the transport of indoxyl sulfate in the kidney. Kidney international. 61, 1760 – 1768 DeMoss R.D., Moser K. (1969) Tryptophanase in diverse bacterial species. Journal of bacteriology, 98, 167 – 171 Dolecek TA., Olson MB., Caggiula AW., Dwyer JT., Milas NC., Gillis BP., Arlene MS., Hartman JA., Dichiro JT. (1995). Registered dietitian time requirements in the modification of diet in renal disease study. J Am Diet Assoc, 95(11),1307–12 Dou L., Bertrand E., Cerini C., Faure V., Sampol J., Vanholder R., Berland Y., Brunet P. (2004) The uremic solutes p-cresol and indoxyl sulfate inhibit endothelial proliferation and wound repair. Kidney international, 65, 442 – 451 Eddy A.A., Giachelli C.M., Mcculloch L., Liu E. (1995) Renal expression of genes that promote interstitial inflammation and fibrosis in rats with protein-overload proteinuria. Kidney international. 47. 1546 – 1557 Enomoto A., Takeda M., Taki K., Takayama F., Noshiro R., Niwa T., Endou H. (2003). Interactions of human organic anion as well as cation transporters with indoxyl sulfate. European journal of pharmacology, 466, 13 – 20 22 Enomoto A., Takeda M., Tojo A., Sekine T., Ho cha S., Khamdang S., Takayama F., Aoyama I., Nakamura S., Endou H., Niwa T. (2002). Role of organic anion transporters in the tubular transport of indoxyl sulfate and the induction of its nephrotoxicity. J Am Soc Nephrol, 13, 1711 – 1720 Evenepoel P., Meijers B.K.I., Bammens B.R.M., Verbeke K. (2009). Uremic toxins originating from colonic microbial metabolism. Kidney International, 76, S12 – S19 Figueroa-González I., Quijano G., Ramirez G., Cruz-Guerrero A. (2011). Probiotics an prebiotics – perspectives and challenges. Journal of the Science of Food and Agriculture, 91, 1341-1348. Finco D.R., Brown S.A., Brown C.A., Crowell W.A., Cooper T.A., Barsanti J.A. (1999). Progression of chronic renal disease in the dog. J Vet Intern Med, 13, 516 – 528 Fukui M., Nakamura T., Ebihara I., Nagaoka I., Tomino Y., Koide H. (1993) Low-protein diet attenuates increased gene expression of platelet-derived growth factor and transforming growth factor-beta in experimental glomerular sclerosis. J lab clin med, 121(2), 224 – 34 Ghuman J., Zunszain P.A., Petitpas I., Bhattacharya A.A., Otagiri M., and Curry S. (2005) Structural basis of the drug-binding specificity of human serum albumin. J Mol Biol 353:38–52. Grauer G.F. (2005). Canine glomerulonephritis: new toughts on proteinuria and treatment. Journal of small animal practice, 46, 469 – 478 Grauer G.F., Greco D.S., Getzy D.M., Cowgill L.D., Vaden S.L., Chew D.J., Polzin D.J., Barsanti J.A. (2000). Effects of enalapril versus placebo as treatment for canine idiopathic glomerulonephritis. J Vet Intern Med, 14, 526 – 533 Harris R.C., Neilson E.G. (2006). Toward a unified theory of renal progression. Annual review of medicine, 57, 365 – 380 Hosoyamada M., Sekine T., Kanai Y., Endou H. (1999). Molecular cloning and functional expression of a multispecific organic anion transporter from human kidney. Am. J. Physiol. 276, 122 – 128. Ito M., Kimura M., Deguchi Y., Miyamori-Watabe A., Yajima T., Kan T. (1993). Effects of transgalactosylated dissacharides on the human intestinal microflora and their metabolism. J Nutr Sci Vitaminol, 39, 279 – 288 Kalantar-Zadeh K., Kopple J.D., Deepak S., Block D., Block G. (2002). Food intake characteristics of hemodialysis patients as obtained by food frequency questionnaire. Journal of renal nutrition, 12, 17 – 31 McGrotty Y. (2008). Diagnosis and management of chronic kidney disease in dogs and cats. In Practice, 30, 502 – 507 Meijers B.K.I. en Evenepoel P. (2011). The gut kidney axis: indoxyl sulfate, p-Cresyl sulfate and CKD progression. Nephrology dialysis transplantation, 26, 759 – 761 Meijers BK, De Loor H, Bammens B, Verbeke K, Vanrenterghem Y, and Evenepoel P (2009). PCresyl sulfate and indoxyl sulfate in hemodialysis patients. Clin J Am Soc Nephrol 4,1932 – 1938. 23 Miyazaki T., Ise M., Hirata M., Endo K., Ito Y., Seo H., Niwa T. (1997) Indoxyl sulfate stimulates renal synthesis of transforming growth factor-ß1 and progression of renal failure. Kidney international. 52, S211 – S214 Motojima M., Hosokawa A., Yamato H., Muraki T., Yoshioka T. (2003). Uremic toxins of organic anions upregulate PAI-1 expression by induction of NFκB and free radical in proximal tubular cells. Kidney international. 63. 1671 – 1680 Mruk D.D., Silvestrini B., Mo M., Yan Cheng C. (2002). Antioxidant superoxide dismutase – a review: its function, regulation in the testis, and role in male fertility. Contraception. 65. 305 – 311 Nahas A.M.E. (1996). Glomerulosclerosis: intrinsic and extrinsic pathways. Nephrol Dial Transplant, 11, 773 – 777 Nii-Kono T., Iwasaki Y., Uchida M., Fujieda A., Hosokawa A., Motojima M., Yamato H., Kurokawa K., Fukagawa M. (2007). Indoxyl sulfate induces skeletal resistance to parathyroid hormone in cultured osteoblastic cells. Kidney international, 71, 738 – 743 Niwa T. (2010). Uremic toxicity of indoxyl sulfate. Nagoya journal of medical science. 72, 1 – 11 Niwa T., Ise M., Miyazaki T. (1994) Progression of glomerular sclerosis in experimental uremic rats by administration of indole, a precursor of indoxyl sulfate. Am J Nephrol. 14, 207 – 212 Niwa T., Nomura T., Sugiyama S., Miyazaki T., Tsukushi S., Tsutsui S. (1997). The protein metabolite hypothesis, a model for the progression of renal failure: An oral absorbent lowers indoxyl sulfate levels in undialyzed uremic patients. Kidney international, 52(62), S23 – S28 O’Neill D.G., Elliott J., Church D.B., Mcgreevy P.D., Thomson P.C., Bordbelt D.C. (2013). Chronic kidney disease in dogs in UK veterinary practices: prevalence, risk factors and survival. J Vet Intern Med 27, 814-821 Oufir L.EL., Flourié B., Bruley des Varannes S., Barry J.L., Cloarec D., Bornet F., Galmiche J.P. (1996) Gut, 38, 870 – 877 Owada S, Goto S, Bannai K, Hayashi H, Nishijima F, Niwa T. Indoxyl sulfate reduces superoxide scavenging activity in the kidneys of normal and uremic rats. Am J Nephrol, 2008; 28: 446–454 Patel K.P., Luo F.J.G., Plummer N.S., Hostetter T.H., Meyer T.W. (2012). The production of pCresol sulfate and Indoxyl sulfate in vegetarians versus omnivores. Clin J Am Soc Nephrol, 7, 982 – 988 Polzin D.J. (2011). Chronic kidney disease. In: Bartges J. en Polzin D.J. (Editors) Nephrology and urology of small animals, Blackwell Publishing Ltd, West sussex UK, p 433 – 471 Pomeroy M.J., Robertson J.L. (2004). The relationship of age, sex and glomerular location to the development of spontaneous lesions in the canine kidney: analysis of a life-span study. Toxicologic pathology. 32, 237 – 242 Rerolle JP., Hertig A., Nguyen G., Sraer JD., Rondeau E.P. (2000). Plasminogen activator inhibitor type 1 is a potential target in renal fibrogenesis. Kidney international. 58. 1841 – 1850 24 Robertson J. (2001). The kidney in the aging dog. In: Pathobiology of the Aging Dog (U. Mohr, ed.), pp. 1–43. Iowa State University Press. Bron: Pomeroy M.J., Robertson J.L. ( 2004 ) The relationship of age, sex and glomerular location to the development of spontaneous lesions in the canine kidney: analysis of a life-span study. Toxicologic pathology. 32, 237 – 242 Rossi M., Campbell KL., Johnson DW. (2013). Indoxyl sulphate and p-cresyl sulphate: therapeutically modifiable nephrovascular toxins. OA Nephrology, Jul 01, 1(2):13 Sakai T., Takadate A., Otagiri M. (1995) Characterization of binding site of uremic toxins on human serum albumin. Biol Pharm Bull 18,1755 – 1761. Schulman G., Berl T., Beck GJ. (2012). EPPIC (evaluating prevention of progression in chronic kidney disease): results from 2 fase III, randomized, placebo-controlled, double blind trials of AST120 in adults with CKD. ASN, A:PO1106 Sekura R.D., Jakoby W.B. (1979). Phenol sulfotransferase. The journal of biological chemistry, 254(13), 5658 – 5663 Shimizu H., Bolati D., Adijiang A., Enomoto A., Nishijima F., Dateki M., Niwa T. (2010) Senescence and dysfunction of proximal tubular cells are associated with activated p53 expression by indoxyl sulfate. Am J Physiol Cell Physiol. 299. 1110 – 1117 Shimizu H., Bolati D., Higashiyama Y., Nishijima F., Shimizu K., Niwa T. (2012) Indoxyl sulfate upregulates renal expression of MCP-1 via production of ROS and activation of NFκB, p53, ERK and JKN in proximal tubular cells. Life sciences. 90. 525 – 530 Smets P.M., Meyer E., Maddens BE., Duchateau L., Daminet S. (2010). Urinary markers in healthy young and aged dogs and dogs with chronic kidney disease. J Vet Intern Med 24, 65–72 Tabbers MM. en Benninga MA. (2007). Toepassing van probiotische lactobacillen bij kinderen met gastro-intestinale klachten: nog weinig evidence. Ned Tijdschrift Geneeskunde, 151, 2198 – 2202 Takayama F., Taki K., Niwa T. (2003) Bifidobacterium in gastro-resistant seamless capsule reduces serum levels of indoxyl sulfate in patients in hemodialysis. American Journal of Kidney Disease, 41, S142 – S145 Taki K., Nakamura S., Miglinas M., Enomoto A., Niwa T. (2006). Accumulation of indoxyl sulfate in OAT1/3-positive tubular cells in kidneys of patients with chronic renal failure. J Ren Nutr, 16: 199– 203. Vanholder R., De Smet R., Glorieux G., Argilés A., Baurmeister U., Brunet P., et al. (2003). Review on uremic toxins: classification, concentration and interindividual variability. Kidney international, 63, 1934 – 1943 Vanhoutte T., Huys G., De Brandt E., Fahey Jr.G.C., Swings J. (2005). Molecular monitoring and characterization of the faecal microbiota of healthy dogs during fructan supplementation. FEMS Microbiology Letters, 249, 65 – 71 25 Viaene L., Annaert P., de Loor H., Poesen R., Evenepoel P., Meijers B. (2013). Albumin is the main plasma binding protein for indoxyl sulfate and p-cresyl sulfate. Biopharm drug dispos, 34, 165 – 175 Windey K., De Preter V., Verbeke K. (2012). Relevance of protein fermentation to gut health. Mol. Nutr. Food Res, 56, 184 – 196 Youhua L. (2004). Epithelial to mesenchymal transition in renal fibrogenesis: pathologic significance, molecular mechanism and therapeutic intervention. J Am Soc Nephrol, 15, 1 – 12 Youhua L. (2006). Renal fibrosis: new insights into the pathogenesis and therapeutics. Kidney international, 69, 213 – 217 26
© Copyright 2024 ExpyDoc